B.M.S. van Praag
De begroting
moet kloppen
Onlangs werd in het Nederlandse wereldje van economen en politic! weer een
happening gehouden, georganiseerd door
de Stichting Rotterdamse Monetaire Studies. Men kan van deze Stichting, en speciaal haar voorzitter, collega Bomhoff, niet
zeggen dat ze beschikt over weinig fantasie
of over weinig lef. Onbekommerd over de
vraag of de boodschap wel recu is, wordt
een guru, prof. James Buchan, regelrecht
uit Amerika overgevlogen en in Hilton
Rotterdam aan een gezelschap van leden en
oud-leden van het kabinet, industrielen en
universitaire deskundologen (men raadplege De Telegraaf voor wie er waren) uit te
leggen dat de staatsbegroting moet sluiten
en niet als regel een tekort moet vertonen.
De stemming aan het diner kan nog zo
mooi zijn geweest, maar ik neem toch aan
dat een aantal aanwezigen heeft gelachen
als een boer met kiespijn, of aithans iets
minder overtuigd is geraakt van hun keynesiaanse gelijk. Zijn wij niet alien opgevoed met de keynesiaanse leer van het heilzame begrotingstekort en kan zelfs niet elk
Nederlands schoolkind, midden in de
nacht wakker gemaakt, nu uitleggen waarom Colijn zo’n sufferd was. Het is heel tragisch als het allemaal fout zou zijn. Om
verscheidene redenen lijkt het dan ook een
gelukkige keuze om de Amsterdamse socioloog, politicoloog en psychotherapeut De
Swaan de gelegenheid te geven in ,,voortreffelijk Engels”, zoalsDe Telegraaf ons
meldt, uit te leggen aan de econoom Buchanan waarom hij toch echt fout zat, zodat de disgenoten weer rustig konden gaan
slapen. Als het stukje van De Swaan in
NRCHandelsbladvan 19dezereengetrouwe weergave is van zijn bijdrage aan de discussie, blijf ik toch met twijfels zitten. Begrijpt Buchanan er echt niets van of is hij
het jongetje dat zegt dat de keizer echt geen
kleren aan heeft?
In wezen is elke staat te beschouwen als
een vereniging. Burgers hebben ingezien
dat zij gemeenschappelijke behoeften hebben (defensie, wegen, onderwijs enz.) die
beter kunnen worden gerealiseerd, d.w.z.
met grote schaalvoordelen, als men besluit
deze behoefte te bevredigen via de collectieve produktie. De primaire bestaansreden voor de staat zijn de potentiele schaalESB 30-1-1985
voordelen voor de burgers. Hoewel
staatsstructuren de neiging hebben te fossiliseren, zijn er ook vele voorbeelden van
fusies van staten en secessies (bij voorbeeld
Nederland van Spanje) die bijna alle op gemeenschappelijkheid c.q. tegenstellingen
van de belangen zijn terug te voeren.
De moderne staat is een complex gebeuren, en daarom bekijken we een voetbalclub om de betekenis van het begrotingstekort te demonstreren. Een voetbalclub
heeft uitgaven aan personeel, het clubhuis,
de velden enz. en ze bekostigt dit uit contributies, die eventueel inkomensafhankelijk
zijn. Indien bij zo’n club de uitgaven de
contributie-ontvangsten overtreffen, is er
een aantal mogelijkheden: het tekort is tijdelijk en valt weg tegen toekomstige overschotten of het tekort dreigt permanent te
worden. Deze laatste situatie bekijken we
eerst.
Men verlaagt de uitgaven of verhoogt de
contributie. Als geen van beide oplossingen wordt gekozen, is er sprake van een
schizofrene situatie. Men wil de vruchten,
maar er niet voor betalen. Meestal komt
dit omdat de meerderheid van stemmen in
de ledenvergadering niet de meerderheid
van de contributie oplevert. Dan zijn er
twee andere mogelijkheden. Men sluit een
lening, die het toekomstige budget bezwaart met rentelasten, en is het tekort
jaarlijks weerkerend dan leidt het cumuleren van de schulden ertoe dat een steeds
stijgende rentelast ontstaat, terwijl de vereniging afglijdt naar de status van dubieuze
debiteur. De derde mogelijkheid is om personeel en leveranciers te gaan betalen met
consumptiebonnen van het clubhuis.
Wordt de aanvoer van chocoladerepen, cano’s, sprits en cola niet proportioned opgevoerd, en dat zou tot grotere tekorten
aanleiding geven, dan leidt dit of wel tot
nee-verkopen in het clubhuis of het verstrekken van kleinere chocoladerepen, cano’s sprits en cola niet proportioneel opgevoerd, en dat zou tot grotere tekorten aanleiding geven, dan leidt dit ofwel tot neenverkopen in het clubhuis of het verstrekken
van kleinere chocoladerepen, cano’s enz.
dan tevoren tegen dezelfde bonnen. Kortom geldinflatie op het clubhuis! Deze
laatste methode wordt niet geapprecieerd
door de clubleden, terwijl de waardedaling
van ons betaalmiddel bij leveranciers weinig populair is.
De vertaling naar het niveau van de staat
is duidelijk. Indien belastingverhoging niet
strookt met de preferenties van de burgers
en inflatie via monetaire politick wordt uitgesloten, vormt ook een continue vergroting van de staatss’chuld als gevolg van cumulerende tekorten geen oplossing.
Hoe komt het dan dat keynesiaanse begrotingspolitiek ons altijd zo aantrekkelijk
leek? In eerste instantie was die politiek
niet als structured maar als conjunctureel
bedoeld, waarbij het saldo zou fluctueren.
In tweede instantie was het leerboekmodel
geformuleerd als een statisch model, waarbij consequent geen rekening werd gehouden met de dynamische implicatie dat een
begrotingstekort van x% van het nationaal
inkomen Y de staatsschuld vergroot met
x. Y en dus de rentelast met pxY, waarbij p
de rente is. En wordt de operatic herhaald,
dan is het niet moeilijk uit te rekenen in
welk jaar onze huidige staatsuitgaven of
zelfs ons hele nationale inkomen aan rentebetalingen opgaat. Kortom, het keynesiaanse simpele model is statisch en dus
onaf.
Een en ander neemt niet weg dat de
staat, net zo als elk rechtspersoon, schulden kan hebben, hetzij van kortlopende
dan wel langlopende aard. Een van de centrale variabelen voor de evaluatie van de
begrotingspolitiek is echter niet het
begrotings- of financieringstekort. Dat is
een stroomvariabele, het saldo van de exploitatierekening. De strategische variabele is de stand van de staatsschuld S en haar
relatie tot het nationale inkomen Y, alsmede de rentelast daarop. De breuk S/Y dient
constant te blijven (bij constante rente) en
dat impliceert bij constante Y een constante staatsschuld S en dus ook een begrotingstekort van nul. Het lijkt van psychologisch belang dat de publieke opinie de begroting niet langer alleen beoordeelt naar
haar saldo, maar naar haar invloed op het
profiel van de toekomstige staatsschuld en
rentelasten. Dit is niet langer stof voor een
incidenteel artikel op de financiele pagina
maar voor het hoofdartikel.
Terug naar Buchanan. In de Verenigde
Staten was de gladlopende begroting een
verkiezingsbelofte van Reagan in 1980. Dit
geeft aan – want de Amerikanen zijn niet
gek, ook al wordt dit hier te lande soms gesuggereerd — dat serieuze lieden aldaar de
these bespreekbaar achten. Er is in de VS
de laatste vier jaar niets van terechtgekomen. Dat is zeer onrustbarend. Het idee
blijft echter verstandig, willen de Westerse
landen aithans niet in Zuidamerikaanse situaties vervallen.
103