Consutnptie en welvaart
DRS. R. IWEMA
In hoeverre wordt iemands individuele subjectieve welvaart, voor zover die van inkomen en
daarmee consumptiemogelijkheden
afhankelijk is, bepaald door de absolute hoogte van zijn
inkomen dan wel door de hoogte van zijn inkomen ten opzichte van dat van anderen. Deze vraag
staat centraal in het onderstaande artikel. Het antwoord erop heeft consequenties voor de mate
waarin men economische groei dan wel inkomensherverdeling
van meer betekenis acht voor de
welvaart. De auteur zet zich af tegen diegenen die uitsluitend het relatieve inkomen voor de
subjectieve welvaart van belang achten.
Inleiding
Dit artikel handelt over de subjectieve welvaart die individuenontlenen aan hun geldink.omen of, nauwkeuriger gezegd,aan de consumptiemogelijkheden die dat inkomen hun
verschaft. Bij subjectieve welvaart denke men aan het nutssurplus, dat Hennipman in dit tijdschrift ooit omschreef als
“iedere met economische .goederen nagestreefde of verkregen
behoeftebevrediging, of nallwkeuriger, als het saldo van het
positieve nut boven het negatieve nut veroorzaakt door externe effecten of produktieve inspanningen” I). Het gaat in dit
artikel echter, zoals gezegd, uitsluitend om de aan consumptiemogelijkheden ontleende welvaart en derhalve b.v. niet om
het positieve nut van de arbeidsvreugde of het negatieve nut
van de arbeidsinspanning. Onder subjectieve welvaart moet
hier dan ook een dienovereenkomstig beperkt gedeelte van
Hennipmans nutssurplus worden verstaan. In het volgende
staat centraal de vraag in hoeverre de individuele subjectieve
welvaart in deze beperkte zin door de absolute hoogte van
iemands inkomen, dan wel door de relatieve hoogte van dat
inkomen ten opzichte van dat van anderen wordt bepaald.
Twee facetten van de subjectieve welvaart
De mate waarin de subjectieve welvaart in de bovenbedoelde zin door iemands relatieve inkomenspositie wordt bepaald, zal van individu tot individu verschillen. Wanneer we
alle individuen volgens dit criterium rangschikken, zullen
zich aan het ene uiteinde van de schaal de individuen bevinden waarvan de bedoelde welvaart uitsluitend relatief is bepaald. Dat wil zeggen dat hun welvaart uitsluitend wordt bepaald doorde positie die hun inkomen en daarmee hun mogelijke consumptieniveau inneemt ten opzichte van dat van anderen waarmee zij zich vergelijken. Aan het andere uiteinde
van de schaal zullen we daarentegen de individuen aantreffen, waarvoor het tegenovergestelde geldt: de subjectieve welvaart die zij aan hun bestedingsmogelijkheden ontlenen, is
van die van anderen geheel onafhankelijk. Tussen deze twee
uitersten in bevindt zich de grote meerderheid der individuen,
wier aan hun inkomensbesteding ontleende subjectieve welvaart geheel afhankelijk, noch geheel onafhankelijk van de
inkomenshoogte van anderen is.
Hun subjectieve welvaart heeft in dit opzicht zowel een
afhankelijk als een onafhankelijk facet, waartussen de onderlinge verhouding weer van individu tot individu verschilt.
532
Het hier gemaakte onderscheid moet niet worden misverstaan. Mensen leven in een maatschappij waarin ze met
betrekking tot hun consumptiemogelijkheden door
op ideeën worden gebracht. Het adjectief onafhankelijk slaat
dan ook niet op het ontstAAnvan iemands voorkeuren, maar
op de bevrediging die hij aan die voorkeuren, eenmaal verworven en tot gelding gebracht, ontleent. Bij het onafhankelijke facet van iemands subjectieve welvaart is die bevrediging
onafhankelijk van de mogelijkheden van anderen die voorkeuren tot gelding te brengen, bij het afhankelijke facet is dat
niet het geval.
Deze beide facetten zijn echter gemakkelijker theoretisch
te onderscheiden dan praktisch te scheiden. Zo kan in theorie
bij het onafhankelijke facet b.V. worden gedacht aan het
duurzame genot dat iemand aan het wonen in een rustige omgeving – voor de meeste Nederlanders thans een uiterst kostbare vorm van inkomensbesteding – kan ontlenen. Men kan
daarbij echter b.V. ook denken aan een inkomensbesteding
die iémand (op den duur) het blijvende plezier van een welvoorziene boekenkast, een mooi schilderij of een goed muziekinstrument verschaft. In meer algemene zin kan in theorie
bij het onafhankelijke facet van aà n de inkomensbesteding
ontleende subjectieve welvaart op de kwaliteit van de aangeschafte consumptiegoederen worden gewezen. Het betere
produkt is grosso modo namelijk niet alleen smaakvoller en
kunstzinniger, maar ook doelmatiger en duurzamer dan het
slechtere. Het geeft daardoor minder aanleiding tot teleurstelling en men raakt er minder gauw “op uitgekeken”. Het is
daarmee een bron van zowel intensere als duurzamer bevrediging.
De intensiteit van het genot in een rustige omgeving te wonen kan echter, en zal waarschijnlijk veelal ook, worden vergroot door de wetenschap dat anderen zich zulks niet kunnen
veroorloven en hetzelfde geldt met betrekking tot de aan- f
schaffing van consumptiegoederen van hoge kwaliteit in het
algemeen. Dat is dan het afhankelijke facet van de aan inko- ‘:
mensbesteding ontleende subjectieve welvaart. Voor som- ,
mige individuen beperkt de bedoelde subjectieve welvaart \;
zich, zoals eerder opgemerkt, uitsluitend tot dit afhankelijke
i
l
I) P. Hennipman, Welvaartstheorie
26 januari 1972, blz. 81.
of welzijnstheorie?,
1861-9-£ HS3
££ç
‘6L61 !lllnJq:lj tol ‘ElS3 ‘U:lJn:lJ[JOOA
:lpU:lJ:lPUIlJ:lA ‘UÃ:lldll)[ ‘V U:l :lzÃnJS
‘J[:l:lqsUIlM
‘.1 U:l ~6L61
!lllnJq:lj L ‘ElS3 ‘liU!I:lpJ:lASU:lWOJ[U!
:lIIlW!ldo U:l U:lJn:lJ[JOOAUIlAppq
-J[f!I:lJ[UllqJV ‘U:lpJIlIlMJ:lH UIlA ‘0 ‘::I U:l uÃ:l1dll)[ ‘V :6L61 IJllnUIl[ 1£
:ElS3 ‘u:ld:loJli:lllU:lJ:lj:lJ :l(llpOS U:l s:l!punjSlJIlIlA[:lM :lj:lnp!A!pUI
U:lpJIlIlMJ:lH UIlA ‘0 ‘::I U:l uÃ:l1dll)[ ‘V ‘lillllJd UIlA
‘W’S
‘r
‘r
‘s
(z
-l:lA:lP lOOp PIBBd:lq Sl:lUlUl! lplOM ~U!Jl:l:l1 U:l:l UBA l:lJfpllOd
-dBll:lH
‘U:lUl0’l
UB’I ~U!’1’1nJPl!n
lBp l:lPUOZ Uf!Z l:lddBU’I
:lPJPZl:ll{
lOll:lJflJllOddBl
U:l~U!Jl:l:l1 :lIlB UBAl:lJfp
U:l:l l{J01 :llSll{J:lIS
‘Uf!z noz
:lp ‘Ol
:lPPPP!Ul:l~
lBPlOOQ
pUOl~ :l!P do np!A!pU!
‘U:l:ll{ SU:lUl0’lU! :lPU:lII!l{JSl:lA lOOA
U:l:l :l!P ~U!l:lplBBM
-lUO S,nB:lA!U:lpdUlnSUOJ
:lp I:lM :lUO ‘lU:l:l1
:ll’lBBUl:l~ ‘1flJ:l~OUl JOOplBBp:lp
pUOl~ do SU:lUl0’lU! :lPU:lII!l{JSl:lA UBB np!A!pU!
-J:lM :lA:l!lJ:lfqns
:lp HA\.
‘pJ:lUll:lA
SIBOZ ‘U:lA:l~l:l:lM ‘1f!P~OUl
-plB
l:lpl:l:l
U:l:ll:lPUO
U:l~OUll:lA:lpBlS:lld
‘I! IBZ l:lpUOl:l!H
:l1:lnp!A!pU!
UBA U:lp:ll{~!PlBBU:l~!:l
:lM!lBJ:ll
PIBBl{:lq
SBI’I U:l:l U! U:l8U!Jl:l:l1 :lIlB
U:l:l Sll{J:lIS U:lqq:ll{
f!Z :plBB
:lpU:l:>(f!l:l~l:lA UBA SflMl:l:>(f!l:l:>(BZPOOU Uf!Z Sl:lJflJllOddB”M
UBA
:lp UBBlSl:lA
ldou’I:lq
oz ‘I:l’l
lBp UBA :l!lU:lSS:l :lp
‘U:lM~
U:lUl0’lU! l:ll{ UBA S:lpJUnJSllBBApM
:lPI:l’l’l!MlUO
:lp lOOp l:ll{ lBBU ~nl:ll
-:l~ l:lpl:l:l
-llOddBl
‘(S,HA\.)
UBA l:lpOUl
‘S!U:l’l:ll:lq
:lp noz
l:ll{ –
U:l:l :l!P 1lBBA
Sl:l’l:lOZl:lpUO
l!P lOOA lUBA:lJ:ll l:lAOZ lOOA ‘l:lpOUl
UBA U:l!PUI
‘uflz
l:ll{ U:l U:lqq:ll{ I
U:l:l l{JOl 8U!Jl:l:l1 :llsdBU’I
l:l~Ol{ ~!p:llU:lA:l
U:lqq:ll{ Ol U:l:l :l!P U:ll{ UBA ‘100 SJ:l’l:lOZl:lpUO:lp
~!U:l U! l!P
U:lpnOZ U:l~U!Jl:l:l1 :lIlB ‘M’B’W
Sl:l’l:lOZl:lpUO
:lpUl:lOU
U:lA:l ~OU nu ‘I! l:l:l’l Sl:lJfp
:lp l:lAO ~U!ppMl!n
U:llBI :ll pU:l’l:llSl!n
-IBBll:lA Sl:lJfPllOddBl
:lPU:lII!l{JSl:lA
UBB Jpz
Uf!z UBp U:l:ll:lp:l!
UBA (IdA\.)
SU:lUl0’lU!
:lp U:ll:lUl Sl:l’l:lOZl:lpUO
lp:ll{
U:lUl0’lU!
PSU!~:lq
:llBq
‘SU:lUl0’lU!
:l!P lOOp U:lnp!A!pU!
U:lnp!A!pU!
~U!l:lplBBMSU:lUlO’lU!
:lZ:lP BN
lOl ll{J:lIS UBA S:lPBJ!J!IBM’I
U! ‘JPZU:ll{ UBA lBp p!snpu!
UBA
:lQ ‘HA\.
UI ‘np!A!pU!
u:l8!:l
U:l’l’l0ll:lq
l:ll{ UBA :l!punJsll1l1lApM:lP
l:ll{
‘Z’M’p
:lPU:lII!l{JSl:lA’ lOOA f!l{ :l!P 8U!l:lplBBM
‘U:l:ll{
:lp I:lM :lUO
lU:l:lIlUO :ll~OOl{ :lPU:lII!l{JSl:lA UBA SU:lUl0’lU! UBB PUBUl:l! :l!P
‘U:ll:lA:lldo
l:lJfpllOddBl
U! 1!l{JSl:lA l:llOl~
~!p:llU:lA:l pl:l:l’l:l~UlO
~U!Jl:l:lJ:lP:lUl
:l!P UBA :lll{J!zdo
U:ll :lpBlS:lld
U:l:l ‘b’J
‘U:ll:lpuodS:lllOJ
1!l{JSl:lM!lBlS:lld
U:l:l Ul:ll{
U! 1!l{JSl:lA :lPJJ:lZ
UBB~ lOOU:l~SBI’I :l!P U:l Ul:ll{ U:lSSm
l:l~Up:l~
UBA lBp U:ll:lJf!JllOddBl
~!p:llU:lM
U:l:l l:lUl lOOU:l~SBI’I U:l:l
Uf!Z U:lSSm 1!l{JSl:lA :lPJPZ
-OU:l8JB S! SBI’I Uf!Z U! ~U!P!:lldSSlplpBdBJ
UBA :llS0’l
UBB~
:lp –
U:l:l ‘U:lUl
:lddBU’I
:lp
U:ll U:l~U!Jl:l:l1 :l’l’lBMZ :lp lOOA lU:lJOp :lp UBA ll{JBp
-UBBBllX:l UBA~IOA:l~ SIB ‘A’q –
U:l!PU! ‘IBZ :lllOIS U:ll U:l3 ‘U:lA
-:llq:lq
‘U:l~:llS:l~
S! ‘1f!I:l~ :lUf!Z l:ll{ If!Ml:ll
UBA nB:lA!U:lpBlS:lld
l:lJflJllOddBl
-:ll’l:l~
:lPJ:lPP!Ul:l~
l:ll{ SIB UBB~ U:lp:lU:lq
1:ll{ SBI’I U:l:lU! ~U!Jl:l:l1 U:l:l UBA IBZ SllOO
U:lqq:ll{ noz lOOA 100l{JS :lpno
-:lIdo l:lJfp
-lool{JS
S! U:llOU:l~SBI’I Uf!Z
ufF
U:l:llBBU
S! :ldÃl
f!l{ lBp U:lUlOU:l~:lOl uflz ~!UBPOZ
~U!Jl:l:l1 U:l:l UBAS:l!lBlS:lldIOOl{JS
-lOM l~IOA SIB ‘100 U:luun’l
‘pS!nl{l:lA
:lp U:l!PUI ‘pl:l:llnUllOp~
S:l!snpUOJ
-SU:lUl0’lU!
:ll’lBBUl:l~
U:lp
:l!lP :lpUBB~lOOA :lQ
pM
:lp U:ll:lSÃIBUB flz
U:ll{ lOOp
‘100
‘pUl:lOU:l~ ~U!l:lplBBM
‘lU:l:lllUO
nB:lA!U:lpdUlnSUOJ
Uf!Z lOOp l:ll{ UBB np!A
‘1fH:l~OUl U:lUlO:>(U!(Oll:lU)
-!PU! l:ll{ :l!P llBBAI:lM :lp UBA lU ‘Pl:l:llUBl{:l~
1I! SIB l!n llBBApM
flqlBBp
:lA:l!p:lfqns
:lSPP’l”
l:ll{ ‘llBBAI:lM
do ‘1:l0Zl:lPUO l{JSP!dUl:l
-UB~:lp :ll:lpUOZf!q
:l!P UI
d!l~:lq
UBB~ Sl:l:>(:lOZl:lPUO :lQ
-0’luI
‘(Z;
U:lP’IPlB
IBl:lpP
‘”l’l:lfOlds~U!l:lplBBMSU:lUl
UBA :lP!SOdUlOJ
:lp UBA p:l!q:l~
U:l:l U:lUlBZ :ll :l!P ‘U:lP’I!llB
U:l:l lUllOA UBAlBBp :l!lBllsnll!
:ll l~!:llp
ll{JBputm
‘U:ll:llU:lS:lld:ll
-:l~ ~!p:llU:lA:l
-!JBdBJ
U:l:l ‘S! l:l~U!l:l~
:lp :llBUllBtm
:lA:l!p:lfqns
-BJ :l’lfll:l:>(UBl{JBl:ll{ dO.l:l:lZOZ SUBl{l ‘1nJpBU
-OUOJ:lIBlUBB U:l:l f!H ‘lBBlSs8U!~lOZl:lA
-dBl uflz U:lSSm I!l{JSl:lA :lPJJ:lZ U:l:l IBZ SlBBld :lpl:lp
:S! l:l~Ol{ U:llOU:l~SBI’I Uf!Z UBA :l!lBlS:lld
8UBI:l8 l1l1lU U:l~f!l’l
-OUOJ:l:lp
l:lJfp
:lPI:lPP!Ul:l~
l:l~BI U:l:l :lpBlS:lld
:lp
lBBUl ‘do
U:lA:l8:l2J U:l:l
:lPU!A:lq
U:lSSm snp
pOl~
U! UBAlBBp ~IOA:l~ SIB l{J!Z f!l{ U:l uflz
Uf!Z ~UBI:l8 lBBU U:l~f!l’l l:lJfp
l:l80l{
:l8!P!nl{
:ll{JS!UlOUOJ:l
:lp UBAUlnJlU:lJ
l:ll{ U! 8u!I
:lp U! SIB ÓBl{JSU:ll:lM :ll{JS!Ul
U! J:lMOZ S! Pf!ll:l’lflp~:l.l
‘U:lA:l~:l~ U:lqq:ll{ ll{JBpUBB
S! l:lH
‘pSOOJlBBMl:lA
U:lqq:ll{ p:ll{:l~ l!OOU
‘!:lOl~ :ll{JS!UlOUOJ:l ‘Z’M’p
1:ll{ :l’lflP’IUBl{JB
:lp lBp
‘1f!1
‘Uf!Z llBBAI:lM :l!P lOOA S!U:l:>(:ll:lq l:lpU!Ul UBA
~U!PPl:lAl:ll{SU:lUlO’lU!
U:l~U!ll:l:l1
U:l :ldÃlIOOl{JS l:l’lf!IPOUl
pOl~ :ll{JS!UlOU
U:l:l :l!ss:lld:lp
:l:>(flP’IUBl{JB l:ll{ f!Z I:lM:lOl{ ‘U:llS!UlOUOJ:l
-:l’ll:lUldo
lOOA SBI’I :lPJI:lZ U:l:l U! ~U!Jl:l:l1 U:l:l IBZ SBI’I :lp:l:lMl :lp U!
-:lP:lUl :ll:lddBU’I
l:lJBJ
U:llS!Ul
:lp ‘1:l!l!l0d
l:l:lUl Sp:l:llS :>(f!PlU:lJ:lll!P
:lp U! –
:lp lplOM
:lp UBA ~U!ABl{pUBq U:l
:lpMn:l!Ul:ll{
:lp U:l UBBlS :ll U:lUl0’l ~u!I1:llS~UBpq
SBI’I Uf!z U! ~u!P!:lldsSlPl
l:lJBJ
:lp UBA l:lJ
UBA U:ldd:ll{JS l:ll{ UlO pM SIB ~U!8fpSSU:lUlO’l
-U! UlO l:l:lZOZ l:l!U l:ll{ lBB~ f!qlBBp
-:lpl:lA(l:ll{)SU:lUlO’lU!
‘lOOU:l~SBI’I U:l:l UBA lBp U:ll:lJfpllOd
:l!BBlJ U:l3
:lp UBB p:ll{:l~
:lp U! l:>(!np lBBMS!P A\. ‘U:lU:lMpl:lA l!nJBBp
U! I!l{JSl:lA l:l~U!l
l:ll{
U! U:lP:lI:l~ lBBf lBBd U:l:l :l!P
:l’lf!J:l’lUBl{JBUO l:ll{ lBp ‘P~:ll:l~ llBBApM
ppl{U:l~:lI:l~:>(l:lM
l!P
UBA UBBp:lg ~BISl:lA pl:lM ‘U:lUllOA :lp
-OJ:l :lp lOOA ~U!IPlS~ut?pq
lOOU:l~SBI’I :l!P U:l Ul:ll{ U:lSSm :lpBlS:lld
lPlOM P’IplB
:ll:>(l:ld:lq :lpJl:lZl:ll{ UBA
:lA:lpJ:lfqns
U:lU:ll{JSl:lA Upl{JSpfPl!P
‘U:lddBUSlUO
‘U:l~
U! l:l fll{ UBp U:ll:lA
l:l~BI U:l:l JBBPIB Ul:ll{ :lZ:lP u:lllnz
l:l’lfln:lOUl
JBBU
A
llBBAI:lM :lA:l!p:lfqns
‘~U!~Ol{l:lASU:lUlO’lU!
IBZ ‘ll:l:lU!UlOP
l:ll{ llBBApM
l:lJBJ
:lMpJ:lfqns
U:l l:l;lUl UBA
:l’lf!P’IUBl{JBUO
:lp f!q :llBUllBBN
U:l:l
U:ll!:llPBdBJ
lólJllJ ólllfUólllUllqjll
lólq
~00l{ U:l:l MnB~ l:lpU!Ul :lpBl
do
lUólJJll Jól’lJóllS
-S:lld U:lA:l~:l8 U:l:llOOA ~U!ll:l:l1 U:l:l IBZ SlBBld :llSl:l:l :lp U! :U:l’l’l:lll
S:l!snIJUOJ
:l!lP :lpU:l~IOA :lp nu U:luun’l
:lA\.
‘lBBI l{J!Z l:lll{JB
‘ll:lA
-:lIdo
Sl:lJf!JllOddBl
U:l:l U:llPl!JBdBJ
U! 1!4JSl:lA l:llOl$
U! I!l{JSl:lA :lPJJ:lz U:l:l ‘b’J
-l:l:ll :l!P U:lSSm U:ll!:ll!JBdBJ
U:ll!:ll!JBdBJ
U! ~u!P!:llds
:l:lUl l{J!Z l:lUl Sl:lJfPllOddBl
:lllOIS
U:l.l
‘U:l’l:lI:l~l:lA
U:l~U!l
~!p:llU:lM
U:l:l
U! 1!l{JSl:lA :lPJJ:lz U:l:l ‘S!
:lp SBI’I U:l:l U! :llBUllBBU lBp
UBA l:ll’lBlB’I
U:lplOM
pl:l:l’l:l~UlO
‘U:l:l~l:l:lM
U! 1!l{JSl:lA l:l~U!l:l8
U:l~UHl:l:l1 :l:lMl U:lSSm Sl:lJf!JllOddBl
l:l~U!l:l~
~!p:llU:lA:l
:lA:lpBI:ll l:ll{ l~U:llq
IBZ l:lJfpllOddBl
Uf!Z UBA
~U!II:llSlSBA :lp f!q fll{ :l:lUll1l1lM U:l8U!Jl:l:l1 :lp Uf!Z l\lP U:l nB:lA
-!USlPlpBdBJ
lBBq’lf!l:l~l:lA
l:l:lUl JO U!Ul U:l:l l:lUl U:l8U!Jl:l:l1
UBA U:lpU!A:lq dBl{JSJ:lZ:l~ l:ll{ U! UBp l{J!Z IBZ fm
:ldÃlIOOl{JS :lPJJ:lZl:ll{ U:lUU!q l:l’l’lBdU:l:>(Bl
‘:ldÃlIOOl{JS l:l’lfll!:lOUl
U:l:l ‘b’J
U:l:l UlOlBBp fll{ U:l uflz IBZ l:l~Ol{ SU:l:l
-U:lM U:l:lUl:l~IB l:ll{ U! nB:lA!U:l!lBl!dSB
U:l:l UBA U:l~OUll:lA:l!lBlS:lld
-UOl:lA:lp
‘U:lZ:lpI IBZ
l:lplBBMZ
uflz
~U!II:llSl:lp
l:ll{ lOl :lUl ‘I! IBBd:lq
UlO
:lp UBA :l~BlU:lJl:ld
1:ll{ l:lUl S! li!P:llU:lA:l
-:ll{‘1fH:l~OUlS~U!P:llS:lq
-qnS:lp
(:llUBA:lPlltP!zdo
-IB (U:lnp!A!pU!
:lppOp:lq
U:lUl0’lU! l:l!M l:lUl U:lnp!A!pU!
UBp IBZ llBBApM
-:lPBI:ll
:lA:l!lJ:lfqns
:lp pU:ll!nISl!n
lPl
U:l:l ‘l’lflP8l:lA
:lUf!Z l:ll{ fll{
uflz
‘np!A!pU!
l:ll{ UBA :l!l!sod
llBBAI:lM :lA:l!p:l[qns
:lA
:lppOp
-:lq :lp UBA l:lJBJ :l:>(f!l:l’lUBl{JB l:ll{ lBBU lBBUl U:l:llltr :lM SIV
‘U:lOp U:lpnoz
lBp
~psnl
U:lpUl:lOU:l~lSlBBI
IflMl:ll
U!lBBM U:ll:ll~!Ul:l
:lp UBA :lpU!:ll!n
:lP’IU:l
:lp U:l!PU! ”A’q
U:l:l~ U:l~:llU:llBBp
:ll:lpUB
HM :ll~BBl~
‘S! S’If!ll:lpUOZl!n
l:lUl
Sl:l!U U:lUOM
PUBI U:l:llBBU l!OOU ‘UBBlS:lOl U:lpnOZ
:ll:lpUB UBA:l!P UBA:lll{J!zdo
Uf!Z UBA 8u!pnol{
:ll PUBl{
‘fll{ UBp U:lqq:ll{ U:lUl
:lp UBA f!l{ :llBUllBBU uflz l:l~Ol{
‘U:l’lfl’l
lOl
U:ll U:ll!:llPBdBJ
U:lp
:lp UBA) SIBIBBUl!XBUl UBp S! llBBApM
-:l~lSl:l3
lplOM
l~H l:lH
:l!Q ‘lBBI l{JF l:lll{JBlmUBBl:llOl~
f!l{ :l:lUllBBM U:l~U!Jl:l:l1 :l!P UBA :lUlBU l:lUl J:lM U:l U:l8U!Jl:l:l1
‘U:l’l:lJ:l~l:lA
‘lU:l:lIlUO
-O’lU! l:l~Ol{ U:l:l U:lIIB (U:ll{ UBA) SIBIBBUl!U!Ul U:l l:l~BI U:l:l U:l1
U:lp:ll{~!PUBlSUlO
l:lpBU Sl:l! ~ou :llSlBBll!P
ll{J:ll
UBA l:lJBJ :l’lfH:l:>(UBl{JBl:ll{ lBp U:lIPlSl:lPUOl:lA
:lp lOOA l:l:lUl JO U!Ul UlOlBBp
lBp unl{
‘U:l’ll:lM :lll!n
U:lUl0’l
l!P U! Ul:ll{ lOOA)
uflz UBB PUBUl:l! :l!P llBBAI:lM :lA:l!p:lf
‘S! l:l~Ol{ ~UHl:l:l1
l:ll{ ~UBI:l~ lBBU lBp
UBA l!n B~ U:l Sf!Ml:lpUO~IOAl:lA
-U! Bnb f!l{ lBp ‘U:lnp!A!pU!
U:lpnOZ
U:lpUl:lOU
l:lJBJ l!P lp:lds
l:ll{ UBB U:lnp!A!pU!
:lp
looA
IBBl{JS
‘l:lJBJ
die waardering in rapportcijfers uitdrukken kunnen we de
WFI van een individu ook omschrijven als het voor dat individu geldende verband tussen verschillende inkomens enerzijds en de rapportcijfers die het betrokken individu (indirect)
aan die inkomens geeft, anderzijds. De WFI kan grafisch
worden voorgesteld door langs de horizontale as de inkomens en langs de verticale as de daarbij behorende rapportcijfers af te zetten. De WFI wordt dan gekenmerkt door haar
mathematische gedaante, haar ligging en haar helling.
Die mathematische gedaante wordt bepaald door de omstandigheid dat bij rapportcijfers alleen de relatieve positie
telt. Als alleen iemands relatieve positie telt zal zijn waardering voor een bepaald inkomenspeil – zoals eerder opgemerkt – hoger zijn, naarmate van alle individuen, die in dit
opzicht binnen zijn gezichtsveld vallen, een groter aantal een
inkomen heeft beneden dat peil. Het rapportcijfer dat iemand
aan verschillende inkomens geeft, kan dan geacht worden
recht evenredig te zijn met het percentage van de binnen zijn
gezichtskring vallende individuen dat bij elk van die inkomens telkens daar in inkomen beneden blijft. Hiermede ligt
de mathematische gedaante van de WFI, die voor alle individuen dus dezelfde is, vast.
De ligging en de helling van de WFI verschillen echter van
individu tot individu. Naar gelang iemand zuiniger is met zijn
rapportcijfers, d.W.Z. aan een inkomen minder gauw een
hoog en eerder een laag cijfer geeft, zal zijn WFI verder naar
rechts liggen. Een naarmate iemands cijfergeving een smaller
inkomens interval bestrijkt, d.W.Z. naarmate hij – naar boven toe – eerder een hoog en óók – naar beneden toe – eerder een laag cijfer geeft, zal zijn WFI een grotere helling hebben. De ligging van iemands WFI is afhankelijk van zijn door
zijn eigen inkomenshoogte bepaalde aspiratieniveau alsmede
van de gemiddelde inkomenshoogte in de sociale referentiegroep (SRG) waarmee hij zich zelf vergelijkt. Iemands WFI
zal verder naar rechts liggen, d.W.z. hij zal zuiniger met zijn
rapportcijfers zijn, naar gelang zijn eigen inkomen en daarmee zijn aspiratieniveau hoger is. Hetzelfde is het geval naar
gelang het gemiddeld inkomen in zijn SRG hogerligt. De helling van iemands WFI is afhankelijk van de breedte van het
inkomensinterval, de inkomensspreiding, die hij overziet.
Die helling zal groter zijn in dezelfde mate als de inkomensspreiding die hij bij zijn cijfergeving kan overzien, geringer is.
Uit het voorgaande kunnen de volgende drie conclusies
worden getrokken:
_ in de eerste plaats zal, wanneer iemands inkomen is
gestegen, zijn WFl naar rechts verschuiven, d.W.Z. dat
hij een zelfde inkomen een lager rapportcijfer gaat geven.
Dit betekent dus ook dat hij aan dat nieuwe inkomen nu
een lager cijfer geeft dan hij voor zijn inkomensstijging
deed. De onderzoekers noemen dit “preference drift”;
_ in de tweede plaats zal, indien het gemiddeld inkomen in
iemands SRG is gestegen, zijn WFI eveneens naar rechts
verschuiven, d.W.z. zijn cijfergeving zuiniger worden.
Hij geeft zijn eigen inkomen nu dus ook een lager cijfer
dan hij voor de inkomensstijging in zijn SRG deed.
De onderzoekers noemen dit de “reference drift”;
_ ten slotte zal, indien – b.V.als gevolg vaneen succesvolle
politiek van inkomensnivellering – de inkomensspreiding die iemand kan overzien is afgenomen, de helling van
zijn WFI navenant stijgen. Dat wil zeggen dat hij een
zelfde verschil tussen zijn inkomen en dat van iemand
anders in rapportcijfers uitgedrukt dienovereenkomstig
sterker gaat percipiëren. We kunnen ook zeggen dat een
zelfde rapportcijferverschil nu correspondeçrt met een
inkomensverschil tussen hem en iemand anders dat
recht evenredig met de inkomensspreiding die hij kan
overzien, is gedaald.
De parallellen tussen de hierboven vermelde door de onderzoekers getrokken conclusies en het door mij eerder
gegeven “schoolvoorbeeld” zijn opmerkelijk. Zij illustreren
dat de door de onderzoekers bereikte conclusies geen van
alle uit het door hen ontwikkelde model voortvloeien, maar
534
opgesloten liggen in de manier waarop zij de subjectieve
welvaart of inkomenswaardering meten. Op het moment dat
z!i.l>~slisteIuic::s\1bj.l?ctie:ye
..\Vf:lyallrt.die.
in
p2..rt.~fl:rs(of in door rapportdffeiî;’ië ‘veiia!eökwaÃRlëaties)
tc::Jatenuitdrul
zijn .d,anlJeJ!9Yl:.IJ.yçrlllçLd.e. het voorgaande blijkt tevens
Uit
dat de bedoelde onderzoekingen uitsluitend betrekking hebben op dat gedeelte van de aan inkomens besteding ontleende subjectieve welvaart dat ik eerder _heLafhl1I1_k~Jjjlç.e
fa!
“Preference drift” en subjectieve welvaart
Als iemands inkomell aanmerkelijk stijgt of daalt en hij
zich als gevolg daarvan andere bestedingsgewoonten kan,
resp. moet aanwennen, zal zijn referentiekader zich eveneens
wijzigen. Zoals één van de onderzoekers die de “preference
drift” zowel voor het eerst heeft benoemd als gekwantificeerd, het ooit heeft geformuleerd, gebeurt dit “doordat de
consument overgaat naar een andere inkomensklasse en als
gevolg daarvan zijn voorkeur zich min of meer aanpast aan
de nieuwe klasse, waartoe hij gaat behoren” 3). Deze wijziging
in zijn referentiekader zal vanzelfsprekend van invloed zijn
op de rapportcijfers die hij aan verschillende inkomens geeft.
Als het om een inkomensstijging gaat zal hij zuiniger met .
die cijfers zijn geworden; hij zal zowel zijn oude als zijn
nieuwe inkomen een lager cijfer geven dan hij voor zijn inkomensstijging heeft gedaan.
Er is in dit geval echter meer aan de hand. Door de met de
opschuiving in zijn referentiekader gepaard gaande verhoging van zijn aspiratieniveau zal hij in het algemeen onder
meer de neiging vertonen zich goederen en diensten van
betere kwaliteit aan te schaffen, die, zoals eerder betoogd,
een intenser en duurzamer genot kunnen opleveren. Tegelijkertijd zal meestal zijn onderscheidingsvermogen, zijn kwaliteitsbesef, gaan toenemen, waardoor zich voor zijn “capacity
to enjoy income” en daarmee voor zijn welvaart nogmaals
wijdere perspectieven openen. Hier staat echter tegenover
dat hij als gevolg van zijn toegenomen onderscheidingsvermogen als consument ook kritischer wordt. Een eenmaal
_ b.V. door smaakscholing – verworven voorkeur voor het
betere produkt reduceert de bevrediging die het inferieure
produkt hem geeft, veelal aanzienlijk, ja soms tot nihil.
Dit heeft andermaal consequenties voor de rapportcijfers
die het individu aan verschillende inkomens geeft; vergeleken
met vóór zijn inkomensstijging zal hij ook uit dien hoofde
zowel zijn oude als zijn nieuwe inkomen een lager cijfer geven
dan hij voordien heeft gedaan.
Het zou theoretisch zelfs denkbaar zijn dat hij als gevolg
van een en ander zijn cijfergeving zo drastisch herziet, dat
hij zijn nieuwe inkomen nu hetzelfde cijfer geeft als hij
vroeger aan zijn oude inkomen gaf. Zijn “preference drift”
zou dan – als elasticiteit gedefinieerd – gelijk zijn aan één.
Volgens de onderzoekers zou zijn inkomens stijging dan geheel “weglekken” en zijn subjectieve welvaart in het geheel
niet zijn toegenomen. Niettemin zou hij ook in dà t geval de
kwaliteit van zijn bestaan, zoals ik hierboven heb betoogd, in-‘
het algemeen op een hoger peil hebben gebracht, d.W.Z.dat
zijn nutssurplus, zoals Hennipman dat heeft omschreven,
zou zijn gestegen. Opmerkelijk is dat de eerdergenoemde
onderzoeker de “preference drift” destijds heeft toegelicht als
het verschijnsel “dat eisen aan het leven gesteld omhoog gaan
3) B. M. S. van Praag, De mens in de economie. Leiden,
blz. 9.
naarmate men het in werkelijkheid beter heeft” 4). Welnu,
.als e~B~!!.1:>j~~the!…’,Y_~!”l<:~Wl<.,,!:l~!t:~~eft”
k~n ?e..t:conomjst
weinig anders concluderen dan dat ziJn~ll!:lJec!i~ve\V~l~a.art
is -to~n~1!lt:.!LeJL~ta.Lbehoef! .ni~tJ.~EQn~i!~!!t!~~!i!!. !!1_~t
e..t:11
“priference drift”-elasticiteit van één.
Een te eng mensbeeld
Als het onafhankelijke facet van de hier bedoelde subjectieve welvaart buiten beschouwing wordt ge!aten…waartoe
economisten thans in toenemende mate geneigd Zijn, wordt
een te eng welvaartsbègrip gehanteer~. Het negeren
van dat onafhankelijke facet gaat voorbij aan de levensverrijking die inkomens besteding ieI?an? kan oplever~n,
geheel onafhankelijk van de omstandigheid of anderen zich
die besteding al of niet ook kunnen veroorloven en of —-:
w~t
in de praktijk op hetzelfde neerkomt – het betrok~en mdividu met die besteding zijn aspiratieniveau al of ~lle~reeds
geheel heeft bereikt. A.ap_ditt_t:_e..Jl~.’.Yt:lv~~rt.!!!>~ip een
hgt
tet:Ilgt:_!!l.c:.Il_~Qpya!!i!1~!.ç!!
. &[onçl.!Ja~.ndien de mensen hun
I
subjectieve welvaart Uitsluitend relatief zouden ervaren, z~>Uden afgunst en status de enige pijlers zijn waarop die subJectieve welvaart rust. Dat dit vertekende mensbeeld veroorzaakt wordt door de subjectieve welvaart in rapportcijfers
uit te drukken, meen ik in het voorgaande genoegzaam te
hebben aangetoond.
Aan de andere kant moet de betekenis van het afhankelijke facet, ofte wel het relatieve as~e~t van d~.subjectie~e
welvaart niet worden onderschat. Die iSnamehjk ongetwijfeld zeer’groot, zeker in ons land, gezien de proporties die de
belangstelling voor andermans inkomen te onzent zo langzamerhand heeft aangenomen. Uitsluitend naar het relatieve
aspect van de subjectieve welvaart kijken -. wat .we doen
als we de individuen rapportcijfers aan het eigen mkomen
en dat van anderen laten geven – doet de menselijke aard
echter geen recht en leidt ~an ook tot weinig ~anvaar~bare
conclusies. Tot de conclusie b.v. dat het gemiddelde mkomensniveau volstrekt irrelevant is voor de gemiddelde subjectieve welvaart. En dus eveneens to~. de ..conclusie ~~t
economische groei die welvaart slechts tijdehjk – namehjk
zolang de verschuivingen van d~ ~F~’s als gevolg.. v~n
“preference drift” en “reference dnft , die een zekere tijd m
beslag nemen, nog niet zijn voltooid – maar in het geheel niet
blijvend op een hoger peil kan brengen. Dat laatste zou
dan nog alleen maar kunnen door inkomensherverdeling;
naar de meest gangbare opvatting over de – bij gegeven produktiviteit – economisch optimale inkomensverdeling zou
dat dan een herverdeling in nivellerende zin moeten zijn.
De bevreemdende uiterste consequentie van een en ander zou
zijn dat onze gemiddelde subjectieve welvaart sinds de
stet:ntijd. niet zou zijn gestegeJl en, vgpr ~~)Ver e iIl~()!!1~l1~:
d
y.erde!iIl8_J()(ll1geJijkmatiger was dan. nu – volgens de
~erçl~igen()~1l!~eopvatting over de. eç()nQn.!isch.<:lptimale
i!!!’9.E1el1.~yer<!~!in…g
= zt:lf~.zou_zijn~~ta.a.ld!
Een ondoelmatig welvaartsbegrip
Indien we onder subjectieve welvaart uitsluitend het afhankelijke facet daarvan verstaan, kan de gemiddelde subjectieve welvaart nog wel éénmalig op een hoger peil worden
gebracht door een voortdurende verhoging van het gemiddelde inkomensniveau, d.w.z. door permanente economische
groei. Weliswaar maken “preference” en “reference drift”
de door elke inkomensverhoging in eerste instantie ontstane
subjectieve welvaartsverhoging dan tel~ens w~er ongedaan,
maar inmiddels heeft dan weer een meuwe mkomensverhoging plaatsgehad. Zoals eerder uite~ngezet, speelt e;hter
niet alleen de ligging, maar ook de hellmg van de .WFI s een
rol. De in rapportcijfers uitgedrukte perceptie van mkomen~verschillen is, zoals eerder betoogd, omgekeerd eVen~e?ig
met de door het betreffende individu waargenomen spreidmg
in die inkomens.
Tot dusver hadden we daarbij het oog op de perceptie van
het verschil in inkomen tussen verschillende individuen op
telkens één tijdstip. Het geldt echter vanzelfsprekend voor
à lle in rapportcijfers uitgedrukte verschillen e.n ~e~halve
ook voor dat tussen de inkomens van een zelfde mdividu op
verschillende tijdstippen. Dat betekent dat de in rapportcijfers uitgedrukte perceptie door een. individ~. va~ het verschil tussen de door hem op verschillende tijdstippen genoten inkomens .omgekeerd evenredig is met de spreiding
in diezelfde inkomens. Dat is dus de spreiding in de door hem
genoten inkomens op diezelfde tijdstipp’en. Welnu, de laats!bedoelde spreiding, die dus over de tij.d gemeten word~, iS
recht evenredig met het tempo van de mkomenstoenemmg,
d.w.Z. van de economische groei.
Enerzijds leidt derhalve de door economische groei veroorzaakte toeneming van het gemiddelde inkomen tot een
spreiding van het gemiddelde inkomensniveau over de. tijd,
die recht evenredig is met het tempo van de economische
groei. Anderzijds is de in. rapportcijfers vertaald~ percept!e
van die inkomenstoenemmg omgekeerd evenredig met die
spreiding en daarmee met het tempo van die ~~oei. Per saldo
is die perceptie dus van dat tempo onafhankehjk. Met andere
woorden, de gemiddelde subjectieve welvaart zou door een
permanente economische groei nog wel éénmalig op een
blijvend hoger peil kunnen worden gebracht, maar het tempo
van die groei speelt daarbij geen enkele rol. Voor de extra
gemiddelde subjectieve welvaart die permanente economische groei boven een statische situatie oplevert, is het tempo
van die groei irrelevant. Deze conclusie nu, waartoe – onvermijdelijkerwijs – ook de eerder genoemde onderzoekers
komen, is niet slechts bevreemdend, maar, wat erger is, volstrekt in strijd met het welvaartsstreven van de mens, zowel
individueel als collectief. Het eraan ten grondslag liggende
welvaartsbegrip moet daarom als ondoelmatig worden beschouwd.
R.lwema
4) B. M. S. van Praag, i.a.p., blz. 10.