L
(AUTOWASSER
KOELE
ENAUTOMMT
77
Uil I!
lir
111
77
AWW
17
ELL
–
GEZICHT OP DE FABRIEK IN BLADEL
(.TAKT AUTOMAAT
1
1I
.
.
t
KOFFIE EN/OF
CHOCOLADEORANK AUTOMAAT) –
-J,
5..48
&
Ar
] .±
I
.
rL
1
iinnnrii
AIITflUTI
pj
iwrrui
RU IUIURI IU
INTERNATIONAL N.V.
GROOTHANDÉLSGEBOUW D7, ROTTERDAM, HOLLAND
J(BENNE AÛTOMAAT
De Automatenfabriek van Nederland
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor
Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 25.29 39. Administratie: (010)
23 80 40. Giro 8408.
-‘
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Banque de Com-
,nerce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:’
Dr. J. Geluck, Prieeldreef 1,
Dilbeek.
Abonnementen:
Pieter de Hooch weg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland
f.
36,50
(studenten
f.
25) per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren
van’dit nummer f. 1,25.
Advertenties:
Alle, correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkérj H.A.M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, te!. (010)
26 02 60, toestel 908.
Advertentie-tarief:
f.
0,40 per.mm. Contract-tarieven op aan- –
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,80 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zbnder opgaaf yan
redenen te weigeren.
COMMISSIE VAN REDACTIE: . L. H. Klaassen; H. W. Lambers;
P.
J.
Montagoe; J. Tinbergen; A. de Wit.
Redacteur-Secretaris: A. de Wit
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens
de Wilmars; J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick.
Bij het
MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
zijn mo-
gelijkheden tot plaatsing van jonge
DOCTOHANDI ‘IN DE ECONOMIE
vac. no. 3-3500-1/7188
en
MEESTEIIS IN DE HEChTEN
vac. no. 3-3500-2/7188
Degenen die binnenkort willen afstuderen of uit militaire
dienst komen, kunnen eveneens solliciteren..
Salariëring afhankelijk, van leeftijd en ervaring, overeen-
komstig de rang ijan referendaris 2e klasse of referendaris
van f.936,— tot f.1639,— per. maand, exclusief 5,3 pCt.
huurcompensatie en 4 pCt. vakantietoelage.
AO.W.-premie voor Rijksregeling. Verdere promotiemoge-
lijkheden zijn aanwezig.
Telefonisch (070 – 81 40 11. toestel 2726) kan een afspraak
worden gemaakt voor een oriënterend gesprek.
Schriftelilke sollicitaties onder het bij de gewenste functie
vermeldè vac.no
. (in linkerbovenhoek env. en brief) zenden
– aan Bureau Personeelsvoörziening en Bemiddeling van de
Rijks Psychologische Dienst, Prins Mauritslaan 1, ‘s-Graven-
,hage.
1114
E.-S.B. 1-12-1965
Holland Image
Heden ten dage hoort men vaak spreken over ,,Hol-
land Image”. Wat wordt hiermee eigenlijk bedoeld?
Populair gesteld: het beeld dat ,,men” in het buiten-
land van Nederland heeft. Honderdduizenden guldens
zijn reeds uitgegeven om door middel van marktonder-
zoek in diverse landen uit te vinden, èf er in het bui-
tenland eigenlijk wel een beeld van Nederland bestaat
en o ja, welke trekken dit beeld dan vertoont.
Vrijwel zonder uitzondering zijn de uitkomsten van
deze studies uiterst triest. Voor zover er al enige trekken
in het ,,Holland Image” te vinden zijn – lang niet al-
tijd is dit het geval – bestaan deze uit: molentjes, tul-
pen, klompen, propere huisjes, degelijke saaiheid en dood
verleden. Het schijnt bijna nergens doorgedrongen te
zijn dat Nederland de grootste haven ter wereld bezit;
dat Nederland een land is dat hoogwaardige industrie
produkten voortbrengt; dat de degelijke saaiheid in Ne-
derland niet altijd degelijk noch saai is.
Aan wie de fout? Aan niemand anders dan aan ons-
zelf. Slechts enkele voorbeelden: de buitenlander die
enige jaren geleden in een DC-8 straalvliegtuig van de
K.L.M. stapte, werd tijdens de reis gelukkig gemaakt
met antieke Hollandse tegeltjes van chocolade, met
17e-eeuwse huisjes gevuld met jenever en likeur en met
menu-omslagèn die het grote verleden van Nederland
nog eens extra accentueerden; wie in New York een
restaurant binnentrad, zag de molentjes van Heineken
draaien; wie in Tokio naar de ramen van een reisbureau
keek, zag – âls hij iets over Nederland zag – uiterst
fraaie afbeeldingen van molens en tulpen.
Bestudering van de diverse marktonderzoekrapporten
over het ,,Holland Image” in het buitenland leidt slechts
tot één conclusie: indien er ergens ter wereld een ge-
zicht van Nederland bestaat, dan zijn de trekken van
dit gezicht verstard; niet beseft wordt dat het -. spe-
ciaal sedert de tweede wereldoorlog – een zeer bijzon-
dere ,,face lifting” heeft ondergaan. Deze conclusie is
funest voor de exportmogelijkheden voor hoogwaardi-
ge Nederlandse industrieprodukten, in het bijzonder
naar die landen die niet met ons in het — helaas niet
altijd even comfortabele E.E.G.-verband zitten.
Wat is hieraan te dben? Naast
gelijk gerichte
in-
houdsvolle campagnes door de commerciële afdelingen
van onze ambassades, door de consulaten, door de Ne-
derlandse Kamers van Koophandel in het buitenland,
door de Centrale Kamer voor Handelsbevordering en
door het N.V.V., is het dringend noodzakelijk dat
ook in het Nederlandse bedrijfsleven – in de ruimste
zin des woords, dtis met inbegrip van vervoermaatschap-
pijen, banken •enz. – eik ƒbedrijf
afzonderlijk zich
ervan bewust wordt, dat het in dezen een eigen taak
beeft te vervullen. Deze taak houdt m.i. het volgende
in:
Een zodanig optreden op buitenlandse jaarbeurzen
dat de image van Nederland als modern hoogontwik-
keld land duidelijk naar voren treedt.
Een zodanige vormgeving en verpakking van het
eigen exportprodukt dat de buitenlandse koper er zich
onmiddellijk van bewust wordt dat hij te maken heeft
met een produkt uit een land dat op zijn tenen staat om
de laatste ontwikkelingen op dit gebied bij te hou-
den en te vervolmaken.
Een zodanig persoonlijk optreden van vertegen-
woordigers van Nederlandse bedrijven die de buiten-
landse markt vanuit Nederland bewerken, dat de buiten-
lander de indruk krijgt te maken te hebben met ie-
mand, afkomstig uit een land dat in alle opzichten
uiterst modern is. Hierbij wordt niet in de eerste
plaats gedacht aan de persoonlijkheid van een derge-
lijke vertegenwoordiger, doch veeleer aan diens moge-
lijkheid op moderne wijze een verkoopgesprek te voe-
ren en aan diens mogelijkheid kennis en belangstelling
tot uitdrukking te brengen over ontwikkelingen die uit
de allerlaatste tijd stammen, zoals hijv. commerciële toe-
passingsmogelijkheden van vindingen die uit de ruimte-
vaart zijn voortgekomen.
Een zodanig briefhoofd ten behoeve van corres-
pondentie met buitenlanders, dat de geadresseerde onbe-
wust de indruk .krijgt te make.n te hebben met een
briefschrijver uit een in alle opzichten hoogontwikkeld
land.
Zodanige geschenkartikelen aan reeds bestaande of
potentiële relaties in het buitetiland, dat de begiftigde
het gevoel krijgt, iets ontvangen te hebben dat komt
uit een land dat midden in het heden staat of dat zijn
verleden intensief met het heden heeft weten te ver-
binden.
–
Ten slotte een zodanige reclame in het buiten-
land, dat bij de lezer, toehoord,er of ziener van deze
reclame het bewustzijn wordt gewekt, te maken te heb-
ben met reclame voor een produkt uit een land, dat
niet alleen de ontwikkelingen van deze tijd op de voet
volgt, doch zelfs probeert daarop vooruit te lopen.
‘s-Gravenhage.
Drs. R. H. H.AENTJENS.
Holland Image,
door Drs. R. H. Iaentjens
Economische aspecten van de alieenverkoop-
overeenkomst (II), door Drs. H. Kraaijeveld
Ruimte en samenleving,
door Mr. J. A.
Freseman Gralarna ………………..
Bezitsvorming
als
bestedingsrem,
door
Dr. E. J. Isidor ……………………
Het solidarite.itsfonds van Zwitsers in. het bui-
tenland, door Drs. J. van Suf hout ……..
Verzonken energie,
door F. S. Noordhoff
B oe k b e s p rek in g e n:
Helinuth Gluth: Bedrijfsstatisfiek voor de
praktijk, bespr. door Drs. A. H. Q. M.
Merkies
Blz Blz.
1115
Dr. F. W. J. Kriellaars: Landbouwproblema-
tiek bij
economische groei,
bespr. door
1116
Drs. H. Schelhaas
………………..
1126
Prof.
G.
C.
Allen:
Japan’s
Economie
1120
Expansion,
bespr. door Drs. B. van der
Meulen
……………………..
1127 1122
Dr. J. E. van Acker: Bewuste commerciële
beleidsvoering,
bespr.
door
M.
J.
J.
1123
Veraart
……………………..
1128
1124
Recente
publikaties
………………….
1129
Mededelingen voor ecoomisten
……….
1130
Geld- en
kapitaal iarkt,
door Prof. Dr. C. D.
1125
Jongman
.
……………………….
1130
E.-S.B. 1-12-1965
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
1115
Door uitbreiding van de bepalingen van de al-
leenverkoopovereenkonist wordt de basis gelegd
voor een verfijning van èn de taakverdeling èn
de risico-overneming van de distribuant. Als te-
genprestatie krijgt de laatste, ter effectuering van
zijn contractuele monopoliepositie, een positieve
medewerking van de prohicent. Daardoor is een
opening gemaakt voor concurrentiebeperkende
activiteiten.
Economische aspecten
van de alleenverkoop.
overeenkomst
(II)
Uitbreiding van de zuivere alleenverkoopovereenkomst.
Deze bestaat uit een ,,nauwkeuriger omlijning van de
taken
en
verplichtingen van
de distribuant en ander-
zijds een uitbouw van diens positie tot een absolute ter-
ritoriale bescherming, ten einde zich van een maximale
inspanning van de distribuant te verzekeren”, aldus
Prof. Snijders
1).
De absolute territoriale bescherming houdt een con-
structie in waarbij alle alleenverkopers buiten gebied
A verboden wordt buiten het eigen territorium en dus
ook naar A te leveren. Wederverkopers van het be-
trokken artikel in A worden derhalve gedwongen van
de afleenverkoper in A te betrekken, die daardoor in A
een afzetmonopolie heeft verkregen. Een monopolie
dat door de producent zo nodig op korte termijn kan
worden overgedragen op een ander, indien buy. de
verkoopinspanning van de distribuant een ander maxi-
mum blijkt te hebben dan de producent er zich van
had voorgesteld.
Dat de distribuant het wenselijk vindt een dergelijk af-
zetmonopolie te verkrijgen ligt voor de hand. Welke is
echter de door
hem
en welke is de
maatschappelijk
te
betalen prijs voor het verkrijgen van dat monopolie?
Ons houdende aan de indeling van Snijders in taken en
verplichtingen, werken we die als volgt uit:
De taken.
Deze omvatten een aantal acties ter uitvoering van
de distributie, d.w.z. in een alleenverkoopovereenkomst
ter uitvoering van het verkoopbeleid (zie voor hun spe-
cificatie het vorige artikel onder het hoofd ,,A. Al-
gemeen”). Deze taakverdeling is in wezen een kosten-
verdeling tussen producent en handel.
De taakverdeling tussen producent en handel dient
een kwestie van de meest efficiënte Organisatie te zijn.
Hoewel vroeger in het algemeen de bij de afzet beho-
rende taken toevielen aan de distribuant, kan het bij
gedifferentieerde artikelen wenselijk zijn dat de produ-
cent deze taken vervult ten einde een betere greep
op de markt te verkrijgen of te behouden. Uitbeste-
ding aan de distribuant vindt dan hoogstens plaats op
grond van duidelijke efficiencyvoordelen, die zwaar-
der wegen dan de motieven om dit stuk uitvoering in
eigen hand te houden. Zie in dit verband ook Hac-
cou
2)
over de verhoudingen van hoeveelheid.
1)
In zijn beschouwing over ,,De alleenverkoopovereen-
komst onder art.
85 1
van het E.E.G.-verdrag” in ,,De
Naamloze Vennootschap” van februari en maart
1965,
blz.
158.
De hier bedoelde uitbreiding van de alleenverkoop-
overeenkomst is derhalve een uitbreiding van de daarin op-
genomen bepalingen, die een beperkende strekking hebben
op de vrijheid van handeling der contractanten:
In de situatie van uitbesteding aan de handel dient
een redelijke beloning te worden gegeven, een belo-
ning die vergelijkbaar is met de prijs die aan het dienst-
verleningsbedrijf, dat ook deze activiteiten kan vervul-
len, zou moeten worden betaald
3).
De verplichtingen.
Bij de verplichtingen onderscheiden we:
de garantie voor een minimum afname, d.w.z.
overneming van de economische voorraad van de pro-
ducent;
de verplichting tot afneming van het, gehele door
de producent voortgebrachte assortiment (zie Grundig/
Consten);
de verplichting om zich te onthouden van verkoop
buiten het eigen rayon;
de verplichting zich te onthouden van de verkoop
van concurrerende artikelen;
de verplichting zich te onthouden van verkoop aan
bepaalde
afnemerscategorieën;
de verplichting zich te houden aan de •prijsvoor
–
schriften van de producent en in verband daarmede
aan inruilvoorschriften ed.
Deze verplichtingen liggen in de sfeer van de
vast
–
stelling
van het beleid van de zelfstandige handel. Zij
inoorporeren in wezen de verdeling en regulering der
economische risico’s verbonden aan de produktie en
aan het daarop volgende distributieproces, waarbij de
scala van mogelijkheden vermeld in a t/m f nagenoeg
de inhoud omvat van de instructie die de producent het
èigen verkoopikantoor of de niet-zelfstandige handel
zou verstrgkken. De zelfstandige handel accepteert de-
ze oplegging van risico’s indien hij daarvoor een abso-
lute territoriale bescherming krijgt, of omgekeerd moet
hij voor zulk een territoriale bescherming een aantal
risico’s overnemen.
Dit past niet in het beeld dat in het voorgaande ar
–
tikel is ontwikkeld over de maatschappelijke taak van
de zelfstandige handel. Immers, de handel ervaart hier
een zodanige ingreep op het eigen beleid dat nauwe-
lijks meer van
zelfstandige
handel kan worden gespro-
Haccou: ,,Handel en marktwezen in goederen”, Leiden
1957,
dl. II, hfdst.
13.
In dit verband kan gewezen worden op de verplich-
ting om rekening te houden met de investeringskosten voor
apparatuux’ en de voorraden indien de uitvoering van ga-
rantie en service wordt toebedeeld aan de distribuant. In-
dien deze bedrijfsmiddelen een specifieke aanwending heb-
ben, zal bij beëindiging van de alleenverkoopovereenkomst
de restwaarde moeten worden vergoed. Hetzelfde geldt in
principe voor de goodwill (zie ook L. P. Suetens: ,,De
exclusiviteitsovereenkomst naar Belgisch recht”, S.E.W.,
februari
1963,
blz.
71/2).
1116
E.-S.B. 1-12-1965
ken. Men heeft zich laten plaatsen (of heeft zich-
zelf geplaatst) in de categorie van het technisch ver-S
koopcentrum, een noodzakelijkheid voor het afzetproces,
waarvoor men de prijs betaalt in de vorm van de gehele
of gedeeltelijke combinatie van verplichtingen als onder
a t/m f.
ad a. De afnamegarantie.
Zoals in het vorige artikel werd aangegeven, loopt
de producent o.a. het risico vaxi onderbezetting en/of
dat van de economische voorraad. Vermindering van het
onderbezettingsrisico door grotere produktie leidt tot
yerhoging van het voorraadrisico. Daling der pro-
duktie veroorzaakt het omgekeerde en kan voorts aan-
leiding zijn tot gemiste winstmogelijkheden.
Door voorverkoop draagt de producent het afzetrisi-
co over aan de handelaar, terwijl consolidering van
voorverkoop in een afnamegarantie eveneens voor de
toekomst het afzetrisico afwentelt op de handelaar.
Vaststelling van deze garantie op een hoger niveau
leidt vervolgens tot vermindering van het onderbezet-
tingsrisico. Het is aannemelijk dat de producent zal
trachten zulks te realiseren, daardoor het bedrijfsbe-
leid van de handelaar aantastende. Het is immers de
functie van de handelaar om het potentiële afzet-
volume te beoordelen. De afnamegarantie lijkt derhal-
ve primair op de belangen van de producent gericht
te zijn. Aangezien men bezwaarlijk vol kan houden dat
de handelaar beter in staat is en meer de gelegenheid
heeft dan de fabrikant van industriële eindprodukten
om het onderbezettings-, voorraad- en afzetrisico van
de laatste te dragen – gegeven de nog te bespreken
beperking in de vrijheid van de handelaar om met
de prijzen te manipuleren – lijkt de strekking van de
afnamegarantie niet inherent aan de maatschappelijke
functie van de handel.
ad b. De verplichte afnemi’ng van het assortiment van
de producent.
Enerzijds doet zich door deze bepaling de mogelijk-
heid voor om tot vermindering van het onderbezettings-
risico van de handelsonderneming te komen, doch het
is anderzijds zeer de vraag of de produktiecombina-
tie van de producent ook de gewenste afzetcombinatie
van de handel zal zijn. Het ontbreken van vrije keu-
ze voor de handel in de bepaling van zijn assorti-
rnent leidt tot beïnvloeding van zijn concurrentievoor-
waarden door de producent. De handel wordt derhal-
ve belemmerd in de optimale uitoefening van zijn
maatschappelijke taak (zie ook ad d).
Anderzijds wordt door de assortimentsclausule het
afzetrisico
van de handel vergroot. Ter complicatie kan
worden opgemerkt dat, door het verschil in omvang van
het mogelijke onderbezettingsrisico, de produktie-onder
–
neming bij de bepaling van het beleid relatief. veel
meer aandacht aan dit element zal moeten wijden dan
de handelsonderneming.
ad c. Territoriale beperking.
De beperking van het alleenverkooprecht tot een
eigen territorium leidt tot een situatie dat op misbruik
van de verkregen positie door de alleenverkoper in een
bepaald gebied geen correctie plaats kan vinden
door de wederverkoper via leverancierssubstitutie. Af-
wijkende prijzen van die in andere rayons kunnen nu
slechts door de producent worden gecorrigeerd via
diens prijsvoorschriften of door verbreking van de al-
leenverkoopovereenkomst. Dat een dergelijke situatie
tot misbruik aanleiding zal geven, is een te extreme op-
vatting. Echter is reeds de afwezigheid van een maat-
schappelijk correctief op mogelijk misbruik voldoende
om de territoriale beperking niet acceptabel te achten.
Gesteld zou kunnen worden dat de aanwezigheid van
substitutie-a.rtikelen eveneens een voldoende correctief
kan zijn. Ervan uitgaande dat concurrerende artikelen
min of meer corrigerend op misbruik van de territoria-
le beperking in de afzet van het betrokken produkt
kunnen werken, zal dit toch pas na een zekere ver-
traging geschieden. In de tussenliggende periode er-
vaart de koper een welvaartsverlies. Bovendien schiet
een beperking op de alleenverkoopovereenkomst be-
paald haar doel voorbij, als de consequentie is een be-
vordering van de verkoop van een concurrerend arti-
kel.
Twee uitzonderingen lijken aanvaardbaar:
voor de situatie dat de producent bewust een dif-
ferentiële prijspolitiek wil bedrijven in verschillende
rayons. Dit streven opent anderzijds bijzonder ruime
mogelijkheden om de betreffende bepaling in de alleen-
verkoopovereenkomst te ontduiken door houders van
deze rechten uit andere rayons;’
wanneer het gaat om ,,exclusieve” artikelen, die
via een beperkt aantal verkooppunten worden gedistri-
bueerd. Deze artikelen kunnen per definitie geen mas-
sa-artikelen zijn vanwege hun exclusief karakter.
ad d. Onthouding van de verkoop van concurrerende
artikelen.
De ratio van deze bepaling is duidelijk: elke inspan-
ning van de distribuant komt ten gunste van het arti-
kel van de producent. Uit het oogpunt van externe or-
ganisatie wordt de zelfstandige handel een eigen ver-
kooppunt van ‘de producent; economisch is het ver-
schil dat de zelfstandige handel nog risico moet dragen.
Champaud
4)
noemt dit een juridisch masochisme.
V66r het aanvaarden van deze clausule kan de han-
del in een vrij sterke onderhandelingspositie staan door-
dat hij bij aanvaarding bepaalde winstkansen in an-
dere fabrikaten moet opgeven, waarvoor hij van de pro-
ducent compensatie dient te verkrijgen.
Na
aanvaar-
ding staat hij aanmerkelijk zwakker omdat dan over-
4)
C. Champaud: ,,La concession commerciale” in ,,Revue
Trimestrielle de droit commercial”, 1963, no. 16, blz. 487.
(1. M.)
E.-S.B. 1-12-1965
1117
schakeling op een andere producent aanpassingsproble-
men met zich brengt en verkoop-technisch een vernau-
wing van inzicht heeft plaats gehad.
Hoe liggen de maatschappelijke aspecten van deze be-
perking? De producent monopolis&ert een algemene af-
zetorganisatie (of een potentiële mogelijkheid daartoe)
voor de distributie van zijn artikel. Daarvoor zal hij
niet de inefficiëntste kiezen. Voorts mag aangenomen
worden dat in de maatschappij een schaarste aan goe-
de distribuanten zal bestaan. Uit dezen hoofde beperkt
de producent, door de monopolisering van een algeme-
ne afzetorganisatie voor zijn artikel, de concurrentie
in deze sector. De handel zal daardoor zijn inzicht in
en kennis van de totale markt voor dit artikel en zijn
substituten en daardoor zijn maatschappelijke taak voor
een deel verliezen. Ten aanzien van de consument be-
tekent deze assortimentsvernauwing een beperking van
diens keuzemogelijkheden.
Gegeven de mogelijkheid dat de producent het af-
zetkanaal ook kan monopoliseren door de afzetorga-
nisatie in eigen beheer te nemen, bijv. door fusie
of overneming, zou men lçunnen, stellen dat deze
beperking van de concurrentie toctL aanvaardbaar is.
Champaud heeft op dit verschijnsel gewezen, ervan uit-
gaande dat zulk een handelaar in feite de ondernemers-
instelling mist en het beter voor hem is in dienstbetrek-
king te treden.
ad e. Beperkingen in de afnemerscategorieën
Deze beperkende bepaling’ in de alleenverkoopover-
eenkomst wordt veelal aangebracht met betrekking tot
grote afnemers. De ratiô ligt wat de producent betreft
voor de hand. Een grote afnemer vervult distributief
dezelfde functie als de alleenverkoper, terwijl de pro-
ducent door genoemde bepaling de vrijheid heeft hem
als zodanig te behandelen, bijv. door differentiële prijzen.
Voor de alleenverkoper leidt de beperking in de af
–
nemerscategorieën tot een verminderd inzicht in de to-
tale afzetmogelijkheden. Bovendien neemt de produ-
cent met de ene hand terug wat hij met de andere
heeft gegeven.
Een ander voorbeeld kan de constructie zijn dat per
rayon twee, in dezelfde woonplaats gevestigde, alleen-
verkopers worden aangesteld, elk met een eigen afne-
merscategorie, bijv. wederverkopers en verwerkende in-
dustrie. Het belang van deze regeling voor de produ-
cent en vôor de verwerkende industrie is duidelijk. An-
derzijds vindt een verhoging van de distributiekosten
plaats door regionale overlapping van verkooprayons.
ad t. Prijsvoorschriften van de producent.
Met de bespreking van deze verplichting komt men
in de discussie rond het verschijnsel van de verticale
prijsbinding. De beoordeling van het stelsel als zodanig
buiten discussie houdend, nemen we aan dat de prijs-
bepaling – in welke vorm ook – door de industrië-
le producent voor
diens
bedrijfsvoering gewenst is. Ook
de overwegingen rond het merkartikel, veelal een syno-
niem voor het indu5triële eindprodukt, leidden ons tot
dit standpunt. Het is derhalve een algemeen verschijn-
sel dat zich als zodanig ook buiten de alleenverkoop-
overeenkomst kon voordoen.
Is men echter de mening van Polak
5)
toegedaan,
dat de prijsbinding niet de vervulling van de maatschap-
pelijke taak betreft, doch enkel en alleen de beloning
van de verkoper, dan vormt de alleenverkoopovereen-
komst een ideaal middel ter handhaving van of ter
controle op de handhaving van prijsbinding. Zonder ver-
der in te gaan op de causale samenhang tussen het
systeem van prijsbinding (en wat dies meer zij) en
de alleenverkoopovereenkomst, kan gesteld worden dat
voor die gevallen waarin de producent de prijzen wil
vastieggen de alleenverkoopovereenkomst daartoe een
uitstekend middel vormt. Een middel waardoor de pro-
ducent zich inderdaad van veel• detailbemoeienis met
de afzet kan ontlasten.
Voorts kan met zekerheid worden gesteld dat prijs-
binding een wezenlijke functie van de zelfstandige han-
del uitschakelt. Met name de benutting van extra af-
zetmogelijkheden via prijsmanipulaties. Daardoor wordt
de handel in zijn pousserende functie beperkt; althans
de handel heeft een instrument minder tot zijn beschik-
king om die functie uit te oefenen.
Voorlopige conclusie: de beperkingen op de zuivere
alleenverkoopovereenkomst – al of niet in combinatie
– concretiseren enerzijds het verlangen van de produ-
cent dat de handel zich maximaal zal inspannen en ge-
ven anderzijds de alleenverkoper meer zekerheid (spe-
ciaal bij de territoriale beperking).
Ervan uitgaande dat de handel de producent voor-
lichting ,dient te geven over de afetmogelijkheden van
zijn artikel, lijkt het gerechtvaardigd dat hij voor die
functie verantwoordelijkheid draagt en de producent
een zekere afzet garandeert. Echter, indien de produ-
cent de handel een deel van de uitvoering en van de
bepaling van het verkoopbeleid uit handen neemt,
5)
N. J. Polak: ,,Distributievraagstukken” (1937), opgeno-
men in ,,Verspreide Geschriften”, dl. T, blz. 99.
(1. M.)
1118
1
E.-S.B.
1-12-1965
is het zinvol dat de producent voor dat deel zelf de
verantwoordelijkheid neemt en dus het risico draagt.
Voor de zelfstandige handel lijkt derhalve een af-
namegarantie zonder vaste prijzen redelijk. Wil de pro-
ducent zelf de prijzen stellen, dan zal hij niet meer op
een afnameverplichting mogen aandringen, omdt in dat
geval de handel bij een foutieve schatting een belang-
rijke correctiemogelijkheid wordt ontnomen
0).
De positie van de handel in industriële eindproduk-
ten, in aanmerking genomen diens door de alleenver-
koopovereenkomst beperkte vrijheid van handeling.
Het voorgaande overziende, kan worden gesteld dat
door monopolistische elementen in de lijn produktie/
afzet van industriële artikelen de eigen prijspolitiek van
de zelfstandige handel wegvalt en vervolgens dat de pro-
ducent ook andere elementen die de image van zijn
artikel betreffen onder zijn uiteindelijke zeggenschap
zal willen brengen. Noodzakelijkerwijs wordt de be-
leidsvrijheid van de handel dus ingeperkt.
Voorts kan worden opgemerkt dat een aantal tech-
nische handelingen van het verkoopproces door het
zelfstandige dienstverleningsbedrijf zou kunnen worden
overgenomen. Als essentiële functie voor de handel
blijft technisch het verkoopgesprek en economisch de
overneming van het afzetrisico in een afzetklimaat dat
door de producent sterk is beïnvloed, om niet te zeg-
gen gedetermineerd.
De vraag kan nu worden gesteld of deze resterende
functies voor de – zelfstandige handel een voldoende
grond voor zijn voortbestaan inhouden. Immers, hij
vond vroeger zijn bestaansrecht in hoofdzaak in het
opheffen van gelijktijdige prijsverschillen
7),
d.w.z. zijn
economische functie was het opheffen van relatieve
schaarsteverschillen. Ofschoon door ons betoog de ge-
dachte kan ontstaan dat deze taak is weggevallen,
indien voor een bepaald artikel de in- en verkoopprij-
zen gegeven zijn, kan deze gedachte door de aanwe-
zigheid van substitutie-artikelen met waarschijnlijk
andere in- en verkoopprijzen een te eng gezichtspunt
inhouden. De handel behoudt nog een maatschappelijke
functie door de verschillende mogelijkheden te verge-
lijken en daaruit een oplossing te kiezen. Een oplos-
sing gebaseerd op eigen inzichten over de keuze van
de consument.
De zuivere alleenverkoopovereenkomst (zie het vori-
ge artikel) heeft binnen die functie een plaats, doordat
zij de producent van een aantal inspanningen ontheft
die de zelfstandige handel efficiënter kan verrichten.
De beperkingen op de zuivere alleenverkoopovereen-
komst hollen naar hun strekking de maatschappelijke
functie van de zelfstandige handel verder uit dan
reeds door het proces van prijszetting door de produ-
cent het geval is en dan noodzakelijk is. Enkele clau-
sules beperken of verhinderen vervolgens de mededin-
ging
8).
Het initiatief tot het aanbrengen van deze be-
perkingeit in de alleenverkoopovereenkomst ligt norma-
liter bij de producent, die er eerder behoefte aan heeft
dan de handel. Ofschoon 66k de mogelijkheid be-
staat dat de handel na een geslaagde marktpenetratie
0)
Het voorgaande wordt nog onderstreept doordat het
stelsel van prijsbinding bij de Commissie van de E.E.G. en
ook in de lid-staten ,,non-grata” schijnt te worden. Zie Haccou, dl.
II,
blz. 382.
Zie Snijders, blz. 158.
de producent onder druk zal zetten om zich een mono-
poliepositie te laten geven, m.n. door territoriale be-
perking.
Vervolgens zullen dc besproken beperkingen, wanneer
zij zich tot een algemeen gebruik bij de economische
vertegenwoordiging hebben ontwikkeld, een middel
voor de producent kunnen vormen om ze in de alleen-
verkoopovereenkomst door te drukken bij het afsluiten
van nieuwe overeenkomsten.
De aanvaarding van deze beperkingen, van wie dan
ook het initiatief moge uitgaan, geeft weer dat de func-
tie van de zelfstandige handel maatschappelijk is ver-
anderd. Deze verandering lijkt geen verbetering wat
betreft de concurrentieverhoudingen en geen noodzaak
wat betreft de risicoverdeling tussen producent en dis-
tribuant.
Ten einde te komen tot een globale beoordeling van
de voorkomende beperkingen op de zuivere alleen-
verkoopovereenkomst volgen hieronder de voornaamste
elementen van deze beperkingen.
Uitwerking tav.
Soort beperking
i
initiatief bij
producent
1
distribuant
producent
gunstig
ongunstig
afname garantie
…………
verplicht assortiment
groot-producent
gunstig
ongunstig
territoriale bescherming
…..
.distribuant
indifferent
a)
gunstig b)
geen
concurrentie-artikelen; groot-producent
gunstig ongunstig
bevordert ,,dicht
zitten
beperking
in
de
afnemers-
groot-producent
gunstig
,
ongurstig
categorie
……………..
prijsvoorschriften
………..
veelal de pro. gunstig
indifferent
ducent
In geval de producent een differentiële prijspolitiek wepst te voeren, is
deze beperking ook voor hem gunstig.
Tenzij de distribuant sterk expansief is.
De afnamegarantie en ook het streven om deze zo
hoog mogelijk te stellen, ‘kan gezien worden als een
normaal gebruik bij de alleenverkoopovereenkomst.
En pressiemiddel daartoe kan zijn het gebruik van
éénjarige contracten (hierover meer int het volgende –
tevens laatste – artikel).
De overige beperkingen op de zuivere alleenverkoop-
overeenkomst lijken het gemakkelijkst doorvoerbaar,
wanneer de producent zowel in verhouding tot zijn
concurrenten als ‘in verhouding tot de distribuant
groot is, d.w.z. wanneer hij een relatieve machtspositie
inneemt. Van de territoriale bescherming kan nog wor
–
den gezegd dat zij een compensatie vormt voor de han-
del voor het op zich nemen van een aantal economi-
sche risico’s of het gevolg is van een machtspositie van
de handel als ander uiterste.
Vervolgens kan worden opgemerkt dat de combina-
tie van taken en verplichtingen, althans maatschappe-
lijk, een zekere inconsistentie vertoont. Dit geldt met
name indien het verbod om concurrerende artikelen
in ruime zin, dus van andere producenten, te voeren,
gekoppeld is aan de verplichting om het ‘assortiment
van de producent op te nemen.
EUROPA-INSTITUUT
H. KRA.A.lJEvELo.
van de Universiteit vast Amsterdam.
E.-S.B. 1-12-1965
1119
In de komende jaren tot 2000 zal de welvaart
in Nederland nog steeds toenemen. Tegen die tijd
zijn er rond 20 â 21 mln, inwoners. Deze bevol-
kingsuitbreiding gaat gepaard met een claim van
ca. 23.000 ha voor
bouwgrond, ca. 75.000
ha
voor
verkeersdoeleinden en 400.000
ha
voor recreatie.
Inclusief reserveringen voor militaire doeleinden
en drinkwatervoorzieningen komt dit uit op
500.000 ha. Deze gronden zullen door de land-
bouw – die overigens de beschikking
krijgt
over
uitgestrekte nieuwe
IJsselmeerpolders
– moeten
en kunnen worden geleverd, voornamelijk uit de
marginale, slechte en voor landbouw ongeschikte
gronden.
Ruimte
en samenleving
Ter gelegenheid van de installatie van de ,,Raad van
Advies voor de Ruimtelijke Ordening” heeft de Minis-
ter van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening on-
langs een belangwekkende rede gehouden.
Zich baserend op het jaar 2000 kwam de Minister tot
de conclusie dat tegen die tijd een bevolkingsgroei van
rond 60 pCt. zou zijn gerealiseerd. Aangezien de moder-
ne stedebouw een grotere oppervlakte per inwoner no-
dig heeft dan de vroegere bouw, resulteert deze bevol-
kingsaanwas in een verdubbeling van de ruimte voor
stedelijke doeleinden. Zulks is gelijk aan rond 23.000
ha bouwgrond extra.
,,Daarnaast komendan de schaalvergroting in de land-
bouw, de enorme intensivering van het wegverkeer, de
behoefte aan militaire oefengelegenheid, de recreatie en
de spaarbekkens voor drinkwatervoorziening”.
Prognoses voor 2000.
Tot zover de Minister. Men zal niet ver van de reali-
teit verwijderd zijn als men met Prof. Dr. W. Steigenga
1
)
aanneemt dat het verkeer in 2000 nog aanmerkelijk niéér
dan tweemaal zijn huidige areaal zal opeisen. Naar onze
mening zou men die meerdere ruimte voor verkeers-
voorzieningen in ruime zin moeten stellen op 75.000 ha.
-Wij komen daar in het volgende nader op terug.
De voornaamste ,,slokop” in de toekomst zal onge-
twijfeld de recreatie moeten zijn. De Rijksdienst voor
het Nationale Plan heeft hierover zeer belangwekkende
studies gemaakt
2),
maar -heeft zich tot op heden ervan
onthouden om exacte cijfers te noemen met betrekking
tot het benodigde toekomstige areaal. Steigenga geeft
deze ook niet. Wel zegt hij dat de enige redelijke en
mogelijke oplossing om aan de nodige uitbreidingen te
komen, inkrimping van het Iandbouwareaal is.
Ter gelegenheid van de totstandkoming van de Boswet
van 20 juli 1961 heeft ook de regering zich toen uitge-
laten omtrent het tot 1980 alsnog aan te planten bos, in
het bijzonder in de IJsselmeerpolders; dat zou dan rond
10.000 ha moeten zijn.
Het Staatsbosbeheer geeft in zijn jaarverslag 1964 op-
bouwende gegevens en uitgangspunten omtrent het be-
schikbaar stellen van rnéér bos voor de recreatie. Maar
het waagt zich (uiteraard) niet aan annexatie van land-
bouwgronden ten koste van de grote broer. Uit de ge-
gevens kan men echter aflezeji dat in de Randstad Hol-
Moderne Planologie, blz.
156.
,,Recreatïeruimten in Nederland”, 1963 en- ,,Structuur-
schets Openlûchtrecreatie”, 1964.
land slechts 40 rn
2
natuurgebied per hoofd van de be-
volking beschikbaar is, terwijl èen acceptabel minimum
al spoedig bij het drievoudige-ligt.
Toekomstige recreatie-aanspraken.
Om tot een inzicht omtrent een redelijke ioekomstige
behoefte aan recreatie-areaal te komen, zijn intussen
een aantal aspecten van belang. – –
Men dient daarbij voornamelijk uit te gaan van het
toekomstige inwonertal èn het te verwachten welvaarts-
peil. Het is immers de nog steeds toenemende welvaart
die steeds nadrukkelijker het probleem van de koop-
krachtige vrije-tijdsbesteding op tafe.l legt.
Bij vele gelegenheden heeft de A.N.W.B. erop gewe-
ien en (tevergeefs) gewaarschuwd, dat door de spectacu-
laire groei van het aantal auto’s het verkeer uit de hand
dreigt te lopen. Wij zitten nu al met een achterstand en
als we niet oppassen wordt deze hoe langer hoe groter.
Onze (industriële) welvaart, gepaard gaande niet werk-
loosheids-, ziekte- en ouderdomsvoorzieniogen, maakt
dat hard werkende en daardoor goed verdienende wer-
kers véél meer dan in het verleden hun vrije tijd toeris-
tisch-recreatief willen, en wat nog belangrijker is, kunnen
besteden.
Bij deze behoefte aan ruimte voor dag- en weekend-
recreatie komt nog het vakantieprobleem. Te weinig rea-
liseert iien zich nog dat de toeristische vakantierecreatie
voor de economie van ons land uit velerlei oogpunt van
eminent belang is. Wat de Nederlandse toeristen betreft,
gaat het om bedragen die in het miljard lopen. Nog
steeds is tweederde van de Nedenlandse vakantiegangers
bereid om in het land zèlf zijn vakantiegeld uit te geven.
Maar als de recreatiemogelijkheden uitgeput raken, kan
de situatie zich snel wijzigen. En wat hèt buitenlands
toerisme betreft, dat ook ruim een miljard oplevert,
daarvoor geldt hetzelfde.
Recreatie-areaal in 2000.
Indien men de kip met de gouden eieren derhalve niet
voortijdig wil slachten, zullen er reeds nti maatregelen
genomen moeten worden om het huidige natuurareaal
veilig te stellen en aan te passen aan de gestegen be-
hoefte. Wij zijn in feite heden ten dage op een kritisch
minimum aangeland. Wie dat grafisch aanschouwelijk
wil bekijken, kan het meergenoemde jaarverslag van
Staatsbosbeheer 1964 op blz. 72 opslaan.
Hieronder geven wij een statistiekje, waaruit kan blij-
ken dat nog in 1920 het natuurareaal per persoon bijna
driemaal zo groot was als thans.
1120
–
E-.-S.B. 1-12-1965 –
(I.M.)
1920
1965
L
2000
(x
1.000)
Natuurareaal
750
ha
490 ha
x
Bevolking
6.870
11.560.
21.000
Per persoon ..
1,100 m
2
0,423 m
2
ij
Wanneer wij alles bij het oude laten, zouden we in
het jaar 2000 dus nog ongeveer de helft van het huidige
areaal overgehouden hebben. Dat zou per persoon be-
tekenen ongeveer 116 m
2
ofwel slechts bijna een kwart_
van wat ons heden nog ter beschikking staat.
Uiteraard – maar het kan niet duidelijk genoeg ge-
zegd worden – een onaanvaardbare situatie. Het natuur-
areaal zal overeenkomstig de allerlaagste eisen van ge-
zondheid, maatschappelijk verkeer en economie in het
jaar 2000 zeker met rond 400.000 ha moeten zijn ge-
stegen.
Hoe te bereiken?
In de komende 35 jaren zal derhalve 500.000 ha ex-
traP ruimte gevonden moeten worden voor recreatie, ver-
keer, m ilita.ire oefenterreinen en drinkwatervoorziening.
De door de Minister genoemde ,,schaalvergroting” in de
landbouw hoort in deze reeks niet thuis.
Het is immers een (wijdverbreid) misverstand om te
menen dat schaalvergroting, of zo men wil bedrijfsver-
groting, in de landbouw niet zou kunnen samengaan met
areaalverkleining. En dât deze areaalverkleining er moet
komen, vloeit niet alleen uit bovengenoemde externe
omstandigheden voort, maar tevens en vooral uit de in-
terne landbouwsituatie. Hoe men de zaak ook wendt of
keert: er is overproduktie in de landbouw; de boorde-
voll boterkoelhuizen en de economisch onverantwoor-
de en geforceerde exporten leveren daarvan het duidelij-
ke bewijs. Die overproduktie wordt door de bevolkings-
toeneming niet getemperd. Door de rationalisatie en
modernisering van de landbouw stijgt de produktie per
man namelijk nog steeds met 3 pCt., terwijl de bevol-
kingsaanwas ,,slechts” 1,3 pCt. bedraagt.
Natuurlijk moet er schaalvergfoting in de landbouw
zijn. Indien dat economisch en rationeel verantwoord
plaatsvindt, kunnen dâ.ârdoor de steeds oplopende bin-
nenlandse produktiekosten (tweemaal de wereldmarkt-
prijzen) een halt worden toegeroepen. Maar daarvoor is
bepaald met nodig en zelfs zeer onwenselijk dat het
huidige, al te vaak marginale, areaal coûte que coûte (en
dt is nogal wat) in stand wordt gehouden.
Laatstelijk heeft C. C. Klij.nhout hierover behar-
tenswaardlige dingen gezegd in zijn jongste boek ,,Mo-
derne 1andbouwpolitiek” (blz. 157). Hij komt tot de
conclusie dat• het optimale Nederlandse landbouwareaal
1,8 mln. ha zal moeten beslaan. Er zal dn – op moder-
ne boerderijen van gemiddeld 60 ha – naast de voor-
ziening van de binnenlandse markt tegen redelijke, meer
aan de wereldmarkt aangepaste, prijzen ook nog een
reële en lonende export kunnen plaatsvinden. Zodoende
komt tegen het jaar 2000 ruim 500.000 ha vrij voor niet-
landbouwdoeleinden 3).
‘s-Gravenhage.
Mr. J. A. FRESEMAN GRATAMA.
3) In dezelfde geest om. in ,,E.-S.B.” van 3 april 1963, blz. 324 en laatstelijk ook A. van Hoek, hoofdingenieur-
directeur van de Rijkslandbouwvoorlichting in Zuid-Holland,
op de Rundveeconferentie van 8 oktober 1965.
E.-S.B. 1-12-1965
1121
–
elk aandeel
‘Vereenigd.
Bezit van
1894′
vormt in
feite een
deskundig
samengestelde
aandelen-
portefeuille
Dit is mogelijk, omdat ‘Veree-
nigd Bezit’ een beleggingsmaat-
schappij is, die de gezamenlijke
inbreng van haar aandeelhou-
ders belegt in circa 200 zorgvul-
dig geselecteerde fondsen: Zo-
doende wordt een belang ver
–
kregen bij tal van bedrijfstakken
in binnen- en buitenland. Elk
aandeel ‘Vereenigd Bezit van
1894′ verschaft U een aantrek-kelijk rendement met beperking
van risico.
Alle banken en commissionairs
kunnen U inlichten.
N.V. VEREENIGD
BEZIT VAN 1894
BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ
Westersingel 84, Rotterdam
De voordelen van aandelenbeit
met beperking van risico
Bezitsvorming als bestedingsrem
Blijkens de Miljoenennota 1966 heeft de regering-
Cals zich ten doel gesteld, in de besteding van het na
tionaal inkomen een nogal ingrijpende verschuiving van
de particuliere naar de overheidssector tot stand te
brengen
1).
Daartoe heft zij voornamelijk de weg van
een verhoging van indirecte belastingen gekozen. Uit
het staatsstuk blijkt duidelijk, dat de regering geen ver-
mindering van de particuliere investeringen beoogt. Be-
doelde overheveling, waarvan ik de’noodzaak niet in
(1. M.)
de sfeer
.van ‘n
nederlandse
kerst
over de hele
wereld
0
GRATIS
KERSTNUMMER
overzeese
weekeditie N.R.C.
voor
uw familie en,
vrienden
buiten Europa
Vôl nieuws en nieuwtjes
uit Nederland. Alle adres-
sen van uw vrienden en
verwanten mag u opgeven.
Doe het nu even.
Telefonisch:
010-111000, töestel 229;
of schrfteljjk.
OVERZEESE
WEEKEDITIE
WITrE DE WITHSTRAAT 73
ROTTERDAM
twijfel trek, is alleen te effectueren door een beperking
van de consumptieve bestedingen.
In deze richting is evenwel geen enkele maatregel ge-
nomen, die aan de gestelde verwachtingen kan vol-
doen. Terecht is er in sommige commentaren op gewe-
zen, dat de rijksbegroting geen enkele bijdrage levert
tot de vermindering van de huidige spanningen ‘in de Ne-
derlandse economie
2)
Een verhoging van indirecte be-
lastingen veroorzaakt in elk geval prijsstijgingen in de
consumptieve sfeer. Gegeven de overspannen arbeids-
markt, die door de grotere overheidsbestedingen nog
zwaarder onder druk komt te staan, zal de vakbewe-
ging ernaar streven die prijsverhogingen door loonsver-
hogingen te doen compenseren. Langs die weg ontstaat
uiteraard een impuls tot verdere prijsverhoging.
Wil de regering de voorgenomen verschuiving in het
nationaal bestedingspatroon realiseren, dan
moeten
de
consumptieve bestedingen naar rato van de noodzakelij-
ke stijging va,n de overheidsuitgaven worden terugge-
drongen. Naar mijn overtuiging is de enige mogelijk-
heid, die’ deze consumptiebeperking kan waarborgen,
een bezitsvorming onder brede lagen van de bevolking.
Met het oog hierop vestig ik nog eens de aandaoht op
de in dit tijdschrift reeds eerder door mij geopperde
gedachte van een nationaal beleggingsfonds
3).
Dit
fonds zou zijn iniddelen verkrijgen uit een verplichte,
met het conjunctuurverloop variërende, heffing van alle
inkomens, waartegenover participatiebewijzen zouden
worden verstrekt, die pas na zekere tijd, alweer afhan-
kelijk van d.e conjunctuur, verzilverd zouden kunnen
worden. De middelen van dit fonds zouden in belang-
rijke male aan de door de overheid te verzorgen col-
lectieve voorzieningen dienstbaar kunnen worden ge-
maakt. Alleen dn zou er van een daadwerkelijke ver-
schuiving van de bestedingen sprake zijn.
Om niet in herhaling te vervallen, beperk ik mij thans
tot het in hierinneiling roepen van dit idee, waarmee,
zoals ik destijds heb betoogd, diverse economisch-poli-
tieke vliegen in één klap gevangen zouden kunnen wor-
den. Slechts op een enkel punt vereist dat plan hier
een nadere toelichting.
Bij de verschillende reacties die mij hebben bereikt,
zijn geen logische bedenkingen tegen de structuur van
het plan ingebracht. De gedachte van een nationaal be-
leggingsfonds stuit alleen op het bezwaar, dat daarmee
een zeer aanzienlijke macht in één hand wordt gecon-
centreerd, wat onvoorzienbare gevolgen zou kunnen heb-
ben
4).
Hoewel ik die vrees niet deel, wil ik toch een
poging doen enigszins aan dat bezwaar tegemoet te ko-
men met een in dit opzicht wat gewijzigde conceptie.
Er kan een betere machtsspreiding worden bereikt
wanneer niet één nationale beleggingsinstelling, maar
verschillende fondsen in het leven worden geroepen,
Op de noodzaak daarvan is o.a. gewezen door Drs. J.
Beishuizen: ,,De les van Galbraith” in ,,E.-S.B.” van 3 maart
1965.
Vgl.
O.M.
Prof. Dr. A. Heertje: ,,Ruimte voor inflatie”
in ,,E.-S.B.” van
6
oktober
1965.
,,Stabilisatie van bestedingen en bezitsvorming: een syn-
these?” in ,,E.-S.B.” van
5
februari
1964.
Zie bijv. het ,,Tngezonden stuk” van F. Th. Swarte,
naar aanleiding van mijn hierboven genoemde beschouwing,
in ,,E.-S.B.” van
15
april
1964.
1122
E.-S.B. 1-12-1965
bijv. volgens de indeling: industrie, groothandel,
ambacht, detailhandel, dienstensector, Vrije beroepen,
centrale en lagere overheid. Deze fondsen, tezamen al-
le categorieën inkomenstrekkers omvattend, zouden
autonoom moeten werken, met dien verstande, dat zij
zich bij de belegging van hun middelen naar de aan-
wijzingen van De Nederlandsche Bank zouden moeten
richten. De Centrale Bank zou dus zeggenschap moeten
hebben over de bepaling van de aard der beleggingen,
zodat zij bijv. mede zou beslissen over de vraag in wel-
ke mate deze in de risicodragende sfeer zou moeten
worden gezocht. Uiteraard zou bij haar toezicht op de
beleggingsfondsen ook het conjunctuurpolitieke element
een belangrijke plaats moeten innemen.
In deze opzet wordt de positie van de Centrale Bank
in onze economie ongetwijfeld versterkt. Haar beleid,
vooral ook ten opzichte van de voorgestelde beleggings-
fondsen, dient dan ook voldoende overzichtelijk en be-
grijpelijk te zijn. Voor zover nodig zou de Sociaal-
Economische Raad kunnen worden ingeschakeld voor
het verstrekke.n van adviezen omtrent de door de Bank
te volgen beleidslijnen.
Ik wil er in dit verband terloops voor pleiten, dat de
op het ogenblik sterk in trek zijnde onderhandse lenin-
gen zoveel mogelijk worden omgezet in leningen die via
de effectenbeurs lopen. Voor een goede werking van de
kapitaalmarkt acht ik het van belang, dat de beurs
technisch optimaal functioneert. Het behoud van een be-
langrijke – en vooral omvangrijke – kapitaalmarkt is
ook essentieel, wanneer op een gegeven ogenblik par-
ticipatiebewijzen van de voorgestelde beleggingsfondsen
voor verzilvering worden aangewezen.
Gezien het bezwaar van de door de vakbeweging
voorgestelde vermogensaanwasdeling dat velen, met na-
me onder de lagere inkomensgroepen, daarbij buiten-
spel komen te staan, lijkt het mij opportuun dat door de
werkgevers voor de laagste inkon
–
tenstrekkers nog eens
een extra percentage, dus uitgaand boven de verplichte
heffing, bij het desbetreffende fonds wordt gestort. Op
deze wijze kunnen alle bedrijven, ook die welke niet
als open n.v. worden gedreven, hun werknemers een-
zelfde voordeel bieden als met winstdeling of vermo-
gensaanwasdeling bij de grotere ondernemingen wordt
bereikt.
Zoals een loonsverhoging prijsverhogend werkt, lijkt
omgekeerd de veronderstelling gerechtvaardigd dat de
verwachting van een vemundering van de consumptie-
ve vraag als gevolg van de verplichte heffing impliceert,
dat genoemde extra percentages niet kostenverhogend
werken. Deze verwachting zal er veeleer toe kunnen
leiden dat èf de prijzen worden verlaagd dan wel de op
export gerichte inspanning wordt vergroot. In
dat ge-
val zouden correctieve monetaire maatregelen, ter be-
invloeding van de betalingsbalans, overbodig worden.
Het is mi. merkwaardig, dat men het niet aandurft
de stappen te doen die noodzakelijk zijn om de grote
massa tot een meer verantwoord bestedingspatroon op
te voeden. De tot nog toe gebruikte middelen verster-
ken slechts het gevoel, dat ons land zich met zijn
loon- en prijsb.eweging op drijfzand bevindt. Wordt het
niet de hoogste tijd de ontwikkeling, o.a. met behulp
van de moderne reclametechnieken, zo te beïnvloeden
dat de conjunctuurpolitieke touwtjes weer in compe-
tente handen komen? En is uiteindelijk niet iedereen
daarmee gebaat?
Amsterdam.
Dr. E. J. ISIDOR.
Het solidariieitsfonds van Zwitsers in het buitenland
Een voorbeeld voor Nederland?
In Zwitserland bestaat sedert 1958 het zgn. ,,Solidari-
tâtsfonds der Auslandschweizer” dat zich ten doel stelt
verzekering te bieden tegen politieke risico’s verbonden
aan het werkzaam zijh in het buitenland. Aanleiding
voor de oprichting van dit fonds waren de regelmatig
voorkomende gevallen van in het buitenland werkzame
Zwitserse staatsburgers die door overheidsmaatregelen,
politieke troebelen of oorlogsomstandigheden hun be-
staansmogelijkheden hadden verloren en dringend finan-
ciële nulp hehoefden om elders opnieuw aan de slag te
kunnen gaan.
Door verzekeringsdeskundigen werd een eenvoudige
vorm van verzekering voor de dekking van deze risico’s
ontworpen. In grote lijnen komt deze erop neer dat in het
buitenland werkzame Zwitsers jaarlijks naar keuze een
spaarbijdrage van Zw. fr. 25,
50,
75, 100, 150, 200 of
300 in het fonds storten, vermeerderd met 8 pCt. als ver-
goeciing voor de administratiekosten. Wanneer een deel-
nemer in het fonds door oorlog, binnenlandse onlusten of
algemene politieke maatregelen, buiten zijn schuld zijn
bestaansinogelijkheid verliest, dan wordt hem, mits hij
minstens 2 jaar tevoren tot het fonds is toegetreden,
een schadeloosstelling uitbetaald die het honderdvoudige
bedraagt van zijn jaarlijkse spaarbijdrage. Dit bedrag
kan derhalve liggen tussen Zw. fr. 2.500 en Zw. fr. 30.000.
De schadeloosstelling houdt dus geen verband met de
omvang van de geleden schade, doch is uitsluitend af-
hankelijk van de door de deelnemer gekozen spaarinleg
bij het fonds. Dit maakt de procedure voor het uitbeta-
len van schadeloosstellingen eenvoudig. Om aanspraak
te kunnen maken op een uitkering dient slechts aanne-
melijk te worden gemaakt dat een wezenlijke verslechte-
ring in de economische positie en in het bijzonder vân
de inkomstenbasis heeft plaatsgevonden als gevolg van
oorlog, binnenlandse onlusten of algemene politieke
maatregelen. Deze eenvoudige procedure maakt het
mogelijk dat snel hulp geboden wordt waar zich moei-
lijkheden voordoen.
De spaarinleggingen van de deelnemers worden bij de
Zwitserse staat rentegevend uitgezet. De uitbetalingen
van schadevergoedingen financiert het fonds uitsluitend
uit de veikregen rente-opbrengsten. Het fonds dient de
rente-opbrengsten van de spaarbijdragen gedurende 30
jaar te ontvangen. Daarom geldt de regel dat een deel-
E.-S.B.
1-12-1965
1123
nemer, die op of .v66r zijn 35e jaar toetreedt, zijn spaar-
bijdrage op zijn
65e
jaar geheel kan terugverlangen.
Deelnemers die na hun
35e
jaar toetreden of v66r hun
65e
jaar hun spaarbijdragen bpeisen (dit is mogelijk bij
terugkeer naar Zwitserland) krijgen slechts een gedeelte-
lijke restitutie. Bij overlijden gaan de rechten op terug-
verkrijging van de spaarinieggingen over op de erven.
In 1962 heèft de Zwitserse staat door middel van een
garantie toegezegd de verplichtingen van het fonds na te
zullen komen voor het geval het fonds zelf hiertoe niet
in staat zou blijken. Reeds in 1963 moest voor Zw. fr. 0,5
mln, een beroep op deze garantie worden gedaan. Dit
bedrag vertegenwoordigt nu een schuld van het fonds
aan de staat die wellicht in rustiger tijden kan worden
afgelost. In totaaJ heeft het fonds sedert zijn oprichting
tot december 1964 ca. Zw. fr. 2 mln, aan schadevergoe-
dingen uitbetaald. Deze uitbetalingen kwamen ten goede
aan deelnemers in het fonds die schade hadden geleden
in Algerije, Angola, Congo, Cuba, Egypte, Griekenland,
Opper-Volta, Irak, Marokko, Oost-Duitsland, Tanganjika
en Tunesië. Het fonds Stelt ruim 8.000 deelnemers.
De naam ,,Solidaritiitsfonds” duidt erop dat in Zwit-
serland dit fonds beschouwd wordt als een manifestatie
van solidariteit. Solidariteit van de in het buitenland
verblijvende Zwitsers onderling, omdat zij elkaar helpen
bij optredende moeilijkheden. Vermeldenswaard hierbij
is dat de meeste deelnemers in het fonds niet in riskante
landen verblijven. Ook het gehele Z’itserse volk heeft
zich solidair verklaard ,met de in het buitenland werkende
Zwitsers, aangezien het Zwitserse parlement eenstemmig
besloot t.b.v. het fonds een garantie te verlenen. Onge-
twijfeld hebben bij deze parlementaire beslissing naast
solidariteitsmotieven ook motieven van sociale en andere
aard een rol gespeeld. Zo wordt in Zwitserse publikaties
de parallel getrokken met de kredetgaranties van de
overheid die t.b.v. de export wôrden verleend. Het werk-
zaam zijn van Zwitserse staatsburgers in het buitenland
woidt beschouwd als een export van Zwitserse arbeid,
kennis en vernuft die voor het land even belangrijk is
als de export van produkten. Derhalve ligt het in de rede
dat de overheid .00k bij de eerstgenoemde export enige
medewerking verleent bij het wegnemen van de politieke
risico’s. Een ánder argument dat naar voren wordt ge-
bracht is het feit dat door de werking van het solidari-
teïtsfonds de technische hulpverlening aan de ontwikke-
lingslanden wordt bevorderd. De praktijk heeft geleerd
dat in vele ontwikkelingslanden de kansen op onlusten,
oorlog of politieke dwangmaatregelen groter zijn dan in
andere landen. Voor een voortgaande verlening van
technische
hulp
is het van belang dat. de deskundigen.
die bereid zijn in deze landen werkzaam te zijn bij voor-
komende gevallen op een schadeloo.stelling kunnen reke-
nen.
De vraag kan worden gesteld of het wenselijk zou
zijn.in
Nederland een solidariteitsfonds te creëren naar
het voorbeeld van de Zwitserse instelling. Nederland en
Zwitserland hebben enkele gemeenschappelijke kenmer-
ken die voor het beantwoorden van deze vraag van be-
lang zijn. Beide landen zijn klein en mede daarom sterk
aangewezen op het verkeer met andere landen. Beide
landen willen de hulp aan de ontwikkelingslanden stimu-
leren. Vele staatsburgers van beide landen wonen in het
buitenland, nl. ca. 700.000 Nederlanders en ca. 300.000
Zwitsers. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat een
groot deel van de in het buitenland verblijvende Neder-
landers ten gevolge van de na-oorlogse emigratie, die
zich voornamelijk op ,,veilige” landen zoals Canada,
Australië en Nieuw Zeeland richtte, minder behoefte
heeft aan een verzekering tegen politieke risico’s. Niet-
temin zullen er vele Nederlanders in Midden- en Zuid-
Amerika, Afrika en Azië zijn die het totstandkomen van
een dergelijke verzekeringsmogelijkheid zouden toe-
juichen. Op grond van de vergelijking met Zwitserland
zou geconcludeerd kunnen worden dat een instelling als
het Zwitserse solidariteitsfonds zeker ook in Nederland
een nuttige functie zou kunnen vervullen.
Wassenaar.
Drs. 5. VAN
SILFHOUT.
Verzonken energie
Het opschrift van dit artikel is de titel .van een rijk
geïllustreerde brochure welke is uitgegeven door de Ne-
derlandse Aardolie Maatschappij. Wij willen gaarne de
nodige aandacht schenken aan de inhoud van dit ge-
schrift, doch zouden daaraan een beschouwing over een
artikel i.n ,,De Essobron”, uitgave van Esso Nederland
N.V., van maart 1965 vooraf willen laten gaan. Wij be-
doelen het artikel ,,Energieverbruik per hoofd als
maatstaf voor ‘de welvaart”. De in dit artikel afgedruk-
te stavengrafiek geeft een indruk van dë economische
welstand van een aantal landen. Aan de toelichting die
men niet heeft laten ontbreken, ontlenen wij het on-
derstaande.
Aangezien de welstand van een volk samenhangt met
de hoogte van het energieverbruik per hoofd, is dit ver-
bruik een eenvoudige maat om de welstand van een
voJk te peilen. Het gaat in dit artikel om gegevens
betreffende het jaar 1962, toen het totale energiever-
bruik van de wereldrond 4.800 mln, ton S.K.E. be-
liep. De Verenigde Staten namen met 1.600 mln. ton,
eenderde voor hun rekening. De Sowjet-Unie stond
genoteerd voor 700 mln, ton, wat dus heel veel lager
was dan het Amerikaanse aandeel.
Op de derde plaats stondChina met 400 mln. ton,
wat gelijk stond met 570 kg S.K.E. per hoofd v4n de
bevolking tegenover 4.000 kg S.K.E. in de Benelux-
landen. Ten einde vergelijkingen mogelijk te maken ver-
melden wij ook nog dat Groot-Brittannië en de Bonds-
republiek op de lijst prijken met resp. 268 en 233 mln.
ton S.K.E.
Aardolie en aardgas zullen, zoals steeds duidelijker
wordt, in toenemende mate dit verbruik opvangen. Was
immers het aandeel van de aardolie en het aardgas in
1950 nog slechts 36 ,pCt., in 1962 bedroeg het reeds
50 pCt. Deze stijgende tendens is sindsdien niet onder-
broken, zodat zonder aarzeling kan worden uitge-
1124
E.-S.B. 1-12-1965
sproke.n, dat aardolie en aardgas de belangrijkste energie-
dragers ter wereld zijngeworden.
Wat nu de brochure ,,Verzonken Energie” betreft,
zij medegedeeld dat op blz. 2 vijf jaartallen zijn afge-
drukt: 1945, 1950,
1953, 1956
en 1959, waarinde ge-
schiedenis van de N.A.M. ons duidelijk voor ogen
wordt gesteld. Schoonebeek komt in
1945
met een pro-
duktie van bijna 6.000 kgton olie op de proppen. In
1950 haalt het een produktie van niet minder dan
700.000 kgton, maar de verdere vooruitzichten stem-
men tot somberheid. In 1953 en in 1956 wordt in ver-
schillende plaatsen in Zuid-H1land olie ontdekt. In
1959
wordt in Groningen gas gevonden. Later zal blij-
ken, dat in deze provincie een van de grootste gasvel-
den ter wçreld ligt. Verwacht wordt zelfs dat het Gro-
ningse gas ten minste veertig jaar lang 30 á 40 pCt. van
de totale Nederlandse energiebehoefte kan dekken.
Zeer geestdriftig spreken de schrijvers van ,,Verzon-
ken Energie” het uif dat de ontdekking van ,,Groningen”
natuurlijk een groot succes is geweest, in die zin dat
het systematische verkenningswerk onder Nederland
werd beloond met een prachtige vondst. Als wij nog-
maals, de beeldspraak met de edelstenen toepassen:
Schoonebeek en Zuid-Holland waren fraaie diamanten,
Groningen was de Koh-I-Noor.
Andere jaartallen treffen wij aan op blz. 70 van de
publikatie. Zij lopen van 1924 t/m augustus 1964 en
vernielden o.a. de oprichting van de N.V. Nederlandse
Aardolie Maatschappij op 19 september 1947 en van
verschillende olie- en gasvondsten, alsook van borin-
gen in de Noordzee. Op blz. 73 is verder een over-
zicht afgedrukt van het produktiebeloop en van het net-
to verbruik van aardolieprodukten in Nederland van
1945 t/m 1963. Het produktiebeloop liep blijkens de
afgedrukte cijfers op van 5.838 kgtori tot 2.214.931 kgton
en het netto verbruik van 509.000 kgton tot 13.614.000
kgton. Ook over het energieverbruik in Nederland wor-
den wij min of nieer uitvoerig ingelicht. Het bedroeg in
1963 ongeveer 37 â 38 mln, ton S.K.E. Hiervan namen
olieprodukten ongeveer 53 pCt. voor hun rekening.
Het aandeel van kolen was 44 pCt. en dat van aardgas
enkele procenten.
Wij mogen en willen niet nalaten, onze bijzondere
instemming te betuigen met de samenstelling van de
thans besproken publikatie. ,,Verzonken Energie” neemt
inderdaad een ereplaats in op de lijst van geschriften,
die in de loop der jaren over het onderhavige onder-
werp verschenen zijn. Aan de samenstellers ervan is
een woord van hulde zeker op zijn plaats.
tiaarlem.
F. S. NOORDHOFF.
Hellmuth Gluth: Bedrijfsstatistiek voor de praktijk.
Ver-
:aald en bewerkt-door Drs. E. van der Wolk. N.
•Samsom N.V., Alphen aan den Rijn
1965,
221 blz.,
f. 21,50.
Wanneer iemand’een kind wil overtuigen, hoe heerlijk
het is op de schommel, zal hij niet beginnen met uit te
leggen, hoe de beweging van de schommel resoneert in
hetlichaam, waarmee aan de dynamische gevoelens van
de mens wordt geappelleerd. Neen, hij zat het kind mee-
nemen en op een schommel zetten. Of hij zal om de
vrees weg te nemen eerst wijzen op het plezier van an-
dere kinderen.
Het is merkwaardig, dat deze, voor iedereen. overtui-
gende wijze van aanpak, plotseling voor velen twijfel-
achtig wordt gevonden, wanneer het gaat om volwasse-
nen en om minder spectaculaire’ genoegens als bdrijfs-
beleid en de benodigdè hulpmiddelen daarvoor.. Nog al
te vaak laat men zich verleiden om minstens op een
stoof te gaan staan om iets uit te leggen. Vele schrij-
vers menen, dat hun betoog zonder die stoof wat laag
bij de gronds zou zijn.
Wanneer daarom eens een keer een boek verschijnt,
dat de lezer direct in de schomniel zet zonder zwaar
–
wichtige betogen, maar ook zonder in het niet zelden
voorkomende alternatief te vervallen van wat loeiende
waarheden in een zwart-wit-jasje, dan mag men daar-
over beslist verheugd zijn. Wanneer dan bovendien
blijkt, dat dit boek bedoelt de lezer het nut van de sta-
tistiek in het bedrijf duidelijk te maken, dan is het pas
echt zondag. Schrijver en vertaler signaleren hiei een
Jacujie. Of deze inderdaad betaat, is nidt alleen een
kwesie van aanbod, niaar ook van vraag. Men mag
voor de schrijver en de statistiek hopen dat deze er in-
derdaad is. Het feit dat dit boek in West-Duitsland
reeds na korte tijd een tweede druk beleefde, kan daar
–
voor een aanwijzing zijn.
Waarin ligt dan de waaide van dit boek? Ten eerste
in zijn directe aanpak en ten tweede in zijn groot aan-
tal voorbeelden. De schrijver heeft terecht gemeend dat
het nut van de statistiek voor de bedrijfsvoering niet be-
ter d:iidelijk gemaakt ‘kan worden dan door het geven
van talloze voorbeelden op ieder terrein van het bedrijf.
En dat het zinvoller is gewoon te laten zien in- welke
gevallen een bepaalde techniek waarde heeft en wanneer
niet, dan uitvoerig te spreken over de voorwaarden,
waaraan moet zijn voldaan.
Vermoedelijk was de praktijk van de statistiek nog
pregnanter naar voren gekomen, als het boek was op-
gezet als een reeks case-studies, waarbij achteraf enkele
algemene conclusies bij elkaar waren gezet. In het boek’
van Gluth is dit laatste eigenlijk vooraf gebeurd. De
auteur heeft hoogstwaarschijnlijk geen kans gezien de
praktijk van de bedrijfsstatistiek ,uit te leggen zonder
een aantal algemene aspecten vooraf te belichten. Het
boek begint namelijk, na een korte inleiding over de
taak en de plaats van de bedrijfsstatistiek, met een aan-
tal hoofdstukken over het aanleggen, bijhouden en raad-
plegen van statistieken. Dit deel B beslaat een70-tal
bladzijden en heeft enigszins het karakter gekregen van
een korte theoretische inleiding. Zulks ondanks de on-
omwonden opmerking van de heer Gluth, dat dit een
receptenboek is. Deze opmerking maakt het begrijpelijk,
dat de ,,theorie”, die in de eerder beschreven aanpak gro-
tendeels achterwege had kunnen blijven, het minst uit
de verf is gekonien. Om enkele bezwaren te noemen:
1-let niet voÎdoende scheiden van oorspronkelijke
(tegenover bewerkte) en absolute (tegenover relatieve)
getallen werkt verwarrend.
– Het is hoogst ongelukkig om de breuk
winst op artikel A
winst op alle artikelen samen
een
enkelvoudig
verhoudingscijfer te noemen, maar de
breuk
E.-S.B. 1-12-1965
1125
winst op artikel A
omzet artikel A
een
meervoudig
verhoudingscijfer, ‘alleen omdat in de
tweede breuk ook andere begrippen dan de omzet kun-
nen figureren.
– De behandeling van de .,trend” is uiterst zwak. Ten
eerste is het de vraag of er l’ineaire trends zijn. Ten
tweede is het correleren bij zo weinig waarnemingen
een hoogst onbetrouwbare bezigheid en de methode van
de vrije hand veel eerlijker.
– Eenvoudige formules zijn voor iedereen beter te
begrijpen dan redeneiringen dn de trant van ,,Trendpun-
ten zijn punten op de trendlijn, die corresponderen met
de punten van de oorspronkelijke getallen in de gra-
fiek”.
Ik zou zo nog even kunnen doorgaan, omdat vele op-
merkingen voor de theoreticus te weinig genuanceerd
zijn en andere hem overbodig voorkomen. Daarnaast is
hij veelal aan een bondiger formulering gewend. De
man van de praktijk echter, voor wiedit boek is geschre-
ven, zal aan de genoemde bezwaren vermoedelijk niet zo
zwaar tillen. Hij komt, zelfs in deze inleidende opmer-
kingen, ruim aan zijn trekken. Ook de theoretiserende
opmerkingen vooraf zijn namelijk doorspekt met allerlei
nuttige praktische wenken, die zelfs een nog niet door de
vol geverfde theoreticus niet in de wind zal slaan.
Vervolgens komt met deel C ,,Het werkterrein van de
bedrjfsstatistiek” aan de orde. Hiermee heeft men het
hart van het boek geraakt; de schrijver bevindt zich hier
duidelijk op bekend terrein. Talloze voorbeelden en toe-
passingen worden ons voorgeschoteld. Op elk gebied van
het bedrijf, de omzet, de produktie, het personeelsbeleid,
de kostprijs en de financiering. Het is ondoenlijk deze
confetti hier opnieuw uit te strooien. Ik zou bovendien
de auteur beslist onrecht doen, als ik zou trachten, zijn
wenken hier weer te geven. Dit boek is op zichzelf
duidelijk genoeg. Het is overigens wel aan te raden het
niet te zien als een leesboek. Men doet er verstandiger
aan, gewoon wat te bladeren tot men iets van zijn ga-
ding vjndt en ditdan in zijn eigen bedrijf uit te probe-
ren. Dat de bijbehorende grafieken en tabellen niet al-
tijd snel gevonden zijn, moet men daarbij zien als een
onvermijdelijk gevolg van de opzet.
Toch wil ik nog een punt van kritiek naar voren bren-
gen. 1-let is jammer dat de voorraadstatistieken nauwe-
lijks aan bod komen. Jammer, omdat deze de basis vor-
men voor allerlei kwantitatieve bedrijfseconometrische
methoden, die op het terrein van de voorraad zulke enor-
me besparingen kunnen bewerken. Bovendien had iets
gezegd kunnen worden van verzameling van gegevens
t.b.v. kwaliteitscontrole. Maar men mag vinden dat de
recensent met deze laalste opmerkingen teveel zijn stok-
paarcije berijdt.
‘s-Gravenhage.
A. H. Q. M. MERKIES.
Dr. F. W. J. Krielhars: Landbouwproblematiek bij eco-
nomische groei.
H. E. Stenfert Kroese N.V., Lei-
den
1965,
206 blz., f. 20.
Op 23 juni van dit jaar promoveerde op bovenge-
noenid onderwerp F. W. J. Kriellaars cum laude tot doc-
tor in de economische wetenschappen. De hèer Knel-
iaar is lector in de agrarische economie en sociologie
aan de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg
en daarnaast economisch medewerker van de Katholieke
Nederlandse Boeren- en Tuindersbond.
Van de dissertatie van de heer Kriellaars is veel goeds
te zeggen. Opvallend is zijn grote belezenheid. Er
zullen weinig publikaties zijn op landbouw-economisch
gebied, die Kriellaairs niet heeft gelezen
en
verwerkt in
zijn boek.
De heer Kriellaars begint met het geven van een over
–
zicht van het landbouwprobleem. Hij maakt hierbij on-
derscheid tussen de factoren clie op de landbouw inwer-
ken, de veranderingen in de landbouw en de voornaam-
ste problemen. Deze onderscheiding is wat gekunsteld
en komt o.i. de scherpte van de analyse van het land-
bouwprohleem niet ten goede.
Krieulaars noemt de volgende factoren,
die op de land-
bouw inwerken: de geringe expansie van de vraag, de
vooruitgang in wetenschap en techniek, de toenemende
integratie van de landbouw in de volksgemeenschap, en
de zwakke marktpositie van de landbouw (als een be-
drijfstak met volledige concurrentie temidden van een
monopolistische samenleving. Uitei’aard wordt een om-
schrijving gegeven van deze factoren.
De
veranderingen,
die de landbouw ondergaat, wor-
den als volgt gerubriceerd: vermindering van de agra-
rische beroepsbevolking, toenemende kapitaalintensiteit,
stijging van de produktiviteit. Hier wordt waardevol do-
cumentatiemateriaal verschaft.
Vait veel belang is het overzicht van de belangrijkste
problemen
in de landbouw. De heer Kriellaars onder-
scheidt vier fundamentele problemen, ni.:
– de inkomensvorming in de landbouw;
– de omvang van de agrarische produktie;
– de efficiënte benutting van de aanwezige produktie-
factoren;
– de allocatie van de produktiefactoren tussen de land-
bouw en de overige economische sectoren.
Beide laatstgenoemde factoren vat Dr. Kriellaars ook
wel samen onder het hoofd
structuurproblemen
van de
landbouw.
Wij zouden n.a.v. deze onderscheiding willen opmer-
ken dat een goede landbouwpolitiek aan alle vier pro-
bienien aandacht moet besteden, terwijl zij alle vier
een eigen aanpak vereisen. Men veroordeelt zich zelf tot
eenzijdigi
–
ieid door bijv. alles te verwachten van een prijs-
politiek of alles van een structuurpolitiek. Het moei-
lijke van de landbouwpolitiek is, dat instrumenten die
geschikt zijn om het ene probleem op te lossen soms
averechts werken voor het andere. Elke goede landbouw-
poiitiek moet een
synthese
zijn van verschillende be-
leidsinstrumenten, die in hun uitwerking helaas soms
enigszins tegenstrijdig
zijn.
Bij de bespreking van mogelijke vormen van landbouw-
politiek sluit Kriellaars aan bij bovengenoemde onder-
scheiding. Een politiek van bescherming van de agrari-
sche inkomens is vooral nodig door de zwakke markt-
positie van de landbouw. Dr. Kriellaars behandelt hier
zeer uitvoerig en consciëntieus de twee hier mogelijke
systemen, nI. bescherming van de marktprijzen en het
geven van produktietoeslagen. Kriellaars doet geen keu-
ze; hij volstaat met het uitvoerig weergeven van de con-
sequenties van heide.
Een beheersing van de omvang van de agrarische pro-
duktie wijst Kriellaars in feite af. Voor zover deze af-
wijzing gebaseerd is op de praktische onuitvoerbaarheid
van zulk een stelsel zijn wij geneigd (momenteel) met
hem mee te gaan. Wij zouden op grond van deze prakti-
sche bezwaren ons (academische) betoog voor produktie-
beperking, enige jaren geleden in dit blad gehouden, niet
1126
E.-S.B.
1-12-1965
meer in dezelfde vorm willen herhalen. Maar dat er hier
ook principiële bezwaren liggen (blz.
135)
wil er bij ons
niet in. iDe hele maatschappij – behalve de land bouw –
doet aan produktiebepeiik’in.g, d.w.z. houdt de produk-
tie binnen de perken van de afzetmogelijkheden. Alleen
de toename van de landbouwproduktie is geheel onge-
remd, zulks zeer ten nadele van de landbouw zelf.
Het laatste hoofdstuk is gewijd aan traditionele en mo-
derne middelen van structuurbeleid. Onder
traditionele middelen
van structuurbeleiid versliaat Kriell’aars om:
landbouwkundig onderzoek, voorlichting en onderwijs,
voor zover deze uitsluitend zijn gericht op verbetering
van de produktietechniek, overheidshulp bij de kapitaal-
en kredintvoorzienin, verbetering van de grondstruc-
tuur (ontsluiting en verkaveling). Deze middelen hebben
ten doel de produktiviteit in de landbouw te verhogen.
Zij hebben bijna alle het belangrijke nadeel dat ze de
produktie stimuleren.
Onder
moderne in iddelen
van structuurbeleid verstaat
Kriellaars onderwijs en voorlichting, die meer algemeen
gericht zijn, vergroting van de grondmobiliteit, gerichte
overiheidshulp bij bedrijfsinvesteringen, bevordering
van de afvloeiing van boeren. De heer Kriellaars heeft
een genuanceerd oordeel ta.v. de afvloeiing van boe-
ren. Hij heeft een open oog voor de moeilijkheden die
hier voor de boeren liggn en hij wijst erop, dat men
geen overdreven verwachtingen moet koesteren van
een afvloeiing van boeren ter oplossing van de land-
bouwkwaal, of ter sanering van de landbouw.
Het boek eindit wat abrupt. Er worden vrijwel
geen conclusies getrokken en een samenvattende slot-
beschouwing ontbreekt in feite. Desondanks is het boek
van Kriellaars o.i. een goed boek over de land-
bouwproblematiek. Het geeft veel nuttige informatie.
Het ‘kan bovendien •leiden tot een
genuanceerd denken
over de landbouwproblematiek. De eenzijdigheid, die
gedemonstreerd wordt in vele tijdschriftartikelen over
de landbouw, steekt schril af tegen deze zeer welover-
wogen dissertatie. Het boek van Kriellaars heeft ten
slottè de niet geringe verdienste dat het prettig leesbaar
is.
Leiderdorp.
Drs. H. SCHELHAAS.
Prof.
G. C.
Allen: Japan’s Economic Expansion.
Publis-
hed for Chatham Hojse, by Oxford Un.iversity
Press, Londen/New York/Toronto
1965,
296 blz.,
50
sh.
Van Prof. Allen verscheen in 1958 ,,Japan’s Econo-
mic Recovery”, dat het herstel van dit land in de pe-
riode van 1945 tot ongeveer
1955
tot onderwerp had.
Het nieuwe werk van deze auteur handelt over de enor-
me economische groei daarna, die zelfs het Westduitse
,,Wirtschaftswunder” in de schaduw stelde.
Deze fase, die – naar het ‘lijkt – thans wordt afge-
sloten, wordt uitvoerig en helder beschreven. Tevens
wordt veel aandacht geschonken aan de verklaring der
verschijnselen.
In dit laatste opzicht is Prof. Allen echter niet ge-
heel volledig. Zo wordt bijv. uiteengezet, dat de gewel-
dige omvang der investeringen van het bedrijfsleven ver-
uit de voornaamste motor van de expansie vormde. Voor
de verklaring daarvan wordt gewezen op het winst-
motief en de noodzaak de technische achterstand ten
opzichte van het buitenland in te halen. Deze factoren
speelden inderdaad een belangrijke rol, maar daarnaast
waren er andere drijfvcren, die gezocht moeten worden
in het Japanse volkskarakter (het ongedaan maken van
het in de tweede wereldoorlog geleden gezichtsverlies,
de iiigeworteld:e neiging tot gehoorzamen, tot uiting ko-
mende in de snelle verwezenlijking der in de ontikke-
lingsplannen neergelegde objectieven, de spreekwoorde-
lijke arbeids- en spaarzin, alsmede het streven naar het
verwerven van aanzien).
Deze omissie valt ook daarom te betreuren, omdat
Prof. Allen Japan verschillende malen heeft bezocht –
daar zelfs heeft gedoceerd – en derhalve, naar mag
worden aangenomen, het karakter van de Japanner wel
zo goed heeft leren kennen, dat hij daarover behartens-
waardige dingen kan zeggen.
De auteur schenkt veel aandacht aan het verleden,
daar hij zulks voor een goed begrip noodzakelijk acht.
Uit deze terugblikken blijkt duidelijk, dat er in diverse
opzichten niets nieuws onder de (rijzende) zon is.
Er zijn thans echter ook belangrijke verschillen met
de periode van v6ér 1940, ook al zijn deze soms van
graduele aard. Zo is de betekenis van de eertijds zo
machtige Zaibatsu’s aanmerkelijk verminderd, treedt
het verschijnsel van schaarste aan arbeidskrachten op,
wordt de invloed van de vakbeweging langzamerhand
merkbaar en gaat het land in zijn economische betrek-
kingen met het buitenland een meer liberale politiek voe-
ren.
Uiteengezet wordt verder, dat Japan wordt geconfron-
teerd met een aantal – overwegend structuerele – pro-
blemen. Als zodanig kunnen worden genoemd: de grote
inkomensverschillen tussen landbouw en industrie, idem
binnen de industrie door het naast elkaar bestaan van een
betrekkelijk kleine groep hoogst moderne ondernemin-
gen en een zeer groot aantal nog veelal primitieve be-
drijven, de wanverhouding tussen eigen en vreemd ka-
pitaalin de ondernemingen en de opvallende illiquiditeit
van het bankwezén.
De kern van het boek wordt gevormd door de ont-
wikkeling van de industrie (aan de belangrijke takken
binnen deze sector worden afzonderlijke hoofdstukken
gewijd), daar deze het meest heeft bijgedragen tot de
verbazingwekkende groei van het bruto nationaal pro-
dukt. In samenhang hiermede komen vraagstukken be-
treffende de financiering, de arbeidsvoorziening, de or-
ganisatorische opbouw en de export ter sprake.
Aangetoond wordt, dat er zich knelpunten beginnen
te ontwikkelen, die voor een belangrijk deel hun oor-
sprong vinden in het optreden van schaarste aan ar-
beidskrachten. Om deze te bestrijden zijn structuurver-
anderingen nodig in de landbouw (waarin nog ruim 25
pCt. van de beroepsbevolking een bestaan vindt) en ver-
der mct name in de dienstensector, waar een efficiënte
benutting der beschikbare krachten beslist geen gemeen-
goed is. Anderzijds dienen arbeidsbesparende produktie-
methoden op grotere schaal te worden ingevoerd, maar
deze vereisen veel kapitaal. Kort samengevat komt de
huidige situatie hierop neer, dat Japan voor het pro-
bleem staat zich te moeten transforrneren van een land
met overvloedige arbeid en weinig kapitaal tot één waar
beide factoren schaars zijn. Welke structuurveranderin-
gen hiervoor nodig zijn en hoe moeilijk het zal zijn
een nieuw evenwicht te vinden, laat zich denken. Prof.
Allen gaat tamelijk diep op dit vraagstuk in. –
Minder aandacht schenkt hij aan de noodzaak het
conjunctuurpolitieke instrumentarium aan te vullen. Tot
dusverre was conjunctuurbeheersng een vrij eenvoudige
E.-S.B. 1-12-1965
1127
zaak. Zoals gezegd, vormden de investeringen van liet
bedrijfsleven de stuwende kracht bij de expansie. Aan-
gezien deze in belangrijke mate werden gefinancierd
door bankkredieten en de centrale bank de particuliere
banken onder controle had, kon eenvoudig door rente-
verhoging en kredietheperking snel een einde aan de
hausse worden gemaakt. Het sein daartoe werd onver-
anderlijk gegeven door de verslechtering van de beta-
lingsbalans. –
Deze situatie is bezig te veranderen, doordat de be-
tekenis der investeringen van het bedrijfsleven als sti-
mulans vermindert en die van de consumptieve uitga-
ven, de overheidsbestedingen en de export toeneemt.
Bovendien is aanvulling van het instruinentarium no-
dig ter bestrijding van een eventuele echte recessie
tot dusverre spraken de Japanners van een recessie als
het groeitempo der nationale economie niet meer dan
3 â
5
pCt.. per jaar bedroeg). In de afgelopen jaren rea-
geerde het bedrijfsleven direct op een verzachting der
kredietrestricties, maar momenteel ziet het er naar uit,
dat zulks niet meer het geval is.
Ieder, die zich met het fenomeen Japan bezighoudt,
kan zich in grote lijnen verenigen met wat de auteur in
zijn boek naar voren brengt. Er zijn echter uitzonderin-
gen. Zo past een vraagteken bij de uitspraak, dat ,,Ja-
pan to-day possesses one of the most highly competitive
economies in the world”. Voor sommige bedrijfstak-
ken behoeft Japan inderdaad geen concurrentie te duch-
ten; te denken valt slechts aan de scheepsbouw. Voor
de grote massa der kleine industriële ondernemingen
(die naar raming
50
pCt. van de export verzorgen en ‘een
belangrijke rol spelen bij de voorziening van de binnen-
landse markt),, alsmede voor de landbouw ligt de zaak
echter anders. De gang van
zakten
bij de liberalisatie
van de invoer geèft hieromtrent duidelijke aanwijzin-
gen.
Het zal interessant zijn te volgen hoe Japan in de ko-
mende jaren de problemen, waarmede het geconfron-
.teerd wordt,, zal oplossen. Wellicht bestaat er te gelege-
ner tijd voor Prof. Allen aanleiding tot het schrijven
van ,,Japan’s Economie Adjustment” en daardoor een
trilogie tot stand te brengen.
Tot slot zij nog opgemerkt, dat het besproken boek
wordt gecompleteerd door een aantal goedverzorgde sta-
tistische bijlagen, alsmede door een tamelijk uitgebreide
literatuurlijst.
‘s-Gravenhage.
Drs. B. VAN DER MEULEN.
Dr. J. E. van Acker: Bewuste
commerciële beleidsvoering.
N. Samsom N.V., Alphen aan den Rijn 1965, 463 blz.,
f.
32.
Dit boek, dat ik zou willen rangrchikken onder de grote
rtandaardwerken op het gebied van de marketing, is be-
doeld als leidraad voor de ondernemer bij het uitstippelen
van zijn commerciële beleid. In plaats van het empirisch
commercieel optreden, wilde schrijver een bewuste commer-
ciële beleidsvoering rtellen. Hij vereenzelvigt zich daarbij
met de fabrikant van verbruiksgoederen om samen met
hem of zijn commerciële functionarissen: a. de commer
–
ciële vraagstukken op te sporen, te formuleren en te
ordenen, en b. vervolgëns te pogen vruchtbarebenaderings-
wijzen te ontwikkelen ter oplossing van deze problemen.
Het boek is verdeeld in vier delen, waarvan ik de inhoud
slechts summier kan weergeven. In het eerste deel:
,,Situering en wezen van het commerciële beleid” komt
schrijver, na een vluchtige schets van de bredere econo-
mische achtergrond, tot formulering van de taak van de
commerciële leiding, ni. markten scheppen die een optimale
afzet mogelijk maken. (Geen enkele formulering zou op een
kortere en bondiger manier kunnen demonstreren dat we
hier met een uitgesprokçn ,,marketing-boek” te maken
hebben). Deze taak omvat: 1. het verrichten van commer
–
cieel onderzoek; 2. het uitwerken van een commercieel
actieprogramma; 3. het scheppen van een passende Orga-
nisatie.
Het tweede deel: ,,Het commerciële onderzoek” is zeer
uitvoerig. Het begint met de constatering dat aan elke
commerciële beslissing twee elementen ten grondslag liggen,
ni. a. kennis van feiten en relaties tussen deze feiten; b. een
subjectieve, min of meer gevoeismatige, oordeelvorming
omtrent de te verwachten uitkomsten van een beslissing.
De doelmatigheid van een beslissing is, zo stelt Dr. Van
Acker, altijd gedetermineerd door de kwaliteit van deze
kennis èn intuïtie. Van de intuïtie kan a priori niet worden
gezegd, dat zij op zich zelf een minder solide basis zou
vormen. Wel mag men als regel stellen dat debetrouw-
baarheidsgraad van gevoeismatige indrukken tegenover die
van objectieve kennis belangrijk tekortschiet. Dit betekent
dat de gemiddelde ondernemer er voordeel bij heeft het
aandeel van de intuïtie tot minimale proporties terug te
brengen, door aan de feitelijke kennis een zo groot moge-
lijke plaats in te ruimen.
Veel aandacht wordt in dit deel besteed aan technieken
van onderzoek. In details worden deze evenwel niet weer-
gegeven, daar dit niet de bedoeling van het boek is. Wel
wordt een wat pessimistisch beeld gegeven van het nut en
de praktische betekenis van de psychologische en sociaal-
psychologische methoden. Mogelijk is dit een gevolg van
het feit dat België – schrijver is een Belg – op dit terrein
waarschijnlijk nogal wat achterstand heeft t.o.v. Nederland.
Overigens onderschat de schrijver naar mijn mening ook
de betekenis van het marktonderzoek in Nederland. In
vergelijking met andere landen liggen – volgens hem –
Engeland, West-Duitsland en Frankrijk ver voor op Neder-
land en België. Ik betwijfel dit sterk, misschien met uit-
zondering van Engeland. Duitsland ligt mogelijk op ons
niveau, maar Frankrijk ligt er – evenals België – zeker
onder.
Aan het eind van dit deel staat schrijver lang stil bij de
formulering van de verkoopsvooruitzichten, of zoals hij
het ook wel noemt, de commerciële previsie. –
In het derde deel: ,,De uitbouw van het commercieel
programma”, wordt gepoogd om vruchtbare benaderings-
wijzen uit te stippelen voor de formulering van het beleid
t.a.v. produkt, distributiemethoden, reclame, verkoops-
inspanningen en prijs. In het hôofdstuk over produktbeleid
gaat Dr. Van Acker uitvoerig in op de betekenis van het
merk. Ruime aandacht wordt voorts besteed aan wezen en
indeling van de reclame, afmetingen van de reclamevoering
en beleidsbeslissingen bij de uitbouw van de reclame-
politiek, met als uitgangspunt, het vastieggen van de
concrete doelstellingen der reclame.
Dr. Van Acker attendeert mijns inziens zeer terecht op
een belangrijke omissie in de literatuur en in de visie
van brede kringen van reclame- en marketing-deskundigen.
De taak van de reclame – zo stelt hij – eindigt niet
wanneer tot de koop is besloten. Omwille van de conti-
1128
–
–
–
E.-S.B.
1-12-1965
nuïteit van de afzet heeft de rlame ok de taak’om kopers
en gebruikers te staven in hun overtuiging dat hun besluit
juist was en dus een volgende keer moet worden herhaald.
Om het commercieel programma tot uitvoering te
brengen, aldu Dr. Van Acker in het vierde deel: ,,De uit-
bouw van een aangepastecommercjële organisatie”, is een
Organisatie nodig die uitgaat van: a. de opsplitsing en
groepering van het geheel der taken in een aantal individuele
functies; b. de bepaling van de relaties tussen de afzonder-
lijke functionarissen. Aan de situering en uitbouw van de
commerciële functie moet een principiële stellingname ten
grondslag liggen omtrent de plaats van de commerciële
functie in de hiërarchie.
Als uitgangspunt moet hierbij de marketing conceptie
worden gekozen: De marketing conceptie nu is een funda-
mentele instelling van de hoogste leiding, uitgaandevan:
a. het primaat van de verbruiker; b. een winstvisie in
plaats van een loutere omzetvisie. Met dit uitgangspunt is
meteen gegeven, dat de commerciële leiding medezeggen-
schap heeft in het hoogste orgaan van het dagelijks be-
stuur. Dit impliceert dat de ideale commerciële leider niet
meer de dynamisché superverkoper kah zijn, maar de be-
roepsmatige manager is, bedreven in het bestuderen en
plannen van complete activiteiten, bekwaam in het leiden
van mensen -en het coördineren van gespecialiseerde
diensten om in goed samenspel het ondernemingsdoel te
helpen bereiken.
Achtereenvolgens wordt in dit deel nog aandacht ge-
schonken aan de verschillende functies en comité’s, de
precieze omschrijving der functies en de aanstelling van
gekwalificeerd personeel. Het boek eindigt ten slotte met
een zeer uitvoerige lijst van geraadpleegde boeken, waar-
onder ook vele bekende Nederlandse werken, bijgewerkt
tot en met 1964.
Amsterdam.
M.
J.
J VERAART..
RECENTE PUBLIKATIES
–
Mr. H. A. Bongers: Algemene wettelijke aansprakelijk-
heidsverzekering.
De Bussy’s Verzekeringsreeks.
J. H. de Bussy, Amsterdam 1964, 303 blz. f. 24,50.
Onder meer omdat de w.a.-verzekering dekking biedt
tegen een risico van een overwegend rechtskundig ka-
rakter werpt zij meer problemen op en leidt zij vaker
tot geschillen dan met veel andere verzekeringsvormen
het geval is. Dit boek heeft daarom meer dan alleen
een oriënterend en informerend karakter, het schenkt
ook bijzondere aandacht aan die onderwerpen van wel-
ke de ervaring heeft geleerd dat zij als bronnen van me-
ningsverschillen voorop’staan. Aldus kan het ook aan de
verzekeringspraktijk diensten bewijzen.
Transport op dc bouwplaats.
Studie nô.
5
van de Stich-
ting Bouwresearch. N. Samson NV., Alphen aan
–
den Rijn 1965, 202 blz., f.
9,50.
/
Het-transport is, evenals in de in1ustriëlë produktie,
-één van de belangrijkste kostenfactoren bij het bou-
wen. Dit boek is d.e eerste algemene transportstudie in
de bouwnijverheid; het heeft zich moeten beperken tot
het transport op de bouwplaats zelf, waaraan echter een
diepgaande studie is gewijd. Men hoopt deze in de toe-
E.-S.B. 1-12-1965
1
komst te
‘
doen volgen door eén Qnderzoek naar de in-
vloed van het externe transport.
–
– Aan. het rapport liggen ten grondslag een theoreti-
sche studie, verricht door het Raadgevend Bureau Ir.
B. W. Berenschot N.V., door de Stichting Arbeidstech-
nisch Onderzoek Bouwnijverheid verzamelde enquête-
resultater en bij 15 bedrijven verrichte metingen.
M. Mans: Rationalisatie van de boekhouding, de vor-
men van het boekhouden onder invloed van moder-
ne technische hulpmiddelen.
Tweede druk. N.V.
Uitg: Mij. v/h G. Delwel, ‘s-Gravenhage 1964, 150
blz., f. 5,50. ..
De opzet van de auteur is het verband aan te tonen
tussen de toepassing van technische hulpmiddelen. in de
boekhouduig en de vormen en theorieën van hei-boek-
houden in h’et algemeen. In deze nieuwe druk is ‘het
aantal chema’s uitgebreid, ten einde het bezwaar van
een al te beknopte behandeling te ondervangen.
Hub. Broekhuis: De Amsterdamse makelaar. Uitg. Mij.
C. A. J. van Dishoeck, Bussum 1965, 72 blz. f. 4,90.
Dit boekje wil in kort bestek de nodig& voorlichting
geven over ,,de veelomvattende taak en de verschillende
mogelijkheden tot dienstverlening, welke behoren tot
het domein van de makelaar in onroerende goederen'”.
Als zo vele deeltjes in de Dishoeck-reeks is ook dit
voorzien van een aantal geestige illustraties.
L
Prof. Dr.
F.
}Iartog: Het economische wereldbestel.
Derd, herziene, druk. J. H. de Bussy, Amsterdam
1965, 228 blz., f.
9,75.
Dat dit boek zijn doel (,,Aan
•
hen die zich bezig-
houden met de bestiidering der internationale econo- –
mische betrekkingen, in grote lijnen een indruk te ge-
ve.n van het functioneren van de huidige wereldecofio-
mie”, aldus de auteur in zijn voorwoord), beantwoordt,
moge genoegzaam blijken uit het feit, dat birfnen 4 jaar
na verschijnen reeds de derde druk.opde markt kwam.
Deze laatste, nu als ,,academische paperback” in een
goed geslaagde omslag, is bijgewerkt tot medio 1964.
Beknopte inhoudsopgave: inleiding – oriëntatie –
krachtenveld – handelspolitiek, voor en tegen – han-
delsolitiek, instrumenten en regelingen – van handels-
politiek tot economische integratie -. Benelux – wissel-
koersen – het na-oorlogse internationale betalingsver-
keer – internationale conjunctuurbewegingen – inter-
nationale grondstoffenaangelegnheden. -• produktie-
middelenverkeer en economische ontwikkeling – be-
knopte literatuurlijst – register.
Confederation of British Industry: Taxation in Western
Europa.
C.B.I.; Londen 1965,292 blz., 30 sh.
–
– Een overzicht per land van d.e b:elastingwetgeving
in zve.ntien EEG.- en E.V.A.-landen met een verge-
lijkend overzicht: Deze zevende druk sedert 1957 be-
wijst de vraag naar deze ,,guide for industiiialists”.
De grondige wijzigingen in de .belastingstelsels. van
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk sedert 1964 zijn
in deze uitgave verwerkt. –
1129
-S
.5
Vennootschappen,._Vcrenigingen en Stichtingen, deel A,
supplement 13.
N.V. Uitgeversmaatschappij
i?E.
E.
Kluwer, Deventer 1965, f. 7,40. –
In dit supplement zijn de aantekeningen op de artike-
len 36-56h W.v.K. hier en daar aanzienlijk uitgebreid.
Omvangrijke en belangrijke literatuur en jurisprudentie
werden opgenomen, speciaal ten aanzien van de plaats
van vestiging van de vennootschap (art. 37e), overdracht
aan de vennootschap van niet volgestorte aandelen, mede
i.v.m. eventueel voorkeursrecht van aandeelhouders (art.
41a), aanspraken van winstgerechtigden (art. 42d), stem-
overeenkomsten (art. 44b) en de machtsverhoudingen in
de naamloze vennootschap in het algemeen.
Met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen zijn
opgenomen Arresten van de Hoge Raad, welke in de
wandel genoemd worden: Forum Bank (H.R. 21-1-1955,
N.J.
1959/43);
Patria (H.R.
18-3-1955,
N.J. 1956/322);
Rotterdamse Droogdok Mij contra Unipart (H.R. 27-1-
1965,
N.J. 1956/48); Maatschappij tot Exploitatie van
Ondernemingen contra Acket (H.R.
11-2-1955,
N.J.
1956/318); Meichers Destilleerderij (H.R. 13-11-1959,
N.J. 1960/472) en Aurora (H.R. 29-2-1960,N.J. 1960/
473).
B. A.
Kwast
en J. A. Mulder: Beknopt leerboek der
sociaal-economische aardrijkskunde.
Bewerkt door
F. Landmeter. Eerste deel, achttiende druk.
J. B. Wolters’ Uitg. Mij., Groningen
1965,
264 blz.,
f. 6,90.
In 1911 verscheen de eerste druk van dit boek, dat
op vele middelbare scholen wordt gebruikt. Deze
nieuwe editie is weer geheel bijgewerkt; ienige delen
zijn nieuw geschreven.
Het boek bestaat uit een algemeen gedeelte waarin de
bevolkingsproblematiek, het probleem van de ,,in ont-
wikkeling achtergebleven gebieden”, belangrijke produk-
ten en energiebronnen, handel, verkeer en de Europe-
se eenwording worden besproken, alsmede een gedeel-
te waarin de voornaa.m’ste handelsstaten (Groot-Brittan-
nië en Canada, Zuid-Afrika, de Verenigde Staten, West-
Duitsland, Frankrijk en de U.S.S.R.) aan de orde ko-
men.
Een tweede deel behandelt Nederland en de overzee-
se rijksdelen, België en Luxemburg.
Maak gebruik van de rubriek
,,VACATU RES”
voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende
functies.
Het aantal reacties,
dat
deze annonces
ten gevolge hebben, is doorgaans uitermate
bevredigend. Begrijpelijk:
omdat
er bijna geen
grote
instelling is, die dit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert!
MEDEDELINGEN VOOR ECONOMISTEN
Joint European Meeting of the Econometric Society
and the
Institute of Management Sciences
Warsaw, September
2.7.1966
The European Meeting of ES and
TIMS wilt
be held in
Warsaiw from 2nd to 7-th September, 1966 (2n.d and 3rd for
ES; 5th: Joint Session; 6th and 7th for TIMS).
The Chairmen for ES are:
General Chairman: H. Wold (Universiity of Uppsala, Sweden)
Program Chairmen: T. Sar.gan (The London School of Eco-
nom-ics, London) and W. Sadowski entral Schoot of Planning and Statistics, Ul. Rakow-iecka 6, Warsaw,
Poland).
The Ohairmen for IILMS are:
General Chairman: J. Abadie (Electirici.té de France, Par’is,
France)
Program Chairmen: H. Kûnzi (U-niiversity of Zürich, Râmi-
strasse 71, Zürich, Switzeriand), and W. Sadowski (address
above).
The local organii’zing Comirnittee is headed by K. Roma-
niuk, Chairma.n, Professor of Economic Statistics, Central
School of Planning and Statistics, Ul. Falata, 2/54, Warsaw,
and T. Epsrztejri, Vice-Chairmain, Director of the Institute of
Ecortomics and Organization of industry, Plac 3 ‘Krzyzy
315,
Warsaw.
The t-itles of the Sessions will be. announced later. Papens
of interest in the fields of Econometr.ics, Scientific Mana.
gement, Planning and Programming are expected. Abstracts
for considerat-ion from 300 to 500 words should be received
in two copies by one of the Program Chairrnen before
Ist March 1966.
The full itext of accepted papers to ‘be presented to the
conference must be receitved by the Program Chairman
b;eforc ist August (1 Sth of May for those who wish to have
tiheir papers reproduced). Authoirs treproducing their own
papers are requested to bring with them 200 copies.
Further information cnn be obtained from the Secrotary
of the Congress: G. RUPINSKI (Instytut Ekonomiki T
Organizacji Przemyslu, Plac 3 – ch Krzyzy 3/5, Warsaw,
Poland – Post Box 153 – Cable addiress: ltnekop).
Geldmarkt.
De storting op de jongste Staatslening van f. 140 mln.,
op 16 november jl., is zonder schokken verlopen, omdat
het Rijk in dezelfde week zoveel had te betalen, dat er
per saldo f. 29 mln. de markt bin.nenvloeide. De begin-
nende ultimo-uitzetting der bankbiljettencirculatie bleef
in de op 22 november eindigende week nog beperkt tot
f. 44 mln., terwijl de mutatie in de valutavoorraad van
De Nederlandsche Bank nauwelijks van betekenis was.
Toch moesten de banken, voor een bedrag van f. 29
mln., een beroep doen op de kredietfaciliteiten van deze
instelling. De stijging van het saldo der banken met
f. 15 mln, betekent dan ook geen reële verbetering in de
Iiquiditeitsposivie.
In dit marktbeeld past eigenlijk geen rentedaling.
Toch heeft de commissie tot vaststelling van de rente
voor daggeldleningen de callgeldrente op 23 november
tot 3 pCt. verlaagd, nadat deze op 15 november reeds
van 4 pCt. tot
31/
pCt. was omlaaggebracht. De ver-
laging is maar zeer tijdelijk geweest. Naarmate de
markt in de afgelopen week, in het bijzonder onder
invloed van de verdere uitbreiding der bankpapier-
1130
E.-S.B. 1-12-1965
omloop, verkrapte, werd de cailgeldrente in snel tempo
in twee etappes op 4 pCt. gebracht. Dank zij d.e ruimté,
die de banken zich hebben geschapen door in de eerste
helft van de kredietrestrictieperiode van 15 jiovember
tot en met 14 december een-kas te hebben aangehouden
die ver boven het verplichte saldo heeft gelegen, kunnen
zij tegen een stootje.
Kapitaalmarkt.
De condities van de. 6 pCt. obligatielening der Bank
voor Nederlandsche Gemeenten bleken net iets te scherp
te zijn gesteld, zodat d’eze lening niet geheel werd vol-
tekend. De-beleggers blijken zich zeer terughoudend te
gedragen. Prompt reageerde de marktrente.op de mis-
lukking door een voor de kapitaalmarkt forse sprong in
Abonneert 1] op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie
van
Prof. P. Hennipman,
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F. J. de Jong,
Prof. P. B. Kreukniet.
Prof.
}{.
W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs f. 30; vooi
studenten f. 15.
–
Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en door Uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
ADVERTEREN
kost geld
*
NIET adverteren
kost veel
meer geld
!
E.-S.B. 1-12-1965
N.V. LUCHTHAVEN SÇHIPHOL
Gevestigd te Amsterdam
Uitgifte
van
nom. f 50.000.000,- 6 pCt. 30-jarige obligaties
voor hoofdsom en rente gegarandeerd door
DE STAAT DER NEDERLANDEN
–
in stukken van f1.000.- aan toonder.
Ondergetekenden berichten, dat zij de inschrijving op bovengenoemde uitgifte
openstellen op
donderdag, 2 december 1965
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
tot de koers van 994 pCt.
bij haar kantoren te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage, op Le voor-
waarden van het prospectus d.d. 24 November 1965.
Aflossing geschiedt â pan-, in 20 gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste
vervalt op 1 januari 1977.
Vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing is uitsluitend toegestaan op
1 januari, voor de eerste maal op 1 januari 1977, en wel in de jaren 1977 t/m 1981
1
01
0
1ó,
in de jaren 1982 t/in 1986 á 101% en daarna â pan.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten alsmede – tot een beperkt aantal –
exemplaren van de statuten en van het jaarverslag over het boekjaar 1964
van de N.V. Luchthaven Schiphol zijn bij de kantoren van inschrijving ver-
krijgbaar.
Amsterdam, 24 November 1965
AMSTERDAM-ROTTERDAM BANK N.V.
ALGEMENE BANK NEDERLAND N.V.
5131
4
één week van
5,83
pCt. naar 6,04 pCt., Deze cijfers
Lndexcijfers aandelen
30 dec.
H.
&
L.
19 nov.
26 nov.
hebben betrekking op het gemiddelde effectieve rende-
(1953
=
100)
Algemeen
.
……………….
1964
405
1965
1965
1965
410— 342
349
346
ment van langlopende Staatsleningen. Hiermede is voor
Internationale concerns
…….
568
583 —479
491
486
deze categorie een peil bereikt, dat voor ons land als
Industrie
………………..
Scheepvaart
…………….
355 146
371 —309
313
314
155— 133
137
135
uitzonderlijk hoog moet worden beschouwd. Men ver-
Banken en verzekering
…….
Handel enz .
…………….
236
170
243— 179
184
178
180-161
163
162
wacht kennelijk niet,
dat
binnen
afzienbare
tijd
een
daling tot de mogelijkheden behoort. De grote hypo-
–
Bron:
ANP-CBS., Prjscourant.
S
theekbanken zijn begonnen met de uitgifte van 6/ pCt.
Aandelenkoersen a).
Koninklijke Petroleum
…….
f. 158,20
f. 149,20
f. 149 pandbrieven a pan.
Philips.G.B
………………
f. 145
f.
116,40
f. 116
Unilever
……………….
f. 141,80
‘
f. 118
‘
50
f. 115,20
–
•De hoge rente leidt niet tot het geheel verdwijnen van
A.K.0.
………………..
454/
369f
375
de vraag. De gemeente Breda stelt de inschrijving open
ExpI. Mij. Scheveningen
Hoogovens, n.r.c .
………..
220
541
212
211
4891
478
op een 6 pCt. lening tegen een uitgiftekoers van 99 pCt.
Kon. Zout-Ketjen, n.r.c.
…..
911+
775
788f
tt een bedrag van f. 10 min, en de Luchthaven Schip- Amsterdam-Rotterdam Bank
Nationale Nederlanden,
c…..
f.
66.10
784
f.
55,80
f.
54,60
565
532
hol vertrouwt’ dat beleggers wel
belangstelling zullen
Robeco
…………………
f.224,40
f.222
f.222
hebben voor een door de Staat gegarandeerde 6 pCI.
New York.
30-jarige lening tegen een koers van 99V
2
pCt.
Dow Jones Industrials
874
953
948
Rentestand.
Langlopende staatsobligaties b)
5,17
5,83
‘
6,04
Aandelen: internationalen b)
3,42
1
U
reageert
op annonces in
,,E.S.B.”?
lokalen b)
……..
Disconto driemaands schatki6t-
3,26
Wilt
U
dat dan
steeds kenbaar maken!
papier
……………….
3’/,,
ca. 01
4
1
1
8
Aangepast voor kapitaalwijzigingen.
Bron:
Amsterdam-Rotterdam Bank.
C. D. JONOMAN.
MEES
& HopE
BANKIERS
AMSTERDAM-ROTTERDAM
De firma’s
R. MEES & ZOONEN te ROTTERDAM
en
HOPE & CO te AMSTERDAM
welke sedert 1962 een belangengemeenschap
vormen, zullen hun bedrijven per 1 januari
1966 voeren onder de firmanaam
MEES
& HOPE
1132
.
E.-S.B. 1-12-1965
,t
?
•
1
SCHRIJFMACFUNES
HERMES BABY
: •
HERMES MEDIA 3
..
.
HERMES 3000
.
.
HERMES STANDARD R
. ..
HERMES
AMBASSADOR
.
HERMES
AMBADSADOR ELECTRIC
.
.
TELMACHINES
HERMES10
.
..
..
HERMES.2 6
. .
-.’ ..
HEPMES 150
,.
. .
HERIIES 162
. , ..
HERI1ES 164
,
BOEKHOUDMACHINES
. .
HEPL1ES C-3
. :• -. :
–
••.:
•.
Eenkleiine 3mihioen machines gelëden begon Hermes met zijn eerste.
–
Nu
omvat
het leveringsprogram: -schrijfmachines, telmachines, rekenmachines,
hoekhoudp-achines. Ingespeeld ôp de efficiëncy van vandaag: Neemt U. bijvoor-.
–
beeld de tekstschrijvende boekhoudmachrne Hermes C-3, de voornaamste electrische
– –
ii de administratieve sector. Typische machine met teamgeest: twee toetsenborden,.
1 –
alpha-numerieke 1werkin, dus volledige tekst, én volslagen rekencapaciteit – Met
zijii vele mogelijkheden aân saldeer- entelwerk5ombinaties een goede investering
m de toekomst van Uw bedrijf Of, de nieuwste Hermes-telg, de Standaard
9
-,
Idealé “grote” schrijfmachine. -Zuiver, schrift, unieke steno-ruimte Snel, stabiël,.
.. ..
.
vrijwel geruisloos ‘t
Is
al precisie wat de toets slaat Welke Hermes U neemt, elke
Hermes geeft het maximum op de plaats waar hij thuishoort
–
PRODUCT VAN PAILLRD S.A.ZWITSERLAI’D /VOOR NEDRLAND: HERMES KANTOORMÂCHINES IMPORT N.V. SCHIEDAMSEVÈS199/1O1 ROTTÉRDAM
E SB 1 12 1965
1133
1
–
Bij de
ECONOMISCHE-TECHNISCHE AFDELING TNO
bestaat
gelegenheid tot onmiddellijke plaatsing van een
ECONOMISCH MEDEWERKER(STER)
met belangstelling voor verzamelen en selecteren van econo-
mische gegevens – gedeeltelijk technische gebieden betref-
fend – en voor het samenstellen van statistieken van uiteen-
lopende studies.
Voor wie door eigen initiatief en fantasie iets van zijn werk
weet te maken zijn, o.a. op publicistisch gebied, mogelijkhe-
den tot ontplooiing in zelfstandige functie aanwezig.
Middelbare opleiding en enige praktijk zeer gewenst. Aan.
sluitend gespecialiseerde studie, hetzij economisch, hetzij
technisch, kan van veel waarde blijken (biv. statistisch analist,
e,con. cand.; maar ook chemisch analist).
Brieven te richten aan, de Economisch-Technische Afdeling
TNO, Kon. Marialaan 21, Postbus 778, Den Haag.
GEMEENTE SCHIEDAM
In verband met de pensionering van de huidige functionaris per
1 februari 1967 roepen Burgemeester en Wethouders van
Schiedam sollicitanten op naar de betrekking van
CHEF VAN DE AFDELING FINANCIËN!
GEMEENTE-ONTVANGER
Voor deze functie komt in aanmerking hij, die- beschikt over
een ruime ervaring in de overheidsadministratie, speciaal op
het terrein van de gemeente-financiën en, mede dank zij ge-
degen studie, in staat is het gemeentebestuur te adviseren met
betrekking tot het te voeren financiële beleid. Betrokkene
moet in staat zijn leiding te kunnen geven.
De totale bezoldiging van deze gecombineerde functie be-
draagt f1893,— in min, en f2418,— in max. (8 jaarlijkse pe-
riodieke verhogingen), exclusief huurcompensatie en vakantie-
toe lage.
Verplaatsingskosten-, premiespaar- en l.Z.A..regeling zijn van
toepassing.
Gegadigden moeten bereid zijn zich aan een psychologisch
onderzoek te onderwerpen.
Het is de bedoeling, dat de te benoemen functionaris ge-
durende enige tijd door de huidige functionaris wordt inge-
werkt.
Eigenhandig geschreven sollicitaties dienen binnen 14 dagen
na verschijning dezer ajvertentie te worden ingezonden aan
het College van Burgemeester en Wethouders.
Efficiency
bes poedigt
Uw contacten
met gegadigden
*
Als
rechterhand voor onze chefredacteur van de rubriek
t
i
ø•
.
rnancien en econornffE
zoeken
wij
een
VOLWAARDIG iste KLASSER (A-blad)
die in staat
is
na inwetkperiode de leiding van de
bureauredactie
op zich
te nemen. Hij moet de binnen-
komende kopij, o.a. jaarverslagen, vlot en accuraat
kunnen be- en verweiken.
Goede kennis van beurs- en zakenleven vereist.
Brieven
met
uitvoerige inlichtingen (opleiding, diplomas,
vorige werkkrin gen, referenties) en pasfoto aan de
Algemene
Zaken
HAAG SCHE
CÔ URANT
WAGENSIRAAI 37
–
SGRAVENHAGE
–
POSIBIJS
1050
Indien
Uw telefoonnummer
in Uw annonce
moet worden
opgenomen.
vermeld dan
tevens het
NETNUMMER
S
,chakel bij vacatures voor leidende functies steeds
E.-S.B.
in: in vrijwel
elk groot bedrijf wordt dit blad veelvuldig gelezen.
Advertentie-opdrachten te richten aan:
ADVERTENTIE-AFDELING E.-S.B., POSTBUS 42, SCHIEDAM, TELEFOON (010) .26 02 60
1134
.
.
E.-S.B. 1-12-1965
r’
t
.
,
‘
1
I2II!I:Ji
• ‘
.
*
DaQc
i
–
.
-.
,
3ç_
ïll
1
–
:
t
‘
t
•
,••
S
lichtreclame
–
-:
4,
,
‘4111
1
aanschaffen..
een zaak van vertrouwen
/
•
5
–
•
•.
S
S
S
••
•.
S.
.
•
.;•
S
.5.
Zowel kleine als grote iistallaties, van een eenvoudige, doelreffende lichtbak
*
Vraag vandaag ng- o,3-z uijvde-
.
tot en met een elektronisch schrijvende installatie, worden door Philips
rige documentatie-over de nieuwste
verzorgd .van ontwerp tot en met plaatsing. De naam Philips, staat borg.
aspecten
van
lichtreclame
aan
voor een kwliteits-installatie: met, een doordringende en blijvende aan’-
Philips Nederland n.v.; Eindhoven,
5
dachtswaarde
afd WLR
32536
PHILIPS-LICHTRECLAME
•-••
.•
E SB
112 1965
–
1135
-I
S..
.
.
S
‘
S
.
•
…..
.
zl 0
-1
11
n
-1,” ii:
Bil de
ACCOUNTANTSDIENST
van het
MINISTERIE VAN
ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN
kunnen worden ge-
plaatst enige
ADJUNCT-ACCOUNTANTS
ie klasse
luit
A
2
1807
die zullen worden belast met de accountantscontrole van
verschillende rijks- en door het rijk gesubsidieerde instel-
lingen.
Vereisten: N.l.V.A.-examens t.m. Administratieve Organisa-
tie, alsmede ruime ervaring.
Het aanvangssalaris is afhankelijk van opleiding en ervaring.
Bij geschiktheid en voortgezette studie, waarvoor een te- gemoetkoming in de kosten kan worden verleend, is ver-
dere promotie niet uitgesloten.
Standplaats ‘s-Gravenhage
Eingenhandig geschreven sollicitaties zenden aan Bureau
Personeelsvoorziening en Bemiddeling van de Rijks Psycho-
logische Dienst, Prins Mauritslaan 1, ‘s-Gravenhage, onder
vermelding van vacaturenummer 5-282317188 (in linker-bovenhoek brief en env.)
meer dan
anderhalve eeuw
levensverzekering
HOOFDKANTOOR
Herengracht 475. Tel. (020) 22 13 22. AMSTERDAM C.
HEADOFFICE FOR CANADA
Holland LIfe Building
1130 Bay Street, Tel, WA 5•4511.TORONTO.
34.2
IIIk’1.I:
F
Voortvarende industrialisatie
Friesland, bekend door skûtsjes en
Sneekweek, maar ook door voort-
varénde industrialisatie. In 1970 via de
lJsselmeerpolders 77 kmvan de Rand-
stad.
Friesland kunt u bouwen
_iefl_
1136
,
R-S.B. 1-12-1965
Spring over op de serie 200
0*
De sprong naar de SERIE 200
computers kan van vitaal belang
zijn voor de toekomstige
ontwikkeling van uw bedrijf.
Waarom? Eenvoudig, omdat de
Honeywell SERIE 200 een
informatieverwerkend systeem
is dat de hoogste prestatie per
geïnvesteerde gulden levert.
Omdat het een optimale oplos-
sing voor uw beleidsproblemen
biedt.
De SERIE 200 is een familie van
compatibele computers,
opgebouwd rondom hardware en
software met de meest uiteen-
lopende capaciteiten.
Dit betekent dat uw computer-
systeem exact kan worden
aangepast aan de eisen van uw
bedrijf. En dat kan u veel geld
besparen. Want u betaalt alleen,
wat u op dit moment werkelijk
nodig hebt. Terwijl u groeit,
breidt u het systeem uit
– geleidelijk en daardoor
economisch verantwoord.
We noemen deze niéuwe
conceptie: Dimensional Data
Processing.
De SERIE 200 stelt u – dank zij de
unieke ,,Liberator” – bovendien
in staat van een 1400 over te gaan
op de 200 zonder herprogram-
mering en herscholing.
Daarom – overspringen naar de
SERIE 200 is eenvoudig.
Schrijf of bel Honeywell EDP,
Wibautstraat 12, Amsterdam,
tel.: (020) 94 03 33.
Honeywell
EtECTRONIC DATA PROCESSING
E.-S.B.
1-12-1965
1137
Telkens en telkens blijkt ons weer
hoezeer de nog steeds snel groeiende
lezerskring van onze uitgave
Eén onzer relaties, een grote industriële onderneming, gelegen in de
omgeving van Rotterdam zoekt in verband met uitbreidingeû en ver-
anderingen, die deels reeds plaatsgevonden hebben en die voor een ander
deel nog te wachten staan, contact met een
econoom
die gehoord en gekend. zal. worden in alle zaken en proilemen van finan-
cieel-economische aard en eventueel, wanneer zijn opleiding en aanleg in
die richting gaan, in juridische vraagstukken.
Deze functie vergt niet alleen belangstelling voor het bedrijfsleven, maar
vooral ook zelfstandigheid in kijk en aanpak.
Gaarne Uw eigenhandig en met inkt geschreven brief onder letters Nm
en gericht aan
W. VERSCHOOR en Drs. J. C. OUDSHOORN
Psychologisch Adviseurs
Coolsingel 57 – Rotterdam
‘GEMEENTE BREDA
Uitgifte
van
• f 10000.000,- 6 pCt. 30-jarige obligaties
in stukken van nominaal t 1.000.- aan toonder
tot de koers van 99 pCt.
Aflossing geschiedt á pari in 20 gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste
vervalt op 15 januari 1977.
Vervroegde gehele of
gedeeltelijke
aflossing is uitsluitend toegestaan op
15 januari, voor de eerste maal op 15 januari 1976, en wel in de jaren 1976 t/m
1980 â 101112
0
1,
en daarna â 101
0
1
0
.
Ondergetekende bericht, dat
zij
de
inschrijving
op bovenvermelde obligaties
bij haar kantoren te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Breda
openstelt op
vrijdag, 3 december 1965
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur
op de voorwaarden van het prospectus d.d. 25 november 1965.
Exemplaren van het prospectus en inschrijvingsbiljetten zijn
bij
bovengenoem-
de kantoren verkrijgbaar.
Amsterdam, 25 november 1965.
AMSTERDAM-ROTTERDAM BANK N.V.
deze wegwijzer, speciaal voor de
particuliere belegger, wat inhoud,
actualiteit en objectiviteit betreft
waardeert.
Dit heeft vele redenen: het bevat
wekelijks
le Interessante (hoofd)artikelen, die
steeds actuele onderwerpen des.
kundig behandelen.
2e Een uitvoerig en levendig, bijna
dynamisch geschreven beursover-
zicht, de stemming goed weer-
gevend.
3e Door een ieder te hanteren fonds.
analyses, volgens een eigen prak-
tisch systeem, enig voor Neder-
land.
4e Een chronique scandaleuse, fair
en onderhoudend geschreven en
uiteraard zonder sensatie.
5e Een leerzame vragenrubriek, ad-
viezen voor velen inhoudend.
6e Gegevens omtrent vele fondsen
(ook van incourante) telkens
wanneer hieromtrent iets te mel-den valt.
Wij zenden u op uw verzoek gaarne
gratis een 2-tal proefnummers ter
kennismaking.
Adm. Bel-Bel, Postbus 42, Schiedam.
Voor vacerende functies
en beschikbare krachten
op hoog
niveau zijn de
advertentiekolommen van
• ,Economisch-Statistische
Berichten” het aangewezen
medium:
le)
Omdat Uw annonce onder
de aandacht komt van stafper-
soneel in de grote bedrijven.
2e) Omdat Uw annonce wordt
gelezen door diegenen, die de
zakelijk belangrijke beslissingen
nemen, of daarbij van grote
invloed zijn.
1138
E.-S.B.
1-12-1965
Bij de Postcheque- en Gjrodienst
bestaat behoefte aan
stafmedewérkers
–
van
acade m
*
i
*s
,
ch.
niveau
voor zijn vestigingen
te Arnhem en ‘s-Gravenhage
De aan te trekken functionarissen zullen worden belast met werkzaam-
heden op het gebied van cle algemene problematiek betreffende bestuur en
organisatie van het
bedrijf
mede in verband met de administratieve auto-
matisering. De voorkeur gaat uit naar afgestudeerde economen. Ook zij, die
op grond van een andere academische of daarmee gelijkwaardige opleiding,
menen hiervoor in aanmerking te komen, worden verzocht te reflecteren.
Honorering zal geschieden naar leeftijd en ervaring.
Belangstellenden wordt verzocht hun schriftelijke sollicitaties, voorzien,
van een recente pasfoto, te zenden aan de
directeur van de Postcheque- en Girodienst,
UD
Prinses Beatrixlaan 6 te ‘s-Gravenhage.
P C
E.-S.B. 1-12-1965
1139
$lrt
riee reese apparatuur, zoals
toeopreek, toneelverater
–
kings-, oproep. en meeluister-
.iji
installaties, ringleidingen, ge-
j5i
laidsvertragingsapparslan en
een zeer uitgebreide vertaal-
installatie.
Philips Nederland n.v., afdeling ELA,
Eindhoven, telefoon (04900)- 333 33
5. Aan boord van het
S.S. Rotterdam bevindt zich
een Philips mszieklomroep-
installatie. Ook de geluidstilm-
apparatuur is door Philip8
geleverd.
r
wat zit er tussen
PhIÏL
412m
‘
T IS MAAR EEN WEET…
Het begint met een stem of muziek. Een microfoon
vangt dit signaal op Daar gaat iets mee
gebeuren
………
versterkingi Dan wordt het een kracltig signaal, dat weergegeven toch exact
dezelfde eigenschappen als het zwakke geluid moet
hebbenl Dt is het principe. Waar u het ziet toege-
past? Thuis bij uw grammofoon. In hét voetbal-
stadion. Op stations. Bij de intercom. In concert-
gebouw, kerk, ziekenhuis, toneelzaal, nachtclub.
Het principe is overal gelijk. Maar het aantal toepassingen en uitvoeringen oneindig gevariëerd.
Krijgt u ooit met geluidsversterking, met akoestiek-
verbetering, kortom met geluidstechniek te maken? Weet dan dat Philips Nederland n.v., afdeling ELA,
beschikt over specialisten die uit het enorme leveringsprogramma precies de voor üw doel ge-schikte installatie opbouwen. ‘t Is maar dat u het
weet.
3.0e MelkinrichtingCampina
te Eindhoven heeft een Philips
H.F.-omroepinstallutie in ge-
bruik en heeft voor weergave
1. In Malden staat de prachtige
van muziek en spraak in de
St. Anloniuskerk, waarin het
cantine een versterkarinstal-
_________________
galuidneffect uitstekend is
Patio.
dank zij de Philips geluids-
installatie. Ook voor slecht-
horenden is ge±orgd; voor hen
is aan aparte voorziening
getroffen.
I,
4.
Het Centraal ziekenhuis te
Alkmaar is zeer modern gaou-
om. de zusterroepinstallatie,
die een perfecte communicatie
2. Het Congresgebouw te
tassen patienten en verple-
I•’•I!IIl,,
tilleerd. Phitips laverde er
Amsterdam is, mede dank zij
gend personeel waarborgt.
de akoestische voorzieningen
een Philips H.F.-omrcepunstal-
een van de best geostilleerde
tatie zorgt er voor, dat tal van
gebouwen ter wereld. Philips
personen
draadlooa
en con-
leverde daartoe een omvang-
tinu bereikbaar zIjn.
PH
1
Li PS vôor
geluid
1140
.
E.-SB. 1-12-1965