–
EEENSIEIENlECOOMiE
Economisch – Statistische Berichten
Pa
Pa
PEI
Reisdeviezen
R. M E E S
& Z 00 N E N
U
P
Rotterdam
El
PEI
BANKIERS
EN
ASSURANTIE- MAKELAARS
1
Bagage- en ongevallenverzekeringen
01
Restaurant
CHALET SUISSE I3d
*
Vous y choisirez votre plat préféré
parmi ses cent spécialités
Rotterdam, Kievitslaan 31, tél 12 52 48
Amsterdam, Leidseplein lOa, tel 621 05
Schéveningue, Boulevard, tél 55 84 00
La Haye, Noordeinde 123,
tél 113680
F. A. VOlGT & Co.
N.V.
OPGERIcHT 1857
CARGADOORS
BEVRACHTERS
AGENTEN VAN
HANSA LIJN
–
BREMEN
OY FINNLINES LTD.
–
HELSINKI
SAXONIA LIJN BREMEN
ROTTERDAM
AMSTERDAM
VAN VOLLEN HOVE NSTRAAT 33
ROKIN
109-111
TELEFOON 115900
TELEFOON 242735
TELEGRAMADRES-VOCOSHIP TELEGRAMADRES-VOCOSHIP
TELEX 21286
TELEX 12285
LV. CORNSI SWARTTOUW’s
STUWA000RS MAATSCHAPPIJ
ROTTERDAM
AMSTERDAM-ANTWERPEN-GENT
MOMBASA-DAR ES SALAAM-TANGA-MTWARA
E C 0 N 0 M 1 S C II-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van. de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland:
Pieter de Hoô chweg 118, Roiterdam-&
Telefoon redactie: (010) S 2939. Administratie: (010)
3 80 40. Giro 8408.
Privé-adres redacteur-secretaris:
Drs. A. de Wit, Sleedoorn-
laan 17, Rotterdam-12, tel: (010) 18 36 32.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, pôstcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwjjnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse
exemplaren van
dit
nummer 75 ct.
Advertenties:
Alle correspondentie
betreffende
advertenties
te richten aan de N. V.
KoninkJijke
Nederl. Boekdrukkerjj
F1. A.
M.
Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010)
6 93 00, toestel 1 of 3.
Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
838
6-9-1961
Zeifhandhaving van het Westen
Het wordt in deze Berlijnse dagen wel steeds duidelijker
dat zij die van de Russen nog redelijkheid verwachten en
menen dat een verbetering van de verhouding Oost-West
en dientengevolge een ontspanning in de politieke toestand
,,just around the corner” zou zijn, zich vleien met een
ijdele hoop. Er is niets dat erop wijst dat de huidige scherpe
tegenstelling niet nog vele jaren zal voOrtduren,- wat
overigens, indien men zich maar enigszins in de marxis-
tische leer heeft verdiept, nauwelijks verwondering behoeft
te baren. Dit houdt echter in-dat men zich beter dan tot
nu toe zal dienen te realiseren wat het voor het Westen
betekent om gedurende een periode van onbekende maar
voorlopig onbeperkte duur onderworpen te zijn aan een
nimmer aflatende militaire, politieke, economische en
psychologische druk van het Oostelijk blok. Een druk die
bepaald meer kans heeft toe te nemen dan te verminderen,
gezien het feit dat de zelfverzekerdheid van de communis-
tische machthebbers, op het ogenblik al niet gering, nog
lijkt te groeien in evenredigheid met de toename van hun
nucleaire machtsmiddelen.
Een vooruitzicht dus van een lange periode waarin wij,
ten koste van zware offers ten behoeve van de militaire en
civiele verdediging, althans een verwoestende nucleaire
oorlog hopen te voorkomen. Hierbij dienen
wij
te be-
seffen dat deze offers zonder enige twijfel nog toe zullen
nemen. Verdergaande mechanisering, het steeds ingewik-
kelder worden van de apparatuur en vervanging van wat
men vaak oorspronkelijk gekregen heeft spelen hierbij een
rol. Maar met deze grote uitgaven zijn wij er allerminst.
Want in deze lange periode van spanning zullen onze
ideologische tegenstanders voortgaan ons over de gehele
wereld te verwikkelen in een zodanig politiek, economisch
en ps3 cologisch ,,catch as catch can”, dat wij alle moeite
zullen hbben ons hierbij staande te houden. Dit temeer
omdat deze door het communisme met alle oorbare en
onoorbare middelen gevoerde worsteling wordt gevôerd
in een wereld waarvan een groot gedeelte zich door
allerlei oorzaken politiek en economisch toch al in een
zeer labiel evenwicht bevindt.
Want, zonder nog in te gaan op het koude-oor1os
aspect hiervan is het duidelijk dat het probleem van de
armoede der ontwikkelingsgebieden op zichzelf al iets is
waar het Westen de handeit vol aan zal hebben. Niet voor
niets schrijft Paul G. Hoffmann in het lentenuntmer van
het kwartaalblad ,,Forum” onder de titel ,,The war we
must win”: ,,Only at our peril çan we turn our backs
on the revolution raging about us. It is the most pervasive,
the most earth-shaking revolution in all human history
– the revolt of two-thirds of the world’s people against
their abject poverty, against their frustrating ingriorance,
against their perpetual hunger, their chronic ill-health and
Blz.
Zelfhandhaving van het Westen,
door Vice-Admiraal
b.d. H. Bos………………………….
839
De prijs der vrijheid, door Vice-Admiraal b.d.
H. C. W. Moorman ……………………
840
De hoogte der defensie:uitgaven,
door Mr. F. J. –
Kranenburg
…………………………..
843
their early death”. Deze woorden zeggen genoeg. De taak
die hier ligt zal van het Westen gedurende vele jaren grote
sommen geld en het uitzenden van een aanzienlijk aantal
deskundigen vragen. Hoeveel geld? Men spreekt nu nog
van 1 pCt. van het nationaal inkomen. Maar er zijn des-
kundign die het cijfer 2 pCt. noemen en die in hun ge-
dachten al gaan naar 3! Ons risico, het gevaar dat wij zou-
den lopen indien wij deze strijd niet zouden willen voeren
omdat wij menen dat de uitgaven voor
,
de verdediging
– van ons eigen land al zwaar genoeg op onze economie
drukken is uiteraard de aan zekerheid grenzende waar-
schijnlijkheid dat deze landen zonder hulp zullen afglijden
naar het communisme. Naast de humanitaire overwe-
gingen dienen wij te beseffen dat het voor ons zelf een zeer
gewichtig belang is om het lot van deze volkeren in een
zodanig tempo te helpen verbeteren dat revoluties worden
voorkomen.
Doch er is nog een derde complex van vraagstukken
waar wij voor staan en wel de wedijver op wetenschap-
pelijk en technisch gebied met de Sowjet-Unie. Want hoe-
wel er in normale omstandigheden geen enkele reden voor
ongerustheid zou behoeven te liggen in het feit dat de
wetenschap in de U.S.S.R. zich met reuzenschreden ont-
wikkelt, in het kader van de onS opgedrongen koude oorlog
is dat wel het geval. Het feit dat de Sowjet-Unie per mil-
joen inwoners tweemaal zoveel ingenieurs aflevert als cie’
Verenigde Staten en vele malen meer dan de overige
N.A.T.O.-landen is een ernstige zaak. Niet voor niets is
er dan ook op instigatie van de Wetenschappelijke Com-
missie van de N.A.V.O. een studie van dit probleem ge-
maakt, hetgeen geresulteerd heeft in een rapport getiteld:
,,Increasing the effectiveness of Western Science”.
De ruimte laat niet toe nog verder op de strijd op alle
fronten tussen Oost en West in te gaan (ruimtevaart!),
maar het bovenstaande is zeker al voldoende om de vraag
te doen rijzen: hebben wij wel voldoende overzicht van
het totaal van de eisen die de wereidsituatie aan het Westen
stelt en bestaat er in de vrije wereld voldende coördinatie?
Wij in Nederland lijken immers telkens verrast door de
noodzaak van verhoging van uitgaven. Het lijkt dan
ook gewenst op dit gebied tot een beter overzicht
te geraken teneinde te weten waar wij nu aan toe
zijn. Wellicht zou, nadat hieromtrent nationaal be-
raad heeft plaatsgevonden, dit probleem internationaal,
bijv. in N.A.T.O.-verband, aan de orde kunnen worden
gesteld. Hierbij zou wellicht kunnen worden gekomen tot
een prioriteitsstelltng en de beraming van maatregelen ter
vergroting van de doeltreffendheid van de verdediging van
de positie van het Westen.
‘s-Gravenhage.
H. BOS.
Vice-Admiraa’ b.d.
Directeur Defensiestudiecentrurn.
Blz.
Defensielasten en inflatie,
door Ir. H. ‘Vos…….845
Vooruitzichten voor Derde Dinsdag, door Drs. M.
Janssen Fz ……………………………
847
Beschouwingen over oorlog en, vrede,
door Prof.
Mr. B. V. A. Röling ……………….. . ….
849
COMMISSIE VAN REDACTIE: Ch. Glasz; L. M. Koyck; H. W. Lambers; J. Tinbergen; J. R. Zuidema.
–
Redacteur-Secretaris:
A.
de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris: M. Hart.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F; Couin; J. E. Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen; R. Vandeputte; A. J. Vlerick.
J
6-9-1961
.
– AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
–
839
De
prij
.
s, der vrijheid
De Westerse wereld raakt geleidelijk aan vermoeid vn
de elkaar in eentonige regelmaat afwisselende dreigemen-
ten en vredesuitingen van kameraad-premier. Chroestsjov. –
De natuurlijke reactie daarop, ook in Nederland, is dat
er maar één antwoord is op dit afmattend gedoe en dat is
zorgen dat het Westen de communistische wereld als ge-
lijke – of sterkere – tegemoet kan treden op elk der
terreinen waarop de strijd woedt, of kan gaan woeden,
dus het politieke, zowel als het economische, het culturele
en het militaire.
Dus ook op militair terrein. Dat lijkt logisch voor wie
zich herinneren wil dat alle communistische veroveringen
of staatsgrepen, zowel in Europa als daarbuiten, slechts
op de punt van de bajonet konden worden doorgedreven,
en dat iedere poging om de vrijheid te herkrijgen (Honga-
rije, 1956) onder de rupsbanden der rode tanks werd ver-
brjzeld.
Het feit dat na de totstandkoming van de
Noord
Atlan-
iische Verdragsorganisatie in april 1949 (N,A.V.O.) de
Berlijnse blokkade (1948-1949) spoedig werd opgeheven
en geen vierkante meter Europese bodem sedertdien meer
door communistische troepen werd bezet, is misschien wel
de beste rechtvaardiging voor deze gedachte van machts-
evenwi:ht. De verklaring is eenvoudig: mèt de geboorte
van het defensieve verbond, dat de N.A.V.O. is, traden ook
de Verenigde Staten als de sterke Atlantische neef, met
zijn geweldig kernwapenpotentieel het Westeuropese fa-
miliehuis binnen. En mèt de vaste bedoeling om die atoom-
bommen, zo nodig, ook het laatste woord te laten spreken.
Tot 1954 hadden de Russen daarop geen passend antwoord.
En daarna, toen zij de voor operationeel gebruik geschikte
zware kernwapens in een wassende stroom aan hun strijd-
krachten toevoegden, zodat wij thans kunnen spreken van
ecn nucleair evenwicht tussen de beide grootmachten, zou
toch de prijs voor het verder najagen van de communis-
tische wereldoverheersing langs. de weg van het ,,major
military conflict” te hoog worden. Het Russische volk is
het onnoemelijke leed van de laatste oorlog nog niet
vergeten en de opwaartse gang van de levensstandaard
in de Sowjet-Unie is sedertdien zover, gevorderd dat
Chroestsjov zijn kameraden ook daarom geen nucleaire
oorlog met alle gevogen van dien meer kan verkopen zonder
sterke tegenkrachten uit te lokken.
Zo is dit nucleaire evenwicht onder de feitelijke om-
standigheden – namelijk het bestaan van een geweldig
kernpotentieel aan beide zijden – de enige waarborg
geworden dat er geen ,,totale” oorlog uitbreekt. De ver-
antwoordelijke leiders van beide kampen zijn zich zowel
bewust van de catastrofale uitwerking der moderne kern-
wapens als van de onontkoombaarheid dat wie begint
met gelijke munt betaald zal worden. Toen Chroestsjov
hij de. aanvang van deze nieuwe
Berlijn-crisis
dreigde met
zijn honderd-miljoen-ton-bom (100 megaton), een zwaar
kernwapen van 5.000 maal de explosieve kracht van de
Hiroshima-bom, wist hij met zekerheid dat, indien hij tot
het gebruik daarvan zou overgaan, hij een cataclysme van
waterstof bommen tot een gelijk aantal megatonnen – of
een veelvoud daarvan – over het hoofd van zijn Russen
zou hebben afgeroepen.
Zo doet zich dus in de dagen onzer jaren deze beang-
840
stigende paradox voor dat wij leven – en in vrijheid – bij
de gratie van het nucleaire evenwicht. Het voortbestaan
van dit evenwicht kan ons, laten wij hopen, nog lang –
tot de betere dagen der ontwapening – behoeden voor de
totale (kern)oorlog met zijn haast ônvoorstelbare gevolgen.
Het kan echter niet voorkomen dat de mens in de schaduw
van dat evenwicht toch zijn doeleinden zal
blijven
nastre-
ven: de democratieën zullen de verworven vrijheden, hun
welvaart en cultuurgoederen willen behouden; de com-
munistische wereld haar doel; wereldcommunisme, verder
trachten te verwezenlijken. Het rode blok zal daartoe alle
beschikbare middelen aanwenden; slechts het gebruik van
zware kernwapens zal het voorlopig willen voorkomen.
Uit de 19 grotere en kleinere oorlogen, die sedert 1945
gevoerd zijn, kunnen er ter staving van deze stelling ver-
schillende worden aangewezen (Korea 1950-1953; Straat
Formosa, 1958 e.a.).
– Wij mogen dus verwachten dat ook in een toekomstig
Europees conflict, voor zover dat langs militaire weg zal
worden opgelost, aanvankelijk conventionele middelen
zullen worden ingezet. In hoeverre daaronder ook tac-
tische (lichtere) atoomwapens zullen zijn laten wij hier
buiten beschouwing. Vast staat echter dat door het strate-
gisch-nucleaire schaakmat de conventionele strijdmiddelen
weer zijn gerehabiliteerd tot ongeveer het punt vanwaar
zij onder de invloed der ,,massive retaliation”-politiek
van Foster Dulles hun devaluatiegang waren begonnen.
In de wereld der strategische kernwapens spelen wij
geen andere rol dan die van belangstellend toeschouwer.
Het voorgaande betoog beoogde dan ook slechts te komen
tot een juiste plaatsbepaling der conventionele strijd-
middelen in het hedendaagse krachtenveld. Dat was nodig
om de betekenis van onze nationale inbreng, die uit louter
conventionele middelen bestaat, juist te kunnen waar-
deren. Wij kunnen die niet beter bepalen dan tegen de
achtergrond der conventionele
strijdkrachten
die in Europa
aan beide zijden onmiddellijk ter beschikking staan bij het
uitbreken van een gewapend conflict,
bijv.
om
Berlijn.
Volgens zeer recente Amerikaanse gegevens staan in ons
veelgeplaagde Europa 250.000 man Amerikaanse troepen
plus 350.000 man andere N.A.V.O.-troepen, w.o: een
luchtmacht van
2.500
vliegtuigen tegenover 400.000 Russen
en 270.000 Oost-Duitsers inclusief meer dan
1.500
eerste-
lijns toestellen en grote vliegtuigreserves verder oostelijk.
Buiten beschouwing latend factoren als betrouwbaarheid
der satelliettroepen, kwaliteit der divisies (mobiliteit, stoot-
kracht, afweervermogen), en niet ingaand op de vraag of
behalve de D.D.R.-eenheden ook nog strijdkrachten van
andere landen van het Warschau-pact de zorgen der Sowjet-
bevelhebbers zullen komen vergroten (Polen, Hongarije!)
kan men toch tot geen andere conclusie komen dan dat
hier van een gespannen, labiel evenwicht gesproken moet
‘worden. Het gevaar van zulk eenevenwicht is dat het gemak-
kelijk en snel in ons nadeel verstoord kan worden, voordat
de Westerse versterkingen, die hôofdzakelijk van overzee
moeten komen, in Europa zijn geland. Het Westen zou
6-9-196 1
10
Uw bankrekening is
nU
overal binnen uw bereik met de
dis-Positiepas
van de
ROTTERDAMSCHE’BANK
meer dan.
vestigingen in Nederland
M.)
dan – als eerste – naar het correct ief, het zware kern-
wapen, moeten grijpen en niemand kan voorspellen waar
dit tenslotte toe zal voeren.
In het licht van het bovenstaande krijgt onze nationale
bijdrage aan het conventionele N.A.V.O.-potentieel grote
betèkenis. Een leger van twee parate divisies speelt bij het
instandhouden van een zo labiel evenwicht, vooral in die
eerste fase, een voor een ieder duidelijke, belangrijke rol.
En in de tweede fase, die van het laten aanrukken der
reservekrachten, legt een snel mobilisabele macht van een
derde divisie en nog drie zelfstandige gevechtsgroepen,
zij het verhoudingsgewijs in mindere mate, ook gewicht
in de schaal. Datzelfde kan gezegd worden van onze
luchtmacht, die meer dan 200 eerstelijns vliegtuigen telt,
en uiteindelijk ook vier geleide wapeneenheden (type
,,Nike” en ,,Hawk”) zal omvatten.
De taak van de marine ligt niet zozeer in die eerste fase
(het opvangen van en standhouden tegen de eerste stoot)
als wel in het zeker stellen van de veilige overkomst der
versterkingen, nodig om in de volgende fasen stand te
kunnen blijvén houden. Deze taak zal een zeer zware zijn.
Er zijn nog maar weinigen die hieraan twijfelen.
hill
Onze strijdkrachten zijn vrijwel geheel ,,assigned to
N.A.T.O.”. Dit houdt in dat reeds in vredestijd de beide
N.A.T.O.-opperbevelhebbers (in Europa: Saceur; cip de
Atlantische Oceaan: Saclant) en de maritieme en lucht-
machtbevelhebbers van het Kanaalgebied bij Organisatie
en oefening ervan een hartig woordje meespreken. Een
zeer klein gedeelte van onze krijgsmacht is belast met
specifieke nationale taken: de beveiliging van Nieuw-
Guinea en de rjksdelen overzee. De afwezigheid van deze
onderdelen buiten het N,A.V.O.-gebied tast de N.A.V.O.-
gevechtskracht niet aan en kan alleen ongerustheid wekken
bij dragers van een te sterk gekleurde politieke bril.
De samenstelling van onze N.A.V.O.-bïjdrage is jaar-
lijks onderwerp van overleg in de bondgenootschappelijke
familie. Dat gebeurt te Pârijs op basis van een vooraf
ingevulde vragenlijst, de fameuze ,,Annual Revue Question-
naire” (A.R.Q.). Het overleg wordt gevoerd in de vorm
van een zgn. ,,landenexamen”. Nederland ontmoet daarbij
bijv. een Fransman als voorzitter der – zeer deskundige
– examencommissie eh Engeland een Nederlander of
Noor. Uit het gehouden onderzoek volgen dan aanbeve-
lingen en tenslott6 commentair der,
– opperbevelhebbers.
De aanbevelingen worden voorgelegd aan de Noord-
Atlantische Raad (de 15 Ministers van Buitehlandse
Zaken). Neemt de Raad de aanbevelingen over dan zorgt
de Secretaris-Generaal van de Raad voor doorzending
aan de nationale regeringen.
In 1949, in de ure v’an nood, hebben bij dc totstand-
koming van de N.AV.O. de deelnemende landen zoveel
mogelijk van hun dikwijls gehavende en veelal snel ver
–
ouderende strijdkrachten ter beschikking van het bond-
genootschap gesteld. Alles was welkom. Daarna vond
periodiek een ,,reappraisal”, een herwaardering, van d
politieke en militaire situatie plaats en werden de beschik-
bare middelen daaraan getoetst. De bedoeling was om
zodoende te komen toi een doelmatig’; steeds aan de eisen
van de toekomst aangepaste N.A.V.O.-strijdmacht. Kern-
jaren der herwaardering: 1952 (streefplan van Lissabon),
1954 (aanpassing aan’ het nucleaire evenwicht), 1958
(minimum behoeften-plan 1959-1963) en 1961 (strccfplan
tot 1966).
Nederland, de pijnlijk nauwgezette partner in het bond-
genootschap, heeft de aanbevelingen en streefplannen van
de N.A.V.O.-Raad steeds zeer ernstig genomen en getracht
er binnen zijn vermogen aan te voldoen. Dat vermogen
ordt beperkt door vier factoren: de offerbercidheid der
natie, uitgedrukt in geld, de overspannen arbcidsmarkt,
de capaciteit der nationale industrie en de zgn. ,,organisa-
tional capability”, i.e. het nationale vermogen om grote
plannen tot eeri goed einde te brengen. Wij zullen in het
slotkapittel van dit artikel alleen nog aandacht schenken
aan de offerbereidheid der natie.
De offerbereidheid der natie beweegt zich tussen twee
polen. Enerzijds is, met uitzondering van de 4 pCt. com-
munisten en pacifisten die ons land kent, het gehele Neder-
landse volk overtuigd van de noodzaak ener gdede de-
fensie en van de hoge prioriteit welke deze op dc staats-
begroting moet genieten. De debatten hierover in juni jl.
in de’Eerste Kamer bij de behandeling der defensiebegro-
ting (1961) laten daaromtrent geen enkele twijfel bestaan.
Anderzijds zijn wij een nuchter volk, dat voor zijn defensie
niet meer wil uitgeven dan het financieel-economisch
dragen kan. De överweging is anders halen wij door dc
achterdeur de vijand (het communisme) binnen, die vvij
bij de voordeur trachten tegen te houden. Tussen die twee
polen ons nationale defensiespel spelend, gaven wij in de
tien jaren van 1952-1961
werkelijk
uit aan defensie:
f. 16.310.500.000.
Het overzicht op blz. 842 geeft over deze jaren de
werkelijke
uitgaven voor defensie, geplaatst tegenover het
netto nationaal inkomen tegen marktprijzcn en de tot1
werkelijke
staatsuitgaven over diezelfde periode.
In ongeveer dezelfde tijd (1950-1959) ontving Nederland,
in orde van grootte direct volgend op Frankrijk en Italië,
aan militaire steun van de Verenigde Staten: $ 1.094 mln. =
f. 4.160 mln. = f. 416 mln, per jaar.
6-9-1961
841
r
1952
1
1953
1
1954
1955
1
1956
1
1957
1
1958
1
1959
1
1960
1
1961 b)
Nat, inkomen (mrd.)
….
20,3 21,8
24,6
27,6 29,6
32,0
32,8
35,1
38,7
41,7
Staatsuitgaven (mln.)….
5.488
6.067
6.660
7.340 7.636
7.714
8.051
9.115
9.545
9.935
Def. uitgaven (mln.)
….
1.322 a)
1.354 a) 1.634,8
1.712,5 1.831,5
1.794,5
1.633,8
1.529,4 1.710
1.788
Defensie in pCt. nat. ink.
6,5 6,2 6,7
6,2 6,2
5,6
5,0
4,4 4,4
4,3
Dfensie in
pCt.
stgatS-
uitgaven
…………..
24
20,3 24,5
23,3
24
23,3
20,4
16,9
18
18,1
a) Gegevens Ministerie van Defensie. b) Geschat.
Uit bovenstaande cijfers kan men zonder meer niet
concluderen of en in hoeverre het financieel-economisch
evenwicht (belastingniveau, inflatie) door onze defensie-
uitgaven verstoord zou kunnen worden; deskundiger pen
dan deze zal dat aspect elders in dit blad nader uitwerken.
Bovenstaande cijfers geven wèl aan, dat in de periode
1952-1961, bij verdubbeling van nationaal inkomen en
totale staatsuitgaven, de relatieve defensiedruk sterk is
afgenomen. De daling bewoog zich:
in procenten van het nationaal inkomen van 6,5 tot 4,3;
in procenten van het staatsbudget van 24 tot 18,1.
Het zijn wel forse cijfers! En hoewel geen verstandig
mens zal willen volhouden, dat de defensie-uitgaven even-
redig met het staatsbudget of nationaal inkomen zouden
moeten stijgen, kan toch ook niet ontkend worden dat die
gestage achteruitgang in defensie-inspanning – ik zeg niet:
offerbereidheid – zowel in binnen- als in buitenland een
zekere ongerustheid hebben doen ontstaan.
Dat wordt verklaarbaar wanneer men nog eens in de
Memorie ‘an Toelichting oj de Defensiebegroting 1961
(blz. 19) het – hiernaast opgenomen – staatje doorleest,
waarin Minister Visser die inspanning vergelijkt met die
der 15 andere – waaronder minder welvarendè – N.A.VO.-
partnef s. Nederland prijkt daar op de tiende plaats achter
landen als Turkije en Griekenland, die toch maar net
het hoofd boven water kunnen houden.
Toch mag men ook niet stellen dat Nederland zijn de-.
fensie-inspanning tot ver boven het huidige niveau kan
opvoeren, zelfs al zou dit uit financieel-economisch oog-
punt mogelijk zijn. Want dan komen de andere hiervôér
Bron:
Miljoenennota 1961, blz. 12 en bijlage 5.
genoemde begrenzingen van onze mogelijkheden zich aan-
melden.
,
Vooral de overspannen arbeidsmarkt beperkt
onze defensiecapaciteit fysiek tot ongeveer de huidige
nationale defensie-oj3zet. Onze taak ligt dan ook niet in
méér divisies, méér schepen, méér vliegtuigen; maar zij
ligt in het opvangen van de gevolgen van het wegvallen
van de Amerikaanse steun en in het voldoen aan de eisen,
die de snelle technologische ontwikkeling aan een verant-
woorde instandhouding van ons huidig – thans nog
,,up to date” – aandeel in het verdedigingsapparaat der
vrije wereld stelt. Daarvoor zal in de komende jaren wel
ongeveer f. 200 â f. 250 mln, per jaar extra nodig zijn. Wij
zullen dan de psychologische grens van twee miljard guldeit
Defensie-inspanning 1959 in pCt. van het bruto natio-
naal inkomen tegen factorkosten
ver. Staten
………
10,7
8. Portugal
………..
4,9
Frankrijk
……….
8,9
9. Italië
…………..
4,3
Engeland
………..
7,7
10.
Nederland
………
4,2 a)
Griekenland
……..
6,0
II. Noorwegen
…….
4,1
Canada . ………… 5,4
12. België
………….
3,6
Duitsland
………..
5,3
13. Denemarken
……
3,1
Turkije
…………
5,0
14. Luxemburg
…….
19
15. Ijsland: geen defensie-uitgaven.
a) In 1960 hebben Nederland en Italië van plaats verwisseld.
genaderd zijn of juist hebben overschreden. Dat zou bij
een nationaal inkomen van rond f. 42 mrd. 4,9 pCt. bete-
kenen. Tegen de Verenigde Staten in 19619,5 pCt. (8 46,8
mrd.) en de U.S.S.R. 22 pCt.
(8
50 mrd.)! Zal het Neder
–
landse volk daartoe bereid zijn?
Voorburg.
H. C. W. MOORMAN.
Vice-Admiraal b.d.
Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
U kunt Uw beleggingsrisico verdelen
over ruim 200
vooraanstaande
Waarom zoudt ‘U meer risico nemen dan nodig is?
Door aankoop van een aandeel ‘Vereenigd Bezit van
1894′ verkrjgt U in feite een volledige aandelen-
portefeuille, veilig verdeeld over ca. 200 zorgvuldig
geselècteerde ondernemingen. Zodoende komen U de
voordelen van aandelenbezit ten goede en ligt een aan-
trekkelijk rendement binnen Uw bereik.
Alle banken en commissionairs kunnen U inlichten.
N.V.VEBJEENIGD BEZIT VAN 1894
De voordelen van aandelenbezit met beperking van risico
ondernemingen
WESTERSINGEL 84.ROTTERDAM
.
Him
842
–
6-9-1961
De hoogte der defensie-uitgaven
De Regering is er met haar defensienota 1960 niet in
geslaagd een hecht geloof in de stabiliteit van het nieuwe
defensieplafond te vèstigen. Het is dus niet zeer verrassend,
dat het vraagstuk van de hoogte der defensie-uitgaven bij
de indiening van de begroting voor 1962 weer actueel is.
Gevolgen van de
Berlijnse crisis.
Het is goed de mogelijke verstoringen van het defensie-
programma uit elkaar te houden. Het kaji zijn, dat Neder-
land, met de andere N.A.V.O.-leden, geroepen zal worden,
enkele beschikkingen op het gebied van de gevechtsgereed-
heid te nemen als gevolg van de crisis om Berlijn. Het
besluit hiertoe valt in de N.A.V.O.-raad en de verantwoor-
delijkheid van de Nederlandse Regering strekt niet verder
dan weloverwogen aan de besluitvorming deel te nemen en
het genomen besluit loyaal uit te voeren, Er zullen recht-
streekse financiële en personele ‘consequenties uit voort-
vloeien, die in de meerjarige defensieplannen niet voor
–
zien zijn. Kleine en grote verloven aan dienstplichtigen
zullen niet verleend worden of worden ingetrokken, logis-
tieke voorbereidingen zullen tot uitvoering komen, ge-
vechtsopstellingen zullen worden ingenomen, wat legering
van Nederlandse eenheden in West-Duitsland zal betekenen.
De mankracht onder de wapenen zal sterk toenemen en de
dagelijkse kosten van de krijgsmacht zullen aanzienlijk
oplopen. Hoewel de N.A.V.O. in haar twaalfjarig bestaan
zich altijd heeft voorbereid om dergelijke maatregelen van
dag tot dag te kunnen nemen, zijn de kosten in geen enkel
budget opgenomen. Zij ‘zullen dus additioneel gevoteerd
moeten worden in het bewustzijn van de noodzaak om de
N.A.V.O. haar taak tot bewaring van vrede en vrijheid
te laten vervullen.
Wat ieder der N.A.V.O.-leden bij deze gelegenheid in
het veld kan brengen is de uitkomst van de defensiepolitiek
van deze landen in de afgelopen jaren. Wij moeten ons
wel realiseren, dat de militaire middelen die ter gelegen-
heid van een acute politieke crisis paraat ter beschikking
komen steeds verouderd zullen zijn ten opzichte van die,
welke in lopende plannen zijn neergelegd of nog op de
tekenplank staan. Aangezien niet is aan te nemen, dat
een der tegenover elkaar staande partijen de datum van de
huidige politieke crisis drie â vier jaren tevoren heeft gewe-
ten, inoet deze situatie wel voor beide partijen gelden. Toch
zien wij aan beide zijden van het ijzeren gordijn ter gelegen-
heid van de Berljnse crisis een verhoging van de defensie-
begrotingen gevoteerd om aan de krijgsmacht nieuwe
mankracht en nieuw materiaal toe te voeren. Deze zullen
geen rol kunnen spelen in een eventuele najaarscrisis 1961,
maar zullen eerst op langere termijn effectief kunnen
worden. Maar zij betekenén wel, dat de defensieleiding van
beide partijen bij het opmaken van debalans anno 1961
tot de conclusie is gekomen, dat er op verschillend gebied
minder is dan zij nodig oordeelt. Dat de versterking er
komt, houdt in, dat men haar over een, twee of drie jaar,
dus ter gelegenheid van een voortgezette of hernieuwde
crisis in ieder geval nodig denkt te hebben.
Nu ligt aan de aard der versterkingen de kristallisatie ten
grondslag van een aantal gedachten, die bij belangrijke
militaire denkers gegroeid waren. Er komt weer meer varia-
tie in de voorstelling die men zich van een militair conflict
maakt. De eenzijdige nadruk op de nucleaire middelen
verflauwt, de conventionele strijdkrachten winnen aan
gewicht. Deze ontwikkeling is voér de Europees continen-
tale N.A.V.O.-landen belangrijk, omdat hun bijdrage
juist voornamelijk een conventionele is geweest. Daardoor
is deze bijdrage ook aanzienlijk minder elastisch dan die
van de Angelsaksische bondgenoten, omdat zij de algemene
dienstplicht gehandhaafd hebben en nu al jaren hun dienst-
plichtig contingent hebben uitgeput.
Nederland en de
N.A.V.O.
Toch zal ook Nederland zich in deze dagen moeten
afvragen of het tevreden kan zijn, met wat het vandaag
voor de N.A.V.O. gevechtsgereed kan maken, dan wel of
het vroegere beslissingen moet betreuren en zich op een
verbeterde bijdrage voor de toekomst moet voorbereiden.
Wij vallen hierna noodzakelijkerwijs terug op de defensie-
debatten, zoals deze in de jongste tijd binnen en buiten
de Staten-Generaal zijn gehouden.
Het was een gelukkige reactie van de Tweede Kamer,
toen zij zich unaniem verzette tegen een poging van Minis-
ter Visser om op dergelijke debatten de domper te zetten
met een beroep op de instemming van de N.A.V.O., die hij
voor zijn plannen had gekregen. Immers, er is in Nederland
nooit een nuance geweest in loyaliteit jegens de N.A.V.O.
tussen de Regering en de woordvoerders van de grote par-
tijen. Integendeel, Nederland is met de N.A.V.O.-gedachte
zo vergroeid, dat een gedachtenwisseling over Nederlands
bijdrage niet anders mag tegemoet getreden worden dan
als een voldoen aan de verplichting om het denkwerk
binnen het vrije bondgenootschap levend en vruchtdragend
te houden. Ned&rland is met de andere N.A.V.O.-Ieden
ten volle verantwoordelijk voor de .opinie- en besluit-
vorming bjnnen de organisatie en deze valt onverkort
onder de parlementaire verantwoordelijkheid der Regering.
Het is evident, dat de stem van de kleine leden van beperk-
te invloed is op de grote strategische gedachtenvorming
en de daaruit voortvloeiende militaire Organisatie van de
N.A.V.O. in grote lijnen. Maar het is even duidelijk, dat
de N.A.V.O.-organen bij het vaststellen van ieders nationale
bijdrage en bij de individuele lastenverdeling onder de
leden wel eens een tegemoetkomendheid betrachten ten
opzichte van nationale gezichtspunten en belangen, die een
strakkere organisatie zich niet zou veroorloven. De loyale
uitvoering van N.A.V.O.-besluiten is in ons land niet parle-
mentair ter discussie gesteld, het pousseren van vermeend
nationale belangen wel.
Ik doel hier op de versterking van de krijgsmacht in
Nieuw-Guinea
ten koste van N.A.V.O.-eenheden en op de
te lang voortgezette
inarinepolitiek
van grote schepen:
Het zou ons vandaag lichter vallen aan N.A.V.O.-besluiten
tot het paraatstellen van landmachteenheden en de lucht-
verdediging te voldoen wanneer daaraan voor Nieuw-
Guinea geen krachten waren onttrokken. Wij kunnen ons
vandaag een nuttiger bestemming van geld en hoogwaardig
geoefend personeel voorstellen dan aan de kruisers en het
vliegkampschip zijn besteed voordat hun definitieve ver-
oudering erkenning vond in het besluit één (of beide?)
kruisers maar niet met raketten te bewapenen en de Karel
Doorman van haar jagers te ontdoen.
6-9-1961
843
Dienstplichtigen en vrijwillig dienenden.
–
Nederland heeft temidden van de bondgenoten steeds
een zeer ongunstige verhouding gehad tussen het aantal
vrijwillig langer dienenden en de dienstplichtigen. Er is
lang en met kostbare middelen aan gedokterd, maar het
gaat er meer en meer op lijken dat wij hier met een sociaal-
psychologisch vast gegeven te maken hebben. Wij worden
ervoor gestraft met een lange duur van de eerste oefening.
Beide punten hebben een grote rol gespeeld bij de laatste
dcfensiedebatten, want zowel de efficicncy van onze mili-
taire inspanning als de druk op onze bevolking zijn erbij
betrokken. Wanneer binnen de N.A.V.O. besloten wordt
de paraatheid der ecnhden op te voeren door een beroep
te doen op klein- en/of groot verlofgangers, dan egalisecrt
zich dc situatie enigszins. Maar dan is tevens gebleken,
dat de N.A.V.O.-veronderstelling van een strategische
overval te absoluut is geweest en dat er behoefte bestaat
aan en ruimte is voor een elastisch element in de krijgs-
macht, bestaande in mobilisabele eenheden. In de Verenig-
de Staten heeft men er nooit aan geloofd. Nu de Verenigde
Staten echter reservedivisies gaan opstellen op het eigen
grondgebied dient hun nut voor het Europese strijdtoneel
te worden vergeleken met in Europa beschikbare mobilisa-
beic divisies.
De
vergelijking
kan perspectieven openen vooi de toe-
komstige Nederlandse legerstructuur, zowel wat betreft
het fihler-systeem als de duur van de eerste oefening.
Wanneer in do jaren na 1963 geleidelijk grotere en zeer
grote-lichtingen dienstplichtigen ter beschikking komen en
ons bcroepspersoneel daarbij in omvang achterblijft, zullen
deze vragen toch onder ogen gezien moeten worden. Er is
een grens aan de opvoering van onze parate kracht door het
doen toevloeien van dienstplichtigen boven de macht van
het berocpskader.
Modernisering.
Wij kunnen het betreuren, dat ons land in een noodtoe-
stand zoals die thans kan optreden zijn luchtmacht nog niet
met dc bestelde supersonische jagers en raketten en zijn
legcrkor$ niet gemotoriseerd en gem-Dchaniseerd kan
inbrengen. Verwijten hierover zijn maar van betrekicelijke
geldigheid en waarde. Zij kunnen alleen betreffen de tijd
en dc illusies die zijn verloren gegaan met verwachtingen
bhitrent de hulp door de Ve’rcnigde Staten. Wat de lucht-
macht betreft zijn wij gebonden aan internationaal
geïntegrcerde bestellingen en produktieschema’s. Het is
te hopen, dat wij met de voertuigen voor de landmacht
daarbij niet te ver ten achter blijven.
Zowel lucht- als landmacht maken deel uit van geïn-
tégreerde N.A.V.O.-eenheden op het Europese vasteland.
De juistheid van ons beleid moet blijken uit de gelijktijdige
gereedheid van het nieuwe materiëel met dat van andere
nationalitcitcn. Het ligt wel in de rede, dat de N.A.V.O.
bij de gezamenlijke betrokkenen op bespoediging zal aan-
dringen en dan zal Nederland zeker moeten bevorderen,
dat daaraan gevolg wordt gegeven.
Het defensieplafond.
In het yorenstaande heb ik de actualiteit van de hoogte
van onze defensie-uitgaven afgeleid van in N.A.V.O.-ver-
band genomen, verwachte of mogelijke beslissingen. De
hieruit voortvloeiende onzekerheid doet denken aan de
toestand van 1951, toen wij ons eveneens met de N.A.V.O.
op een voor ons ongewisse weg begaven. Nederland heeft
toen op de vragen geantwoord met het aanvaarden van een
defensieplafond van 4 x f. 1.500 mln., aldus een fonds schep-
pende van f. 6 mrd. waaruit de Regering gedurende vier
jaar de nieuw aan te gane, maar vooralsnog onzekere
verplichtingen financieel kon dekken.
Het fonds werd gevoed door tijdelijke belastingen, waar-
uit de gedachte sprak aan tijdelijke uitgaven van een inves-
teringskarakter. Deze gedachte is niet bewaarheid, maar het
eerste defensieplafond heeft zijn nut gehad, omdat het de
Regering de gelegenheid gaf te werken met nieuwe begrip-
pen als boven-nationale planning, behoeftebepaling en
lastenverdeling en met onzekerheden als hulpprogramma’s,
wisselende militaire prioriteiten en termijnen van produktie,
aflevering en betaling.
De onzekerheden van thans zijn van geheel andere aard.
De internationale planning overzien wij met de dag, de
lastenverdeling is ons ten naastebij wel bekend, hiflp-
programma’s spelen geen rol meer en wat nieuw aan de
orde gesteld wordt, zijn deelprojecten binnen een bestaande
structuur, waarvan wij tijdsverloop en kostenkunnen over-
zien. Wat ons te wachten staat geeft de normale begrotings-
wetgeving geen bijzondere problemen. Als
Wij
al geen
defensieplafond hadden, zouden wij het in de huidige
omstandigheden zeker niet behoeven in te stellen.
Integendeel, als de tekenen niet bedriegen, is het defen-
sieplafond bij zijn tienjarig jubileum in zijn nadagen ge-
raakt. In ieder geTal zou dit een wenselijke ontwikkeling
zijn. Het defensieplafond is in zijn goede dagen het finan-
cieel-economische verzamelpunt van het land geweest
voor een meerjarig defensieprogramma. Het heeft echter
nooit een indicatie gegeven van de werkelijke jaarlijkse
defensiekosten. Deze hebben onder eenzelfde plafond
gevarieerd van f. 1.200 tot f. 1.800 mln., van onder de vier
tot boven- de zes procent van het nationaal inkomen.
Bovendien hebben de ruime overschrijvingsmogelijkheden
binnen de defensiebegroting en het ingewikkelde spel met
de overloop, die beide aan het plafondsysteern annex zijn,
n de begrotingsdiscussies onduidelijkheid en verwarring
gebracht. Deze moesten dan weer met periodieke defen-
sienota’s worden opgehelderd. Het is dan ook niet ver-
wonderlijk dat zowel de commissie-Koersen als de com-
missie-Simons over het plafond en zijn annexen de staf
hebben gebroken. –
De begroting voor
1962.
Van de Regering mag verwacht worden dat zij de huidige
N.A.V.O.-problematiek en de daaruit door haar getrokken
gevolgtrekkingen in, op duidelijke calculaties gegronde,
plannen en begrotingen aan de Staten-Generaal zal voor-
leggen. Zij zal ervan moeten uitgaan, dat parlement en
volk voldoende ingewerkt en mondig zijn om de nood-
zakelijke gedachtenwisseling kritisch loyaal te voeren.
Ik meen, dat wij kritisch zullen moeten staan tegenover
enige in het verleden gekozen en nu nog niet verlaten
prioriteiten die meer in nationale opvattingen dan in een
welbegrepen N.A.V.O.-politiek hun- oorsprong vinden.
Wanneer de groeiende nieuwe N.A.V.O.-opvattingen in
richtlijnen en besluiten hun uitdrukking .vinden, mogen
wij van de Regering voorstellen verwachten om daaraan
voor Nederlands aandeel op efficiënte wijze uitvoering te
geven: Anderzijds zal de Regering scherp bedacht moeten
zijn op de kansen die deze nieuwe opvattingen geven voor
een minder bezwaarlijke oplossing van de Nederlandse
bijzondere personeelsproblemen dan waaronder wij nu
844
6-9-1961
gebukt gaan. Alleen de noodsituatie van vèrho6gde paraat-
heid mag oorzaak worden, dat de verhouding van perso-
neels- en exploitatiekosten tot de aanschaffingskosten r{og
ongunstiger wordt dan zij nu al is gegroeid.
Afschaffing van he(defensieplafond.
Het pleidooi voor afschaffing van het plafond betekent
niet dat ik nu alle, zelfs in N.A.V.O.-verband gestelde mili-
taire eisen voor inwilliging vatbaar acht. Een vruchtbaarder
en in internatioènaal overleg beter hanteerbaar instrument
voor de bewaking van de nationale prioriteiten is het in
het oog houden vn een zeker
percentage van het nationaal
inkomen
bij het vaststellen van de defensie-uitgaven. Er
heeft onder vigeur van het plafondstelsel een verschuiving
van de nationale prioriteiten ten nadele van de defensie-
uitgaven plaats gehad. Dat was niet alleen onvermijdelijk,
maar bij terugblik ook wel bevredigend. De begrotingen
voor onderwijs en waterstaat (infrastructuur) zijn sneller
gegroeid dan die voor defensie. En gelukkig, een volk dat
leeft, bouwt aan zijn toekomst.
Maar in onze dagen worden wij wel zeer sterk op de
erkenning gedrukt dat het als volk mogen blijven leven en
blijven bouwen aan de toekomst jaarlijks weerkerende
offers vraagt. En als zodanig zullen de defensie-uitgaven
ook moeten worden gefinanciérd. Slechts voor duidelijk
tijdelijke noodmaatregelen zal noodfinanciering mogen
worden toegepast. En dan nog zal de bestrijding, van
eventuele infiatoire gevolgen een defensiemaatregel op
zichzelf zijn.
Het door mij voorgestane gevolg geven aan een reacti-
vering van de N.A.V.O. en het beperken van eenzijdig
nationale militaire activiteiten zal een saldo geven. Op
korte termijn waarschijnlijk een nadelig saldo, op langere
termijn wellicht niet. Wij zullen dat post voor post op de
door de Regering te verstrekken gegevens moeten nagaan.
Nu de te verwachten maatregelen in zo grote mate aanschaf-
fingen voor geïntegreerde N.A.V.O.-eenheden betreffen,
die deels door de bondgenoten of groepen bondgenoten
tezamen plaatsvinden, moge ik nog eens een lans breken
vöor uitbreiding van het systeem van geïntegreerde
N.A.V.O.-begrotingen, dat voor de infrastructuur zo’n
succes is gebleken. Bij een aanvaardbare verdeelsleutel
komen wij dan een stap nader tot een vereenvoudiging van
de lastenverdeling onder de N.A.VO.-leden. Een aspect,
waaraan de nationale begrotingswetgever terecht de volle
aandacht pleegt te geven, maar dat niet duidelijk genoeg
gemaakt kan worden om de blijvende loyaliteit der
N.A.V.O.-volken te verzekeren.
‘s-Gravenhage.
Mr.F. S. KRANENBURG.
Lid van de Tweede Kamer der Staten-GeneaaI
Defensielasten en inflatie
De financiering van de defensielasten en het
nationaal-economisch evenwicht
Mogen de
overheidsuitgaven
ook stijgen?
Ons ,,nationaal inkomen” groeit. Het bedraagt thans
tegen de f. 40 mrd. en het groeitempo – prjsveranderingen
buiten beschouwing gelaten – is ongeveer 4 â
5
pCt.
per jaar. Dit is een hoog groeitempo, gedeeltelijk veroor-
zaakt door de groei van de in het bedrijfsleven opgenomen
beroepsbevolking, gedeeltelijk door omschakeling van
minder lucratieve naar meer lucratieve activiteiten, ge-
deeltelijk door verbetering van de produktiviteit.
Bij een stijging van het nationaal inkomen deelt, indien
geen bijzondere maatregelen worden getroffen in een of
andere zin, de overheidshuishouding mede en wel in vrijwel
evenredige mate. Ik weet, dat er over dit ,,overheids-
aandeel” nog al eens wat te doen is, en is geweest; en dat
van verschillende kanten steeds weer aangedrongen wordt
het te doen verminderen
…
Indien zulk een daling het
gevolg is – zoals het geval was na 1954 – van het in
mindere mate moeten bôtalen van oorkgsschade en ramp-
schade, waarvoor de betalingen ,,natuurljkerwijs” af-
lopen, heb ik daar vrede mee. Ook nog, wanneer die
daling een gevolg is van een gestegen nationale welvaart,
waardoor minder aan subsidies behoeft te worden betaald
en minder aan lasten voor bijzondere werken ter opvanging
van werklozen.
Maar overigens heb ik voor die aandrang tot een lager
overheidsinkomen niet zo heel veel respect, omdat in de
maatschappij nog altijd geconstateerd moet worden, dat
aan zeer vele, beslist
niet
essentiële particuliere ,,behoeften”
of wat daarvoordoorgaat wordt voldaan, terwijl aan vele
collectieve essentiële behoeften (onderwijs, recreatie, re-
search, verkeer) door gebrek aan overheidsmiddelen niet
kan worden voldaan. Ik meen, dat het goed is deze tekening
-.
van de situatie ook bij het beschouwen van de plaats der
defensielasten in het maatschappelijk geheel voorop te
stellen.
Toenemende defensielasten zonder inflatie.
De defensiélasten hebben de laatste jaren ongeveer
5 pCt. van het nationaal inkomen opg.ëist. Indien er nu
een stijging is in het nationaal inkomen van ergens tussen
f. 1,5 en f-2 mrd. per jaar, dan kan—bij gelijkblijvende
belastingdruk en gelijkblijvende verdeling der belasting-
gelden naar categorieën – een 75 miljoen gulden elk jaar
meet op de defensiebegroting komen (indien het nodig
wordt geoordeeld!) zonder de ,,bestaande verhoudingen”
scheef te trekken. Voor de jaren 1962 en 1963,.waarvoor
de beslissingen waarschijnlijk
nu
moeten worden genomen,
betekent dat een beschikbaar zijn van f. 225 mln, boven
het huidige niveau (alles in constante prijzen beschouwd).
Elk bedrag, dat daarbovenuit gevraagd wordt, dient,
indien men geen extra infiationaire druk van deze beste-
dingen wil doen uitgaan – in de vôéronderstelling, dat
het ,,nationale” bestedingen zijn – èf te worden gevonden
door beperking van andere overheidsuitgaven, ôf door het
innen van meer belastingen. Slechts onder die voorwaarden
wakkert de besteding de expansie niet nog meer aan dan
zij al aangewakkerd is slechts onder die voorwaarden is
de besteding zonder direct conjunctureel effect.
De nieuwe overbesteding.
Het mag thans wel als algemeen bekend worden gesteld,
dat wij, ondanks alle waarschuwingen, die duidelijk en
6-9-1961
845
vaak genoeg van te voren zijn gegeven, weer in een ,,super-
hoogconjunctuur” terecht zijn gekomen, en wel op de
rand, .zo niet reeds over de rand van de overbesteding.
De teruggang in het overschot op de lopende rekening
van de betalingsbalans van 1959 dp 1960 was reeds één
teken. Het overschot – dat ook naar mijn mening overigens
veel te hoog was – viel terug van f. 1.830 op f. 1.150 mln.
Daar nu het saldo van de invoer t.o.v. de uitvoer (bij
ongeveer gelijke prijzen) in de eerste helft van 1961 f. 1,7
mrd. bedroeg tegenover f. 1,0 mrd. in 1960, betekent dit
– overige posten gelijkblijvend verondersteld – een
achteruitgang van liefst f. 700 mln, in een half jaar; een
achteruitgang die ligt boven wat verhoudingsgewijs nog
extra ,,te verteren” was, indien men een uitkomst van
evenwicht zou accepteren. Wij zitten dus, gezien deze
cijfers, reeds weer in een overbestedingsperiode, of er
dicht bij.
De aanleiding tot die overbesteding – het zij nog eens
met bijzondere mate van nadruk gesteld – vloeit opnieuw
voort uit het veel te hoog oplopen der investeringen, die
ni. met meer dan 15 pCt. stegen in 1960 t.o.v.
1959,
terwijl
de bouwkosten van bedrijfsgebouwen voor de nijverheid
– een der aanduidingen voor investeringen in vaste activa
– waarvoor vergunning is verleend in de periode januari!
juli 1961 nog eens weer 20 pÇt. hoger lagen dan in 1960!
Zo ,,vermoordt men de economie”… En dan straks maar
jammeren over dirigisme.
Verhoogde defensielasten en belastingverlaging?
De eventuele voorstellen voor vergroting van de beste-
dingen in de militaire sector – ik houd mij op dit ogenblik
vrij van een oordeel over de
wenselijkheid
en de doel-
matigheid van die uitgaven – komen dus wel op een
conjunctureel zeer ongelukkig ogenblik! Bovendien vallen
zij dan waarschijnlijk nog samen met de voorstellen tot
verlaging
van de inkomstenbelasting op grond van een
reeds aangenomen wet! En er zit ook nog de kinder-
bijsiagwet in de politieke bus. Want als die erdoor zal
komen, zal, zoals het zich bij het debat liet aanzien –
een beroep op de ,,algemene middelen” niet uitblijven…
ik spreek dan nog niet eens over de mogelijke effecten
van de Berlijnse situatie, omdat dâârvoor wel de weg kan
worden gevonden om eventuele grotere uitgaven te laten
betalen.
Het verschil tussen. politieke en economische ,,nood-
zakeljkheden” is ditmaal wel zeer frappant. Ik neem nu
maar aan, dat verhoging van de defensie-lasten – het
oordeel zal worden gevormd als de voorstellen op tafel
liggen – politiek nodig is tot boven hèt niveau der ,,even-
redigheid”. De druk naar een kinderbijslagregeling, die
dus economisch op een onjuist ogenblik komt, is bekend
en helaas heeft de Minister van Financiën zich politiek
wel heel sterk gebonden t.o.v. de belastingverlaging. En
dat allemaal op een tijdstip dat conjunctureel gezien een
forse anti-infiatiepolitiek nodig zou zijn.
Bestedingsbeperking en inflatie.
Wij hebben in 1951 en in 1958 de toenmalige betalings-
balanscrises bezworen met programma’s tot beperking van
consumptie en investeringen. In 1951 gingen de kosten van
levensonderhoud met 10 pCt. omhoog, de lonen met
5
pCt. In 1958 vormde de afschaffing van subsidies, die
65k tot verhoging van het prijspeil leidde, een onderdeel
van het programma. Ik vermeld deze dingen, omdat wij er
(a4verte,,tie)
in 1951 en in 1958 in geslaagd zijn – de laatste keer door
een meer gevarieerd programma – het evenwicht terug te
vinden in de betalingsbalans. Ten koste van een verhoogde
werkloosheid (ca. 40.000 man) en ten koste van een ver-
langzaming van de expansie, mede door investerings-
beperkingen. Na het herstel van het evenwicht is de expansie
hervat, de werkloosheid teruggelopen, de investering weer
naar één hoger peil geklommen. Maar wat bleef, beide
keren, was een gestegen prijspeil; een stuk inflatie werd
niet meer ongedaan gemaakt. Degenen, die de infiationaire –
tendenties met zorg zien mogen dit bedenken bij het
introduèeren van eventuele nieuwe maatregelen.
Er wordt nI. van verschillende kanten aangedrongen
op een herstel van het evenwicht door het verhogen der
indirecte
belastingen, door een consumptiebeperking dus,
die de grote massa zal moeten treffen, wil zij wat betekenen.
Ik vind dit – gezien de grondoorzaak der crisis, ni. de
te hoog opgelopen investeringen -, het paard achter de
wagen spannen.
Ik neem ten aanzien van de investeringen hieronder
over wat gesteld wordt in een juist verschenen boek: ,,The
problem of rising prices”, uitgegeven door de O.E.E.C.
op grond van een studie door specialisten, waarbij voor
ons land Prof. P. de Wolff van het Centraal Planbureau
was ingeschakeld. Op blz. 38 vindt men de volgende pas-
sage, die
precies
op de huidige verhoudingen slaat:
,,In view of the limited extent to which resources can
be switched from one sector to another and in view of the
manner in which infiationary developments in one sector
tend to be transmitted to others where perhaps no dise-
quilibria exist, fluctuations in fixed investment demand of
the magnitude experienced in the period 1955 and 1956
would appear to be virtually impossible to reconcile with
financial stability and a steady rate of growth at high
employment levels”.
Gewenste maafregelen.
Het
eerste
wat dus te doen staat is: druk op de inves-
teringen uitoefenen. Dat
heeft
de Regering in de hand.
De nog altijd geldende belastingaftrek bij investering kan
worden ingetrokken, elke dag, zonder dat er een wets-
ontwerp voor nodig is. Het had allang moeten gebeuren.
Een bijkomend voordeel van zulk een maatregel zou zijn,
dat de belastingopbrengsten zouden stijgen. Ik kan. niet
volledig overzien met hoeveel per jaar, vooral niet omdat
het effect het eerste jaar wat geringer is dan het volgende,
maar ik schat, dat er een f. 75 â 125 mln. (eerste resp.
tweede jaar) meer zou moeten worden betaald, indien de
faciliteit
nu
zou worden opgeheven.
846
&9-1961
Een tweede maatregel, die ik nog maar eéns aanbeveel
is, een 2 pCt. heffing van het bedrijfsleven van alle uit-
betaalde lonen en het daarmee vormen van een reserve
voor het invoeren van een invaliditeitsverzekering. Helaas
is door de overschakeling van de eerst ontworpen invalidi-
teitsverzekering naar een arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring de invoering van een verbetering der invaliditeitswet-
geving vertraagd. Daar t.z.t. tôch (1963 of 1964) een heffing
in de orde van grootte van ca. 2 pCt. nodig zal zijn, zou
een ,,voorheffingsregeling”, die een f. 300 mln, per jaar
zou opbrengen, zowel voor de latere premiehoogte als
voor een bestrijding van conjunctuürgevaren nu, van
waarde kunnen zijn.
Het behoeft geen betoog, dat een uitbreiding van de
kinderbijslagregeling op. dit ogenblik in dit beeld niet zou
passen – ik acht de sociale noodzaak van een verbetering
der invaliditeitsvoorziening ook veel groter! – en dat in
dat beleid ook een thans invoeren van de aangenomen
belastingwet kwalijk zou thuis horen. Daartegenover stel
ik wel, dat de beide bepleite maafregelen (aangevuld met
een scherpëre fysieke beheersing der investeringsactiviteit)
waarschijnlijk op dit ogenblik voldoende zouden zijn het
conjuncturele en financiële evenwicht te bewaren.
Er is, met name voor wat de militaire uitgaven betreft,
nog een aspect, dat nader moet worden aangegeven. Die
uitgaven worden namelijk voor een deel in het binnenland –
gedaan, voor een ander deel worden orders in het buiten-
land geplaatst. De eerste uitgaven verscherpen ons con-
junctuurbeeld, als er niets tegenover staat. De laatste
belasten in eerste instantie onze deviezenreserve. Gezien
de situatie van die reserve is dat misschien nog beter te
aanvaarden dan een verdere conjunctuuraanwakkering.
En, als ik naar het E.E.G.-verband zie, ontdek ik, dat
België t.a.v. zijn expansie nog wèl een stootje kan velen.
ik kan de mogelijkheid van het plaatsen van orders bij
onze zuiderburen technisch niet beoordelen, economisch-
conjunctureel zou ik er voordeel in zien.
Intussen – de derde dinsdag in september nadert. Dan
komen de plannen, voorstelIen en beslissingen van de
Regering op tafel en kan het gehele complex van inkomsten
en uitgaven der overheidshuishouding worden overzien
en het conjunctuurbeeld mede aan de hand daarvan be-
keken. Misschien kunnen daarbij de enkele gedachten, in
dit artikel geformuleerd, mede van dienst zijn.
Wassenaar.
Jr. H.
Vos.
Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Vooruitzichten voor Derde Dinsdag
Op de ,,Derde Dinsdag” spreekt de Regering zich door
Troonrede en Miljoenennota uit over het in het volgende
jaar te voeren beleid. De Miljoenennota c.a. en alles wat
overgelegd wordt bij en naar aanleiding van de behandeling
door het Parlement dient bovendien om het uitgestippelde
beleid te motiveren. Werd in de oude tijd, zo niet geheel
dan toch voor een belangrijk deel, het regeringsbeleid en
dus ook zijn motivering bepaald door de behoeften en
mogelijkheden van de financiering van een zeer beperkte
overheidstaak, in de huidige tijd is het regeringsbeleid veel
omvattend, diepgaand en ingrijpend. Het betreft en beïn-
vloedt de gehele volkshuishouding. Ter motivering van
het regeringsbeleid zijn vele gegevens Omtrent de tbestand
en de ontwikkeling van de volkshuishouding in de Mii-
joenermota c.a. nodig.
In zeer grote trekken kan men stellen, dat deze gegevens
omvatten:
een vergelijking van de verwachtingen, die men om-
trent de ontwikkeling van de volkshuishouding bij de
vorige begroting koesterde, met het feitelijk verloop van
zaken;
een foto van de toestand ten tijde van de.indiening
der begroting;
de verwachtingen, die t.a.v. de ontwikkeling van zaken
in het nieuwe dienstjaar leven.
Het is ieder jaar zo, dat bij de bepaling van het te voeren
beleid blijkt, dat niet aan alle wensen voldaan kan worden,
dat niet alle behoeften bevredigd kunnen worden. Er moe-
ten dus keuzen gedaan worden, waarbij enerzijds wensen
vervuld worden, anderzijds behoeften uit- zelfs afgesteld
worden. Het is begrijpelijk, dat naarmate de Derde Dinsdag
nadert, de nieuwsgierigheid van belangstellenden en be-
langhebbenden groeit.
Het is echter niet mogelijk voorspellingen te doen, noch
een uiteindelijke mening te geven omtrent hetgeen gebeuren
zal of moet. In de eerste plaats ontbreekt het aan gegevens
om de prioriteiten tè kunnen wegen. Zonder dat men het
geheel van Miljoenennota en Bgrotingen en ook de moti-
vering van de weging der prioriteiten in totaal en onder-
ling voor zich heeft, is het uitgesloten, dat men tot een
uitspraak over een bepaalde beleidsprioriteit en haar we-
ging kan komen. Daar komt nog bij, dat er weliswaar
zeer veel gegevens en beschouwingen door vele instanties
in de loop van het jaar gepubliceerd worden, doch een
samenvattend geheel wordt alleen in de Miljoenennota
gegeven, zodat in deze dagen als volledige informatiebron
slechts de vorige Miljoenennota c.a. ter beschikking staat.
Dat het dan nog moeilijk is en zelfs niet mogelijk om tot
een oordeel te komen blijkt uit de reeds verscheidene jaren
geuite en niet vervulde wens om het Centraal Economisch
Plan voor het betreffende dienstjaar bij de behandeling der
Rijksbegroting ter beschikking te ifebben.
Verheugend is, dat de Regering onlangs toegezegd heeft,
dat zij bij de Miljoenennota een ,,summier voorlopig
economisch plan” zal aanbieden en publiceren. Het is
begrijpelijk en ook gebleken, dat een beleid, dat als doel-
stelling heeft de grootst mogelijke werkgelegenheid met
tegelijkertijd een evenwicht in de betalingsbalans, de volks-
huishouding vrijwel permanent in de nabijheid van span-
ningen houdt. Men zal dan ook steeds ergens knelpunten
vinden. Het is een goede daad – o.a. de heer Marjolin
heeft hierop in vergaderingen vanhet Europees Parlement
waarderend gereageerd – van de Minister van Financiën
geweest in de Miljoennota 1961 een prioriteitenschema
op te nemen, waarbij tevens een beschouwing werd gegeven
hoe en onder welke premissen dit priori teiten beleid –
voorlopig geschetst voor de jaren 1961 t/m 1963 – gerea-
liseerd zou kunnen en moeten worden.
Als uitgangspunt is in dat prioriteitenbeleid een voor-
zichtige trend voor de ontwikkeling van het nationaal
inkomen aangenomen. Indien de trend, welke uitgestippeld
werd, ook werkelijkheid wordt zou – al het andere gelijk
blijvende -. ook het prioriteitenschema, zoals dat vorig
jaar uiteengezet werd, doorgevoerd kunnen worden, het-
6-9-1961
847
geen wil zeggen, dat t.a.v. belastingverlaging en een ver-
hoging van de defensielast de mogelijkheden om tot een
beslissing te komen, aanwezig zouden zijn. Met zekerheid
kan echter aangenomen worden, dat ,,al het andere” niet
gelijk gebleven is.
De ontwikkeling van het nationaal• inkomen is niet be-
kend. Voor het prioriteitenschema werd een gemiddeld
accres van 4 pCt. per jaar van het nationaal inkomen aan-
genomen. Ook indien de jongste waarnemingen eeh be-
langrijk hoger accres dan 4 pCt. van 1960 op 1961 zouden
tonen, is het zeer de vraag of voor het prioriteitenschema
der drie jaren een wijziging van het onderstelde accres
van 4 pCt. op haar plaats zou zijn. Eerder lijkt de hand-
having van dit accres van 4 pCt. voor het prioriteiten-
schema voor de hand liggend. Dit behoeft echter niet in
te houden, dat’voor de opstelling van de Rijksbegroting
1962 van dit accres van 4 pCt. wordt uitgegaan. Men kan
en zal. de schatting, waartoe de feitelijke ontwikkeling
aanleiding geeft, gebruiken. Het resultaat zou dan zijn,
dat men het prioriteitenschema aanhoudt, doch wat de
Miljoenennota 1961 de overige civiele uitgaven noemt,
van een aan de feitelijké ontwikkeling in 1961 adequaat
accrespercentage van het nationaal inkomen uitgaat.
Voor de ontwikkeling van het nationaal inkomen is de
relatie produktie/arbeidspotentieel het dominerende ge-
geven. Deze relatie is, althans hic et nunc, de nauwste
doorgang in onze economie. De relatie produktie/arbeids-
potentieel sterk op de voorgrond stellende houdt niet in,
dat aan andere krachtenvelden, als daar
bijv.
zijn export-
vraag en investeringen, geen kans of mogelijkheid van
autonome beïnvloeding van onze volkshuishouding toe-
gekend wordt. Voor de onderhavige tastende en gissende
.beschouwing kan volstaan worden met erop te wijzen,
dat de dorninerende ?raag zal zijn hoe de produktie bij het
geèven arbeidspotentieel zal zijn.
De invloed, die de arbeidstijdverkorting heeft uitge-
oefend en zal uitoefenen ligt in hoegrbotheid nog buiten
onze waarneming en het heeft ook weinig zin om vroeger
– bijv. in het betreffende S.-E.R.-rapport – gemaakte
schattingen thans nog te hanteren. De arbeidstijdverkorting
is wat het tempo der invoering betreft wel meer door de
feiten dan door het beleid bepaald, en van de in het S.-ER.-
rapport bepleite geleidelijkheid is niet zo heel veel terecht
gekomen. De arbeidstijdverkorting heeft als rechtstreeks
gevolg een druk op de produktie. Daarnaast zal ermede
•
rekening dienen te worden gehouden, dat, – in elk geval
potentieel – de vraag in de consumptieve sfeer zal toe-
nemen. Naast de genoemde effecten van de arbeidstijd-
verkorting op produktie en consumptie zal men met door-
stooteffecten rekening moeten houden. Daarbij zij in de
eerste plaats gedacht aan de prikkel om door rationalisatie
en mechanisatie de produktievermindering op te heffen.
De vraag rijst, of deze prikkel in 1962 een merkbare
invloed zal hebben.
– Naast de arbeidstijdverkorting speelt de revaluatie vai
de gulden en van de Duitse mark een rol. Welke invloed
de revaluatie tot nu toe heeft gehad en nog zal hebben,
zal stellig blijken bij de beschouwing van het verloop van
zaken in het volgend jaar. Doch niet slechts is onbekend
de feitelijke ontwikkeling van het nationaal inkomen, dus
de ruimte welke voor beleidsbeslissingen beschikbaar is,
mede zijn onbekend het verloop van de uitgaven als gevolg
van reeds genomen beleidsbeslissingen en ook zijn onbe-
kend dè lasten, welke evenWeel andere dan in het prio-
riteitenschema voorziene posten voor de Schatkist kunnen
meebrengen. Wat de laatste betreft kan de oplossing van
het vraagstuk der kinderbijslag belangrijke repercussies
verwekken. Het behoeft geen adstructie, dat de Regering
op zo korte termijn tot een beslissing zal moeten komen
t.a.v. de
kinderbijslag,
dat de eventuele gevolgen voor de
Schatkist in 1962 zullen worden gevoeld. Zolang en voor
zover de gevolgen van de te treffen voorziening binnen het
geheel van premies en uitkeringen blijven, heeft ‘s Rijks
Schatkist geen andere invloed te verwachten dan die, ver-
oorzaakt door progressieverschillen in de belastingen,
welke de wijziging van de inkomensverdeling oplevert.
Indien de te treffen regeling meebrengt, dat de uitkeringen
boven de te innen premies zullen gaan, dan zal voor dat
meerdere een beroep moeten worden gedaan op de Schat-
kist.
Het tot dusver geschrevene resumerende kan het volgende
worden gesteld:
1. De Regering heeft inde Miljoenennota 1961 een prio-
riteitenschema ontwikkeld, waarin tot 1963 naast andere
dingen een belastingverlaging van rond f. 500 mln, en
een verhoging van de defensielasten van rond f. 200 mln.
haalbaar wordt geacht, waarbij – in de veronderstelling
dat het nationaal inkomen trendmatig met 4 pCt. zal
toenemen dan mede plaats is voor de natuurlijke groei
der overige ,,civiele uitgaven”.
De ontwikkeling van het nationaal inkomen in 1962
is onbekend, doch is stellig aan belangrijke invloeden
onderhevig, welke in elk geval qua intensiteit ten tijde
van de opstelling en behandeling van de begroting 1961
niet bekend waren.
De lasten van de Schatkist, voortvloeiend uit zowel
de ,,normale” als de nieuwe beleidspunten, waaronder de
t.a.v. de
kinderbijslag
te nemen beslissing een belangrijk
rol speelt, zijn thans niet bekend.
Gaat men, ondanks alle onbekenden, zich nu in specula-
tief beschouwen begeven, dan zou men kunnen stellen dat,
alleen
y
anuit het prioriteitenplan en deszelfs uitgangpunt
(het accres van 4 pCt. van het nationaal inkomen) gezien,
de belastingverlaging â f. 500 mln, en de verhoging van
het defensieplafond â f. 200 mln, verwerkt kunnen worden,
mede omdat in het prioriteitenplan van 1961 ten laste van
het accres van het nationaal inkomen van 1960 op 1961
met f. 200 mln, gerekend was. Aangezien elke stijging van
het nationaal.inkomen met 1 pCt. vermoedelijk ca. f. 100
mln. meer belastinginkomsten voor de Schatkist zal be-
tekenen; hangt het dus van de ontwikkeling van het natio-
naal inkomen, die men van 1961 op 1962 aanneemt –
daarbij de feitelijke ontwikkeling van 1961 in aanmerking
nemende – en van de beslissing van de hoegrootheid
van de last van de
kinderbijslag
voor de Schatkist af, of
men tot een passend geheel komt.
Kan men niet tot realisering van alle wenselijkheden
komen dan moet men kiezen. De moeilijkheden daarbij
zijn tweeërlei: de behoeften zijn alle dringend en de ver-
gelijking betreft zeer ongelijksoortige behoeften. Terzake
van de belastingverlaging zij eraan herinnerd, dat a) de
Minister van Financiën bij herhaling gewezen heeft op
de noodzaak de zware belastingdruk te verlichten; b) dat
in de Miljoenennota 1961 is gesteld, dat het toen voorge-
stelde en thans nog steeds hangende belastingplan slechts
848
6-9-1961
beoogt en ook slechts de sociaal gezien ‘meest knellende
punten kan verlichten; c) dat de Minister van Financiën
– afgezien van de belastingverlaging voor vrjgezellen –
wel gesproken heeft over belastin gverl aging, doch nog
niets anders gedaan heeft dan belastingverhogingen te
vragen, bijv. de grondbelasting en de voortzetting van de
tijdelijke ,,Hofstra-verzwaringen”.
Terzake van het deiensieplafond kan de Regering naast
de eerdei aangevo&rde technische gronden thans mede
verwijzen naar het toenemen van de internationale span-
ningen. Moeite zal het de Regering echter kosten parlement
en volk waar te maken,-.dat de hieuwe uitgaven voor defensie
niet geheel of vor een belangrijk deel door meer effi-
ciency en zuinigheid van het militaire apparaat kunnen
worden opgevangen. Zelfs wanneer men erkent, dat mili-
taire zaken veinig economische aangelegenheden zijn, kan
moeilijk door wat men kan waarnemen, het vertrouwen
worden gevestigd, dat terzake van het militaire apparaat
de grootste economie en efficiency betracht wordt.
Tav. de
kinderbijslag
wordt sterk op een voor belang-
hebbenden aanvaardbare regeling aangedrongen. Ook de
Regering heeft de voorziening terzake een hoge prioriteit
verleend en niet uit te sluiten is, dat de Schatkist een bij-
drage gaat leveren, ondanks het feit, dat met kracht van
argumenten verdedigd kan worden, dat in het Nederlandse
systeem van sociale voorzieningen de
kinderbijslag
tot
uitkeringen binnen de premieontvangsten beperkt moet
blijven.
Deze beschouwing heeft zich tot dusver alleen geoccu-
peerd met de vraag, of verwacht kan worden dat er bud-
gettair gezien een mogelijkheid zal zijn aan alle eisen en
wensen te voldoen. Budgettair gesproken is er aanleiding
te verwachten, dat dit niet mogelijk zal zijn. Herhaald
moge worden: voor zover men een stijging van h.t natio-
naal inkomen boven de in het prioriteitenplan aangenomen
trend van 4 pCt. bij de opstelling der ramingen gebruiken
wil, zal men tot grotere uitgaven dan in het prioriteiten-
plan voorzien, kunnen besluiten.
Aan het conjuncturele aspect werd nog geen aandacht
geschonken. Op dit ogenblik ziet het ernaar uit, dat de
spanning nog onverminderd voortduurt. Voor loon- en
prijsbeleid ware vermindering der spanning zelfs gewenst.
Het enige, maar dan ook probate middel, daarom is een
beperking van de vraag van de zijde van de Overheid,
dus het in de hand houden van de uitgaven. De overheids-
uitgaven toch hebben niet alleen zelf als vraag grote bete-
kenis, doch ook door hun doorstooteffect hebben zij grote
invloed. De eis om een anticyclische budgetpolitiek te
voeren zal dan ook consequenties met zich moeten brengen
waarbij genoteerd zij, dat een goede anti-cyclische budget-
politiek mede rekening moet houden met de erkende
feitelijkheid, dat de belastingdruk te zwaar is. In het alge-
meen kan echter wel worden gesteld dat, indien de con-
juncturele situatie beperkingen zal voorschrijven, de be-
langrijke uitgavenposten voor de defensie en eventueel
bijpassing van de Schatkist ten behoeve van de kinder-
bijslag, vanuit het conjunctuurbeleid gezien, hetzelfde
effect hebben. Immers, zij zijn beide onmiddellijke kas-
uitgaven.
De Regering staat dus, alles bij elkaar, voor een moei-
lijke legpuzzel en het lijkt niet waarschijnlijk, dat iedereen
tevreden zal kunnen worden gesteld. Wellicht zal de op-
lossing zo gevonden kunneli en moeten worden, dat voor
elk der meest dringende behoeften de meest noodzakelijke
voorstellen worden gedaan. Dan zou de kinderbijslag wat
minder ruim worden als wenselijk wordt geacht. De be-
lastingverlaging zou bijv. alleen de loon- en inkomsten-
belasting en voor 1962 nog niet de verlaging van de vennoot-
schapsbelasting kunnen betekenen. T.a.v. de verhoging van
het defensieplafond zou men wellicht èf gespreid over een
tweetal jaren de verhoging kunnen aanvaarden ôf, wat
verkieselijkr zou zijn, de nieuwe uitgaven moeten opvan-
gen door verlaging van de bestaande uitgaven ‘met behoud
van de gestelde defensiedoelstellingen.
zeist.
Drs. M. JANSSEN Fz.
Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Beschouwingen over oorlog – en vrede
Nederland is )id van de Noord Atlantische Verdrags-
organisatie, de militaire alliantie waartoe het Westen ge-
dwongen werd door de agressieve Sowjet-politiek in de
eerste na-oorlogsjaren. De Russische eisen gesteld aan
Turkije, en de intriges ten aanzien van Griekenland, leidden
in 1947 tot de Truman-doctrine; In het Verdrag van Brusel,
1948; verehigden zich de Westeuropese Staten tot een de-
fensieve alliantie. Maar het was duidelijk, dat men ook z’
niet tegen de militaire macht van de Sowjet-Unie was
opgewassen. West-Europa schaarde zich, 1949, onder de
beschermende vleugels van Amerika, ter beveiliging. De
N.A.V.O. accentueerde de scheiding van de blanke wereld
in twee delen, waarvan de grenzen dwars door het oude
Europa lopen. De N.A.V.O. manifesteerde de wil tot
collectieve zelfhandhaving van het Westen. In de jaren dat
Amerika het atoommonopolie bezat, werd daardoor de
veiligheid ook inderdaad bereikt. Tegenover de Russische
overmacht aan conventionele strijdkrachten stond de
Amerikaanse atoommacht, een evenwicht waarbij men zich
voorlopig veilig kon weten.
Dat lidmaatschap van de N.A.V.O, brengt bepaalde
internationale verplichtingen mede op het punt van mili-
tair-defensieve prestatie. Er is de ,,Annual Review”, waar-
bij in gemeenschappelijk onderzoek wordt vastgesteld
welke militaire inspanning, gezien de economische kracht,
in redelijkheid kan worden geëist. Men zoekt hier naar de
optimale verhouding, waarbij enerzijds de eisen van de
militaire verdediging bepalend zijn, anderzijds het levens-
niveau door militaire uitgaven niet zodanig mag worden
aangetast, dat via ontevreden,heid.en communistische agi-
tatie aan politieke weerbaarheid zou worden ingeboet wat
aan militaire kracht zou worden gewonnen. Tussen deze
polen speelt de vraag van het defensiebudget. Een vraag, die
dus geheel bepaald wordtdoor de politieke en militaire
situatie van de koude oorlog. Verlies van politieke weer-
baarheid’ zou de nederlaag in de koude oorlog kunnen
bewerkstelligen. Verlies aan militaire paraatheid zou de
,,hot war” nader kunnen brengen. Zo kan de discussie
zich afspelen tussen deze polen, die dus slechts in het oog
vatten de collectieve houding van de Atlantische Gemeen-
schap in de historisch gegroeide tegenstelling van Oost
en West.
6-9-1961
849
r
Intussen dwingt de tegenwoordige wapensituatie tot
breder gezichtspunt. Aan het atoommonopolie van Ame-
rika kwam na enige jaren een einde. In 1954 nam Amerika
weer de leiding met de waterstofbom. Maar met deze mono-
poliepositie was het reeds na enige maanden gedaan. In
rakettentechniek lag de Sowjet-Unie zelfs spoedig enige,
lengten voor. –
Al met al is de positie op dit ogenblik, dat beide partijen
over een zodanige wapenmacht beschikken dat zij elkaar
enige malen volledig kunnen vernietigen. Het is moeilijk
zich een voorstelling te maken van de effectiviteit van het
atoomwapen. De A-bom van Hiroshima (ca. 80.000 doden)
had een explosieve kracht van ongeveer 20.000 ton TNT,
d.i. van 2.000 ,,blockbusters” van 10 ton TNT, zoals die
in de laatste oorlogsperiode op Berlijn werden gebruikt. De
15 megaton H-bom van Bikini
(1954)
had een explosieve
kracht 750 maal die van Hiroshima. Sindsdien werden de
bommen steeds groter. Naar schatting beschikken de beide
blokken over een explosieve kracht van 30 tot 60 mrd.
ton TNT, dat is ongeveer een â twee ,,blockbusters” voor
ieder mens op deze wereld. Onlangs dreigde Chroestsjov
met een bom gelijkwaardig aan 100 mln, ton TNT. Waar
men in 1957, bij de ,,hearings” voor het ,,Joint Congressio-
nal Committee on Atomic Energy”, nog delibereerde op
de basis van 50 mln, doden bij de eerste aanval op Ame-
rika, kan men nu met recht stellen, dat een ,,full scale
nuclear attack” de vrijwel totale vernietiging van debe-
volking zou meebrengen.
Dc moderne wapens hebben het karakter- van kracht-
metingsmiddelen verloren, en zij zijn geworden tot weder-‘
zijds verdelgingsmiddel. Koortsachtig wordt aan beide
kantei gewerkt aan verbetering van de rakettentechniek.
Reeds nu echter is de situatie zo, dat verdediging tegen een
nucleaire aanval niet mogelijk is. Daarmede is de oorlog
in koelen bloede – zowel oorlog in de zin van Von Clause-
witz: voortzetting van de politiek met andere middelen,
dus tot rechtsverandering, als de oorlog in de zin van Gro-
tius: de rechtvaardige oorlog, tot rechtshandhaving –
uitgesloten als, redelijk middel van internationale politiek.
Maar, zo zegt men soms, men zal in een toekomstige
oorlog de nucleaire wapens niet gebruiken, zoals men ook
gifgas en de bacteriologische wapens in de laatste wereld-
oorlog niet heeft gebruikt, uit angst voor repressailles.
Vele militaire deskundigen denken hier terecht anders
over. Het Westen heeft, uit verschillende
m
oti
even
–
handhaving van het bestaande welvaartspeil, streven naar
afschaffing van de dienstplicht – zijn militaire kracht zé
opgebouwd, dat het gebruik van nucleaire wapens niet is te
vermijden. Zonder gebruik van atoomwapenen is de neder
–
laag onvermijdelijk. Men heeft dan ook verschillende malen
van N.A.V.O.-zijde verklaard, elke Russiche aanval met
atoomwapens te zullen beantwoorden. Het atoomwapen
– en dat is het verschil met de positie van gifgas en bac-
terie in de tweede wereldoorlog – is een essentieel deel
van onze militaire potentie, is een beslissende factor in de
uitkomst van de strijd.
Maar is dan niet beperking te verwachten ‘tot zgn.
tactische’ atoomwapenen, de kleinere atoomwapenen, ge-
richt op strikt-militaire doelen? Het is duidelijk, dat in een
totale oorlog de grenzen tussen klein en groot zullen ver
–
vagen. Wellicht dat in het begin beperking zou worden
betracht. De verliezende partij zou echter spoedig alle
beschikbare registers gaan bespelen. Niet ondenkbaar zou
850
(adi’erlentie)
zijn de stilzwijgende overeenstemming tussen Amerika en
de Sowjet-Unie, geen atoombommen te werpen op elkaars
steden of elkaars territoir. Dat zou voor Europa betekenen,
dat de krachtmeting in Europa zou plaatsvinden. Naarde
Gaulle’s sombere voorspelling zou dit inhouden, dat de
ene helft van Europa zou vernietigd worden door Amerika,
de andere door de Sowjet-Unie.
Men kan, lijkt mij, met vrijwel zekerheid stellen, dat in
een derde wereldoorlog deze laatste broedertwist binnen
de blanke wereld – vroeg of laat het totale geweld zou
worden ontketend. Het zou de wederzijdse vernietiging
betekenen van die blanke, Christelijke wereld, een bio-
logisch-aangetaste gekleurde mensheid achterlae,d onder
de dictatuur van China.
De ,,deliberate war”, de doelbewust-ontketende oorlog
is niet meer van deze tijd. Daarin schuilt ook niet het
gevaar, al zijn de meeste theoretische bespiegelingen over
,,00rlogsvoorkoming door krachtsontwikkeling” daarop
afgestemd. Het
–
gevaar van onze tijd schuilt in de niet-
bedoelde, niet-gewilde, ,,accidental war”. De mogelijk-
heden van een dergelijke oorlog zijn talrijk. Men kan hier
denken aan de technische vergissing in de interpretatie
van een signaal, fataal nu signalen de acties bepalen van
de vliegtuigen, die, met H-bommen bewapend, dag en
nacht in de lucht zijn, en van de onderzeeërs, die ergens
rondzwerven in de oceaan, en ieder méér vernietigende
kracht in zich bergen dan wat in de laatste oorlog tot
explosie kwam. Men kan ook denken aan de psychische
explosie van de bemanning van dergelijke vliegtuigen of
duikboten, want de spanning is groot en de collectieve
verdwazing niet uitgesloten.
Gevaarlijker nog is het emotionele lokale conflict. Een
opstand in Oost-Duitsland, bloedig onderdrukt door Rus-
sische tanks; Westduitse eenheden, zwaar bewapend als zij
nu zijn, snellen te hulp. Wat gaat er nu gebeuren? De Sowjet-
Unie kan zich niet terugtrekken, want het zou betekenen,
dat de opstand van een satelliet zou slagen. Haar positie
als wereldinogendheid staat op het spel. De N.A.V.O.
kan West-Duitsland niet in de steek laten, Want anders
staat de Sowjet-Unie spoedig aan de Rijn. Hier groeit
een situatie waar beide machtsblokken de vrijheid gaan
missen om de oorlog te omzeilen. Er zijn vele punten in
de wereld, waar dergelijke situaties kunnen ontstaan.
Het grootste gevaar schuilt wellicht in de politieke mis-
rekening. ,,Berljn is een wereldoorlog waard”, zo werd
enige tijd geleden verkondigd. Duidelijk is in ieder geval,
dat militaire maatregelen van N.A.V.O.-zijde werden ge-
6-9-196 1
–
.-
nomen, als reactie op Russische activiteiten. Wat betekent
dit alles? En hoe worden de stappen van de een door de
ander geïnterpreteerd? Als bluf, waarvan men zich niets
behoeft aan te trekken? Of als ernstige dreiging waarvoor
men in de schulp kruipt? Geen mens weet het. Men pokert
met de Westelijke wereld als inzet. De oorlog kan uit de
vergissing ontstaan waardoor een ernstig gemeende mili-
taire waarschuwing door de andere partij niet ,,au
serieux” wordt genomen.
In de koude oorlog, dramatisch verhevigd door de atoom-
wapensituatie, schuilt een immens gevaar. De N.A.V.O.-
militaire alliantie, tot stand gekomen voor onze beveiliging,
biedt die beveiliging niet meer. Er is immers geleidelijk
gegroeid het gevaar van de wapensituatie als zodanig.
De
eerste klap kan wellicht de ander totaal verlammen –
vandaar de vliegtuigen in de lucht en de duikboten onder
water, om tenminste nog enige waterstofbommen over te
hebben na die eerste klap. Wat men genoemd heeft het
,,security dilemma” gaat çen beslissende rol spelen, de
noodzaak rekening te houden met een eventuele onredelijke
actie van de tegenstander, en daartegenover alreeds de
nodige tegenmaatregelen te nemen.
Intussen, de gevaarssituatie van de koude oorlog kan
ons doen vergeten, dat los van elke koude oorlog de intrede
van het atoomwapen de wereld dwingt adequaat op de
uitdaging van dat atoomwapen te reageren. De bijzondere
situatie van de Oost-West tegenstelling leidt de aandacht
af van het algemene gevaar, gelegen in het feit dat atoom-
wapenkracht tegenwoordig ter beschikking staat van de
mensheid. Er zijn reeds vier landen, die atoomwapens
kunnen maken. Men heeft berekend, dat binnen tien jaar
15 staten daartoe in staat zijn, en binnen 20 jaar dertig.
Hoe zal de wereld leven als talrijke volken over atoom-
wapens beschikken? Daaronder zijn volken, waarvan wij
aannemen, dat zij zich vaak meer door emotie dan door
redelijk inzicht laten leiden.
In het feit, dat de mensheid het atoomgeheim heeft
ontsluieid schuilt een constant gevaar. Dat gevaar vraagt
om drastische maatregelen, met name om wereldomvatten-
de totale ontwapening.
dh
De redenering is inderdaad eenvoudig. Steeds waren
er oorlogen, de ganse geschiedenis van de mensheid door.
Alle pogingen tot vredeshandhaving ten spijt, kwamen
er vroeg of laat conflicten. Oorlog blijkt op den duur
onvermijdelijk als de wereld is opgebouwd uit soevereine
politieke eenheden, en de militaire macht van die eenheden
in laatste instantie beslissend is voor haar onderlinge ver-
houding. En zo was steeds de situatie. En zo is nog steeds
de situatie. Als het waai is, dat voortzetting van het geijkte
patroon van volkenverhouding noodzakelijk te zijner tijd
de oorlog meebrengt, en als het waar is, dat deze oorlog
een totale nucleaire oorlog zal zijn, dan is slechts één uit-
weg mogelijk: breken met dat
geijkte
patroon. De mens-
heid moet overtuigd worden, dat wij leven in een tijd van
noodzakelijke fundamentele verandering. Het veront-
rustende echter van onze tijd is, dat in brede lagen het
inzicht in de noodzaak
daarvan
ontbreekt. Het is niet zo,
dat de staatslieden, de diplomaten en politici, de regeringen,
op dit punt onwillig zijn. Zij zijn in hun activiteiten de
uitvoerders van de volkswil, zij zijn in hun streven ge-
bonden aan de publieke opinie. Zowel Kennedy als
Chroestsjov hebben zich herhaaldelijk uitgesproken voor
totale ontwapening. De Algemene Vergadering der Ver-
enigde Naties nam op 28 oktober 1959 unaniem een resolu-
tie aan ,,considering that the question of general and
complete disarmament is the most important one facing
the world to day”. Algemene, totale ontwapening is niet
meer de droom van de ,,weltfremde” idealist. Zij is het
enige doelmatige antwoord op de uitdaging, die in het
bestaan van de atoomwapens ligt besloten. Zij is de enige
mogelijkheid voor de mensheid, om, naar Weizsâckers
formulering ,,mit der Bombe zu leben”, dat is te leven
in een wereld, die over de atoomenergie heeft leren be-
schikken.
Het is hier niet de plaats om nader op de moeilijkheden
van totale ontwapening in te gaan
1)
Die moeilijkheden
zijn vele. Er zijn de technische moeilijkheden om elke
mogelijkheid van bedrog te ecarteren. Zij zijn niet on-
oplosbaar. Er zijn de politieke moeilijkheden samen-
hangend met het wederzijds wantrouwen. Totale ont-
wapening moet worden verwezenlijkt in een wereld van
bijna totale achterdocht. Zo kwalificeren de Amerikanen
de Russische voorstellen als ,ontwapening zonder in-
spectie”, en zeggen de Russen dat de Amerikanen beogen
,,inspectie zonder ontwapening”: Er is een grond van
waarheid in beider betogen. Maar beide bezwaren zijn te
ondervangen, wanneer oprecht naar het doel wordt ge-
streefd. Vanzelfsprekend is, dat China betrokken zal moe-
ten zijn bij een te sluiten overeenkomst. Toelating van
continentaal China tot de Verenigde Naties is voorwaarde
voor wereldwijde ontwapening. En heeft men een heldere
voorstelling van een wereld zonder legers? Hoe zullen
veranderingen tot stand komen, als zelfs de dreiging met
geweld ontbreekt? Wat zal de positie zijn van de satelliet-
staten in een ontwapende wereld? Hoe de verhouding in
het Midden Oosten? En hoe de co-existentie tussen Oost
en West als de competitiemiddelen beperkt worden tot
de economisch-ideologische, en het terrein van de strijd
geheel verplaatst gaat worden naar de Afro-Aziatische en
Latijns-Amerikaanse wereld? En hoe zal de wereld kun-
nen reilen en zeilen, zonder de militaire macht als harde
kern van de volkenverhoudingen?
De grootste moeilijkheid die moet worden overwonnen
om ontwapening te bereiken is de onverschilligheid en de
skepsis van de grote massa. Men sluit graag de ogen voor
het gevaar. Men blijft graag denken en spreken in termen
van ,,jongens van Jan de Witt”, zonder zich te realiseren
wat uiteindelijk de consequenties van een dergelijke hou-
ding zijn. Binnen deze neiging tot vasthouden aan het
oude patroon, gepaard met de struisvogelpolitiek t.a.v.
de feitelijke situatie, hebben de ,,pressure groups” vrij
spel, die blijven tamboereren op nationale of regionale
machtsontplooiing. Eisenhower sprak in zijn afscheidsrede
van de overmatige invloed van het ,,military-economic
complex”. Het betekent niet dat het enorme militaire en
militair-economische apparaat te kwader trouw de gevaren
van ontwapening zou propageren. Maar het betekent in-
zicht in het feit, dat de mens wiens directe belang bij een
bepaald inzicht is gebaat, wiens maatschappelijke exis-
tentje afhankelijk is van een bepaalde opvatting, wel heel
1)
Verwezen moge worden naar mijn opstel: ,,De Pugwash
Conferentie te Moskou over totale ontwapening” in ,,Socialisme
en Democratie”,
1961, blz. 447-463.
6-9-1961
851
52.X
-.
gemakkelijk tot dat bepaalde inzicht of die bepaalde op-
vatting komt. Hij wiens sociale en economische existentie
bij ontwapcning op hetspel staat is, vaak geheel te goeder
trouw, spoedig geneigd in ontwapening het begin te zien
van ecrverlies en ondergang.
Intussen, wat ook zij van de onvoorstelbare moeilijk-
heden die moeten worden overwonnen, tegenover die
moeilijkheden staat de zekerheid van de catastrofe,’ als
wij voor die moèilijkheden zouden terugdeinzen, of als we
niet erin zouden slagen die moeilijkheden te overwinnen.
Ify
Totale ontwapening is de taak van onze tijd. In dat
licht gezien is de belangrijkste, historische betekenis van
de N.A.V.O.: het opgebouwd hebben van een gel jjkwaardige
onderhandelingspositie.
In de koude oorlog, op de basis
van volstrekt wantrouwen, moet zich het ontwapenings-
proces voltrekken. Ondanks dat wantrouwen, en ondanks
de wederzijdse angst die daarmede gepaard gaat.
Is dan daarmee de kous af? Het lijkt mij, dat èn t.a.v.
de ontwapeningsproblematiek èn t.a.v. een ontwapende
wereld nog vele vragen op antwoord wachten. Dat ant-
woord zal sleéhts kunnen worden gegeven door de weten-
schap, na zorgvuldige en veelomvattende studie van ,,00r-
log en vrede”. Die studie – van de oorzaken van de oorlog
en de voorwaarden van.de
vrede, van de functie van de
oorlog en de middelen die de oorlog kunnen vervangen,
van de dynamiek in een wereld, waarin nationale militaire
macht niet meer zou bestaan -, is tot nu toe op onbe-
grijpelijke wijze verwaarloosd. Allerlei menselijke en maat-
schappelijke minus-verschijnselen vormen het object van
erkende wetenschap. Wij danken onnoemelijk veel aan de
I1
LGl
.V
.
Instituut voor
ectronische Administro’tie
ashaven lOa, Rotterdam-1, tel. (010)125751
t
intense studie van de ziekte, zoals wij reeds veel te danken
hebben aan de studie van de misdaad.
–
Tot nog toe is de studie van het oorlogsverschijnsel en
de vredesproblematiek verwaarloosd. Er is een ondraag-
lijke discrepantie tussen het menselijk vernuft dat zich
bezighoudt met de laatste verfijningen van wapen- en
rakettentechniek, het intellect in dienst van de- oorlogs-
middelen, en het intellect dat zich in dienst gesteld heeft
van de vredesmiddelen. Er is een haast totale verwaarlozing
van de ‘wetenschap van oorlog en vrede. Het is een vitale
noodzaak, dat daarin verandering komt. De maatschappij
die bereid is miljarden te besteden ter beveiliging door
bewapening – een beveiliging die
op den duur
geen be-
veiliging is – dient de mogelijkheden te scheppen om de
problemen van oorlog en vrede grondig te bestuderen.
Dergelijke problemen hebben economische, juridische,
sociologische, psychologische en psychopathologische, ja
zelfs theologische aspecten. Vertegenwoordigers van haast
alle wetenschappen dienen, in een doelgericht gezamenlijk
streven, hun krachten te wijden aan het hoofdprobleem
van onze tijd. Opdat eindelijk de oorlog kan’worden terug-
gedrongen en wellicht uitgebannen, zoals destijds de pest
en de cholera.
Ook voor dit aspect van de ,,defensie” dient aandacht
te worden gevraagd
2)
Groningen.
Prof. Mr. B. V. A. RÖLING.
–
–
Hoogleraar in het volkenrecht te Groningen
2)
Over het wetenschappelijk onderzoek van het oorlogs-
vraagstuk nader mijn: De wetenschap van Oorlog en ‘Vrede,
Groningen, 1961. Aan de Universiteit van Groningen wordt
een ,,polemologisch instituut” opgericht, waarin vertegen-
woordigers van de verschillende wetenschappen zullen samea-werken in het onderzoek van het oonlogsvraagstuk.
Verricht tegen
vast tarief
administraties
en rekenwerk. Loonadministratie met in-
begrip van: afleveten van gevulde loon-
zakjes overal in Nederland, vermelding
van gecumuleerde gegevens
op
loonslips,
jaar- en kwartaalcijfers in overzichtelijke
vorm, verdeling vin lonen over koten-
soort en -plaats naar behoefte. Tevens
voorraad- en debiteuren-administratie,
aangepast aan
Uw
eisen – Contrictsduur
(min. 6 maanden) naar verkiezing.
E ERSTE NEDERLANDSCHE
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
– JOHAN DE W ITTLAAN 50 S.GRAVENHAGE
POSTADRES: POSTBUS 5 TEL. (070) 5143 St
852
6-9-1961
Het nog al maar snel toene-
men van het aantal abon-
nees van het weekblad
Bij het
ROTTERDAMSCH BELEGGINGSCONSORTI UM N.V.
wijst er wel op hoezeer dit
beleggingsadvies-orgaan, dat
specifiek de belangen van
de particuliere belegger be-
hartigt, in een behoefte
voorziet.
*
Te verwonderen behoeft dit
eigenlijk niet, want Bel-Bel
tracht volledig objectief te
zijn; het is in begrijpelijke
taal geschreven en zeer
overzichtelijk van indeling.
•
*
Vraagt toezending van gratis
proef nummer
–
*
Abonnemeaten (per jaar
f. 19,—; p. kwartaal f.
5,50)
kunnen elk kwartaal ingaan
en dienen te worden opge-
geven bij de Administratie
van ,,Bel-Bel”, Postbus 42,
Schi’edam.
is de plaats vakant van chef de bureau. Deze funktionaris zal
belast worden met de leiding van de administratieve organisatie,
alsmede met het verzamelen van de gegevens en het opstellen
van de overzichten welke de direktie voor een doelmatig
beheer behoeft.
Voor de juiste vervulling van deze verantwoordelijke funktie
wordt kontakt gezocht met een
lid van het NIVA of van de VAGA. Een ruime praktische ervaring
is vereist. Leeftijd omstreeks 35 jaar.
Eventueel komen ook sollicitanten die de studie voor een der
genoemde diploma’s bijna voltooid hebben, in aanmerking.
Eigenhandig geschreven brieven
Psychologisch Adviesbureau met uitvoerige gegevens worden
L. Deen en Dr.J. G. H. Boksiag
onder nummer 172 ingewacht bij
Nwe Binnenweg 474, R’dam.
ADVIESBUREAU VOOR BEDRIJFSORGANISATIE A V B
–
Maliesingel 41, Utrecht
zoekt voor de behandeling van administratieve problemen in de
kommerciële en plan ni ng-sektoren van het bedrijfsleven een
rr#VdweCk?x
die zal worden belast met het in teamverband adviseren van
cliënten inzake verkoopdoku mentati’e, vertegenwoordigers-verant-
woording, verkoopstatistieken, verkoop-, voorraad- en inkoop-
planning, alsmede probleriien betreffende de voor- en nacalculatie,
de loon- en materiaalverdeling en de produktieverantwoording in
de fabriek.
S.P.D. l en II, dan wel accôuntantsstudie NIVA tot en met het
onderdeel Bedrijfsekonomie is gewenst. Ervaring op de genoemde
gebieden strekt tot aanbeveling. Voor aanvullende opleiding en
vorming zal de gelegenheid worden geboden.
Eigenhandig geschreven brieven
4
Psychologisch Adviesbureau
met uitvoerige gegevens worden
L. Deen en Dr.J. G. H. Bokslag
onder nummer 173 ingewacht bij
Nwe Binnenweg 474, R’dam.
6-9- 196 1
853
/
ta_ –
Gemeente Amsterdam
Bij het.
Bureau Algemeen Beheer
vande
Dienst der Publieke Werken
wordt gevraagd een
–
ORGANISATIE-ADVISEUR,
die zal worden belast met het zelfstandig verrichten van
onderzoekingen en het doen van voorstellen betreffende
de interne organisatie.
Gegadigden dienen naast een goede theoretische opleiding –
gedacht wordt aan een econoom, ingenieur of h.t.s.’er – te
beschikken over een in een soortgelijke betrekking opgedane
ruime ervaring.
Salaris, afhankelijk van opleiding en ervaring, nader over-
een te komen.
(Sa1arisgrenen f. 8.553,24 tot f. 13.161,24, exclusief een
huurverhogingskompensatie van 24% en een vakantietoelage
van 4% van het jaarsalaris).
Vergoedingsregeling voor pension-, reis- en verhuiskosten.
Inlichtingen omtrent deze vakature kunnen worden inge-
wonnen bij het Hoofd Algemeen Beheer, Stadhuis, kamer
199, telefoon 21 4455, toestel 1837.
Sollicitaties onder no. 7688 in te zenden
bij
de Directeur der
Gem. Personeelsvoorziening, Sarphatistraat 92, Amsterdam-C.
Blijf bij – lees ,,E.-S.B.”!
Ar
BiJ het Ministerie van Economische Zakenis een mogelijkheid
tot plaatsing van:
DOCTORANDI IN DE ECONOMIE
–
en
MEESTERS IN DE RÉCHTEN
Leftijd: ten hoogste 35 jaar.
De gelegenheid tôt solliciteren bestaat ook voor degenen,
die binnenkort afstuderen of in militaire dienst zijn.
Brieven met vermeiding van
you,
personalia te richten aan
het-Hoofd van de Centrale Personeelsafdeling van genoemd
Ministerie, le v. d. Boschstraat 15, Den Haag. Telefonisch
(no. 8140 11, toestel
555)
kan een afspraak wôrden gemaakt
voor een oriënterend gesprek.
DUN & BRADSTREET
N.V.
(OPGERICHT 1841)
Ilandetsinform aties en incasso
Uitgevers van
International Market Guide –
CONTINENTAL EUROPE
International Market Guide
LATIN AMERICA
SCHIEKADE
187-1 89,
TELEFOON
12.00.29,
ROTTERDAM
4
bonneeri
1f
op
DE ECONOMIST
Op de afdeling Sociografisch Onderzoek van de
dienst van gemeentewerken, zijn vacatures voor:
1 e een planologisch onderzoeker,
assistent van de chef der afdeling;.
Vereist is doctoraal examen in sociologie,
sociale geografle of sociale economie, terwijl
ervaring met planologisch of sociologisch
[
onderzoekwerk zeer gewenst is.
Gemeente
2e een statistisch medewerker,
In
assistent van de statisticus van de afdeling.
s-Heitogenbosch
Voor het vervullen van deze functie zijn vereist
het diploma algemene statistiek en enkele
jaren ervaring in statistische arbeid.
Voor de eerste functie liggen de salarisgrenzen tussen
f. 649,30 en f. 982,46 bruto per maand terwijl deze grenzen
voor de tweede functie liggen tussen f. 289,85 en f. 612,98
per maand bruto.
Maandblad onder redactie
van
Prof. P. Hennipman,
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F. J. de Jong,
Prof. P. B. Kreukniet,
Prof. H.
W.
Lambers,-
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs f. 22,50;
fr. p. post f. 23,60; voor stu-
denten f. 19,—; fr. per post
f. 20,10.
*
Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en door uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
–
TE HAARLEM
854
6-9-196 1
H. BRONS Jr
MAKELAAR IN ASSURANTIËN
TELEFOON (010) 11.19.80
MAURITSWEG 23
ROrrERDAM-2
Maak gebruik
van de rubriek
,,VACATURES”
voor
het
oproepen
van sollicitanten voor
leidende
functies. Het aantal reacties, dat
deze annonces
ten
gevolge
hebben, is
doorgaans uitermate
bevredigend,
begrijpelijk:
omdat er
bijna
geen
grote instelling is, die dit
blad
niet regelmatig
ontvangt en waar het niet
circuleert!
Een zeer gerenommeerde advies- en dienst
verlenende onderneming te Amsterdam, met
tegenwoordig ruim 150 medewerkers, wenst
via mijn bemiddeling voor de leiding bij de
verdere op- en uitbouw der intèrne Organi-
satie, mede omvattende de administratie en
boekhouding, en de hierop betrekking heb-
bende contrôle op de dagelijkse gang van
zaken, over te gaan tot de aanstelling van een
topf unctionaris
die na beeindiging der accountantsstudie ruime
practische ervaring in een soortgelijke functie –
bij voorkeur bij een industrie- of handels-
onderneming – heeft opgedaan en die over be-
langstelling en ervaring in de.behandeling van
bedrijfseconomische onderwerpen beschikt.
Leèftijd bij voorkeur circa 35 tot 40 jaar.
Deze stafmedewerker, dle rechtstreeks onder de Directie zal
komen te staan, kan op een beginsalaris van fl8.000.— alsmede
een jaarlijkse tantième rekenefl, dat behalve door de bedrijfs-
resultaten ook mede door de persoonlijke inzet van betrokkene
zal worden bepaald. Ook de overige voorwaarden en verdere
mogelijkheden, zijn In overeenstemming met de belangrijkheid
van de aangeduide taak.
Zonder voorafgaande toestemming der gegadigden zullen geen
inlichtingen worden Ingewonnen en de brieven niet ter kennis
van de opdrachtgever worden gebracht, mede waardoor vol-
ledige geheimhouding Is gewaarborgd. Alle brieven zullen zo
spoedig mogelijk worden beantwoord.
Brieven met eigenhandig geschreven levénsloop, bevattende
gegevens over opleiding, ervaring, leeftijd en referenties, ver-
gezeld van een recente pasfoto met vermelding van de kentekens
TAB-40, worden gaarne ingewacht bij
A. Cohn – adviseur voor personeelsselectie,
Willem Pij perstraat 59, Amsterdam-Zuid 2.
6-9-1961
855
J,AARB,EU’RS
Huishoudelijke gebruiksartikelen
UTRECHT
en onderhoudsmiddelen
Luxe metaal- en houtwaren,
couverts, kunstnijverheids- en
GEBOUWEN VREDENBURG
religieuze artikeien
11-16SEPTEM.BER
Aardewerk, porselein, glas en
kristal
Textiel, kleding,
modeartikelen en fournituren
–
.
Kleinmeubelen
Goud: en zilverwerk, bijouterieën
UurWerken
Parfumerieën, kosmetika en
toiletartikelen
Lederwaren
Rokersbenodigdheden
Speelgoederen
Sport- en kampeerartikelen
Optische-, foto- en filmartikelén
Huisvlijtartikelen
Baby- en kleuterartikelen
Kinderwagens
Reclametoegift-, souvenir- en
•
.
feestartikelen
•
Kantoorbenodigdheden en
papierwaren
De beurs Is geopend van 9-6 uur
Winkelinrichtingen
•
zaterdags van 9-5
ti.
verkoopautomaten
Catalogus.f 2.50
Handels- en voorlichtingsdiersten
Toegangsprijs 12.50
•
Diversen
Voordelige gecombineerde reis- en entreebiljetten verkrijgbaar aan de N.S.stations
856
6-9-1961