De Haan, SfoI & Co., accounfanfs
vragen voor hun kantoor te Amsterdam
JONG ACCOUNTANT
Ook assistenten, die binnenkort hun
studie zullen beëindigen kunnen in
aanmerking komen.
Aan ambitieuze kracht wordt de ge-
legenheid geboden tot volledige ont-:
plooiing.
Brieven met volledige inlichtingen, te richten aan het
kantooradres: Museumplein 10, Amsterdam-Z.
Leeft met
Uw tijd mee!
Leest de
Reisdeviezen
Bagage-
en
ongevallenverzekeringen
R. MEES & ZOONEN
Bankiers .en assurantiemakelaars
ROTFERDAM
r
1720
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave vân de Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 5 29 39. Administratie: (010)
3 80 40. Giro 8408.
Privé-adres redacteur-secretaris:
Drs. A. de Wit, Sleedoorn-laan 17, Rotterdam-12, te!. (010) 18 36 32.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Banque de Com-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwjjnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per Post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400). Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer 75 ct.
Advertenties:
Alle correspondentie
betreffende
advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkerjj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010)
6 93 00, toestel 1
of
3.
Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
E
dn
.Wilmars;
AN REDACflE: Ch.Glasz; L.M.ICoyck; H.W.Lambers;
en; J. R. Zuidema. Redacteur-Secretaris: A. de
Wit.
Adjunct Redacteur-Secretaris: M. Hart.AN ADVIES VOOR BELGIË: t?. Collin; 3. E. Mertens
J. van Tichelen; R. Vandeputte; £ 3. Vlerick.
fJ
K. C. SLIJK
Schiedamsevest 44 d
–
Rotterdam-1
Tel. 010.11 9111(2 lijnen)
e__Éiceiaars In onroerende goederen.
Vertrouwensopdrachten.
J/
‘
dmintstraties voor Verenigingen
van Eigenaren (Appartementenwet)
LemIddeling bij aan- en verkoop
van appartementen (horizontale
verkoop). Specialisten sedert 1951.
• TAXAT 1 ES bij aan- en
verkoop,
voor
.successieaangiften,
enz.
•
HYPOTHEKEN
GRATIS op
aanvraag beschikbaar:
“tvLA.B;
n.v.-Nieuws” – ons maandblad, waarin
regelmalig aan frekkelijke aânbledin gen vâiledig
omschreven worden
opgenomen.
354
S
E.-S.B. 18-4-1962
E.E.G.-horoscoop voor de V.S.
Dreigt de economische integratie in Europa de betalings-
balansmoeilijkheden van de Verenigde Staten, die in het
artikel: ,,Twee grote Atlantische markten” zijn geschetst
1)
te verscherpen? Bij de beantwoording van deze vraag in
zijn studie: ,,Europe at sixes and sevens” onderscheidt
Prof. E. Benoit een drietal gevolgen van deze integratie,
namelijk die van de instelling van een gemeenschappelijk
buitentarief, van een grotere markt met een koopkrachtiger
vraag en die van de door produktiviteitsvetbetering ver-
sterkte concurrentiekracht.
In het geding zijn voornamelijk de gevolgen voor de
Amerikaanse export, waaryan toename nodig is voor her-
stel vân het betalingsbalansevenwicht. Van dee export
was in 1960 16,8 pCt.
(S
3,4 mrd.) op E.E.G.-Ianden ge-
richt. Bij een weergave van Prof. Benoits visie op de ge-
volgen van het buitentarief en de onderlinge tarieven-
afbraakder E.E.G.-partners voor de Amerikaanse export-
kansen moet wcrden opgemerkt dat de auteur zijn boek
schreef vé5r de recente Amerikaanse plannen voor
wederzijdse tarievenverlaging met de eventuele realisering
waarvan door hem derhalve geen rekening is gehouden.
Voor agrarische en niet-agrarische basisprodukten, die
in 1959 gezamenlijk ca. twee derde deel van de totale export
uitmaakteri,
zijn
de gevolgen vermoedelijk zeer gering. Bij
prôdukten als tarwe, kolen en katoen worden geen of zeer
lage tarieven geheven. Bij een andere categorie (w.o. oliën
en vetten) schieten de Europese produktiemogelijkheden
te kort. In het resterende exportgedeelte van een derde
nemen machines, chemische en petroleumprodukten, be-
nevens vliegtuigen, auto’s en kleurstoffen een grote plaats
in. Na een beschouwing van deze categorie schat Prof.
Benoit dat van de gehele Amerikaanse export naar de
E.E.G. slechts eengedeelte van 5 tot 10 pCt. ($ 120 mln.
tot $ 240 mln.) door tariefverschillen zal worden bedreigd.
Aansluiting van de E.V.A. (opname van 11,1 pCt. van
de Amerikaanse export in 1960) bij de E.E.G. kan leiden
tot een doorbraak van het Amerikaanse exportfront in
Europa (tot voor kort nog een rustige sector) met verliezen
van $ 400 tot $ 800 mln. Bij zo’n exportsiag genieten bijv.
zowel de Britten op de Westduitse als de Westduitsers op
de Britse markt t.o.v. Amerikaanse concurrenten het
voordeel van onderlinge tarievenafschaffing.. Het geraamde
verlies benadert de groôtte van Kreinins berekening van
het percentage van 22 dat van de Amerikaanse export door
een eventuele vrijhandelszone van alle O.E.E.C.-landen in
grote moeilijkheden zou komen. Een gunstig gevolg van
onderlinge Europese tariefverlaging voor Amerikaanse
exporteurs kan evenwel een dalend aandeel zijn van niet-
Europese markten in de Europese export.
‘) Zie ,,E,-S.B.” van 11 april 1962.
Een
belangrijker
compensatie voor nadelige tarieven-
verandringen belooft de stimulerende invloed van de,
door de integratie bevorderde, Europese welvaartstoename
op de Amerikaanse export. Het groeiperspectief is evenwel
ongunstig voor agrarische Produkten, waarvan het ver-
bruik niet evenredig met de welvaart
stijgt.
Ongeveer een
vierde deel, w.o. tarwe, doch ook kolen en petroleum
(Sahara), van de export staat in Prof. Benoits horoscoop
onder een ongunstig teken.
Daartegenover worden voor een gedeelte van ruim een
derde, w.o. dierlijke produkten, voedergranen, katoen en
vliegtuigen, de groeimogelijkheden als ,,goed” beoordeeld.
Meer conjunctureel bepaald is de export van o.a. chemische
en metaalprodukten, benevens van zware industrie-uitrus-
tin, waarbij de Amerikaanse exporteurs in geval van lange
Europese levertijden (oververhitte conjunctuur) de rol van
,.marginal supplier”
2
) vervullen. Dit exportaandeel beloopt
eveneens ca. een derde. Zoals een zindelijk denkend man
zonder paranormale begaafdheid betaamt, maakt Prof.
Benoit
bij
zijn prognose het nodige voorbehoud.
Een derde gevolg van de Europese integratie kan een
verdere yerslechtering van Amerika’s concurrentievermogen
inhouden. De stimulans van de Euromarkt tot investering
en produktiviteitsverbetering heeft namelijk een kosten-
verlagend effect. De auteur meent evenwel dat er in vele
gevallen voor de Amerikaanse exportverdediging ruimte is
– voor o.a. kostenverlaging en intensiever belangstelling voor
deze export. In andere situaties kunnen directe Ameri-
kaanse investeringen in Europa doelmatige alternatieven
zijn. Ondanks de huidige moeilijkheden (enkele faciliteiten
vervielen inmiddels) beoordeelt de auteur het effect hiervan
voor de betalingsbalans per saldo als gunstig. Opmerkens-
waard is dat deze investeringen tijdens recessies de werk-
gelegenheid (export van kapitaalgoederen) bevorderen.
Voor het tegengaan van nadelige gevolgen van de Euro-
pese integratie voor de Amerikaanse betalingsbalans be-
pleit Prof. Benoit een aantal door de E.E.G. te verlenen
concessies. Hiertoe stelt hij o.a. ,,no-injury”-garanties voor,
waarbij niet-leden compensaties ontvangen voor tarief-
preferenties, die buiten het kader vallen van het recht der
lid-staten de vruchten te plukken van de door hun Gemeen-
schap gerealiseerde handelsexpansie. Met zijn opmerkingen
over een eventuele gemeenschappelijke Atlantische markt
bezorgt Prof. Benoit een koude douche aan degenen, die
nu menen dat de Verenigde Staten reeds door Europa wor-
den voorbijgestreefd.
Zo?n
gemeenschap wil hij eerst &erieus
overwegen nadat de Verenigde Staten in status van macht
en levensstandaard door Europa althans worden benaderd.
M. H.
2)
Tot deze categorie behoren ook staalproducenten.
[‘louDi
E.E.d.-horoscoop voor de V.S., door Drs. M. Hart
Commerciële economie, toegepast op de politiek
in de detailhandel (II),
door Prof Dr. W. J. van
de Woest ijne …………………………
Het Centraal Economisch Plan te optimistisch?,
door Drs. W. C. F. Bussink met een naschrift van
Drs. L. Traas ………………………..
355′ Het consumptief krediet in 1961, door Drs. A. Pais
De wereldscheepsbouw in 1961,
door C. Vermey..
Bedrijfseconomische not i t i es
356
De positie van een houder van converteerbare
obligaties bij kapitaaluitbreiding (II),
door
A. H. M. van der Donk ……………….
358 Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. C. D. Jongman
lBlz.
361
363
365
368
1
E.-S.B. 18-4-1962
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
355
—
T
Commèrciële econornie,’toegepast’op cle politiek in.clecletailhaiidel
,
II. De prijsvorming bij merkartikelen’
/
In’ôns vrig artikel’) stelden wij dat de optimale prijs is
consumenten een voorkeursôordeel v’erbonden en daar
–
mede zijn zij in economisch opzicht tot merkartikelen
V. Tegen deze prijs zal evenwel alleen blijvend
geworden. De vraag naar A en B neemt toe en de fabri-
c
+
VQ’
kanten van deze artikelen gaan op hun merken speciaal
worden aangeboden als p> k
–
.
Wij willen
Q
de aandacht van de consumenten vestigen. Deze worden
thans aan de hand van deze formules het proces aantonen
–
als het ware uit de aanvankelijk neutrale massa A…. F
waardoor het verschijnsel, van de vaste ‘prijs van merk-
naar voren gehaald. Het dringt tot,de consument door
artikelen pleegt te ontstaan.
‘
.
dat ieder exemplaar A (resp. B) van dezelfde kwaliteit
T’
is en daardoor vallen hun eventuele prijsverschilien in de
Toestand
1.
•’
‘
*
winkels l…
.
op. De concurrentie binnen het merk A
In deze toestand is er nog geen sprak’e van een merkartikel
tussen de exemplaren, in verschillende winkels verkocht,
gaat hier meer de vorm aanneinen van een’ concurrentie
–
in economische zin. Eiige fabrikanten vervaardigen een ge-
lijksoortig artikel en brengen dat ondei de kentekens A,
tussen
hoinogene artikelen.
De concurrentie tûssen A en B
B, C…..F in de handel. Dè consumenten vinden “deze
blijft, evenals de concurrentie met C …. F, het karakter
van een heterogene cöncurentie houden. Naarmate de
artikelsoort niet buitengewoon belangrijk er’maken tussen
,
consument er zich meer van bewust is ‘dat alle exemplaren
‘Als
–
deze artikelen ‘nog geen enkel onderscheid.
zij bij een
A (resp. B) van een zelfde kwaliteit
zijn,
wordt hij prijs-
winkelier om die artikelsoort vragen is het voor hen on-
gevoeliger, d.w.z. de winkelier ervaart dat de concurrentie
–
vrschillig of zij A dan wel F geleverd krijgen. Ieder van de
iets sterker en de prijselasticiteit groter wordt tot bijv.
n ,vinkeliers 1, 2…. n voert een of meer van de artikelen
A…. F. Deze staan in zijn winkel in ondeIinge concur-
aanvankelijk E
=
6. De optimale prijs voor de winkelier
rëntie en hebben daar dan ook een ongeveer gelijke prijs.
wordt nu in plaats van 1,25 V 1,20V. Dôor de toegenomen
Maar omdat het artikel voor de consument niet belangrijk
‘
concurrentie is de
prijs
iets gedaald, de opslag is nu 20 pct
‘is, ‘let deze er niet op dat de verschillende winkeliers ieder
geworden, maar daar staat tegenover dat de omzet in ‘A
•
‘hun eigen prijzen hebben bepaai’d. De ene ‘winkelier heeft
–
(resp. B) is gestegen, zodat de integrale kosten per eenheid-
-nu eenmaal een iets andere schatting van 2 gemaakt dan
k
=
c
+
VQ
,
door de
stijging
van
Q
gedaald’ zijn,
zijn collega. Laten wij aannemen dat deze waarde ongeveer
5 is. Als de inkoopprijs V voor allen
gelijk
is,,is de prijs
zodat, naar
wij
aannemen, ondanks de daling van de.
marge, het artikel kostedekkend bl ijft.
V
=
1,25 V. De winkelier hebben dus èen marge
van ongeveer 25 pCt. van de inkoopprijs of 20
Ct. van
Toestand
ifi.
de verkoopprijs. Laten wij aannemen dat
‘bij
deze hetero-
Het proces dat wij in toestand II beschreven, kan verder
gene concurrentie (want de winkels verschillen in ligging
gaan. Steeds meer consumenten gaan b1jvd over vn
etc.)’de prijzen variëren van 1,23 V tot 1,27 V. Onder deze
C ….. F op A resp.B. Maar ook worden zij er zich steeds
omstandigheden kunnen ook de artikelen. A … F in
scherper van bewust dat er tussen de verschillende exem-
één winkel nog iets in prijs verschillen, want de consu-
plaren van A resp. B, waar ook gekocht, geen kwalitatieve
menten zijn zich er zelfs niet volkomen van bewust dat
verschillen bestaan. Binnen A res. binnen B heerst nu
deze voor hen gelijkwaardig zijn. Deze situatie doet zich
een
volkomen
homogene
concurrentie.
Kleine
prijs-
onder de geschetste voorwaarden in de
praktijk
zeer dik-
verschillen doen de klanten van de ene naar de andere
wijls voor. De onderling& concurrentie tussen de artikelen winkel overgaan. De prijselasticiteit, zoals iedere winkelier
A
. .
.-. F in de winkels
1
…. n maakt de prijzen dan niet
‘die individueel ervaart, is dus sterk gestegen. Stel
£ =
11
precies gelijk
maar wel ongeveer
gelijk.
Wij hebben hier
en de winstopslag daalt daardoor tot 10 pCt. .Maar omdat
*
immers niet de theoretische vrije concurrentie op het oog,
de andere winkeliers nu ook hun prijs gaan verlagen,
waarbij
£ =
o, maar de reële concurrentie bijv. tussen
.
neemt de omgezette hoeveelheid in A (resp. B) niet meer
biscuitfabrikanten, waarbij
£ =
5.
De marge van 25 pCt.
sterk toe. Wij mogen daarom aannemen dat bij de optimale
‘
i
s
hier voldoende om het artikel zijn aandeel in de con-
11
C
+
VQ
prjsp=V=1,lV
d
e
i
ntegra
l
e
k
osten
k
=
C+VQ
______
stantekosten te laten dragen. Aan
>
k
=
IS
Q
niet meer gedekt zijn. Het artikel kan onder die omstandig-
dan voldaan, d.w.z. de ‘artikelen A …. F worden in de
heden niet meer rendabel in het assortiment blijven. Er
winkls
1
…. n ondanks de kleine prijsverschillen normaal
moet dus iets gebeuren, want de fabrikant heeft er alle’
verkocht. Wij hebben hier met wat men ,,workable compe-
belang bij dat hij kan blijven produceren. Trouwens, de
tition” nbemt te maken.
–
cônsumenten zouden al evenmin gebaat zijn als de artike-
len waarvoor zij voorkeur hebben, nl. A en B, uit de markt
Toestand
H.
verdwenen en
zij
op C
.
..
.
waren aangewezen!
Langzamerhand merkt het publiek dat éen 6f twee fabri-
kanten (A, B) toèh eigenlijk een produkt leveren dat iets
Toestaid
IV.
–
beter is dan C…. F. Als de consumenten de keus hebben,
Aan het einde van toestand III moest er iets gebeuren om
kiezen zij A of B. Aan deze tekens A en B wordt door de
.
de scherpe ,concurrentie binnen de artikelen A resp. B
door de winkeliers 1…. n te verminderen en daardoor
£
‘)Zie ,,E.-S.B.” van 11 april 1962.
van de hoge waarde 11 tot een meer praktische van
5 á 6
356
‘
,
E.-S.B. 18-4-1962
‘1
terug te brengen. Daartoe kunnen vele middelen worden
aangewend. Wij komen daarop nog terug, en nemen aan
dat als antwoord op toestand III fabrikant A besluit om tot
verticale prjsbiriding,
bij
redelijke prijs en redelijke marge,
over te gaan.
Hij
besluit nu de prijs, die door de homogene
concurrentie binnen zijn merk tot 1,1 V gedaald was, weer.
op 1,25 V vast te stellen.
Hij
gaat er hierbij dus blijkbaar
van uit dat
bij
een ,,werkzame concurrentie” op het niveau
van de detaillisten £ niet ongeveer 11 maar ongeveer
5
moet zijn. Fabrikant B, wiens artikel eveneens onrendabel
is geworden, moet wel een soortgelijke stap nemen. Ook
hij stelt de detailpi ijs vast op ongeveer 1,25 V, dus laat ons
zeggen tussen 1,22 V en 1,28 V. De artikelen A en B zijn
weliswaar beide gezocht, maar niet gelijk, zodat een prijs-
verschil van enkele procenten zeet goed te verdragen is.
Door de vaste
prijs
is er thans op detaillistenniveau geen
homogene concurientie meer binnen de artikelen ‘A (resp.
B), maar de heterogene concurrentie tussen A en B en
tussen deze leidende merken en C . . . . F is gebleven.
Deze concuirentie is oorzaak dat de afzetelasticiteit niet
sterk kan dalen en dus
bijv.
geen waarden van öngeveer
3 aan kan nemen. De vastgestelde prijs komt dus overeen
met de afzetelasticiteit op detaillistenniveau. De consu-
menten krijgen de artikelen waarvoor zij voorkeur hebben
tegen eed redelijke prijs (vergelijk de prijs van toestand 1)
en de winkeliers hebben een redelijke marge. Zij hebben
er evenwel geen belang bij dat de fabrikant de
prijs
veel
hoger gaat stellen,
bijv.
op
1,5
V of 2 V, want de artikelen
AenBstaan nog steeds in concurrentie met C. . . F. Van
deze artikelen stellen immers de winkeliers nog zelf de
prijs vast. De consument heeft nog steeds de keus tussen
de artikelen A en B met vaste en C
….
F met
vrije
prijzen.
Toestand
V.
Wij nemen nu het geval aan dat de fabrikanten van A
en B het zé goed doen, dat de consumenten meer en meer
op deze artikelen overgaan en tenslotte de artikelen C….
F van de markt verdwenen zijn. Op dat ogenblik staan
A en B niet meer in prjsconcurrentie met C
….
F. Dit
verandert de situatie principieel. De consument heeft geen
ndere keuze meer en als gevolg daarvan daalt de prijs-
elasticiteit tot bijv. 3. Enige prjseasticiteit blijft er altijd
nog over, want één keus behoudt de consument, n.l. het
artikel in het geheel niet te gan gebruiken. Door het
wegvallen van de prïjsconcurrentie van C
….
F en het
daarmede dalen van £ tot 3wordt de optimale prijs voor
3.
de winkeliers p = — V = 1,50 V. De winkeliers zouden
dus, als zij het voor het zeggen hadden, onder die om-
standigheden de prijs willen verhogen van 1,25 V tot
1,50 V. Maar zij hebben het niet voor het zeggen, want
de fabrikant stelt de prijs vast. Nu kan zich het volgende
voor gaan doen: handelaren beginnen een margegesprek
en stellen aan fabrikant A voor, de vaste prijs te verhogen
van 1,25 V tot 1,30 V om daarmede hun marge per stuk
te vergroten van 0,25 V tot 0,30 V. Zij motiveren dat met
te zeggen dat
zij
artikel A extra zullen pousseren. In feite
komt dit ,,extra pousseren” van A. neer op het onder de
toonbank houden van B. Maar zo wordt B gedwongen
de marge te verhogen van 0,25 V tot
0,35
V. Daarna is A
weer aan de beurt om een margegesprek met de handel
te voeren. Als gevolg van het feit dat de fabrikanten A
en B het zo goed gedaan hebben, dat zij de artikelen C
F door hun kwaliteits- en prjsconcurrentie geheel uit de
markt hebben gedreven, worden zij tot een gevaarlijke
onderlinge margeconcurrentie gedwongen. De prijs van
de artikelen A en B wordt daarbij opgevoerd tot zëg
1,40 Y. Dit kan evenwel alleen als niet slechts de, feitelijke
concurrentie van de ,,vrje” artikelen C . . . . F verdwenen
is, maar als er ook geen mogelijkheid tot een potentiële
concurrentie van die ‘zijde meer dreigt. Voor het kunnen
ontstaan van zulk een margeconcurrentie moet aan zeer
bepaalde voorwaarden zijn voldaan.
Toestand VI.
De hoge marge van40 pCt. van de inkoopprijs, terwijl
een marge van 25 pCt. voldoende was om de vaste handels-
kosten te dekken, kan wel enige tijd in stand blijven,
maar roept toch verschillende reacties op. Er kan een
outsider-fabrikant ôpkomen, die een nieuw merk maar
tegen vrije prijs aanbiedt. In dat geval zou de keuze-
mogelijkheid van de consument ineens veel belangrijker
zijn en dus de prijselasticiteit van A en B snel oplopen,
bijv. tot 4 â
5.
De handel onderkent ,dit gevaar en zal,
als
hij
goed georganiseerd is, proberen door een boycot-
acie de outsider buiten de markt te houden. Het zgn.
exclusief verkeer is hiertoe in dat geval een krachtig middel.
Misschien grijpt de overheid in; het kan ook zijn dat de
beide fabrikanten A en B tot de conclusie komen dat zij
beter doen het stelsel van de vaste prijs te verlaten en de
prijsvorming aan de vrije markt over te laten. Wij nemen
aan dat dit laatste gebeurt. De artikelen A en B worden
dan tegen Vrije prijzen aangeboden. Er is nu weer homo-
gene concurrentie binnen A en binnen B. De winkeliers
n concurreren nu fel met A resp. B. Dit wordt nog
in de hand gewerkt doordat de consumenten weten dat
de prijsconcurrentie hersteld is. ‘De prijselasticiteit stijgt
plotseling en snel en kan weer waarden aannemen van
11, of incidenteel misschien nog wel hoger. Daarmee daalt
de prijs dan, evenals in toestand III, van 1,40V tot 1,10V.
Men juicht om dit gevolg van het doorbreken van de vaste
prijs. Maar om dezelfde reden waarom in toestand III een
prijs van 1,10 V niet houdbaar was is hij dit thans!
Toestand VII.
De prijs van 1,10 V, wellçe volgt uit
p =
£ v
voor
£ = 11, is niet houdbaar omdat niet voldaan is aan
C ± VQ Er moet dus weer iets gebeuren en dat
,,iets” moet tot gevolg hebben dat
E.
weer daalt van 11
tot
5 â 6.
De concurrentie tussen de homogene’ exem-
plaren van A (resp. B) bij de winkeliers 1
….
n moet tot
een ,,werkzame concurrentie” worden teruggebracht.
Meestal is zo’n werkzame concurrentie niet synoniem met
een homogene concuri entie, maar met een heterogene. Als
het onmogelijk is na de felle concurrentie van toestand Vi
tot een herstel van de prjsbinding, maar dan weet op een
prijs van ongeveer 1,25 V, te komen, zal de handel uit
eigen belang middelen aanwenden om ‘de homogene con-
currentie in een heterogene om te zetten. Daartoe kent de
praktijk vele middelen! Wij zullen er enkele noemen:
de winkeliers kunnen het kenmerkende van A en B
gaan verwijderen. De merknamen verdwijnen of worden
vervangen door allerlei fantasienamen;
ieder van de winkeliers 1
….
n, of groepen daarvan
(1
….
f) (f
….
1) (m
….
n), brengen de fabrikanten
ertoe de artikelen onder hun handelaarsmerk te vervaar-
digen. Als de fabrikanten A en B daartoe niet bereid zijn,
dan zijn er nog potentieel de fabrikanten C
….
F, die
E.-S.B. 18-4-1962
.
357
..-.
t
–
-.-
,
.
4
,
t.
.
.
-S
•_
.
•
•,
.
”
,
S
•-•
•
,
..:
•
•-
:.
,
.t
–
–
.
:.
•
–
•
t
.
..
.
-,
–
.
,
:
_
•
–
..
‘.
.
•:-
.:
‘
•
–
”:
•
–
*
.
–
–
,
.-
,
\,,,,.
–
.
1•
‘
•
•
ye_1
eigéh
merken
vdor de
handel
kunnen
leveren;
verschijnselen onderzoekt en kent, zal geen moite hebben
– .
.
c. dé handelaren kunnen een politiek gaân voeren, waar:
om yoor iedere hieraangegeven fase voorbee1dn uit de
•
-bij
zij
de prijzen’ noch in de etalage, noch in advertenties
‘
praktijk te vinden. Maat wie, op grond van dé situatie
duideljkiankondigen. De consument kan dan de prijzen
vaneen bepaalde fase,. een politiek wil gaan voeren’ di
–
niet ii’ièer eenvoudig vergelijken.
Hij
betaalt de
prijs
die’
toegepast moet worden op merkartik!en die zich knnelijk
hem gevraagd wordt en daarmee is de prijsconcurrentie
‘ .
in een andere fase bevinden, handelt: fout. Ieder merk-
zeer sterk verminderd. Wèl kan de consument bij enkele
artikel moet behandeld worden overeenkomstig de fase
winkeliers naar de prijs informeren, maar ook dan is zijn
waarin het zich bevindt.. AIlëen zé k’an men een ongewenste
informatie tot sléchts enkele winkeliers beperkt.:
ontwikkeling doeltreffend bestrijdeh.
Al deze middelen komen in feite neer op het omzetten
Bovendien mag men uit het voorgaande niet concluderen
–
vande hoii’iogene coiicdrrentie tussen de!’..
.
.,n aanbieders
dat ieder merkartikel’ al deze 7 fasen moet doorlopen.
-,
…..in een heterogene. Hierdoor vermindert het effect vandi
Het hangt vrn de marktstructuur af of een volgende fase
concurrentie en daalt de prijselasticiteit, waardoor de opti-
in kan treden of niet. Zo stan de merkartikelen in de
male prijs weer in de buurt van de
1,25
V komt. Maar dit kruideniersbianche in een .regelmatige concutrentie, niet
wordt nu, bereikt doordat de rnarkt voor de consument
alleen met merkloze artikelen maar ook met de merken
–
minder. doorzichtig wordt gémaakt en dus een rationele
.
van de zelfproducerende grootfihiaalbedrijven en coöpera-
inkooppolitiek wordt belemmerd!
‘
ties, hetgeen een opjagen van prijzen en marges (fase V)
uitsluit: In .de boekhandel wordt. de concurrentiepositie’
. ‘
Wij hebbèn nu
.
de ontwikkelingsgang van een merk-
,
tussen de boeken onderling in hoge mate beïnvloed door
artikel in 7 fasen geschetst, ieder met eigen karakteristieke
het steeds weer verschijnen van nieuwe boeken, terwijl de
marktverschijnselen. Deze fasen moeten dan ook duidelijk
.
uitgeverzijn
prijs
zo moet stellen dat hij
–
zo mogelijk
worden onderscheiden. Helaas geschiedt dit in de literatuur
‘
in’nit te lange ‘tijd
–
de gehele oplaag uit kan verkopen.
over dit onderwerp niet. Men vermengt de verschijnselen
Wij moeten daarom de rnarktstructuur goed analyseren
van de verschillende fasen of proclameert’ de verschijnselen
‘voor een uitspraak
–
‘over de ontwikkeling kan worden
van een bepaalde fase tot de algemene.eigenschappen van
–
gedaan.
;,,het” merkartikel of van ,,de” vaste
prijs.
Wie de’concrete’
Amsterdam.
Prof. Dr. W. J. VAN DE w0ESTIINE.
– –
Het Centraal Economisch Plan te optimistisch?
•
In ,,E-S.B.” vai1 14 maart jI. heeft Drs. L. Traas een
Thans de verschillende argumenten afzondèrlijk. Eerst
kritische beschouwing gewijd aan het Centraal Economisch
iets over de, buitenlandse conjunctuur. Ter staving van
Plan 1962: In zijn samenvatting zegt hij om. dat
,
…..het
‘
zijn stelling, dat het’ C.P.B. de conjuncturele ontwikkeling
,
Centraal Planbureau de spanningen die er op velerlei
.
in de Verenigde Staten veel te optimistisch heeft beoordeeld,
• ‘
”S
puntn in.de nationale economie aanwezig
zijn
te ‘opti-
‘citeert de heer Traas een tweetal bronnen
1
). Deze bronnen
mistisch heeft”beoordeeld.’ Met name, op het gebied van
ondersteunen echter eerder de visie uit het Plan dan die
1onen’en investeringen kunnen deze spanninge1 gemakke-
vanhemzelf. Beide verwâchten namelijk een stijging van
–
lijk tt ‘overspanning leiden. Een overspanning die het
‘
het reëel nationaal produkt met ca. 4 pCt. (1 pÇt.
per kwar
venwicht oj de betalingsbalans in ernstige mate bedreigt,
taal)
gedurende
1962. Aangezien het vierde ‘kwartaal 1961’
‘
mede doordat de internationale conjunctuur niet in alle
blijkens de voorlopige realisatiecijfers al
3+
pCt. boven
opzichten gunstig kan worden geacht”.’
‘
het gemiddelde van dat jaar ligt, betekent dit voor 1962
Hieronder wordt op de belangrijkste bezwaren; die de
op jaarbasis een stijging met ca. 6 pCt., tegenover de Plan-
‘
heeFTraas te berde heeft ‘gebracht, kort ingegaan. Voorop
«’
raming van,7 pCt. Geen bijzondér groot verschil dus.
•
‘stâ daarbij, dkt conjunctuurvoorspellingen uiteraard altijd,
De heer Traas somt vervolgens nog een aantal factoren
–
onzeker zijn, en dat dit in de huidige omstandigheden wel-
op, die de expansie in de Verenigde Staten kunnen be-
‘licht nog in sterkere mate geldt dan anders. Over een jaar
lemmeren. Genoend worden, de betalingsbalansontwikke-‘
zullën wij dan ook pas weten, welke visie juist was. Voor-
ling, een eventuele staalstâking en een aarzelende tendentie
alsnog lijken echter de argumenten, waarop de meer pessi-
in de woningbouw. Het lijkt echter onwaarschijnlijk, dat
–
‘mistische visie van Drs. Traas berust, niet alle even sterk.
de Regering-Kennedy ter. verb&tering van de betalins-
Daarbij zijn zij ook ‘niet volledig consistent. Terwijl de heer
balanspositie op zo korte tërmijn tot bitrnenlandse beste-
–
•
.
Traag namelijk aan de ene kant een te geringe expansie
–
.
dingsbeperking zal overgaan, dat-dit nog in 1962 effect
“vân de buitenlandse vraag vreest, hetgeen o.m. tot werk-
sorteert.
Het gevaat
van
een staalstaking is inmiddels
•
‘
loosheid in Nederland zou leiden, acht hij aan de andere
afgewend. Tegenover de vermindering van het aantal in
–
kant een toeneming van de interne spanningen waarschijn-
de Verenigde Staten in aanbouw genomen woningen in
lijk. Laatstbedoelde toeneming zou voornamelijk ontstaan
januari en februari, tenslotte staat het feit, dat de meeste
–
•
‘
door sterke
stijgingen
van de incidentele lonen en van de
–
,
indicatoren, wijzen in de richting van
een
verdere toe-
‘•
diepte-investeringen, die op hun’beurt weer zoden Worden
neming van de investeringen in bedrjfsoutillage. Al niet
veroorzaakt door de krapte op de arbeidsmarkt. Een tekort
‘
al lijkt de visie van ‘de heer Traas op de Amerikaanse
schietende buitenlandse vraag en een toeneming van de
‘conjunctuur dus wat eenzijdig. Vooralsnog is een’expansie
binnenlandse spanningen kunnen dus, gezien het verband
niet de arbeidsmarkt, nauwelijks met elkaar samengaan,
1)
,,National Institute Economic
Review”
én
,,Fortune”,
iets ,wat desalniettemin is verondersteld.
beide van februari 1962.
358
‘.
.
•
.
.
.
–
‘
E.-S.B. 18-4-1962
E.-S.B. 18-4-1962
S,
-.
–
–
359
t –
.
1
/
in de orde van grootte van de in.het Plan geraande niet
onwaarschijnlijk.
Ten aanzien van West-Europa is er geen reden om de
ramingen in benedenwaartse richting te herzien. Over het
geheel genomen mag dus inderdaad een matige stijging
van de buitenlandse vraag worden verwacht, een tendentie
die schijnt te worden bevestigd door de resultaten van de
jongste conjunctuurenquêtes van het C.B.S.
Een ander punt’is natuurlijk, of aan deze stijgende bui- –
tenlandse vraag zal kunnen worden voldaan. Hierop kom
ik nog terug. Eerst nogenige .punten met betrekking tot
de betalingsbalans. De heer Traas is van oordeel, dt het
saldo .van het dienstenverkeer met het buitenland te hoog –
is geraamd. Hij grondt deze mening op de dalende opbreng-
sten uit het dienstenerkeer, die in 1961 zouden zijn opge-
treden. Waarschijnlijk is hierbij echter uitsluitend gelet op
de opbrengsten in vreemde valuta. Neemt men, met het
Planbureau, alle opbrengsten in beschouwing
2),
dan is van
een lichte stijging sprake. Zulks niettegenstaande het feit
dat de post ,,overige diensten” éen belangrijke incidentele
daling heeft vertoond. De ,,trend” van de netto ontvanjsten
uit het dienstenverkeer was dus ondanks de revaluatie
sterk opwaarts gericht. In dit licht bezien lijkt de raming
•voor 1962 niet te hoog.
–
Iets anders is, dat de ruilvoet zich sedert de afsluiting van
het Plan ongunstig heeft ontwikkeld. Terwijl de invoer-
prijzen, na de door de revaluatie veroorzaakte daling, in
de tweede helft van 1961 stabiel bleven, verCoonde het
uitvoerprijspeil een verdere achteruitgang. Het lijkt daarom
thans aannemelijk dat in 1962, bij vergelijking van jaar
–
geniiddelden, een ruilvoetverslechtering van 1 pCt. zal
optreden, hetgeen in het Plan niet was voorzien. Wordt
bovendien nog rekening gehouden met het feit, dat het
‘realisatiecijfer van het betalingsbalanssaldo voor, het –
basisjaar 1961 waarschijnlijk wat ongunstiger uitkomt dan
in het Plan was gesteld, dan dient de raming voor het beta-
Iingsbalanssaldo voor 1962 ad f. 700 mln, bijna te worden
gehalveerd.
Hierbij is nog geen rekening gehouden met een eventuele
extra stijging van de binnenlandse bestedingen. Bij de
consumptie kan een dergelijke stijging voortkomen uit een
versterkt loonacces. Het in -het Plan opgenomen cijfer
voor de loonbeweging ad 6 pCt. acht Drs. Traas te laag.
Bij de beoordeling hiervan dient voorop te worden gesteld,
dat dit cijfer uit het Plan typisch het karakter draagt van
een
veronderstelling.
Het is derhalve minder juist om in
dit kader te spreken van een
voorspelling
van het C.P.B.
Dat de mogelijkheid van een grotere’ loonstijging werd
2) 1-let C.P.B. volgt hierbij de definities van de Nationale
Rekeningen. Gaat men uit van een andere definitie (bijv. die
van De Nederlandsche Bank) dan komt het dienstensaldo lager
uit, het goederensaldo echter overeenkomstig hoger.
voorzie
‘n blijkt uit het inlassen’van een alternatief. Of en
–
zo ja
in
hoevefre dit alternatief van toepassing zal zijn kan
thans, mede door de vertraging in de goedkeuring van de -.
C.A.O.’s, nog niet aan de hand van realisatiecijfersworden
beoordeeld.
Tenslotte nog iets over de investeringen. De raming
hiervan ad 7 pCt. is naar het oordeel van de h’eer Traas
eveneens aan de lage kant. Hij meent, dat met name de ,
diepte-investeringen een sterke verdere toeneming zullen
yer’tonen. Beziet men de verschillende componenten an
de investeringen wat nader (zie ook de tabellen 3.11 en 4.7
uit het Plan), dan blijkt dat de bouwnijverheid als belang-‘ .
iijkste leveranci&r van investeringsgoederen op grdnd .van
capaciteitstekorten slechts een klein produktie-accres zal
kunnen realiseren. De investeringen in, schepen’ en vlieg-
tuigen, die op grond van bestel- eh aanbouwprogramma’s
:- –
vrij goed kunnen worden geschat, zullen hoogstwaarschijn-
lijk dalen. Samen maken de genoemde onderdelen bijna
de helft van de totale investeringen uit; hun bijdrage tot
de toeneming van de investeringen in 1962 is’echter nihil.
De investeringen in auto’s zullen waarschijnlijk, na de
forse stijging in 1961, in 1962 minder toenemen. De jongste,
voor seizoen gecor’rigeerde, invoercijfers van auto’s be
vestigen deze raming. Gegeven de schatting van het accres
van het totaal van de investeringen zullen de overige ifi-‘
vesteringen dan met 12 pCt. kunnen stijgen. Deze post,
die de meeste diepte-investeringen bevat, zal dan vrijwel .
even sterk kunnen toenemen als in 1961. Zulks ondanks de
gedaalde winsten, de vermindering van de investerings- ‘
aftrek, de kredietbeperking en de beperking ‘van de ver-
gunningafgifte voor bedrijfsgebouwen (die uitein’delijk
ook invloed op de hoeveelheid geïnstalleerde outillage zal
uitoefenén). Uit een en ander blijkt dat aan de spanning,
op de arbeidsmarkt als stimulerende factor dus een zeer
groot gewicht is toegekend. Al met al is er derhalve geen -‘
reden om aan te nemen, dat het accres van de binneiilandsé’ -,
bestedingen is onderschat, behalve indien de iponstijgirig
sterk boven de veronderstelde 6 pCt. zou uitgaan.
Swnenvattend
kan worden gesteld dat het saldo op de,
lopende rekening van de betalingsbalans in 1962 waar-
schijnlijk inderdaad lager zal uitkomen dan in het Plan’
is voorspeld, ook al zijn de redenen daarvoor enigszins
verschillend van de door de heer Traas genoemde. Dezç ‘
tendentie zou nog worden versterkt indien het loonaccres ‘
belangrijk meer dan 6 pCt. zou bedragen. -.
Een wat minder gunstig betalingsbalanssaldo is na de –
grote overschotten uit eerdere jaren ‘echter niet iets, dat
onmiddellijk tot maatregelen noopt. Uit hoofde van de
invloed op de internationale concurrentiepositie, debin’neu
landse prijzen en de investeringen dient éen nog sterkere
stijging van de arbeidskosten dan reeds wordt voorzieD
echter zo mogelijk te worden vermeden.
‘s-Gravenhage.
‘
‘ – Drs,
W. C.
F. BussiNK:
1
NASCHH
Gaarne maak ik van de mij door de redactie geboden
gelegenheid gebruik enige kanttekeningen te maken bij
bovenstaand commentaar van Drs. Bussink.
Een eerste – fundamenteel
bezwaar van hem iS dat
mijn argumenten niet volledig consistent zijn omdat een
stijging van lonen en diepte-investeringen nauwelijks kan
samengaan met een tekortschietende buitenlandse vraag.
Indien inderdaad,, wat mijns inziens waarschijnlijk is, de
toeneming van de buitenlandse vraag minder zal zijn dan
IFT
de door- het C.P.B. voorspelde 4 pCt., dan betekent dit,
dat de werkgelegenheid in de exportindustrie in iets
mindere mate zal, toenemen. ik meen echter dat in de
– –
huidige economische omstandigheden daardoor geen
zodanige ontspanning op de arbeidsmarkt zal intreden,.-
dat hierdoor de stimulans tot loonstijgingen en diepte
investeringen merkbaar wordt aangetast. In de eerste
plaats, omdat het tekort aan arbeiders zo groot is (meer ,
dan 100.000 openstaande aanvragen per 1 januari 1962)’
dat daarbij een iets geringere toeneming van de werkge-
legenheid in de exportindustrie in het niet valt. Verder lijkt
het niet onmogelijk, dat de door het C.P.B. voorziene
stijging van de immigratie van buitenlandse arbeiders van
2.000 tot 6.000 dan niet geheel wordt gerealiseerd en dus
iets van de invloed opvangt. Tenslotte dient men te be-
denken dat als er al sprake is van -een duidelijk merkbare
invloed van de geringere expansi& van de uitvoer op de
werkgelegenheid en de lonen in de exportgevoelige sector
van de economie, dit nog niet betekent, dat deze invloed
ook doorwerkt in de niet-exportgevoelige sectoren.
In dit verband zijn de resultaten van een Amerikaans
onderzoek veelieggend. Uit een studie van Dr. Schultz:
,,Recent Infiation in the United States”, Joint Economic
Committee Print (Washington 1959) blijkt, dat in 1956-1958
een tekort aan arbeiders in bepaalde sectoren niet of nau-
welijks kon worden gecompenseerd door een overschot in
andere sëctoren en dat het gehele loonpeil in feite werd
bepaald door de situatie in de sectoren met tekorten. Het
zou te ver voeren de reden hiervan na te gaan. Ik meen
echter, dat vele van de krachten die deze ontwikkeling in
Amerika veroorzaakten ook in de Nederlandsë economie
anwezig zijn. Op grond van deze overwegingen verwacht
ik, geen merkbare ontspanning in het binnenland, in die
zin dat de stimulans tot loonsverhogingen en diepte-
investeringen duidelijk aangetast wordt. Het betalings-
balanssaldo zal echter onmiddellijk de invloed van een te
geringe expansie van de buitenlandse vraag ondervinden.
Het bezwaar van inconsistentie lijkt mij onder de huidige
omstandigheden dan ook niet juist.
Thans nog enkele.korte opmeikingen over de afzonder-
lijke punten. Drs. Bussink becijfert uit de genoemde bron-
nen een stijging van het reële bruto ‘nationaal produkt in
Amerika van ca. 6 pCt. tegenover de planraming van 7 pCt.
Het blijkt echter, dat alsmen de in de ,,Economic Review”
gehanteerde terminologie nader beziet, de daar vermelde
4 pCt. stijging naar alle waarschijnlijkheid betrekking
heeft op het nationaal produkt naar waarde. Gaat men
vervolgens uit van een prijsstijging van 1 â 2 pCt., dan
komt men op een toeneming van slechts 44 â
5
pCt.
Inmiddels zijn er evenwel enkele nieuwe elementen bij
–
gekomen, die iets minder pessimismerechtvaardigen, met
name de afwending van het gevaar van een staalstaking.
Of evenwel de door het C.P.B. verwachte groei van het
reële bruto nationaal produkt met 7 pCt. gehaald zal
worden, zal vooral afhangen van de nog onzekere ontwik-
keling in de tweede helft van 1962. Immers,. de meer pessi-
mistische schattingen verwachten voor die periode juist
een doodlopen van db expansie. Wat de dienstensector
betreft, is inderdaad uitgegaan van de ontvangsten in
buitenlandse valuta. Dit neemt echter niet weg, dat toch
betwijfeld moet worden of in 1962 een groter surplus op
de dienstenbalans zal worden gerealiseerd. Het Centraal
Orgaan acht dit, blijkens zijn jongste kwartaaloverzicht,
in ieder geval ,,evenmin verzekerd”. Het wijst daarbij
eveneens op een minder gunstige situtatie in de scheep-
vaart. In het algemeen kan nog worden opgemerkt, dat,
zoals in mijn artikel werd gësteld, het C.P.B. een minder
gunstige buitenlandse conjunctuur ook niet onmogelijk
acht, wat blijkt uit het inlassen van een alternatief voor
een uitvoerdaling’van 1 pCt. Ten aanzien van de diepte-
investeringen
zij
opgemerkt .dat de opgesomde maatregelen
mijns inziens niet noodzakelijk een iets sterkere stijging
behoeveri.te verhinderen, met name omdat de door het
C.P.B. voorziene liquiditeitspositie nog niet al te krap was.
Dat ook de overheid de remmende werking van de,reeds
genomen maatregelen niet voldoende achtte
blijkt
uit
het feit, dat de jongste staatslening om conjunctuurpoli-
tieke redenen is uitgegeven. (De ramingen van het C.P.B.
gaan uit van een in eerste aanleg neutrale financiering door
de overheid).
Tenslotte de lonen. Drs. Bussink wijst erop, dat de
vermelde 6 pCt. stijging typisch het karakter draagt van
een veronderstelling en niet zozeer van een voorspelling.
Dan’ blijft echter de vraag of deze veronderstelling realis-
tisch is. Ik meen daaraan te si
–
soeten blijven twijfelen. Al
met al hebben de argumenten van Drs. Bussink
mij
niet
geheel kunnen overtuigèn van de onjuistheid van mijn
bedenkingen. Ik sluit me echtér volledig aan bij zijn op-
merking, dat pas over een jaar bekend zal zijn welke visie
juist was. De tôekomst blijft nu eenmaal altijd een on-
zekere zaak.
Eindhoven.
.
Drs. L. TRAAS.
(adverlèntie)
met n aandeel
‘Vereenigd. Bezit van
1894′
hebt U 200 ijzers in het vuur
Elk aandeel ‘Vereenigd Bezit van 1894’ maakt U
mede-eigenaar van een grote, deskundig samengestelde
aandelenportefeüille, die een aantrekkelijk rendement
oplevert. S-p-r-e-i-d-i.n-g ovei ca.
200
fondsen beperkt
h’et risico. Bovendien bestaat goede kans, dat
Uw
bezit
in waarde vermeerdert,
Alle banken en commissionairs kunnen U inlichten.
N.V.VEREENIGD BEZIT
VAN 1894
De voordelen van aandelenbezit met beperking van risico
. ……. ….
.-…
:-«.-
ROTTERDAM
.. ….’-,’
360
.
‘ E.-S.B.’ 18-4-1962
Het volume van het af betalingskrediet is in ons land
in 1961 vermoedelijk gedaald vergeleken met 1960.
Het bedrag, dat aan volkskrediet en peroonljke
leningen werd verstrekt, nam echter toe. Schrijver
raamt het totale consumptieve kredietvolume voor 1961
op ten minste f. 450 mln. Ervan uitgaande, dat het
overgrote deel van het consumptieve krediet dient ter
financiering van duurzame consumptiegoederen, kan
een daling van de ,,kredietquote” van het duurzame
verbruik van 1960 op 1961 worden vastgesteld. Er zijn
geen aanwijzingen, dat de uitgevaardigde restrictieve
maatregelen t.a.v. de koop op afbetaling in belang-
rijke mate tot een verschuiving naar andere vormen van
krediet hebben geleid.
De onlangs door het Centraal Bureau voor de Statistiek
bekend gemaakte cijfers betreffende de consumptieve
kredietverlening in ons land
1)
wijzen er niet op, dat de
omvang van deze kredietverlening in 1961 groter is geweest
dan in het voorafgaande jaar. Het beeld is evenwel verdeeld.
In enkele kredietcategorieën is de omzet in 1961 namelijk
niet onbelangrijk hoger geweest dan in 1960. Dit geldt
met name voor de sector van het geldkrediet (persoonlijke
leningen en door particuliere geldschietbanken en ge-
meentelijke volkskredietbankeri verstrekte kredieten). Ook
de postorderbedrijven zagen hun verkopen in 1961 weer
aanzienlijk toenemen, zij het dat er gedurende het jaar
een vertraging van het groeitempo is ingetreden
2).
Het
betaalzegeikrediet is in 1961 van ongeveer gelijke grootte
11
als in 1960 geweest. . .
Het consumptieve af betalingskrediet, verleend door
financieringsmaatschappijen, heeft daarentegen een flinke
daling t.o,v. 1960 te zien gegeven. Hetzelfde geldt voor de
verkopen op afbetaling van de grootwinkelbedrijven. Het
jaarindexcijfer van de verkopen op afbetaling door de
overige detailhandel is voor 1961 nauwelijks verschillend
van dat voor 1960. Om drie redenen behoeft zulks echter
nog niet in te houden, dat het door deze categorie verleende
consumptieve afbetalingskrediet in beide jaren dan ook
inderdaad van ongeveer gelijke omvang is geweest.
In de eerste plaats is de informatie inzake deze ,,overige
detaithandel” onvolledig. Er zijn ten hoogste ramingen
te maken over de mate van onvolledigheid
3).
In de tweede
5)
Statistisch Bulletin no. 23. Alle in dit artikel gebruikte
cijfermatige gegevens zijn – tenzij anders is aangegeven –
ontleend aan publikaties van het C.B.S.
2)
Men overwege, dat de omzet van op krediet verkochte
goederen niet gelijk te stellen is aan het verleende krediet:
vrijwel steeds zal een bepaald deel van de koopsom a contant
voldaan moeten worden. Wijzigingen – al of niet wettelijk verplicht – in het aanbetalingspercentage zijn ten deze dus
van groot belang.
E.-S.B. 18-4-1962
Het
consumptief krediet
in 1961
plaats bestaat op dit tijdstip nog geen inzicht in de mate
van zelffinanciering van de afbetalingsverkopen in deze
categorie gedurende het jaar 1961, (Wij zullen er in het
navolgende van uitgaan, dat op dit stuk de situatie in 1960
en 1961 dezelfde is geweest). In de derde plaats kunnen
wijzigingen in het kassastortingspercentage zijn opgetreden,
welke het kredietvolume hebben beïnvloed. Een zekere
stijging van dit percentage t.o.v. 1960 mag waarschijnlijk
worden geacht.
Het zal dus wel duidelijk zijn, dat een becijfering van de
totale omvang van het consumptieve krediet in Nederland
voorshands nog gebukt gaat onder een niet pnaanzienlijke
onzekerheidsmarge
4).
Dit dient in aanmerking te worden
genomen indien wij de totale consumptieve kredietverlening
door de in tabel 1 ‘onderscheiden instanties voor 1960 op
omstreeks f. 460 mln, en voor 1961 op ca. f. 450 mln.
stellen
5).
Deze cijfers impliceren intussen, dat 1961 in
vergelijking met 1960 een daling van de consumptieve
kredietverlening in de orde van enkele procenten zou
hebben opgeleverd.
Wanneer de registratie van afbetalingsovereenkomsten
wettelijk verplicht wordt, zal deze informatielacune tot het
verleden gaan behoren. Naar de heer A. Tenholter (C.B.S.)
mededeelde,
zijn
de C.B.S.-gegevens inzake de overige vermelde kredietcategorieën geheel of vrijwel geheel volledig.
. .
Nog afgezien van de omstandigheid, dat de door het
Centraal Bureau voor de Statistiek gevolgde kredietcategorieën
nog niet alle mogelijke vormen van consumptief krediet om-
vatten. Het afbetalingskrediet voor motorvoertuigen en het
hypothecair krediet zijn niet als consumptief beschouwd.
Wij zijn er daarbij van uitgegaan, dat in de Maandstatis-
tiek van de binnenlandse handel, het verbruik en de prijzen
(C.B.S.) van augustus/september 1961, blz: 301, ongeveer de
helft van de kredietomzet der gezamenlijke detailhandelsbedrij-
ven is geregistreerd. Onze raming van de totale kredietomvang
ligt in dezelfde orde van grootte als die, welke (betr. 1960) in
,,Volkskredietwezen” van oktober 1961, blz. 38, wordt vermeld.
Deze ramingen lijken ons niet aan de hoge kant te zijn.
361
1
TABEL l.
.
.
TABEL 2.
Dé omvang van de consumptieve kredietverlening
Jaar- en kwartaalindices van omzetten op basis van 1/1
in Nederland
resp. 114 van de omzet in 1960
100
(bedragen in mln. gid.)
–
Categorie
1960
1961
gemeentelijke volkskredietbanken
……………..
59
63
andere sociale volkskredielinstellingen
9
9
persoonlijke leningen (handelsbanken en financie-
particuliere geldschietbanken
…………………
12
14
•
bètaalzegelkassen
…………………………
37
.
37
ub-toaI
………………………….-
146
158
bOx (indexcijfer
1961/indexcijfer
overeenkomstige kwartaal 1960)
linancieringsmaatschappijen: afbetalingskrediet
gezamenlijke detailhandel: afbetalingskrediet
134
180
114 175
T
115
•1 10
I23′
121
125
1
89
130 100 104
–
aJgeneen totaal
……………………….
460
447
11
111
103 103 108 105 118 113
93
100
119
115
85 75
134 109
72
83
100
–
98
.fIe bedragen zijn afgerond op f. mln. T.a.v. de categorie der -,,sndure
IV
…….
105 112 125
98
117
94
105 87
99
sociale volkskredietinstellingen” is de omvang der kredietverlening in 1961
aan die in 1960.
gelijkgesteld
Enkèle
indexcijfers betreffende ,het
vierde
kwartaal
1961
zijn nog niet
definitief.
4•.
.
1
.
…
1. verbruik duurzame consumpliegoederen (waarde-index)
kredietverlening gemeentelijke volkskredietbanken
id. particuliere geldschietbanken
Op de nauwe relatie tussen consumptief krediet en het
id. betaalzegelkassen
id. persoonlijke leningen
,verbruik van duurzame consumptiegoederen is reeds meer-
consumptief afbetalingskrediet financieringsmaalschappijen
–
verkoop op afbetaling postorderbedrijven
malen gewezen
6).
Voor het af betalingskrediet geldt zulks
Id. grootwinkelbedrijven id. overige detailhandel.
–
welhaast per definitie, terwijl stellig ook het grootste deel
van het consumptieve geldkrediet aangewend ‘wordt ter
duurzaam verbruik en consumptief krediet. Zoals blijkt
•
verwerving van duurzame verbruiksartikelen. Beschouwen
i
s
de toeneming van het duurzame verbruik t.a.v. het
–
wij daarom de ontwikkeling van het consumptieve krediet-
voorgaande jaar in het eerste kwartaal groter geweest dan volume in relatie tot die van het duurzame verbruik,
in het tweede, terwijl de grei van het vierde kwartaal die
Het verbruik van duurzame consumptiegoederen heeft
van het derde overtreft. Met uitzondering van de post-
–
in 1960 ruim f.
6.560
mln, bedragen. Het jaar 1961 heeft
orderbedrijven (en in mindere mate de betaalzegelkassen)
in deze sector een stijging vân 6 pCt. met zich gebracht,
is dit patroon bij alle kredietverlenende instanties terug
hetgeen-erop neerkomt, dat de duurzame consumptie in
te vinden.
‘
1961 omstieeks f. 6.960 mln. heëft belopen. Onder de hier-
–
boven gemaakte voorbehouden kan worden opgemerkt,
[
dat de ,,kred.ietquote” van het duurzame verbruik in 1961
–
De reeds vermelde
stijging
van het duurzame -verbruik
•
enigszins is gedaaldt.o.v. 1960: naar onze raming van
in 1961 blijft ten achter
bij
de groei, die van 1959 op 1960
‘
omstreeks 7 pCt. tot omstreeks 6+ pCt. Hierin ko’mt de
heeft plaats gevonden. In 1960 was de duurzame consump-
in 1961 verminderde -betekenis van het afbetalingskrediet
tie namelijk ruim f. 800 mln. groter dan in het voorafgaande
–
tot uitdrukking.
.
–
Ht is plausibel de achteruitgang van het afbetalings-
jaar
(+
14 pCt.). De verminderde groei van het duurzame
k
l
:
e
d
.
i
e
t
vo
l
ume
in verband te brengen met de restrictieve
verbruik in 1961 lijkt ons in de eerste plaats te relateren
-,
maa
t
rege
l
en
, welke eind september 1960 t.a.v. de verkop aan een gedaald groeitempo van het beschikbare gezins-
op afbetaling van kracht zijn gewordëh. Zoals bekend, zijn
inkomen. De loonsomindex voor 1960 lag ca. 13 pCt. boven
–
toen nieuwe bepalingen in werking getreden met betrekking
het niveau van
1959.
Voor 1961 is de procentuele bene-
•
tt minimum-kassastortingspercentages en maximum-loop-
ming t.o.v. 1960 ca. 8 pCt.
8).
Daarnaast dient te worden
tijd van kredietcontracten. Reeds in het laatste kwartaal
gewezen op de ontwikkeling van het af betalingskrediet.
van 1960 kon men danook een duidelijke ialing waar-
Een interessante vraag in dit verband is, of de achter-
nemen van het groeitempo van het af betalngskrediet.
uitgan
resp. stagnatie van de koop op afbetaling gevolgen
Bedoelde bepalingen (die overigens niet van toepassing
–
heeft gehad voor de verstrekking van consumptieve geld-
zijn op afbetalingsovereenkomsten betreffende goederen,
leningen. Evenals in 1956 heeft de Staatssecretaris van
waarvan de totale koopprijs f. 150 of minder bedraagt)
Economische Zaken
bij
de af kondiging van de restrictieve
-hebben met enkele modificaties, die in augustus 1961 zijn
bepalingen in. 1960 de verstrekkers van consumptief geld-
aangebracht, gedurende het jaar 1961 gegolden
7).
krediet namelijk gevraagd eraan mede te werken, dat ver-
–
-,
In tabel 2 zijn kwartaal- en jaarindexcijfers betreffende
schuiving van de consumptieve kredietvraag van het af-
consumptief krediet en duurzaam verbruil in 1961 vermeld.
betalings- naar het geldkrediet zoveel mogel ijk wordt
–
Tevens zijn de veranderingen weergegeven t.o.v. de over-
tegengegaan. De tot dusverre vermelde gegevens sugge-
eenkomstige kwartaalindexc ijfers van 1960. Laatstgenoem-
reren wel, dat het verzoek van de Staatssecretaris in grote
de gegevens illustreren wederom de samenhang tussen
–
lijnen succes heeft géhad.
Wel is
–
zoals ook uit tabel 1 blijkt
–
het gezamenlijke
–
–
bedrag van volkskrediet en persoonlijke leningen in 1961
8)
Op deze samenhang
zijn
wij nader ingeaan in ,,Consurnp-
t.o.v. 1960 niet onaanzienlijk toegenomen, doch hieruit
tiefkredietèn sparen in Nederland” in ,,E.-S.B.” van 25 oktober
•
valt niet zonder meer te concluderen tot een overheveling
1961.
– .
.
)
Wij willen slechts vermelden, dat de genoemde maat-
–
regelen in bepaalde gevallen ertoe zullen hebben kunnen leiden,
8)
Waar het werkuemersaandeel inhet nationaal inkomen de
–
dat
de
tijdsruimte,
waarbinnen
,,contante”
betaling
dient
laatste jaren niet onbelangrijk is gestegen, is de procentuele
plaats te hebben, .wordt vergroot. In zulke gevallen is van een
–
toeneming van het beschikbare gezinsinkomen iets geringer
–
zekere ,,verborgen” kredietverlening sprake.
geweest dan de ontwikkeling van de loonsomindex aangeeft.
/
-362
E.-S.B. 18-4-1962
1
2
3
4
5
61789
1961
106 108 120
101
1
119
85
1
119
84
100
1
II
94
107
97
114
101
,113
81
109
114
120
80
94
•
122
127
75
92
85
105
III IV
04
118
107 116
125
140
81
133.
110
131
87
78
94
131
88
79
93
116
– 1
Aangenomen mag worden dat de totale in de loop
van 1961 bestelde tonnage ca. 5 mln. brt. heeft be-
dragen. Het aantal bestellingen was in het afgelopen
jaar weliswaar iets groter dan in 1960, maar dit wil
allerminst zeggen dat de situatie in de wereldscheeps-
bouw is verbeterd. Er bestaat een surplus aan bouw-
capaciteit. Dit surplus wordt nog geaccentueerd door
modernisering en uitbreiding van bestaande en vestiging
van nieuwe werven. De concurrentie is nog steeds
uiterst scherp; men tracht elkaar de bef af te steken
door de kredietvoorwaarden te verruimen. Mede ten-.
einde lacunes in het werkprogramma, ontstaan door
opschorting van reeds geplaatste bestellingen, te vullen,
worden prijzen genoteerd die, zo zij al de kosten dekken,
geen of slechts een uiterst geringe marge laten. Slechts
een duurzame opleving in de scheepvaart, waardoor
de bouwopdrachten ruimer gaan vloeien, en beperking
inzake de uitbreiding der capaciteit door nieuwe werven,
waaraan gezien de meer dan voldoende scheepsbouw-
capaciteit geen enkele behoefte bestaat, kunnen ge-
leidelijk verbetering brengen.
1
.1
•.” –
1
•..
.
.
1′
F1
–
10
.5′
‘wereldscheepsbouw’.
in 1961
Ofschoon nog geen nauwkeurige gegevens ter beschik-
king staan, mag worden aangenomen dat de totale in de
ioop van 1961 bestelde tonnage ongeveer 5 mln. brt. heeft
bedragen. Volgens- de door de ,,Shipbuilders Council of
America” aan het einde van het eerste halfjaar gepubli-
ceerde gegevens was de op 1 juli jl. in aanbouw en bestel-
ling zijnde tonnage iets groter dan die in het begin van het
jaar, ni. 18.230.000 brt. vergeleken met 17.975.000 brt.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de order-
portefeuille der werven in een vijftal landen.
In aanbouw en bestelling zjjiide tonnage in bruto
register tonnen
1 januari
1 juli
toe- resp.
1961
1961
afneming
Engeland
…………………
3.296.000
2.912.000
.- 384.000
Japan
…………………….
2.255.000
2.729.000
+ 474.000
Zweden
…………………..
2.256.000
2.538.000
+ 102.000
West-Duitsland
……………
2.467.000
2.348.000
– 119.000
Frankrijk
…………………
1.485.000
1.320.000
– 165.000 –
De wereldproduktie van nieuwe tonnage is de laatste
jaren regelmatig teruggelopen, nI. van 9.270.000 brt. in’
1958 tot resp. 8.745.000 en 8.356.000 brt. in de jarefi
195911960. Indien de produktie in het laatste kwartaal
1961 gelijk zou zijn aan het gemiddelde der drie vooraf-
gaande, zal zij ca. 7,6 mln. brt. hebben bedragen. De
(vervolg van
blz. 362)
van af betalings- naar geldkrediet ten gevolge van de door
de overheid afgekondigde maatregelen. De groei van deze
‘kredietsector is in 1961 namelijk veeleer kleiner dan groter
geweest dan in 1960. (Dit is mede toe te schrijven aan het
• feit, dat de eind 1958 geïntroduceerde persoonlijke leningen
in hun ,,aanloopjaren” 1959 en 1960 een extra .bijdrage
hebben geleverd tot de toeneming van het geldkrediet.
In 1961 is het bedrag der persoonlijke leningen weliswaar
wederom belangrijk togenomen, maar toch niet in die
mate als in 1960).
In,de C.B.S.-publikatie betreffende het volkskrediet in
E.-S.B. 18-4-1962
constante daling is verklaarbaar gezien de aanzienlijk vet-‘•
minderde omvang der totale in aanbouw resp. bestelling
zijnde tonnage in het tijdvak 1 jtli 1957-1 juli 1961.
wereldtonnage
jaarlijkse
1 juli
in aanbouw resp. –
vermindering
bestelling
a)
in brl.
1957
………………….
35.062.000
–
1958
………………….
31.234.000
3.828.000
1959
………………..
,
24.856.000
6.378.000
1960
…………………
20.774.000
4.082.000
1961
…………………
18.230.000
2.544.000
–
a)Gegevens ontleend an ,,Shipbuilders Council of America”.
Ofschoon de
Engelse werven
in het afgelopen jaar iets
meer orders boekten dan in 1960 en men er bovendien in
slaagde een groter aantal bouwopdrachten voor buiten- –
landse rekening te secureren, waardoor de totale .order- –
portefeuille werk gedureiide de eerstvolgende twee jaren’
verschaft, geeft de situatie toch nog allerminst reden tot –
tevredenheid. Het tempo waarin niettwe bestellingen’
binnenkomen b1jftnog steeds aanzienlijk achter
bij
de
produktie, terwijl de buitenlandse opdrachten, die vooral
als bron van buitenlandse betaalmiddelen waardevol zijn, -,
de laatste jaren gemiddeld slechts maximaal 20 pCt. van
de orderportefeuille vertegenwoordigen. Willen de Engelse
rederijen haar vloot op peil houden dan dienen jaarlijks
«
1959 is er reeds op gewezen, dat het bedrag van het vo’Iks- –
/ krediet in de afgelopen jaren een steeds groter percentage
is gaan uitmaken van het bedrag der duurzame consumptie.
Deze tendentie heeft zich in 1961 voortgezet. Volkskrediet,
en persoonlijke leningen samen leverden in 1961 een bedrag
op, dat 2,3 pCt. van de bestedingen voor duurzame con-
sumptiegoederen vormde (v.j. 2,2 pCt.). De trendmatige-
groei van het geldkrediet is in 1961 derhalve niet onder-
broken, doch lijkt evenmin belangrijke impulsen te
hebben ontvangen van de belemmering van de kooi op
af betaling.
Amsterdam.
Drs. A. PAIS.
-.
363
ca. 900.000 brt. te worden vervangen. Volgens de ,,’Ship-
building Conference” bestelden zij gedurende de op 30
november ji. geëindigde periode van twaalf maanden
slechts 620.000 brt. De buitenlandse opdrachten bedroegen
in deze periode 101.000 hit. Ofschoon het ,,Export Credit
Guarantee Department” iets gunstiger kredietvoorwaar-
den dan in ht jongste verledeh verleent profiteren de
Engelse rederijen hiervan niet. Bovendien is het percen-
tage van de bouwsom, waarvoor enkele landen bereid zijn
krediet te verlenen, aanmerkelijk hoger, ni. 80 pCt., terwijl
de termijn waarbinnen de aflossing der lening moet ge-
schieden langer is, ni. 8 tot 10 jaren, hetgeen eveneens
remmend werkt op het verkrijgen van buitenlandse bouw-
opdrachten. Zowel de lonen als de materiaalprijzen zijn
in het afgelopen jaar in Engeland verder gestegen, terwijl
nieuwe looneisen, ondanks de minder gunstige situatie
waarin de scheepsbouw verkeert, aanhangig
zijn
gemaakt.
Getracht •wordt door verdere modernisering en meer
efficiënte produktiemethoden het nadelig effect der loon-
stijging te mitigeren. Gedurende de eerste 9 maanden’van
het afgelopen jaar bedroeg de produktie der Engelse
werven 1.012.000 brt., terwijl de nieuwe. bouwopdrachten
in dit tijdvak in totaal 502.000 brt. bedroegen, weliswaar
een stijging van ca. 90.000 brt. vergeleken met de overeen:
komstige periode in 1960, maar bevredigend is deze on-
evenwichtige verhouding allerminst.
In tegenstelling tot de vrij pessimistische beschouwingen
in het begin van het afgelopen jaar zijn de
Japanse werven
er in geslaagd zowel voor binnen- als buitenlandse rekening
een bevredigend aantal bestellingen te boeken. In het
lopend fiscale’jaar (april 1961 – maart 1962) boekten de
werven tot en met september ji. in totaal bouwopdrachten
/
ter grootte van ca. 1,3 mln. brt., nI. 800.000 brt. voor Japan-
se en ca. 500.000 brt. voor buitenlandse rekening. De grote
werven zijn gedurende de eerstvolgende ca. 14 maanden
volledig van werk voorzien. Bovendien verwacht men in
het volgend fiscale jaar opdrachten te zullen ontvangen
voor de bouw van ca. 1 mln., brt. voor rekening van
Japanse’rederjen en ca. 800.000′ brt. voor rekening van
buitenlandse opdrachtgevers. Tot eind september, ii.
werden in totaal 1.280.000 brt. te water gelaten, vergeleken
met 1.731.656 brt. in het jaar 1960, waarmede Japan de
eerste plaats op de ranglijst innam. Niet slechts \vorden
verschillende bestaande hellingen vergroot maar tevens
wordt een aantal nieuwe hellingen gebouwd. In totaal
beschikken 27 Japanse werven over 68 hellingen voor de
bouw van schepen van 6.500 brt. en groter, terwijl op een
tweetal hellingen schepen met ‘een draagvermogén van
100,000 tön kunnen worden gebouwd. Japanse werven
verlenen voor 70 pCt. van de bouwsom krediet aan buiten-
landse opdrachtgevers; de 1eningn moeten in termijnen
gedurende 6 â 7 jaren worden afgelost. Met het oog op de
gunstiger kredietvoorwaarden die eldeis bedongen kunnen
wotden wordt er
bij
de regering op, aangedrongen de
werven in staat te stellen de kredietvoorwaarden te ver-
ruimen. Daaj’ de Japanse regering ernaar streeft de natio-
nale koopvaardijvloot, thans ca. 6 mln. brt., in het eerst-
volgend decennium met 7 á 8 mln. brt. uit te breiden ten-
einde een groter deel der eigen lading met schepen onder
de nationale vlag te vervoeren, ziet men in Japans scheeps-
bouwkringen de toekomst met gematigd vertrouwen
tegemoet.
Noor wegen
behoorde in het afgelopen jaar wederom tot
de belangrijkste opdrachtgevers. Gedurende de eerste tien
maanden werden bestellingen voor de bouw van schepen
ROTTERDAMSCHE BANK
DOCUMENTAIRE
ACCRE DITI EVEN
INCASSERINGEN
OP BINNEN- EN
BUITEN LAND
MEER DAN 325 VESTIGINGEN IN NEDERLAND
met een draagvermogen van 2.490.000 ton, waarvan
1.680.000 tankers en 810.000 ton schepen voor droge lading,
besteld. Hiervan boekten Noorse werven 545.000 ton;
de resterende 1.945.000 ton ging naar buitenlandse werven:
In totaal waren op 1 juli jI. voor Noorse rekening ca.
5.570.000.
ton draagvermogen in bestelling, waarvan ca.
3,8 mln. ton door buitenlandse en ca. 1,7 mln, ton door
Noorse werven worden gebouwd. De produktie dezer laatste
is in het achter ons liggend decennium vertienvoudigd!
Opvallend is het aantal en de verscheidenheid ‘der door
‘Noorse werven geboekte buitenlandse opdrachten. Zowel
Engelse als Zweedse, Duitse en Griekse álsmede in Hong-
kong gevestigde rederije’n hebben vooral de laatste jaren
bestellingen
bij
Noorse werven geplaatst.
De
Westduifse werven
hebben de terugslag van de revalu-
atje ondervonden. Men heeft berekend dat ‘de bouwprijs
van een schip van 10.000 ton voor buitenlandse opdracht-
gevers ten gevôlge van de revaluatie met ca. DM 300.000
en vad een 50.000 ton schip met ca. DM
1,5
mln, is ge-
stegen. Gedurende de eerste acht maanden na de re’aluatie
werden slechts bestellingen ter waarde van ca. DM 2
‘mln, geboekt. Sindsdien is het aantal bouwopdrachten
weliswaar gestegen maar vooral de ‘kleineré werven hebben
met gebrek aan werk te kampen. De orderportefeuille der
Duitse werven bedroeg eind vorig jaar ongeveer 2,8 mln.
brt., d.w.z. zij was’ ongeveer even groot als eind 1960, het-
geen betekent dat de grbte werven gemiddeld van vol-
doende werk gedurende 1961/62 zijn voorzien.
De
Franse werven
beschikten op 1juli ji. over een order-
portefeuille van 1.460.000 brt., waarvan meer dan de helft,
nl. 777.000 brt., door buitenlandse opdrachtgevers werd
besteld. Op 1 oktober ji. was het totaal der buitenlandse’
bestellingen tot 969.000 brt. gestegen, terwijl voor Franse
rekening 704.000 brt. in bestelling was. Het aantal bouw-
opdrachten voor buitenlandse rekening is in de achter ons’
liggende jaren regelmatig gestegen en gold in totaal de
bouw van 250 schepen met een draagvermogen’ van ruim
2,3 mln ton. Vooral Noorse reders hebben hiertoe bij-‘
gedragen met opdrachten voor de bouw van grote tankers,
vrachtschepen, bulkcarriers en om, een tanker voor het
vervoer van vloeibaar aardgas: Daarnaast boekten de
Franse werven opdrachten voor rekening van Amerikaanse
364
–
‘
E.-S.B. 18-4-1962
rederijen die de schepen na oplevering onder Panamese of
Liberiaanse vlag in de vaart zullen brengen. In het kader
van het vijfjarenplan voor de Franse koopvaardijvloot zal
deze op 1 januari 1966 in totaal tot 5.416,000 brt.
zijn
ge-
stegen. Het aandeel der tankers zal 2.412.000 brt. en dat
der vloot voor droge lading 2.386.000 brt. bedragen. Het
draagvermogen van het merendeel der te bouwen tankers
zal 50.000 ton bedragen, .dat der ertsschepen en bulk-
carriers ca. 16.000 ton. De firma Louis Dreyfus & Cie.
heeft echter enkele schepen met een draagvermogen van
32.000 ton besteld. De fusie tussen de Ateliers & Chantiers
de Bretagne, Nantes en de Chantiers de l’Atlantique,
St. Nazaire kreeg in het afgelopen jaar haar beslag. Bij
laatstgenoemde werf zijn o.a. 4 tankers met een draag-
vermogen van 80.000 ton voor buitenlandse rekening
besteld.
De
Nederlandse werven
leverden in het afgelopen jaar
109 schepen metende 420.038 brt. op, hetgeen niet on-
belangrijk minder is dan het jaar tevoren, toen 123 schepen
met een inhoud van 628.256 brt. gereed kwamen. De in
aanbouw resp. bestelling zijnde tonnage onderging geen
wijziging van betekenis, nI. 161 schepen metende 1.087.630
brt., waarin begrepen 70 schepen met een inhoud van
590.850 brt. voor buitenlandse rekening.
Weliswaar was het aantal bestellingen in het afgelopen
jaar iets groter dan in 1960, maar dit wil allerminst zeggen
dat de situatie in de wereldscheepsbouw is verbeterd.
Modernisering en uitbreiding van bestaande werven en
vestiging van nieuwe werven accentueren de bestaande
surpluscapaciteit. De concurrentie is nog steeds uiterst
scherp en men tracht elkander de bef af te steken door de
kredietvoorwaarden te verruimen. Op zichzelf zegt ook het
aantal nieuwe bouwpdrachten niets daar – mede ten-
einde lacunes in het werkprogramma, ontstaan door op-
schorting van reeds geplaatste bestellingen, te vullen –
prijzen worden genoteerd die, zo zij al de kosten dekken,
geenof slechts een uiterst geringe marge laten. Slechts
,
een
duurzame opleving in de scheepvaatt, waardoor de op-
drachten ruimer gaan vloeien, en beperking op het stuk
van uitbreiding der capaciteit door nieuwe werven, waaraan,
gezien de meer dar voldoende’scheepsboucapaciteit geen
enkele behoefte bestaat, kunnen geleidelijk verbetering
brengen.
Rotterdam.
C. vERMEY.
De positie van een houder
van converteerbare obligaties hij’ kapitaaluitbreiding
Geen schadelijke ‘gevolgen.
De vraag dringt zich op, of aandeelhouders als groep
schade ondervinden van de in het vorige artikel
1)
be-
sproken ,,tussentijdse verhoging van het emissiebedrag”.
Immers, het aantal aandelen dat in het gegeven voorbeeld
uit conversie kan voortkomen is tot
6/4
of
3/
gestegen.
Hoe ligt de situatie na algehele conversie op verlaagde
koers volgens de gewijzigde methode? De koers véér
emissie der converteerbare obligaties van 400 pCt. betekent
,- enigszins schools weergegeven –
Kapitaal f. 1.000.000
Reserves f. 3.000.000
nâ bonusuitkering (doch vôôr conversie)
Kapitaal f. 1.500.000
Reserves f. 2.500.000
ná algehele conversie
Kapitaal (+ f. 375.000) f. 1.875.000
Reserves (+ f. 375.000) f. 2.875.000,
in theorie derhalve een koers van 253
1
1
pCt., zijnde de
in het vorige artikel reeds berekende theoretische koers nâ
1)
Zie ,,E.-S.B.” van 11 april 1962.
bonusuitkering. Van benadeling van de aandeelhouders is
derhalve in het geheel geen sprake.
Deze conclusie is ook van toepassing bij aandelenemissie
tegen storting in contanten. Uitgegaan wordt van een
emissie a pari en wel in de verhouding van één nieuw
aandeel per twee uitstaande aandelen en voorts van de
gegevens van het vorige voorbeeld, t.w. beurskoers aan-
delen 380 pCt., conversiekoers 300 pCt. (inlevering van
2 obligaties en bijbetaling van f. 1.000) en beurskoers.
obligaties 140 pCt.
Na aandelenemissie zal de theoretische aandelenkoers
bedragen
286213
pCt. en de nieuwe conversiekoers 2331/
pCt. Wederom veronderstellende, dat overeenkomstig het
huidige gebruik het recht van conversie als volgt zal kunnen
worden uitgeoefend: tegen inlevering van 2 obligaties van
f. 1.000 en onder bijbetaling van f. 333,33 kan worden
verkregen 1 aandeel van f. 1.000, zal de theoretische koers
van de converteerbare obligaties in dat geval bedragen
1262/
3
pCt. Het koersverlies laat zich’ derhalve weer
becijferen op 13/
3
punt.
Ook hier is de oorspronkelijke emissieverhouding van
1 : 4 gebracht op 1 6, zodat bij toepassing van de nieuwe
methode het aantal in te leveren obligaties tot
6/4
dient te
worden teruggebracht, zodat
bij
een verlaagde onversie-
(1. M.)
E.-S.B. 18-4-1962
‘.
1
‘
365
koers van 233
1
/
3
pCt. het conversierecht dient
te luiden: tegen inlevering van
1113
obligatie en
bijbetaling van f. 1.000 kan men verkrijgen 1
aandeel van’ nominaal
f.
1.000. Met een aan-
delenkoers na emissie van
28621s
pCt. côrres-
pondeert dan een koers voor de converteer-
/ bare obligaties van 140 pCt.
‘De berekening kan ook aldus plaats-
EW1
vinden: indien de houder van converteer-
bate obligaties v66r aandelenemissie was
overgegaan tot conversie tegen de oude koers
(300 pCt.), ontving hij tegen inlevering van 2 obligaties
onder bijbetaling van f. 1.000 één aandeel van f. 1.000.
Met de claim van dit aandeel zou hij kunnen inschrijven
op f. 500 aandeel, waarvoor hij zou moeten betalen f. 500,
aarüit .volgt, dat men de houder van converteerbare
,
obligaties, die niet is overgegaan tot conversie v66r de
aandelenemissie,’
zijn
recht moet kunnen doen uitoefenen
aldus: tegen ihlevering vai’r 2 obligaties van f. 1.000 en
onder.bijbetaling van f. 1.500 kan men verkijgen 14 aan-
• ‘ deel (nominaal f.
1.500),
hetgeen eveneens als conversie
koers oplevert 2331/
3
pCt. en waaruit eveneens’ een
theoretische koers van dè obligaties te berekenen is van
140 pCt.
bij
een aandelenkoers nâ emissie van 28621
3
pCt. Ook hier vindt geen benadeling van aandeelhouders
plaats.
•
Invl6ed van
tussentijdse koerswijzigingen.
Tot dusver is steeds uitgegaan van het gegeven, dat de
koersen sedert de uitgifte van de converteerbare obligaties
‘-‘
ô’ngewijzigd zijn gebleven, doch ook bij een stijging van
de koers der aandelen sedert de emissie der obligaties zal
-. men een soortgëlijke uitkomst vinden. Zelfs zal blijken,
dat
bij
stijging van de aandelenkoersen het reële koers-
‘, verlies op de obligaties groter wordt.
Bij een daling van de koersen zou men in principe tot
dezelfde conclusie moeten komen, ware het niet, dat de
converteerbare obligatie tegelijk obligatie ,,pur sang’ kan
– –
zijn, die – aannemende dat men te doen heeft met een
•
goede debitrice – tegen pari of iets daarboven zal worden
afgelost met een vaste vergoeding tijdens de looptijd.
:Ervan uitgaande, dat deze vergoeding gemiddeld in over-
eenstemming is met de marktrente, zal de koers uit dezen
hoofde niet zeer sterk van de parikoers afwijken.
Zolang de koers van het uit conversie te verkrijgen aan-
‘deel niet daalt beneden de conversiekoers blijft het karakter
–
,aandeel” van dit papier in hogere mate aanwezig dan het
•
karakter ,,obligatie”. Dat tot dat moment ten aanzien van
de herleiding van de conversiemogelijkheid, bijv. bij een
•
tussentijdse aandelenemissie, het hiervoren gestelde blijft
gelden, is duidelijk.
Bij. het passeren van het punt van volkomen pariteit,
d.w.z. aandelenkoers = conversiekoers, zal het hierboven
gestelde ten volle gehahdhaafd dienen te worden, waartoe
•
ter illustratie een voorbeeld. Ten overvloede
zij
er evenwel
•
op gewezen, dat een en ander louter theorie is, aangezien
in een
dergelijke
situatie waarschijnlijk geen conversie zal
•
. plaatsvinden, omdat zoals hierboven reeds gezegd de koers
in de obligatie niet ver beneden pari zâl dalen.
. Koers aandelen v66r emissie 250 pCt., conversiekoers
300 pCt. (2 obligaties + f. 1.000); koers obligaties
75
pCt.;
•
• bij emissie a pari in verhouding 1 nieuw op 2 oud, zal de
aandelenkoers na emissie theoretisch bedragen 200 pCt.;
•
daarmede in overeenstemming zal de koers van de obli-
gaties bedragen:
bij
conversie volgens gebruikelijk schema
366
‘
(1. M.)
(2 obligaties + f. 333,33) 83
1
/
pCt., bij conversie volgens
nieuw schèma (1
1
/
3
obligaties +’f. 1.000) 75 pCt., beide
mogelijkheden gebaseerd op de verlaagde conversiekoers
ad
2331/3
pCt.
De conclusie is derhalve, dat houders van converteer-
bate obligaties bij aandelenemissie op het moment, dat de
beu rskoers der aandelen lager is dan de alsdan geldende
conversiekoers, meer gebaat zouden zijn
bij
uitoefening-
mogelijkheid van het conversierecht volgens het gebruike-
lijke schema. Immers, zij behalen dan een koerswinst.
In dat geval echter zouden aandeelhouders het kind van
de rekening worden, zoals blijkt uit onderstaande opstelling:
Kapitaal
1
Reserves
l’
Koers
v66r aandelenemissie
…………
1.000.000
1.500.000
250
nâ
aandelenemissie
………..
. 1.500.000
1.500.000
200
gén conversie
………………
1.500.000
1.500.000
200
na conversie volgens gebruikelijk
schema
………………….
1.750.000
1.833.000
ca. 204
1
1
idem volgens nieuw schema
1.875.000
2.000.000
206’f
Indien derhalve geen conversie zou plaatsvinden – het
meest aannemelijke – blijft de aandelenkoers ongewijzigd.
Indien toch conversie zou plaatsvinden, zou conversie
volgens nieuw schema èn aandeelhouders èn vennootschap
meer baten.
Conclusie.
Gebleken is, dat houders van converteerbare obligaties
bij een tussentijdse uitbreiding van het aandelenkapitaal
een volkomen onaangetaste positie kunnen behouden,
indien de verlaagde conversiekoers zodanig herleid wordt,
dat de aanvankelijke verhouding tussen uitstaand kapitaal
en uit conversie voortkomend kapitaal wordt gehandhaafd,
welk systeem ook aandeelhouders niet zou schaden.
Er is, zoals reeds geconstateerd, een mogelijkheid tot een
gelijksoortig effect te komen, ii
5
tdien obligatiehouders bij
een aandelenemissie voor inschrijvingsdatum zouden kun-
nen converteren in aandelen cum claimrecht. Echter, deze,
handelwijze zou de obligatiehouders dwingen tot conversie
over te gaan op een hun wellicht niet passend moment.
Voorts is het de vraag, of ile uitoefening van het conversie-
recht op grond van de bepalingen op dat moment reeds
niogelijk is, hetgeen zou betekenen, dat een vennootschap”
moreel niet Vrij zou zijn in het bepalen van hét tijdstip voor
een aandelenemissie. Bovendien is het denkbaar, dat in de
trustakte .bepaald wordt, dat
bij
een aandelenemissie of
bonusuitkering aan houders van converteerbare obligaties
gelegenheid wordt gegeven te converteren in aandelen cum
claim of bonus. Indien evenwel de conversiemogelijkheid.
eerst na enkele jaren ingaat, zou èf de vennootschap in de
onmogelijkheid komen te verkeren tot een dergelijke
transactie over te gaan, ôf het in de trustakte neergelegde
rcht komt in de lucht te hangen.
De aanpassing van het conversierecht daarentegen kan
te allen tijde geschieden, zodat ook de vennootschap alle
vrijheid behoudt wat betreft het moment van kapitaal-
–
E.-S.B. 18-4-1962
eveneens volgens de bekende formule te verhogen,zuik
in afwijking van de thans meestal in de trustakte voor-
komende bepaling, dat deconversiekoers geen wijziging
ondergaat ten gevolge van een emissie van aandelen boven
de conversiekoers. Men kan de vraag stellen, of dit redelijk
zou zijn, doch gezien het – in dit bestek nog geaccentueerde
– karakter van aandeel van de converteerbare obligatie,
ATTWOOD’ STATISTICS LIMITED
AFD. NEDERLAND
zoekt een
ERVAREN MARKTONDERZOEKER
–
voor de belangrijke functie van
MANAGER
voor haar enquête-afdeling.
De functie vereist een gedegen kennis van:
• Enquête-technieken –
• Het samenstellen van vragenlijsten
• De analyse van statistische gegevens, en het rapporteren
hierover.
–
Gezocht wordt een krachtige, inventieve organisator van
30 – 40 jaar, die in staat is
• op zakelijke basis besprekingen te voeren met opdracht-
gevers
• zijn medewerkers te inspireren.
–
De functie biedt
•
uitstekende perspectieven, een salaris op
internationaal niveau, en goede sociale voorzieningen, i
Eigenhandig geschreven sollicitaties met volledige inlichtingën
en pasfoto, te richten aan:
/-
Attwood Statistics Limited, Afd.
Nederland, Scheepmakers-
haven
72,
Rotterdam-1.
NMB, –
BELEGGINGSBOEKJE
voor een goede’
en veilige
– -.
belegging
rente’ 3
1
/
0
/0
/
•
NEDERLANDSCHE.
MIDDENSTANDSBANK N.V.
Hoofdkantoor: Herengracht 580, A’dam
III
Mb33
367
–
1
– uitbreiding. Vodrts levet deze modus het voordeel, dat de –
vennootschap niet komt te staan voor een wellicht onge-
wild grotere uitbreiding.van het kapitaal, t.w. èn door
conversie èn door uitoefening van het claimrecht uit hoofde
van uit conversie voortgekomen aandelen; er is immers
geen directe aanleiding voor de obligatiehouders op een
vroeger tijdstip tot conversie over te gaan.
Niettemin is het voor de vennootschap van belang er
rekening mede te houden, dat een kapitaaluitbreiding tot
gevolg zal hebben, dat het uit conversie voortkomende
aandelenkaptaal – in ieder geval op termijn – in de-
zelfde verhouding zal stijgen; met name is zulks van belang
indien het een bonusuitkering betreft ten laste van een
agioreserve.
Ten aanzien van de bepalingen van de trustakte voor
zover deze betrekkfng hebben op de conversiernogelijk-
heid,- zal het aanbeveling verdienen deze aan een nauw-
keurig onderzoek te onderwerpen. Zo kan men zich af-
vragen of de mogelijkheid geopend moet worden, met
name wanneer de conversiekoers betrekkelijk laag is en de
beurskoers van de aandelen sedert de uitgifte der conver-
teerbare obligaties sterk gestegen is, bij: een emissie van
aandelen boven de’ conversiekoers, deze conversiekoers.
Bij de afdeling Efficiency en Administratieve Organisatie
van het MINISTERIE VAN DEFENSIE te ‘s-Gravenhage
bestaat de mogelijkheid tot plaatsing van:
een GROEPSLEIDER
ENKELE
Administratief-Organisatoren
1
Zij die dd graad van ecbnomisch doctorandus hebben be-
haald of
zij
die reeds in een vergevorderd stadium zijn van
de accountanttudie worden uitgenodigd te reflecteren
naar de onder A genoemde funtie.
• Voor deze functie wordt een salaris geboden, afgestemd op
leeftijd en ervaring tot een max. van f. 958,— p. m., excl.
hpurcomp., vakantietoelage en voorgenomen salarisver-
hoging.
k –
Voor kandidaten die op een uitzonderlijke wijze aan de voor-
‘waarden voldoen Ween hogere bezoldiging niet uitgesloten.
Voor de onder B. genoemde functies wordt vereist: middel-
bare of gelijkwaardige opleiding; het bezit van de diploma’s
S.P.D., M.B.A., alsmede ervaring op administratief-organi-
satorisch gebied strekt ‘tot aanbeveling.
Verdere opleiding en vorming op rijkskosten.
• Voor deze functies wordt een salaris geboden, afgestemd
op leeftijd en ervaring tot een max. van f. 757,— p. iii.,
excl. huurcomp., vakantietoelage en voorgenomen salaris-
verhoging. Ook bij deze categorie is voor uitzonderlijk goede
krachten een hogere beloning niet uitgesloten.
Schr. soli, onder
‘
vermelding van no. P. 6717188 (in linker-
bovenhoek env. en brief) te zenden aan het hoofd van het
bureau prsoneelsvoorziening en vorming van de afdeling
burgerpersbneel van het Ministerie van Defensie, Kalver-
markt 32 te ‘s-Gravenhage.
E.-S.B. 18-4-1962
waarvan de koers gecorreleerd is aan die van de aandelen,
dient men zich wel af te vragen, of het juist is bijeen uit-
gifte van aandelen boven de conversiekoers, hetgeen der-
halve in bijzondere omstandigheden zal spelen, de groep
converteerbare obligaties onevenredig veel te gaan bevoor-
delen.
Uitvoering.
De praktische uitvoering van de uitoefening van het
conversierecht behoéft niet zoveel moeilijkheden op te
leveren als op het eerste gezicht wellicht lijkt. Weliswaar
heeft men meestal te doen met coupures ‘an f. 1.000,
zowel voor obligaties als voor aandelen, doch meer en
meer ziet men de vennootschappen overgaan tot het creëren
van kleine coupures voor de aandelen, waardoor een han-
teerbare uitoefeningsmogelijkheid van het conversierecht
groter wordt.
In de hiervéér beschreven voorbeelden kan men het
conversierecht doen uitoefenen aldus:
– bij een bonusuitkering van 50 pCt.:
1
1
1
3
obligatie + f. 666,66 = 1 aandeel of
2 obligaties
+ f. 1.000
= 14 aandeel
—
T
bij een emissie van 1 nieuw op 2 oud a pan:
11/3
obligatie + f. 1.000
= 1 aandeel of
2 obligaties
+ f. 1.500
= 14 aandeel,
Geldmarkt.
Tegenover een invoeroverschot van f. 810 mln, in het
eerste kwartaal 1961 stond in dezelfde periode van het
lopende jaar een tekort op de handelsbalans van f. 950
mln. De hieruit blijkende tendentie is duidelijk. De binnen-
landse bestedingen stijgen nog steeds in een hoger tempo
dan de ter beschikking komende middelen. Deze ontwikke-
ling zal niet nalaten ook de geldmarkt te beïnvloeden.
Weliswaar hebben de bovenstaande
cijfers
betrekking op
de handelsbalans op transactiebasis en zijn voor de geld-
markt in de eerste plaats de feitelijke geldstromen en dus
de transacties op kasbasis van belang, doch de uit de han-
delsbalans afgeleide tendentie is een fundamentele be-
weging, die ook in de balans op kasbasis tot uiting zal
komen. Hierbij spelen tevens de omvang en de termijn
van de handelskredieten een rol.
Men zou – en terecht – kunnen opmerken, dat het
voor de ontwikkeling op de geldmarkt vooral aankomt
op de’ totale betalingsbalans. Dat in het eerste kwartaal
1962 de kapitaalbalans een compenserend effect zou hebben
gehad.is in het licht van de trend, die in 1961 was vast
te stellen, niet waarschijnlijk. Dit leidt tot de conclusie
dat de internationale transacties niet meer, zoals de laatste
jaren gebruikelijk, tot verruiming van de binnenlandse
zodat
ingeval
aandelencou-
pures van f. 100 zijn gecreëerd
de sub b genoemde mogelijk-
1-1. A. de Vries’ Ijzerhandel N.V.
geëffectueerd. Bovendien kan
men gaan zoeken in de rich-
.
gevestigd te Amersfoort.
ting
van
het
creëren
van
scrips.
Uitoifte
Uiteindelijk moet een ven-
.
nootschap
bij
de beslissing
–
van
over
een kapitaaluitbreiding
ter verkrijging van een han-
nom. f1 .000000.- 5 pCt 1 5-jarige obligatiën
teerbare
voorkeursverhou-
in stukken groot nom. f1.000.- aan toonder
ding rekening houden met
het uitstaande aandelenkapi-
tot de koers van 100 pCt.
taal. Zij zou dit thans der-
waarvan reeds nom. f
209.000.-
obi. op inschrijvingsvoorwaarden zijn geplaatst.
halve eveneens
moeten uit-
strekken
tot
de
uitstaande
De lening is â pari aflosbaar in de jaren 1968
t/m
1977,’telkenjare op 1 April,
converteerbare obligaties.
in 10
jaarlijkse
termijnen, elk groot f 100.000.-.
Aangezien de huidige mo-
Vervroegde gehele of
gedeeltelijke
aflossing is uitsluitend toegestaan op 1 April
gelijkheden, inherent aan de
van elk jaar, voor de eerste maal op 1 April 1973, met inachtneming van een
converteerbare
obligatiele
opzeggingstermn van 2 maanden, tot de koers van 101%.
ij
ning, langs de weg der ge
leidelijkheid hun intrede heb-
Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op de resterende nom. f 800.000.-
ben gedaan in de trustakte en
obligatiën is opengesteld op
niet âan te nemen is, dat de
DONDERDAG,
19
APRIL 1962,
evolutie tot stilstand zal zijn
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
gekomen, zullen de boven-
bij haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Amersfoort,
geschetste problemen
zeker
Haarlem
en
lLaastricht,
op de voorwaarden van het prospectus van uit-
tot een bevredigende oplos-
gifte d.d. 11 April 1962.
sing kunnen wordengebracht.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten, alsmede
tot een beperkt aantal
–
exemplaren van het jaarverslag over het boekjaar 196011961 zijn
bij
de kantoren
A. H. M. VAN .DER DONK.
van inschrijving verkrijgbaar.
Zwanenburg.
Amsterdam, 11 April 1962.
Adverteer
AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
in
,,E.-S.B.”
1
–
368
E.-S.B. 18-4-1962
geldmarkt zullen bijdragen
doch thans eerder neuti aal
zijn.
Hierbij moet worden aan-
getekend, dat sedert de han-
delsbanken houdstes zijn van
belangrijke deviezenreserves
het geruime tijd kan duren
alvorens eet zich wijzigende
betalingsbalans directe in-
vloed op de geidmarkt ver-
krijgt. Het zou kunnen zijn,
dat een tekort in het inter-
nationale betalingsverkeer
eerst door intering van de
deviezen reserves van de
banken wordt opgevangen.
Indirect krijgt deze factor
toch effect omdat de banken
bij haar disposities rekening
houden met de voor een be-
langrijk deel uit buitenlandse
middelen bestaande liquidi-
teit.
Kapitaalmarkt.
De strijd ter bemachtiging
van de spaargelden gaat
voort. De Spaarbank voor
de stad Amsterdam heeft
voor bepaalde categorieën
spaarders, nL. zij, die voor
geruime tijd afstand doen
van de beschikking over de
spaarpenningen, een rente-
verhoging tot 34- pCt. door-
gevoerd. De bedoelde cate-
gorieën betreffen de deel-
nemers aan de diverse wet-,
telijke spaarregelingen, waar-
bij het al dan niet verkrijgen
van de spaarpremie recht-
streeks verband houdt met
het gedurende zekere tijd
handhaven van de besparin-
gen. Vergeleken met enige
jaren geleden is de rente voor
langere tijd aan banken toe-
vertrouwde gelden, spaar-
gelden, doch ook termijn-
deposito’s als gevolg van een
steeds ‘toenemende concur-
rentiestrijd tussen de ver-
schillende instellingen op ho-
ger niveau gekomen. Dit
heeft tot gevolg, – dat de
,,kostprijs” van de middelen
waarmede de desbetreffende
instituten werken. aanmerke-
lijk is gestegen.
De waarde van ‘de beleg-
gingen der levensverzeke-
ringsmaatschappijen is in het
vierde kwartaal 1961 de f. 9
mrd. gepasseerd. Ruim
50
E.-S.B. 18-4-1962
DE. TWENTSCHE BANK
N.V.
Gecombineerde Maandstaat op 31 maart 1962
Kas, Kassiers en Dag-
Kapitaal
………
f
55.000.000,
–
geldieningen
.
f
61.013.159,51
Reserve
.
.
.
.
.
.
.
.
…
41.000.000, –
Nederlands
–
Deposito’s
op Termijn,,
665.496.627,80
Schatkistpapiet
363.100.000,-
Crediteuren
.
.
.
.
.
.
…
753.479.094,58
Ander Overheidspapier
110.185.624,58
Geaccepteerde Wissels
»
1.130.430,-
Wissels
…………,
21.382.706,83
Door Derden
Bankiers in Binnen- en
Geaccepteerd
. .
,,
14.095,46
Buitenland
……
19.491.350,38
Kassiers en Genomen
Effecten,
Syndicaten en
Daggeldleningen,,
1.100.000,-
Waarden
…….
84.432.525,42
Overlopende
Saldi ep
Prolongaties en Voor- Anderc Rekeningen,,
32.194.543,23
schotten tegen
Effecten,,
63.216 165,09
Debiteuren
……….
754.036 865.98
Deelnemingen (mci.
Voorschotten)
6.896 393,2ö
Gebouwen
……….
5.000.000,-
f1.549.414.191,07
f1.549.414.191,07
NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK
N.V.
Gevestigd te Amsterdam
UITGIFTE
van nominaal f. 9.210.000.— gewone aandeleii
in bewijzen van
1, 2, 10 of 20
aandelen van
if
50.- aan toonder
(waarvan nominaal f 4.614.000.- op irischrijvingsvoorwaarden is geplaatst bij de Staat
der Nederlanden) ten volle delende in de winst over 1962 en volgende boekjaren.
Ondergetekende bericht, dat zij de ipschrijving op nominaal
f. 4.596.000.— gewone aandelen
openstelt, uitsluitend vo3r houders van claims, op
dinsdag 1 mei 1962
van voormiddags 9 uur tot namiddags 16 uur bij haar kantoren te Amsterdam, Rotter-
dam en ‘s-Gravenhage
,
tot de koers van, 1 6O°/
Verwisseling van aandelen
Voorts bericht ondergetekende, dat zij i.v.m. de wijziging van de nominale waarde van
haar aandelen (overeenkomstig de statutenwijziging, goedgekeurd in de buitengewone
algemene vergadering van aandeelhouders d.d. 2 april 1962)
van 15 mei 1962 af
(de stortingsdatum van.de
emissie)
uitsluitend bij haar kantoor te Amsterdam
de gelegenheid openstelt de thans in omloop zijnde stukken, voorzien van dividendbewijs
no. 24 ev, te verwisselen in-bewijzen van 1, 2, 10 of 20 gewone aandelen van f 50.-.
Indien het te verwisselen nominale bedrag geen veelvoud vormt van f 50.- zullen voor het resterende, scrips van nominaal f 10.- worden uitgereikt. 5 van deze scrips kunnen
te allen tijde worden verwisseld in een nieuw aandeel van f 50.- voorzien van dividend-
bewijs no. 24 e.v.
De volledige gegevens en voorwaarden, van deze uitgifte en van de verwisseling van
aandelen, alsmede van de mogelijkheid om deelneming in de emissie te combineren
met de verwisseling, zijn vermeld in een prospectus dd. 17 april 1962, dat evenals –
de inschrijvingsbiljetten verkrijgbaar is bij de kantoren van inschrijving.
Amsterdam, 17 april 1962.
NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK
369
•
‘
•-
–
..
•-‘
pct. van ditenrme bedrag is in de vofrn van leningen’ op
indexcijfers
9
aandein
21dec.
&L:
.6aprW
‘
1apriI
schuidbekentenis uitgeleend. Wanneer wij
bij
het- bedrag
van deze leningen nog de hypothecaire leningen optellen,
Algemeen
……………….
Intern. concerns
………….
410
‘ 566
431 – 399 594 – 542
«iS
555
402.
548
Ç.
_
•
.vrnden wij dat bijna 73 pCt. van de totale middelen,naar
Industrie
………………
Scheepvaart
366
184
396 — 361
186— 165
375
171
370
165
de onderhandse markt is geleid. Dit percentage toont een
…………….
…….
…….
:::
geregelde stijging.
–
•
–
..
*
Het zou een bijzonder waardevolle aanvulling van ons
Bron:
ANP-CBS. Prsjscourant.
inzicht betekenen, wanneer de Voorlichtingscommissie uit
.
Aandelenkoersen.
het Levensverzekeringsbedrijf, aan wie wij door middel van
:
:
:
::::
:::::
‘
f.
34,90
f. 136,30
haar publikatie ,,De Teistrook” zo veel nuttige gegevens
Unilever
……………….
f.
189,70
f. 184,90 f. 179,60
danken, ertoe
–
zo
t
.
d
w kunnen overgaan een splitsing in
e
Robeco
………………….
f 252 50
f. 238,50
f. 336
–
pot leningen
op schuldbekentenis aan
.
te
brengen in
Hoogovens, n.r.c .
………..
.;.’::::::
776
771
.
770
368
leningen aan de centrale overheid, aan de lagere overheid
Zwanenberg-Organon
……..
1.024 1.030 1.010
•
een aan overige kredietnemers.
–
interunie
……………….
f. 228
t. 208
f. 205,50
1
.
Amstèrd. Bank
……………
396
416
‘
400112
FONDSEN
1
ANALYSE
YOLGENS GEHEEL NIEUW
T
–
‘
SYSTEEM,ENIGINNEDERLAND
–
Het weekblad ,,Beieggers- –
Belangen” bevat elke week
zulk een analyse, die ook voor
beleggers, die van hun beleg-
gingen geen academische zaak
wensen ce maken, nuttige ge-
gevens bevat en die bovendien
als kaartsysteem verkrijgbaar
is. De fondsen worden beoor-
deeld naar kwaliteit, groei en
rendement.
WEEKBLAD TER IN- EN
–
VOORLICHTING SPECIAAL
– VOOR DE PARTICULIERE
•
BELEGGER.
•
Gratis proefnummer wordt
‘
gaarne op aanvraag toegezon-
– den door de Adm. Bel-Bel,
– Postbus 42, Schiedam.
– Blijf bij
Lees ,,E.-S.B.”
..
.370.
VROME
–
N &’PAPIERFABRIEK
•
,,DOETINCHEM” N.V.
gevestigd te Doetinchem.
Uitgifte
–
van
nom. f. 474.0000- gewone aandelen
in stukken groot nom. f 1.000.- aan toonder
–
ten volle gerechtigd tot het dividend o,ver 1962 en
volgende boekjaren,
tot de koers van 275 pCt.
uitsluitend voor hoi.iders van claims vn de uitstaande gewone aandelen in
de verhouding van nom. f 6.000.- uitstaande gewone aandelen op nom. f 1.000.-
nieuw aandeel. .
Ondergetekende bericht, dat zij de .inschrjving op bovenstaande aandelen
openstelt op
–
Dondérdag, 19 April 1962,
1
–
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
bij haar kantoren te
Amsterdgm, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Doetin-
chem,
op de voorwaarden van het prospectus dd. 10 April 1962. De Vereeniging.voor den Effectenhandel heeft bepaald, dat’de claimhandel zal
aanvangen op Donderdag 12 April 1962.
Exemplaren van het prospectus en inschrijvingsbiljetten, alsmede – tot een
beperkt aantal – van de statuten en van het jaarverslag over het boekjaar 1961
zijn
bij
de inschrijvingskantoren verkrijgbaar.. –
Amsterdam, 10 April 1962.
AMSTERÔAMSCHE BANK N.V.
–
– E-S.B. 18-4-1962
.,
t,
–
S
–
lul
–
R
ECLAME
LVOOR
–
kan men te veel
7
en ookte weinig uitgeven
–
De meste mis!ukkingen
zijn vaak het gevolg van het LAATSTE – —
,
27 dec.
6 april
13 april
New York.
1961
–
.
1962
1962
Dow Jones Industrials
……..
73(
700
688
Rentestand.
La’ngl. staatsobi. a)
……….
4,12
4,21
4,22
Aand.: internationalen a)
2,83 b)
2,78
lokalen a)
…………
3,55 b) 3,39
–
Disconto driemaands schatkist-
papier
……….. . ………
l’/,
211
s
2’/
–
/
Bron:
Veertiendaags beursoverzicht Ams’terdamsche
Bank.
19
december.
C. D. JONGMAN.
‘S
S
.
S,
E-S.B. 18-4-1962
S
/
S
,
+
7…
t%an
K’ –
De Directie van de N.V. Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek
V
“Leerdam”, behorende tot het concern van de N.V. Vereen.igde –
Glasfabrieken (United Glassworks), roept reflectanten op voor
•
de functie van
commercieel
adjunct- dirëcteur-
Deze functionris zal tot taak hebben om een vooruitstrevend en,
op groei gericht beleid te voeren voor de biznen- en buitenlandse
–
verkoop van kristal, huishoudelijk glas en kunstnijverheidspro-
ducten (trademark “Royal Leerdam”), terwijl hij tevens de ver-
antwoordelijkheid zal dragen voor de effectuering hiervan.
In deze beleidsvoering zal hij mede in samenwerking met de
–
*
afdelingen Vormgeving, Publiciteit en Presentatie, richting moeten
–
geven aan het marketing-team.
,
..
Voor deze functie wordt gedacht aan iemand, die in de binnen- en
buitenlandse verkoop zijn sporen heeft verdiend en die gewnd –
is om zelfstandig op directieniveau leidinggevend en inspirerend
werkzaam te zijn.
Een academische- opleiding geldt niet als voorwaarde, indien
gegadigden beschikken over door de ervaring gescherpt inzicht
en kennis van de vraagstukken op commercieel, administratief
en financieel gebied.
Gezien de exportbelangen, is beheersing van de moderne talen’
noodzakelijk.
Uit vorige, eigenhandig geschreven brieven met vermelding van
opleiding, ervaring, referenties enz., onder bijvoeging van een
.pasfoto, te richten aan de directeur, Ir. C. A. Doets, Leerdam.
Op volledige discretie kan worden gerekend. –
371
– –
MAANDSTAAT
PER 1 MAART 1962
vorig jaar
31/3 1962
vorig jaar
3113 ’62
DEBET
CREDIT
Kas, kassiers en daggeldieningen
/ 182.059.177
1
141.978.443
Kapitaal
1
90.010.000
1
90.010,000
Nederlands schatkistpapier
/
490.709.649
t
529.946.295
Reservefonds
/
59.000.000
f
75.00Ö.000
Ander overleidspapier
t
48.884.847
t. 23.805.471
3% Deposito-Obligatiën per 1962
– ,
en leningen Maatschappij voor Wissels
f
43.999.586
/
47.462.186
Middellang Crediet
1
88.266.000
j 139.735.000
Bankiers in binnen- en buitenland
1 490.196.952
, 388.117.492
Depositos op termijn
/
666.290.470
/
607.341620
Effecten en syndicaten
/,
82.277.866
/ 120.228.150
Crediteuren
1
f1.590.523.845
1:690.476.444
Prolongatiën en voorschotten
Geaccepteerde wissels
. /
33.633.327
f
32.071.108
tegen effecten
t
118.815.542
1
124.321.811
Door derden geaccepteerd
t
469.180
t
212.040
Debiteuren
11.106.454.192
[1.289.059.214
.
Overlopende saldi en andere
Deelnemingen
.
. rekeningen
v
70.616.621
f
71.823.571
(mcl. voorschotten)
/
35.411.631
/
41.752.720
.
Gebouwen en inventarissen
t
1
f
1
[2.598.809.443
(2.706.671.783
[2.598.809.443
f2.706.671.783
AMSTERDAMSCHE BANK
waar u heengaat
de
gaatmetumeet
–
-‘
thans
i, 3
modellen:
minifon,
de
handige
Attaché
voor dictaat
zakdicteermachine
onderweg of
op
kantoor;
van 8
ons,
Attaché speciaa’
ie – dank,zij wer
ing
voor ononderbroken
op batterijen,
opname tot
5
uur;
autoaccu of –
/ichtnet –
overal paraat is.
HiFi
ook voor perfecte
–
.
muziekopname
(tot
12.000 Hz.);
.
Vraag prbspectus
–
–
_kantuuirnachiiies
17.1/
vermeld a,u.b. het
model waarinu belang
Rotterdam, Goudsesingel
108,
tel. (010) 120196 – Amsterdam, Keizersgracht
480,
tel. (020)
33898
– Henglo, Enschedesestraat
39,
tel.
(05400) 8565
372
–
E.-S.B. 18-4-1962
!
t-
‘1
.
5
1,
‘
–
-..
4
r•
.
‘.
.’
_.(
t-
-.
.,-…
;
‘
..
4
•1
•
•
,
_,
..
..,.
‘
,
–
$
L
,
‘
*
–
–
..
–
t-‘%
•
•
–
.
.
-.
.
–
.
.
.
1′
.
..
t
.
.
..
,.
.•
.-.
-.
–
r.
,
.
.’
..;
t
‘
.
.
1..’
.
•.-
.-
.
.
.
.
.
.’
.
.
,..
.
:
*
Rr
DOKKUM
>tt
/
RI
1: 1
KOOTSTERTIILE
een ‘voorbeeld van’geslaagde indu
‘strialisatie..
Elf industri?kernen zijn’aanwezig, die als het ware
In deze industrialisatie ligt de toekomst van Fries-
de’stenen’zijn,waarop de assen van het industriële
land,. niaar ook de tdekomst van de ondernemér,
uurwerk lopen. .
die zich in Friesland vestigt.
Dank zij deze opzet wordt een evenwichtige ont-
.
.
–
wikkeling verkregen – vodrkomt men opeenho-
Als uw fabriek in Friesland s(ond, zou u daarvan de
pingen hièr en tekorten dââr – wordt de arbeids-
voordelen kunnen plukken.
.
reserve ôp de
,
meest rationele wijze aângesproken
–
en komt het net van landt en waterwegen het best
De ondernemer die vooruit kijkt, kijkt naar
tot zijn, recht.
–
.,
Friesland
.
S…
,
Dit zijn de
11
kernen Bergum Dokkum – Drachten – Harlingen Heerenveen Koot-
i
stertille (gem Achtkarspelen) Leeuwarden Lemmer Oosterwolde Sneek Wolvega
*
t
In
‘1
Friesland
kunt û bôuwen.
•
.
‘
.5
.
t
..
t
….
.
,.
S
– –
InIichtinen; de Industrialisatie-raad der Friese Kernen, Sophialaan 1, Leeuwarden, tel. (05100) 28144-28145.
.4
E.-S.B. 18-4-1.962
‘
.
.
.
‘
‘
. .
,
.
3.73.
ri
—
–.-
I
an zak jes.
HET héchtapparaat voor het moderne kantoor!
De BOSTITCH B8 kantoorhechtmachine,
met haftdige nietles-wipper
Hechten met de BOSTITCH B8, met handige nietjes-
wipper, gaat sneller en is steviger dan het gebruik van de
ouderwetse paperclips, die bovendien een stapel pape –
rassen in de linkerbovenhoek meer dan twee maal zo dik
maken. En – wat bij elkaar hoort, blijft ook bij elkaar!
Het verwijderen van nietjes is heel eenvoudig, want dit
sierlijke hechtapparaat is voorzien van een nietjes-wipper.
Hiermede kunt U aan elkaar gehechte papieren ook weer
– •
heel gemakkelijk los maken en hergroeperen.
Bruikbaar op zo vele manieren, als hechttang of—als U het
voetstuk van de B8 geheel openklapt—astacker on4 b.v.
Voor het verwijderen van nietles.
– –
P1”’
CIL
up cns
uusu
,
JLaaS,
,
.*…
,.
Vraagt Uw kantoorboekhandelaar om zo’n handige
BOSTITCH B8. Mocht hij ze niet in voorraad hebben vraag
ons dan even om adressen van leveranciers in Uw woonplaats.
r
DEKKE
Z4GNV
–
hechten beter hechten sneller
‘
Voor
tocken
gedeponeerd handelsmerk
S
/
374
E.-S.B. 18-4-1962
AbonneerV U op
DE ECONOMIST
*
Abonnementsprijs
f
22,50;
fr. p. post
f
23,60; voor stu-
denten
f
19,—; fr. per Post
f
20,10.
*
KONINKLIJKE PAPIERFABRIEKEN
VAN GELDER ZONEN N.V.
zoekt voor haar hoofdkantoor een
BEDRIJFSECONOOM
De functionaris zal worden geplaatst op een stafafdeling,
welke tot taak heeft het assisteren van de hoofddirectie bij bedrijfseconomische problemen, alsmede het behandelen
van vraagstukken op het terrein van de administratieve
organisatie der fabrieken.
De candidaat dient het doctoraal examen economie te h;ebben
afgelegd met keizevak boekhouden en bij voorkeur over
ervaring te beschikken in een industrieel bedrijf.
Leeftijd tot 35 jaar.
Tevens wordt op deze afdéling gezocht een
WISKUNDIG ECONOOM
Zijn taak zal zijn gericht op het verzamelen, bewerken en interpreteren van kwantitatieve gegevens met het opg op
bedrijfseconomische vraagstukken, waarbij een mathema-
tisch-economische benaderingswijze de oplossing moet
bieden. Hij moet zowel de probleemstelling als het resultaat
der berekeningen op eenvoudige en duidelijke wijze kunnen
formuleren en verklaren.
Gevraagd wordt een functionaris, die voor het doctoraal
examen economie een wiskundig bijvak heeft gekozen.
Leeftijd tot 35 jaa’r.
Eigenhandig geschreven sollicitatiebrieven, vergezeld van een
recente pasfoto kunnen worden géricht aan de afdeling Personeel-
zaken Postbus 593, Amsterdam-C.
Maandblad onder redactie
van
Prof. P. Hennipman,
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F. J. de Jong,
Prof. P. B. Kreukniet,
Prof. H. W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en
door uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
t] reageert op annonces in ,,E..S.B.”? Wilt
t]
dit dan steeds duidelijk tot uitdrukking brengen?
E.-S.B. 18-4-1962
S
375
totaalkaart
aderiâden
k
gewerkte’uren .
afwezigheidsuren
F
abel”
inhoudingen
variabele
vergoedingen
stamkaart
(vaste inhoudingen
11
via snelle
kaartlezer
snelle dru
via lees-
en
ponseenheid
–
via
hine
signalering
invoer
376
E.-S.B. 18-4-1962