PEI PEI
PEU
Reisdeviezen
R. ME E S &
ZO 0 NE N
OU
PEI
Rotterdam
U
P
U
P
BANKIERS
EN
ASSURANTIE
–
MAKELAARS
U
P
PEI
OD
Bagage- en ongeva11enverekeringen
BANKIERSKANTOOR te AMSTERDAM
zoekt voor zijn studie- en beleggingsafdeling een jong academisch
gevormd
BEDRijFSECONOOM
Ervaring op het gebied van het beleggingsonderzoek
strekt tot aanbeveling.
Uitvoerige schriftelijke sollicitaties te richten aan Ad-
vertentiebureau de Bussy, Rokin 62, Amsterdam, onder
no. LB 1285.
!stru
KAS-ASSOCIATIE N.V.
Voorschotten op effecten
schadeverzekering
um
ij
van
kantoormachines
ulli
IHM
perfecte schaderegeling van
M
n
i
MN
alle mechanische en
electrische kantoormachines
H
MA
N
\f
ALGEMEENE
VERZEKERING MAATSCHAPPIJ
PROVIDENTIA
AMSTERDAM
C
M.
HERENGRACHT 376
TELEFOON 222120
– –
L
.
..
‘.
…
,..
E C 0 N 0 M 1 S C H-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: 0 1800
of
0 10 52939. Administratie:
01800
of
010 38040. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor
België:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per Post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar. (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Losse nummers
75
ct.
Aangetekende stukken
in
Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedijk, Rotterdam-6.
Advertenties.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 1
of
3).
Advertentie-tarief
f.
0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
734
Inkomensverdeling 1955
Voor degenen die de publikaties van het C.B.S. over
de inkomensverdeling uitsluitend ter hand nemen ten-
einde de eigen positie te kunnen vergelijken met die van
beroeps- of leeftijdsgenoten om daarna bij’ wijze van
troost nog even na te gaan wat de méér verdienenden
wel aan de fiscus hebben moeten offeren, heeft de ,,In-
komensverdeling
1955″l)
een teleurstelling in petto: de
zgn. ,,aanvullende gegevens”
zullen in verband met de be-
stedingsbeperking niet wor-
den gepubliceerd en om de-
zelfde reden zijn evenmin
gegevens verzameld omtrent
de belastingbedragen. Lie-
den met een wat ruimere
belangstelling echter heeft
de betreffende statistiek nog
veel te ‘bieden. Zij kunnen
er namelijk weer in vinden:
de inkomensverdeling en het
gemiddelde ‘inkomen per ge-
meente, per economisch-
geografisch gebied, per pro-
vincie en ook over voor-
gaande jaren – voor ons
land als geheel. Ook zijn
weer gegevens opgenomen
over het aantal belastingplichtigèn en het inkomen naar
bedrijfsklassen.
Wat de inkomensverhoudingen tussen de meer dan
1.000 vermelde gemeenten betreft, is het C.B.S. de
liefhebbers van uitersten tegemoet gekomen. In de in-
leiding wordt namelijk o.a. vermeld, dat de gèmiddelde
inkomens per inwone’r in Bloemendaal en Wassenaar
met resp. f. 4.433 en f. 4.052 de hoogste en die in de
gemeenten Zeeland en Heel en Panheel, beide in Noord-
Brabant gelegen, met f. 708, resp. f. 648 de laagste van
ons land zijn. De gemiddelden der drie grote ‘steden
1)
,,lnkomensverdeling
1955″,
98
blz.,
f. 8,60.
Verkrijg-
baar bij Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V. Zinzen-
dorflaan 3, Zeist.
lopen vermoedelijk te weinig uiteen om eventuele plaat-
selijke rivaliteit veel voedsel te geven: Amsterdam
f. ‘2.109, Rotterdam f. 1.974, Den Haag f. 2.085. Op-
merkelijk is dat Amsterdam Rotterdam, wat het aantal
lieden met een inkomen van f. 100.000 of meer betreft,
radicaal voorbij is gestreefd: in 1950 waren de aantallen
resp. 138 en 172; in
1955
300 en 273. Het moge echter
de Rotterdammers tot troost
strekken dat hun 273 in-
komensgenieters gezamenlijk
bijna f. 60 mln, te ,,verte-
Amsterdammers : ,,slechts”
ca. f. 55 mln.!
–
In nevenstaande ‘tabel is
een aantal landelijke gege-
vens betreffende de inko-
mensverdeling
1955
tezamen-
gebracht. Vergelijking dezer
cijfers met die over 1950
leert, dat zich vrij aanzien-
lijke veranderingen hebben
voltrokken. Zo is het aan-
tal belastingplichtigen uit de
lagere inkomensklassen zo-
wel relatief ‘als absoluut sterk
afgenom,en. In 1930 had nog
65,06
pCt. der belastingplichtigen een inkomen be-
neden f. 3.000; in
1955
was dit percentage gedaald tot
39,8. De beide laatste kolommen in de tabel doen zien,
dat het aantal belastingplichtigen en hun gezamenlijke
– inkomens in alle overige inkomnsklassen is gestegen.
Voor de klassen, liggend tussen f. 4.000 en f. 20.000,
was de stijging vaak aanzienlijk meer dan 100 pCt. Het-
gemiddeld inkomen per inwoner steeg van 1950 op
1955
van f.’ 1.197 tot f. 1.707; dat per belastingplichtige ge-
durende dezelfde periode van f. 3.030 tot f. 4.287. D,e
door het C.B.S. berekende constante van Pareto groeide
van 1,97 tot 2,07, hetgeen erop duidt dat de inkomens-
verdeling hier te lande gelijkmatiger is geworden.
Inkomensverdeling
1955
Inkomens-
Absoluut
In
pCt.
Cumulatief
procent.
Irt;xcufs
klasse
cijfers a)
__________________________
‘ren” hadden, tegen de 300 – 100
x f. 1.000
aantal
ink.x
aan-
ink.
aan-
I
ink.
a
ink
tal tal
<
1
319.195
172
5
0, 9
7, 5
0, 9
50
48
1-< 2
717.141
945
16,8
5,2
24,2
6,
1
77
75
2-< 3
666.796
1.514
15, 6
8, 3
39, 8
14, 4
65
60
3-< 4
866.484
2.928
20, 2
16, 0
60, 0
30, 3
130
130
4…….<
5
667.571
2.928
15, 6 16, 0
75, 6
46, 2
237
236
5-< 6
359.501
1.943
4
10,
6
84, 0
56, 8
247 248
6-< 7
200.415
1.288
4,68 7,02
88,71
63,86
239
242
7-< 8
121.666
902
2,84
4,92
91,55
68,78 234 233
8-< 9
80.690
683
1,89
3,72
93,44 72,50 230
231
9-< 10
54.685
518
1,28
2,82
94,72
75,32 224
225
10<
15
125.697
1.502
2,94
8,19
97,66
83,51
222 223
15-< 20′
42.531
728
0,99
3,96
98,65
87,47
205′
206
20-< 50
48.398
1.408
1,13
7,67 99,78 95,14
197
201
50- <100
7.399 496
.0,17
2.71
99,95
97,85
180 182
100 en meer
2.114
395
0,05
2,15
–
–
167 168
totaal
4.280.283
“ifl3o
föo
fööo
ÏöbIïööö
iY TY
aj In dit geval
dient de omschrijving onder ,,Inkomensklasse” uiteraard te
worden gelezen
als:
<1,
<2
.5..
<100.
1
Blz.
Inkomensverdeling 1955 ………………….735
Inkonensschommelingen in de land- en tuinbouw,
door Drs. P. M. van Nieuwenhuyzen ……….
736
.Ziekenfondsverzekerilg geesteszieken,
door J. Ver-
duyn……………………………….
739
De recente economische ontwikkeling en de per-
spectieven van Belgisch-Congo, doorJ. Huybrèchs
742
Blz.
Aantekening:
De Miljoenennota 1960 …………………745
Ing e z on den stuk
De recente ontwikkeling van de Amerikaanse in-
voer, door F. J. Clavaux, met een naschrift van
Drs. W. Tims ………………………
747
Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. M. P. Gans …
749
COMMISSIE VAN REDACTIE: Ch. Glasz; L. M. Koyck; H. W. Lambers; J. Tinbergen; J. R. Zuidema.
Redacteur-Secretaris: A. de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick.
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
735
De inkomens in de land- en tuinbouw zijn on-
derhevig aan vrij sterke tot
sterke jaarlijkse schom-
melingen, dit ondanks de gevoerde
landbouwpoli-
tiek welke er, mede op is gericht prijzen en in-
komens te stabiliseren. Deze fluctuaties zijn- het
geringst in die groepen bedrijven waar de garantie
van minimum-prijzen relatief de grootste beteke-
nis heeft (gemengde bedrijven op zandgrond en
weidebedrijven). De inkomens in deze groepen
vertonen een zeker
-.
zij het indirect en niet re-
gelmatig
–
verband met het verloop van het na-
tionaal inkomen, aangezien in de gegarandeerde
minimum-prijzen lonen zijn berekend, welke nauw
samenhangen met het algemeen loonpeil. De wis-
selvalligheid is het grootst in de akkerbouwbednj-
ven en in de tuinbouwbedrijven, welker produkten
in sterkere mate rechtstreeks afhankelijk zijn van
de internationale prijzen.
Inkoineüs-
schommelingen
in cle
land en tuinbouw
1_
De oorzaken van de schommelingen in de inkomens.
a. De betekenis van het verloop van het nationaal inkomen.
De betekenis van het nationaal inkomen voor de inko-
mens in de land- en tuinbouwbedrijven is – zeer zeker op
korte termijn – veel geringer dan in de sector detailhandel,
aan welke sector wij in eeri .’orig artikel aandacht schon-
ken
1).
De afzet van de land- en tuinbouwprodukten vindt
immers’ voor een groot deel in het buitenland plaats; de
waarde van de uitvoer van onbewerkte en bewerkte land-
bouwprodukten bedraagt ruim één derde van de totale
waarde van de landbouwproduktie.
Belangrijker nog is het feit dat de prijzen van deze pro-
dukten internationaal worden bepaald en dat vooral ook
daardoor -de conjuncturele verandering in het nationaal
inkomen van betrekkelijk geringe betekenis is. Wel is de
regelmatige stijging van de welvaart van invloed op de
samenstelling van het consumptiepakket en dientengevolge
– geeft deze verschuivingen te zien in het verbruik van de
land- en tuinbouwprodukten. Doch voor deze sector als
geheel is van een enigszins nauw verband tussen het con-
juncturele verloop ‘van het nationaal inkomen en .van de
inkomens in land- en tuinbouw geen sprake. Althans niet
via de invloed van het nationaal inkomen op de afzet en
de prijsvorming der produkten.
Een zeker verband is indirect wel aanwezig door middel
van de prijspolitiek, welke t.a.v. de land- en tuinbouw
bestaat. Het systeem van garanties van minimum-prijzen
voor een aantal produkten in deze sector heeft tot doel een
zeker minimum-inkomen te garanderen dat een’ vrij nauw
verband vertoont met het algemeen Joonpeil en dit laatste
is afhankelijk van het welvaartspeil. De factoren welke
van invloed zijn-: op de prijzen en inkomeni in land- en
tuinbouw
zij!:!
dan ook van andere aard dan die wèlke in
de detailhandel ten deze werkzaam zijn. Het zijn factoren
welke moeilijk en derhalve slechts ten dele door middel
I)
Zie: ,,Inkomensschommelingen in de–detailhandel” in
,,E.-S.B.” van 9 september 1959.
van maatregelen van -economisch politieke aard zijn te
beïnvloeden en welke dan ook tot gevolg hebben dat,
ondanks laatstbedoelde maatregelen, de schommelingen
in de inkomens in deze sector, in het algemeen gesproken,
aanzienlijk groter zijn dan in de detailhandel het geval is.
b. De betekenis van het prjjs- en kostenpeil.
De prijzen van land- en tuinbouwprodukten worden
internationaal bepaald. Hierbij zij direct opgemerkt dat
aan de functionering van de internationale markten voor
vele produkten weliswaar het een en ander ontbreekt. De
sterke veranderingen, welke zich inde prijzen voordoen,
worden veroorzaakt door grote fluctuaties in de jaarlijks
voortgebrachte hoeveelheden, als gévolg van de wisselende
weersomstandigheden, gepaard gaande met een in het
algemeen inelastische vraag naar agrarische produkten
en met een geringe aanpassing van het aanbod.
In vrijwel alle landen bestaat een meer of minder stringen-
te landbouwpolitiek welke stabilisatie van de invloed van
de sterke schommelingen in de internationale prijzen tot
doel heeft. Deze stabiliserende maatregelen hebben door-
gaans betrekking op het handhaven van minimum-prijzen
van bepaalde produkten.
Hierbij dient dan nog te worden bedacht dat ook. de
schommelingen in de kosten vrij groot kunnen zijn. Gun-
stige weersomstandigheden leiden niet alleen tot hoge
opbrengsten-doch doorgaans ook tot lage kosten, voorna-
melijk arbeidskosten. Onder slechte weersomstandigheden
is het tegenovergestelde meestal het geval. In de veehouderij-
sector zijn ook de kosten van de voederwinning in het
eigdn bedrijf meestal hoog bij slechte en laag bij gunstige
weersomstandighedeti.
Uit het onderstaande moge blijken dat, hoewel in ons
la’nd stellig sprake is van een landbouwpolitiek welke e!:
méde op is gericht prijzen en inkomens te stabiliseren, door
de achterliggende factoren er nog een zodanige schomme-
ling in prijzen, kwantitatieve en – kwalitatieve opbrengsten
en kosten werbljft, dat de uiteindelijke fluctuaties in de
gemiddelde-inkomens groot zijn te noemen.
736
pCt.
200 –
180-
160-
140-
120—
loo— –
80-
60-
40-
20-
0—
De schommelingen van de inkomens.
a. Landbouwbedrjjven.
In grafiek 1 wordt het verloop van het gemiddelde inko-
men van de ondernemer 2)
weergegeven van vier groepen
landbouwbedrijven..Ter vergelijking is het jaarloon, inclu-
sif sociale lasten,van een vaste arbeider-veeverzorger ver
–
meld. Hierbij dient men te bedenken dat drie dezer groepen
een groter aantal bedrijven omvat dan t.a.v. de in ons vorig
artikel vermelde branches het geval is
3).
Deze grotere
aantallen hebben betrekking op sub-groepen welke een
enigszins verschillend beeld vertonen. De cijfers dezer drie
groepen geven derhalve een nivellerende werking te zien.
En grafiek 2 zullen dan ook de uitkomsten van enkele
sub-groepen worden vermeld.
wisselvalligheid in de geoogste hoeveelheden (kwantitatief
en kwalitatief) zeer groot kan zijn.
Binnen drie dezer groepen zal nu een regionaal onder-
scheid worden gemaakt. In grafiek 2 zijn twee gebieden van
akkerbouwbedrjven op kleigrond onderscheiden, twee
gebieden van gemengde bedrijven op de zandgronden en
twee weidestreken
4).
Omtrent de regionale groepen valt nog het volgende op
te merken. De ihkomensschommelingen in de beide akker-
bouwgebieden zijn van ongeveer dezelfde grootte als die
welke in grafiek 1 zijn weergegeven voor de totale groep
akkerbouwbedrijven. Het valt echter op dat de jaarlijkse
schommelingen in elk der beide groepen onderling zeer
verschillend zijn.
Grafiek 1
Het gemiddelde jaarlijkse inkomen van de ondernemers uitgedrukt in de gemiddelden van 1951152 t/m 1957/58 in een aantal bedrijven in
vier groepen van londbouwbedrijven: idem jaarloon vaste arbeider-veeverzorger
51 52 5354 55 56 57
52 5354 5556 5758
51 5253 54 55 56 57 52 5354 55 56 57 58
St 52 53 54 5556 57
52 5354 5556 57 58
51 5253 54 55 56 57
52535455565758
51 52 53 54 55 56 57
52 5354 T5 56 57 58
kleigehieden
veenkolonidn
AKK ERB OU WB ED RIJ V EN
GEMENGDE BEDRIJVEN
WEIDEBEDRIJVEN
JAARLOON, INCLUSIEF
OP ZANDGROND SOCIALE LASTEN,
VASTE ARBEIDER-
VEEVERZORGER
Er is een duidelijk verschil te constateren tussen de
onderscheiden groepen. De fiuctuaties zijn het geringst in
de groepen gemengde bedrijven op de zandgronden en
weidebedrijven. Dit ligt voor de hand, aangezen de prijs-
garanties voor deze groepen de grootste betekenis hebben.
Voor de belangrijkste produkten, melk en varkensvlees
gelden minimum-prijzen; hetzelfde geldt o.a. voor de
voedergranen. Veruit de grootste schommelingen vertonen
de akkerbouwbedrijven, waar prijsgaranties slechts voor
een deel der produkten bestan en waar bovendien de
5)
Het inkomen van de ondernemer is het verschil tussen de
opbrengsten en de bedrijfseconomische kosten (met uitzondering
van het gewaardeerde loon voor de ondernemer). Dit inkomen
vormt derhalve de beloning voor
alle
werkzaamheden die de
ondernemer
zelf
verricht.
3)
Deze aantallen-zijn: akkerbouwbedrjven op zeeklei ca.
25.000,
akkerbouwbedrijven in de veenkoloniën ca.
5000,
gemengde bedrijven op zandgrond ca.
95.000,
weidebedrijven
ca 30.000.
Voor de beide gebieden op de zandgronden zijn de inko-
mensschommelingen in Drente veel groter dan die in
oostelijk Noord-Brabant, waar deze van dezelfde grootte
zijn als van de gehele groep gemengde bedrijven op de
zandgronden.
Dit verschil kan hieruit worden verklaard dat op de
gemengde bedrijven in Drente de akkerbouwgewâssen.een
belangrijker plaats innemen dan in oostelijk Noord-Bia-
bant. Ook hier wijken de jaarlijkse schommelingen in
beide gebieden sterk van elkaar af.
Wat de weidestreken betreft valt eveneens een verschil
tussen het eerste en tweede gebied te onderscheiden in die
zin dat de gröotste. uitslagen iich voordeden in Zuid-
Holland en dat ook hier de jaarljke schommelingen onder-
ling verschillen vertonen, zij het in geringere mate. Met
4)
De aantallen bedrijven binnen elk dezer groepen bedragen
ruwweg
2.500
resp.
10.000; 8.000
resp.
18.000; 5.000
resp.
2.500.
737
J
52 53 54 55 56 57
52 T354 55 56 5758
Groningen
pCI
220-
200
80-
160-
40
120-
I00_- –
80_
60-
.40-
20-
0-
Grafiek 2
Het gemiddelde loorlilkoe inkomcn van do ondernemer, uitgedrukt in – de gemiddcldon van 1 951,52 cm
1957158
in een anntol bedrijven
in een zestal regionale groepen van lnndbouwbedrijvcn.
143
110
56
55
40
51
51 52 53 54 55 56 57
51 52 53 54 55 56 57
51 52 53 54 55 56 57
51 52 53 54 55 56 57
525354555657 58
52 53 54 55565758
52 53 54 55 56 57 58
52 5354 55565758
52 53 54 55 56 57 78
Zuidwestelijk zeekleiijebied
Drente
Oostelijk Nuurd-Brabant
Friesland en Noord-Holland
Zuid-Holland
klei-weidegebied
consumptlemelkgebied AKKERBOUWBEDRIJVEN OP KLEI
GEMENGDE BEDRIJVEN OP ZANOGROND
WEIDEBEORIJVEN
deze regionale indelingen hebben wij willen aantonen dat
binnen, de in grafiek 1 onderscheiden hoofdgroepen zich
.b’eiangrijke regionale verschillen hebben voorgedaan.
b. Tuinbouwbedrjven.
In grafiek 3 wordt het verloop van het inkomen in vier
grôepen tuiobouwbedrjven weergegeven. De eerste groep
‘onivat de bedrijven met overwegend groenteteelt in het glas-
district Zuid-Holland; de tweede groep de bedrijven met
‘groenteteelt in Noord-Holland; de derde en vierde groep
resp. de bloembollenkwekers in de bloembollenstreek en
de bloemisterij-bedrjven in Aalsmeer
5).
Over de fruitteelt
zijn geen bedrijfsuitkomsten beschikbaar, welke voldoende
representatief kunnen worden geacht.
voor de hand. De prijzen van groente en fruit vertonen
nI. grote fluctuaties. Dit geldt niet alleen voor de gemiddelde
jaarprijzen, doch eveneens voor de schommelingen binnen
korte termijn. Het is een bekend verschijnsel dat de tijdelijk
grote aanvoer van groente somtijds kan leiden tot zodanig
lage prijzen, dat deze beneden de van te voren vastgestelde
minimum-prijzen dalen, zodat de partijen op de veiling
worden ,,doorgedraaid” en vernietigd. Uit de door de
ondernemers gevörmde fondsen worden dan aan de telers
minimum-prijzen uitbetaald.
Niet alleen tijdelijk grote aanvoeren, doch ook stag-
naties in de uitvoer, door belemmerende maatregelen van
de invoerlanden, ,zijn oorzaak van sterke prijsfluctuaties.
Bij het stabiliseren van de prijzen speelt de hulp van de
•
Grafiek’3
–
–
pCI.
-let gemiddelde juarlijkse inkomen van dn ondernemer, uitgedrukt In de gemiddelden van de beschikbare jaren in enkele
groepen van euinbouwbedrijven; idem janrloon, vaste arbeider 23 icar en ouder in hot Zuid-Hollands glosdistrice.
148-‘
139
58
0
”55 ‘5657 ’58
-. –
‘
55 56 ’57
–
’54 ’55 56 57 ’56
’52 ’53 ’54 ’55 ’56 ’57
1
58
’52 ’53 54 ’55 ’56 ’57 ’58
•
-”
Z(iid-Holland
-, ” -,
oord-Hnlland
bloembollenbedrijven
–
bloemisterijbedrijven Aalsmeer
glasdislricl
r
‘
.
–
–
-.
–
•, GROEN1ETEELT. EVENTUEEL GEMENGD MET
.
SIERTEELT
JAARLOON VASTE VAl
•
FRUITTEELT ONDER GLAS EN OF SIERTEELT’
ARBEIDER IN HET
,
–
. . .
•’
‘
–
ZUID-HOLLANDS
•
—
.
.
. .•.
–
.
•
,
.
–
GLASDISTRICT
(.
Ook in de tuinbouwbedrijven blijken de jaarlijkse schom-
melingen in het algemeen aanzienlijk te zijn. Ook dit ligt
• 5)
Het totaal aantal bedrijven in deze groepen bedraagt resp.
ca.. 5.000, 2.500, 700 en 700.
Oyerheid een ondergeschikte rol; dit geschiedt grotendeels
uit eigen middelen van de ondernemers. Doch deze stabili-
satie kan slechts dienen om al te sterke fiuctuaties te tem-
peren.
738
1
–
Door het
ruïneuze karakter der verpleegkosten
is rond 90 pCt. der wegens geestesziekten of
krankzinnigheid verpleegden aangewezen op over-
heidssteun in de vorm van armenzorg. Temeer
omdat aan steun ingevolge de Armenwet het ver-
haalsrecht is verbonden, moet van een zeer on-
bevredigende situatie wordèn gespniken.
Volgens
schrijver is de enige afdoende oplossing van dit
vraagstuk gelegen in voorziening in de verpleeg-
kosten via verzekering.
Algehele bestrijding der
kosten uit de ziekenfondspremie zou een stijging
van die heffing met 0,6 pCt. nodig maken en dat
stuit thans op bézwaren. Schrijver verdedigt echter
twee mogelijkheden, waardoor de premieverhoging,
welke ner saldo noodzakelijk zal blijken, vrijwel te
verwaarlozen zal zijn. Met de door schrijver be-pleite voorziening wordt, voor zover het de wet-
telijke verzekerden betreft, ook het verhaalsrecht-
vraagstuk op elegante wijze opgelost. Ook zal van
dé overneming van de risico’s der wettelijk
ver-
zekerden door de ziekenfondsen een stimulerende
invloed uitgaan op de ontwikkeling der verzeke.
ringsgedachten voor de beter gesitueerden.
Ziekenfoii ds-
‘verzekering
geesteszieken
In ,,E.-S.B.” van 17juni ji. gaf J. de Wit een als altijd
belangwekkende beschouwing over de stand van zaken
bij de ziekenfondsverzekering. En passant vermeldde hij
daarbij, dat 1oorlopend en van tal van zijden (nog steeds)
allerlei uitbreidingen van de verstrekldngen worden be-
pleit: ,,hulp aan polio-patiënten, aan ‘astmapatiënten,
meer medewerking aan revalidatie, kraamzorg, uitgebreider
tandheelkundige hulp aan jongeren, enz”.
Deze laatste afkorting, die de schrijver zelf bezigt, duidt
erop, dat zijn opsomming niet de pretentie heeft volledig
te zijn. Inderdaad is zij dat ook niet. Ik voor mij zou er
althans één onderwerp aan willen toevoegen en wel: uit-
breiding van de aanspraken uit hoofde van verpleging
van geesteszieken.
Het is geenszins mijn bedoeling te betogen, dat dit laat-
ste desideratum in ningorde boven andere wensen zou
moeten worden geplaatst. Maar wèl verdient het, naast de
overige punten, vermelding. Voorkomen toch moet worden,
dat dit belang in het vergeetboek zou geraken. Daarvoor
is het te gewichtig. In deze bijdrage moge hierover een
en ander in het licht worden gesteld. –
Ruïneus karakter der verpleegkosten..
Het mag bij ‘de lezers van dit tijdschrift bekend worden
verondersield, dat de Armenwet de verplegingskosten
van ,,arme” krankzinnigén in het algemeen ten laste brengt
van de gemeenten ‘). Opzettelijk plaats ik het wooM
,arme” tussen aanhalingstekens. Want onder deze ver-
pleegdén en hun onderhoudsplichtigen bevinden er zich
velen, die niet arm zijn in de gewone zin des woords. Lang
niet zelden betreft het mensen ‘met middelbare inkomens.
De financiële last, die de verpleging met zich brengt, gaat
echtér de draagkracht, zelfs die van meer gegoeden, veelal
te boven. En door dit enkele feit worden veleverpleegden,
die dnder gewone omstandigheden de hulp van de Overheid
nimmer zouden behoeven, tot anne in de zin der wet.
De noderne psychiatrie wéet haar patiënie
n in een
verbljdend groot aantal gevallen na eén betrekkelijk
korte verpleegduur in staat ‘te stellen hun ‘plaats in de
maatschappij weer in te nemen. Met name de statistieken
van de psychiatrische
klinieken
tonen dit’ aan. Van de
1)
Art. 39.
(vervolg van blz. 738)
Samenvatting.
De jaarlijkse fluctuaties in de inkomens in de land- en
tuinbouw zijn – in de beschouwde periode – in het
algemeen gesproken aanzienlijk groter geweest dan die in
de detailhandelsbedrijven (zie ois vorig artikel). Dit ver-
schil is zeer wel verklaarbaar uit de factoren waardoor
deze schommelingen worden bepaald. Voor land- en tuin-
bouwprodukteh vindt de
prijsvorming
grotendeels plaats
op de internationale markten; de prijzen vertonen grote
fluctuaties. Een belaiigrjk deel onzer land- en tuinbouw-
produkten wordt uitgevoerd en ondervindt – derhalve de
invloed deer prijsfluctuaties. De produktie vertoont
kwantitatief en kwalitatief soms grote schommelingen ten
gevolge van de weersomstandigheden e.d.
De maatregelen binnen het kader van de laidbouwpoli-
tiek hebben voor een belangrijk deel tot’ doel om de invloed
van al deze fluctuaties op ‘het inkomen van boeren eh
tuindërs te’ verkleinen en de inkomens te stabiliseren.
Niettemin doen zich nog vrij sterktot sterke jaarlijkse
schommelingen voor. Deze zijn het geringst in die groepen
bedrijven waar de garantie van’ minimum-prijzen relatief
de grootste betekenis heeft (gemengde bedrijven op zand-
grond en weidebedrijven). De inkomens in deze groepen
vertonen een ,zeker – zij het indirect en niet regelmatig –
verbând met het verloop van hei nationaal irikomen aan-
gezien in de ggarandeerde minimum-prijzen lonen zijn
berekend, welke nauw samenhangen met het algemeen
loonpeil. De wisselvailigheid is het grootst in de akkerbouw-
bedrijven en in de tuinbouwbedrijven, welker produkten in
sterkere mate rechtstreeks afhankelijk zijn van de inter-
nationale prijzen.
‘s-Gravenhage.
P. M VAN NIEUWENHU(ZEN, ec. drs.
739 –
aldaar opgenomenen pleegt 70 h 80 pCt. binnen zes maan-
den uit de verpleging te worden ontslagen. Reeds een ver-
pleging van zo korte duur echter betekent voor de be-
trokkenen een financiële aderlating. De
•
kliniek toch
vraagt voor de laagste klasse een verpleeggeld van f. 15
f. 20 per dag. Een verplegin van een half jaar in zulk
een instelling vergt dan ook, met de
bijkomende
kosten,
f.
3.000 â f. 4.000.
–
Verplegingen van langere duur vinden als regel plaats
in psychiatrische
inrichtingen.
Gemiddeld is daarmede
,,all in” een kostenbedrag van f. 8 â f. 10 per dag gemoeid,
of per jaar circa f. 3.000 â f. 3.500. Inrichtingen voor
zwakzinnigen
hebben doorgaans een wat lager tarief, doch
de verpleging daar moet in het overgrote deel der gevallen
tot de dood toe worden voortgezet. Het is duidelijk, dat
wie voor de kosten van
zulk
een verpleging moet opkomen
op de duur eveneens tot de staat van armlastige dreigt
af te zakken. Dooreengenomen wordt dan ook, voor
zover mijn kennis reikt, nauwelijks 10 pCt. van de ca.
40.000 bedden, welke de gezamenlijke Nederlandse in-
richtingen voor geesteszieken en zwakzinnigen tellen,
door ,,zelfbetalenden” bezet.
Onbevredigende situatie:
Terwijl rond 75 pCt.
2)
van onze bevolking in geval van
lichamelijke
ziekte tot op vrij grote hoogt, zo niet vol-
ledig, tegen de kosten is gedekt d’oor de ziekenfonds-
verzekering — aanvullingsfondsen inbegrepen – en een
belangrijk deel van de overige groep op dit punt tegen
calamiteiten is beveiligd door verzekering bij particu-
liere ziektekosten-verzekeringsinstellingen als andèrszins
3),
moet dus worden geconstateerd, dat van de verpleegden
wegens geestesziekte of zwakzinnigheid rond 90 pCt. op
steun van de Overheid in de vorm van armenzorg is aan-
gewezen. Uit sociaal oogpunt bezien, moet op dit punt
van een zeer onbevredigende situatie worden gesproken.
Temeer roept deze toestand om verbetering, daar aan
steun in gevolge de Armenwet onverbrekelijk het verhaals-
recht is verbonden. Dit betekent ten aanzien van iedere
,,arme” verpleegde een onderzoek van, overheidswege
naar zijn financiële omstandigheden, zomede. naar die
van zijn eventuele ouders of kinderen, ja zelfs (althans
nu nog) zijn grootouders of kleinkinderen.
Weliswaar is mde officiële stukken
4)
een wetsontwerp
aangekondigd, dat een beperking van het verhaalsrecht
inhoudt, in het bijzonder ook voor de gevallen waarover
dit artikel gaat, maar ik ben geneigd dit een lapmiddel
te noemen. In bepaalde
schrijnende
toestanden zal het
stellig verbetering brengen. Het feit blijft echter, dat bij
het inroepen van de steun der Overheid van patiënt tot
patiënt zal moeten worden onderzocht, of men inderdaad
met een ,,arme” heeft te doen. Dit onderzoek dringt in
bijzonderheden, welke ieder, die enig gevoel van eigen-
waarde heeft, bij voorkeur ‘voor buitenstaanders ver-
borgen hudt. Ook al is geheimhouding verzekerd, de
betrokkenen zullen dit onderzoek vrijwel steeds als iets
vernederends ondergaan.
Tenzij men het standpunt huldigt, dat de kosten .van
verpleging van alle geesteszieken en zwakzinnigen integraal
door de Overheid dienen te worden gedragen, zonder
Het juiste percentage bedroeg per 1 januâri 1959: 73,1.
Te denken valt hierbij bijv: aan ambtenarenverzekerings-iistellingen (l.Z.A. en I.Z.R.).
O.a. nog in de Memorie van Toelichting tot de begroting van het Ministerie van Maatschappelijk Werk voor 1959.
dat verhaal plaats heeft, moet het vôrenstaande tot de
conclusie voeren, dat. de enige afdoende oplossing van
het vraagstuk is gelegen in voorziening in de hierbedoelde
kosten langs de weg van verzekering.
Bestaande verzekeringsvoorzieningen.
Een begin van een regeling in de aangegeven zin is reeds
verkregen. Al in 1950 opende de verplichte ziekenfonds-
verzekering aanspraak op vergoeding wegens kosten van
verpleging in een psychiatrische inrichting gedurende
42 dagen, mits de opneming geschiedt op medische indi-
catie. Dit aantal is later, tegelijk met de uitbreiding van
het aantal verzekerde ziekenhuisdagën, verhoogd tot 70.
De vrijwillige verzekering biedt als regel dezelfde rechten.
Volgens mij ten dienste staande gegevens wordt hier-
mede echter nôg slechts een relatief klein aantal van de
circa 15 mln. verpleegdagen door de ziekenfondsen be-
kostigd. Het percentage zal tussen 3 en
5
liggen. Dit
komt, omdat het overgrote deel van de verpleegdagen
wordt gevormd door de meer langdurige gevallen. De be-
handeling’van de acute stoornissen vergt ongeveer 20 pCt.
van de beschikbare verpleegcapacitéit; de overige 80 pCt.
van de bedden herbergt meer langdurige gevallen.
Wat de categorie der bevolking betreft, die niet tot de
fondsverzekering wordt toegelaten, begint het eveneens
te dagen. Bekend is, dat het particuliere verzekerings-
weien voorheen bij zijn polissen hetrisico van verpleging
wegens geestesstoornis of zwakzinnigheid angstvallig uit-
sloot. Hierin is verandering gekomen. Vele verzekeringen
voorzien thans ook in dit risico, zij het doorgaans nog
voor een beperkt aantal dagen. Van veel grotere omvang
zijn de aanspraken, welke worden geboden door de
Stichting O(nderlinge) V(erzekering) tege1 L(angdurige)
V(erpleging). Zij dekt de kosten, ook van enkele andere
voi
–
men van langdurige verpleging (waaronder polio-
myelitis), gedurende een
tijdvak
van vijf jaren.
Kostçn integrale dekking.
Ik kan mij voorstellen, dat het denkbeeld om, wat de
ziekenfondsverzekering betreft, tot integrale dekking van
de verpleegkosten over te gaan, bij het eerste gehoor een
afwerende houding teweeg zal brengen. Als de bestaande
aanspraken nog slechts enkele procenten van het totale
aantal verpleegdagen bestrijken, met hoeveel zou de premie
dan wel niet moeten worden verhoogd om dat ideaal te
verwezenlijken? Laat ons dit echter nader bezien.
De totale kosten, welke door de gemeenten worden
gedragen, kunnen voor dit jaar worden ‘gesteld op rond
f. 90 mln., bruto, d.w.z. zonder aftrek van verhaal.
Rekening houdende met de kosten voor 10 pCt. zelf beta-
lenden (zie boven) zullen deze lasten, op basis van derde-
klassetarieven, dus ongeveer f. 100 mln. bedragen. Blijkens
een publikatie van enige tijd geleden
5)
waren op 1januari
jI. 510 inwoners per 1.000 als verplicht verzekerden bij
ziekenfondsen aangesloten, terwijl de bejaardenverzekering
59 inwoners per 1.000 omvatte. Het aantal wettelijk ver-
zekerden bedroeg dus op die datum
56,9
pCt. van de be-
volking.
Ik ben geneigd aan te nemen, dat het deel van de kosten,
dat de wettelijk verzekerden
6)
veroorzaken, hoewel exacte
gegevens daaromtrent niet zijn gepubliceerd, niet boven
Sociale maandstatistiek C.B.S., mei 1959.
Verplicht verzekerden plus bejaardenverzekering, dus
zonder de vrijwili igverzekerden.
740
Kabels met papier en met plasticisolatie voor hoogspannin,laagspanning
en telecommunicatie. Kabelgarnituren, koperd raad en koperkabel, staald r’aad en bandstaal
N.V. NEDERLANDSCHE KABELFABRIEKEN DELFT
(Advertentie)
dat percentage zal uitgaan. Niet mag worden voorbij-
gezien,, dat procentsgewijs in de psychiatrische inrich-
tingen veel bejaarden worden verpleegd
7);
maar tegen deze
omstandigheid weegt naar het mij voorkomt ruimschoots
op, dat vele .niet-bejaarde verpleegden niet onder de wet-
telijke verzekering vallen, bijv. omdat zij nimmer in loon-
dienst zijn geweest. Aangenomen mag dan ook, lijkt mij,
wel worden, dat het onderbrengen van de verpleegkosten
van geesteszieken en zwakzinnigen bij de aanspraken van
de wettelijke verzekering een lastenvermeerdering voor
de ziekenfondsen zou medebrengen van f.
50 h f.
55
mln.
Uit het artikel van De Wit
8)
léert men,’dat het verze-
keringsplichtige loon thans ongeveer f. 9 mrd. bedraagt.
Hieruit’ valt af te leiden, dat verwezenlijking van het hier
ontwikkelde denkbeeld,indien de kosten geheel uit premie-
verhoging zouden moeten worden bestreden, een stijging
van die heffing met rond 0,6 pCt. nodig zou maken.
Mogelijkheden beperking
premieverhoging.
Het is duidelijk, dat zulk een verhoging onder de tegen-
woordige omstandigheden op bezwaren zou stuiten. Daar-
toe behoeft echter, naar het vervolg zal leren, ook geens-
zins te worden overgegaan. Voornamelijk langs tweeërlei
weg kan stijging van de premie vrijwel worden voorkomen.
Krachtens de A.O.W. kan van het in ge’olge die wet
toegekende pensioen, als de gepensioneerde en/of zijn
echtgenote voor rekening van een openbaar lichaam in
een gesticht wordt verpleegd, al naar het geval ligt, 90 pCt.
of
331/3
pCt. van dat pensioen door .dat lichaam worden
opgeëist
9).
Naar verluidt, ontvangen de gemeenten langs
deze weg ca. 10 pCt. van de totale verplegingskosten
terug. Zouden, in laats van de gemeenten, de zieken-
fondsen met de kosten van verpleging worden belast,
dan valt bezwaarlijk in te zien, waarom de ‘wet deze be-
voegdheid niet aan die fondsen zou overdragen.
Een soortgelijke bepaling als de A.O.W. houdt de
Ziektewet in ten aanzien van niet-kostwinners
10).
Het ge-
deelte van het ziekengeld, dat in gevolge die wet ter tege-
moetkoming in verplegingskosten aan de gemeente toe-
komt, bedraagt
2/3:
Waarom zou voorts niet bij de wet
worden bepaald, dat de kinderbijslag voor zwakzinnige,
voor rekening van een ziekenfonds in een inrichting ver-
pleegde, kinderen aan de fondsen wordt uitgekeerd? Het-
zelfde geldt, zij het onder eén restrictie voor kostwinners,
wat invaliditeits- en ongevallenrenten aangaat. Straks
Het percentage ligt tussen
20
en
25,
waarbij als bejaarden.
zijn beschouwd patiënten van 65 jaar en ouder.
De schrijver deelt op blz.
482 mede, dat f. 9 mln, overeen-‘
komt met 0,1 pCt. van het verzekeringsplichtige loon.
Art. 17.
‘
Art.
40:
komt daar de Algemene Weduwen- en Weznwet bij
11).
Ik schat – ,het is alles approximatief, maar vei
1
kan ik
niet mistasten’— dat een en ander tezamen nog ongeveer
5
6 pCt. vt de kosten in het laadje zou brengen. Op
deze wijze zou de premiéerhoging reeds tot rond
0,5
pCt.
kunnen worden teruggebracht.
De tweede mogelijkheid tot beperking van de premie-
stijging is van geheel andere aard. Ik ‘denk daarbij aan
de. regeling, . zoals deze is getroffen voor de bejaarden-
verzekering. Het premietekort in die sector is voor de
helft voor rekening van het Rijk gènomen. Het lijkt mij
zeer’ wel te verdedigen, dat een gelijksoortige oplossing
zôu worden gekozeri oor de geesteszieken en zwakzin-
nigen, met dien verstande, dat te hunnen aanzien niet
van het Rijk, ‘maar \âi de gemeenten een bijdrage zou
worden verlangd, als vergoeding voor de ontlâting van
de verpleégkosten. Deze tegemoetkoming zou kunnen
worden gesteld op een zeker bedrag per inwoner, variërend
naar de grootte der gemeente, omdat als regel de grotere
gemeenten, ook relatief, meer patiënten te haren laste
hebben dan de Meirre
12
). Zonodig zou deze bijdrage,
in afwachting van éen” meer geschikt tijdstip tot premie-
verhoging, zodanig kunnen worden vastgesteld, dat daar-
mede ongeveer – wordt ontvangen hetgeen de gemeenten
– thans netto aan de verpleging van de bedôelde groep ten
koste leggen.
Dan zou nog slechts een heel klein gedeelte vati de
kosten ongedekt blijven, nl. het percentage, dat thâns
door de provinciale besturen wordt
bijgedragen.
Dit is
al niet grôot meer en het stinkt nog steeds. Het gemiddelde
zal misschien nog 10 â
15
pCt. bedragen. De pre’mie-
verhoging, welke per aldo noodzakelijk zou blijken, is
dan vrijwel te verwaarlozen.
Oplossing verhaalsmoeiijkheden.
Niet mag worden nagelaten erop te wijzen, dat met de
hier bepleite overneming ‘an de kosten door de zieken-
fondsen, voor zover de wettelijk verzekerden aangaat,
eveneens op een elegante wijze het netelige vraagstuk
van het verhaal op de verpleegde zelf of zijn onderhouds-
plichtigen tot oplossing zou worden gebracht. Hierboven
werd reeds gesteld, dat alle geschaaf aan dat verhaals-
recht atléen maar lapwerk kan zijn. Zonder ten aanzien
van andere vormen van ondersteuning precedenten te
scheppen, zou op de aangegeven wijze, althans voor de
hier bedoelde groep van ondersteunden, aan alle narig-
Deze wet bevat reeds een soortgelijke regeling als. de
A.O.W. ten aanzien van dit.punt (art.
32).
.,
,,Financiering verplegingskosten geesteszieken en ‘zwak-
zinnigen”, door schrijver dezes, met medewerking van M. J. Kapteïjn den Bouwmeester, uitgave N. Samsori N.V., 1955,
blz. 70.
741
De recente
—
..
–
Alvorens op
de recente
economische
ontwikke
ling
in te
gaan wijst
schrijver op de versteviging
van de economische
structuur van
Belgisch-Con-.
economische
go
gedurende het afgelopen
decennium.
Hiertoe
heeft de uitvoering van het in 1949 gepubliceerde
,,Tienjarenplan” in
belangrijke mate bijgedragen.
,
•
1
•
Volgens dit plan zou 51 mrd.
frank worden
ge-
ont*%il(Kelino’
investeerd; eind 1958 was hiervan 40 mrd. besteed.
Gemeten in constante prijzen
steeg het bruto na-
tionaal produkt
in de
.periode
1950-1958
ruim
en de
50 pCt.
Het saldo van de handelsbalans was in
1958
iets gunstiger dan in 1957. In verband met de
sterke toename
der Congolese bevolking, nI.
met
2,5 tot 3
pCt. per
jaar, zijn ook
in de komende
perspectieven
jaren
aanzienlijke investeringen noodzakelijk. In
de loop van
de
eerstvolgende tien jaar zou
de
‘Overheid 81 mrd. frank investeren,
waarvan55
.
van
mrd.
in
het kader
van het tweede ,Tienjarenplan”.
Schrijver concludeert dat
de politieke conjunctuur
•
minder zeker geworden.is, doch zuiver
economisch
Be1gisch-Cngo
gezien zijn de
voruitziéhten z.i. beslist
gunstig.
Reeds tijdens de tweede wereldoorlog werd de econo-
mische structuur van Congo, dat van zijn traditionele leve-
ranciers afgesloten was, op industrieel gebied verstevigd.
Na de oorlog, en vooral van 1948 af, nam de ontwikkeling
van de Congolese economie evenwel in alle opzichten uit-
zonderlijke verhoudingen aan. Zij werd hierbij aangemoe-
digd door de zeer gunstige conjunctuursomstandigheden
en door een interessante prijsstijgiiig van meerdere der
voornaamste in Congo voortgebrachte grondstoffen. Dit
laatste verschijnsel had trouwens een zeer voordelige weer-
slag op de ruiltermen van de Congolese buitenlandse han-
del, wat eveneens de investeringen aanwakkérde.
Niettegenstaande de bewonderenswaardige versteviging
van de economische structuur van Congo, ‘blijft dit land,
(vervolg van blz. 741)
heid op dit stuk een einde kunnen worden gemaakt en
zulks zonder overwegende inkomstenderving, omdat het
verhaal, wat de bevolkingsgroep onder de loongrens be-
treft, buiten de hierboven genoemde bronnen, ‘uiteraard’
slechts betrekkelijk weinig oplevert.
De overige patiëntengroepen.
De verpleging van de niet-wettelijk verzekerden zaÎ
in deze gedachtengang voorlopig voor rekening van de
openbare lichamen moeten blijven, hoewel mogelijk voor
de vrijwillig verzekerden
13)
een overeenkomstige regeling
zou kunnen worden nagestreefd.
Ongetwijfeld
echter
zal van overneming door de ziekenfondsen van de risico’s
voor de wettelijk verzekerden (en eventueel de vrijwillig
verzekerden), een stimulerende invloed uitgaan op de
verdere ontwikkeling van de verzekeringsgedachte voor
de beter gesitueerden. De geschiedenis van de sanatorium-
verzekering is in dit opzicht leerzaam. De gemeenten
kurnen, wat dit aangaat, trouwens bevorderend werkzaam
zijn. Zij, die zich in redelijke mate tegen het risico van
verpleging in een psychiatrische inrichting hebben ver-
zekerd, zoudçn van het verhaalsrecht kunnen worden
vrijgesteld. Ook op dat punt kent de historie van de sana-
13)
Blijkens de eerder genoemde publikatie per 1 janwiri 199
omvattende 16,2 pet,
v,n le
tvollçin,
zoals trouwens praktisch alle minder ontwikkëlde landen,
die’grondstoffen produceren, vanzelfsprekend zeer gevoelig
aan de evolutie van de grondstoffennoteringen op de we-
reidmarkten, en’ aldus aan de evolutie van de wèreldcon-
junctuur.
Het is daaromniet te verwonderen dat ook de Congo-
lese economie de weerslag heeft gevoeld van de depressie,
die reeds in 1957 op de wereldmarkten tot uiting kwam en
in 1958 scherpere vormen aannam. Zij was echter tegen
een dergelijke depressie bete’r opgewassen dan dit vroeger
het geval was, dank zij de talrijke inspanningen, die tijdens
de voorafgaande jaren geleverd werden om onder andere
de infrastructuur van het vervoerwezen en de elektriciteits-
voortbrenging te verstevigen, de produkties te diversiliëren,
toriumverzekering een voorbeeld, dat gunstig heeft ge-
werkt.
Slot.
Het spreekt van zelf, dat in het bestek van dit artikel
niet alle, aspecten van het vraagstuk ten voeten uit konden
worden getekend. Zo is nog niet gesproken over de groep
van verpleegden, wier verpleegkosten voor rekening van
het Rijk komen
14).
Ook zullen verschillende andere punten,
zoals het toezicht op de verpleegprijzen en de positie
van de voor- en nazorgdiensten voor geesteszieken, na-
dere beschouwing vereisen. De opheffing van het onder
–
scheid tussen medische en sociale indicatie zal ook nog
voeten in de aarde hebben, al begint dit verschil – vergis
ik mij niet – reeds aan betekenis in te boeten.
De bedoeling van deze bijdrage is echter slechts aan
te tonen, dat een oplossing, wat de financiële kant van
de aangelegenheid betreft, biimen het bereik van de moge-
lijkheden is gelegen. Aan de deskundige medewerkers
van de Ziekenfondsraad is het alleszins toevertrouwd bij
de verdere uitwerking voor de evengenoemde punten,
•
zomede voor andere vragen, welke hiervoren nog niet
mochten zijn aangeioerd, een aanvaardbare oplossing
te vinden.
-.
Voorburg.
‘ .
11
VL1DVYN.
1
Â,w., blz, 04
en b1, 65.’
742
de nijverheid zeer ernstig uit te breiden en de produktiviteit
te verhogen. De depressie slaagde er zodoende wel in de
expansie te remmen, maar veroorzaakte hoegenaamd geen
ontreddering in het economisch leven, dat trouwens paraat
is gebleven om zijn verdere ontwikkeling terug aan te vatten.
Het lijkt daarom nuttig eerst na te gaan op welke wijze
de economische basisstructuur van Congo verstevigd werd,
alvorens de uitwerking hiervan op de produktie, de buiten-
landse handel en het inkomen te ontleden. Deze beschou-
wingen omtrent enkele aspecten van de recente econo-
mische evolutie zullen dan kunnen leiden tot het vastleggeh
van enkele vooruitzichten betreffende de verdere econo-
mische ontwikkeling van Belgisch-Congo.
Versteviging van de economische structuur.
Sedert 1950 werd zowel door de publieke als door de
particuliere sector een zeer belangrijke investeringsinspan-
ning geleverd.
De versteviging van de economische infrastructuui van
Congo heeft heel wat te danken aan de uitvoering van het
in 1949 gepubliceerd ,,Tienjarenplan voor de Economische
en Sociale Ontwikkeling van Belgisch-Congo”. De totale
kostprijs voor de verwezenlijking van dit plan werd op on-
geveer 51 mrd. frank geraamd. Dit planmoest voor
58,6
pCt.
rechtstreeks door de regeringsdiensten en voor 41,4 pCt.
door diverse parastatale instellingen worden uitgevoerd.
Einde 1958 beliepen de uitgaven van de regeringsdiensten
22,9 mrd. frank of 77 pCt. van de voorziene kredieten, ter-
wijl de parastatalen inmiddels 17,2 mrd. uitgegeven hadden,
dit is 81,6 pCt. van de totale vooruitzichten.
De volgende tabel illustreert duidelijk de uitvoeringsstaat
van de hoofdrubrieken van het plan op einde 1958.
Totale
–
Vereffendeuitgaven
vooruitzichten
per 31/12/58
(in mln. frank)
Vervoer
………………..
21.897
16.656
Landbouwontwikkeling
3.206
2.453
Elektriciteit en water
5.830
4.946
Bestuursgebouwen en inlandse
woningen
……………..
12.919
10.993
Overheidsdiensten
1.236
992
Gezondheid en onderwijs
…
5.894
4.026
Totaal
………………..
50.982
1
40.066
Van overheidswege werden bovendien nog investerings-
uitgaven gedaan, buiten het Tienjarenplan om. Deze be-
liepen van 1950 tot einde 1958
it
totaal 12.382 mln. frank.
Ten slotte hebben eveneens de particulieÈen van de gun-
stige conj unctuursomstandigheden gebruik gemaakt om
nieuwe ondernemingen op te richten die vooral in de in-
dustriële sector meermaals een belangrijke omvang aan-
namen, en om reeds bestaande ondernemingen uit te brei-
den en te rationaliseren. Deze vaste investeringen kunnen
voor de periode van 1950 tot 1957 op een totaal van onge-
veer
66,5
mrd. frank worden geraamd.
Het is niet mogelijk binnen het bestek van dit artikel te
vermelden wat juist in de verschillende sectoren werd ver-
wezenlijkt. Toch wensen we wat de vervoersector betreft
even te wijzen op de uitbreiding van de verbetering van het
net, de ruime dieselisering van de tractie, de uitbreiding en
verzwaring van het vervoermaterieel, de vergroting van de
aanleg- en opslagplaatsen in de havens, de verbetering van
de havenuitrusting, de aanleg van- nieuwe en de vergroting
van bestaande luchthavens. Verder werd het ingesteld ver-
mogen van de elektriciteitsnijverheid sedert 1950 meer dan
verdrievoudigd. Het is duidelijk dat deze laatste factor bij-
zonder heeft bijgedragen tot de expansie en de rationalisatie
van de Congolese verwerkende nijvçrheid..
Expansie van de produktie.
Het volume van het bruto nationaal produkt van Bel-
gisch-Congo, dat jaarlijks sedert 1950 door de diensten van
de Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi
berekend wordt, volgde eep ononderbroken stijgende lijn
tot in 1957. De waarde van dit produkt was evenwel in
1957, en dit voor de eerste maal, tegenover het vorig jaar
afgenomen, ingevolge de daling van de grondstoffenprijzen.
Een voorlopige raming van het bruto nationaal produkt
in 1958, voorziet dat alsdan ook het volume voor deeerste
maal verminderde. De verzwakking zou echter slechts
1 pCt. bedragen.
Evolutie van het bruto-nationaal produkt van Belginh-Congo
(indexcijfers 1950 ‘ 100)
1
Waarde
1
Volume
t.,.
(lopende
1
(omvang tegeii
1-
onstante
prijzen)
c
i
prijzen)
1954′
………………………..
160,6
137,4 171,5
142,6
1956
……………………….
181,5
.
151,0′
1955
………………………..
1957
………………………..
.178,7
.
157,4
1958a)
……………………….
.170,7
155,8
a) Voorlopige ramingen.
Bron:
Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruands-Urundi.
In een
tijdspanne
van enkele jaren is de Congolese pro-
duktie dus met niet minder dan de helft toegenomen. De
expansie was het levendigst in de nijverheidssectoren en
vervolgens in de Europese landbouwsector.
Indexcjfers van de Congolese produktie
(basis 1948-1949 = 100)
Landbouwproduktie
1
Nijver-
1
Ver-
1
Inlandse
Europése
Totale
Mijnen
heid a)
I
voer
1955
. .
1
128,9
1
177,9
136,8
1.
165,0
1
313,0
1
178,4
1956
..
t
130,7
t
213,6
1
144,2
t
174,6
.
349,0
t
194,9
1957
.
t
‘
133,1
t
226,8
t
148,4
t-
172,2
i
377,0
t-
202,0
1958
. .
t
135,7 b)
239,5 b)
t
152,6
b)
t
163,8
t
350,6
184,1
Bron: Ministerie van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi. nasis1947-
1949 = 100.
.
.
Voorlopige gegevens.
Bron:
Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruanda.Urundi.-
Deze tabel bevestigt dat de produktie in 1957 nog verder
toenam, spijts de eerste recessietekens. In 1958 onderon-
den integendeel de mijnen, de nijVerheid en het vervoer
een eerste weerslag van de minder gunstige conjunctuurs-
omstandigheden; tervijl de landbouwproduktie zich verder
ontwikkelde. In de delfstoffensectôr zijn het vooral de tin-
mijnen, die getroffen werden, ingevolge een door de Inter-
nationale Tinovereenkomst uitgevaardigde produktiebe-
perking, én in de industriesector ondervond vooral de bouw-
bedrijvigheid de N6erslag van de recessie. Haar activiteit
verminderde met nagenoeg 19 pCt.
Ten overstaan van de j}en 1947-1949 was de voedings-
nijverheid echter in 1958 met 183 pCt. toegenomen, de
textielnijverheid met 528 pCt. en de scheikundige en de
bouwnijverheid resp. met 364 pCt. en 301 pCt.
Omtrent de verbetering van de produktiviteit zelf kan
men zich reeds een idee vormen door een vergelijking te
maken tussen de evolutie van het aantal tewerkgestelde
inlandse arbeiders en het verloop van het produktievolume
(produktie tegen constante waarde van het basisjaar) van
1950 tot 1957. .
743
Evolutie van het
1 Evolutie van het
tewerkgestelden
produktievolume
Mijnen
………………
11,8 pCt.
+ 48,7 pCt.
Landbouw
………………
+ 23,6 pCt.
+ 117,5 pCt.
Nijverheid
………………
– 8,4 pCt.
+ 156,4 pCt.
Vervoer
………………..
+ 37,6 pCt.
+ 73,2 pCt.
De nijverheid bereikte de meest treffende verbetering;
verschillende harer produkties bevonden zich evenwel in
1950 nog in hun beginstadi’um.
Evolutie van de buitenlandse handel.
Kwantitatief bezien heeft de Congolese uitvoer zich zeer
goed verdedigd tegen de conjunctuurverzwakking. In 1958
verminderde zijn volume (hoeveelheden tegen constante
prijzen) inderdaad met slechts 2,3 pCt. tegenover 1957.
Zijn globale waarde werd integendeel reeds in 1957 door
de inzinking van enkele voor Congo zeér belangrijke grond-
stoffenprijzen getroffen en onderging in 1958 een verdere
daling van 14,3 pCt.
Evolutie van de uitvoer van Belgisch-Congo en Ruanda- Urandi
(douanestatistieken)
Waarde (in mln. frank)
Volume (1948/49
=
100)
Jaren
aardige
‘Delf-
Indus-
aardige Delf- en dier-
stof-
triele
Totaal
en dier-
stof-
Totaal
lijke
fen
pro-
lijke
fen
pro-
dukten
pro-
duklen
–
dukten
1953
. . . .
1
7.147
1
13.082
201
20.430
110,6 137,4
1
124,2
1954
….
7.303
12.674.
292
20.269
1
11
1, 9
143,5
1
127,9
1955
.
1
8.157
1
14.798
264
23.219
t
121,4
145,7
1
133,8
1956
. . . .
8.961
1
17.843
302
27.106
t
133,8 153,8
t
143,8 1957
. . . .
9.311
1
14.211
483
24.005
135.–
154,4
1
144,8
1958
.
. .
1
8.852
1
11.177
552
20.581
138,–
145,3
1
141,6
Bron:
Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi.
Hieruit blijkt dat vooral de delfstoffenuitvoer de weer-
slag van de conjunctuuromkeer ondervond, terwijl dè uit-
voer van landbouwprodukten nog verder in volume bleef
toenemen,
maar onder
de depreciatie van zijn produkten
te lijden had. Anderzijds dient te worden gewezen op de
gelukkige uitbreiding van de uitvoer van nijverheidspro-
dukten, die thans 2,7 pCt. van de totale uitvoerwaarde le-
veren tegenover slechts’0,9 pCt. in 1953.
De invoer van Belgisch-Ccngo, die zich in 1957 nog niet
aan de gewijzigde conjunctutrsomstandigheden had aan-
gepast en zijn expansiebeweging had voortgezet, heeft in
1958 een belangrijke klap gekregen. Hij verminderde inder-
daad met
19,1
pCt. in volume en met 17,9 pCt. in waarde.
Evolutie van dc invoer van Belgisch-Congo en Ruanda- Urundi
(douanestatistieken)
,
VOme (Constante
Jaren
In mln. frank
pr
lu
ijzen) Indexcijfer
1953 = 100
18.172 100,0
18.539
102,6
1953
…………………..
18.952 106,9
1954
…………………..
1955
…………………..
20.658
116,8
1956
………………….
1957
………………..
.’21.909
118,2
1358
…………………
17.986
95,7
Bron:
Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi
Deze vermindering is algemeen en treft zowel de ver-
bruiks-, als de bevoorradings- en de investeringsgoederen.
Invoer van Belgisch-Congo en Ruanda- Urundi
(in mln. frank)
Verbruiksgoederen
Bevoorradings-
Investerings-
1955
..
5.657
6.176
‘
6.636
1956
…
– 6.308
6.581
7.231
1957 ..
‘
, 6.735
7.137
7.528
1958 ..
5.495-
5.639
6.399
Uiteindelijk was het overschot op de handelsbalans van
Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi in 1958 gunstiger dan
in 1957, aangezien de vermindering van de invoer sterker
was dan die van de uitvoer. Het overschot beliep in 1958,
2,8 mrd. frank tëgenover 2,4 mrd. in 1957, 6,7 mrd. in 1956
en 4,5 mrd.in
1955.
Evolutie van de betalingsbalans van Belgisch-Congo en
Ruanda- Urundi
(in mln. frank)
Saldi der
Vergis-
Saldi der
kapitaal-
singen en
Globale
Jaren
, lopende i bewegingen
weg-
1
saldi
transacties
op lange
latingen
termijn
1955
…………..
. – 2.039
+ 2.972
– 78
‘ + 855
1956 …………..-3.861
+ 3,703
– 136
– 294
1957 …………..-7.826
+ 441
– 97
-7.482
1958
………….:
–
5.570
+ 5.286
– 12
– 296
Bron:
Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruanda.Urundi.
Ook op de betalingsbalans werden gunstigër resultaten
bereikt. Het negatief saldo van de lopende transacties bleef
inderdaad in 1958 beperkt tot 5.570 mln. frank tegenover
7.826 mln. frank in 1957: Het kon’ bovendien bijna volledig
gedekt worden door een zeer belangrijke toevoer van over-
heidskapitalen op lange termijn die 5.465 mln, beliep tegen-
over slechts 76 mln, in 1957. Uiteindelijk sloot de beta1ings
balans met een tekort van 296 mln. frank, terwijl in 1958
een tekort van 7.482 mln. frank werd geboekt. Dit bewijst
evenwel dat de buitenlandse kapitalen in de Congolese
economie een belangrijke rol vervullen.
Verbetering van
het nationaal inkomen.
De belangrijke investeringsinspanningen, die sedert meer-
dere jaren geleverd werden en tot een expansie van de pro-
duktie leidden, hebben tevens een regelmatige toeneming
van het nationaal inkomen tot resultaat gehad.
Evolutie van het nationaal inkomen van Belgisch-Congo
(in mln. frank)
Inlandse
Niet-inlandse Totaal inkomen
Jaren
economie
i
economte
1
–
1953
…………….
22.250
•
20.260 .
42.510
1954
…………….
23.310
21,250
44.560
1955
……………
25.080
22.260 .
47.340
1956
……………
26.540
22.990
49.530
1957
……………
27.410
21.410
48.820
Bron:
Centrale Bank van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi
In 1957 werd de expansie van het nationaal inkomen dus
voor een eerste maal geremd. Dit belette evenwel niet dat
de inlandse economie haar inkomsten nog verder zag toe-
nemen. De nadelen van de depressie’vielen dus, globaal
genomen, volledig ten laste van de niet-inlandse economie.
Tussen 1953 en 1957 is het nationaal inkomen van Bel-
gisch-Congo met 6.310 mln. frank toegenomen. Van deze
meerwaarde ging in 1957 5.160 mln, naar de inlandse eco-
744
nomie, terwijl de niet-inlandse, de Overheid inbegrepen,
er 1.150 mln. frank van verkreeg. Gedurende de beschouw-
de periode is het inkomen van de inlanders met 23,1 pCt.
toegenomen en vermeerderde dit van de niet-inlandse eco-
nomie met slechts 5,1 pCt. De verbetering van de inlandse
inkomsten was vooral aan opeenvolgende loonsverhogin-
gen te danken. Het aandeel van de lonen in de totale inland-
se inkomsten steeg trouwens van 45,5 pCt. in 1953 tot
50,7 pCt. in 1957.
Vooruitzichten.
Uit de voorgaande beschouwingen kan zeer duidelijk af-
geleid worden dat Congo de gunstige conjunctuursomstan-
digheden tot in 1957 zeer goed benut heeft om zijn econo-
mische structuur te verstevigen en te verruimen, en dat
anderzijds de conjunctuuromkeer een eerder geringe ver-
zwakking van de investeringen, de produktie en het inko-
men heeft veroorzaakt. Welke zijn nu de eerstvolgende
perspectieven of mogelijkheden van de Congolese econo-
mie?
Aangezien de Congolese bevolking zeer sterk toeneemt,
2,5 tot 3 pCt. per jaar, zullen in de loop van de eerstvolgende
jaren nog zeer belangrijke investeringen doorgevoerd die-
nen te worden zowel om de produktie op te drijven als om
de instellingen voor onderwijs en beroepsvorming uit te
breiden.
Zoals de zaken thans staan, voorziet de Staat een inves-
teringsuitgave van ongeveer 81 mrd. frank voor de eerst-
volgende tien jaar. Hiervan zou nagenoeg
55
mrd. uitge-
geven worden in het kader van het Tweede Tienjarenplan,
dat op meer rechtstreeks produktieve investeringen zou
worden afgericht. Wat de particuliere investeringen betreft
kan slechts aangestipt worden dat de heer Gillet, voorzitter
van de
‘
Union Minière du Ha.it Katanga verklaard heeft
dat deze onderneming in 1959 voor een bedrag van 1.120
mln. frank zou investeren, terwijl de investeringen van de
andere matschappijen van de groep van de Société Géné-
rale 1.460 mln. zouden belopen. Deze enkele gegevens la-
ten vermoeden dat ook de particuliere sector dus een be-
langrijk investeringsprogramma heeft.
Dit belet niet dat C9ngo tijdens de eerstvolgende jaren
toch een ruim berôep op de buitenlandse kapitaalmarkt
zal moeten doen om zijn expansie aan het gewenste ritme
te kunnen voortzetten. Anderzijds heeft de heer Van Hemel-
rjck meermaals gewezen op de zeer interessante mogelijk-
heden, die voor Congo nog openliggen inzake aluminium,
siderurgie en petroleum.
Vlak bij Inga, in Mayumbe, waar tegen zeer lage prijs
een overvloedige elektrische drjfkracht kan voortgebracht
worden, werden ruime bauxietlagen ontdekt. In Beneden-
Congo en in Katanga, waar weinig dure elektrische drijf-
kracht beschikbaar is, kan eveneens ijzererts gewonnen
worden, waardoor de oprichting van ëen hoogovenbedrijf
mogelijk wordt. Ten slotte grijpen in Mayumbe petroleum-
opzoekingen plaats, die waarschijnlijk tot een gunstig re-
sultaat zullen leiden, aangezien boven en onder deze zone,
in Frans Equatoriaal Afrika en in Angola, petroleum werd
ontdekt.
Heel dit investeringsprogramma wordt evenwel enigzins
geremd door de huidige politieke conjunctuur. De onzeker-
heid, die een normaal verschijnsel is in een overgangsperi-
ode tussen twee politieke regimes, heeft tot een zeker wan-
trouwen geleid, dat evenwel hopelijk van voorbijgaande
aard zal zijn. Op louter economisch gebied beschouwd
zijn de perspectieven van Congo nochtans zonder de minste
twijfel gunstig.
Antwerpen.
J. HUYBRECHS.
De Miljoenennota 1960
in de vorige Miljoènennota werd de
,
verwachting uitge-
sproken, dat het jaar 1959 zou worden gekenmerkt door
een zekere hervatting vn de opgaande lijn in de econo-
mische ontwikkeling, doch dat het stijgingstempo waar-
schijnlijk bescheiden zou zijn. De prognose waarop enkele
maanden later het S.-E.R.-advies inzake het sociaal-econo-
misch beleid zou worden gebaseerd, schetste voor 1959
een soortgelijk beeld, in afwijking hiervan geeft het lopende
jiar een krachtige expansie te zien.
In deze expansie en in het geconstateerde versnellings-
element ligt, aldus de zojuist bij de Staten-Generaal inge-
diende Miljoenennota 1960, een duidelijke waarschuwing.
De ver’gelijking dringt zich op met de achtereenvolgende
conjunctuurfasen na 1951/’52. Deze mondden ten slotte
uit in de overbesteding van 1956/’57. De huidige omstan-
digheden vergen een omzichtig beleid, opdat onze econo-
mie niet door een te snelle toeneming van de bestedingen
opnieuw – en dan waarschijnlijk eerder dan de vorige
maal – in èen toestand van ernstige onevenwichtigheid
zal geraken. – -.
Een welbewuste anticyclische werking ‘van de begroting
is derhalve geboden. Minister Zijlstra stelt nu in zijn Nota
vast, dat de begroting 1960, zowel wat het saldo als vat
de ontwikkeling van het niveau betreft, in redelijke mate
in overeenstemming is met de conjuncturele situatie, doch
dat anderzijds de afwezigheid blijkt van wezenlijke speel-
ruimte. Noch een vergroting van het begrotingstekort,
noch een vérmeerdering van de impulsen zou z.i. in de te
verwachten economische constellatie passen.
Samengevat vertoont de ontwerp-begroting 1960 het
onderstaande beeld:
TABEL 1.
Ontwcrp
Omschrijving ,
begroting
1960
( mln.glds.)
Gewone Dienst:
Uitgaven
………………………………………..
7.240 a)
Middelen
……………………………………….
7.873
Saldo
………………………………………..
+
633
Buitengewone Dienst:
–
Uitgaven
……………………………………….
1.822
Middelen
……………………………………….
407
Saldo
……………………………………….
..-1.415
Gehele Dienst:
Uitgaven
……………………………………….
9.062
Middelen
……………………………………….
8.280
Saldo ontwerp-begroting
…………………………..
– 782 –
Voorts zijn nog additionele posten te verwâchten, welke per
saldo het begrotingstekort vergroten met
…………….
169
Begrotingstekort, rekening houdende met de additionele posten
951
a)
mci,
rond f. 292 mln, nadelig saldo van het Landbouw-Egalisatiefonds.
–
745
Het bedrag, dat in 1960 gevondeti moet woden ter
financiering van de begroting, wordt in de Miljoenennota
berekend oii f. 1.025 mln. Naar verwachting zal op de
voorinchrijfrekeningen voor het Rijk in 1960 een bedrag
van ca. f. 400 mln. ter dekking van het tekort beschikbaar
komen. Daarnaast zal het Rijk derhalve, wil infiatoire
financiering worden voorkomen, rond f. 625 mln, op de
open kapitaalmarkt moeten 1enen Minister Zijlstra ver-
wacht, dat een zodanig bedrag aan’ financieringsmiddelen
zal kunnen worden aangetrokken.
Stelt men de begroting 1960 naast de ontwerp-begroting
‘voor
1959,
dankan men de verschillen in de volgende
globale bedragen samenvatten. De belastingmiddelen stij-
gen in totaal met
f.
550 mln, en de overige middelen (na
eliminering van f. 100 mln, in 1960 te ontvangen aflossingen
van voormalige E.B.U.-debiteuren) met f. 100 mln., teza-
men dus met f. 650 mln. Het monetair relevante tekort
daalt van f. 1.425 mln, tot
f.
1.025 mln, of met f. 400 mln.
De meerdere middelen blijken dus slechts voor een deel,
nI. vöor ongeveer f.250 mln., voor hogere uitgaven te
worden aangewend. Men vindt hierin een toepassing van
de gezonde gedragsregel dat in een opgaande ontwikkeling
de conjuncturele belastingontvangsten niet volledig tot
uitzetting van de overheidsactiviteit, doch zeker voor een
deel tot vermindéring van het tekort dienen te strekken.
Intussen beperkt zich de eigenlijke activerende werking
van deze uitgavenvergroting tot ongeeer de helft van de
genoemde
f.
250 mln., aangezien de daarin begrepen
stijging van de aflossingen op binnenlandse gevestigde
schuld en van de woningbouwvoorschotten wegens hun
bijzonder karakter – zij vormen op zichzelf geen reële
uitgavenstimulans – buiten ‘beschouwing mogen blijven.
Naast dezè uitgavenvermeerdering staat de impuls van een
aantal belastingmaatregelen ad ongeveer f.
175
mln. De
totale activerende werking kan derhalve worden gesteld
op globaal f. 300 mln., datis
33/4
pCt. van het in dit ver-
band relevante uitgaventotaal (begroting 1959) van ca.
f. 8 mrd.
Voor een juiste beoordeling van dit percentage moet
het worden vergeleken met de stijging van het nationaal
inkomen. Welnu, het thans voor
1959
gei’aamde nationaal
inkomen ligt 6 pCt. boven dat van 1958, terwijl het natio-
naal inkomen voor 1960 bijna 8 pCt. hoger wordt geschat
dan het cijfer voor 1959. Uit deze gegevens blijkt het anti-
cyclische element in de begrôting voor 1960. Het is het ver
–
schil tussen het groeipercentage van het nationaal inkomen
enerzijds. en het groeipercentage van de monetair relevante
overheidsuitgaven – autonome belastingverlaging daar-
‘1
onder mede begrepen – anderzijds, dat de maatstaf vormt
voor de anticyclische beïnvloeding vn de conjunctuur
door de overheids6nanciering.
Minister Zijlstra wijst er in dit verband met nadruk op,
dat het voor een gezond, op de conjunctuur afgestemd,
begrotingsbeleid niet noodzakelijk en in de praktijk ook
nauwelijks mogelijk is om in de opgaande fase de over-
heidsuitgaven in absolute zin, te verlagen. Verscheidene
categorieën van uitgaven dienen nu eenmaal, willen knel-
punten worden vermeden, mee te groeien, terwijl van,
andere de structurele ontwikkeling niet kan worden door-
broken. In dit licht herinnert de Minister eraan, dat juist
de uitgavencategorieën verkeer en waterstaat en onderwijs
de sterkste stijging – resp. f. 100 mln, en f. 160 mln. –
te zien geven.
Vergelijkt men de begroting 1960 niet met de ontwerp-
begroting
1959,
mr met de vermoedçlijke uitkomsten
746
–
daarvan, dan blijkt evenwel een zwakkere articyclische
werking. Minister Zijlstra merkt hierover het volgende op.
De expansie is eerder gekomen dan was voorzien. Tege-
ljkertijd is ook het begrotingsbeeld gunstiger geworden.
Een aantal uitgaven blijft bij de raming ten achter, de mid-
delen ondervinden de invloed van het gunstige getij en het
monetair relevante tekort is verminderd. Aldus is het anti-
cyclische effect van de begroting vervroegd; het komt reeds
in 1959 tot uiting. Door deze vérvroeging ijordt echter ook
de vergelijking 1959/1960, wat het anticyclische moment
betreft, minder tekenend dan op basis van de oorspronke-
lijke gegevens. Bedoeld moment valt als het ware uiteen in
een reeds voor het jaar 1959 werkend gedeelte en een ge-
deelte, dat in 1960 tot werkzaamheid zal komen. Dit is
geen nadeel; integendeel, deze vervroegde aanpassing van
de overheidsfinanciën bevordert de geleidèlijkheid van de
economische opgang.
De gunstiger conjuncturele ontwikkeling heeft zich nog
weinig op de kapitaalmarkt doeh gevoelen. Hierdoor kon
het aanvankelijk voorgenomen beroep van het Rijk ge-
handhaafd blijven. Zo komt de verbetering van de budget-
taire positie uiteindelijk hierin tot uiting, dat de op de
voorinschrijfrekeningen accumulerende gelden in 1959 niet
voor financiering van rijksuitgaven behoeven te worden
éangewend; zij zijn echter beslist nodig als element van
anticyclische overheidsfinanciering in een jaar van onver-
wachte snelle opleving van de conjunctuur.
In zijn slbtbeschouwing vraagt’ Minister Zijlstra in het
bijzonder de aandacht voor het feit, dat thans opnieuw
beweging zal komen in het loonpeil van de verschillende
bedrijfstakken. De daaruit voortvloeiende toeneming, met
pame van de consumptieve bestedingen, verscherpt de
noodzakelijkheid, de ontwikkeling van de overheidsbeste-
dingen binnen bej,aalde grenzen te houden. Aangezien de
verlaging van de belastingtarieven als conjunctuurimpuls
grotendeels op één lijn moet worden gesteld met, een toe-
neming van de particuliere bestedingen uit anderen hoofde,
vloeit hieruit voort, dat het belastingbeleid niet los kan
worden gezien van het loonbeleid. Besteding stimulerende
maatregelen in het loonvlak, resp. op het budgettaire ter-
rein kunnen onder omstandigheden elk voor zich nog wel
toelaatbaar zijn, in de huidige ‘conjunctuurfase zouden
loonsverhoging en substantiële belastingverlaging tezamen
naar de mening van de Minister welhaast met zekerheid
tot overbesteding leiden. M.a.w., het door de Regeringge-
kozen loonbeleid noopt er te meer toe met het budgettaire
beleid in 1960 de nodige voorzichtigheid te betrachten.
De Minister van Financiën is ervan overtuigd, dat, mede
gezien de hoge urgentie van een verbetering van de fiscale
positie van de ongehuwden en de gevolgen, welke _de
investeringsfaciliteiten ook voor 1960 zullen hebben, geen
verdere belastingverlaging mogelijk is. Dit houdt dus in,
dat aan een verlenging van de zgn. tijdelijke belastingver-
hogingen niet zal kunnen worden ontkomen. De Minister
voegt hier nog aan toe, dat hij het, op zich zelf gezien, be-
treurt dat voor het komende jaar met een verlaging van
het inkomstenbelastingtarief voor ongehuwden en met het
treffen van een aantal voorzieningen ten aanzien van fusies
moet worden volstaan, ‘aangezien naar zijn oordeel de be-
staande belastingdruk te hoog is.
De zorg voor een evenwichtige ontwikkeling van onze
ecohomie, die hierboven tot uitdrukking is gebraçht, spruit
zo vervolgt de Minister —’-voort uit het diepe bçsçf bij
de Regering van de ernstige gevolgen, die een hernieuwde
overbesteding met zich zou brengen. Hij herinnert daarbij
aan de grote tekorten van de betalingsbalans in 1956/’57
en het daarmede samenhangende deviezenverlies en aan
de ondermijning van de waardevastheid van het geld, die
onontkoombaar het optreden van overspanningsverschijn-
selen begeleidt, hetgeen te ernstiger is omdat de ontwik-
keling hier, anders dan bij de betalingsbalans, blijkens
ervaring niet omkeerbaar is.
De vrees voor muntontwaarding is sterk verbreid. Nu
moet voorop worden gesteld, dat het verschijnsel van een
voortdurende prijsstijging niet zo algemeen is als wel eens
wordt verondersteld. Uit onderstaand staatje blijkt, •dat’
allerlei prijsindices thans beneden, gelijk met of slechts
weinig boven het peil van l952/’53 liggen. Te dien aanzien
kan, aldus de Minister, derhalve niet van een voortdurende
trendmatige stijging worden gesproken.
TA.BEL
2.
Prjisindexctfers
(1953 = 100)
i
1952
1958
Wereidmarkten:
Moody-index
……………
104
96
94
Schulze-index
……………..
103
99
lol a)
Nederland:
104
I
105 105
III
101
98
Groothandeisprijzen
………..
109 102
99
Invoerprijzen
……………
Uitvoerprijzen
……………
Kosten van levensonderhoud
100
117
117
Idem
(cxci.
huren)
100
114
114
a) April.
Een duidelijke uitzondering vormthet prijsniveau int de
consumptieve sfeèr, waarvoor in de tabel als indicatie de
index van dè kosten van levensonderhoud (excl. \’erplichte
sociale verzekeringen – waaronder de A.O.W. – en de
loonbelasting) is opgenomen. Deze blijkt in de betrokken
periode 17 pCt. te zijn gestegen of gemiddeld bijna 2,5
pCt. per jaar. In de Miljoenennota wordt hierbij aange-
tekend, dat aan deze stijging voor een deel het elimineren
van kunstmatige elementen in onze prijsstructuur ten grond-
slag ligt. Met name geldt dit voor het te lage huurpeil;
in deze jaren is een deel van de weg naar het bereiken van
evenwichtshuren afgelegd. Laat men deze factor buiten
beschouwing, zoals in de laatste regel van de tabel is ge-
schied, dan resteert een stijging van 14 pCt. Dit is intussen
altijd nog 2 pCt. per jaar, hetgeen naar het oordeel yân
Minister Zijlstra beslist te veel is.
Handhaving van een redelijke stabiliteit van. de interne
geldswaarde moet – zo meent de Minister – toch niet
als een structurele onmogelijkheid worden beschouwd.-
Nadrukkelijke voorwaarde is z.i. echter wel, dat econo-
mische overspanning worçlt vermeden. Typerend is; dat
in de sect6r, waar bijna voortdurend spanhingen hebben
geheerst, nI. de bouwnijverheid, de prijsstijging ook, het
meest spectaculair is geweest. Een overspannen vraag drijft
de prijzen omhoog. Dit geldt niet alleen voor de goederen
en diensten; ook op de arbeidsmarkt treedt dit verschijnsel
aan de dag. Het gevaar wordt dan zeer reëel, dat de lonen
de produktiviteit in ontwikkeling voorbijstreven en de
prijzen gaan meeslepen. De verantwoordelijkheid voor de
loonontwikkeling is thans in sterkere mate dan voorheen
bij het bedrijfsleven komen te liggen. Aan de Regering
blijft evenwel de taak; zoveel als int haar vermogen ligt, te
voorkomen dat de lonen door de evenbedoelde conjunc-
turele oorzaken uit de hand lopen en daarmede de waarde-
yasthçiçl van
de,
munt aantasten.
Voorgaande beschouvingen – zo eindigt Minister ZijI-
stra zijn eerste Miljoenennota – ademen veeleer een geest
van voorzichtigheid dan van optimisme. Dit spruit, naar
hij verklaart, voort uit zijn overtuiging dat ons volk slechts
dan de vruchten van de huidige expansie zal kunnen pluk-
ken, als het erin slaagt, vooral door Eet matigen van ver-
langens op allerlei gebied, de ontwikkeling gezond te
houden. Wij méeten .vôorkomen, dat een gezonde en ver-
heugende groei ontaardt in onevenwichtigheden en alsdan
leidt tot een pijnlijk aanpassingsproces. De aanvaarding
van de aangeboden begroting 1960, alsmede van de daar
–
mee verband houdende wetsontwerpen, zal daartoe z.i.’
een wezenlijke, bijdrage zijn.
INGEZONDEN STUK
De
recente ontwikkeling van de Amerikaanse invoer
De heer F. J. Clavaux te Leidschendam schrjjft ons:
Bij het interessante artikel van Drs. Tims in ,,E.-S.B.”
van 24juni jI. over bovéngenoemd onderwerp zou ik gaarne
enige aanvullende resp. kritische opmerkingen willen plaat-
sen. .
Schrijver legt verband tussen de fluctuaties in de indus-
triële produktie enerzijds en de invoer van grondstoffen,
haiffabrikaten en onbewerkte voedingsmiddelen ander-
zijds. Het lijkt echter minder zinvol laatstgenoemde pro-
du’kten (waaronder vnl. koffie) hierbijte betrekken. Een
desbetreffende berekening, èxcl. de ônbewerkte voedings-
middelen, leidt ondanks het weglaten van de prijsfac.tor,
dan ook tot een hogere correlatie (R = 0,92). Ook het op-
nemen van deze prjsfactor lijkt niet zo goed te verdedigen,
aangezien het enerzijds om sterk verschillende grondstoffen-
paketten bij invoer en bij produktie gaat en anderzijds,
voor zover dit niet het geval is, de desbetreffende prijzen
internationaal vrij sterk samenhaflgen.
Gezien het herstel van de conjunctuur in’1958 ware
het beter, zoals hier verder zal geschieden, zich te baseren
op de ontwikkeling van de invoer in de eérste helft van dit
jaar.
Het achterwege blijven van een invoerdaling in het
le halfjaar 1958 (vergeleken bij het le halfjaar 1957), terwijl
buy, van het le halfjaar 1953 op het le halfjaar, 1954 een
belangrijkéterugsiag optrad, is voor het grootste gedeelte
terug te vinden bij een geringer daling in de invoer van
grondstoffen e.d. en heeft voor zover deze betrekking
heeft dp een stijging van de invoer van eindprodukten e.d.
waarschijnlijk een overwegend tijdelijk karakter. Deze
stelling moge aan de hand van onderstaande gegevens na-
der worden toegelicht:
TABEL
1.
Invoervoluniina in de Verenigde Staten
(in mln.
$)
‘5
.5
.
.
..D
.5
•.
.
.2
rotaal
……………..
5.570 5.175
—395
6.400
6.575
+
175
+
570
2.800
2.445
3.040
2.910
–
130
+
225
End. gr.st
.
+
h.fbr.
—355
1.050
–
40
1.010
1.050
+
40
+
80
End.
eindprod.
+
be-
1.680
1.680
.
0
2.350 2.615
+
265
+
265
uwe voedingsm
……..1.090
v.o.
verkeer
60
55
–
5
190
295
+
105
+
t
werkte voed.m
…….
80
–
20
80
145
+ 65
+
vlees
…………..100
275
.
275
0
280
325
+ 45
+
5
suiker
…………
overige
………
• 1
.245
1. 270
+
25
1.800 1.850
+
50
5
Tegen prijzen van het le halfjaar
1953.
Tegen prijzers
van
het le
halfjaar 1957.
‘
‘5
,
747
r7
.
De recentelijk sterk gestegen invoer van vervoermate-
riaal (vnl. auto’s) en vlees is door Tims weliswaar uitvoerig
behandeld, doch hij houdt mi. in zijn conclusies onvol-
doende rekening met het bijzondere karakter hiervan. De
invoer van auto’s betreft ni. zols bekend vnl. kleinere
wagens ten aanzien waarvan de Amerikaanse industrie niet
tijdig genoeg de sterk gestegen vraag heeft ônderkend. Met
de produktieplannen voor de nabije toekomst schijnt hier-
mede echter rekening te zijn gehouden
1).
De hogere in-
voer van vlees houdt, zoals Tims opmerkt, verband met een
lagere binnenlandse produktie die echter eerlang – zoals
ook uit zijn betoogvolgt – weer door een stijgende pro-
duktie zal worden gevolgd en dus tot een reactie in de hoge
invoer zal leiden. De post suiker is dezerzijds ten slotte
geëlimineerd omdat deze mi. bij de onderhavige beschou-
wing niet als bewerkt produkt mag worden aangemerkt.
Uit bovenstaande opstelling blijkt verder, dat de in-
voer van de overige eindprodukten (vnl. machine, textiel
en papier) in beide recessieperioden nagenoeg constant is
gebleven. Dit mag echter niet tot de conclusie leiden, dat
de gevoeligheid van de invoer van deze produkten voör het
conjunctuurverloop geringer zou zijn. Hier is ni. sprake van
een onderbreking van een sterk stijgende trend, zoals onder-
staande opstelling nader illustreert.
TABEL 2.
Voor seizoen gecorrigeerd invoervolunie van eindpro-
dukien e.d. (excl. vervoer, vlees en suiker) alsmede de trend
(Ie halfjaar 1952 = 100)
bO
0
.-,,
2
—
2’—
le hj. 1952
..
100 100
0
2e hj. 1955
..
141
138,5
+
2,5
2e hj. 1952
..
109
1
106
1+
3
le h. 1956
..
152 144
+
8
lehj. 1953
..
116
1
iii
1+
5
2ehj. 1956
..
160
149,5
+10,5
2ehj. 1953
..
115
1
116,51—
1,5
lehj. 1957
..
160
155
+5
Iehj. 1954
..
114
1
122
1—
8
2ehj. 1957
..
159
160
–
2ehj. 1954
..
114
1
127,51-13,5
lehj. 1958
..
159
166
-7
Ie hj. 1955
.
.
131
i
133
1—
2
2e hj. 1958
.
.
175
171,5
+ 3,
Op grond vân het onder c en d gestelde mag derhalve
– aangenomen dat de geringe daling van- de invoer van
grondstoffen e.d. in de laatste recessie van toevallige aard
is geweest
bij een eventueel volgende recessie in de Ver-
enigde Staten weer een belangrijke daling van de invoer
worden verwacht die qua omvang, evenals in
1954,
onge-
veer gelijk zal zijn aan de daling in de import van grond-
stoffen e.d. Het inmiddels verder gestegen aandeel van de
eindprodukten in de import zal hierop, alleen relatief ge-
meten, enige matigende invloed kunnen uitoefenen.
1)
De concurrentiepositie van de Amerikaanse auto-industrie
in hôt algemeen is gezien de verdere analyse van
Tims ook
niet aangetast.
NASCHRIFT
a. Uit tabel 2 van mijn artikel blijkt, dat de invoer van
onbewerkte voedingsmiddelen eenzelfde ontwikkeling te
zien geeft als de invoer van grondstoffen en halifabrikaten.
Op grond daarvan is eerstgenoemde goederencategorie
op gelijke wijze als de grondstoffen en halifabrikaten
behandeld. –
De prjsfactor in mijn invoervergelijking bevat naast
de invoerprjs een uit zes deelreeksen opgebouwde groot-
handelsprijs van grondstoffen en haiffabrikaten; deze
reeksen zijn tot één totaalreeks gewogen met aan de invoer-
samenstelling ontleende wegingscoëfficiënten, ten einde
pakketverschillen zo gering mogelijk te maken. De inter
–
nationale samenhang speelt een minder grote rol dan door
Clavaux wordt verondersteld, omdat invoerprijzen worden
vergeleken nïet binnenlandse groothandelsprijzen.
Het conjunctureel beloop van de geanalyseerde groot-
heden wordt inderdaad beter benaderd, indien wordt uit-
gegaan van de mutaties per halfjaar t.o.v. het overeen-
komtige halfjaar van het voorafgaande jaar. Voor de
periode 1949-1958 wordt dan de volgende regressieverge-
lijking gevonden (excl. onbewerkte voedingsmiddelen):
m = 1,217 v – 0,622 (Pm –
pv)
+ 0,591
R = 0,92
(0,145) (0,132)
(1,417)
Het door Clavaux naar voren gebrachte verschil in
de ontwikkeling van de invoer in de perioden 1953-1954
en
1957-1958
is in de eerste plaats een gevolg van’ongelijke
prijsontwikkelingen. In het eerste halfjaar ‘van 1954 lag
de invoerprijs slechts 3,5 pCt. beneden het niveau van het
eerste halfjaar van 1953; in het eerste halfjaar 1958 t.o.v.
het eerste halfjaar 1957 dgalde de invoerprijs met ruim
8 pCt. Rekening houdenide met de mutaties in de binnen-
landse prijzen (die in beide perioden gering waren) wordt
hieruit ca. $ 100 mln, van het door Clavaux gevonden
verschil verklaard.
In de tweede plaats kan een verschil worden geconsta-
teerd tussen de voorraadposities in .1953 en in 1957. In
eerstgenoemd jaar bevonden de voorraden zich in ver
–
houding tot de omzetten (zowel van de handel als van de
industrie) op een hoger niveau dan in 1957. Als gevolg
daarvan werd in 1954 de invoer in sterkere mate afgeremd
dan in 1958 het geval wâs.
Dit onderscheid’tussen de voorraadposities hangt samen
met de ontwikkeling van de invoer in 1953 resp. 1957.
In het eerste halfjaar van 1953 was het invoervolume na-
genoeg even groot als
tijdens
de Korea-hausse als gevolg
van de daling der grondstoffenprijzen. Vergelijking tussen
de eerste halfjaren van 1953 en 1954 leidt daardoor tot
het constateren van een excessief grote invoerdaling. In
1957 bevond het invoervolume zich op het niveau van het
voorafgaande jaar, waardoor de invoerdaling in 1958
beperkter bleef.
‘Voor zover thans bekend, neemt de invoer van
Europese auto’s in de Verenigde Staten no.g steeds in het-
zelfde tempo toe, ondanks de wijziging in de Amerikaanse
produktieplannen. De Amerikaanse ,,kleine wagen” heeft
vergelijking met de Europese dan ook een vrij grote
.mvang. Het is
daarom
niet juist, de invoer in de verkeers-
sector buiten beschouwing te laten. Samen met de groep
,,overige” resteert dan een toeneming van de invoer van
éindprodukten en onbewerkte voedingsmiddelen met
$
155
mln, in het eerste halfjaar van 1958 (zie tabel 1 van
Clavaux), dat is met ruim 7,5 pCt. Er is dan ook nauwelijks
sprake van een onderbreking van de trend.
Zelfs indien van de invoer van vervoermateriaal wordt
afgezien, dan nog blijft gelden, dat de invoer van eind-
produkten en bewerkte voedingsmiddelen meer weerstand
blijkt te bezittèn in een dalende conjunctuurfase dan de
– invoer van grondstoffen en halifabrikaten. Het afnemend
aandeel van de laatste categorieën in de totale invoer zal
daarom ten minste een matiging van de fluctuaties in de
invoer tot gevolg hebben. –
‘s.Graveihage.
–
W. TIMS.
748
De geldmarkt.
In het enkele weken geleden gepubliceerde Radcliffe-
rapport, gewijd aan de in Engeland in het verleden ge-
voerde en in de toekomst te voeren monetaire politiek,
wordt o.’a. de opvatting verdedigd dat aan wijzigingen in
het officiële disconto geen
bijzonder
grote invloed op het
economisch gebeuren moet worden toegekend. Alleen
voor zover een dergelijke wijziging deel uitmaakt van een
complex van gelijk gerichte maatregelen, dus voor zover
van een ,,package deal” sprake is, heeft een disconto-
wijziging zin. In noodgevallen,
bijv.
als zich een situatie
•van aperte inflatie voordoet, zou een dergelijke ,,package
deal” volgens het Radcliffe Committee kunnen bestaan
uit het aan banden leggen van de bankkredieten en van
nieuwe emissies, alsmede uit een verzwaring van afbe-
talingstransacties.
Kennelijk hebben de Amerikaanse monetaire auto-
riteiten zich vooralsnog niet door hét betoog van Lord
Radcliffe ‘c.s. laten beïnvloeden, want, hoewel de Federal
Reserve Board deze week in liet economisch gebeuren
heeft ingegrepen, werd volstaan met een discontoverho-
ging, die het officiële disconto van
bijna
alle Federal
Reserve Banks van 34 pCt. op 4 pCt. heeft gebracht. Daar:
mee komt het ongeveer op hetzelfde niveau als het toe-
wijzingsdisconto voor 3-maands Amerikaans schatkist-
papier. In feite betekent dit dat de discontoverhoging aan
de krappe kant is geweest; er is maar weer een kleine
stijging vanhet marktdisconto van node om het probleem
van een verhoging van het officiële disconto opnieuw
acuut te maken.
Op de Nederlandse geldmarkt heeft noch de Ameri-
kaanse, noch de Duitse discontoverhoging, welke laatste
vorige week heeft plaatsgevonden, merkbare invloed
gehad. integendeel, gedurende de verslagweek is de geld-
markt in ons land zeer ruim geworden, grotendeels door-
dat het terugvloeien van bankbiljetten het tegoed van de
banken bij De Nederlandsche Bank weer niet onaanzien-
lijk boven het verplichte saldo heeft gebracht.
Geheel afgezien van de vraag in hoeverre de stijging
van de geldmarkttarieven in het buitenland niet weer ge-
compenseerd wordt door stijgende kosten, verbonden aan
het dekken van het valutarisico, zijn er nu eenmaal grenzen
gesteld aan de bereidheid der banken om buitenlandse
beleggingen aan te houden. Volgens gegevens van De
Nederlandsche Bank is de deviezenvoorraad van de
handelsbanken in juli wederom ‘toegenomen, en wel met
ca. f. 60 mln, tot f. 1.345 mln, bruto en f. 662 min, netto.
De toeneming van deze deviezènvoorraad heeft in de eerste
zeven maanden van het jaar netto
bijna
f. 600 mln, be-
dragen. Het is moeilijk uiç te maken of met deze toeneming
de door de banken gestelde grenzen thans zijh bereikt.
Wel mag worden aangenomen dat ook bij verdere ver-
hogingen van de geldmarkttarieven in andere landen de
zuigkracht van het buitenland op de Nederlandse geld-
markt niet naar evenredigheid zal stijgen.
De kapitaalmarkt.
Vooruitlopend op de hiervoor reeds gereleveerde dis-
contoverhoging hebben de koersen van Amerikaanse aan-
delen deze week een reeks van flinke dalingen te zien ge-
geven: Nederlandse aandelen hebben zich betrekkelijk
goed gehouden, hoewel men moet aannemen dat de
buitenlandse belangstelling voor onze aandelen te lijden
p
—
M
M
OON
V
OON 0
Het’
ALGEMEEN MIJNWERKERSFONDS
VAN DE STEENKOLENMIJNEN IN LIMBURG
heeft vacant de functie van
chef der
bouwtechnische afde!ing
Deze afdeling, gevestigd te Utrecht, is belast met de bouw-
technische vraagstukken betreffende onderhoud,.acquisitie
en nieuwbouw van stedelijk onroerend goed, waarvan het
bestaand bezit thans 1`60 millioen bedraagt bij een uitbrei-
dingsbehoefte van ten minste f15 millioen per jaar.
Vereist zijn:
• Meerjarige ervaring als bouwtechnicus bij grote
bouwprojecten.’
• Een zodanige opleiding en kennis als noodzakelijk
voor uitvoering van bouwcomplexen.
• Practisch organisatievermogen met leidinggevende
capaciteiten.
• Belangstelling voor de commerciële zijde van bouw-
werken voor beleggingsdoeleinden.
Uitvoerige sollicitaties
mei recente
pasfoto
en
vermelding van
leeftijd, burgerlijke
staat,
levensloop en referenties
te
richten aan
de
directie,
Akerstraat 92
te Heerlen.
749
zal hebben gehad van de reactie die zich op de beurzen
van onze grootste effectenafnemers, Duitsland en de Ver
–
enigde Staten, hebben voorgedaan.
Blijkens gegevens van de Vereeniging voor den Effecten-
handel zijn er in augustus van bepaalde aandelen weer
grote hoeveelheden van eigenaar verwisseld. Dit geldt
met name die aandelen waarvoor van Duitse
zijde be-
langstelling bestaat.
Zo
werd
bijv.
van de aandelen Amster-
damsche Bank en Rotterdamsche Bank in augustus ruim
21 pCt. van de respeëtievelijke aandelenkapitalen om-
gezet; voor Nievelt Goudriaan was dit
4,31
pCt., voor
Ver. Machinefabrieken
4,19
pCt., voor A.K.U. bijna
2+ pCt. en voor Unilever
1,40
pCt., terwijl Nationale
Handelsbank met een percentage van
5,92
de kroon spande.
Nu kan men, voor zover de verkoop dezer effecten inder-
daad aan buitenlanders plaatsvond, wel zeggen dat der-
gelijke transacties in alle nuchterheid met gewone export-
affaires vergeleken moeten worden, en dat emotionele
termen als ,,effectenuitverkoop” hier niet op hun plaats
zijn, het blijft een feit dat mét deze aandelen een gedeelte
van de zeggenschap over Nederlandse ondernemingen
over onze grenzen verdwijnt.
Iii
dit opzicht mogen export
van buy, aandelen A.K.U. en de export van nylonkousen
beslist niet over één kam worden geschoren.
Op
de obligatiemarkt werd de emissie â pan van f.
100
mln. 41
pCt. 25-jarie obligaties ten Iâste van de Bank
voor Nederlandsche Gemeenten een groot succes, in dier
voege, dat iedeie inschrijver weer flink moest majoreren
om, rekening houdende met het verwachte toewijzings-
percentage, aan zijn trekken te komen. Met spanning
wacht men nu af, welke verrassingen Prinsjesdag zal
brengen, niet alleen wat betreft Troonrede en Miljoenen-
nota, maar ook t.a.v. het resultaat van de emissie Gelder-
land.
Op
die dag staat nI. voor het publiek de inschrijving
open ôp f.
7
mln.
41/4
pCt. obligaties•
â 99
pCt. Er zal
menigeen wat aan gelegen zijn om deze eerste recht-
streekse binnenlandse emissie van gewone obligaties door
een lager overheidsorgaan sinds oktober 1956 een suc-
ces te laten worden. Wellicht zullen wij die dag ook ver-
nemen in hoeverre de Regering zal berusten in een op-
heffing resp. verzachting van het systeem van centrale
financiering via de Bank voor Nederlandsche Gemeen-
ten.
Aand. indexcijfers
A.N.P.-C.B.S
2 jan.
4 sept. 11 sept.
(1953
= 100)
1959 – 1959
1959
Algemeen
……………………………
255
312
308
Internat. concerns
…………………
375
450
443
Industrie
……………………………
174
229
226
Scheepvaart
…………………………
151
157
157
Banken
…………………………………
138
189
186
Indon. aand. …………………………
103
138
136
Aandelen
Kon. Petroleum
……………………
f.
183,20 t. 167,20 t. 163,30
Unilever
………………………………
452
646
3
/4
641
Philips
…………………………………
493%
648
640½
A.K.0 .
…………………………………
262
379%
374
1
%,
Kon. N. Hoogovens
………………
341
577
566
Van Gelder Zn..
……………………
193
254%
245
H.A.L.
………………………………….
158’/2
162
163%
Amsterd. Bank
………………………
253½
329
3
/4
324
Ver. H.V.A. Mij-en
………………
131½
152
149
7
/s
Staatsfondsen
2%
pCt. N.W.S .
……………………
59%
59%
59½
3½ pCt. 1947
…………………………
901iff
93251
32
93
1
/32
3
1
/4
pCt. 1955
1
……………………
87½
89½
89’/2 3
pCt. Grootbbek 1946
…………
88½
90
1
/4
90 3
pCt. Dollarlening
………………
90%
921/4
92%
4
1
h pCt. Nederland 1958
…………
99i
1001ff
100k
Diverse obligaties
3
1
h pCt. Gem. Rotterdam 1937
VI
90%
943/
s
94
3% pCt. Bk.v.Ned.Gem.19541I/III
91
1
9
6
88
1
/8
88
3½ pCt. Nederl. Spoorwegen
89
93
92%
3½ pCt. Philips 1948
………………
95
95%
96
3% pCt. Westl. Hyp. Bank
83½
88
88%
6 pCt. Nat. Woningb.len. 1957
110
111h/.
110%
New York
Aandelenkoersgemiddelde
Dow Jones Industrials
588
652
637
M.
P.
GANS.
“1
1
”
‘Opleiding tot Belastingconsulent
De Nederlandse Federatie van Belastingconsulenten (Bond en Instituut) organiseert mondelinge cursussen In
AMSTERDAM, ROTTERDAM, DEN HAAG, UTRECHT,
DEVENTER, ARNHEM en GRONINGEN
o.l.v.
Inspecteurs
van
‘s
Rijks belastingen.
Middelbare Schoolopleiding
of
gelijkwaardlge ontwikkeling vereist.
EXAMENS ONDER RIJKSTOEZICHT
…
Prospectus en aanmelding:
BACHMANSTRAAT 39, DEN HAAG, TELEFOON 116914
..COMMIESSARIAAT VOOR SURINAAMSE ZAKEN
Ten behoeve van het departement van Economische
Zaken in Suriname wordl gevraagd
EEN DOCTORANDUS IN DE ECONOMIE
bestemd om te worden belast met de behandeling yan
onderwerpen, liggende op het gebied van de prijsont-
wikkeling en op sociaal-economisch terrein.
Bezoldiging:
Sur.crt. f. 6720,— tot Sur.crt.
f. 10.320,-.–. Periodieke verhogingen
van Sur.crt. f. 360,— ‘s jaars. (In-
passing in de salarisschaal geschiedt
naar gelang van de opgedane er-
varing);
Kortverbandtoelage:
19%
van de gedurende de. werk-
zaamstelling in Suriname te verdie-
nen bezoldiging, uit te betalen nâ
afloop van het dienstverband;
Uitzending:
in tijdelijke dienst, met een dienst-
verband van drie jaren;
Uitrustingskosten:
voor ge’huwden
gedeelte van de
toe te kennen jaarbezoldiging, e.e.a.
met’ een maximum van Sur.crt.
f.
2500,—,
voor ongehuwden 1/6
gedeelte van die bezoldiging;
Overtocht:
voor Landsrekening, c.q. ook voor
het wettig gezin van Nederland naar
Suriname en, nk afloop van het
dienstverband van Suriname naar
Nederland.
Sollicitaties in duplo (één exemplaar op luchtpostpa-
pier), met omschrijving van volledige opleiding en levens-loop, en vergezeld van een opgave van referenties, binnen
14 dagen na het verschijnen van deze advertentie te
zenden aan het Commissariaat voor Surinaamse Zaken,
Alexander Gogelweg 2, Den Haag. Persoonlijk bezoek
slechts na oproep.
ORGANISATIEBUREAU
TE AMSTERDAM
vraagt
1ING ECONOOK
waarbij enige voorkeur bestaat voor degenen,
die behalve bedrijfseconomie als hoofdvak,
tentainen wiskundige statistiek hebben gedaan.
Sollicitatiebrieven met beschrijving van levens-
loop en ervaring te richten onder no. 9410
aan Holdert & Co. N.Y., Sarphatistraat 75,
Amsterdam.
750
Kas, Kassiers en Dag-
geldieningen
. .
f
95.398.92879
Nederlands
Schatkistpapier
.
458.300.000,
–
Ander Overheidspapier,,
87.749.133,99
Wissels
………..
81.839 403,40
Bankiers in Binnen- en
Buitenland.
. . .
73.557.535,89
Effecten,
S’ndicate
en
‘Waarden…….
66.309.562,71
Prolongaties en Voor- schotten tegen Effecten,,
37.503.216,96
Debiteuren
……….
445.352.075,72
Deelnemingen
(mci.
Voorschotten).
.
7.253.975,31
Gebouwen……….
f5.000.000,
–
f1.358.263.832,77
Kapitaal ……. … .
f
49.000.000, –
Reserve
………..
22.000.000, –
Bouwreserve
……..
1.000.000,
–
Deposito’s op Termijn,,
435.909.688,73
Crediteuren
.
.
.
.
.
.
…
804.639.490,70
Geaccepteerde Wissels ,,
317.972,95
Door Derden
Geaccepteerd
. .
.
5.208,49
Overlopende
Saldi
en
Andere Rekeningen,,
45.391.471,90
fl.358.263.832,77
ECONOMISCH-
STATISTISCHE DAG
1959
Op vrijdag
9
oktober 1959 –
zal een Economisch-Statistische
Dag 1959 worden gehouden
door de Economische Sectie van
de Vereniging voor Statistiek in het Jaarbeursgebouw te Utrecht.
Het programma – van deze dag
is als volgt:
Opening door de voorzitter,
de heer Drs. L. VAN KRA-
NENDONK.
Voordracht door Prof.
P.
DE
WOLFF
over , Enkele eigen-
schappen van log-normale
verdelingen”.
PAUZE.
Voordracht door de heer P.
L.
F.
DE JONG over , Toe-
passing van log-normale ver
–
delingen bij marktonder
–
zoek”.
Buitengewone (huishoudelij.
ke
) vergadering.
Na elke voordracht bestaat
gelegenheid tot gedachtenwisse-
ling. De aanvang is om2.30 uur
des middags; sluiting van het
openbare gedeelte om ca. 5
uur. Belangstellenden, die geen
lid zijn van de Economische
Sectie, kunnen gratis toegangs-
bewijzen krijgen bij het secre-
tariaat, Raamweg
18,
‘s-Gra-
venhage.
DE TWENTSCHE BANK
N.
Ï’
Gecombineede Miandstaat op 31 augustus
1959
B;-
DE COÖPERATIEVE CENTRALE
•
BOERENLEENBANK
te
EINDHOVEN
heeft plaatsingsmogelijkhejd voor enige
eerste assistentèn
bij haar afdeling Inspectie.
Voor deze functie genieten voorkeur zij, die het di-
ploma H.B.S.
5
j. of Gymnasium, alsmede het Staats-
praktijkdiploma T en IT, resp. de akte M.O. Boekhou-
den of Handelswetenschappen bezitten.
Enige jaren praktijkervaring in het bedrijfsleven of op
een accountantskantoor is gewenst..
Leeftijd ten hoogste 35 jaar.
In aanmerking komende sollicitanten dienen rekening
• te houden met een geneeskundig en psychologisch
onderzoek.
Brieven, ‘aarin alle van belang zijnde gegevens zijn
opgenomen, worden gaarne ingewacht onder de. let-
ters ASS bij de afdeling Personeelszaken, Dommel-
• straat 9 te Eindhoven.
B&Z
N.V. RUBBERFABRIEK BAKKER
&
ZOON
RI DDERKERK
wenst in verband met uitbreiding
der activiteiten over te gaan tot
aanstelling van een
cornmerciëel directeur
die na inwerking het beleid over alle commerciële afdelingen der
onderneming
op
zich zal nemen.
De taak omvat o.a. de leiding van
de verdere
op-
en uitbouw der
verkoopsorganisatie in binnen- en •
buitenland, het marktânalitisch onderzoek voor het vinden van
geschikte afzetmogelijkheden voor
de bestaande producten, het cre-
eren van nieuwe artikelen, alsmede
ook de supervisie
op
de inkoop.
Behalve een (minstens) middelbare
schoolopleiding en een goede beheer-
sing dér moderne talen, is een ruime
praktische verkoopservaring in soort-
gelijke functie bij een middelgrote
onderneming opgedaan, noodzake-
lijk. Gewenst wordt een dynamische
persoonlijkheid van omstreeks 40jaar.
De salariëring en de overige facilitei-
ten zijn met de aard en belangrijk-
heid der functie volledig in overeen-
stemming.
Eigenhandig geschreven brieven met alle terzake
dienende gegevens, die als
strikt
vertrouwelijk zullen
worden beschouwd, vergezeld van recente J?asfoto, gelieve
men onder vermelding van
de
kenlet Iers
,,C.D. 100″ te richten aan
A. Cohn, adviseur
vôor
personeelsselectie, Willem Pqjperszraat 59, te
Amsterdam-Zuid 2.
–
751
Zij, die het doctoraal e*amen in de
economische wetenschappen of
INT’ERACADEMIALE
het ingenieurs examen aan een
technische hogeschoôl met gunstig
gevolg hebbn afgelegd, kunnen
zich
–
zo zij tenminste twee jaar in
P L E II) 1 N G
de praktijk werkzaam zijn geweest
–
vocr 1 november
1959.
schriftelijk
ORGANISATIEKUNDE.
aanmelden bij de rector van deze
opleiding, Oude Delft 56 te Delft.
Het onderwijs zal
.
gemiddeld ruim
een dag per week in beslag nemen.
Een brochure met- nadere
•••’••••••…
gegevens kan aan bovenstaand
adres worden aangevraagd.
Inschr
y
e*
ving
Deze opleiding gaat uit van de
Rijksuniversiteit te
Groningel!i,
de
Universiteit van Amsterdam,
de Vrije Universiteit te Amsterdam,
voor de 2-jarige cursus,
de Nederlandsche Economische
Hoogeschool te Rotterdam,
aanvangende in
de Katholieke Economische
Hogeschool te Tilburg en de
januari 1960.
..Technische Hogescholen te Delft en
Eindhoven, met medewerking van
een aantal organisatie.adviseurs.
GEMEENTE VELSEN
‘S
Burgemeester en Wethouders roepen sollicitanten op
voor de functie van
sociograaf
ten kantore van de bedrijfseconoom der ge-
meente.
Sollicitanten dienen belangstelling te hebben
voor economische vraagstukken.
Benoeming zal geschieden afhankelijk van er-
varing in de rang van commies
B
of hoofd-
commies A.
Salarisgrenzen
f. 6.504,- – f. 8.004,- en
f.7.524,-
– f. 9.192,-, exclusief de compensa-
tie AOW., huurcompensatie en 4% vakantie-
toeslag. Kindertoelageregeling conform rijks-
regeling.
De gemente Velsen is aangesloten bij de
I.Z.A.-regeling Noordholland.
Uitvoerige sollicitaties binnen
10
dagen na het ver-
schijnen van dif blad te zenden aan Burgemeester en
Wethouders van Velsen.
Dit zijn drie
Bangkok
•
van de plaatsen
waar de
Singapore
Nationale
Handelsbank n.v.
Hongkong
eigen kantoren
heeft.
Voor de ontwikkeling
van.
Uw
zaken en
contacten met de plaatsen in
$AZIËØØ
is de Bank die in dat wereiddeel zelf
2.
grote ervaring heeft het aangewezen
–
intermediair.
Dat is de
Nationale
Handelsbank n.v.
gevestigd te Amsterdam sinds 1863
‘S-GRAVENHAGE
–
AMSTERDAM
–
ROTTERDAM
752
t
,.
Amsterdamsche Bank
Geconsolideerde Maandstaat per
31 AUG. 1959
Debet
.
Credii
Kas, kassiers en daggeldieningen
f
136.501.748,30
Kapitaal
f
90.0 10.000,-
Nederlands schatkistpapier
,,
‘601.165.927,13
Reservefonds
,,
49.000.000,-
Ander overheidspapier
,,
107.270.500,—
3 pCt. Deposito-obligatiën
Wissels
,,
‘150.445.003,08
per 1962
,,
25.000.000,-
Bankiers in binnen- en buitenland
201.897.277,22
Deposito’s op termijn
,,’
425.154.798,53
Effecten en syndicaten
,,
43.213.164,05
Crediteuren
1.357.813.308,42
Prolongatiën en voorschotten
Geaccepteerde wissels
35.456.072.11
tegen effecten
,,
90.697.601,07
Door derden geaccepteerd
531.219,74
Debiteuren
,,
712.888.136,28
Overlopende saldi en,andere
Deelnemingen (mcl. voorschotten)
19.934.977,90
rekeningen
,,
81.048.937,23
Geboüwen, safe-inrichtingen en
inventarissen
f2.064.014.336,03
f2.064.014.336,03
Alle
‘4
e feiten en cijfers snel beschikbaar!
Béschikt uw bedrijf ‘over een factureer- of boekhoud-
maëhine met tape?
–
Dan biedt het B.M.A. u alle voordelen van ponskaarten!
Het B.M.A. zet voor u met behulp van de tape-to-
card-conventer uw tapes om in ponskaarten. Met
behulp hiervan maakt het B.M.A. voor u alle
gewenste overzichten o.a. : statistieken, voorrazid-
gegevens, debiteurenadministratie .enz. Het B.M.A.
analyseert zonder verplichtingen uwerzijds de
mogelijkheden voor uw bedrijf.
Beschikt uw bedrijf niet over een multiplier, collator
(interciasseuse) of vertolker?
Dan kunnen uw werkzaamheden voor deze machines
door het B.M.A.-worden verricht.
,
–
Op aanvraag worden u alle gewenste inlichtingen verstrekt.
1WflIIIW4D
F
w
v
~
]
A
BUREAUMECHANISCHE
AD
M
I
N
TRATIP&V.,
Achter Oosteinde 9-11, Amsterdam. Tel. 37028.
753
e
INSTITUUT
VOOR
SOCIALE WETENSCHAPPEN
Geheel
mondelinge avondopleidingen
M.O. Economie
en Statistiek
en
Kand. en Ooct.
Economie
in de voornaamste Eevolkingscentra
van Nederland.
Een uitdebreide documentatie-map omtrent
deze opleidingen wordt U op schriftelijke of
telefonische aanvragegaarne toegezonden
door het
Algemeen Secretariaat, Wassenaarseweg
39,
‘s-Gravenhage, telefoon 070-775382.774663.
GEMEENTE VELSEN
Bij de bedrijven voor gas en water, omvattende distri-
butiebedrijven voor gas en water, produktiebedrijf voor
water, brandweer en, openbare verlichting, is vacant
de functie van –
Hoofd vûn de boekhouding
en de administratie
Vereist wordt ruime kennis en ervaring in de
behandeling van bedrjfs-economische en ad-
ministratieve problemen, commerciële aanleg
en het vermogen om leiding te geven aan het
administratieve personeel (46 man).
Aanstelling kan geschieden in de rang
van hoofdambtenaar, salaris f. 10.095,24 –
f. 12.734,04 per jaar, alles inbegrepen.
Het verplaatsingskostenbesluit is van toepassing;
– de gemeente Velsen is aangesloten bij het I.Z.A.
Uitvoerige sollicitaties te ‘richten, binnen 14 dâgen na
het verschijnen, van dit blad, aan Burgeméester en
Wethouders van Velsen.
PENSIOEN-RISICO
biedt een nieuwe verzekering
van weduwenpensÎoen.
De algemene weduwen- en wezn-
wet geeft in vele gevallen een
weduwe slechts gedurende een
korte periode recht op een wette-
lijke uitkering. Pensioen-Risico stelt
voor werkgevers de mogelijkheid
open een tijdelijk weduwenpensioen’
van f.1326,- per jaar voor de echt-
genoten van hun werknemers te
verzekeren, ingaande zodra de wet-
telijke uitkering wordt gestaakt en
eindigende uiterlijk bij het bereiken
van de leeftijd van 65 jaar.
De’ premie voor deze verzekering
is verschuldigd tot de 50-jarige
leeftijd van de echtgenote van de
verzekerdewerknerneren bedraagt:
f. 15,- per jaar per verzekerde, in-
dien de uitkering wordt beëindigd
bij hertrouw van de weduwe;
f.
25,-
per jaar per verzekerde, in-
dien de uitkering bij hertrouw blijft
doorlopen of wordt toegekend, om-
dat de.wettelijke uitkering.wegens
hertrouw wordt beëindigd.
754
G
Stalen meubelen
ijjjU
Brandkasten
Koninklijke sttaat 222
Dordrecht
Brussel
QED
DIRECTEUR
Voor ons bedrijf In ZUID-AFRIKA Cde Kaap)
zoeken wij Iemand die na enige jaren Inwerken,
als General Manager zelfstandig de verantwoor-
ding voor de leiding op zich kan nemen.
Van de functionaris wordt vereist dat hij door
karakter. Inzicht en ervaring over productie-,
verkoops- en flnanöiëie problemen kan
oordelen en besilssen.
Technische opleiding wordt gewenst geacht.
Maximum leeftijd 45 jaar.
Condities in overeenstemming met de belang-
rijkheid der functie.
Brieven welke strikt vertrouweiljk behandeld
zuilen worden aan:
DIRECTIE BRUYNZEEL FABRIEKEN
•
ZAANDAM
755
…dat het va
economisch inzic
getuigt, bijtijds
de juiste e!ektrïsche
schrijfmachine
aan te schaffen!
1
1
Uw, Remington
R
and specialist kan U aantonen
Brieven en bijlagen, rapporten en rekeningen zien er correcter en karaktervoller
uit. Maar bovendien kan op een Remington ellektrische schrijfmachine 6 uur werk
in 5 uur worden verricht! Typen was nog nooit zo plezierig! Laat U deze
Remington eens demonstreren! Zie zelf, .dat deze elektrische schrijfmachine uit een
oogpunt van prestatie en representatie in Uw bedrijf h66rtl
iPr4*Jkr
…voor dit alles:
VI
–
L
. .
. ..
Showrooms in
–
de voornaamste steden.
756