Ga direct naar de content

Drie jaar particuliere participatiemaatschappijen in Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 28 1984

Drie jaar particuliere
participatiemaatschappijen in
Nederland
DR. E.A.M. ELBERTSE*

Herstel van de marktsector wordt op dit moment beschouwd als een van de belangrijkste sociaaleconomische doelstellingen. Een van de manieren waarop dit herstel kan worden bevorderd, is het
verbeteren van de vermogensverhoudingen in het bedrijfsleven. In dit licht is in 1981 de
garantieregeling particuliere participatiemaatschappijen ingesteld, die er in voorziet dat eventuele
verliezen op deelnemingen van door De Nederlandsche Bank erkende participatiemaatschappijen in
nieuwe of expanderende ondernemingen, voor de helft door de overheid worden vergoed. In dit
artikel wordt de ontwikkeling van de particuliere participatiemaatschappijen sinds het instellen van de
garantieregeling beschreven en geevalueerd. De auteur is van mening dat de garantieregeling zeker
een bijdrage heeft geleverd tot het ontstaan van een markt voor ,,venture capital” in Nederland, maar
dat deze markt toch nog onvoldoende tot ontwikkeling is gekomen. Verdere stimulering, o.m. in de
vorm van fiscale aftrekbaarheid van aandelenaankopen door particulieren, acht hij gewenst.

Inleiding
Na jaren van verslechterende vermogensverhoudingen is rond
1980 in Nederland hernieuwde aandacht ontstaan voor de financiele positie van het bedrijfsleven in het algemeen en van het
midden- en kleinbedrijf in het bijzonder. De nadelige gevolgen
van de slechte financiele situatie voor onder andere de noodzakelijke vernieuwing van onze produktiestructuur werden steeds
algemener erkend.
Bind 1980 hebben de toenmalige ministers van Economische
Zaken, Van Aardenne en van Financien, Van der Stee, een brief
aan de Tweede Kamer gericht over mogelijke maatregelen ter
versterking van de financiele verhoudingen in het bedrijfsleven
1). Het rechttrekken van de financiele verhoudingen is hierbij
benaderd via het verhogen van de rentabiliteit van het in bedrijven aanwezige eigen vermogen via alsook het vergemakkelijken
van het aantrekken van nieuw vermogen. Op het eerste gebied
noemt de brief onder andere een verhoging van de vermogens- en
voorraadaftrek en de invoering van een dividendvrijstelling voor
de inkomstenbelasting over de eerste f. 500. Op het tweede terrein achten de bewindslieden algemeen geldende maatregelen,
zoals het creeren van een fiscale faciliteit voor de inbreng van
aandelenvermogen of commanditair vermogen in een vennootschap, op grond van een aantal overwegingen onhaalbaar. Wel
wordt in de brief gesproken over een verruiming van de kredietbeschikking midden- en kleinbedrijf. Hiermee wordt echter geen
eigen vermogen aan de onderneming toegevoegd, doch achtergesteld vreemd vermogen. Voor het eigen vermogen wordt ten
behoeve van het midden- en kleinbedrijf uiteindelijk gepleit voor
het opzetten van z.g. particuliere participatiemaatschappij
(ppm’s).
Dit heeft tot gevolg gehad dat op 23 april 1981 de garantieregeling voor ppm’s definitief in de Staatscourant is gepubliceerd.
Particuliere participatiemaatschappijen die door De Nederlandsche Bank zijn erkend, mogen deelnemen in nieuwe bedrijven of
uitbreiding van bestaande bedrijven. Het bijzondere is dat de
overheid het eventuele verlies op participaties voor 50% verESB 4-4-1984

goedt. Verder geldt een dividendvrijstelling voor de inkomstenbelasting voor de eerste f. 1.000 op ppm-aandelen ontvangen
dividend.
Al snel werden de eerste ppm’s opgericht en eind 1981 waren
reeds tien ppm’s door De Nederlandsche Bank erkend. Aan het
einde van dat jaar stond in totaal voor f. 1,5 mln. aan participaties bij De Nederlandsche Bank geregistreerd. Begin 1984 is het
aantal ppm’s tot 26 opgelopen en is het participatietotaal bijna
verdertigvoudigd tot f. 43,0 mln. Aangezien de participatie van
een ppm vaak een hefboomfunctie vervult waardoor andere financieringsbronnen gemakkelijker kunnen worden aangeboord, is de hoeveelheid kapitaal die dank zij de ppm’s in het bedrijfsleven is gepompt aanzienlijk groter dan de f. 43,0 mln. aan
participaties op 30 januari 1984. Waarschijnlijk ligt het totale
bedrag ergens tussen de f. 100 en 150 mln. Nu de ppm’s ca. drie
jaar functioneren, is een eerste evaluatie op haar plaats. Daartoe
wordt in dit artikel een poging ondernomen.
Plaats van de ppm in de ondernemingsfinanciering
De ppm’s verstrekken in principe risicodragend vermogen; zij
kopen aandelen of in aandelen converteerbare achtergestelde
obligaties. Zij onderscheiden zich hiermee van het traditionele
bankkapitaal. De ppm beperkt zich in de regel tot een minderheidsbelang. Wel is veelal sprake van een min of meer actieve begeleiding van de participatie en veelal is de ppm vertegenwoordigd in de Raad van Commissarissen van de onderneming waarin wordt deelgenomen.
* De auteur is als stafmedewerker verbonden aan het VNO en is secreta-

ris van de Contactgroep Particuliere Participatie Maatschappijen. Het
artikel is geschreven a litre personnel.
1) Beleid inzake financieringsproblematiek bedrijven, brief van de mi-

nisters van Financien en van Economische Zaken aan de voorzitter van
de Tweede Kamer der Staten Generaal, VGravenhage, 16 September
1980.

331

Van de zijde van de ppm’s is een duidelijke belangstelling
waar te nemen voor deelname in die ondernemingen waar grote-

wordt. Van drie willekeurige deelnemingen is in dit voorbeeld
dan na vier jaar door een gewone venture capitalist, niet-ppm,
een rendement gehaald van nog geen 7,5% per jaar 4). Aangezien vooraf de verliezer uiteraard niet viel aan te wijzen is het
voor een venture capitalist met een rendementseis van b.v. 10%
onverstandig om aan welk van de drie bedrijven dan ook geld te
verstrekken. Door de garantieregeling maakt een ppm in dit zelfde voorbeeld echter een rendement van 10,5% per jaar 5). Van
dit rendement moeten de beheerskosten overigens nog worden

re winsten mogelijk lijken dan in het Nederlandse bedrijfsleven

afgetrokken. Bij een zelfde rendementseis van 10,5% per jaar

gebuikelijk zijn. Het gaat daarbij om de meer innovatieve en risi-

kan de beleggingsinstelling die geen ppm is in dit voorbeeld niet
verder gaan dan een faalkans van 25% 6). Veel innovatieve
projecten hebben zoals gesteld een duidelijke hogere faalkans
dan deze 25% en komen dus zonder garantieregeling niet in
aanmerking.
Hoewel de ppm vanwege de garantieregeling dus grotere risico’s kan nemen, zal duidelijk zijn dat het stimuleren van de verschaffing van venture capital tegelijkertijd aangrijpingspunten
zal moeten hebben op het gebied van de faalkans, de maximaal
haalbare vermogenswinst en de te maken beheerskosten. In een
stagnerende en inflexibele economie hebben projecten een grote-

De ppm is een commerciele, op winst gerichte organisatie. Met
de installing van de garantieregeling ppm is ervoor gekozen het
particulier initiatief bij het verstrekken van risicodragend ver-

mogen te bevorderen 2). In tegenstelling tot wat het geval is bij
veel overheidsregelingen en regionale-ontwikkelingsmaatschappijen komt) korte-termijn-(behoud van) werkgelegenheid

dus op de tweede plaats.

covolle projecten, waarop de ppm’s vermogenswinst hopen te

boeken terwijl de garantieregeling het risico aanzienlijk beperkt.
Op deze wijze komt de verstrekking van ,,venture capital” nu
ook in Nederland tot ontwikkeling, nadat in de Verenigde Staten
aan het eind van de jaren zeventig al sprake was van een bloeiende markt voor venture capital (waaruit bekende ondernemingen
als Apple en Atari hun financiering hebben geput) en ook in Engeland sprake is van een groeiende markt voor venture capital.
De gerichtheid van ppm’s op venture capital heeft overigens
tot gevolg gehad dat zij zich slechts op een deelgroep van het
midden- en kleinbedrijf richten. De ppm brengt dan ook slechts
voor deze groep een versterking van het eigen vermogen met zich
mee en kwijt zich hiermee slechts gedeeltelijk van de haar oorspronkelijk toegedachte taak van verstrekking van het eigen vermogen in het midden- en kleinbedrijf. Wel maakt juist de gerichtheid op expanderende en innovatieve bedrijven de ppm tot
een speerpunt binnen het algemeen beleid tot versterking van het
eigen vermogen, doch de noodzaak tot een generiek beleid ter
versterking van het eigen vermogen blijft bestaan. VNO en
NCW wijzen hierbij op de noodzaak tot een generieke maatregel
waarbij de aankoop van aandelen uit emissies en de inbreng van
nieuwe commanditair vermogen aftrekbaar wordt gemaakt voor
de inkomstenbelasting. De ppm’s zouden in deze voorstellen een
gerichtheid op venture capital kunnen behouden en zelfs versterken 3).
Het belang van de garantieregeling

De innovatie expanderende onderneming loopt in haar beginfase grote risico’s. Veel jonge innovatieve bedrijven zijn geen
lang leven beschoren. Deze faalkans, voor startende bedrijven
wel op 80% geschat en voor bedrijven in de echte ,,venture”fase toch zeker nog 50%, wordt door deelname van een venture
capital fonds, zoals de ppm, duidelijk verkleind. De actieve be-

geleiding draagt hiertoe bij, evenals de veelal bestaande bereidheid tot financiering in de zogenaamde tweede ronde, nadat het
oorspronkelijke vermogen te zeer is weggeteerd om verdere expansie mogelijk te maken.
Het verlies bij faillissement op een participatie zal de,,venture

capitalist” moeten goedmaken met de winst op andere participaties. Nu zijn in Nederland de mogelijkheden tot vermogenswinst
veelal beperkt. Dit heeft te maken met een veelheid van sociaaleconomische omstandigheden. Ons land kent (nog steeds) een
aanzienlijke mate van regulering. Daarnaast is het nemen van
economische risico’s en het leveren van economische prestaties
jarenlang op velerlei wijze ontmoedigd. Verder kenmerkt de Nederlandse kapitaalmarkt zich door lage koerswinstverminderingen in vergelijking met het buitenland. De garantieregeling ppm
verandert op zich weinig aan deze factoren. Door echter aan de
andere kant het eventuele verlies bij faillissement op een participatie te verzachten, draagt de regeling bij tot de bereidheid om in
jonge innovatieve bedrijven te participeren.
Deze bijdrage moet overigens niet worden overschat. Het is
niet zo dat een ppm hierdoor elk project kan accepteren en nog
winst maken ook. Zo is de gemiddelde participatieduur, tot verkoop of garantie-uitkering bij liquidatie, vaak tenminste een
jaar of vier. In deze periode heeft de ppm renteloos geld in de onderneming gestopt, zelden dividend ontvangen en daarnaast niet
onaanzienlijke beheerskosten gemaakt. Stel als voorbeeld dat
door de actieve participatie de faalkans van de participatie wordt

gereduceerd tot eenderde. Stel verder dat de ppm alleen aandelenparticipaties verstrekt heeft en dat bij succes een gemiddelde
netto vermogenswinst op de participatie van 100% behaald
332

re faalkans dan in een groeiende economic met een gunstig fi-

scaal en overig, regulerend klimaat. Hoe meer de externe factoren een project begunstigen, hoe meer kans van slagen een innovatief project heeft en hoe groter de kans is dat een ppm zal willen deelnemen in een project. De noodzaak van de garantieregeling is omgekeerd evenredig met de resultaten die op deze fronten worden geboekt.
Het bereik van de huidige ppm’s

Zoals reeds eerder aangegeven, worden de ppm’s gekenmerkt
door een tamelijk exclusieve gerichtheid op snel groeiende ondernemingen. Uit de vorige paragraaf bleek dat drie zaken bepalend zijn voor het succes van een ppm. De faalkans, de haalbare

vermogenswinst en de beheerskosten. De beheerskosten worden
veelal laag gehouden door een minimale personeelsomvang; in
veel gevallen bestaat het personeel slechts uit een directeur en een
secretaresse. Dit waarborgt flexibiliteit en voorkomt bureaucratisering, doch geeft meteen een maximum aan het aantal door de
ppm te beheren participaties. Op een onlangs in Luxemburg gehouden symposium over venture capital 7) werd voor een kleine
bezetting van een specialist en een financieel manager uitgegaan
van veelal niet meer dan vijf participaties.
Een ruimer bezette ppm, bestaande uit een algemeen directeur, een financieel directeur en een adviesgroep, individuele adviseurs en andere contacten waarop kan worden teruggevallen,
wordt hierbij een ,,span of control” toegeschreven van 15 participaties. In dit licht is verklaarbaar waarom de groei van het verschijnsel ppm’s niet alleen kan en zal bestaan uit een groei van de
bestaande ppm’s, doch dat tevens een uitbreiding van het aantal
ppm’s gewenst is. Gegeven de beperkte organisatorische uitbouw van de ppm kunnen regionale ppm’s een belangrijke taak
vervullen in de (ver)spreiding van venture capital.
De geringe ,,span of control” van een ppm en de daarmee hoge beheerskosten per participatie leidt tot een voorkeur voor de
wat grotere participaties. In versterkte mate werkt dit door in het
beleid van ppm’s ten opzichte van individuele starters. Deze
groep, die een grote faalkans hebben en hoge beheerskosten ver-

2) Zie antwoorden op kamervragen d.d. 12 mei 1982.

3) Nota Stimulering aandelenbezit en -emissies, VNOen NCW, maart
1984.
4) Drie investeringen van elk x gulden. Na 4 jaar ontvangt de venture capitalist in totaal 4.x terug, via tweemaal een verdubbeling tot 2.x gulden
en eenmaal een afboeking tot nul. De groei, 33,3% in vier jaar komt neer
op een percentage aan samengestelde interest van 7,5 per jaar.
5) (2 X 2.x) + (1 X 0,5.x) = 4,5.x. Een groei dus van 50% in vier jaar,
of wel 10,5% per jaar.

6) 0/4 .x -1) + ( 3 /4.x 1) = 50% of wel 10,5 per jaar.
7) Symposium ..Developing Capital Markets for de Regeneration of Industry”, Luxemburg, 23 — 25 november 1983.

oorzaken 8) ten opzichte van de eventueel te behalen vermogenswinst, wordt door de huidige ppm’s dan ook nauwelijks gedekt.
Tabel 1 toont de verdeling van de ppm-participaties naar oorsprong van de onderneming. De hier met nieuwe ondernemingen
aangeduide groep is veelal juist niet de individuele starter, de uit-

vinder, doch veeleer de starter die op een ruime ervaring kan bogen en op grootschalige en professionele wijze van start kan.

Tabel 1. Ppm-participaties naar oorsprong van de betrokken
ondernemingen per ultimo 1983
Type bedrijven waarin
ppm’s deelnemen

Aantal betrokken
ondernemingen

Bestaande ondernemingen

liggende venture-capitalklimaat en door een verdere versprei-

ding van venture capital in Nederland nog grote groeimogelijkheden ook voor ppm’s in Nederland.
De aandeelhouders van ppm’s
Van de huidige 26 ppm’s hebben er 2 de NV-vorm, 14 de BV-

vorm en zijn 10 als commanditaire vennootschap qpgezet. Aandeelhouder/commanditaire vennoot is in 7 gevallen een bank; 10
ppm’s zijn opgezet door andere financiele instellingen, onder

25

Verzelfstandigde concernonderdelen (,,spin off’s”)

capital alleen voor snel expanderende bedrijven geschikt is. Publiciteit over succesvolle participaties zal daarnaast kunnen helpen deze koudwatervrees weg te nemen.
Samengevat lijkt door de langzame verbetering van het onder-

8

andere door enkele grotere participatiemaatschappijen en 1
door de industrie. Zes ppm’s hebben een combinatie van deze
groepen als aandeelhouders. Daarnaast hebben 7 ppm’s (van
banken, financiele instellingen en industrie) voor een gezamen-

Nieuwe ondernemingen

17

lijk beheer gekozen. Momenteel zijn slechts 2 ppm’s door privepersonen gefinancierd. De dividendvrijstelling van f. 1.000 van
op ppm-aandelen genoten dividend heeft dus weinig mogen bijdragen tot de aantrekkelijkheid van ppm-aandelen voor particu-

Bron. De Nederlandsche Bank.

De bestaande ppm’s betreuren overigens ook wel dat de individuele starter bij de ppm’s zo slecht aan zijn trekken komt. Ter
beheersing van de met starters gepaard gaande hoge beheerskosten en ter verbetering van de hoge faalkans die starters kenmerkt, hebben de ppm’s, verenigd in de Contactgroep PPM,

dan ook gepleit voor een Fonds Starters Begeleiding (FSB) 9).
Dit Fonds zou via vooronderzoek en begeleiding de starter commercieel aantrekkelijker voor geldschieters maken. Voor de aanloopfase van dit Fonds werd een subsidie aangevraagd bij de
overheid, die helaas voorlopig is geweigerd. Via een beperkt opgezette FSB en mogelijke samenwerking met de Rijksnijverheidsdienst overwegen de ppm’s toch een betere toegankelijkheid voor de individuele starter te creeren. De mogelijkheden
hiervoor lijken echter beperkt door de subsiedieafwijzing.
Tabel 2 geeft de verdeling van ondernemingen waarin ppm’s
participeren naar branche.

Tabel 2. Ppm-participaties naar bedrijfstak per ultimo 1983

lieren. De gerichtheid van ppm’s op vermogenswinst op de iets

langere termijn in plaats van een directe (geringere) rentabiliteit
en dividenduitkeringen op korte termijn speelt hier uiteraard een
belangrijke rol.

Nu heeft elke aandeelhouderssamenstelling zijn voordelen en
nadelen, maar voor venture capital is een goede samenstelling
van de groep aandeelhouders zeer wenselijk. Het voornaamste
voordeel van een bank als aandeelhouder is zijn overige
dienstenpakket, terwijl het kantorennet goede diensten kan bewijzen bij het vinden van potentiele ondernemingen. Ook de
overige financiele instellingen brengen financiele “know how”
in in de ppm. Van belang is hierbij wel dat de ppm de ruimte
krijgt tot een minder terughoudend investeringsbeleid dan in de

financieringswereld gebruikelijk is. Van zeer veel waarde zijn
ook juist de door de industrie opgezette ppm’s. De industrjele
ppm brengt het technische klimaat mee waarin de potentiele onderneming zich thuis kan voelen. Technische expertise kan worden uitgewisseld, bij voorbeeld in de vorm van licenties. De ppm
mag bovendien in staat worden geacht bij het eventueel ver-

zelfstandigen van b.v. produktieafdelingen zinvolle adviezen te
kunnen geven.

Bedrijfstakken waarin ppm’s
deelnemen

Aantal betrokken
ondernemingen

plaatsing van aandelen bij particulieren. De ppm kan in zo’n ge-

Bouw en toelevering bouw
Produktie van computerapparatuur
Produktie van andere machines
Produktie van grondstoffen
Produktie van gebruiksartikelen
Produktie van voedingsmiddelcn

6
3

Overige produktie

2

Handel
Zakelijke dienstverlening

7
4

Totaal

In alle bovengenoemde gevallen bestaat de mogelijkheid dat
de ppm haar kapitaal uitbreidt via een al dan niet openbare
val eventueel de NV-vorm kiezen en een notering op de parallel-

6

50

Bron: De Nederlandsche Bank.

markt aanvragen. Tot nu toe is dat nog niet gebeurd.
Daarnaast zou zich in de toekomst een groeiend aantal ppm’s
zonder binding met industrie of financiele instellingen kunnen

gaari aanbieden. Voor de door prive-personen opgezette ppm is
belangrijk welke sterke punten het management van de ppm
heeft. Ruime ervaring en goede contacten zijn onmisbare zaken.
Het komt ook voor dat particulieren of organisaties uit idee’le

overwegingen besluiten een ppm op te richten. De aanwezige
achtergrond van de initiatoren c.q. oprichters kan in deze gevallen een basis betekenen voor de inbreng van know how en het beperken van de beheerskosten, terwijl de aandeelhouders vaak

Zoals uit label 2 blijkt, is er een sterke voorkeur voor de in-

geen hoge rendementseisen stellen. Groot gevaar van deze

dustriele onderneming. Toch is de belangstelling van ppm’s niet
uitsluitend gericht op de zogftiaamde ,,high technology”-

constructie is echter dat deze ideele motieven van een kostenvoordeel in een kostennadeel omslaan zodra nieuwe participaties moeten worden beoordeeld of er moet worden ingegrepen in

sectoren. Dit is niet zo vreemd als bedacht wordt dat het leeu-

wendeel van innovatie in Nederland nog steeds bestaat uit
marktvernieuwing, produktievernieuwing en produktietechniekvernieuwing in bestaande sectoren en dat de zogenaamde
,,high technology” nog slechts een klein onderdeel is van ons totale produktieapparaat.
Opvallend is overigens de huiverigheid van de ondernemingen
om met venture capital te werken. Volgens een recent onderzoek
10) zegt slechts een op de zes ondernemingen het aantrekken van
venture capital te overwegen. Ruim tweederde voelt hier nadrukkelijk niets voor, omdat dit gepaard zou gaan met een verlies aan
zelfstandigheid of omdat het niet past in de bedrijfspolitiek.
Grotendeels is deze angst te verklaren door het feit dat venture
ESB 4-4-1984

8) Zie hiervoor ook het Tussentijds evaluatierapport Pii-a: conclusies en
aanbevelingen ter bevordering van jonge industriele bedrijven op basis
van pii-a ervaringen, Project Industriele Innovatie, Apeldoorn, februari
1983.
9) Het rapport Fonds Starters Begeleiding is op 9 januari 1984 door de

Contactgroep PPM aangeboden aan staatssecretaris Van Zeil van Economische Zaken.
10) Economisch Dagblad, 28 februari 1984.
333

slechtlopende participaties. Ideele motieven zijn in dergelijke situaties vaak slechte raadgevers. Het succes van de door particulieren opgezette ppm zal dan ook sterk afhangen van de commercie’le installing van de ppm-manager.
Deelname van particulieren in een ppm bevordert bij hen de
belangstelling voor het bedrijfsleven, voor innovatie en meer in
het algemeen het denken in termen van risico en winst. De overheid vindt dat een goede zaak en heeft daarom de particulier
reeds vrijgesteld van inkomstenbelasting over de eerste f. 1.000
die aan ppm-dividenden per jaar ontvangen wordt. Deze maatregel is weinig effectief gebleken. De werkgeversorganisaties
VNO en NCW bepleiten in het kader van het algemeen beleid het
(gedeeltelijk) voor de inkomstenbelasting aftrekbaar maken van
aandelenaankopen uit emissies resp. commanditair ingebracht
vermogen. Zo’n maatregel zal uiteraard ook de ppm’s aangaan.
Het speerpuntkarakter van de ppm en het geringe profijt dat de
dividentvrijstelling voor een ppm-aandeelhouder betekent zijn
voor de werkgeversorganisaties VNO en NCW echter reden geweest om voor de ppm zelf een volledige aftrekbaarheid van het
aankoopbedrag te bepleiten. Recent heeft met name de EG aandacht besteed aan de technologische achterstand die Europa
oploopt ten opzichte van Japan en de VS. Ten aanzien van Japan
speelt met name de grote omvang van R&D-activiteiten hier een
rol. In de VS waar relatief minder geld aan R&D wordt besteed,
wordt met name de rol van venture capital als belangrijkste fac-

tor genoemd.
De overheid en venture capital

In de ons omringende landen (m.n. Engeland) komt de verstrekking van venture capital al van de grond. Een afwachtende
houding van de Nederlandse overheid ten aanzien van venture
capital zou onverstandig zijn. De bestemming van venture capital is veelal een innovatieve; de via deze methode opgezette bedrijven zullen slechts zelden bestaande werkgelegenheid bedreigen. Van concurrentievervalsing, het grote risico van specifiek
stimulerend beleid, is hier vrijwel geen sprake. Daarentegen mag
een zekere ,,spin off” van de expanderende ondernemingen op
andere bedrijven worden verwacht. Alleen een actief stimulerend beleid kan voorkomen dat Nederland op achterstand raakt.
Zolang de markt voor venture capital in Nederland nog van de
grond moet komen, is een stimulerend beleid van de overheid in
deze gewenst. VNO en NCW kennen deze noodzaak en hebben
bij de overheid op maatregelen aangedrongen. De SER werkt

voor innovatie erkennen en de volledige aftrekbaarheid van het

aankoopbedrag van ppm aandelen voor de inkomstenbelasting
bepleiten.
Samenvatting en conclusies

Met de garantieregeling ppm die in 1981 werd gerealiseerd zijn
in een periode van stagnatie de mogelijkheden verbeterd om op
commercieel verantwoorde wijze te participeren in jonge, expanderende en innovatieve bedrijven. De ontwikkeling van de
ppm’s tot ware venture capitalists biedt grote mogelijkheden,
waarbij de huidige omvang van de ppm’s nogal mager afsteekt.
Er is zeker een toename mogelijk van het tot nu toe bescheiden
totaal aan ppm-participaties (direct f. 43,0 mln. en indirect

f. 100 a 150 mln.). Uitbreiding van de bestaande ppm’s en het
oprichten van nieuwe ppm’s zal hiervoor nodig zijn. Naast de
door financiele instellingen opgerichte ppm’s is uitbreiding gewenst van het aantal door de industrie opgezette ppm’s en moet
de betrokkenheid van de particulier bij de ontwikkeling van
ppm’s verder worden gestimuleerd. Het succes van een ppm
staat of valt evenwel bij de commerciele kwaliteiten, contacten
en deskundigheid van het ppm-management. Het opengooien
van bestaande ppm’s voor particulieren als aandeelhouder, via
b.v. notering van de ppm op de parallelmarkt, zou een goede

zaak kunnen zijn.
De markt voor venture capital in Nederland is nog onvoldoende ontwikkeld. De voorwaarden waaronder deze markt zich verder kan ontwikkelen zijn nog niet gerealiseerd. Allereerst is nodig een generiek marktstimulerend sociaal-economisch beleid.
Voor het expanderend midden- en kleinbedrijf speelt verder een
rol dat de bestaande openbare kapitaalmarkten (beurs en parallelmarkt) zich door lage koers/winstverhoudingen in vergelijking met het buitenland slecht bereikbaar voor het jonge bedrijf.
De verdere ontwikkeling van de parallelmarkt en een algemeen
stimulerend beleid ten aanzien van het beleggen in effecten zouden daarin verbetering kunnen brengen. Vooralsnog is de achterstand van het midden- en kleinbedrijf op technologisch vlak
dermate groot dat voor deze categorie een specifiek beleid gewenst is dat het innoverende midden- en kleinbedrijf een betere
toegang verschaft tot risicokapitaal. De garantieregeling ppm
vervult in dit verband een belangrijke rol. Hopelijk bereiken we
zo op langere termijn nog eens de tijd dat venture capital, zonder
welke speciale overheidsregeling dan ook, een krachtige stimulans gaat vormen voor onze economie.

momenteel aan een advies inzake innovatie en ondernemingsfi-

nanciering. Hopelijk zal ook zij het belang van venture capital

Evert Elbertse

Auteur