Alle assurantiën
R.’MEES& ZOONEN
Rotterdam
BANKIERS EN A.SSURANTIE – MAKELAARS
Beleggingen en vermogensbeheer
A
De Maatschappij tot Financiering
1 DII
van het Nationaal Herstel N.V.
vraagt voor haar afdelingen
Financieringen
en Research twee
HERSTELBANK
JONGE ECONOMEN
De werkzaamheden zullen voornamelijk liggen op het terrein
van credietverlening resp. economische research.
Ook degenen die binnenkort hun doctoraal examen hopen af te leggen c.q. baccalaurei kunnen solliciteren.
Maximum leeftijd 30 jaar.
Schriftelijke sollicitaties te richten tot de afdeling
Secretariaat, Willem Frederiklaan
5,
‘s-Gravenhage.
De Noordelijke Economisch-Technologische Organisatie
N.E.T.O.
te
GRONINGEN
roept sollicitanten op voor de functie van
DIRECTEUR
Brieven met volledige inlichtingen, referenties en recente
pasfoto te richten aan de voorzitter van het Bestuur,
Prof. Dr. A. 1. Diepenhorst, Quintuslaan 2, Groningen.
N.V. ALGEMEENE
VERZEKERING-MAATSCHAPPIJ
PRO VIDENTIA
AMSTERDAM-C.
–
HERENGRACHT 376
TELEFOON 222120
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010
of
01800) 5 29 39. Administratie:
(010
of
01800) 3 80 40. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Com-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwjjnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco
per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer 75 ct.
Aangetekende stukken
in Nederland aan het Postkantoor
Westzeedj/k, Rotterdam-6.
Advertenties.
Alle correspondentie betreffende advertenties le richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelanis, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
6 93 00, toestel 1
of
3).
Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
machinebreuk-
verzekering
Voorlichting en service
door een Nederlands bedrijf
met 60 jaar ervaring.
978
12-10-1960
„Dè jongens van de reclame”
Martin Mayer, schrijver van het voortreffelijke boek
over de Amerikaanse reclamewereld ,,Madison Avenue
U.S.A.”, heeft in het befaamde tijdschrift ,,Esquire” het
Engelse weekblad ,,The Times Literary Suppiement” (in
de omgang ,,Lit. Supp.”) ,,one of the great institutions
of the civiized world” genoemd. Dat is, komende uit die
schrijfmachine, geen gering compliment.
Daarbij is het niet gebleven. ,,The Times Literary
Supplement” bestaat meestal uit omstreeks 60 degelijke,
deskundige boekbesprekingen, maar af en toe verschijnen
er speciale nummers, die geheel aan een bepaald onder-
werp zijn gewijd. Zo verscheen in november 1959 ,,The
American Imagination (,,ëen kritisch overzicht van de
kunsten”) en kort geleden ,,The English Imagination”.
Aan eerstgenoemde uitgave werd de Amerikaanse George
Polk Memorial Prize toegekend voor belangrijke journa-
listieke prestaties in het betrokken jaar. Het was de eerste
keer, .dat deze prijs, die jaarlijks, wordt toegekend door
de Long Island-universiteit, te beurt viel aan een niet-
Amerikaans blad.
En ook dâârbij is het niet gebleven. ,,Lit. Supp.” wordt
tenslotte maar op vergankeljk krantenpapier gedrukt.
Ten einde aan deze beschouwingen over een groot stuk
van de Amerikaanse cultuur een meer blijvende vorm te
geven, heeft de Londense uitgeverij Cassel ,,The American
Imagination” in boekvorm uitgegeven, een werk van ruim
200 blâdzijden; waarin men een kleine dertig beschou-
wingen verzameld vindt over de verschijningsvormen van
de kunst in Amerika, en ook wel van andère uitingen
van geestelijk leven.
Tussen deze beschouwingen over de roman, het toneel,
de dichtkunst enz. duikt min of meer onverwacht een stuk
op met de in dit milieu nogal joviaal aandoende titel
,,Guys in Advertising”, de Jongens van de Reclame.
Wie het heeft geschreven blijft onbekend, want in de
,,Lit. Supp” zijn vrijwel alle bijdragen anoniem.
Dat is dus een kleine moeilijkheid met dit stuk. Zwaarder
nog valt het, het laatste van de drie woorden: ,,The Amen-
can Imagination” op een dragelijke manier te vertalen.
,,Verbeeldingskracht” zal het moeten zijn. ,,Verbeelding”
kan niet, omdat dit woord zo’n ongunstige bijbetekenis
heeft gekregen: ,,Wat een verbeelding heeft die man”.
Verbeelding is vaak ongunstig; verbeeldingskracht daar-
entegen maakt de eigenaar ervan tot een kunstenaar, een
scheppend mens, misschien zelfs tot een leidende figuur
in het reclamevak.
De niet genoemde schrijver van ,,Guys in Advertising”
meent het goed met de reclamewereld, maar hij spaart
Blz.
,,De jongens van de reclame”,
door Mr. D.
Zijlstra …………………………….
979
Is hoogbouw planologisch gewenst?
door Drs.
J.
G.
van der Ploeg
…………………..
980
De Duitse vervoerpolitiek op nieuwe wegen,
door
Drs. F. J. Brouwer …………………….
982
Het Dillon-plan voor Latijns Amerika,
door
Dr. H. .Riemens ……………………..
985
haar, zoals de titel ook wel aanduidt, de ironie niet.
Rechtstreeks ernstig is hij daar, waar hij zegt dat de beste
foto’s ter wereld in de Amerikaanse reclame zijn te vinden.
,,Gebruik makend van de relatieve zeldzaamheid van hun
geheimzinnig talent”, zegt hij, ,,en van het algemene
inzicht dat zij allemaal een beetje gek zijn, hebben de
fotografen een onafhankelijkheid en een loonpeil bereikt,
die hun werkkring zeer begeerlijk maken”. –
Tegenover (en onder) de fotografen stelt
hij
de ont-
werpers, de layout-men, de ,,artists”. ,,Terwijl de foto-
grafen onafhankelijke medewerkers
zijn,
zijn
zjj
gesala-
rieerd personeel van de reclamebureaus, en zij staan bloot
aan een voortdurende, dikwijls irriterende ‘controle.
Talent voor het soort van ontwerpen, dat de reclame
nodig heeft, is minder moeilijk te vinden dan het genie,
dat in staat is dode chemicaliën op een film tot iets levends
te maken”.
Tenslotte – en daarmee steelt hij het hart van hen,
die altijd en onder alle omstandigheden
schrijven
het
belangrijkste hebben gevônden – neemt hij het op voor
de copywriter, die de kern en de ziel van de onderneming
is. De copywriter wordt gehinderd door allerlei beperkin-
gen, door te veel bazen en door te veel assistenten. Maar
terislotte rust de gehele structuur van het bedrijf op de
bekwaamheid van de copywriter, een verkoopargument
te vinden, volledig te begrijpen en feilloos onder woorden
te brengen.
En of dat nu een gevolg van zijn ,,imagination” is,
zou men daaraan kunnen toevoegen, of van iets anders,
dat doet er betrekkelijk weinig toe.
Als
het imagination
is, is het er één van een eigen soort. Want om te eindigen
met een ietwat weemoedig citaat uit ,,Guys in Advertising”:
. .. . Zoals met de meeste talenten het geval is, kan
men de verbeeldingskracht van de reclame niet gemakke-
lijk overbrengen naar andere gebieden. Elk jaar zijn er
schrijvers, die vol spijt besluiten hun ziel te verkopen en
de reclamewereld binnen te treden – alleen maar om tot
de ontdekking te komen, dat zij het soort verbeeldings-
kracht missen, dat nodig is om succes te hebben in een
beroep, waar zij verachting voor voelen. Elk jaar besluiten
hooggesalarieerde, ontevreden copywriters het bijltje er
bij neer te leggen en de roman te gaan schrijven, waarvan
zij vervuld zijn – alleen maar om te ontdekken dat hun
aanleg, die een bekwaamheid was ten aanzien van de dure,
nog onbeschreven advertentiepagina’s van een tijdschrift,
nutteloos is wanneer zij tegenover de uitdaging van een
goedkoop vel schrijfpapier komen te staan”.
Amsterdam.
–
Mr. D. ZIJLSTRA.
Blz.
Verkort jaarverslag van de Stichting Het Neder-
landsch Economisch Instituut over 1959 ……986
Ingez o n den stuk:
Werktijdverkorting en detailhandel,
door Mr.
0.
Leyendekkers met een naschrift van Drs.
A.
Oostindie ……………………….
988
Notities:
Hoeden en dassen …………………….984
Geld- en kapitaalmarkt, door Dr. C. D. Jongman
990
COMMISSIE VAN REDACTIE: ‘Ch. Glasz;
L.
M. Koyck; H. W. Lambers; J. Tinbergen; J. R. Zuidema.
Redacteur-Secretaris: A. de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris: J. J. Hartemmk.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Coilm; J. E. Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen; R. Van deputte; A. J. Vlerick.
12-10-1960
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
979
‘S
.
Is ‘hoogbouw planologisch gewenst?
1
De planologie houdt zich bezig met een zo gunstig
mQgeljke verdeling van de ruimte. Met die ruimte is het
in ons dichtbevolkte land niet zo erg best gesteld. Is
Nederland als geheel, met 350 inwoners per km
2
, reeds
het dichtst bevolkte land, voor Zuidholland ligt dit
cijfer nog heel wat ongunstiger, nI;
950
per km
2
: Van
5
mln. Nederlanders in 1900 via 11,5 mln. in 1960 naar
14 mln, in 1980 is het simpele, maar zeer verontrustende
feit, waarmede onze planologen te maken hebben.
Daarbij doet zich nog de complicatie van de ,,schaal-
vergroting” voor. Indien men 5.000 mensen bij elkaar
heeft, dan dient er een hoeveelheid van x
in
2
gereserveerd
te worden voor andere doeleinden dan wonen. Zet men er
50.000
bij
elkaar, dan is het te reserveren gebied groter
dan’ 10 x en zet men er 500.000 bij elkaar, dan is het te
reserveren gebied zeer veel groter dan 100 x. Het bestek
van dit artikel laat niet toe dit uit te leggen, laat staan te
bewijzen. Men kan echter overal de proef op de som
nemen.
Het is dus stellig geen onjuiste gedachte, wanneer men
de idee van decentralisatie in ons land stelt. Het is echter
zeer de vraag; of de ontwikkeling van het Westen des
lands reeds niet, te ver is’ voortgeschreden In elk geval
ziet het er niet naar uit
i
dat de d’ichtheid van de bevolking
van het Westen zal afnemen, ook al zou de decentralisatie
wel tot stand worden gebracht, gezien de formidabele
bevolkingsaanwas in geheel Nederland.
Het beeld, dat de steden in de Randstad Holland (maar
ook elders) vertoont is het met de bebouwing naderen
van de gemeentelijke grenzen, het steeds meer verdwijnen
van de recreatieve enclaves, het stulpen over de gemeente-
grenzen heen, het in verband daarmede steeds groter
worden van de communicatielijnen tussen woning en
werk, woning en city, woning en cultuurcentra, woning
en recreatie. Dit alles wordt nog bevorderd door de min
of meer dogmatische toepassing van de idee, dat de dicht-
heid per ha minder moet worden, waardoor
bij
de komende
saneringen het olie1ekverschijnsel, dat stad heet, nog,
meer de aandacht zal trekicen dan nu reeds het geval is.
Een en ander zal steeds hogere eisen gaan stellen aan
het bestuur van een grote stad. Als knelpunten zijn daarbij
te noemen:
de beschikbare grond voor woningen;
de beschikbare grond voor handel en industrie;
de bechikbare grond voor kerken, scholen, sociale
en sociaal-culturele instellingen;
de beschikbare grond voor passieve en actieve recre-
atie;
–
het verkeersvraagstuk, waarbij te denken valt aan
het openbaar ‘vervoer, het wegenstelsel en de parkeer-
ruimten.
Laat men dit terdege op zich inwerken, dan kcimt men
tot de noodzaak van een
grotere
dichtheid van de stede-
lijke bevolking per ha, waarbij men aan de andere kant
niet in de fout der oude wijken van een ‘grote stad wil
vallen,, waar men terecht
van mensenpakhuizen kan
spreke, omdat èn licht èn recreatie èn aan- en toevoer-
wegen tekortschieten.
In het proefschrift van Dr. De Jonge komt een interes-
sante tabel voor over het verschil in grondgebruik tussen
eengezinshuizen en etages, Deze tabel wordt hieronder
overgenomen.
Woning van 100 ml
M
2
terrein
Aantal woningen
400 25,0
Eengezinshuis in 2 lagen
210 47,6
Bungalow
……………………….
Etagewoning in 2 lagen
190
–
52,6
150
66,6
Twee op een woning
…………….
Etagewoning in 3 lagen
130
76,9
Etagewoning in 4 lagen
110
90,9
In het meergenoemde ,,E.-S.B.”-artikel voegt’ Prof.,
Van Beusekom hieraan toe: ,,Boven vier woonlagen wordt
de besparing veel kleiner’en heeft
zij
feitelijk niets meer
te betekenen”. Ongetwijfeld spreekt hij ‘daarmede de gang-
bare mening uit, waarbij gezegd kan worden, dat deze
redenering juist is, wanneer men blijft vasthouden aan een
bepaald maximum bewonersper ha.
Om nu maar direct uit de praktijk aan te tonen, dat dit
soort redeneringen geen solide theoretische en empirische
basis heeft, dient te worden gewezen op het reeds ge-
noemde plan voor hoogbouw in Morgenstond in ‘s-Graven-
hage. Daar worden 284 woningen met 964 kamers en
een beddencapaciteit van 1.636 gebouwd. De oorspron-
kelijk op het terrein geprojecteerde etagebebouwing be-
vatte 136 woningèn met een beddencapaciteit van 744.
Dus ruim het dubbele aan woningen en bedden!
Voorts nog enkele cijfers, ontleend (a, b, c) aan een
voordracht van Ir. S. J. van Embden
1):
plan Voisin van Le Corbusier: dichtheid van 100 wo-
i’iingen per ha met onderlinge afstanden van 400 – 600 m;
complex Danviks-Klippen in Stockholm met een
dichtheid van 120 woningen per ha. De onderlinge afstan-
den bedragen hier slechts 24 m, doch het totale complex
is gelegen in een grote ruimte;
‘
‘
S
complex Bellahoj in Kopenhagen met een dichtheid
van 210 woningen per ha. De onderlinge afstanden bedragen
slechts 20 m, doch ook hier is het geheel geplaatst in een
grote ruimte;.
een flatgebouw in Stuttgart van 45 m hoog en 650 m
lang met ca. 1.000 woningen
(=
Rhoon).
Terecht heeft Ir. Van Tijen erop gewezen
2),
dat vooral
situeringen bij randen van buurten of wijken,
bij
singels
en parken puur ruimtewinst opleveren, omdat men daar
toch geen nabije bebouwing kent. Juist wanneer men maar
20 pCt. hoogbouw toepast, kan men heel gemakkelijk
deze randbouw aanwenden en zo de dichtheid per ha ver-
groten zonder dat dit als een hinderlijk dicht
bij
elkaar
wonen wordt ervaren.
Zie: ,,Bouw” van 9 april 1960, blz. 434-437.
,,Hoogbouw – het verlossende woord?” in ,,Bouwkundig
Weekblad” van
25
oktober
1958.
980
12-10- 1960
Nu moet erop
–
worden gewezen,
dat dit plaatsen in
‘,
*
een grote ruimte
.
DEELNEMING *
met zich brengt, .
*
WERELDWELVAART *
wordt verminderd .
*
tnem
100
,IINTERUNIE”
per ha. Maar men
moet dan toch
Parkstraat 30, Den Haag *
twee winstpunten
c. *
niet uit het oog
(advertentie)
verliezen:
–
_-
de huidige dichtheid in nieuwe woonwijken is ge-
middeld 60 per ha, waarbij moet worden aangetekend,
dat de bebouwing niet ruim is, terwijl er weinig recreatie-
gebied overblijft. Bij hoogbouw ligt dit op 100, dus een
voordeel van 40 woningen per ha;
de open ruimten, die bereikt worden door dicht
heden van 150 – 200 woningen op een zeer klein öppervlak
geven aan de bewoners een prachtige kans tot recreatie
vlak bij huis. Het ongetwijfeld aanwezige nadeel van de con-
centratie van woningen- wordt op die wijze voor sommigen
bijna, voor anderen geheel of meer dan gecompenseerd.
Nog eens zij erop gewezen, dat het niet gaat om de
keuze tussen eengezinswoningen met tuintjes en hoogbouw
met collectieve recreatieve voorzieningen, maar tussen
étagebouw
zonder
en hoogbouw
met
grote open ruimten.
Een ieder, die in etagewoningen leeft, zal kunnen beamen,
dat de benauwenis van de huizenmassa rondom betaald
niet aangenaam is.
Nu dreigt van de andere kant het gevaar, dat men alleen
nog maar• hoogbouw zou willen toepassen. Daarbij zou
men in ,ernstige mate voorbijgaan aan de gelaagdheid van
de bewoners en aan hun (reële) wensen. Zoals in het’
vorige artikel opgemerkt, komt vermoedelijk bij de hui-
dige bevolkingssamenstelling ca. 40 pCt. van het totale
aantal huishoudingen in aanmerking voor een woning
in hoogbouw. Bij gebleken tevredenheid kan dit percen-
tage wellicht hoger worden, omdat dan overschakeling
zal plaatsvinden van de etagebewoners (vooral 3e, 4e en
5e laag-bewoners) naar hoogbouw. Voorlopig dienen we
het echter te houden op 20 pCt., gezien de antigevoelens,
die nog zo ruim aanwezig zijn.
Ideaal zou het zijn – uit sociaal oogpunt – slechts
twee hoofdvormen te hebben: eengezinshuizen en hoog-
bouw. Maar het is duidelijk, dat niet voor 80 pCt. eenge-
zinshuizen kan worden gebouwd, zodat de Nederlandse
bevolking nog vele jaren zal worden ondergebracht in
etagebouw. In elk geval zal door deze gemengde bebou-
wing, waarin 20 pCt. hoogbouw is opgenomen, een aan-
zienlijke verdichting per ‘ha kunnen worden bereikt.
Ir. Van Embden vermeldt in zijn reeds genoemde lezing:
,,Op verzoek van het departement werd nagegaan wat
de gevolgen zouden zijn, wanneer de hoge woongebouwen
zouden worden afgeknot tot blokken van vier lagen (in
het plan-Mekkelholt in -Enschede). Het bleek, dat de
dichtheid van het geheel daarmee zou teruglopen van 83
tot
65
woningen per hectare”.
Nog eens moge hier worden onderstreept, dat deze
hogere dichtheid (in vergelijking tot vierlagenbouw) niet
gaat ten. koste van de recreatie vlak bij huis, die vooral
voor de in de wijk wonende kleine kinderen en bejaarden
vah zo’n goot belang is. Nabij en tussen de hoge woori-,
gebouwen is het immers mogelijk behoorlijk geoutilleerde
groenstroken aan te leggen, die niet slechts toegankelijk
zijn voor de bewoner van ‘de flâts, maar voor alle wijk-
bewoners. Dit laatste is ook billijk, dâar de grondkosten
per woning (en dus ook de huur) deze groenvoorzieningen
insluiten. Zo goed als het zeer onbillijk is, dat de geluk-
kige bewoner van een benedenhuis met tuin het exclusieve
genot heeft van zijn tuin, hoewel alle wijkbeioners in
hun huur bijdragen aan de grondkosten daarvan.
Wil men volledig profiteren van de ruimten tussen en:
nabij hoge woongebouwen, dan zal men deze ruimten
niet moeten gebruiken als parkeerruimten. Veel juister
is het
onder
de recreatieve ruimten te komen tot
diep bouw,’
d.w.z. tot ondergrondse parkeerruimte, waarbij het niet
ônredelijk moet worden genoemd, wanneer de auto
–
bezitters parkeergeld moeten betalen. Op de totale kosten’
van hun auto spelen deze paar honderd gulden per jaar
geen rol, terwijl ook zij daarmede het yoordeel hebber
.’an de recreatieve ruimte, die wordt gewonnen dankzij
het verdwijnen van geparkeerde auto’s boven de grond
Komt men tot een grotere dichtheid per wijk, danis
het noodzakelijk gevolg, dat aan de rand van de stad
recreatieve voorzieningen worden getroffen voor hen, die
wel in staat zijn iets verder dan vlak bij huis recreatie
te vinden. Sportvelden, volkstuinen en bossen kunnen
met de huidige verkeersmogelijkheden heus wel aan de –
periferie liggen. Groertvôorzieningen met rust- en speel-
accomodatie ‘voor onze bejaarden en kleuters, moeders
met kinderwagens en zij die even een luchtje willen schep-
pen, dienen vlak
bij
huis te worden gesitueerd. Dat kan
uitsluitend, wanneer men hoogbouw met grote open ruim-
ten toepast. – –
Wanneer men vooralsnog tot 20 pCt. hoogbouw zou
willen komen voor onze steden, dan moet men zich wel
realiseren, dat men dan in de nieuwe wijken een hoger
percentage moet bouwen, wil men over – zeg 20 jaar –
een gemiddelde van 20 pCt. bereiken. Zo is in Rotterdam,
dat in de laatste tien jaren toch heel wat hoogbouw heeft
uitgevoerd, momenteel ‘ nog slechts 1 pCt. hoogbouw
bereikt. Het zou daarom aanbeveling verdienen enkele
nieuwe
stadswijken
vrijwel geheel in ‘hoogbouw uit te
voeren, waarbij men dan een vrij hoge dichtheid (bijv. 150
per ha) zou kunnen nastreven en gelijktijdig veel aandacht
zou moeten besteden aan een goede groenvoorziening en
ondergrondse parkeerruimte binnen deze wijken. Men
heeft dan pas goed gelegenheid na te gaan wat goedkoper
is, of deze woonvorm door de bevolking op prijs wordt
gesteld en of de zozeer gevreesde a-socialiteit wordt be-
vorderd.
S
Coiiclusie.
Gezien de toenemende bevolkingsdichtheid, met name
in het Westen des lands, verdient het aanbeveling de woon-
dichtheid per ha te vergroten. Men bereikt door hoge
woongebouwen niet alleen deze hogere dichtheid, maar
men wint daarmede recreatieve ruimte voor de meest
kwetsbare groepen van onze bevolking: de bejaarden en
de kleuters. Men kome tot diepbouw voor parkeerruimte
van auto’s. Het verdient aanbeveling in enkele nieuwe
wijken in onze steden vrijwel uitsluitend hoogbouw toe
te passen met een dichtheid van 150 woningen per’ha,
waarbij uiteraard bovengenoemde recreatieve en parkeer-
voorzieningen zouden moeten worden getroffen.
Rotterdam.
J. G. VAN DER PLOEG, ec. drs.
12-10-1960
‘
– 981
De Duitse Regering heeft een ,,Sofortprogram”
over de financiele verhouding tussen de Staat en
de Deutsche Bundesbahn vastgesteld, waarbij een
zekere tariefautonomie
wordt toegestaan. Het
be-
treft hier een symptoom van de veranderende ver-
voerpolitieke opvattingen in West-Duitsland. De
Spoorwegen kenmerkten zich door grote tekorten
en een zoveel mogelijk uitschakelen van concurren-
tie. Het voornoemde overheidsprograinma is vast-
gesteld na rapporten door resp. de directie van de
spoorwegen en de Commissie Brand. Het laatstge-
noemde rapport bevat als, uitgangspunten een corn-
inercieel beheer en een meer vrije tariefbepaling
met inachtueming van de kostprijs en de markt-
verhoudingen. De Duitse Regering heeft de inhoud
van dit rapport gedeeltelijk overgenomen. Slechts
bij algemene tariefmaatregelen is nog goedkeuring door de Overheid vereist. Desalniettemin zullen de
Duitse spoorwegen gedurende de eerstkomende
jaren nog niet ,,seff-supporting” zijn.
1•
10
Duitse vervoerpolitiek
op’ nieuwe wegen
Algemeen.
Medio juli van dit jaar heeft de Duitse Regering een
,,Sofortprogram” voor de Deutsche Bundesbahn bekend
gemaakt, waarin een aantal maatregelen met betrekking
tot de financiële verhouding tussen de Staat en de Bundes-
‘bahn zijn getroffen en voorts aan deze laatste een zekere
tariefautônomie Wordt toegestaan. Het ,,Sofortprogram”
zou op zichzelf niet zo belangrijk zijn, ware het niet, dat
het in concrete maatregelen de zich wijzigende vervoer-
politieke opvattingen in de Bondsrepubliek tot uitdrukking
brengt.
Gedurende, enige jaren reeds zijn in de Bondsrepubliek
stemmen opgegaan om de vervoerpolitiek te herzien.
De voornaamste oorzaak hiervoor was wel het feit, dat
de Deutsche Bundesbahn
bij
voortduring met grote tekorten
(orde van grootte. D.M. 500 mln. per jaar) te kampen
had en men langzamerhand tot de overtuiging was geko-
men dat ,er iets zou moeten worden ondernomen om tot
een meer gezonde Bundesbahn en tot betere verhoudingen
binnen de gehele ervoersector te komen. In de praktijk
beperkte de Duitse vervoerpol itiek zich in wezen tot maa,t-
regelen die gericht waren op een zo groot mogelijke uit-
schakeling van de concurrentie. Niet uit. kringen van. de
,,Verkehrswissenschaftler” noch ook uit die van de Over-
heid kwamen de stemmei tor vernieuwing, maar vooral
uit die van het handels- en bedrijfsleven (de verladers
derhalve) en ook uit de verkeerswereld, met name van de
zijde van de Deutsche Bundesbahn zelf. In 1957
1)
reeds
werd door het bedrijfsleven gevraagd:
de concurrentievoorwaarden van de onderscheidene
takken van vervoer zoveel mogelijk gelijk te maken;
de tarieven meer op de kosten te baseren;
aan de vervoerondernemingen een grotere vrijheid
van handelen te geven.
De directie van de Deutsche Bundesbahn kwam in
november 1958 met haar ,,Gedanken des Vorstandes zur
wirtschaftlichen Gesundung der Deutschen Bundesbahn”
waarin zij voorstellen formuleerde die later door de
Commissie Brand – een commissie die, op verzoek van
1)
Leitsatze zur Verkehrs- und Tarifreform”.
de Bundestag, door Minister Seebohm werd ingesteld om
een onderzoek naar de financiële situatie
bij
de spoorwegen
in te stellén en voorstellen tot verbetering ervan te doen
– verder werden uitgewerkt. Het rapport van de Commissie
Brand is uitgangspunt geweest voor het ,,Sofortprogram”
voor de spoorwegen, waarvan zoëven sprake was, en zal
waarschijnlijk in de komende jaren richtlijn blijven voor
de koers die men in vervoerpolitiek opzicht in Duitsland
zal volgen. Het lijkt daarom van belang, enige alinea’s
aan de inhoud vn dit rapport te wijden en daarna na
te gaan welke van de voorstellen in het ,,Sofortprogram”
tot uitvoering zullen komen.
Inhoud van het rapport.
De Commissie Brand is uitgegaan van de volgende
principes:
de Duitse spoorwegen, hebben hun vroegere mono-
poliepositie op de vervoermarkt yerloren. Zij staan in
concurrentie met het wegvervoer, de binnenscheepvaart
en— sedert betrekkelijk korte tijd – met de pijpleiding.
Ten einde aan de concurrentie het hoofd te kunnen bieden
dienen de spoorwegen commercieel te worden geleid;
de prijzen moeten op de vervoermarkt ten volle hun
regelende functie kunnen uitoefenen;
de spoorwegen dienen op eigen verantwoordelijkheid
een bedrijfs-economisch beleid te voeren. Met name zullen
zij vrijheid van handelen moeten krijgen op het gebied
van de vrachtprijzen en het aanbieden van vervoercapaci-
teit.
:
Om deze principes te realiseren zullen , naar de mening
d
er
: Commissie wijzigingen moeten worden aangebracht
in het ,,Bundesbahngesetz”. In haar rapport heeft zij
daarom verschillende voorstellen gedaan, waarvan de
voornaamste
zijn:
1. het ,voeren van een beleid ,,nach kaufmiinnischen
Grundsâtzen”. Deze zinsnede staat weliswaar reeds in
het. ,,Bundesbahngesetz”, doch ,,unter Wahrung der
Interessen der deutschen Volkswirtschaft”. Dit laatste
nu wil de Commissie laten vervallen, zodat de spoorwegen
de mogelijkheid zullen hebben een strikt commercieel
beleid te voeren. Voor zover door de Staat bepaalde, met
982
1
.
12-10-1960
dit beleid niet in overeenstemming zijnde, maatregelen
worden opgelegd, zal aan de Spoorwegen een schadeloos-
stelling moeten worden betaald;
2. de vervoerplicht zal moeten worden afgezwakt, in
die zin, dat de Spoorwegen van deze plicht moeten worden
ontheven voor het vervoer over een afstand van minder
dan 100 km. De overweging hierbij is, dat de ontwikkeling
van het wegvervoer zodanig is, dat het voor de spoor-
wegen onmogelijk zal zijn dit ,,Bezirksverkehr” wederom
rendabel te maken. Hiermede houden nauw verband de
voorstellen waaraan elders in het rapport aandacht wordt
besteed, nl.
het vervoer over de weg, evenwijdig aan bestaande
spoorlijnen (,,Schienenparallelverkehr”) en de zgn. ver-
vangende busdiensten (,,Schienenersatzverkehr”) door de
spoorwegen te laten verzorgen; hiertegenover wordt dan
gesteld dat het zuivere streekvervoer aan prticuliere
autodiensten moet worden overgelaten;
het probleem van de sluiting van secundaire lijnen
(,,Nebenbahnen”) en de daarbij behorende stations, voor
zover
zij
niet meer rendabel zijn, ook indien zij als aanvoer-
lijnen voor de hoofdspoorlijnen’worden gezien;
3. de Minister van Verkeer zal de algemene grondslagen
voor de tariefvorming moeten bepalen.
fiji zal daarbij
geen voorschr(ften mogen geven ten aanzien van de onder-
linge verhouding van de tarieven der verschillende takken
van vervoer.
Een belangrijk punt, want deze’ ,,Koordi-
nierung” was voor de Duitse spoorwegen mede een em-
stige belemmering om in de concurrentiestrijd slagvaardig
op te treden.
De Deutsche Bundesbahn zal binnen het raam der zo-
juist bedoelde grondslagen haar tarieven zelf kunnen vast-
stellen met inachtneming van de kostprijs en de markt-
verhoudingen. Deze gepubliceerde, vasté tarieven dienen
voor iedereen in gelijke omstandigheden geldend te zijn
(iscriniinatieverbod).
Van bijzonder grote betekenis is het feit, dat de Com-
missie – in overeenstemming met de in de ,,Gedanken
des Vorstandes” vermelde suggestie – aan de Duitse
spoorwegen het recht wil geven
niet-gepubliceerde’ bijzon-
dere vrachtovereenkomsten
te sluiten. Tegen het contracten-
stelsel bestaat, naar haar mening, geen bezwaar indien de
contracten bij de Overheid of bij een door deze aangewezen
controlerende instantie zouden worden aangemeld.
4. In haar rapport wijst de Commissie erop, dat de
Duitse spoorwegen voor de modernisering van haar be-
drijf kapitaal nodig hebben. Zij stelt mitsdien voor het
kapitaal met D.M. 2 mrd. te verhogen, door de Staat te
fourneren in jaarlijkse tranches van D.M. 200 mln. Voorts
is het noodzakelijk de bijzonder zware pensioenlasten die
de Spoorwegen hebben, te verlichten en wel door:
een bijdrage van de Staat voor toekomstige pensioe-
nen zoals dit ook aan particuliere pensioenen en verze-
keringsmaatschappijen met pensioenverplichtingen wordt
gedaan;
overneming door de Staat van dat deel der huidige
pensioenen dat niet door een pensioenreserve wordt ge-
dekt. Het gaat in dit geval om pensioenen van voormalige
ambtenaren van de Deutsche Reichsbahn, die bij de op-
richting van de Deutsche Bundesbahn aan de zrg van
déze laatste werden toevertrouwd zonder dat in vroegere
jaren voor hun pensioen was gereserveerd.
Ook is de Commissie van mening, dat de Staat aan de
spoorwegen een schadel6osstelling zal dienen te betalen
voor de derving van inkomsten uit het reizigersvervoer
met de Sowjet-zone. Tenslotte acht de commissie het
noodzakelijk dat de spoorwegen zullen worden bevrijd
van de ,,betriebsfremde (politische) Lasten”, waaronder
worden verstaan de voor de landbouw geldende steun-
tariever, de sociale tarieven en een gedeelte van de kosten
voor bewaking en onderhoud van overwegen. Deze kosten
komen tot nog toe geheel ten laste van de ‘Spoorwegen.
5. De Commissie raamt dat in de eerstvolgende vier
jaren een bedrag van D.M. 10,2 mrd. nodig is voor inves-
teringen. Ruim D.M. 7,9 mrd. zal uit ,,eigen” middelen
kunnen worden gefinancierd, uiteraard vooropgesteld dat
de saneringsvoorstellen van de commissie worden aan-
vaard. Voor de rest zal een beroep moeten worden gedaan
op de kapitaalmarkt (of op de Overheid?) in de vorm van
leningen. In het kader van het vierjarenplan’ zullen o.a.
2.436 diesellokomotieven, 3.500 personenrjtuigen en
35.100 goederenwagens moeten worden aangeschaft.
Voorts zal 1.833 km spoorlijn worden geëlektrificeerd,
t.w. de rechter Rijnoever met aansluiting op Aken en
Hamm, het traject Hamm tot Bremen en Hamburg alsook
de
lijn
Frankfurt a. Main – Ludwigshaven – Hamburg;
er zullen in dit verband rond 630 elektrische lokomotieven
moeten worden aangeschaft. Tenslotte zal ook een groit
aantal overwegen moeten worden gemoderniseerd.
Het
, ,Sofortprogram”.
Het rapport van de Commissie Brand is door de Éonds-
regering, met name door de Ministers Seebohm en Etzel,
met enige reserve ontvangen. Voldoen aan de’ voorstellen
der Commissie betekende enerzijds een zware belasting
van de staatskas en anderzijds het aanvaarden van ver-
voerpolitieke grondslagen die in de Bondsrepubliek tot
nog toe als verwerpelijk werden afgewezen. Wat dit laatste
betreft kreeg de Minister van Verkeer steun van de binnen-
scheepvaart en van het wegvervoer. Deze takken van
vervoer zien in het rapport Brand een gevaar voor hun
eigen positie op de vervoermarkt en hebben niet nagelateit
in woord en geschrift van hun ongenoegen blijk te geven;
Hoewel Minister Seebohm aanvankelijk heeft getracht,
de uitvoering van de voorstellen in het rapport Brand
geheel op te schorten tot na de verkiezingen in het volgende
jaar, heeft hij blijkbaar aan de druk van andere zijde –
Bondsdag, verladerskringen, de spoorwegen zelf niet
voldoende weerstand kunnen bieden, zodat toch een aantal
maatregelen werd getroffen, dat in het ,,Sofortprogram”
is samengevat. Dit urgentieprogramma bevat twee groepen
van maatregelen. In het kader van de financiële verhouding
tot de Overheid is o.a. bepaald, dat:
een bedrag van D.M. 150 mln, per ‘jaar aan d
spoorwegen zal wôrden uitgekeerd tef compensatie van
de verliezen als gevolg van de te lage tarieven van het
forenzen- en scholierenvervoer;
een bijdrage ad D.M. 150 mln, in de pensiôenlasten
van voormalige spoorwegambenaren uit de Sowjet-zone
wordt uitgekeerd. Deze
bijdrage
wordt voorshands slechts
voor het jaar 1961 betaald;
een bijdrage van
D.M;.
10 mln, wordt betaald in
de kosten van onderhoud van gelijkvloerse kruisingen.
Dit bedrag komt ten laste van het Wegenbouwfonds;
de Spoorwegen vrijgesteld worden van de betaling
van de jaarlijkse aflossing op haar schuld aan de Over-
heid.’Het gaat om een bedrag van D.M. 47 mln, per jaar;
de Staat de spoorwegen vrijstelt van de terug-
betaling van de lening die deze op grond van het ,,Verkehrs-
finanzgesetz” in jaarlijkse bedragen van
D.M.
145 mln.
12-10-1960
983
tot
1965
ontvangt. Dit bedrag zal, tezamen met de sub. d
vermelde D.M. 47 mln, kunnen dienen tot verhoging van
het eigen kapitaal van de spoorwegen;
f) de Staat voorts enige andere vorderingen op de
spoorwegen annuleert tot een bedrag van D.M. 160 mln.;
hiertegenover zullen de spoorwegen haar eisen inzake
schadeloosstelling op basis van het algemene ,,Kriegs-
folgengesetz” moet laten vallen. –
Uitdrukkelijk wordt voorts verklaard, dat de Minister
van Verkeer van
zijn
recht op goedkeuring van bepaalde
tarieven’ zal afzien. Paragraaf 16: b van het ,,Bundes-
bahngesetz” geeft daartoe de mogelijkheid
2).
Dit betekent
dat de Minister van Verkeer voortaan slechts bij algemene
tatiefmaatregelen van zijn recht van goedkeuring gebruik
zal maken. De Minister behoudt echter de mogelijkheid
tot controle, omdat de tariefwijzigingen die onder de rege-
ling vallen veertien dagen véôr zij zullen gelden, bij de
Minister moeten worden aangemeld. De tariefvrijheid is
vooral van belang in de sector der uitzonderingstarieven
van de Duitse spoorwegen.
Het voorgaande geldt voor gepubliceerde vrachtprijzen.
De spoorwegen krijgen voorshands niet de bevoegdheid
om niet-gepubliceerde vervoercontracten af te sluiten.
Van de zijde der Regering is zulks echter niet bij voorbaat
uitgesloten; men wil eerst afwachten of de thans getroffen
maatregelen voldoende zijn om de spoorwegen rendabel
te maken.
Voor het wegvervoer en de binnenscheepvaart zullen
maatregelen worden getroffen die erop gericht zijn voor
2)
,,Der Bundesminister für Verkehr kann bei Tarifmassnah-
men von geringern öffentlichen Interesse auf seine Befügnis zur
Genehmigung verzichten”.
Hoeden en dassen
Indien een goede das en hoed als criterium
geldt SPoor een wel verzorgde kleding, dan gaat
de gemiddelde Engelsman niet al te best gekleed.
Volgens ,,The Financial Times” van 14 septem-
ber jl. bedraagt in Engeland de gemiddelde leef
–
tijd van een hoed nI. acht jaar, terwijl per man-
nelijke inwoner slechts 2,8 nieuwe dassen per
jaar worden gekocht. Het merendeel van deze
dassen wordt dan nog gekocht door dames en
wel in de dagen voor Kerstmis. Niet bekendis,
of dit een gevolg is van het feit dat de Engelse
dames
bij
de aanschaf van surprises originaliteit
missen, dan wel dat zij het beu zijn iedere dag
weer tegen hetzelfde dessin van de das te moeten
aankijken. Verder is waargenomeii, dat het
etaleren van een das als een onvermt..delijk
mede-aankoop bij de aanschaffing van een nieuw
costuum, niet bevorderlijk is voor de verkoop;
aparte aanbieding neemt dan ook hand over hand
toe. Wat het dragen van een hoed betreft merkt
het blad op, dat de Engelsman zo langzamerhand
op de vooroorlogse opvatting terugkomt, toen
een zakenman als onvoldoende gekleed door-
ging als hij geen hoed droeg. Sinds 1956, het
jaar waarin na de oorlog het minste aantal
hoeden werd verkocht, kan weer een regel
matige stijging in de verkoop worden waarge-
nomen.
deze takken van vervoer overeenkomstige voorwaarden
te scheppen. Men schijnt hierbij te denken aan een stelsel
van margetarieven.
Van bijzonder grote betekenis lijkt tenslotte het voor-
nemen om
bij
algemene tariefvoorstellen de verplichte
onderlinge afstemming van de tarieven der drie takken
van vervoer (,,Vorkoordinierung”) niet meer te doen plaats-
vinden. Ook hier heeft de Regering de suggestie van de
commissie Brand gevolgd.
Slotopmerkingen.
–
In Duitse spoorwegkringen is zowel van het Brand-
rapport als van het ,,Sofortprogram” met voldoening
kennis genomen. Men is van mening, dat thans een eerste
stap is gedaan in de richting die ook de directie van de
spoorwegen in haar ,,Gedanken des Vorstandes” heeft
aangegeven, doch dat nog andere maatregelen zullen moe-
ten volgen.
Van de drie in de ,,Gedanken” genoemde uitgangs-
punten, nI. gelijkmaking der start-(concurrentie-) voor-
waarden, grotere commerciële vrijheid en herziening van
de financiële verhouding tot de Overheid, is het eerste
nog geheel niet gerealiseerd. Onder de gelijkmaking der
concurrentievoorwaarden vallen o.a. het probleem van
de ongelijke belastingdruk en dat van de kosten van de
wegt Maatregelen op dit gebied eisen enerzijds een zorg-
vuldige studie en anderzijds een aantal wetswijzigingen,
zodat zij – mede in verband met de verkiezingen in het
volgende jaar – niet op korte termijn kunnen worden
getroffen. –
Van de zijde der spoorwegen is erop gewezen, dat men
in de laatste jaren grote vooruitgangheeft geboekt met
de modernisering van het bedrijf. De bruto-investeringen
beliepen D.M. 2,2 tot 2,3 mrd. per jaar. Mede hierdoor
zal het tekort over 1960 waarschijnlijk niet meer dan
rond D.M. 200 mln, bedragen, tegen D.M.
5
â 600 mln.
in vroegere jaren.
Het voorgaande neemt niet weg, dat de Duitse Spoor-
wegen ook de eerstkomende jaren nog grote sommen uit
de staatskas ziillen vergen; men heeft dus nog lang niet
het punt van volledige ,,self-supporting” bereikt. De
toevloeiing van kapitaal van de Overheid resp. het afzien
door de Overheid van de inning van een aantal schulden
van de spoorwegen, dienen echter in de nieuwe conceptie
tot verhoging van het eigen kapitaal van de Spoorwegen,
waardoor, tezamen met de andere maatregelen, de moge-
lijkheid wordt geschapen dat de Duitse Spoorwegen
O
den duur
een
vervoeronderneming
worden, zoals wij dat
in Nederland zien, nl. een bedrijf dat geen beroep behoeft
te doen op overheidsmiddelen en dat een sluitende exploi-
tatierekening heeft.
.11
Zover
is
men echter nog niet. De waarde van de thans
getroffen maatregelen ligt dan ook voornamelijk in de
,,gewisse Fortentwïcklung des Denkens”
3),
Indien deze
öntwikkeling zich inderdaad zou voortzetten en men –
d.i. voornamelijk de Bondsregering – zou kunnen komen
tot de opvatting dat het vervoer een economische activi-
teit is als elke andere, waaraan slechts
voor zovr nodig
,,gemeinwirtschaftliche” verplichtingen dienen te worden
opgelegd, zouden de spoorwegen en het bedrijfsleven in
de Bondsrepubliek daarmede slechts kunnen worden
gelukgewenst.
Amersfoort.
Drs. F. J. BROUWER.
3)
Prof. Oeftering in ,,Die Bundesbahn”
van juli 1960.
984
12-10-1960
Het IJillon.plan’ voor Latijiis Amerika
In Bogotâ heeft in september, een conferentie van de
Organisatie van Amerikaanse Staten over economische
hulp en coöperatie plaats gevonden, waarop door Douglas
Dillon, Undersecretary of State, een interessant plan is
ingediend voor de bevordering van de sociale ontwikke-
ling in Latijns Amerika. Op grond van een algemene
machtiging, welke President Eisenhower had gekregen van
het Congres, kon de heer Dillon financiële hulp tot een
maximum van – voorlopig – $ 500 mln, voor dit doel
in uitzicht stellen. Dit bedrag zou moeten worden bestemd
voor de bouw aan volkswoningen, voor landhervorming
en voor verbetering van het
onderwijs.
In plaats van op
de economische, ligt de nadruk dus geheel op de sociale
ontwikkeling. Dit is opmerkelijk. Bij het streven naar
opheffing van het levenspeil der landen in ontwikkeling,
waartoe die van Latijns Amerika kunnen worden gerekend,
viel het accent immers afwisselend op de particuliere
kapitaalmvesteringen in mijnbouw en industrie, op tech-
nische hulpverlening en tenslotte ook op de verschaffing
van gelden van overheidsinstellingen (zoals de Exim-bank)
of van internationale instellingen (zoals de Internationale
Bank), doch steeds weer gold het primair de economische
en niet de sociale ontwikkeling.
De nieuwe zienswijze is het gevolg van een antaI poli-
tieke gebeurtenissen van •de laatste jaren, waaronder de
revolutie van Fidel Castro de meest spectaculaire, doch
geenszins de enige is. Zulks blijkt duidelijk uit de toelich-
ting op het plan, welke Dilion aan de pers verschafte.
Het betreft hier, aldus die toelichting, ,,the first piece of
a broad program, aimed at Communist subversion and
internal extremism in Latin America”.
Het is niet alleen opmerkelijk, dat de Verenigde Statçn
de volle aandacht vesiigen juist op de sociale ontwikkeling
van Latijns Amerika, maar ook dat zij het nu zijn rndie
zich opwerpen als voorstanders van landhervorming. In
bijna alle landen van Latijns Amerika, waar nog geen
grote agrarische hervormingen hebben plaats gevonden,
is dit niet alleen een brandende kwestie maar ook een zeer
omstreden aangelegenheid. Tot dusver kon het lijken
alsof de Verènigde Staten sterk gekant waren tegen eniger-
lei inkorting van de eigendomsrechten die nu eenmaal
met iedere landhervorming gepaard gaat. In werkelijkheid
echter zijn de Verenigde Staten op dit stuk al eerder
overstag’ gegaan, zij het in één individueel geval, tw.
dat van Bolivia. De revolutie, welke daar in
1952
begon,
heeft geleid tot radicale wijzigingen in- de eigendoms-
verhoudingen en het bewind, dat door deze revolutie in
het zadel kwam, heeft krachtige steun van de Verenigde
Staten ontvangen.
Op Cuba daarentegen moesten de Ver&nigde Staten
opkomen voor de rechten van Amerikaanse eigenaren
van suikerplantages. Van de aanvang af trad de- Regering
van Fidel Castro zodanig provocerend op dat hieruit
slechts scherpe controversen konden voortkomen. Merk-
waardig is het nochtans dat sommige van de agrarische
hervormingen, welke door Castro’s Regering zijn inge-
voerd, gekopieerd lijken te zijn van de wetgeving, welke
reeds sedert 1940 op dit stuk bestaat op………het
Amerikaanse eiland Puerto Rico. Het is waar, dat het de
autoriteiten van dit eiland de allergrootste moeite heeft
gekost om de rechtsgeldigheid van – de betreffen de
•
wet
erkend te krijgen voor de federale gerechtshoven, loch
tenslotte is dit gelukt. Thans mag zowel op Puerto Rico
als op Cuba één zelfde suikerriet verbouwende eigenaar
– ongeacht of het om een natuurlijke dan wel om een
rechtspersoon gaat – niet meer dan ca. 400 ha land bezit-
ten. In menig ander opzicht gaan de revolutionaire maat
regelen op Cuba veel verder dan de langs regelmatige
wegen tot stand gebrachte hervormingen op Puerto Rico,
doch niettemin kan men de stelling met succes verdedigen
dat de tegenstand van de Verenigde Staten tegen elke
vorm van landhervorming in het recente verleden al niet
meer bestond. Puerto Rico immers bezat in 1940 slechts
een zeer beperkte mate van zelfbestuur en ook toen, be-
rustte Washington erin dat de eigendomsrechten
–
op het
eiland wezenlijk werden ingekort in het belang van de
economische en sociale ontwikkeling.
Thans echter is Dillon veel en veel verder gegaan, want
niet alleen stellen de Verenigde Staten geld beschikbaar
voor de uitvoering van een programma van landhervor-
ming, naast andere objecten van sociale aard, doch zij
verbinden aan deze hulp de uitdrukkelijke voorwaarde,
dat de begunstigde landen zelf de wetgeving tot stand
zullen brengen, welke tot die landhervorming moet leiden.
Men zou kunnen zeggen, dat de-Verenigde Staten van
het ene uiterste in het andere zijn gevallen, en dit in meer
dan één opzicht. Stonden zij vroeger afwijzend tegenover
elke aantasting van eigendomsrechten, thans eisen zij deze
min 6f meer van Latijns Amerika. Namen zij tot dusver
officieel steeds- het standpunt in, dat elke interventie in
de binnenlandse aangelegenheden van de landen op het
Westelijk halfrond uit den boze was, thans gaan zij onver-
mijdelijk tot een zekere m’ate van interventie over. En
trof Washington tot voor kort vaak de beschuldiging,
dat men daar steun gaf aan reactionaire regeringen in
Latijns Amerika en niet aan democratische, thans worden
maatregelen voorgestaan, ja, ook verlangd, welke zonder
twijfel indruisen tegen de belangen van zeer invloedrijke
groepen in de Latijns Amerikaanse landen – groepen
die als regel weinig sympathie hebben voor volksbewe-
gingen en voor regeringen die daarop steunen.
Reeds op de conferentie van Ministers van Buitenlandse
Zaken van de O.A.S., welke een maand tevoren in San
José had plaats gevonden, viel op dat de Verenigde Staten,
van oudsher op goede voet met het regime van Trujillo
in de -Dominicaanse Republiek, mede besloten om de
diplomatieke betrekkingen met deze Staat te verbreken.
Men kon hierin evenwel meer een handelen uit noodzaak
dan -uit overtuiging zien. Thans, irÇ Bogotâ, blijkt dat ook
de overtuiging van Washington geheel gewijzigd is. Men
verlangt van de landen, die steun zullen ontvangen onder
het Dillon-plan, o.a. een belastingwetgeving, welke een
einde maakt aan de, in de meeste Latijns Amerikaanse
landen nog bestaande, sterke bevoorrechting van de bezit-
ters van grote vermogens en inkomens. Ook dit is een
novum, dat natuurlijk niet in goede aarde zal vallen bij
degenen die door deze belastingverhoging zullen worden
getroffen.
Toch is het besef, dat veel anders moet gaan in Latijns
Amerika, zeker niet tot de Verenigde Staten beperkt.
De grote populariteit, welke Castro
bij
de volksmassa’s-
in de meeste van deze landen geniet, duidt erop dat velen
12-10-1960
.
985
ontevreden zijn en lang niet alleen over de vooraanstaande
plaats welke de Noordamerikaanse ondernemingen in die
landen meestal innemen. Ook verantwoordelijke lieden met
een brede kijk op de dingen, zoals President Lleras Camarga
van Colombia, beseffen dat ér in Latijns Amerika een
gevaarlijke situatie bestaat. Laatstgenoemde liet dit dui-
delijk
•
uitkomen in zijn oeningsrede op de conferentie
in zijn hoofdstad.
De eerste Latijns Amerikaanse reacties op het plan van
Dillon waren in het algemeen gunstig; het plan werd
met een grote meerderheid – alleen de delegatie van
Cuba stemde tegen – aanvaard. Maar reeds aanstonds
werden andere desiderata naar voren geschove’n. ‘Brazilië,
dat reeds jarenlang ijvert voor een Marsliali-plan voor
Latijns Amerika, bepleitte de verlening van zeer grote
kredieten, tegen lage rente en aflosbaar in ,,local currency”,
ten behoeve van een verdere industrialisatie en kwam
daarmee dus op voor het primair stellen van de econo-
mische ontwikkeling. Vrijwel alle delegaties vroegen om
medewerking van de Verenigde Staten aan de planii6n
om de prijzen van agrarische grondstoffen stabieler te
maken. Tenslotte kwam de wens naar voren, dat West-
Europa
bij
de uitvoering van het E.E.G.-Verdrag de invoer
van produkten uit Latijns Amerika niet zou beperken doch
,,to increase considerably their participation in develop-
nent financing in Latin America”. De laatste zinsnede
is ontleend aan de tekst van een resolutie, welke te Bogota
werd aangenomen. Tot de indieners ervan behoorden,
naast Argentinië, Brazilië en Colombia, ook de Verenigde
Staten.
Veel van wat tot de uitvoering van het Dillon-plan zal
behoren, is nog onduidelijk. De Verenigde Staten hebben te
kennen gegeven, dat de verstrekking van gelden zal lopen
over de kortelings opgerichte Inter-American Development
Bank en de International Cooperation Administration.
Wat het intermediair van de bank betreft, rijst dan al
aanstonds de vraag, of men zich voorstelt leningen te’
geven
•
dan wel giften of subsidies. Is het eerste het geval
– waarom zou men anders de tussenkomst van een bank
beogen? – dan is er een tweede gewichtige vraag: stelt
men zich voor, dat deze leningen ook in vreemde valuta
worden terugbetaald? Waar men in dit geval niet van
leningen kan spreken welke ten doel hebben de produktie
op te voeren, lijkt het nauwelijks mogelijk of verstandig
om die eis te stellen aan landen die reeds zwaar worstelen
met betalingsbalansmoeiljkheden.
Doch hoe de regeling tenslotte ook moge uitvallen, het
is in ieder geval
–
bijzonder interessant om te zien dat het
plan-Dillon het probleem van de landen in ontwikkeling
op een wijze benadert, die. geheel nieuw is èn door de
nadruk ôp de sociale in plaats van op de economische
ontwikkeling èn ddor de eisen welke thans aan de te be-
gunstigen – landen worden gesteld’ wat betreft hun eigen
agrarische en fiscale wetgeving.
Egmond aan den Hoef.
Dr. H. RIEMENS.
Verkort jaarverslag van
;
de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
over 1959
Besturende colleges.
Het Curatorium, dat in
1959
onder’ voorzitterschap
stond van de heer Jhr. Mr. J. H. Loudon, was in het
verslagjaar voltallig; per 1 januari
1959
namen zitting
de heren Dr.’Ir. B. Bölger, Mr. Dr. L. F. H. Regout
1
en
Prof. Dr. H. M. -H. A. van der Valk. Aan het einde van
hetverslagjaar traden de heren Prof. Dr. J. R. M. van
den Brink en Jhr. Mr. J. H. Loudon als curator
af;
in
hun plaats traden als curator tot het College toe de heren
Mr. W. H. Fockëma Andreae en Dr. Ir.’ F. Q. den Hol-
lander. De heer H. H. Wemmers aanvaardde in de plaats
van Jhr. Loudon de functie van voorzitter. De heer Prof.
Dr. H. J. Frietema legde de functie van penningmeester
neer per 1 januari 1960. De heer Mr. Fockema Andreae
nam de functie van penningmeester van de heer Frietema
over.
Curâtoren kwamen in het verslagjaar éénmaal in ver-
gadering bijeen. Ook het Dagelijks Bestuur vergaderde
éénmaal.
Organisatie.
De directie bestond gedurende het verslagjaar uit de
heren Prof. Ch. Glasz, Prof. Dr. L. M. Koyck, H. W.
Lambers en Prof. Dr. J. Tinbergen. De leider van het
onderzoekingswerk, de heer L. H. Klaassen, promoveerde
in hettverslagjaar op een dissertatie genaamd: ,,Richtlijnen
voor het toegepast economisch onderzoek”. Deze disser-
tatie stoelt op de lange ervaring die de heer Klaassen zich
als leider van’deze afdeling van het Instituut heeft ver-
worven. Dr. Klaassen werd met ingang van het studie-
jaar 1959/60 benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan
de Nederlandsche EconomischeHoogeschool met onder-
wijsopdracht in het regionaal en sociaal-ecinomisch
onderzoekingswerk.
Curatoren van onze Stichting benoemden Prof. Klaas-
sen met ingang van 1 januari 1960 tot directeur van de
Stichting. De heer E. H. Mulder, ec.drs., werd per dezelf-
de datum benoemd tot secretaris voor het economisch
onderzoek. –
De personeelsbezetting onderging geen belangrijke
wijziging. Enige senior medewerkers verlieten het In-
stituut en aanvaardden functies bij het bedrijfsleven. Eén
hunner ging in het kader van de technische hulpverlening
van de Verenigde Naties naar Ceylon.
Aan het einde van het jaar telde het instituut 44 mede-
werkers, waaronder 24 economisten, 1 landbouwkundig
ingenieur, 1 jurist, 1 socioloog en 1 sociograaf. In de ge-
noemde aantallen zijn niet begrepen de buitenlandse gas-
ten, die deelnamen aan de onderzoekingswerkzaamheden
van Balanced International Growth.
986
f2-10-1960
Werkzaamheden.
Economisch-Statistische Berichten.
1959 was voor het weekblad een gunstig jaar. Het aan-
tal betalende abonnees vertoonde een voortgezette stij-
ging. De daling in dit aantal abonnees, opgetreden door
de gebeurtenissen in Indonesië in
1957,
is vrijwel goed-
gemaakt.
De kopijpositie was gedurende het hele verslagjaar
goed te noemen. Enige speciale nummers zagen het licht:
op 8 april verscheen een nummer getiteld ,,Het Cen-
traal Economisch Plan 1959″;
op 7 november ,,Het Noorden”;
op 23 december ,,Peiling
1959″.
–
– Bij het nummer van 17 juni verscheen een bijlage van
de hand van Dr. W. T. Kroese, getiteld: ,,De Westeuro-
pese katoenindustrie en de nieuwe marktvormen”.
De belangstelling voor deze speciale nummers was
groot.
In het verslagjaar is het besluit genomen het weekblad
bij wijze van proef in een omslag te doen verschijnen.
Het eerste nummer in het nieuwe gewaad is op 9 septem-
ber 1959 verschenen. De directie hoopt door deze ver-
andering het weekblad naar uiterlijk meer te laten spre-
ken en de hanteerbaarheid te verbeteren. De reacties uit
de Iezerskring op deze verandering zijn over het algemeen
zo gunstig geweest, dat de proef in 1960 is voortgezet.
Onderzaekingsiverk.
Het Instituut bracht in
1959 95
rapporten, interim-
rapporten en nota’s uit, waarvan 4 rapporten in het kader
van Balanced International Growth.
Wij geven een kort overzicht van de voornaamste pro-
blemen, die onderwerp van studie uitmaakten.
Evenals in 1958 stonden problemen, die betrekking
hebben op de substitutie tussen kolen en ‘olie in het cen-
trum van de onderzoekingsactiviteiten. Zo werd veel
aandacht besteed aan de substitutiemogelijkheden tussen
deze energieverschaffers in een aantal industrietakken in
de Benelux.
Niet alleen het industriële aspect ondervond echter be-
langstelling uit het bedrijfsleven. Evenzeer waren moge-
lijkheden voor substitutie tussen kolen en olie in de huis-
brandsector onderwerp van studie.,
Min of meer verwant met deze problemen was de
studie, welke het Instituut verrichtte in opdracht van
de Firma N.V. Frits Beukers Verwarmingsmaatschappij
te Schiedam. In opdracht van deze firma schreef het
Instituut het gedenkboek ter gelegenheid van haar
50-
jarig bestaan, getiteld: ,,De verwarming van de volks-
woning”. Deze studie wees uit, dat onder bepaalde om-
standigheden centrale verwarming van volkswoning-
complexen reeds nu economisch verantwoord kan zijn..
Marktanalytisch onderzoek verrichtte het Instituut
op het gebied van het verbruik van bier en het massa-
vervoer in de zeehavens van de Europese Economische
Gemeenschap.
Voor het eilandgebied Curaçao en voor de Neder-
landse Antillen worden uitvoerige economische analyses
verricht met het doel wegen aan te geven ter verbetering
van de welvaartsbasis van dit gebied. In het kader van
deze studies wordt onderzocht voor welke soorten be-
drijven eventuele vestigingsmogelijkheden met toekomst
in dit gebied bestaan.
Enige medewerkers van het Instituut adviseren als
deskundigen de Antilliaanse afvaardiging, die onderhan-
delt over de aansluiting van de Antillen bij de Europese
Economische Gemeenschap.
Het
Regionaal Onderzoek
was in de eerste plaats
gewijd aan studies over specifieke onderwerpen, zoals
aanleg van ‘industrieterreinen, omvang van parkeerter-
reinen, verkiezingsuitslagen, woningen en woninghuren,
scholenbouw. Dergelijke onderzoekingen werden ver-
richt voor de gemeenten Delft, Haarlem, Leeuwarden,
Nieüwer-Amstel en Velsen.
Naast de studies over dergelijke onderwerpen zijn
studies verricht van wijdere strekking: In toenemende
mate wordt men er zich van bewust dat zinvol oplossen
van winkelplanning, woningbouw, scholenbouw, ver-
keers- en parkeervraagstukken slechts te bewerkstelligen’
is in het kader van een regionaal welvaartsplan, geba-
seerd op een structuuranalyse van het betreffende ge-
bied. Een zodanige analyse heeft het Instituut geschre-
ven voor de gemeente Deventer; dit’ onderzoek is ge-
publiceerd als boekwerk: ,,Deventer, stad van 250.03
inwoners”.
Ook voor de gemeenten Amersfoort en Haarlem zijn
of worden soortgelijke onderzoekingen verricht; voor
Amersfoort is een gedeelte van het onderzoek in
1959
afgesloten. Dit onderzoek heeft betrekking op de hoofd-
lijnen van de ontwikkeling van deze gemeente in de jaren
1900-1970. Voor de gemeente Haarlem is onderzocht
de positie van deze gemeente als woon- en werkstad in
het gebied ‘van het Noordzeekanaal. Tenslotte zijn in
dit verband enige kleine onderzoekingen verricht, zoals
onderzoekingen omtrent bepaalde aspecten van de toe-
komstige ontwikkeling van de agglomeratie Amsterdam.
Bedrjfsvergelijkend onderzoek
werd in 1959 verricht
voor verschillende opdrachtgevers. Aan de Raden van
Arbeid werd gerapporteérd over aspecten van de struc-
tuur van de personeelsbezetting. Een bedrijfsvergelijkend
onderzoek voor de Overheids- en Instellingswasserijen
was in het verslgjaar in bewerking.
Een rapport werd voorts geschreven over de samen-
stelling van het personeel in dienst van een aantal Neder-
landse gemeenten. In samenwerking met het Economisch
Sociologisch Instituut te Tilburg en het Economisch en
Sociaal Instituut der Vrije Universiteit te Amsterdam
werd verslag uitgebracht over enige economische gevol-
gen van een wijziging in de broodbakerijparagraaf voor-
komende in de Arbeidswet van 1919.
In het kader van deze onderzoekingen verrichtte het
Instituut een studie over de consequenties van de bouw
van hoge kantoorpanden voor de bouw- en exploitatie-
kosten.
Op verkeerseconomisch terrein
zette het Instituut zijn
onderzoekingen voort naar het economisch belang van
de verschillende kanaalvakken van de Overijsselse kana-
len.
Voorts assisteerde het Instituut bij een onderzoek be-
treffende de waarde van landbouwgrond in Noord-Gro-
ningen en in Noord-Friesland. Ook problemen rond de
droogmaking van de Lauwerszee waren onderwerp van
studie.
Op het gebied van het intern onderzoekingswerk
kwam
een studie gereed over het ondernemersgedrag met be-
trekking tot herinvesteringen.. Deze studie werd verricht
in samenwerking met het Bedrijfs Economisch Instituut
te Groningen en werd gesubsidieerd door de Organisatie
voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek.
De internationale contacten werden niet verwaarloosd.
12-10-1960
.
987
– –
Medewerkers van het Instituut namen deel aan de onder-
zoekingen van een groep Europese instituten over de
ontwikkeling van de conjunctuur; het Instituut rappor-
teerde over ,,La conjoncture Européenne au printemps
de 1959″.
Prof. Koyck nam, op verzoek van UNESCO, deel aan
een economische conferentie in Athene, waar hij ëen in-
leiding hield ôver ,,Le rôle de la théorie économique
dans Ja programmation du développement”.
De heer Bos hield een inleiding op de conferentie van
de International Association for Research in Income and
Wealth over ,,Ecoriomic Growth of the Netherlands”.
Deze conferentie werd gehouden in Porto-Roz in Joego-
slavië.
De werkzaamheden van de sectie
Balanced internatio-
nal Growth
waren in 1959 van uiteenlopende aard. De
onderzoekingen over keuzemogelijkheden tussen alter-
natieve produktietechnieken werden intensief voortgezet.
Een onderzoek over deze mogelijkheden in de .houtbe-
werkingsindustrie werd met een rappôrt afgesloten. Aan
soortgelijke studies voor de metaalnijverheid, de grond
verplaatsing en de landbouw wordt gewerkt.
Een aanvang werd gemaakt met een onderzoek van
geheel andere aard, de beste ruimtelijke spreiding van
steden en industrieën. Dit onderzoek wordt yerricht in
samenwerking met specialisten van het Instituut op het
gebied van het regionaal onderzoek. Gehoopt wordt,
dat op deze wijze een bijdrage tot stand komt in de
huidige discussie over ruimtelijke problemen, welke bij-
drage zowel voor onderontwikkelde gebieden als voor de
discussie omtrent dez& problemen in ons eigen land van
INGEZONDEN STUK
groot belang zou kunnen zijn. De Rijksdienst voor,het
Nationale Plan heeft van zijn belangstelling reeds doen
blijken..-
In opdracht van derden adviseerde Prof. Tinbergen
over de integratie van de financiële politiek der Europese
landen en de gewenste Europese politiek ten aanzien van
onderontwikkelde gebieden. Prof. Tinbergen nam voorts
deel aan een conferentie van experts over economische
planning in Azië, georganiseerd door de regionale corn-
niissie der Verenigde Naties voor Azië en het Verre
Oosten te Bangkok en was enige weken gast bij de Eco-
nomische Commissie van Latijns Amerika te Santiago
de Chile. Twee buitenlandse gasten, werkzaam bij Ba-
lanced International Growth, promove&rden in het ver-
slagjaar: de heer H. Mazumdar (India) promoveerde op
het onderwerp: ,,Business savings in India” en de heer
A.. Qayum (India) op het onderwerp: ,,Theory and
policy of accounting prices”.
•Financiële resultaten.
De financiële uitkomsten over het verslagjaar waren
bevrédigend. Mede dank zij de inkomsten uit het kapitaal
van de Stichting waren deze voldoende om continuïteit
in de werkzaamheden te waarborgen.
De werkzaamheden van Balanced International
Growth waren ook in het verslagjaar slechts mogelijk
dank zij subsidies, zowel van het Nederlandse bedrijfs-
leven als van buitenlandse zijde. De directie ziet de ont-
wikkeling van Balanced International Growth met toe-
nemend vertrouwen tegemoet.
De secretaris van curatoren.
J.
TINBERGEN.
Werktijdverkorting en detailhandel
Mr. 0. Leyendekkers te Amsterdam schrij.» ons:
Het artikel van Drs. A. Oostindie, onder bovengenoemde
titel gepubliceerd in ,,E.-S.B.” van 31′ augustus jI., geeft
mij aanleiding tot enkele aantekeningen.
In de eerste plaats gaat de schrijver er mi. ten onrechte
van uit dat in de industrie de vijfdaagse werkweek algemeen
geëffectueerd zal worden door sluitingder bedrijven op
zaterdag. Het lijkt meer waarschijnlijk dat veel onderne
mers zullen trachten hun produktie op gelijk peil te houden
door de arbeiders in de loop van de gehele week
bij
toer-
beurt een dag vrij te geven en het aldus over zes dagen
gespreide tekort aan arbeidskrachten op te vangen door
automatisering, betere Organisatie of min of meer geslaagde
noodoplossingen. Wellicht zullen zelfs fabrieken, waar tot
dan toe in dagdienst werd gewerkt, tot het invoeren van
het ploegenstelsel overgaan om de stijging der arbeids-
kosten door een intensiever gebruik van de kapitaalgoede-
ren te compenseren. Uit een oogpunt van nationale eco-
nomie .zijn dergelijke oplossingen de .juiste. Immers, het
zal toch wél niet de bedoeling
zijn
dat de toeneming van
de vrije tijd gepaard gaat met een daling der industriële
produktie met ca. 16 pCt.
Ook uit een oogpunt van vrje-tijdsbesteding is het
nauwelijks aantrekkelijk de zaterdag tot een algemene
vrije dag te maken, waardoor alle onaangename aspecten
van de overbevolking van onze steden weer op de spits
worden gedreven: overbezetting van recreatiegelegenheden
en van de verkeersmiddelen en wegen die daarheen voeren.
Door de Vrije dagen over de gehele week te spreiden kan
men een meer gelijkmatige bezetting bevorderen, tot voor-S
deel zowel van de exploitanten als vân het publiek. Mede
hierdoor verwacht ik, dat ook de’ Overheid wel geneigd
zal zijn spreiding van de vrije werkdagen over de week
te bevorderen.
Vervolgens waag ik het, eei vraagteken te zetten achter
het diagram dat de afnemende waarde der vrije uren in
beeld brengt. Het lijkt voor de hand liggend, het theorema
van het dalende grensnut ook op de vrj tijd toe te passen,
maar wie zich van de werkelijkheid rekenschap geeft
merkt alras dat het juist andersom is. Een enkel uur vrije
tijd (doordat men later hoeft te beginnen, of eens wat
eerder thuiskomt) wordt doorgaans verklungeid, een halve
dag leent zich voor het opknappeh van een nuttig karweitje,.
een hele dag biedt de mogelijkheid de natuur in te trekken
en twee aaneengesloten dagen kan nien benutten om zich
in tent of caravan aan de grillen van ons klimaat bloot
te geven, iets wat hoog geklasseerd staat onder de moderne
ontspanningsvormen. Bij de meeste mensen is de arbeids-
lust nu niet zodanig dat
zij
spoedig toezijn aan het punt
waar hun waardering voor vrije tijd gaat afnemen. Op
deze gronden meen ik dat het geschetste diagram niet
alleen, zoals in de regel – wegens het onbekend zi
j
n van
het verloop der curven -, waardeloos, maat in dit
bijzondere geval ook theoretisch onjuist is.
Ten derde moge ik de aandacht’ vestigen op een aspect
dat in het artikel van de heer Oostindie niet besproken i,
988
‘
1
12-10-1960
met 6én aandeel
.
.
‘Vereenigd Bezit van 1894’
hebt U 175 ijzers inhet vuur
Elk aandeel ‘Vereenigd Bezit van 1894’ maakt U
mede-eigenaar van een grote, deskundig samengestelde
aandelenportefeuille, die een aantrekkelijk rendement
oplevert. S-p-r-e-i-d-i-n-g over meer dan 175 fondsen
beperkt het risico. Bovendien bestaat goede kans, dat
Uw bezit in waarde vermeerdert.
–
Alle banken en commissionairs kunnen U inlichten.
N.V.VEREENIGD BEZIT VAN 1894
•
De voordelen van aandelenbezit met beperking van rLsico
•
–
WESTERSINGEL 84ROTTERDAM
•
-. –
•
”
s
. .
.-
. .
— •.–
(
adverentIc)
…….
..
ni. de meerdere beschikbaarheid van part-time workers”.
Reeds thans vullen veel winkelzaken op top-uren hun
personeel aan met verkoopsters die zich slechts voor één
of meer middagen per week beschikbaar stellen en aldus
een regelmatige bijverdienste hebben. Gezien de schom-
melingen in de kooplust van het publiek is het gebruik
van zulke hulpverkoopsters volkomen rationeel, ja zelfs
essentiêel voor een goed geleid bedrijf. Het is te verwachten
dat naarmate in andere bedrijfstakken méér vrije tijd
gegeven wordt, een deel der werkneemsters die vrije tijd
zullen gaan benutten door zich aan te bieden als hulp-
verkoopster in winkelzaken. De bestéding van dé “rje
tijd kost tenslotte ook geld. • ,
Zo er in deze opmerkingen enige waarheid schuilt
maakt deze het complex van problemen, door de heer
Oostindie aangeroerd, zeker niet eenvoudiger. Voor een
goed inzicht in de materie mag zij echter niet worden
verwaarloosd.
NASCHRIFT’
. 4.
óp
grond van economische – of ‘althans als zodanig
aangeboden – redenen en op grond van sociale over-
wegingen bepleit Mr. Leyendekkers een spreiding van de
vrije dagen over de week en verwijt hij mij dat ik in mijn
artikel van 31 augustus ji. ervan uitging dat de industrie
op zaterdag zal sluitend Ik meen dat wij echter wel moeten
onderscheiden tussen wenselijkheden en waarschijnlijk-
heden. De maatregelen door de heer Leyendekkers yoor
de toekomst zo warm aanbevolen, hadden ook in het
verleden toegepast kunnen worden. Dan zouden de be-
drijven de vrije middag reeds veel eerder over de week
hebben gespreid. Men ziet echter dat – behalve
»
in
enkele bedrijfstakken zoals de detailhandel – tot nu toe
algemeen de vrije middag op zaterdag-wordt geëffectueerd.
Hoewel ik mij van een beoordeling van de ‘argumentatie
voor ‘spreiding van de extra vrije tijd onthoud, meen ik dus
voorlopig te mogen aannemen dat de werktijdverkorting
in de industrie in veruit de meeste gevallen verwerkelijkt
zal worden door het sluiten van het bedrijf op zaterdag.
Wat het tweede’punt betreft, dat namelijk het theorema
van het afnemend grensnut toegepast op de waarde van
de vrije tijd ,,niet alleen zoals in de regel waardeloos,
maar in dit bijzondere geval ook theoretisch onjuist is”,
moge ik opmerken dat ik in het bijzonder gesproken heb
over de vrije tijd als een tijd waarin niets gedaan wordt
dan tiitrusten ten einde weer aan het werk te kunnen gaan”.
Dat andere vormen van vrije-tijdsbestedïng, met name in
de recreatieve sfeer, een rem kunnen vormen op de daling
.-van de waardering van de vrije tijd, geef ik – zoals ik
ook in mijn artikel reeds deed – graag toe. Men over-
drijve echter deze remmende factor niet. Niet elk weekend
wordt benut om zich met caravan of tent in het buiten-
leven té storten. Niet elk mens kan zich trouwens deze
toch vrij kostbare vrije-tijdsbesteding permitteren, terwijl
ook niet ieder daarop gebouwd is.
Het spijt mij tenslotte dat ik de heer Leyendekkers ten
aanzien van zijn ‘derde aantekening van een merkwaardige
inconsequentie moet betichten. Terwijl hij aanvankelijk alle
produktieve arbeid in de Vrije tijd onwaarschijnlijk acht,
komen nu de arbeiders fris én monter uit de fabrieken ten
einde zich achter de toonbanken van de winkels een regel-
:
matige bijverdienste te verwerven. Dit zou dan toch alleen
mogelijk zijn als de waardering vôor de vrije uren inder-
daad – zoals ik stelde – een dalende is. Maar dit werd
door mijn geachte opponent in
zijn
tweede aantekëning
nu juist zo uiterst scherp ontkend! Overigens geloof ik
dat wij de part-timers, aan wie inderdaad een functie in
het winkelbedrijf toekomt, niet moeten zoeken in de krin-
gen van elders geëmployeerden. Mijn ervaring althans is
dat ofwel gehuwde Vrouwen ofwel andere ,,werkloze”
vrouwen voor dit werk de meeste belangstelling hebben.
Dat ik de mogelijkheden van inschakeling van part-
timers buiten beschouwing liet, vloeit voort uit mijn bena-
deringswijze: het ging mij er om aan te tonen hoe complex
de problemen van de werktijdverkorting voor de detail-
handel zijn.. Er zijn zeer veel .praktische vragen welke in
dit ierband ‘opgelost moeten worden; de kwestie van de
part-timers is er daarvan slechts één. Daarbij komt nog
dt het onjuist zou zijn de hiermee samenhangende pro-
blemen uitsluitend tot het detailbedrijf te beperken: ook
de industrie zal trachten part-timers tot zich te trekken.
Amsterdam.
Drs. A. OOSTINDIE.
12-10-1960
• ,
‘
989
THOMASSEN & DRIJVER
BLIKEMBALLAGEFABRIEKEN N.V.
‘1
DEVENTER
[GELD: EN KAPITAALMARKT
narkt. in de periode aange-
i van de Staat spanningen
ook vraagt de beschoiiwer
zich af, of er nu werkelijk
om aan deze ongewenste
)e administratie overheerst
trtijen ‘kunnen niet anders
gekomen, f. 290 mln. hoger te moeten worden gesteld.
Hiermede is’ een spaarquote van 22,5 pCt. bereikt; Wan-
neer men voor 1960. van een quote van 24 pCt. uitgaat –
het cijfer dat Minister Zijlstra in de Miljoenennota noemt
– betekent dit
bij
een nationaal inkomen van f. 38.730
mln., dat Nederland het toch wel indrukwekkende bedrag
van f. 9295 mln, bezig is te sparen. Het belangrijkste deel
hiervan zal waarschijnlijk wel weer
bij
het bedrijfsleven
worden gevormd (in 1959 was dit f. 2.600 mln.). De ver-
mogensmarkt zal hiervan grotendeels verstoken blijven.
Vooral omdat, naar.
Dr. Karten kortgeleden ‘in een rede
in Noordwijk aan Zee naar voren bracht, de financiële
Geldmarkt.
Opnieuw zijn
wij
op de geld
land, waarin door het toedoei
plegen op te treden. Opnieuw
van het economisch gebeuren
geen middelen zijn te vinden
toestand een einde te maken. 1
in oktober en de geIdmarktp
dan het hoofd buigen en de
dingen doen, die de omstan-
digheden nu eenmaal vereisen.
Vast staat echter, dat een
minder sterke seizoenbewe-.
ging in de belastinginning
zeer zou
bijdragen
tot een
rustiger beloop op de geld-
markt. In de afgelopen weken
heeft de dreiging der belas-
tingbetaling de banken ge-
noopt een belangrijk bedrag
aan buitenlandse uitzettingen
te repatriëren. In de op 3 okto-
ber eindigeride week was dit
f. 67 mln., in de vijf weken
hieraan voorafgaande steeg
de goud- en deviezenreserve
van ‘De Nederlandsche Bank
met f. 373 mln. De Centrale
Bank zal hiervoor zeker niet
dankbaar zijn. Zolang de
binnengestroomde liquidi-
teiten nog door de Staat zijn
gedraineerd, zal zij van in-
grijpen afzien. Maar zouden
de middelen bij de banken
spoedig terugkeren en zou
hiertegenover geen tegenge-
stelde ontwikkeling zoals bijv.
een transactie met het buiten-
land van compenserende om-
vang komen te staan, dan zal
op de Oude Turfmarkt toch
de neiging tot actie steeds
sterker worden.
In de afgelopen week leidde
de voorgaande belastingbeta-
ling tot een verkrapping van
de markt, waardoor de dag-
geldrente van 1+ pCt. op
li pCt. werd gebracht.
Kapitaalmarkt.
Het totaal der nationale
besparingen, dat ‘door het
Centraal ‘Planbureau voor
1959 op f. 7.630 mln, was
geraamd, bleek bij nader in-
zien, zoals in de jongste publi-
katie van deNationale Reke-
ningen
1.959
naar voren is
Fabrikanten van massa-emballageartikelen (blik, rondkartonnage,
aluminium, glassluitingen, kunststoffen), met fabrieken in Deventer,
Oss en Hoogeveen, en belangen in aanverwante emballagebedrijven
– (aluminium, enz.), zoekt wegens het vroegtijdig om gezondheids-
redenen aftreden’ van de tegenwoordige technische directeur:
0
• EEN TECHNISCHE
•
in de Hooi ddirectie.
0
Zijn werk zal omvatten:
de leiding over en de coördinatie van de technische hoofd-
1
11
1
, zoals laboratoria, technische afdelingen
(tekenkamer, fabricagetechniek, ontwikkeling, technische
werkplaatsen, enz.), kwaliteitsdienst en werkmethoden; in
d
vesteringsprogramma’s op korte en lange terniijn; bouw en
inrichting van nieuwe produktie-eenheden; het onderhouden
van contacten met geassocieerde ondernemingen in Europa
en de U.S.A.
•
Ø
Voor deze belangrijke positie wordt gedacht aan een Delfts werk-
tuigboiiwkundig ingenieur in de leeftijd van 45-50 jaar, bij voor-
keur met grote ervaring in leidende functie(s) in de metaalindustrie,
9SEN &
‘ VEN T
Belangstellenden of
zij
die in het algemeen
over deze functie inlichtingen wensen te
ontvangen worden uitgenodigd zich, bij
voorkeur schriftelijk, te wenden tot de
directie van Thomassen & Drijver Blik-
emballagefabrieken N.V., postbus 103 te
Deventer, waarna een int ormatief onder-
houd kan volgen. Vanzelfsprekend is vol-
komen discretie verzekerd.
990
.
12-10-1960
afdelingen van vooral de
grote concerns meer en meer
rechtstreeks partij op de markt
worden, in het bijzonder.
op de geldmarkt. Overigens
steekt in het totaal bespaarde
bedrag, toch nog wel een be-
langrijk deel waarmede de
kâpitaalmarkt wordt gevoed..
In 1959 is f. 2.350 mln.
bij levensverzekeringsmaat-
schappijen, pensioenfondsen
en spaarbanken ter beschik-
king gekomen.
Op ‘de emissiemarkt be-
staat wel een zekere vraag.
HAV-Bank, Riva, Monteca-
tini, Indola, Holland Fund,
Nieuwe Rotterdamse Cou-
rant, Doetinchemsche IJzer
–
gieterj, Chemische Fabriek
v. d. Grinten, Dekkers,
Friesch-Groningsche . Hypo-
theekbank, de gemeenten
Delft, Dordt, Gouda, Rotter
–
dam, Haarlem, Breda en de
provincie Noordholland heb-
ben in de laatste weken in
de een of andere vorm een
beroep op de markt gedaan –
of zullen dit binnenkort doen.
Doch hoe belangrijk voor de
uitgevende lichamen de be-
dragen ook mogen zijn, het
totaal is voor de markt toch
nog slechts een bescheiden
bedrag.
UITGIFTE
VAN
.
GAK
‘
Op onze financiële afdeling bestaat een
ELEH lIII
vacature voor een
jong. .econoom
Vereisten: . belangstelling voor bele’gglngsvraagstukken’ bIj
institutionele beleggers
. in staat tot zelfstandige oordeelvormln
• goed stylist
‘Ook zij, die binnenkort hun doctoraal-examen doen,
kunnen nu reeds solliciteren en zullen na even-
tuele aanstelling in de gelegenheid worden gesteld
hun studie te voltooien.
Schrftelijke sollicitaties binnen 14 dagen
te
richten aan de afdeling perso-
neelszaken.
–
GEMEENTE ROTTERDAM
f. ‘20.000.000,-.4’18
010
14- JARIGE OBLIGATIES 1960
in ‘stukken van
nominaal f. 1.000,- aan toonder,
waarvan
op inschrijvingsvoorwaarden is geplaatst
f,
7.000.000,—.
De inschrijving staat open
ten kantore van ondergetekenden op
VRIJDAG, 14 OKTOBER 1960
van 9 uur v.m. tot 4 uur n.m.
•
tot de koers van 99 pCt.
op de voorwaarden van het prospectus dd.
7
oktober
‘1960.
Exemplaren van het prospectus
en
inschrijvingsbiljetten
zijn hij ondergetekenden verkrijgbaar.
JONKER
&
VERSCHOOR,
–
HERENGRACHT 386.
Amsterdam, 7
oktober
1960.
ADVERTEREN
kost geld
*
NIET adverteren
kost veel
meer geld
!
12-10-1960
.
‘
991
Indexcijfers’ aandelen. – 4 jan.
30 sept. 7 okt.
-.
Mb 24
(1953
100)
1960
K.
&
L.
1960a)
1960
1960
‘
een actieradius
rndustrie
………………
.
268
360 -231
330
336
Scheepvaart
……………
187
189 -149
169
173
Banken
…………………
190
238 -177
223
224
.
van
Cultures, enz . …………
154
160 -134
149
152
Bron:
ANP-CBS.
‘
»
–
20000 Ivn.
Aandelenkoersen.
Kon. Petroleum
………
f. 179,20
f.
126,20
f.
128,40
Unilever
…………………
809
781/2
807
Philips
…………………
835½
1.211
1274
1
/2
A.K.0. ……………… . …..
514
495
503
Kon. Ned. Hoogovens
900
848
894
In deze actieradius liggen alle landen
Van Gelder Zn . ………
270
335
340
cer wereld, dus ook de landen, waar-
H.A.L
…………………….
186½
143
144
mede
u zaken doet.
Amsterd. Bank
340
424
425
De Nlederlandsche
Middenstandsbank
Ver. H.V.A. Mij-en
…
166
147
1
/1
1481/2
geeft ugaarne daarbij advies omtrent
New York.
–
het financierén van uw import- en
Koersgem. aand.
.
.
export-transacties.
Dow Jones Industrials
679
580
586
–
Effectieve rendementen obligaties.
.
.
.
8 jan.
30 sept.
7 okt. ,
Gem. looptijd
1960
1960
1960
4½ pCt. Ned.1959
…
12½
—
4,
NEDERLANDSCHE
3½ pCt. Ned. 1955 1 . 17½ jr.
4,31
4,21
4,20
‘-
MIDDENSTANDSBANK N.V.
a) Zo nodig herleid voor kapitaalswijzigingen (emissies, bonus-
sen, enz.)
Bron:
Amsterdamsche Bank, Wekelijkse Rendements- en Koers-
vergelijking.
. –
C. D. JONGMAN.
Amsterdamsche Bank
Geconsolidee’rde Maandstaat per 30 SEPT. 1960
in duizenden guldens
.
–
–
in duizenden guldens
.
91
.
8
.
60
1
30.9.60
-.
,
31.8.60
30.9.60
Debet
Credit
Kas, kassers en daggeldieningen
205.091
169.139
Kapitaal
‘
.
90.010
90.010
Nederlands schatkistpapier
578.016
557.062
Reservefonds
,
54.000
54.000
Ander overheidspapier
.
133.848
110.079
.
3.pCt. Deposito-obligatiën
Wissels
115.953
80.733
per 1962 en leningen Mij.
Bankiers in binnen- en buitenland
370.459
432.014
voor. Middellang Crediet
85.500
85.500
Effecten en syndicaten
.’
.
–
44.9p2
57.916
Deposito’s op termijn
,
594.394
608.352
Prolongatiën en voorschotten Crediteuren
1563.093
1529.252
tegen effecten
,
96.890
99.216
Geaccepteerdc wissels
.
36.040
38.237
Debiteuren
–
–
947.459
972.257
Door derdeij geaccepteerd
168
198
Deelneminen (incl.voorschotten)
26.075
26.248
Overlopende saldi en andere
Gebouwen (f1.)
rekeningen
95.488
99.115
.
-2518.693
2504.664
25186931,
2504.664
(
992
12-10- 1960
Het
PRODUKTSCHAP VOOR ZUIVEL
–
vraagt een
–
•
ECONOMIST
Vereisten:
doctoraal examen economie en enige jaren
er’varing op het gebied van het wiskundig statistische
onderzoekingswerk. /
Brieven met volledige gegevens inzake leeftijd, studie-•
richting, levensloop èn ervaring te iichten aan de Afd.
Personeelszaken, ‘t Hoenstraat
5
te ‘s-Gravenhage.
De Centrale
Bond van
Scheepsbouwmeesters in. Ne-,
derland, vereniging ter behartiging van de belangen van
werkgevers in de scheepsbouwindustrie op economisch
gebied, gevestigd Nassaulaan 13, s-Gravenhage, roept
gegadigden op voor de betrekking van
ADJUNCT-DIRECTEUR
van zijn Organisatie met als perspectief opvolging van de
huidige Directeur binnen enige jaren.
Verlangd worden organisatdrische en tactische kwalitei-,
ten, commercieel, technisch en financieel inzicht.
Academische vorming geen eerste vereiste.
Leeftijd ongeveer 45 jaar.
Gegadigden moeten bereid zijn zich aan een psycho-
technisch onderzoek te onderwerpen.
Sollicitatie schriftelijk onder bijvoeging van pasfoto te
richten aan de Directeur van de Organisatie voornoemd,
onder vèrmelding van de letters TD in de linker boven-
hoek van de enveloppe.
Het nog al maar snel toene-
men van het aantal abon-
nees van het weekblad
wijst er wel op hoezeer dit
beleggingsadvies-orgaan, dat
specifiek de belangen van
de particuliere belegger be-
hartigt, in een behoeft
voorziet.
Te verwonderen behoeft dit
eigenlijk niet, want Bel-Bel
tracht volledig objëctief te
zijn; het is in begrijpelijke
taal geschreven en zeer
overzichtelijk van indeling.
Vraagt toezending van gratis
proefnummer.
*
Abonnementen (per jaar
f. 19,—; p. kwartaal f.
5,50)
kunnen elk kwartaal ingaan
en dienen te worden opge-
geven bij de Administratie
van ,,Bel-Bel”, Postbus 42
1
Schiedam.
12-10-1960
NIEUWE ROTTERDAMSE COURANT N.V.
gevestigd te Rotterdam.
‘Uitgifte
van
–
.-
nom. f 800.000,-
–
niet-royeerbare certificaten van aandelen
‘
in stukken groot nom.
f
250.. aan toonler
roor 114 deel gerechtigd tot het dividend over het boekjaar 1960
en ten volle tot het dividend over volgende boekjaren,
tot de. koers van 150 pCt.
uitsluitend voor houders van claims van de thans uitstaande aandelen, oider-
aandelen en niet-royeerbare certificaten van aandelen in de verhouding van
nom. f 500.- uitstaand kapitaal op nom. f 250.- niet-royeerbaar certificaat
van aandelen.
Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op bovenstaaflde nietroyeerbare
certificaten van aandelen is opengesteld op
vrijdag, 14 october 1960
van deá voormiddags 9 uur tot des nmiddags 4 uur,
bij haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam
en ‘s-Gravenhage, op de
voorwaarden van hèt prospectus dd. 6′ october 1960.
–
De Vereeniging voor den Effectenhandel heeft bepaald, dat de claimhandel
zal aanvangen op maandag, 10 october 1960.
Prospectu’ssen, afdrukken van de administratievoorwaarden en inschrjvings-
biljetten, alsmede – tot een beperkt aantal – exemplaren van het jaarverslag
•over het boekjaar 1959 en van de statuten
zijn
ten kantore van inschrijving
verkrijgbaar.
Amsterdam, 6 octobêr 1960.
.
•
.
AMSTÈRDAMSCHE BANK N.V.
/
.
993
I
HOLLANDSCHE SOCIETEÎT’
VAN LEVENSVERZEKERINGE.N N.V..I
.,.
. meer dan anderhalve
/
1
Hoofdkantoor Nederland:
Herengracht ‘475, Amsterdarn-C. tel. 221322
eeuw levensverzekering
Head Office Canada:
1130 Bay Street, Toronto 5′
DIENST DER PUBLIEKE WERKEN, AMSTERDAM
Bij het
BUREAU ALGEMEEN BEHEER
kan worden geplaatst een
JURIST
die zal worden belast met werkzaamheden van het
directie-secretariaat van de Dienst en met de behandeling
van vraagstukken op het gebied van het bouwrecht.
Leeftijd niet ouder dan omstreeks 30 jaar.
Salaris, afhankelijk van ervaring en leeftijd, in te passen in de salarisschalen van commiesof hoofdcommies (mi-
nimum f. 6.228,29; maximum f. 11.541,24 per jaar, exclu-sief huurverhogingscompensatie en vakantietoelage).
Gegadigden dienen het doctoraalexamen rechten met
gunstig gevolg te hebben afgelegd en moeten over stilisti-
sche kwaliteiten beschikken.
Vergoeding van pension-, reis- en verhuiskosten volgens
de gemeentelijke regeling.
Sollicitaties, binnen 10 dagen, onder no. 835812 in te zen-
den bij de Directeur der Gem. Personeelsvoorziening,
Sarphatistraat 92, Amsterdam-C.
N.V. NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN
Bij het Secretariaat bestaat de mogelijkheid
tot plaatsing van een
academisch gevormd
ECONQOM
De werkzaamheden bestaan In hoofdzaak uit
het bestuderen van onderwerpen op algemeen
economisch en vervoers-economisch gebied en
het neerleggen van de resultaten daarvan in
rapporten ten behoeve van de bedrijfsleiding.
Gegadigden moeten zich snel in nieuwe onder.
werpen kunnen inwerken; zij moeten beschikken
over een bondige stijl en vertrouwd zijn met
de moderne talen.
t
–
-.
Leeftijd: tot 35 jaar.
Sollicitaties te richten aan de 2e afdeling
van de Dienst van Personeelzaken der
N.V. Nederlandsche Spoorwegen te
Utrecht.
BAN KIERSKANTOOR
in Den Haag (Deviezenbank)
zoekt een jong ekonoom of jurist die zich via de funktie van
w~autluij
een verantwoordelijke en leidinggevendé funktie in dit bedrijf
wil opbouwen.
De bedoeling is, dat hij naast zijn dagelijkse werkzaamheden,
zich hièrvoor d.m.v. het volgen van een 2-jarige schriftelijke
cursus van de Stichting tot Bevordering van de studie van het
Bank. en’ Effektenbedrijf in Den Haag, verdertheoretisch bekwaamt.
Eigenhandig geschreven brieven
Psychologisch Adviesbureau
met uitvoerige gegevens worden
L. Deen en dr.J.
t. H.
Boksiag
onder nummer 223 ingewacht bij
Nwe Binnenweg 474, R’dam.
Abonnéert U op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie
van:
Prof. P. ‘Hennipman,
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F.
J.
de
Jong,
Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs f. 22,50;
fr. p. Post f. 23,60; voor stu-
denten f. 19.—; fr. per post
f. 20,10.
*
Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en door Uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
994
12-10- 1960
De
N.V. PROVINCIALE GELDERSCHE
ELECTRICITEITSMAATSCHAPPIJ
roep sollicitanten op voor de functie van
CHEF
VAN DE
BEDRIJFSECONOMISCHE AFDELING
Voor deze functie komt degene in aanmerking, die aan
de volgende voorwaarden kan voldoen:
• het doctoraal examen in de economische we-
tenschappen (hoofdvak bedrijfseconomie) heb-
ben afgelegd, eventueel aangevuld met een
studie op het gebied van de statistische analyse;
• belangstelling hebben voor een staffunctie, die
op het raakvlak van techniek en bedrijfs-
economie ligt en die o.m. de bedrijfseconomi-
sche en statistische analyse inhoudt;
• ervaring hebben opgedaan in een soortgelijke
functie in het bedrijfsleven.
Sollicitaties, voorzien van een recente pasfoto en een
korte doch duidelijke levensbeschrijving (speciaal met
betrekking tot de gestelde eisen), te richten aan de directie,
Utrechtsestraat 85 te Arnhem, uiterlijk binnen 14 dagen
na verschijning van dit blad.
NEDERLANDSCHE ECONOMISCHE
HOOGESCHOOL TE ROTTERDAM
Bij de bibliotheek is plaats voor een
wetenschappelijk
ambtenaar
die na een korte inwerktijd belast zal worden met de
dagelijkse leiding over de wetenschappelijke staf.
V e r e i s t e n: academische opleiding, bij voor-
keur economie of met economie als keuzevak.
Bibliotheekervaring en/of ervaring op het ge-
bied van literatuurresearch en -documentatie
strekken tot aanbeveling.
De aanstelling zal, afhankelijk van ervaring en leeftijd,
geschieden binnen het kader van het wetenschappelijk
rangenstelsel.
Eigenhandig geschreven sollicitaties worden gaarne
v66r 1 november ingewacht bij de Bibliothecaris, Pie-
ter de Hooch weg 122 te Rotterdam.
Bg~90
0989
De snelle boekhoudmachine met
twee telwerken, een volledig
schrijfmachine toetsenbord en vier
programmas op één werkliniaal.
Olivetti
boekhoudmachines
56789123456
78901
Technische vestigingen door geheel Nederland
AMSTERDAM ROTÎERDAM DEN HAAG HAARLEM
UTRECHT
GRONINGEN ARNHEM
tel. 62611′
tol. 117110′
tel. 184160′
tel. 14113
tel. 29557′
tel. 22512′
tel. 30446′
kantoormachines
12-10-1960
995
CENTIRAAL
“
.
BEHEER
ONDERLINGE VERZEKERINGEN VOOR HET BEDRIJFSLEVEN.
WET
–
RISICO
Bedrijf s-w.a.-verzekering.
Motorrijtuigverzekering: w.a.-dekking voor alle motorrijtuigen
f. 500.000,- per gebeurtenis
Ongevallenverzekering voor inzittenden van personenauto’s.
BRAND
–
RISICO
Brand. en’ bedrijfsschadeverzekering voor industriële en
andere objecten. Belangrijke besparingen op de premie.
Verzekerd bedrag 2,1 miljard .guîden.
MOL.EST
–
RISICO
Molestverzekering: ingeschreven bedrag 8 miljard gulden.
Stormverzekering: verzekerd bedrag. 1,1 miljard gulden.
VERVOER
–
RISICO
Transportverzekering van goederenzendingen in binnen-en buitenland.
.
.
..
PENSIOEN -RISICO
Ouderdoms-, weduwen-, wezen- en invaliditeitsverzekering van
werknemers. Verzekerd bedrag 1.3 miljard gulden. Belegd vermogen 310 miljoen gulden.
I
Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam.West
Telefoon
134971
–
Postbus 8400
996
.
12-10-1960