Compensatie-orders – een lege huls?
E.P.A. VAN ALPHEN – P.W. VAN OOIJEN*
Als klant van het bedrijfsleven heeft de overheid allerlei mogelijkheden om de economie te
beinvloeden. De macro-economie heeft traditioneel veel aandacht gegeven aan de kwantitatieve
aspecten van de consumptie en investeringen van de overheid. Maar recent is ook gewezen op de
mogelijkheid om de economische structuur te verbeteren door middel van het stellen van kwalitatieve
eisen aan de toeleveranciers van de collectieve sector. Enige ervaring met dergelijk beleid bestaat op
het gebied van militaire aanschaffingen. Bij de plaatsing van leveringsopdrachten voor militair
materieel in het buitenland wordt in de regel bedongen dat Nederlandse bedrijven bij de opdracht
worden ingeschakeld of dat tegenorders voor produkten op vergelijkbaar technologisch niveau bij
Nederlandse bedrijven worden geplaatst. In dit artikel worden de voor- en nadelen van dergelijke
compensatie-orders besproken en toegelicht aan de hand van de gang van zaken met de compensatieopdrachten die samenhangen met de aanschaf van de Leopard-2-tank. In dat voorbeeld blijken de
resultaten van de compensatie-overeenkomsten schril af te steken bij de verwachtingen. Als
belangrijkste remedie noemen de auteurs het verbeteren van de coordinate tussen de betrokken
departementen en bedrijven. Ook een scherpere formulering van de criteria voor wat als compensatieorder wordt aangemerkt, zal het profijt van defensie-opdrachten voor de Nederlandse Industrie
kunnen vergroten.
Inleiding
Het overheidsaanschaffingsbeleid is er op gericht om in de behoeften van de overheid aan goederen, werken en diensten op
een zo doelmatig mogelijke wijze te voorzien 1). Gezien de omvang van haar aanschaffingen (zie label 1) is de overheid een belangrijke afnemer van het bedrijfsleven. Via haar aanschaffingen kan de overheid het bedrijfsleven in aanzienlijke mate stimuleren. Het overheidsaanschaffingsbeleid heeft daarom als nevendoelstelling de innovatie in het Nederlandse bedrijfsleven te
bevorderen 2), die immers noodzakelijk wordt geacht om het
welvaartspeil op de lange termijn te kunnen handhaven op ten
minste het huidige niveau 3).
Een deel van de overheidsaanschaffingen wordt in het buitenland gedaan 4). Niet alle produkten waaraan de overheid behoefte heeft zijn in Nederland verkrijgbaar of de combinatie
prijs, kwaliteit, levertijd en levensduur van de aanbiedingen uit
het buitenland wordt door de inkopende instantie gunstiger beoordeeld dan die van de Nederlandse aanbiedingen. De overheidsimport heeft uiteraard geen positieve gevolgen voor de binnenlandse werkgelegenheid en ook de potentiele stirnulans tot
innovatie van het bedrijfsleven blijft uit. Bovendien ontgaat de
overheid de belasting op de winst die de leverancier op de transactie boekt.
Door het bedingen van compensatie is het echter mogelijk de
nadelen van aankoop in het buitenland op sociaal-economisch
gebied te verminderen c.q. vermijden zonder de voordelen op te
geven. Onder compensatie wordt verstaan de vereffening van de
geldstroom naar het buitenland die door de overheid in een overlegsituatie met de gegadigde buitenlandse leveranciers is vastgelegd in een of een aantal aan de buitenlandse levering gekoppelde
contracten met betrekking tot tegenorders voor Nederlandse ondernemingen. Naast de directe economische voordelen kan een
bijkomend voordeel van compensatie zijn dat nieuwe marktgebieden voor het Nederlandse bedrijfsleven worden opengelegd.
Tegenorders leiden bovendien tot vermindering van het betalingsbalansdeel dat door aanschaffing in het buitenland ontstaat. Men kan van mening verschillen over de relevantie van dit
argument bij de huidige overschotten op de betalingsbalans.
In dit artikel wordt uiteengezet hoe compensatie-overeenkomsten in verband met overheidsaankopen in het buitenland kunnen bijdragen aan de realisering van de sociaal-economische
doelstellingen. Een en ander wordt toegelicht aan de hand van de
uitvoering van de compensatie-orders die zijn bedongen bij de
aankoop van tanks van het type Leopard 2 voor het Nederlandse
leger. Uit dat voorbeeld blijkt hoe moeilijk het is om de theoretische effecten van compensatie ook te realiseren. In de conclusie
worden enkele aanbevelingen gedaan om meer profijt te trekken
van compensatie voor overheidsaanschaffingen in het buitenland.
* De auteurs studeren bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam en hebben — in samenwerking met A.E. Huyssen van Kattendijke — gedurende bijna 1 jaar een onderzoek verricht naar de overheidsaanschaffing van de Leopard 2 en de sociaal-economische gevolgen van
de compensatieregeling die daarbij tot stand is gekomen. Deze studie
werd uitgevoerd onder supervisie van de professoren dr. P.A. Moerman
en mr. W.J. Slagter en had als doelstelling ,,het leveren van een bijdrage
aan de verdere formulering van het beleid bij overheid en Industrie om de
optimale inschakeling van de Nederlandse Industrie bij overheidsopdrachten/aankopen te bereiken”. Onlangs hebben de auteurs hun eindrapport De Leopard 2 — een overheidsaanschaffing gepub\’\ceerd. Het
onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Industriele Stuurgroep
Gevechtstank voor de jaren ’80. Genoemd rapport is op aanvraag verkrijgbaar bij mej. M.J. Francken, Eindhovenseweg 120, Geldrop, tel.
(040) 143056.
1) Nota Aanschaffingsbeleid en innovatie, Tweede Kamer, zitting
1980-1981, 16 773, nrs. 1-2, biz. 9.
2) Idem, biz. 5: ,,Met het in deze nota ontwikkelde beleid wordt beoogd
de overheidsaanschaffingen (mede) te benutten voor de bevordering van
technologische innovatie bij het bedrijfsleven. Deze nota behandelt de
mogelijkheden en beperkingen van een overheidsaanschaffingsbeleid gericht op de bevordering van innovatie.” en Adviescommissie inzake de
voortgang van het industriebeleid, Verslag van werkzaamheden, januarijuni 1982, biz. 23: ,,Een belangrijke mogelijkheid tot vernieuwing van
het industrieel potentieel wordt geboden door het aankoopbeleid van zowel overheid als grotere bedrijven”. Overigens kunnen ook doelstellingen op het gebied van b.v. energie en milieu worden nagestreefd met het
overheidsaanschaffingsbeleid.
3) Getuige b.v. prof. W.C.L. Zegveld, voorzitter van het Project Technologiebeleid: ,,Het inzicht dat Nederland bij het realiseren van zijn
sociaal-economische doelstellingen is aangewezen op het vervaardigen
van produkten en diensten met een hoge kennisinhoud, en dat moderne
technologic daarbij een belangrijke rol speelt, is nog onvoldoende bij het
grote publiek doorgedrongen” (Interview in Intermediair, jg. 7, 17 februari 1984, biz. 21).
4) Hierover ontbreekt volledig cijfermateriaal. O.a. de PTT, Rijkswaterstaat en de Ministeries van Defensie en Financien houden hierover wel
gegevens bij.
598
i
Tabel I. Materiele consumptieve bestedingen van de overheid en de sociale-verzekeringsinstellingen, inclusief bruto investeringen in
vasteactiva, werkelijke prijzen in mln. gld. a)
Na revisie
Voor revisie
1970
1975
1977
1977
1978
1979
1980
1981
1982
1 150
1490
770
1 130
760
510
640
1 490
760
1 110
700
510
610
1 580
840
1 310
780
560
710
1 880
900
1460
2220
620
890
570
400
520
2620
1 080
1 520
920
690
910
2850
1 130
1 550
950
710
980
230
430
820
220
4220
230
430
820
310
4 130
230
750
1 230
330
4 110
210
1020
400
1 410
1070
1 720
1 170
550
5010
410
5090
480
1768
160
350
520
170
3330
5330
5370
437
1 150
1450
1450
1630
1640
1720
1830
1 880
5308
9830
12670
12550
14060
15 820
16860
18260
19200
970
1 330
1 520
1 310
5460
260
1090
1 540
1 230
5700
270
1 060
1990
1 170
6330
320
1 160
2000
1 170
6470
340
433
1 460
1 280
5380
250
910
1 930
1 140
180
900
1 330
1280
5230
250
900
1220
6040
340
1 240
5468
8520
8990
9280
9640
9800
10970
11200
10690
10776
18350
21660
21 830
23700
25620
27830
29460
29890
Consumptieve bestedingen van de overheid inclusief sociale verzekering
Vloeibare en vaste brandstoffen, elektriciteit.
gas en water
Bureau- en tekenbehoeften
Onderhoud en schoonhouden gebouwen
Reis- en verblijfkosten; kosten goederenvervoer
Post-, telegraaf- en telefoondiensten
Onderhoud vervoermiddelen en inventaris
Militaire gebouween en weg- en waterbouwkundige werken
Militaire transportmiddelen
Overige militaire uitrusting
Diensten buitenland
Overige goederen en diensten
523
322
519
300
170
230
73
469
284
213
800
610
720
920
1 290
380
990
1460
870
650
840
190
1 400
340
Bijdragen aan tot sector bedrijven gerekende
instellingen zonder winstoogmerk
Totale materiele consumptieve bestedingen
Investeringen in vaste activa van de overheid naar type van activa
Gebouwen (excl. scholen)
Scholen
Grond-, water- en wegenbouwkundige werken
Vervoermiddelen
Overige activa
Totale bruto investeringen in vaste activa
Totale aanschaffingen
468
975
3465
127
5 140
a) \ndenotaAanschaffingsbeleideninnovatieworden – anders dan in de Nationale Rekeningen – ook de aanschaffingen van PTT en Overige staatsbedrijven en (intramurale)
gezondheidszorg tot de overheidaanschaffingen gerekend. De overheidsaanschaffingen bedroegen aldus in 1982 ongeveer f. 42 mrd. (Verslag van net onderzoek naar compensatiehandel, Ministerie van Economische Zaken, 15 februari 1984, biz. 48).
Bron: CBS, Nalionale Rekeningen 1982, Den Haag, 1983, label 25 en 40.
Vormen van compensatie
produktie en anderzijds coproduktie.
Licentieproduktiemetsysteemverantwoordelijkheid. Bij deze
Compensatie kan in twee hoofdvormen – directe en indirecte
vorm van compensatie worden een of meer Nederlandse onder-
compensatie – worden onderverdeeld 5). Bij directe compensa-
nemingen (consortium) verantwoordelijk voor het totale eind-
tie wordt door de Nederlandse industrie meegeproduceerd aan
produkt of een deelsysteem daarvan. Deze verantwoordelijk-
de door de overheid bestelde goederen of diensten. Er ontstaat
een samenwerking, waarbij er een hoofdaannemer is en een of
kan zowel geproduceerd worden voor de Nederlandse als voor
heid vereist een overeenkomstige overdracht van know-how. Indien de overeenkomst met de Nederlandse onderneming(en)
naast de produktie voor de Nederlandse overheidsbehoefte ook
de mogelijkheid bevat zelfstandig te verkopen op de binnenland-
de buitenlandse behoefte. Indirecte compensatie bestaat uit het
se en de exportmarkt, kan deze vorm van compensatie ook op
produceren en leveren van goederen of diensten die geen directe
langere termijn een bijdrage leveren aan verhoging van de afzet.
Bij deze compensatievorm kunnen nieuwe management- en pro-
meer industriele bedrijven die in de order participeren. Hierbij
relatie hebben met de aanschaffing waaraan de compensatie is
gekoppeld.
De overheid kan door middel van haar aanschaffingsbeleid de
totale afzet voor de Nederlandse industrie op drie manieren
duktietechnieken worden verkregen. Andere lange-termijnvoordelen liggen in de mogelijkheid Nederlandse ondernemingen in
te schakelen bij het onderhoud van de bestelde goederen en de
verhogen:
produktie van reserveonderdelen. Vooral wanneer het gaat om
– door bestellingen in het eigen land te plaatsen, waardoor de
binnenlandse afzet stijgt;
hoogwaardige technologie kan deze compensatiemogelijkheid
bovendien een aanloop voor verdere eigen ontwikkeling zijn.
– door bij bestellingen in het buitenland indirecte compensatie
Naast deze lange-termijnvoordelen, zijn er uiteraard ook korte-
te bedingen waardoor de export stijgt;
– door bij bestellingen in het buitenland directe compensatie te
termijnvoordelen, b.v. een werkgelegenheidstoename.
Een nadeel van alle vormen van directe compensatie en dus
bedingen, zodat gedeelten van het bestelde materieel in Ne-
ook van deze, is dat er dikwijls meerkosten ontstaan voor de
overheid. Onder meerkosten wordt verstaan de extra prijs die de
derland worden geproduceerd. Deze worden rechtstreeks geleverd aan een Nederlandse of buitenlandse eindafnemer of
toegeleverd aan de buitenlandse industrie, die ze verwerkt in
voor Nederland bestemde eindprodukten. Daardoor stijgt de
binnenlandse afzet en/of de export.
Nederlandse overheid dient te betalen om de Nederlandse industrie te betrekken bij de produktie van de bestelde goederen.
Deze extra prijs wordt enerzijds veroorzaakt door extra kosten
die de buitenlandse industrie in rekening brengt voor de organisatie van de inschakeling van de Nederlandse industrie en tevens
Binnen elk van de hoofdvormen van compensatie worden
weer twee sub-vormen onderscheiden 6).
Vormen van directe compensatie
Bij directe compensatie onderscheiden we enerzijds licentieESB 4-7-1984
5) Zie ook E.P.A. van Alphen, A.E. Huyssen van Kattendijke en P.W.
van Ooijen, Compensatie — een middel tot stimulering van de export?,
Markeur, jg. 1984, nr. 2, biz. 16.
6) De,,two-way street” bij de aanschaf van defensiematerieel, Tweede
Kamer, zitting 1982-1983, 17 952, nr. 2.
599
doordat een vergoeding voor het wegvallen van een deel van hun
overheidsaanschaffer. Zijn totale aanschaffingen (niet alleen
eigen produktie dient te worden betaald dat door een Nederlands
bedrijf wordt overgenomen en anderzijds doordat de Nederlandse Industrie duurder produceert dan de buitenlandse ondernemingen. Dit is een gevolg van extra investeringen in gereed-
defensiematerieel) vertegenwoordigen ongeveer 11% van de
schappen en know-how, hogere transportkosten, lagere produktiviteit, duurdere inkopen enz.
industrie bij de produktie van defensiematerieel biedt dus goede
Coproduktie. Onder coproduktie wordt verstaan deelname in
de produktie van de door de overheid bestelde goederen door
overheidsaankopen en ongeveer 35 % van die van de centrale
overheid 10). Bovendien koopt Defensie veel technologisch
hoogwaardige produkten. Het inschakelen van de Nederlandse
mogelijkheden om het kennispeil in de industrie te verhogen.
Ook in de toekomst zal Defensie een belangrijke aanschaffer
blijven. De omvang van deze markt blijkt uit de onlangs versche-
middel van toeleveringen of samenbouw en eindbeproeving. In
nen Defensienota, die onder andere laat zien dat door Defensie
dit geval blijft de systeemverantwoordelijkheid bij de buitenlandse leverancier liggen. Door het missen van systeemverant-
aan materiele exploitatiekosten en investeringskosten in infrastructuur en groot materieel in deze periode ongeveer f. 66
woordelijkheid kunnen er buiten de buitenlandse hoofdaanne-
mrd. zal worden uitgegeven (zie label 2) 11). Bij deze raming is
mer om geen markten worden bewerkt. Coproduktie wordt aan-
uitgegaan van een j’aarlijkse ree’le groei van de defensie-uitgaven
trekkelijk genoemd, omdat het hierbij zeker gaat om ,,nieuwe”
van 2% in deze kabinetsperiode en van 3% vanaf 1987.
orders en bovendien op korte termijn een bijdrage aan de werkgelegenheid levert. Naast deze voordelen heeft coproduktie een
aantal aspecten die de waarde van deze compensatievariant ne-
met betrekking tot materiele exploitatie en investeringen in plan-
gatief of positief kunnen bei’nvloeden. Te noemen zijn:
periode 1984 t/m 1993, in mln. gld. van 1982
Tabel 2. Raming van uitgaven van het Ministerie van Defensie
– de hoeveelheid en waarde van de te importeren know-how;
– de omvang van de Nederlandse overheidsbehoefte;
1984
1984/1988
1989/1993
1984/1993
Materiele exploitatie
Investeringen
1.669
3.657
8.317
20.533
8.953
28.535
49.068
Totaal
5.326
28.850
37.488
66.338
– de mate waarin zowel coproduktie voor de Nederlandse be-
hoefte als voor de buitenlandse behoefte kan worden gerealiseerd;
17.270
– de noodzakelijke investeringen;
– de omvang van de noodzakelijke toeleveringen uit het
buitenland;
– de hoogte van de meerkosten.
Bron: Continuileit en vernieuwing. Defensienota 1984-1993, Tweede Kamer, zitting
1983-1984, 18 163, nrs. 1-2.
Vormen van indirecte compensate
Defensie plaatste in de achter ons liggende periode per jaar gemiddeld voor ca. f. 4,5 mrd. aan orders voor typisch militaire
Indirecte compensatie kan de volgende vormen aannemen:
– de export van zelf ontwikkelde produkten. Dit is de meest op
ruilhandel gelijkende vorm van compensatie. De kosten en
tijdsbesteding die meestal verbonden zijn aan de directe vormen van compensatie blijven achterwege;
– deelname aan de produktie van andere hoogwaardige buitenlandse produkten, wat dus neerkomt op indirecte coproduk-
tie.
Compensatie en Internationale verdragen
goederen en diensten. Daarvan werd ongeveer 50% in Nederland besteld (zie label 3).
Tabel 3. Bestellingen van defensiematerieel in de periode
1977-1982, in mln. gld.
Totale bestellingen
– wv. bij Nederlandse ondernemingen
– wv. bij buitenlandse ondernemingen
27.270
12.996
14.274
Bron: Memorie van Toelichting op de begroting van EZ voor 1982, 1983 en 1984.
Aanschaffingen van de overheid in het buitenland met directe
Een deel van de uitgaven voor ,,lypisch mililaire goederen en
en/of indirecte compensatie lijken aantrekkelijk. Het EG-ver-
dienslen” koml in hel buiienland lerechl. Naasl de in de inlei-
drag en GATT beperken echter de handelingsvrijheid van de
ding genoemde oorzaken spelen de volgende omstandigheden
overheid in deze. Dit geldt echter ook voor het bevoordelen van
het Nederlandse bedrijfsleven bij overheidsaankopen. Bovendien is Nederland een handelsnatie met een overschot op de betalingsbalans. Het zou voor Nederland nadelige effecten op de langere termijn hebben als het het verlangen van compensatie tot
principieel beleid zou maken. Handelsbarrieres dienen te worden opgeruimd en niet te worden opgebouwd. Als regel past de
de Nederlandse overheid bij civiele aanschaffingen dan ook geen
compensatie toe 7).
Bij het opstellen van het EEG-verdrag en de GATT is gestreefd naar een zo vrij mogelijk handelsverkeer tussen de ver-
daarbij een rol 12):
– in internalionaal verband is hel malerieelbeleid loegespilsl
schillende staten. Op de regels daaromtrent wordt o.a. een uit-
verwijzend naar de EG-richtlijnen ter zake en GATT-code overheidsaankopen: ,,Overigens hebben deze richtlijnen en code geen betrekking op
militaire overheidsaankopen, vervoersdiensten, openbare nutsbedrijven
(water en energie) en telecommunicatiediensten”.
zondering gemaakt voor de overheidsaanschaffingen van militaire goederen 8). Zo bepaalt artikel 223 van het EEG-verdrag
dat ,,elke lid-staat die maatregelen kan nemen die hij noodzake-
op standaardisatie en interoperabilileil ler bevordering van
de samenwerking in NAVO-verband en ter kostenbesparing
op malerieelgebied;
– de koslen van ontwikkeling, produklie en onderhoud van
7) Aanschaffingsbeleid en innovatie, biz. 36 en Verslag van het onderzoeknaarcompensatiehandel, Ministerie van Economische Zaken, 15 februari 1984, biz. 49.
8) Verslag van het onderzoek naar compensatiehandel, op cit., biz. 49,
lijk acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van
zijn veiligheid en die betrekking hebben op de produktie van of
de handel in wapenen, munitie en oorlogsmaterieel”. Hierdoor
kunnen landen hun defensie-industrie naar eigen goeddunken
inrichten. Het buitenland maakt van deze mogelijkheid gebruik
en ook Nederland doet dit door te streven naar rechtstreekse
9) De,,two-way street” bij de aanschaf van defensiematerieel, op. cit.,
plaatsing van orders voor defensiematerieel binnen Nederland
valt in West-Europa, ook in Nederland, een steeds sterker wordend bezwaar te constateren tegen het plaatsen van defensieorders in de Verenig-
of door het bedingen van compensatie-opdrachten bij omvangrijke plaatsing van orders in het buitenland 9).
Defensie-aankopen en compensatie
Het Ministerie van Defensie is in Nederland een belangrijke
biz. 2: ,,VooraldegroteEuropeseNAVO-landen hebben deneiging – in
betrekkelijke onafhankelijkheid van clkaar — ieder in hun eigen behoef-
te aan defensiematerieel te voorzien. Zij zijn daarin souverein. Zij willen
vrijwel alien zoveel mogelijk hun nationale industrie inschakelen, ook al
is dat in bepaalde gevallen kostbaarder dan regelrechte aanschaf in het
buitenland.” en ,,Mede onder invloed van de economische teruggang
de Staten zonder dat daar een acceptabele tegenprestatie tegenover
staat”.
10) Aanschaffingsbeleid en innovatie, op. cit.
11) Continuiteit en vernieuwing. Defensienota 1984-1993, Tweede Kamer, zitting 1983-1984, 18 163, nrs. 1-2.
12) Zie Defensienota 1984-1993, op. cit., biz. 166 en Aanschaffingsbeinnovatie, op. cit., biz. 17.
600
I
moderne wapensystemen zijn vooral voor kleine landen met
niveau met de buitenlandse industrie komen en zo een betere
een beperkte behoefte als Nederland prohibitief.
concurrentiepositie opbouwen. Ter toelichting zullen we de aan-
Het Commissariaat voor de Militaire Produktie (CMP), onder-
schaf fingen van tanks vanaf het midden van de jaren zestig en de
deel van het Ministerie van Economische Zaken, is belast met de
inschakeling van de Nederlandse Industrie bij defensieopdrach-
daarbij bedongen compensatie-orders beschouwen. Schema 1
ten. De uitoefening van de taken van het CMP dient – volgens
geeft een overzicht van de vormen van industriele betrokkenheid
van de Nederlandse industrie bij de produktie van de verschillen-
dit commissariaat — te passen in het totale industriebeleid dat
de tanks.
door EZ wordt gevoerd 13). Dit betekent dat de activiteiten van
Door middel van eigen onderzoek hebben wij geprobeerd enig
het CMP dienen bij te dragen tot het behoud en de uitbouw van
satie met een structufeel effect hoger gewaardeerd dan compensatie met een louter conjuncturele werking.
inzicht te krijgen in de sociaal-economische gevolgen van de inschakeling van de Nederlandse industrie bij de produktie van
Leopard-2-tanks in samenhang met de aanschaf van die tanks
voor de Nederlandse strijdkrachten. In totaal zijn meer dan 75
De doelstellingen van compensatie die door EZ worden ge-
(vertrouwelijke) interviews met functionarissen van o.a. de Mi-
kansrijke industrietakken. Daarom wordt momenteel compen-
hanteerd, zijn de volgende (in volgorde van belang):
nisteries van Defensie, Economische Zaken (EZ), Buitenlandse
1.
2.
3.
4.
Zaken, diverse werkgeversorganisaties en Nederlandse en Duitse
industrie gehouden. Verder zijn gesprekken gevoerd met Twee-
het technologisch innovatie-effect;
overdracht van produktie- en management-know-how;
het behoud van werkgelegenheid;
reductie van het negatieve effect op de betalingsbalans.
de-Kamerleden en leden van diverse adviesorganen van de overheid, o.a. de commissie-Wagner. Ook werd beschikt over vertrouwelijke schriftelijke informatie. Om de kwantitatieve resul-
Op defensiegebied is het bedingen van compensatie inmiddels
taten verbonden aan de compensatie te meten, werd o.a. een uit-
een ge’institutionaliseerde zaak geworden. Van tijd tot tijd worden overzichten gepubliceerd van de compensatie zoals die is bedongen door het Ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het Ministerie van Defensie. In de periode eind
gebreide enquete samengesteld en gehouden.
Bij de aanschaffing van deze tanks (445 stuks) is zowel directe
als indirecte compensatie bedongen. De invulling van deze compensatie is als volgt:
1973-1 September 1982 heeft Defensie voor rond f. 17 mrd. orders geplaatst in het buitenland. Er werd slechts bij iets meer dan
de helft van die bestellingen (gemeten naar opdrachtwaarde)
compensatie bedongen (zie label 4).
a. het laten bouwen van onderdelen van de tank (al of niet in li-
Tabel4. Compensatietransacties in de periode van eind 1973 tot
1 September 1982, in mln. gld. a)
Coproduktie
Aantal
Opdrachtwaarde
Compensatieplicht
Realisatie
in
in
procenten
procenten
van het
aankoopbedrag
Marine
Landmacht
Luchtmacht
7
36
Tolaal
14,4
van het
aankoopbedrag
51,9
236,8
2.394,4
1.300,0
104,2
88,8
66,1
54,7
3.931,2
80,4
227,3
2.695,7
1.968,1
75,5
12
1.575,6
3.568,3
3.795,3
55
8.939,2
4.891,1
a) Bron: M&K, nr. 12,31 januari 1982. Bij het opstellen van deze tabel is geen reke-
ning gehouden met de correctie voor inflatie die van invloed is op de hoogte van de
uiteindelijke Compensatieplicht. Het realisatiepercentage geeft dan ook een vertekend beeld. Anderzijds betreft het hier gedeeltelijk nog lopende projecten waarvan
de invulling van de Compensatieplicht nog niet volledig geconcretiseerd is.
Enkele varianten van compensatie brengen, zoals reeds werd
gesteld, ,,meerkosten” met zich mee. Aan meerkostenals gevolg
van coproduktie- en licentieprogramma’s bij bestellingen van
Defensie in het buitenland is volgens de recente Defensienota
door de Nederlandse overheid vanaf 1976 ongeveer f. 750 mln.
uitgegeven. Voor de lopende kabinetsperiode is f. 118 mln. voor
deze ,,problematiek” gereserveerd. Daarvan maakt f. 40 mln.
deel uit van een bedrag dat in verband met het industriebeleid
van de regering is bestemd voor werkgelegenheidsprojecten.
centie) in Nederland;
b. indirecte compensatie door de hoofdaannemer (Krauss Maffei) en zijn toeleveranciers en door de Duitse overheid.
Bij het coproduktieprogramma ontvingen verschillende Nederlandse ondernemingen in totaal voor f. 786 mln. aan orders
16). Dit programma is opgenomen in het contract tussen de Nederlandse overheid en de Duitse tankleverancier. Welke ondernemingen bij de produktie betrokken zijn, is weergegeven in
schema 2.
Contractpartner van de Nederlandse overheid is de firma
Krauss Maffei in Miinchen. Als gevolg van een politieke beslissing in West-Duitsland vindt de produktie van de tanks zowel
plaats in het Noorden van de Bondsrepubliek (bij Maschinenbau
Kiel) als in het Zuiden (Krauss Maffei). Het schema geeft aan
welke onderneming of combinatie van ondernemingen voorziet
c.q. voorzien in de subsystemen voor de tanks die bestemd zijn
voor Nederland.
Voor de coproduktie-orders worden door de Nederlandse ondernemingen inkopen gepleegd in het buitenland voor DM 362
mln., waarvan in Duitsland (al of niet door de Duitse afnemer
verplicht) voor DM 346 mln. 17). Als gevolg van de Nederlandse
coproduktie dient de overheid bij de aanschaffing van deze 445
Leopard-2-tanks DM 250 mln. extra te betalen. Deze meerprijs
is een gevolg van diverse factoren zoals die bij de bespreking van
de directe compensatievormen al aan de orde zijn geweest. Ongeveer DM 75 mln. zijn het gevolg van de extra vergoedingen aan
de Duitse industrie. De overige DM 175 mln. meerkosten ontstaan doordat de Nederlandse industrie duurder is dan de Duitse
industrie. Dit is voornamelijk het gevolg van de extra produktie13) Materieelaanschaffingen over en weer met de Verenigde Stolen,
toespraak van de directeur-generaal Materieel G.W. Boerman en de
Naast de mogelijkheid van leveranties aan het Nederlandse le-
toenmalig commissaris voor de Militaire Produktie W.A.M. Melis, De-
ger, heeft de Nederlandse industrie de mogelijkheden te leveren
fensie Informatie Centrum, 2 februari 1983 en De,, two-way street” bij
de aanschaf van defensiematerieel, op. cit.
14) Voor het jaar 1981 zijn hier ook compensatieorders in de vorm van
militaire produkten bij inbegrepen.
aan buitenlandse krijgsmachten. Nederlandse bedrijven hebben
tussen 1977 en 1982 volgens de Memories van Toelichting op de
Begrotingen van EZ voor een bedrag van f. 6.958 mln. aan orders voor defensiemateriaal ontvangen uit het buitenland 14).
15) Adviescommissie inzake het industriebeleid, Een nieuw industrieel
elan, WRR, Den Haag, juni 1981, biz. 31: ,,In het kader van het over-
heidsaankoopbeleid worden ook de mogelijkheden en het grote belang
Ken praktijkvoorbeeld
In het voorgaande zijn diverse vormen van compensatie beschreven. Compensatie kan een bijdrage leveren aan het economisch herstel van de Nederlandse industrie 15). Met
compensatie-orders kan het Nederlandse bedrijfsleven immers
in meer of mindere mate kennis vergaren, op een vergelijkbaar
ESB 4-7-1984
van compensatieorders onderstreept, niet alleen bij grote, maar ook bij
kleine projecten”.
16) Voor het totstand komen van de keuze van de Nederlandse ondernemingen die zijn ingeschakeld bij de coproduktie van de Leopard 2, zie
E.P.A. van Alphen, A.E. Huyssen van Kattendijke en P.W. van Ooijen,
Leopard 2 onderzoek, Eclaire, jg. 5, nr. 6, april 1984, biz. 13.
17) Van de inkopen in Duitsland was DM 197 mln. (57%) door de Duitse
afnemer voorgeschreven. Alle genoemde bedragen zijn in prijzen van
1976.
601
Schema 1. Betrokkenheid van Nederlandse ondernemingen bij de aanschaffingen van de Leopard-tanks
Project
Periode
categoric 1:
zelfgenererend
Leopard 1
1968-1972
Niveaus van industriele
samenwerktng (nationaal en
internationaal)
categoric 2:
licentiebouw
niet
vrijwel nihil
ja, voorname-
lijk van Duitse
Opstelling van
Nederlandse
overheid
Financiering door
Nederlanse overheid
20% directeen
indirecte
compensatie
– inkoper
– ,,zachte”
compensatie
geen
informele stuurgroep ,,Ge-
categories:
toeleverancier
Deelnamepercentage
Nederlandse
Industrie
geen vorm van industriele
samenwerking
Rol van de Nederlandse Industrie bij de produktie
59%
coproduktie
41% indirecte
compensatie
– inkoper
achteraf d.m.v.
– ,,harde”
meerkosten
ondernemingen
Leopard 2
1979-1986
niet
alleen voor Nederlandse
behoefte
ja, gedeeltelijk
,, single source” vechtstank voor de jaren
tachtig”
voornameiijk
van Duitse
ondernemingen
Leopard 3
a)
1990-2000
ontwikkeling en co-ontwik, .single source”- keling met
produktieb)
Westduitse
partner
ja, voornameiijk van categoric 1 en 2
compensatie
– MoU c)
formele nationale stuurgroep
,,Gevechtstank voor de jaren
negentig”, dieoverlegt met
Nederlandse overheid en
West-Duitsland. Tevens internationale industriele
samenwerking
100%inschakeling, geen compensatie maar
samenwerking
– MoU c)
– bilaterale
projectaanpak;
Ministeries van
economische
zaken en van
defensie
betrokken
voorfinanciering van
ontwikkelingskosten
a) Leopard 3: naar verwachtingen c.q. wensen van de Nederlandse Industrie.
b) ,,Single source”: voor de produktie van onderdeel of subsysteem is er slechts een produktieplaats.
c) MoU: ,,Memorandum of Understanding” tussen Nederlandse overheid en Westduitse overheid.
capaciteit die in Nederland voor een beperkte vraag dient te wor-
den opgezet.
Bij de keuze van de Leopard 2 speelden bij de rechtvaardiging
van de meerprijs met name de volgende verwachtingen een rol
18):
OVERZICHT LEOPARD 2 COPRODUKTIE
– bij de meeste betrokken bedrijven zou de continui’teit verzekerd kunnen worden. Deze liep op korte termijn gevaar;
– het project zou langdurig en regelmatig werk bieden met een
relatief lange looptijd (ongeveer 6 jaar). Bedrijf sin vest eringen (concurrentiepositie verbeteren) zouden hierdoor moge-
lijk en verantwoord zijn;
– met de coproduktie zou kennis en ervaring worden opgedaan
voor latere revisie en reparatie aan de tanks;
– er zou tevens nieuwe technologische kennis worden verkre-
HOOFDAANNEMER
Krauss Maffei
gen voor toepassingen op andere – vooral civiele terreinen;
– de aanschaf van de Leopard 2 met coproduktie in Nederland
zou circa 6.000 arbeidsjaren werk opleveren in de periode
LEOPARD 2
LEOPARD 2
Krauss Maffei
1980 tot en met 1985.
Maschinenbau Kiel
Samenvattend blijkt uit ons onderzoek, waarbij 95 procent
van de betrokken bedrijven (naar orderomvang gemeten) is onderzocht, dat de coproduktie de volgende economische resultaten heeft gehad:
– additionele orders voor het Nederlandse bedrij fsleven die het
ONDERSTEL
ONDERSTEL
MaK
TOREN
Wegman
MOTOR
120mmKANON
SWD
Rheinmetall/RSV
AANDRIJVING
VUURLEIDING
KAE/HSA/USFA/
Oldelft
Conrad Stork
EINDAANDRIJV1NG
ZF/DAF
WNA
ASA/Nedinsco/
Philips MF/HSA
WANNE
B&V/DAF
PERI
Zeiss/Oldelft
anders nooit had gekregen; deze orders leverden ongeveer
4.000 arbeidsjaren werk op;
– betere relaties van de Nederlandse Industrie met Duitse bedrijven;
– een positieve invloed op de handelsbalans van DM 424 mln.;
– de Nederlandse Industrie is in staat gesteld om zich op te werken naar een hoger kwaliteitsniveau, een betere kwaliteits-
controle, meer know-how enz.;
– de Nederlandse Industrie is in staat gesteld om investeringen
te doen in machines (computergestuurde draaibanken enz.)
en gereedschappen (DM 36,6 mln.), in know-how (DM 4,1
mln.) en de opleiding van mensen (DM 2,5 mln.);
– ,,spin-off”-effecten zijn (nog) niet aangetoond; we! werd het
verbeterde kwaliteitsbeheerssysteem in 50% van de ondernemingen toegepast in het totale produktieproces en in 30%
van de ondernemingen bij de produktie van nieuwe
produkten;
– de Nederlandse bedrijven zijn veelal in een jobbingsrol geRUPSKETT1NG
Diehl/Hollandia
TORENHUIS
B&V/RSV
ELEKTRA
OVERIGE
Verolme Elektra
Wegmann e.a./
USFA/RSV/HSA/
Philips MF/DAF
OVERIGE
KM e.a./Werkspoor Sneek/DAF/
RSV/Philips MF/
Hollandia/Combimac/Avio Fokker
602
dwongen; men ontwikkelt, financiert, ontwerpt, verkoopt
niet zelf;
– de Nederlandse overheid heeft voor haar materieel een meerprijs van DM 250 mln. moeten betalen;
– er zit geen continui’teit in deze opdrachten; ze lopen ongeveer
van 1979 tot 1986 en zijn dan behoudens reservedeel-
leveringen en/of produktie voor derde landen (alleen bij
,,single source”) afgelopen.
18) Tankvervanging, Tweede Kamer, 1978-1979, 15 512, nr. 1
Gesteld kan worden dat de verwachtingen zoals die onder
Voor wat betreft het tweede criterium, dat het om produkten
meer zijn vastgelegd in de Tweede-Kamerstukken bij aanvang
gaat die van Nederlandse origine zijn, kan gesteld worden dat di-
van het project niet zijn gerealiseerd 19).
recte invoer en wederuitvoer als compensatie-order worden af-
Indirecte compensatieorders
gekeurd. Echter, inkopen van buitenlandse produkten bij een
Nederlandse tussenhandelaar kunnen door de methode van meten van het CMP moeilijk worden achterhaald. Ook geldt dat
De invulling van de indirecte compensatie geschiedt na tekening van het contract tussen de Nederlandse overheid en de Duit-
se tankleverancier. Indirecte compensatieorders dienen aan bepaalde eisen te voldoen. Deze zijn vastgelegd in het contract tus-
sen de Nederlandse overheid en de Duitse leverancier. Het moeten a. nieuwe orders, b. van Nederlandse origine zijn die zonder
de compensatieverplichting niet zouden zijn geplaatst. Zij dienen verder c. van aanzienlijk technologisch belang te zijn, bij
wanneer een compensatieorder een ,,inkooppercentage buitenland” bevat, deze order voor dat deel van het percentage dat de
0% onvrijwillige of de 20% vrijwilige inkopen overschrijdt, niet
als compensatie wordt beschouwd.
Het derde criterium om orders te toetsen is de eis van verge-
lijkbaar technologisch niveau. Dat wil zeggen dat het bij
compensatie-orders meet gaan om produkten van een overeenkomstig technologisch niveau als dat van het gekochte defensie-
voorkeur vergelijkbare produkten te betreffen en d. liefst bij on-
systeem. Het CMP merkt op dat de Leopard 2 niet in alle opzich-
dernemingen van de volgende bedrijfstakken geplaatst te wor-
ten technologisch even hoogwaardig is. Tevens dient hierbij be-
den (willekeurige volgorde): mechanische Industrie, automobiel-, vliegtuigindustrie, scheepsbouw, optische Industrie, elektronische en elektrotechnische Industrie. Het CMP dient alle indirecte compensatieclaims aan de hand van deze vier criteria te
dacht te worden dat hoogwaardigheid van technologie geen objectief meetbare grootheid is 20).
beoordelen.
bepaalde industrieen komen in principe niet als compensatieorders in aanmerking. Ten aanzien van de genoemde industrietakken is er na tekening van het Leopard-2-contract geen wijzi-
Als onderdeel van het onderzoek zijn alle compensatieformu-
lieren voor de Leopard 2 doorgenomen, zoals die door Krauss
Maffei aan het CMP worden gezonden. Met ieder formulier
claimt Krauss Maffei een deel van de compensatieplicht te hebben ingevuld. Het CMP toetst deze caims door vragenformulieren aan desbetreffende Nederlandse ondernemingen te sturen.
Hiermee wordt onderzocht of de Nederlandse onderneming de
opgegeven compensatie-order ook daadwerkelijk heeft ontvangen en of deze additioneel is. Tevens wordt gecontroleerd of het
een Nederlands produkt betreft. Van iets minder dan de helft
van het aantal ingediende compensatieformulieren ,,indirecte
compensatie door de Duitse industrie” (ongeveer 2.000) zijn de
vragenformulieren doorgenomen die de Nederlandse industrie
aan het CMP heeft teruggestuurd. Tabel 5 laat de resultaten van
deze steekproef zien.
Uit label 5 blijkt o.a. dat maar een beperkt gedeelte van de ingediende en goedgekeurde compensatieclaims volgens opgave
van de bedrijven ,,nieuwe orders” betreft en dat desondanks
nog geen twee procent van alle ingediende compensatieclaims
wordt geweigerd op grond van het additionaliteitscriterium. Het
CMP deelde desgevraagd mede dat zijn interpretatie van het additionaliteitscriterium is dat zodra een order in competitie verkregen is, deze als nieuwe order wordt gezien en dus als compensatie kan meetellen (mils aan de andere voorwaarden is
Aankopen dienen bij voorkeur te geschieden binnen bovengenoemde industrietakken (vierde criterium); opdrachten binnen
ging opgetreden, met uitzondering van toevoeging van de ruim-
tevaartindustrie.
Het CMP dient de aangereikte compensatieclaims te toetsen
aan de overeenkomst. Zij doet dit aan de hand van firma en produkt op basis van ervaring. Onvolkomenheden bij de toetsing
worden met name veroorzaakt door:
— het ontbreken van harde toetsingscriteria van bij voorbeeld
technologie;
– een coulante houding van het CMP ten aanzien van de aangereikte compensatieclaims 21);
– het capaciteitsgebrek van het CMP 22);
— het mede afhankelijk zijn van gegevens zoals die door Nederlandse ondernemingen worden aangereikt 23).
Om de indirecte compensatie te ondersteunen is aan Nederlandse zijde de Nemex opgericht 24). Na 2 jaar acquisitie bleken
22 Duitse bedrijven 68 opdrachten bij 16 leden te hebben geplaatst met een totale omvang van ca. DM 4 mln. Van de totaal
te plaatsen DM 900 mln. aan indirecte compensatieorders ontvingen deze ondernemingen – ondanks nun inspanningen nog geen half procent.
Evaluatie
voldaan).
De compensatie die Nederland verwierf voldoet niet aan de
Tabel 5. Indirecte compensatie door de Duitse industrie
voorstelling die op grond van de theoretische beschouwing over
Vragen betreffende het eerste criterium (additionaliteit) zoals gesteld door het CMP
aan Nederlandse ondernemingen:
– is de order een vervolg op (een) voorgaande bestelling(en) van hetzelfde produkt
door dezelfde instantie?
– zo ja, geef gegevens.
Onderzochte compensatievoorstellen: 1 t/m 509; wv. 4 niet te achterhalen, en 1.601
t/m 2.078. Totaal aantal formulieren: 984.
Frequentieverdeling van de antwoorden:
19) Idem.
20) ,,Materieelaanschaffingen over en weer met de Verenigde Staten”,
toespraak van de directeur-generaal Materieel G.W. Boerman en de
toenmalig commissaris voor de Militaire Produktie W.A.M. Melis, Defensie Informatie Centrum, 2 febrauri 1983. Tijdens een discussie volgend op deze toespraak merkt de commissaris voor de Militaire Produktie op dat: ,,er geen maatstaf is om technologische spin-off effecten te
meten. Tot op heden wordt dat dan ook meer gevoelsmatig benaderd”.
– geen vervolg (dus additioneel); goedgekeurd
– wel een vervolg, echler 2e vraag onvoldoende beantwoord en
347 ( 35%)
85 ( 9%)
daarom goedgekeurd
– wel een vervolg; toch goedgekeurd
– niet onderzocht (orderomvangtegering); goedgekeurd
114( 12%)
271(28%)
en Krauss Maffei is gesloten, te toetsen daar deze niet uitsluitend zijn
– overig; goedgekeurd
– afgewezen
19 ( 2%)
148 ( 15%)
22) Twee personeelsleden van het CMP dienen met uiterst eenvoudige
middelen een totaal compensatiebedrag van gemiddeld f. 1 mrd. per jaar
te controleren. Alleen al voor de Leopard 2 waren dit in de afgelopen vier
jaar ca 3.000 ingediende compensatieclaims.
23) Uit het onderzoek blijkt dat diverse Nederlandse ondernemingen
984(100%)
Van de afgewezen compensatievoorstellen is afgewezen op grond van:
crit.a
: niet additioneel
crit. b
: invoer/wederuitvoer (betreft niet Nederlands produkt)
crit. c en d: te laag technologisch niveau en/of niet genoemde
21) Dit wordt mede veroorzaakt door de moeilijkheid om de criteria zo-
als die staan in het hoofdcontract dat tussen het Ministerie van Defensie
omschreven.
door Duitse ondernemingen in de positie worden gemanoeuvreerd met
13 ( 9%)
58 ( 39%)
deze ,,onder een hoedje te spelen”.
24) De Nemex is opgericht onder auspicien van de FME en heeft gefunctioneerd van 1 april 1981 tot 1 april 1983. Gedurende deze periode waren
bedrijfstak;
foutieve opgave van Krauss Maffei (b.v. niet geplaatst)
41 ( 28%)
27 ( 18%)
overig
9 ( 6%)
april 1985 is een beperkt aantal bedrijven doorgegaan. Als een van de redenen van het ,,povere resultaat” wordt genoemd dat ,,de Duitse bedrij-
Totaal
148(100%)
vergadering”, 8-3-1982: ,,Nemex halverwege: terugblik en een blik
32 bedrijven lid en werd een full-time acquisiteur aangetrokken. Na 1
ven hun compensatieplicht niet serieus nemen” (uit: ,,Nemex-ledenvooruit”).
ESB 4-7-1984
603
compensatie verwacht mocht worden. De resultaten van de co-
overheidsmarkt. Met aanschaffende diensten en departementen
produktie zijn, zoals reeds gesteld, uiterst mager. Dit is mede een
zijn inmiddels afspraken gemaakt over procedures van aanmel-
gevolg van het feit dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit
ding van voor de industrie belangrijke opdrachten en eventueel
bij Krauss Maffei berust. Hierdoor bevindt de Duitse Industrie
zich in een positie waarin zij kan kiezen welke onderdelen in aan-
daarop volgend vooroverleg met EZ. De cijfermatige doorzichtigheid van de centrale overheidsmarkt zal nog enige tijd vergen.
merking komen voor produktie in Nederland. De interessantste
Hierover buigt zich de Werkgroep Automatisering Aanschaf
delen kunnen op deze manier in Duitse handen blijven. De ,,vervelende stukken” komen wel voor coproduktie in aanmerking.
Gegevens (WAAG). Dit is een werkgroep van de Interdeparte-
Voor een forse meerprijs verkrijgt Nederland slechts een beperk-
fingsbeleid (ICO).
In de nota Aanschaffingsbeleid en innovatie werd al gewezen
te hoeveelheid werkgelegenheid en weet uit de verkregen technologic nog geen aantoonbare ,,spin-off” te behalen.
De indirecte compensatie dient te worden gezien als een kans
voor ondernemingen om zich via Krauss Maffei bij de Duitse in-
dustrie te introduceren. Eventuele orders kunnen als compensatie worden aangemerkt indien zij aan enkele niet-uitsluitende
toetsingscriteria voldoen.
Oorzaken voor dit matige resultaat moeten met name worden
gezocht in het slechte samenspel tussen de betrokkenen, de geko-
zen compensatievormen en de invulling daarvan en in de structuur van de samenwerking. Er is geen consensus over taak- en
rolverdeling tussen betrokkenen. Departementen en industrie
streven slechts hun eigen (korte-termijn)belangen na 25).
Slot
Na de aanschaf van de Leopard 2 heeft men op het gebied van
defensie-aankopen diverse verbeteringen kunnen signaleren. Te
mentale Coordinatiecommissie voor het Overheidsaanschafop de ondoorzichtigheid van de overheidsmarkt. Er bestond
geen goed cijfermatig inzicht en bovendien bestond er bij ondernemingen onduidelijkheid over welke dienst verantwoordelijk is
voor welke aanschaffing en hoe de besluitvorming over aanschaffingen verloopt. Tevens werd er op gewezen dat in een
vroeg stadium van het aanschaffingsproces de innovatieve inbreng het grootst kan zijn. Gebrek aan inzicht in de overheidsvraag, inclusief die van de lagere en semi-overheid, zowel cijfermatig 30) als structureel, vormt een belemmerende factor bij het
voeren van een actief op innovatie gericht aanschaffingsbeleid.
In deze situatie is zoals gesteld tot op heden nog geen verbetering
opgetreden. Ook de coordinatie van de versnipperde Overheidsaanschaffingen blijkt een moeizaam proces. Daaraan zijn vooral de autonomie van de aanschaffende instanties, o.a. die van lagere en semi-overheid, en de tendens naar decentralisatie debet.
Men kan zich met recht afvragen of Nederland niet een kans laat
liggen?
noemen zijn:
E.P.A. van Alphen
– binnen internationale samenwerkingsverbanden zoals b.v.
P.W. van Ooijen
deNAVOlijktdebelangstelling – ook van de grotere landen
– te groeien, voor het gezamenlijk ontwikkelen en produceren van wapens en materieel. Compensatie behoeft dan niet
meer te worden toegepast;
– zoals m.n. blijkt uit de Defensienota 1984-1993 is Defensie
voornemens ,,scherper dan voorheen” 26) te letten op de
mogelijkheden voor inschakeling van de Nederlandse industrie bij defensieopdrachten, mede in het belang van het
bereiken van een bevredigende oplossing voor de oneven-
wichtigheid in de balans voor defensiematerieel;
– pogingen zoals die worden ondernomen door de Adviesraad
voor de Militaire Produktie om te komen tot een betere in-
formatieverschaffing aan en coordinatie bij de industrie 27).
Hoewel belangrijk, zijn dit slechts intentieverklaringen en beleidsvoornemens. Concrete beleidsdaden zullen moeten aantonen dat deze werkelijk serieus worden genomen.
Wat betreft de Leopard-3-tank is tussen Nederland en WestDuitsland een ..Memorandum of Understanding” gesloten,
25) Voor een volledig overzicht van conclusies en bevindingen zie
E.P.A. van Alphen, A.E. Huyssen vanKattendijkeenP.W. van Ooijen,
De Leopard 2 – een overheidsaanschaffing.
26) Defensienota 1984-1993, op. cit., biz. 173.
27) De Adviesraad voor de Militaire Produktie streeft naar een optimale
inschakeling van de Nederlandse industrie bij de ontwikkeling en produktie van goederen ter voorziening in de materiele behoeften van de na-
waarin is vastgelegd dat de Nederlandse industrie vanaf de defi-
tionale en buitenlandse krijgsmachten. Zij bestaat uit ambtelijke leden,
nitiefase wordt betrokken bij de ontwikkeling en produktie van
industriele leden en tegenwoordig 1 werkgeversvertegenwoordiger en 1
de tank. Dit houdt in dat in de conceptfase Nederland geen rol
speelt, terwijl juist in die fase de innovatieve inbreng het grootst
werknemersvertegenwoordiger. De Adviesraad heeft inmiddels de Stichting Nederlandse Industriele Inschakeling Defensieopdrachten opgericht
kan zijn. Men kan zich afvragen of Nederland op dit terrein niet
weer voor de komende twintig jaar de innovatieve mogelijkheden van zijn eigen industrie onvolledig benut. Dat zou zonder
meer betreurenswaardig zijn aangezien de technologische positie
van Nederland binnen Europa en wereldwijd gezien niet bepaald
rooskleurig is 28).
Zoals we reeds in de inleiding hebben gesteld kunnen de overheidsaanschaffingen bijdragen tot de technologische ,,upgrading” van het bedrijfsleven. Het snel inspelen op nieuwe technologische ontwikkelingen is mede bepalend voor het kunnen realiseren van sociaal-economische doelstellingen. Wat betreft de
aanschaffingen van defensiematerieel heeft de overheid volledige handelingsvrijheid. Desondanks is de vervanging van de
tanks, die uiteindelijk leidde tot de aankoop van de
Leopard-2-tank, in sociaal-economisch opzicht nauwelijks succesvol verlopen. Een van de oorzaken was de slechte afstemming
tussen de Ministeries van Defensie en Economische Zaken en
tussen de Nederlandse overheid en de industrie.
In de loop van 1982 is binnen het Ministerie van Economische
Zaken het Coordinatiebureau Overheidsaanschaffingen (2 me-
dewerkers) opgericht 29). Een aantal taken van het bureau heeft
betrekking op het bevorderen van de doorzichtigheid van de
604
(NIID) die ten doel heeft in nauwe samenwerking met de overheid die optimale inschakeling van de Nederlandse industrie in de meest ruime zin en
passend in het kader van het overheidsbeleid te bevorderen.
28) NRC Handelsblad, 13 februari 1984: ..Nederland technologist in
steeds nadeliger positie”, artikel over de presentatie door de werkgroep
Technologiebeleid van het rapport Naar een op de marktsector gerichl
technologiebeleid.
29) Aanschaffingsbeleid en innovatie. Eerste tweejaarlijkse rapportage
over de voortgang van de uitvoering van het beleid, Tweede Kamer, zitting 1983-1984, 16 773, nr. 9.
30) Met betrekking tot Overheidsaanschaffingen leek er volgens de nota
Aanschaffingsbeleid en innovatie, op. cit., biz. 40, behoefte aan de vol-
gendegegevens:
– de totale waarde van de Overheidsaanschaffingen (aanschaffingen
van roerende goederen, aanbestedingen en het contracteren van
diensten);
– d°e aanschaffingen per opdrachtgevend departement, dienst, catego-
ric lagere overheid en semi-overheid;
– een indeling, zo mogelijk, per goederensoort, per bedrijfssector en
naar herkomst (buitenland of binnenland), zowel naar aantal als naar
waarde;
– een onderverdeling van de totalen van Overheidsaanschaffingen naar
grootte van onderneming;
– een systematische opzet die het mogelijk maakt voorgaande informatie ten voile te benutten.