Landgoederen
Een voorstel voor een operationeel classifi’catiesysteem
DRS. L.H. ALBERS – PROF. DRS. J.A. HARTOG
Het begrip landgoed
Wie zich met welk oogmerk dan ook bezighoudt met buitenplaatsen en landgoederen, en dat zijn er velen, komt onmiddellijk voor de vraag te staan wat dat dan wel zijn. Het gemakkelijkst is om eenvoudigweg zijn werk te doen, want zodra men zich
bezighoudt met begripsomschrijvingen begeeft men zich in een
moeras van spraakverwarring. De oorspronkelijke betekenis van
,,landgoed” duidt, volgens Van Dale’s woordenboek op ,,een
grote bezitting op het land, in “t bijz. als dienend tot buitenverblijf”; van oudsher dus een zeer ruim begrip. Er kon al dan niet
een huis op staan; het geheel van huis en terreinen werd in de 17de
en 18de eeuw ook vaak aangeduid als hofstede, niet te verwarren
met de boerenhofstede. Het begrip buitenplaats is een term die
pas werd gebruikt in de 18de eeuw, toen in feite al ettelijke landgoederen als buitenplaatsen waren gesticht door welgestelde stedelingen. Behalve voor de gronden bij de kastelen van de adel, de
Groninger borgen, Friese stinzen, Overijsselse havezaten,
Utrechtse ridderhofsteden, en meer dan vijftig oude Winterswijkse (heren)-boerderijen met bijbehorende bos- en landbouwgronden, wordt het woord landgoed ook gebruikt voor beheerseenheden die uit ontginningen zijn ontstaan (Twente en NoordBrabant) of doordat een eigenaar gronden van diverse aard aankoopt en als totaliteit beheert.
Het gemakkelijkst is dus zich over begripsomschrijvingen niet
druk te maken, ervan uitgaande dat iedereen wel weet wat buitenplaatsen en landgoederen zijn. Maar met zo’n globale benadering kan niet altijd worden volstaan. Wanneer b.v. in het kader
van het natuur- en landschapsbeheer schaarse middelen over buitenplaatsen en landgoederen moeten worden verdeeld, zullen er
criteria moeten zijn op grond waarvan de toewijzing kan plaatsvinden. Ook om andere redenen kan het noodzakelijk zijn buitengebieden naar bepaalde aspecten te classificeren of ze naar
waarde en betekenis in te delen. Dan stuit men op het probleem
dat er uiteenlopende definities de ronde doen, waarvan er in de
praktijk geen blijkt te zijn die volledig aan de behoeften van alle
belanghebbenden voldoet. Zo wordt in de Natuurschoonwet een
andere definitie gehanteerd dan in het Structuurschema natuuren landschapsbehoud (1981) en worden in de statuten van b.v. de
Vereniging Nederlandse Landgoederen weer andere aspecten
benadrukt.
In dit artikel wordt dan ook niet voorgesteld de zoveelste definitie aan het reeds bestaande arsenaal toe te voegen, maar wordt
een flexibeler methode gei’ntroduceerd die het mogelijk maakt
gebieden in een rangorde te plaatsen en daardoor te classificeren.
Deze rangorde wordt, zoals zal blijken, in belangrijke mate bepaald door de prioriteiten die de ,,besluitvormer” aan de diverse
criteria toekent. Per besluit en per besluitvormer zullen deze preferenties anders kunnen liggen, zodat ook de uitkomsten van de
rangschikking zeer verschillend kunnen zijn.
tallen per provincie aangetroffen: Groningen 7, Friesland 18,
Drente 32, Overijssel 218, Gelderland 422, Utrecht 119, NoordHolland 37, Zuid-Holland 15, Zeeland 19, Noord-Brabant 132,
Limburg 74. Een oppervlakte tussen de 26 en 100 ha. komt het
meeste voor, 40%. Het totale oppervlak van deze 1.093 landgoederen bedraagt 141.667 ha, de 792 particuliere beschikken over
82.985 ha, gemiddeld 105 ha. Ter illustratie van de betekenis van
deze getallen vermeldt de VNL in haar verslag het totale areaal
bos- en natuurterrein in Nederland van 450.000 ha, een getal ontleend aan de CBS-Bodemstatistiek. Hierbij dient te worden aangetekend dat er ook agrarische gronden op landgoederen
voorkomen.
Het grootste deel van de landgoederen is voor publiek opengesteld. Bezoekersaantallen per jaar zijn gebaseerd op schattingen: Amelisweerd en Rhijnauwen 800.000 – 1 miljoen 2), Leiduin en Woestduin te Bloemendaal 100.000 3), de Wiersse te
Vorden of “t Warmelo bij Diepenheim 25.000 4). Een in
197471975 gehouden enquete onder 25 particuliere eigenaren van
historische landgoederen geeft een gezamenlijk bezoekersaantal
van 300.000 per jaar, gemiddeld 12.000 5).
Tot ongeveer 10 jaar geleden werden landgoederen hoofdzakelijk gewaardeerd om hun natuur- en recreatieve waarden. De architectuur van huis, tuin en park en de eenheid die zij vormen,
zijn pas de laatste jaren herkend als belangrijke cultuurhistorische waarden, waarvan instandhouding is gewenst. In de Memorie van Toelichting op de begroting van het jaar 1983/1984 van
het Ministerie van Landbouw en Visserij worden de landschappelijke waarden van de lanenstelsels benadrukt. De veelzijdigheid van het landgoed is door de Grontmij expliciet benaderd
door middel van de driedeling: aspecten (management, planning,
e.d.), elementen (gebouwen, tuin en park, bos, landbouwgrond
enz.) en functies (zoals landbouw, recreatie, natuurbehoud, cultuurbehoud) 6).
Het classificeren van buitengebieden
De betekenis van landgoederen
Het belang van de landgoederen wordt algemeen erkend. Hun
betekenis is van velerlei aard: een landgoed kan natuurwaarden,
landschappelijke en cultuurhistorische waarden hebben, van betekenis zijn voor de recreatie, en van economisch belang zijn. In
1983 is het verslag van een landelijke inventarisatie van landgoederen verschenen, een onderzoek dat werd verricht door de particuliere Vereniging Nederlandse Landgoederen (VNL) 1). Van de
1.451 buitengebieden die in eerste instantie in het onderzoek werden betrokken, werden er 1.093 een landgoed genoemd, waarvan
792 in bezU van particuliere eigenaren (particuliere stichtingen en
familie b.v.’s daarbij inbegrepen). De andere zijn eigendom van
de staat, provincies of gemeenten, de Vereniging tot Behoud van
Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen en andere instellingen. Deze 1.093 landgoederen werden in de volgende aan426
Voor het afbakenen van de grenzen waarbinnen men een bepaald gebied een landgoed wil noemen, kan men beginnen met
het opstellen van een lijst van criteria, die men gebruiken wil als
basis van zijn overwegingen. Men kan hiertoe uitgaan van enkele
brede categorieen. Gedacht wordt aan eigenschappen als de natuurwaarde, de landschappelijke en de cultuurhistorische waarde en misschien de betekenis voor de recreatie. Bepalend voor het
landgoedkarakter zijn twee eigenschappen, waar men niet zo direct aan denkt. De Grontmij heeft deze in zijn rapport duidelijk
verwoord. De mate waarin het beheer van het gebied is gecentraliseerd, is sterk bepalend voor de integratie van de vele functies
die een landgoed bezit, terwijl deze integratie in de ogen van velen
juist zo karakteristiek is voor het landgoed. Verder moet het gebied bestaan uit verscheidene elementen. Hiermee wordt bedoeld
dat het niet alleen uit bos of uit landbouwgrond mag bestaan. Dit
wordt onmiddellijk evident als men zich realiseert dat zonder de1) Voorlopig verslag VNL – landgoederenonderzoek, Vereniging
Nederlandse Landgoederen, april 1983. Deze studie werd mogelijk
gemaakt door een subsidie van het Prins Bernhard Fonds.
2) L. Albers en H. Pemmelaar, Amelisweerd en Rhijnauwen. Geschiedenis en beheer van de landgoederen Oud- en Nieuwe Amelisweerd en Rhijnauwen, Utrecht, 1983, biz. 56.
3) Nota Provinciaal Beleid Landgoederen, Noord-Holland, 1981,
biz. 13.
4) C.L. van Groningen, Inleiding – Historische tuinen in Nederland
en in Belgie, De Woonstede door de eeuwen heen, 59 (1983), biz. 6.
5) Nederlands Economisch Instituut, Economische en flnanciele
problematiek van particuliere natuurschoonwet-landgoederen, Rotterdam, 1977.
6) Grontmij NV, Hebben landgoederen nog een toekomst, biz. 39.
ze eis een gebied als het Mastbos bij Breda hoge ogen gooit op
formele gronden als landgoed geclassificeerd te worden, terwijl
dit duidelijk onzin is.
Nadat de globale criteria gekozen zijn, kunnen als tweede
stap sommige van deze categorieen weer worden onderverdeeld
in criteria van lagere orde. Zo zou de cultuurhistorische betekenis
onderverdeeld kunnen worden in: periode van tuinaanleg, stijlvoorbeeld van een bepaalde periode, zeldzaamheid, eenheid park
en bebouwing, huidige functie park, huidige functie bebouwing
vergeleken met de oorspronkelijke, de staat van onderhoud,
historische documentatie 7).
Voor ieder van de hoofdcalegorieen kan men de opgestelde
lijst van subcriteria onderbrengen in een label met twee ingangen. De label voor de cultuurhistorische betekenis zou er als volgt
uil kunnen zien:
Ouderdtm Slijlvoorbeeld Zeldzaamheid Eenheid Funclie enz.
gebieden en de cellen de rangnummers bevatten. Men kan nu hel
aggregalieproces nog verder voorlzellen door de belekenis van
de crileria in een rangorde le plaalsen, welke rangorde in de literaluur wel de criteriumprioriteit genoemd wordl. Dit maakt hel
weer mogelijk de label le condenseren lot een kolom waarvan de
elemenlen de rangnummers van de verschillende gebieden zijn.
De waarde van deze rangschikking is evident omdat in deze de
veelzijdigheid van hel landgoed, als bepaald en gewaardeerd
door experts, alsmede de waardeoordelen van de besluilvormer
hun plaals hebben gevonden en expliciel lol uildrukking zijn gebrachl. Mel ,,de besluilvormer” wordl niel noodzakelijk de
overheid bedoeld. Hel is een abslracl begrip, waaronder een ieder vail die hel sysleem gebruikl voor zijn doeleinden. Als illustratie van de praktische betekenis zou men – wanneer men in
de onmogelijkheid verkeerl alle gebieden in een bepaalde slreek
als landgoed le erkennen – kunnen overwegen de plaals in de
rangschikking een belangrijke rol in de onderhandelingen le la-
Gebied 1
ten spelen. In conflictsilualies wordl de belangenafweging uiler-
Gebied 2
aard niet uil de emotionele sfeer gehaald, maar wel op een hoger
plan gebrachl.
Gebied 3
Gebied 4
enz.
Vervolgens koml aan de orde hel bepalen van de scores van de
gebieden voor de verschillende subcriteria, het meten.
Belangrijk is het meetniveau van de verschillende subcriteria,
dal kan varieren van nominaal (d.w.z. gelallen of andere symbolen worden slechls gebruikt om de groepen te identificeren waarloe de diverse objeclen behoren), via ordinaal tol de hoogste
vorm van meetbaarheid, de ratioschaal. Het is een wijd verbreid
misverstand dal grootheden die een nominaal of ordinaal karakter hebben, niet voor exacte analyse in aanmerking zouden kunnen komen. Recenl zijn juisl verschillende slalislische methoden
onlwikkeld om dergelijke gegevens le verwerken.
Over de lechniek van het vaststellen van de scores vail veel le
schrijven. Hel kan hel resullaat zijn van een diepgaand geformaliseerd onderzoek. Maar ook kan de meling op minder formele
wijze plaatsvinden en bestaan uit schatlingen van experts op hel
gebied van de le melen variabelen, hoewel daarmee naluurlijk
hel subjeclieve elemenl in hel vaslslellen van de scores wordl
versterkt.
Wanneer hel melen is vollooid, heefl men in deze tabellen al
een waardevol hulpmiddel voor het bepalen of men een gegeven
gebied als een landgoed wil classificeren. Men kan dit vergelijken
met het rapporl van een leerling van een middelbare school, aan
de hand waarvan men bepaalt of deze naar een hogere klas kan
overgaan. Er wordl niel geprobeerd de cijfers lol een of ander gemiddelde le reduceren. Hel rapporl wordl in de lerarenvergadering in zijn geheel besproken en dienl als basis voor hel nemen
van een besluil.
Vervolgens kan men proberen de veelheid van gegevens le aggregeren len einde meer overzichl le verkrijgen. Hierbij moel
men ieder subcrilerium zien als een bijdrage tot b.v. de cultuurhistorische betekenis, zodat de cultuurhistorische belekenis per
definilie niels anders is dan hel op een of andere manier bepaalde
totaal van deze bijdragen. Voor de aggregalie slaal een veelheid
van lechnieken ler beschikking varierend van de eenvoudige
sommalie lot zeer geavanceerde lechnieken. De eenvoudigsle en
legelijkerlijd de meesl doorzichlige techniek is de eenvoudige
middeling, die kan worden uilgebreid door haar le combineren
mel gewichlen die de belangrijkheid van de crileria represenleren. Die methode wordl de gewogen sommatie genoemd. Wanneer de gegevens en de gewichten een kardinaal karakter hebben
is alles ook malhemalisch in orde. Voor zover dal echler niel hel
geval is – en in de praklijk van deze onderzoekingen zal dil inderdaad meeslal zo zijn – heefl men logische consistenlie opgeofferd aan doorzichtigheid. Dil is een gevaarlijke handelwijze
omdal consislenlie juist een van de belangrijksle voordelen van
een exacle benadering is. Wanneer de scores inderdaad zeer eenvoudig te inlerpreteren zijn en de gewichlen de criteria simpel
naar belangrijkheid rangschikken, slaan nog vele lechnieken ler
beschikking om le komen lol een rangschikking van de gebieden
naar hun belekenis in hel kader van hel desbelreffende crilerium.
Een goede opsomming is te vinden in de disserlalie van H. Voogd
8).
Het resullaal van dit alles is dal men de gebieden nu gerangschikt heefl naar hun belekenis binnen de diverse calegorieen;
met andere woorden, men beschikl over een label mel Iwee ingangen waarvan de kolommen de crileria voorslellen, de rijen de
ESB 9-5-1984
Hel is zeer essentieel dal wij ons voorslellen hel sysleem zo le
organiseren dal de verschillende belanghebbenden in de gelegenheid worden gesleld ieder zijn eigen prioriteilen in le voeren. Dil
maakl van deze melhode een zeer flexibel inslrumenl, mel behulp
waarvan conlraslerende belangen en inzichlen een uildrukking
kunnen vinden. Immers, al naar gelang de inzichlen van diegenen
die met het systeem werken anders zijn, kunnen de prioriteilen
anders worden gekozen en kan daarmee de rangschikking van geval lol geval verschillen. Hel bovenstaande is vooral relevanl
wanneer hel belangrijk is de gebieden te splitsen in Iwee calegorieen, waarvan .men een als (erkend) landgoed wil beschouwen.
Soms is dil niet het doel van de analyse. Soms moeten schaarse
middelen worden gebruikl voor sleun en bescherming van gebieden die niel alle voor hulp in aanmerking kunnen komen. Dan
kan de analyse worden uilgebreid door ook de ,,bedreigingen”
waaraan de gebieden blootslaan in hel onderzoek le belrekken.
Ook dil kan weer mel dezelfde techniek plaatsvinden. De bereidingen worden nader onderverdeeld en de ernst van ieder van deze calegorieen voor de verschillende landgoederen wordl door
experts geevalueerd.
Ook een dergelijke label kan weer op de reeds vermelde wijze
worden gecondenseerd, zodal men nu de beschikking heefl voor
ieder landgoed over een rangschikking naar belekenis en een naar
bedreiging. Men kan dan de sleun richlen op die landgoederen
die relatief van veel belekenis zijn en die ernslig worden bedreigd,
zodal ook hier rangschikking een hulpmiddel kan zijn bij de
besluilvorming. Mel het woord ,.hulpmiddel” bedoelen wij
uileraard aan le geven dal lechnische inslrumenten als hel door
ons voorgeslelde sysleem misschien een belangrijke rol in de discussie kunnen spelen, maar nooit zo gebruikt behoren te worden
dat zij deze volledig overheersen.
Slot
Ter wille van een gei’nlegreerd landgoederenbeleid is een bruik-
baar classificaliesysteem een gewenste zaak. Hel zou dus alleszins de moeile waard kunnen zijn een proefopzel voor een classi-
ficalie le maken en daar de criteria en wensen in le betrekken die
voor het uit voeren van de diverse wetlen en regelingen nodig zijn.
De rol van de besluurder die beslissingen moel nemen, wordl niel
vervangen door een techniek, maar bij hel overwegen van de vele
aspeclen die een beslissing kunnen be’invloeden wordl de besluurder geholpen door een systemalische indeling van deze aspeclen.
Daarbij kan de besluurder alsnog uiteenlopende gewichten aan
deze aspeclen verlenen en daarmee zijn prioriteilen stellen.
In onze ogen zouden alle belangstellenden loegang lol het
systeem dienen le hebben. De ingevoerde gegevens moeten bekend zijn en de mogelijkheid zou aanwezig moelen zijn om le onderzoeken in welke mate de rangorde gevoelig is voor de gei’ntroduceerde preferenlies.
L.H. Albers
J.A. Hartog
7) L.H. Albers, Landgoederen van Zuid-Kennemerland, inventarisatie en beschrijving van cultuurhistorische aspecten van de tuinen,
parken en bossen, Slichting Nationale Contaclcommissie Monumentenbescherming, Amsterdam, 1984.
8) H. Voogd, Multicriteria evaluation for urban and regional planning, diss. TH Delft, 1982.
427