Ga direct naar de content

Export en economische structuur

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 19 1986

Export en economische
structuur
W.G. Zeylstra snijdt in ESB van 22
januari 1986 de kwestie aan van de
(vermeende) zwakte van de Nederlandse exportstructuur. Met is om de
beginnen goed om er op te wijzen, dat
dit geluid bepaald niet nieuw is. Integendeel, in de hele naoorlogse periode
is daarover negatief geoordeeld. Een
oordeel dat altijd gebaseerd was op het
relatief geringe aandeel van industrieprodukten c.q. kapitaalgoederen in het
Nederlandse export- en produktiepakket.
Ook Zeylstra trekt op grand hiervan
zijn sombere conclusies. De vraag
dringt zich dan op of men nooit van
comparatieve kostenvoordelen heeft
gehoord, dat het nu eenmaal voor ons
land gunstiger ligt om relatief meer
agrarische produkten, zoals zuivel- en
sierteeltprodukten, te exporteren. De
vergelijking in dit verband, met de uitvoerstructuur van de ontwikkelingslanden, met hun monoculturen is natuurlijk geheel misplaatst.
Het beste bewijs dat het met dat exportpakket best meevalt is het feit dat
208

de Nederlandse uitvoer het de gehele
naoorlogse periode uitstekend heeft
gedaan, althans tot in het begin van de
jaren zeventig. Maar dat laatste had
zijn geheel eigen oorzaak in de sterke
waardestijging van de gulden, waardoor de concurrentiepositie van het
Nederlandse bedrijfsleven ernstig
werd aangetast. Dit had onder meer tot
gevolg, dat (om het voorbeeld van
Zeylstra aan te houden) de Nederlandse uitvoer van industrieprodukten naar
de ontwikkelingslanden in de periode
1973-1983 15 a 20% in groei is achtergebleven bij die van de overeenkomstige Westeuropese export. Opvallend is echter, dat de betrokken ontwikkeling van onze uitvoer van voedingsmiddelen en landbouwprodukten
sterker is toegenomen en ook gelijke
tred heeft weten te houden met de corresponderende Westeuropese uitvoer.
Van een grotere kwetsbaarheid en
conjunctuurgevoeligheid,
waarvoor
Zeylstra meent te moeten waarschuwen, blijkt althans uit deze gegevens
niets. Nu wil niet gezegd zijn dat hier-

mee het tegendeel is bewezen. Het
gaat er hier om duidelijk te maken dat
de opvatting dat Nederland industrieel
te weinig ontwikkeld is, te gemakkelijk
wordt geaccepteerd. Op dit terrein
past vooral voor de overheid een grote
bescheidenheid. ‘High-tech’ is niet
alleen-zaligmakend en geldt niet alleen voor de industrie! Daarom heb ik
sympathie voor de terughoudende
opstelling van staatssecretaris Bolkestein, waartegen Zeylstra in zijn artikel fulmineert.
F.J. Clavaux

Auteur