–
–
OMISCH
E
BER
–
IC
‘
HT
‘
EN.
‘
–
RLANDSCH
ECONOMISCH INSTITUUT
&
12 DECEMBER 1951,
No 1804
15zer
dagen
COMMLS
talingsunie was ook over November weer actief, nu met
1
Ch. Glasz; H.
*
niet klagen. Het Nederlandse saldo in de Europese Be-
f
195
millioen. De valutavoorraad is dit jaar-nog niet zo
hoog geweest. De Minister van Economische Zaken wil
F. de Vries; C. van
-.
JTs)
echter voorshands niet spreken var ,;een boom zoo vol-
Redacteur-Secretaris: A
‘
Wi
Wit.
geladen”.
–
.
Daarbij zal hij waarschijnlijk-instemming verwerven van
‘
‘-•.
1
diegenen, voor wie de omzettén van duurzame consumptie-
–
goederen van beslissend belang zijn. Men krijgt de indruk,
Assistent-red&teur: J. H. Zoon.
dat zij, bij de Sint-Nicolaaomzetten, en
de \veken daar
,
vdor, meer hebben gemist dan ,,één, twee pruimpjes”.
–
Een vergelijkbare reeks cijfers kcmt uit de Verenigde
–
1
–
‘
Staten. De.geweldige infiationistische druk,. die voor hét
•
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR ËELGIË
tweede halfjaar was voorspeld, is uitgebleven. Wei is het
J.
E. Mèrténs; R. Miry.J. van Tichelen;
totale personele inkomen in September weer hoger geweest
R.
Vandeputte;
F.
Versichelen.
dan ooit tevoren
–
op een jaargemidclelde van
$
275
milliard -, doch.de omzetsituatie in verscheidene bedrijfs–
S
takken ligt z6, dat ,,witte markten”zijnontstaan. Markten,
waar langs legitienie weg tot stand gekomen prijzen liggen
–
.
onder de officiële maximuniprjen.
–
:..
Veeleer echter dan, zoals eertijds Côrnelis, radeloos ,,de
•
–
stukken te versteken”, heeft
de
prijsbeheerser
DiSalle
–
verklaard, dat de officiële prijsbinding noodzakelijk blijft.
–
– –
De infiationistische oyerdruk wordt thans voor het voor-
jaar voorspeld.
INHOUID
.
,,Wij zaten laatst bij Saartje”, dat denken,sommigen
‘
Blz.
*
wellicht van de besprekingen te Straatsburg, denieuwe alma
De Wërklooshidswet
door Prof. Mr B.,
c.
.
mater der parlëment’en. Doch thans is een besluit uit de
—
stembus gekomen: eep politiek gezagsorgaan voor Europa
912
Slotemaker
……………………….
wordt de Regeringen als concept yodrgelegd. De voor-
/
zitter, de heer Spaak, heeft intussen bedankt; hem deed de.
Het,kernprôbleem van het rechtsherstel nopens
sfeer blijkbaar te veel aan ”an Alphen denken: ,,en dron-
effecten (11)
door Prof. Mr A. vanOven
….
914
ken chocolade”. •.
–
–
,,Van wijn één druppel”
–
het is een geweldige overgang
De ontwïk’eling van de Nederlandse kunst-
–
naar Boutens—- doch geweldig is ook het probleem, waar-
voor Oost en West zich nogmaals formeel hebben verenigd,
stoffenindustrie (EI)
door Drs H. F. J. Freule!
‘
917
de ontwapening. Moge het met dit ene kleirie’besljit zo
•
gaan als met de druppel wijn, die de dichter zag en die
Actieve of ‘starre beleggingspolitiek?
door Dr
alle wateren doortrok.
..
F.
Westeiwoudt
…………………….
919
Nog is het niet te laat, ook in. Korea, waarde dagen,
gesteld voor de verwezenlijking van een volledige overeen-
.
–
.
komst van wapenstilstand, vervliegen. Het jaar wordt oud;
A a n te k en ing:
.
doch veel moet nog geschieden.
Een
emisie
door Drs J. v. d.
,,vaardevaste”
.
-,
,’Wat verschijne, wat verdwijne, hangt niet aan een los geval”. Het zal zeker ook voor de Franse politiek gelden,
921
Meulen
…………………………
–
die voor. de niet-geschoolde toeschouwer een warnet van.
interdependenties lijkt. De paradoxale situatie doet zich
Geld-
en
kapitaalmarkt ………………..
922
thans voor, dat het Franse kabinet hetbes tjaiTin de schaal
heeft moeten leggen bij de verdediging van de meest spec-
Statistieken:
taculaire Franse geste in de internationale politiek na 1945:
het plan-Schuman.
–
Bankstaten
……………………..
923
,Zal ‘t al zinken en vergaan”; in de uiterst fijne weeg-
•
Interim-prjsindexcijfers van het
gezinsver-
schaal der spanningen ging de wijker heen en weer. Het
bruik
in Nederland
……………….
923
herenigd Duitsland iijst endaalt bij de voorlopige ûnvaar
–
Emissies in 1951
dingen en afwijzingen van devooraarden, diè men thans
923
……………………
ook direct in de Vrgadering :der:verenigde Naties kan
•
horen. Heeft dè scherpe waarnemer Churchill gelijk, als
–
.
–
hij afleest, dat de spanning is afge?iomen?
.
AUTEURSRECHT VOORREHOUDF.Tl
..
.
BERICHT
/
In ,,E.-S.B.” van 7 Nov. j.J. werd bijgesloten
een .formulier G 69 van de Postcheque- eis
Girodienst, door middel aarvan onze do-
nateurs, leden en’ abonné’s ons kunnen
machtigen tot het ‘jaarlijks automatisch
van hun Nederlandse postrekening doen
/
afschrijven der aan het N.E.I.. verschuldig
–
de bedragen. Gaarne doen wij bij dezen nog
–
maals een beroep op uw medewerking,
aangezien ‘automatische afschrijving voor
– u en voor ons een belangrijke vereenvoudi-
ging betekent. Eventueel verloren gegane
formulieren kunnen door ns worden ver-
• vangen.
-.
EERST,E NEDERLANDSCHE
Verzekering.Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Aanpassing
van ondernemingspensioen- ‘en
spaarfondsen aan de (komende)
nieuwe wettelijke bepalingen 0
Kantoor: Bellevuestraat 2, Dordrecht, Telefoon 01850 5346
–
Diversen
‘AD.VERTEER IN DE
E.-S.B. –
E
F FE C’T E N.
Alles wat met fondsen ‘verband
houdt – en dat is tegenwoordig nie’r
gering – kunt .0 rustig aan
OflS
overlaten.
*
Wij zaarborgen, een nauwgezette
behartiging der belangen van elke cliëni
individueel.
*
-S-
AMSTERDAMSCIIE RAN
INC AS S 0 flANK
Vestigingen alom in den lande.
Opdrachten voor adver-
tenties inzenden aan
Advert.-ad.min. ,,E.-S.B.”,
postbus 42
–
Schiedam
DE TWENTSCNHE ‘BANK
N.V.
Maandstaat op
30 November
1951
‘Kas, Kassiers en Dag.
Kapitaal ………f
45.000.000.-
geldleningen
.
.
f.
34.997.792.32
Reserve
………..16.000 000.-
Nederlands
.
.
Bouwreserve
…….1.000000.
–
Schatkistpapier
.
480.400.000.-
.
Deposito’s
op
Termijn ,,
160.051 83053
Ander
Overheidspapier
‘
46.187 900.-
Crediteuren
………566.241 233.02
Wissels
………..400.877.54
Geaccepteerde Wissels
,,
12.000 000.-
Bankiers in Binnen, en Door Derden
–
Buitenland,…,,
18.790.516.30
Geaccepteerd
..
1.581.686.92
Effecteh en
Syndicaten
.
3.047 .486.86
Kassiers en Genomen
Prolongatiën
en
Voor-
Daggeldleningen
‘11.128.717.84
schotten tegen
Effecten
,,
15.103.235.34
Overlopende
Saldi
en
Debiteuren
………212.451.90964
Andere Rekeningen ,,
14.101.780.17
Deelnemingen
(mcl.
Reserve voor Verleende
Voorschotten)..
11.631.530.48
Pensioenen
685.421.71
Gebouwen
.
.
.
.
.
.
.
.
..
.
3.500.000. –
Belegde
Resetve
voor
Verleende Pensioenen
685 421 71
f.
277966701
8279667019
Peugeot 203, Juni 1950, ge-
heel in staat van nieuw. Prijs
f
4850.-. Ruysdaelstraat S,
Leeuwarden, Tel. 8677.
/
Koninklijke
Nederlandsche
Boekd ru kkeriJ
H. A. M. Roelants
Schiedam
910
12 December 1951
ECONOMiScH-STATISTiScHE BERicHTEN
911
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK
Prof. Mr B. C. SLOTEMAKER, De Werkloosheidswet.
De Werkloosheidswet, waarvan de invoering op 1 Juli as.
is vastgesteld, behoeft herziening. Principieel behoeft zij
herziening, omdat de gedachte van een zelfstandige wacht-
geidvoorziening – wij hebben nu in feite te maken met een
wettelijke wachtgeldverzekering, die zich nauwelijks typisch
meer onderscheid van een gewone algemene werkloosheids-
verzekering— gedenatureerd
is.
En omdat door de opmer
–
kelijke creatie van zgn. ,,verplichte vakbedrijfsverenigin-
gen”, als monopolistische uitvoeringsorganen per bedrijfs-
tak, het ,,zelfdoen door bedrijfsgenoteh” geen zeifdoen meer is. Practisch behoeft zij herziening, omdat reeds is gebleken,
dat de wet nauwelijks uitvoerbaar
is
voor bedrijfstakken
als het havenbedrijf, de bouwvakken, de landbouw, de
visserij ed. Tegelijk kan dan worden nagegaan, of de
kosten de baat dekken en of de menselijke mogelijkheden
in verband met de hoogte der uitkeringen niet zijn over
–
schat. Inmiddels zou met premieheffing kunnen worden
begonnen. Dat is meer gebeurd, bijv. bij bedrijfspensioen-
fondsen. Het is beter ten halve te keren dan ten hele te
dwalen. Mede opdat de ,,meest ethische vorm” van werk-
loosheidsvoorziening, het wachtgeld, in ere worde hersteld.
Prof. Mr A. VAN OVEN, Het kernprobleeni van liet rechts-
herstel nopens effecten (II).
Het aantal effecten, waaronitrent via de effectenregistra-
tie een geschil aanhangig is gemaakt, bedraagt verscheidene
honderduizenden. Tav. al deze effecten zal, voor zover
aan toonder luidende en ter beurze verkregen (d.i. de grote
meerderheid) – naar te verwachten is – minstens éénmaal
de zgn. ,,gehoudenheids”-kwestie worden uitgevochten
(zulks hetzij in de eigendomsprocedure,hetzij, n.a.v. een
regres- of schadevergoedingsactie), en t.a.v. velezelfs meer
dan eenmaal (medeplichtigen). Er is dus alle reden ohi aan
te nemen, dat nog een lange weg door het drijfzand der
casuïstiek – met . standaardbeslissingen zal men nI. op
dit terrein weinig kunnen uitrichten – moet worden afge-legd, voordat de voltooiing yan het rechtsherstel ‘nopens effecten een feit zal zijn. De bewering, dat het effecten-
rechtsherstel zou zijn ,,vastgelopen”, is stellig onjuist.
Jmmers, de herstelrechtspraak functionneert gestadig voort, en zulks in een tempo, dat – vergeleken niet de
gewone rechtspraak – zeker niet langzaam mag worden
genoemd. De hoeveelheid te verzetten werk mag evenwel
niet worden onderschat; de herstelrechtspraak nopens
effecten zal voör het volbrengen van haar taak —,als niet
dm.v. wetswijziging een ingrijpende verandering in de
situatie wordt gebracht – nog vele jaren nodig hebben,
zeker meer dan een decennium.
Drs H. F. J. FREUTEL, De ontwikkelingvan de Nederlandse
kunsts?offenindustrie (II).
In dit tweede artikel over de ontwikkeling van de Neder landse kunststoffenindustrie wordt allereerst de ontwikke-
ling van de kunststofverwerking in Nederland ter sprake
gebracht. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan de
research en de industriële samenwerking. Wat dit betreft
is de situatie in Nederland in verschillende opzichtén heel
wat ongunstiger dan in de Verenigde Staten, Duitslan&
en Engeland. Wil men in Nederland op kunststoffengebied
desondanks zo veel mogelijk bereiken, dan is een relatief
grote activiteit noodzakelijk. Zo veel mogelijk doeltreffendé
research en snelle verbreiding van technische kennis betref-
fende nieuwe ontwikkelingen (veelal uit het buitenland
afkomstig!) is in dit verband van groot belang. Voor het
realiseren van allerlei projecten op gezonde basis schijnt
tevens een belangrijke mate van onderling contact tussen
de belanghebbende industrieën essentieel. Tenslotte gaat
schr. nog na in welke mate de zich ontwikkelende kunst-
stoffensector eën bijdrage levert tot de nagestreefde verdere
industrialisatie in Nederland.
Dr F. WESTER WO UDT, Actieve of starre beleggings-
politiek?
Schr. betoogt in dit artikel, dat er in deze dynamische
tijden niet langer sprake kan zijn van een probleem, of
een actieve dan wel een starre beleggingspolitiek moet worden gevolgd. Beleggingsbeheer – wil dit bewust en
verantwoord heten – behoort actief te zijn. Dit hebben
geen grauwe theorieën, maar de nuchtere feiten voldoende
uitgewezen.
-,
– SOMMAIRE –
–
PRÖF.Mr B. C. SLOTEMAKER, La bi sur le chô,nage.
La bi sur le chômage qui entrera eh vigueur le Ier
juillet prochain devra 8trp revisée. Car en principe l’idée
de l’autonôrnie de l’allocation de chômage tempdrairé a
été dénaturée. En outre en pratique il a déjâ paru que
cette bi est â peine exécutèble dans les entreprises pôrtu-
aires, agricoles et dans celles de construction et de pêche.
11 faut mieux se raviser que de se ruiner. D’autant plus
qu’il est préférable de rétablir le ,,wachtgeld” qui constitue
la forme la plus éthique des allocations de chômage.
PROF. Mr A. VAN OVEN, Le probl,ne cruckil de la
réparation en faveur des actions (II)
Ii faudra ericore des années, assurément plus que dix
ans avant que la réparation en faveur des actions soit
achevée. L’afflrmatiori que la réparation en question se trouverait obstruée est certainement inexacte. En effet,
la procédure de la réparation continue tôujours et son
rythme, comparé h celui de la procédure judiciaire, n’est
certainement pas bent.
Drs H. F. J. FREUTEL, Le déveboppeinent de l’industrie
de rnatières synthétiques aux Pays-Bas (II). /
Dans le second article on traite d’abjrd de l’extension
de l’emploi des matières synthétiques aux Pays-Bas. On commente ensuite les recherches scientifiques ainsi que
la collaboration industrielle. Enfin l’auteur examine dans
quelle mesure le secteur des matiéres synthétiques favorise
l’industrialisation aux Pays-Bas.
Dr F. WESTER WO UDT, Une politique d’investissenient
active ou stalique?
–
L’auteur expose dans cet article qu’il ne peut plus être
question, dans les temps dynamiques actuels, ‘du problème
s’il faut suivre une politique d’investissement active ou
statique. La gestion en matière d’investissement doit
être active pour avoir droit â la prétention d’être conscien-cieuse et justifiée. Ceci’n’a pas été prouvé par des théories
sèches mais au contraire par les ftiits mêmes.
912
–
ECONOM1SH-STA7ISTISCHE BERICHTEN
12 December 1951
De Werkibosheidswet
In zijn boekje ,,Sociale Zekerheid” herinnert Mr
‘
Dr
A. A. van Rhijn aan de aardige anecdote van Ernest Bevin,
die met Churchill aan de kade van een Engelse haven
afscheid nam van de soldaten, die naar Normandië over-
staken om de laatste beslissende slag te leveren. Bevin
werd herkend en hem werd toegeroepen: ,,Ernie, wij doen
dit voor Engeland, maar kun jij ons -beloven, dat dit
Engeland ons nooit meer werkloos zal laten rondlopen
als de oorlog voorbij is?” Bevin’beloofde het. –
Inderdaad werd in Engeland de ,,social security” het
wachtwoord van de na-oorlogse dagen. Had trouwens ook
Roosevelt in zijn bekende ,,four freedoms” niet ,,freedom
from want” beloofd? En vormde een werkloosheids-
verzekering niet het sluitstuk van het streven -naar ,,full
employment”? Bovendien was reeds in ‘1925 in een studie
van het Internationaal Arbeidsbureau verklaard, dat de
werkloosheidsverzekering was ,,une nécessité d’ördre
public”. Het was dus begrijpelijk, dat de Nederlandse
Regering in ballingschap zich zette tot de opstelling van
een ,,Buitengewoon Besluit werkloosheidsverzekering”
(no E 72). Het verscheen op 8 September 1944.
De tek’st van dit besluit werd clandstien naar Holland
gebracht. Het werd niet gunstig ontvangen. Nog in oor-
logstijd werd door voormannen uit werkgèvers- en ar-
beiderskring een nota opgesteld om van bezwaren te
doen blijken. Wat toch was het gevai? Het Londense
besluit wilde staatsuitvoering en een uitkering van 70 pCt
van het loon. Hier te lande waren de gëdachten in een
andere richting gegaan. Men wilde aanstonds een over-
bruggings’uitkering van”87 pCt van het loon totdat een
definitieve wettelijke regeling zou volgen. En verder wenste
men uitvoering van de verzekering door
bedrfsorganen
en niet door de Staat. Hierbij werd vcioral gedacht aan
een uitbouw van wachtgeidregelingen. Het resultaat was,
dat Besldit E 72 nimmer werd ingevoerd. –
Wachtgeldregelingen genoten van oudsher hier te lande
een zekere sympathie. Niet ten onrechte noemde Minister
Aalberse in de jaren twifitig de wachtgeldregeling een der
,,meest ethische” vormen van werklozenzorg. Bij wachtgeld
wordt het dienstverband immers behouden; het dient om
perioden-van tijdelijke slapte te overbruggen; de onder-nemer brengt daarvoor zijn offer, doch ook de Overheid
(Rijk en gemeenten). De arbeider wordt niet gevoegd bij
het leger van werklozen. Hij blijft in dienst. Gedacht werd
hierbij vooral aan de bekende gesubsidieerde wachtgeld-
regelingen per onderneming – ‘the ook thans nog de eerste
schok opvangen – en verder aan – wachtgeldfondsen,
werkende voor bepaalde groepen van ondernemingen of
voor enkele bedrijfstakken (grafisch bedrijf, sigaren-
industrie, textielindustrie, havenreseive, risico-fondsen
bouwbédrijf enz.). –
Aantekening verdient, dat de Duitsers zich tegen der-
gelijke wachtgeldregehingen fel keerden, omdat het wacht-
geld de ,,Arbeitseinsatz” belemmerde en de arbeider aan
de onderneming liet ,,kleben”. Niettemin bleven- ook in
oorlogstijd wachtgeidregelingen bestaan en aan velen werd
daardoor een gedwongen gang naar Duitsland bespaard.
Mr Morren heeft daaraan als hoofd van de afdeling wacht-
geldregelingen van het Departement. van Sociale Zaken
trouw medegewerkt.
De ria-oorlogse sympathie voor wachtgeldregelingen en
wachtgeldfondsen, gevoegd bij het streven om de uit-
voering van de sociale verzekering in handen te leggen van
bedrijfsgenoten zelf, maakt verklaarbaar, dat een nieuwe
opzet van de werkloosheidsverzekering werd verlangd,
waarin.aan het wachtgeld een ruime en zelfstandige plaats
zou worden toegekend.
Het kan niet worden ontkend, dat van deze oorspron-
kelijke opz’et in de nieuwe werkloosheidswet weinig terecht
is gekomen. Niet zonder enige inspanning moet men speu-
ren naarhet vrschil tussen de wachtgeld- en werkloos-
heidsverzekering. Zeker, de verschillen zijn er, doch zij
zijn weinig evident. Er is verschil in financiering, premie
en wijze van premievaststelling en yoorts wordt de wacht-
gelder beschouwd als een arbeidsreservist voor de bedrijfs-
tak, terwijl de gewone werkloze geacht wordt tot de alge-
mene arbeidsreserve te behoren. Doch in feite maakt het weinig uit ofmen wachtgeld- dan wel werkloosheidsuit-
kering krijgt.’ De uitkering is in beide gevallen 80, 70 of
– 60 pCt- van het loon (voor kostwinners, kostgangers of
anderen), terwijl de uitkeringsduur 21 wekén is, waarvan
eventueel 8 weken wachtgeld. Hoogstens kunnen wacht-
geldfondsen méér geven. Het criterium voor wachtgeld,
nl. dat de betrokkene in de periode voorafgaande aan het
intreden van zijn werkloosheid tenminste 156 dagen in
een bepaalde
bedrijfstak
al dan niet onafgebroken moet
hebben gewerkt, is trouwens vrij grof. Terecht lezen wij
dan ook in het commentaar van Mr Morren op de wet,
dat de tegenstelling wachtgeidverzekering gebaseerd op de
bedrjfstakreserve enerzijds ‘en een algemene werkloos-
heidsverzekering gebaseerd op een algemene arbeidsreserve
anderzijds in de werkloosheidswet ,,iets gekunsteids” heeft
gekregen.
De vervaging van de grenzen tussen de wachtgeld- en
werkloosheidsverzekering heeft nog tijdens de behandeling
van het wetsontwerp in de Tweede Kamer aanleiding
gegeven tot een initiatief van werkgevers- en arbeiderszijde
om de oorspronkelijke bedoelingen te herstellen. Een
denkbeeld ‘- waaraan weinig aandacht is geschonken –
werd aan de hand gedaan om te volstaan met één algemene
werkloosheidsverzekering. Daarnevens zou dan de moge-
lijkheid gëbpend moeten worden om vân deze verzekering
dispensatie te verkrijgen (contract in g-out), nI. voor die
groepen van ondernemingen of bedrijfstakken, waar men
het eens was geworden over een eigen zelfstandige wacht-
geldregeling, los van de wet, eventueel- met overheids-
subsidie.
Meer ruimte zou dan worden gelaten voor bijzondere
regelingen, aangepast aan het karakter van de bedrijfstak.
Ook zou het risico in eerste instantie ondernemingsgewijze
gedragen kunnen worden (afdehingskassen). De contrôle
zou daardoor worden vergemakkelijkt. Eign maatstaven
inzake wachttijd en uitkering zouden kunnen worden
gesteld.
Regering en Parlement hadden echter haast. Aan een
omwerking van het wetsontwerp werd niet meer gedacht.
Zo is van dit plan niets ‘terecht gekomen. Zodat wij nu
in feite te maken hebben met een wettelijke wachtgeld-
verzekering, die zich nauwelijks typisch meer onderscheid
van een gewone algemene werkloosheidsverzekering. Men
kan dit slechts betreuren.
I
1
Ook in ander opzicht rijst de vraag, of de haastige spoed
niet euvel gevolg heeft gehad. Men denke aan de opmer-kelijke creatie van zgn. ,,verplichte vakbedrjfsverenigin-
ger”, als monopolistische uitvoeringsorganen per bedrijfs-
tak. Door de juridisch secretaris van de Coöperatieve Vereniging Centraal Beheer te Amsterdam, Mr W. J.
Keuskamp, is in het ,,Sociaal Maandblad” van 15 Novem-
• ber.
jl.
de vraag gesteld, of men hier nog wel van een
,,zelfdoen door bedrjfsgenoten” mag spreken. Men heeft
hier immers te maken met bedrjfsorganen met verplicht
lidmaatschap. Iedereen in de bedrijfstak moet verplicht
meedoen, maar met kwaadwillige honden is het nu eenmaal
slecht hazen vngen. Voor een gevoelige materie als de
12 December 1951
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
913
/
werkloosheidsverzekering – men denke buy, aan de
contrôle – is dit niet zonder bedenking.
Het bedrijfsleven is nu door de Minister ingedeeld in
een aantal ,,moten”, daarbij voorgelicht door ‘een corn-
h’iissie uit de Stichting van den Arbeid, die in de wandeling
wel de vivisectie-commissie is genoemd. Voor elk dezer
,,moten” zal een verplichte vakbedrijfsvereniging werken,
plus een algemene bedrijfsvereniging als vergaarbak voor het restant. Men mag zich afvragen, of menhier nu nog te
maken heeft met zelfstandige organen van het bedrijfsleven,
uit eigen initiatief en uit eigen kracht geboren, met de
bedoeling ten dienste te staan van een bekende en ver-
trouwde groep. De vraag stellen is haai beantwoorden.
Door het verplichte lidmaatschap is het zgn. ,,zelfdoen”
o.i. overtrokken. Keuskamp spreekt van een ,,sterk ver-
dutide vorm van zeifdoen”. De introductie van het ver-plichte lidmaatschap draagt inderdaad ‘het stempel van
een ,,Zwanggemeinschaft”, waarbinnen de bedrijfssaam-
horigheid nu kunstmatig moet wôrden gehandhaafd. Heeft
men nu niet de duivel met Beëlzebub uitgedreven? Is men
niet van het ene monopolie in het andere terchtgekomen?
Is daarmede de aardigheid van het ,,zelfdôen” er niet af?
Keuskamp meent, dat het nog wel mee zal vallen. Doch veel
• vrijheid van handelen hebben de verplichte vakbedrijfs-
verenigingen niet. Dat de besturen paritair zullen zijn, is
een sch’rale troost. De wet is er toch niet voor om een
• . aantal functionarissen uit werkgevers- en arbeiderskring
aan een bestuurslidmaatschap te helpen? De heren hebben
het waarlijk druk genoeg.
Het resultaat is nu, dat de aanvankelijke sympathie voor
wachtgeldregelingen en de sedert jaren gegroeide sympathie
voor bedrijfsyerenigingen ons gebracht hebben een werk-
loosheidswet, waarin beiden slechts ,,in verdunde vorm”
zijn terug te vinden. Om in voetbaltermen te spreken, wij kunnen ons moeilijk onttrekken aan de indruk, dat de bal
– ongemerkt over de lijn is gerold en dat de ,,referee” ver-
geten is tijdig ,,out” te fluiten Of zou er meer aanleiding
zijn voor een strafschop?
De Regering heeft de invoering van de Werkloosheidswet
op 1 Juli a.s. vastgesteld. Dit mag ons echter niet weer-
houden op het bovenstaande de aandacht te vestigen.
Temeer omdat de uitvoeringsapparatuur van de Werkloos-
heidswet als prototype wordt beschouwd voor de uitvoering
van andere sociale verzekeringswetten, zoals de Ziektewet
en
Kinderbijslagwet,
waarvoor reeds wetsontwerpen zijn
ingediend. Voorkomen moet worden, dat men voor jaren
aan een systeem gebonden zal zijn, dat, hoe goed in oor
–
sprong bedoeld, op de duur weinig bevrediging zal schen-
ken. –
Ook in ander opzicht zal men er niet aan ontkomen een
herziening van de Werkloosheidswet in overweging te
nemen. De wet beschouwt nl. ook normale onderbrekingen van’ werkgelegenheid, bijv. ten gevolge van seizoeninvloe-den, als werkloosheid. Daardoor zal, vrezen wij, werkloos-
heid kunstmatig wirden. gekweekt. Het is reeds gebleken,
dat de wet nauwelijks uitvoerbaar is voor bedrijfstakken
als het havenbedrijf, de bouwvakken, de landbouw, de
visserij e.d. –
• Blijft dan nog de vraag over de hoogte der uitkeringen,
ni. 80 pCt, 70 pCt en 60 pCt van het loon resp. voor
kostwinners, kostgangers en anderen. Heeft men zich bij het vaststellen van dergelijke in het buitenland ongekend hoge uitkeringen destijds niet te zeer laten leiden door de
optimistische verwachtingen van kort na de bevrijding?
Het betreft hier een afspraak destijds gemaakt in de Stich-
ting van den Arbeid. Het is uiteraard moeilijk daarop
terug te komen. Toch menen wij, dat de voorzitter van
de Katholieke Werkgeversvereniging onlangs niet ten
.
onrechte de vraag stelde, of het hier niet een punt betrof,
ROTTERDAMSCHE BANK
DOCUMENTAI RE
ACCRE DITI EVEN
INCASSERI NGEN
OP BINNN- EN
B U 1 T. E N LAN D
250. VESTIGINGEN IN NEDERLAND
dat nader onderzoek behoefde, omdat het beter was ten halvete keren dan ten hele te dwalen.
Dit punt houdt ook verband met de kosten. De wet zal
ca f210 mln per jaar van het bedrijfsleven vergeil’ (di.
gemiddeld 4,2 pCt van het loon). De meerderheid van de
Sociaal-Economische Raâd wenst een compensatie voor
de arbeiderspremie (d.i. de helft van de totale premie,
dus gemiddeld. 2,1 pCt van het loon). Daarbij komt dan,
nog ca •f 70 mln voor rekening van het Rijk. Deze laatste
gelden worden momenteel reeds goeddeels besteed voor
de huidige werklozen (zoals overbrug’gingsuitkering en
.sociale
bijstand).
Daarnaast zal het Rijk echter nog voor
zijn rekening moeten blijven nemen de kosten voor het
tewerkstellen vAn de zgn. D.U.W.-werkers, terwijl voorts
ook van rijkswege gezorgd zal moeten worden voor de
zgn. nog-niet-rechthebbenden en de zgn. ,,uitgetrokkenen’J
uit de verzekering. Welk werkloosheidsrisico wordt i’iu
gdekt door genoemde f280 mln? Dit is een dubieus punt. –
De schattingen variëren sterk. -Meer klaarheid is gewenst.
Zo zijn er meer vragen. Een model wachtgeldreglement,
reeds ontworpen, bleek de toets der critièk niet te kunnen
doorstaan. Het bestuur van het algemeen werkloosheids-
fonds zal nog een reglement voor de werkloosheids-
verzekering moeten vaststellen, dat door de Minister moet
worden goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor de, vaststelling
van algemene regelen inzake de dagloonberekening.
Onze conclusie ligt voor de hand. De Werkloosheidswet
behoeft herziening. Principieel, omdat de’ gedachte vân
een zelfstandige wachtgeldvoorziening gedenatureerd is. En omdat het ,,zelfdoen” geen zelfdoen meer is, maar tot
een monopolie is overtrokken. Practisch, omdat sedert
gebleken gebreken voorziening behoeven, o.a. ten aanzien –
van bepaalde bedrijfstakken. Tegelijk kan dan wörddn
nagegaan, of de kosten de baat dékken en of de menselijke
mogelijkheden in verband met de hoogte der uitkeringen
niet zijn overschat. Inmiddels zou met premieheffing kun-
nen worden begonnen. Dat is meer gebeurd, bijv. bij be-drjfspensioenfondsen. Inderdaad is het beter ten halve te
keren’ dan ten hele te dwalen. Mede opdat de ,,meest
ethische vorm” van werkloosheidsvoorziening, het wacht-
geld, in ‘ere worde hersteld.
– ‘s-Gravenhage.
SLOTEMAKER7.
914
I
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12
December 1951
Het kernprobleem van het rechtsherstel nopens effecten
Het begrip ,,rechtstreekse verkrjgilig” in de beurshandel.
Wij gaan thans een onderzoek instellen naar de vraag,
in hoeverre toepassing van de gehoudenheidsregel van
art. 53 lid
5
Besluit herstel rechtsverkeer in aanmerking
komt, met betrekking tot degenen, die rechtstreeks ver
–
kregen van een roofinstelling of handlanger, of die bij
een zodanige rechtstreekse verkrijging bemiddeling ver-
leenden. Het verdient dan allereerst aanbeveling, wat meer
klaarheid te brengen ten öpzichte van het begrip ,,recht-
streekse verkrijging”. Aangezien het gaat om verkrjgingen
ter beurze,
spelen de bijzonderheden van de beurshandel
bij
•
het vaststellen van de betekenis van dat begrip een
belangrijke rol. Het is nI., wanneer men deze bijzonder-
heden niet kent, niet altijd gemakkelijk uit te maken, of
men al dan niet met een. rechtstreekse verkrijging ter
beurze te doen heeft.
Het is wel eens betoogd, dat de’wetgever met de inart.
53 herhaaldelijk gebruikte term ,,verkrijging” op het oog
gehad heeft de
koop.
Het zou dan dus voor de beoor-
deling vande goede trouw slechts aankomen op het tijd-
stip, waarop de transactie tot stand kwam,
terwijl
de
levering
van het stuk, welke gewoonlijk enige dagen later
plaatsvindt, daarbij geen rol zou spelen. Het behoeft m.i.
geen verwondering te wekken, dat deze argumentatie in
de rechtspraak geen weerklank heeft gevonden
2).
Naar
algemeen juridisch spraakgebruik is juist de
levering
de
verkrijging, of is althans de verkrijging eerst met de levering
voltooid. Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat
in art. 53 met verkrijging iets anders zou zijn bedoeld.
In beginsel – en de meergemelde bepaling omtrent ge-
houdenheid nu even buiten beschouwing gelaten – komt
het er dus op aan, of de kopende commissionnair te
goeder trouw was op het tijdstip der levering. En nu is
het wel waar, dat de beantwoording dezér vraag in vele gevallen afhankelijk zal zijn van het al dan niet bestaan
van goede trouw op het moment der transactie. Zulks
behoeft echter niet’te allen tijde het geval te zijn. Men
verlieze niet uit het oog, dat de koop van een effect ter
beurze een genus-koop is. De specificatie van het gekochte
valt gewoonlijk
–
samen met het tijdstip der levering. De
mogelijkheid bestaat dus, dat de comrnissionnair, die te
goeder trouw
kocht,
eerst daarna argwaan omtrent de
herkomst van het stuk kreeg of behoorde te krijgen.
Thans de hiermede samenhangende vraag, wat te ver
–
staan is onder
rechtstreekse
verkrijging. Het komt veel- –
vuldig voor, dat de levering van een ter beurze gekocht
stuk niet geschiedt door degeen, die bij de aankoop-
transactie als tegenpartij van de kopende commissionnair
optrad, doch
door een ander lid van de Vereeniging voor
den Effectenhandel. Men zegt dan, dat de bedoelde tegen-
partij ,,het adres van een medelid verleent”, of ook wel,
dat hij ,,overwijzing” doet op een niedelid. De kopende
comniissionnair verkrijgt dan dus (q.q.) de eigendom
niet van zijn tegenpartij, doch van het medelid: hij ver-
krijgt
rechtstreeks
van het medelid.
Voorfs komt het voor, dat de effectenhandelaar, die
een aankooporder van een cliënt heeft gekregen, niet zelf
koopt, doch de order doet uitvoeren door een collega,
een
onder-lasihebber
dus. Vooral voor buiten Amsterdam
gevestigde effectenfirma’s en bankiers is dit de gebruikélijke
figuur. Ook de verkope’nde commissionnair kan een (onder-)
‘)
Het eerste deel van dit artikel werd gepubliceerd in ,,E.-5.B.” van 5
December 1951.
‘) Zie bij’. de hierna in de tekst te bespreken beslissing inzakc Frankç.
huisjKleyn.
lasthebber inschakelen. Het is duidelijk, dat al deze last-
gevingsverhoudingen geen afbreuk kunnen doen aan het
rechtstreekse karakter der verkrjging: niet de lasthebber
verkrjgt, doch de lastgever. De verkrjging komt dus
rechtstreeks tot stand (de mogelijkheid van adresverlening
nu even buiten beschouwing gelaten) tussen degenen, die
aan de beide uiteinden van de keten staan.
Gecompliceerder wordt de situatie, wanneer een
hoek-
– man
als tussenpersoon optrçedt. De hoekman krijgt ener-
zijds verkooporders van medleden, die willen verkopen,
anderzijds aankooporders van medeleden, die willen kopen.
Is hij lasthebber – zowel van de kopende als van de, ver-S
kopende commissionnair of is hij zelfstandig tussen-
persoon, die voor eigen rekening koopt en verkoopt? Is
dit laatste het geval, dan verkrijgt de, koper van de hoekman
(tenminste als deze ook zlf
levert)
en dus niet van degeen,
die de hoekman zijn verkooporder opgaf. Het is duidelijk,
dat deze vraag groot practisch belang heeft, vooral ook
in verband met de toerekening van gemis aan goede trouw
bij lasthebbers – en dus ook bij onderlasthebbers – aan
de opdrachtgever. Is de ‘hoekman, die een rechtstreeks
van een roofinstelling afkomstig stuk levert, lasthebber,
dan vitieert dit de verkrjging van de koper, is hij tegen-partij, dan behoeft zulks niet het geval te zijn.
De rechtspositie van de hoekman is moeilijk vast te
stellen. Hij schijnt een grensgeval te zijn, dat men zowel
onder de éne als onder de andere juridische constructie
zou kunnen ‘classificeren. De ter beurze gebruikelijke
terminologie (,courtage”, ,,kooporders”) wijst er op
‘aldus de Afdeling Effectenregistratie in haar hierna te be-
spreken beslissing inzakeFrankenhuis/Kleyn —’ dat hij
oorspronkelijk als lasthebber van zijn mëdeleden optrad.
Daar staat echter tegenover, dat hij bij de uitvoering van de
,,orders” k6ersrisico loopt. Deze factor heeft voor het ge-noemde college de doorslag gegeven: het beschouwt hem
als de wederpartij van de kopende commissionnair, als
de verkoper dus. Dit impliceert echter allerminst’, dat het
laatste, woord hierover zou zijn gesproken. Voor zover
mij bekend, heeft de Afdeling Rechtspraak zich tot dus-
verre niet uitdrukkelijk omtrent ,dit punt uitgelaten.
Verschillende wijzen van verkrjging ter beurze.
Uit het voorgaande blijkt reeds, dat de verkrjging ter
beurze rechtstreeks van een roofinstelling, met name vah
Liro (waarmede.— zoals wij gezien hebben – voor de beoor-
deling van de goede trouwde verkrijging rechtstreeks van een
handlanger in het algemeen gelijk zal staan) op verschillende
wijzen kon plaatsvinden. In de eerste plaats bestond de
mogelijkheid, dat door Liro zelve een aanbod tot verkoop
werd gedaan in een zgn. ,,open hoek”
3),
en dat de kopende
conimissionnair daarop inging. In even grote mate recht-
streeks is de verkrijging, die op de tegenovergestelde wijze
in haar werk gaat: de kopende commissionnair doet een
aanbod tot koop in een open hoek en naar aanleiding
daarvan wordt hem — om van de beursterminologie ge-
bruik te maken — door Liro een stuk ,,aangelapt”. In
de meeste gevallen – vooral tijdens de latere bezettings-
jaren, toen Liro in verband met een verandering van tactiek
bij voorkeur niet meer rechtstreeks tef beurze opereerde –
kwam echter de verkrjging rechtstreeks van Liro op geheel
andere wijze tot stand: de kopende commissionnair gaf
zijn order op aân een hoekman, doch ten gevolge van
‘)
Ireen open hoek vindt de handel rechtstreeks plaats tussen kopende en
verkopende commission,iair, dus niet door tussenkomst van çen hoekmn,
zoals in een gesloten boek het eval js,
12 December 1951
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9Î5
diens,,overwijzing” op Liro vond levering plaats door deze
laatste instelling. Aangezien – zoals wij gezien hebben –
het begrip ,,verkrjging” niet slaat op de
koop,
doch op de
levering,
werd ook in dit geval rechtstreeks van Liro ver-
kregen. Tenslotte bestaat de mogelijkheid, dat de kopende
commissionnair en degeen, die in opdracht van Liro als
verkoper optrad, één en de zelfde persoon waren (zgn.
,,in elkaar gesloten posten”).
De gang van zaken, die zojuist als de meest gebruikelijke
werd gekenschetst, het geval dus, dat de hoekman het
adres van Liro verleent, schijnt zich op het eerste gezicht
wel het meest te lenen voor een beroep op de gehouden-
heid van ait. 53 lid5. Hier immers behoefde de kopende
commissionnair nog ten tijde der transactie gewoonlijk
niet de minste achterdocht te koesteren; eerst op het tijd-
stip der ,,overwijzing” bleek, waar het gekochte effect
vandaan kwam.
Ii
dit verband echter dieflt er reeds thans
de aandacht op te worden gevestigd, dat de .kopende
commissionnair met levering door een ander dan zijn tegen-
partij bij de transactie, dan de verkoper dus, geen genoe-
gen behoeft te nemen: hij is
blijkens
art. 7 van het ,,Regle-
ment voor den Effectenhandel” bevoegd de ,,overwijzing”
of ,,adresverlening” te weigeren. Het is overigens duidelijk,
dat hem dit in de meeste gevallen niet veel geholpen zou
hebben. De hoekman kon dan immers de levering door Liro zelf in ontvangst nemen en vervolgens de stukken
aan de koper doorleveren. Genoemd art. 7 heeft dan ook voor de Afdeling Effectenregistratie geen aanleiding ge-vormd, toen zij geroepen werd in een eigendomsgeschil,
waarbij de laatstbedoelde situatie aan de orde was, haar
oordeel te geven, het beroep op de gehoudenheid van
art. 53 lid 5 te verwerpen. Aangezien dit – uitvoerig
gemotiveerde – vonnis (gewezen in de procedure Franken-
huis/Kleyn
4))
– voor zover ik heb kunnen nagaan –
vQotalsflog een van de zeer weinige is, waarin de vraag
van toepasselijkheid van art.
53
lid
5
op de onderhavige
casuspositie wordt beantwoord, zij het mij. vergund, op
deze procedure wat nader in te gaan.
De beslissing inzake Frankenhuis/Kleyn.
– Na allereerst te hebben overwogen, dat, nu 1et wettelijk
• vermoeden van goede trouw in verband met de verkrijging rechtstreeks van Liro is ontzenuwd, de bewijslast ten aan-
– zien van de gehoudenheidskwestie rust op de tegenwoordige
bezitter, constateert het genoemde college, dat in de ge-
schetste situatie (overwijzing door een hoekman op Liro)
het bestaan van zodanige gehoudenheid in beginsel inder-
daad moet worden aangenomen; de reglementaire bepa-
ling, krachtens welke de voor de verkrjger optredende last-
hebber niet verplicht is, ‘de adresverlening bij Liro te aanvaarden, staat daaraan naar zijn oordeel niet in de
weg, ondat de gehoudenheidsfactor betrekking heeft op
het stuk,
en niet op .de persoon, die het stuk leverde. Dat
desondanks de tegenwoordige bezitter in casu het onder-
spit moest delven, is een gevolg van de omstandigheid,
dat de lasthebber overbodigljk zijn order had geplaatst bij een N.S.B.-hoekman, die – naar in beurskringen al-
gemeen bekend was – door de roofinstanties met orders
werd gefavoriseerd. Dit was – aldus het genoemde college
– een handeling van de lasthebber, waartoe hij niet ge-
houden was en waarvan heni een ernstig verwijt kan wôr-
den gemaakt, zodat de gehoudenheid, welke uit die hande-
ling voortvloeide, niet als disculpatiegrond dienst kan
doen. Ten gevolge van deze laatste omstandigheid (t.w.
dat het gemis aan goede trouw reeds véér de levering,
ni. ten tijde der
transactie,
bestond, aangezien deze laatste
was tot stand gekomen met een ,,handlanger”) is helaas
de vraag van de gehoudenheid in de beslissing der Afdeling
Beslissing van 23 Februari 1948. Na-oorlogse Rechlspraak no 1235.
In (lezelfde zin Afd. Elïectenregistratie 27 Februari 1951 • Rech(sherstel no 129.
Rechtspraak, welke dit vonnis bevestigt, niet ter toetsing
gekomen
5).
Het begrip ,,gehoudenheid” in rechtspraak en literatuur.
Ook in andere beslissingen van de Afdeling Recht-
spraak is geen antwoord te vinden op de vraag, hoe dit
college denkt over de gehoudenheid van art. 53 lid 5. in
de zaak Vis-Dirkzwager wordt overwogen, dat ,,in het
algemeen de
mogelijkheid
bestaat, dat rechtstreeks van
Liro verkregen is en dat men in dat geval aanvullend be-
wijs zou wensen”
8);
i.c. had echter de gedepossedeerde
zelfs niet gesteld,
dat de effectenhandelaar, die de stukken
geleverd had, als roofinstelling of handlanger moest worden
beschouwd, zodat de Raad hier geen ,,korte-ketting-
geval” aanwezig achtte. Uit de geciteerde overweging is
dan ook niet méér.op te maken, dan dat de Raad – wan-
neer zo’n geval zich wèl zou voordoen – het voor de
beoordeling van één beroep op de gehoudenheid wellicht
noodzakelijk zou achten over meer gegevens ten opzichte
van de gang van zaken te beschikken dan in de normale
regelmatig-beursverkeer-gevallen
7).
De gegrondheid van
deze door de Raad – uitgesproken verwachting schijnt
moeilijk voor betwisting vatbaar.
Dat overigens het probleem der gehoudenheid’ook bij
– rechtstreekse verkrjging van
anderen
dan Liro en haar
handlangers een rol kan gaan spelen, blijkt uit een be-
slissing der Afdeling Rechtspraak yan 24 October 1949
8),
waarin nI. wordt overwogen, ,,dat de vraag k’an rijzen of
reeds de vermelding van de N.V. Bankierskantoor M. van
Embden (van welke N.V. de Duitser H. M. Stein de Ver-
walter was) als feitelijke leveraar van het effect niet voor
de Afdeling Effectenregistratie reden had kunnen zijn om niet zonder meer de goede trouw van Borghols (de tegen-
woordige bezitter) aan te nemen……. De vraag wordt
niet beantwoord, omdat zulks in dat stadiumvoor de be-
rechting van het geschil niet noodzakelijk blijkt. Het stellen
van de vraag op zich zelf echter opent reeds wijde per-
spectieven. immers, wanTeer alle gevallen, waarin ver
–
kregen werd van een onder Verwaltung staande instelling,
als korte-ketting-gevallen worden aangemerkt, dan zou
zulks een aanmerkelijke uitbreiding kunnen betekenen
van de ex art. 59 2e lid sub b aansprakelijke tussenschakels
en medeplichtigen. Echter, zoals gezegd, ook de vraag of
• het al dan niet tot deze uitbreiding zal komen, is voor-
,alsnog open gebleven.
Uit het voorgaande blijkt wel, dat de jurisprudentie van
de Afdeling Rechtspraak voor het vaststellen van de be-
tekenis der gehoudenheidsbepaling itt korte-ketting-ge-
vallen niet voldoende aanknopingspunten biedt. In de
literatuur vindt men, met name door De Grooth
9),
om-
trent de betekenis in het algemeen van het gehoudenheids-
begrip de opvatting verkondigd, dat men hierbij moet
denken aan het bestaan van een
rechtsplicht,
en wel een
verplichting volgens het
werkeljjke
recht, niet volgens
het zgn. ,,bezettingsrecht”. Deze theorie, welke tot het
resultaat leidt, da een beroep op gehoudenheid nooit zou
opgaan (er bestaat immers volgens werkelijk recht nooit
‘)
Beslissing van 14 November 1949, N.O.R. no 1588. Bij oppervlakkige
lezing van de overwegingen dezer beslissiiig zou men wellicht geneigd zijn,
hierover anders te denken. Naar aanleiding van appellant’s betoog, dat bij
weigering van de overzetting dezelfde stukken toch geleverd zouden zijn, doch
dan via de hoekman, overweegt nI. de Raad, dat de voor de verkrijger optre-
dende lasthebster, ,,indien zij voormeld gevolg van haar weigering om de effecten aan te nemen zou hebben’voorzien, ook bij de latere aanvaarding
van de effecten uit handen van…. (de hoekman) niet te goeder trouw zou zijn
geweest”. Wanneer men echter bedenkt, dat deze overweging betrekking heeft
op appellant’s grief, dat in het vonnis.a-quo het vermoeden van goede trouw
ten onrechte buiten toepassing svas gelaten, dan beseft men, dat men daarin
geen beantwoording van het in de appèl-procedure niet aanhangig gemaakte
gehoudenheidsyraagstuk mag lezen.
‘) Beslissing van 17 October 1949, N.O.R. no 1565.
‘) Anders De Grooth in zijn hierna in de tekst nog ter sprake’komend
artikel in W.P.N.R. (no 4116, blz. 576), die meent, dat de Raad hier implicite
te kennen gegeven zou hebben, dat een beroep op gehoudenheid.. . . nooit
kan opgaan.
5)
N.O.R. no 1563:
‘) Prof. Mr G. de Grooth, ,,De effectenregistratie middel tot weigering van
rechtsherstel?”, W.P.N.R. 1949 nos 4114 e.v.
916
ECONOMISCH-STATISTISCHE ÈERJCHTEN
12 December 1951
een verplichting, een geroofd stuk als goede levering te
aanvaarden) is door §chrijver dezes bestreden
10).
Hoog-
stens kan hier gedacht zijti aan een verplichting kraihtens
bezettingsrecht, krachtèns het hier te lande
tijdens
de be-
zetting geldende positieve recht dus, ook al was dat naar
det algemene rechtsovertuiging der beschaafde volken als
onrecht aan te merken.
,,Feiteljjke gehouden/zeid”.
Het wil mij overigens voorkomen, dat ook deze laatste
opvatting, krachtens welke onder gehoudenheid zou zijn
te verstaan een , ,verlichting krachtens bezettingsrecht’
nièt houdbaar zal blijken. Immers, bestaat er wel ooit een
zuiver juridische verplichting, een ,,obligatio stricti
juris”, om iets te ,,verkrijgen”, m.a.w: om iets, dat men
gekocht heeft, te aanvâarden? Op enkele, thans niet ter zake doende, uitzonderingen na moet,deze vraag onge-
twijfeld ontkennend worden beantwoord: de kopér is
verplicht de koopprijs te betalen, doch een rechtsplicht
om mede te werken aan de levering, m.a.w. om het ge-
kochte in ontvangst te nemen, rust op hem stellig niet.
Zou men onder gehoudenheid een verplichting in strikt
juridische zin willen verstaan, dan komt men dus ook
bij verwerping van De Grooth’s standpunt tot de conclusie,
dat een beroep op de betrokken bepaling dus steeds
illusoir zal zijn.
Hierbij komt nog het volgende. Gesteld al, dat er naar
bezettingsrecht wèl een rechtsplicht om te verkrijgen zou
kunnen bestaan, wat zou dan de ratio zijn der bepaling?
Waarom zou een gemis aan goede trouw worden goed ge-
maakt door een verplichting, welke slechts bestaat kiach-
tens bezettingsrecht, zulks ondanks het feit,’dat het be-
zettingsrecht öp dat punt door alle wèldenkenden als
onrecht wordt beschouwd? Toch alleen, omdat het be-
staan van die verplichting de betrokkenen
noopte,
om
dienovereenkomstig te handelen. Hij
kon
niet anders,
handelen in strijd met de verplichting was redeljkerwijze niet van hem te vergen. Het is dus in feite niet de rechts-
plicht op zich’ zelf (aangenomen, dat zij zou bestaan),
doch de uit die rechtsplicht voor de betrokkenen voort-
spruitende
noodtoestand,
welke als disculpatiegrond dienst
doet. Wanneer men zich dat realiseert, dan wordt het
duidelijk, dat ,,gehoudenheid” iets geheel anders betekent
dan ,,juridische verplichting”. Het is een
feitel jjk
ge-
houdenheidsbegrip, hetwelk betrekking heeft op gevallen
waarin men een handelen in strijd met de ter beurze
geldende reglementen en gebruiken in redelijkheid van de betrokkene niet mocht vërwachten.
Het staat uiteraard nog allerminst vast, dat de Af-
deling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel
te zijner tijd de vraag van de gehoudenheid in de hier ver-dedigde zin zal beantwoorden. Het zou mij zelfs niet ver-
wonderen, indien het genoemde college deze vraag voor-loig nog geheel en al onbeantwoord laat. In vele gevallen
bestaat ni. de mogelijkheid, het resultaat, waartoe mijn
redenering leidt, langs andere, veel eenvoudiger weg te
bereiken. Deze mogelijkheid is gelegen in een veelvuldige
toepassing van de in het slot der bepaling vervatte ,,escape
clause”, krachtens welke immers kan worden geoordeeld,
dat de betrokkene zich om bijzondere redenen ondanks
de gehoudenheid anders had moeten gedragen. Hier is
eigenlijk het door mij verdedigde redelijkheidsbeginsel
al met zoveel woorden in de wet vastgelegd. Acht de Raad
het
redelijk,
dat in het hem voorgelegde geval de betrok-‘kene zich aan de toepasselijke reglementen en gebruiken
niet gestoord had, dan kan hij de vraag, of ,,gehoudenheid”
bestond, rustig in het midden laten. Immers, voor zover
gehoudenheid zou bestaan, zal het college ,,bijzondere
“)
In W.PN.R. 1950, no 4134.
“) Aldus bijv. de beslissing der Afd. Rechtspraak van 5 Maart 1951, Rechts-
herstel no 51150, welke echter niet betrekking had op een ,,korte-ketting-
geval”. –
redenen” aanwezig achten, en uit dien hoofde het beroep
op de bepaling desondanks verwerpen
11).
Hoe men de zaak ook keert of wendt, het zal er dûs
‘telkenmale, dat een beroep op deze bepaling aan de ordé
is, op aan komen, wat onder de in dat concrete geval
bestaande omstandigheden
redelijk
is. En aldus zal ook
op dit punt datgene gelden, wat eigenlijk een der grond-
gedachten ‘van ons gehele rechtsherstelsysteem is: wie
desbewust aan de ontrechting van zijn landgenoten heeft
meegewerkt, zal het geleden onrecht moeten goed maken,
zulks tenzij hij kan aantonen,
noodgedwongén
te hebben
gehandeld; bij de beoordeling van dit laatste mag van hem
geen ,,heldenmoed of dwaasheid” worden gevergd, doch
wèl, dat hij getoond heeft zoyeel ruggegraat te bezitten
als van een zich zelf respecterend Nederlander te ver
–
wachten was.
Casuistiek.
Waartoe zal nu dit redelijkheidsbeginsel, toegepast op
de verkrijgingen ter beurze rechtstreeks van roofinstel-
lingen of handlangers, leiden? Wanneer zal men kunnen
zeggen, dat hij, die rechtstreeks van Liro verkreeg, of die
aan zulk een verkrijging medewèrkte, zich in een dwang-
positie bevond,’ zulks in dier voege, dat anders handelen
niet te vergen ware? Het schijnt welhaast ondenkbaar, dat
op deze vraag een antwoord van algemene strekking te
geven zal zijn.Jn elk geval zal de wijze van verkrijging
telkenmale moeten worden bloot gelegd. Het is immers
niet aannemelijk, dat de verschillende wijzen, waarop
rechtstreeks van de roofinstelling of handlanger kon
worden verkregen (hierboven omschreven), over één kam
zullen wordén geschoren.
Het is niet uitgesloten, dat de Afdeling Rechtspraak
in gevallen, waarin de hoekman het adres van Liro heeft
verleend, op het voetspoor van de Afdeling Effecten-
registratiê, het beroep op gehoudënheid
in beginsel
zal toe-
laten. Doch dan zal het ongetwijfeld ‘voor de eisende
partij toch weer in vele gevallen mogelijk zijn, bijzondere
omstandigheden aan te tonen, welke in casu aan een
honorering van dat beroep in de weg staan. De feiten van de
procedure Frankenhuis/Kleyn leveren daarvan een spre-
kend voorbeeld op.
Wellicht zal voorts de Afdeling Rechtspraak van oordeel
blijken, dat bij verkrijging in open hoek het beroep op
gehoudenheid
in beginsel op
gaat, indien het stuk na een
openbaar aanbod tot koôp werd ,,aangelapt” door Liro, doch niet, indien de’ transactie tot stand kwam, doordat de kopende commissionnair uit eigen beweging op een
aanbod van Liro inging. Doch dan zal telkenmale moeten
blijken, op welke wijze de verkrijging in open hoek heeft
plaats gevonden, hetgeen echter veelal niet meer te recon-
strueren zal zijn. In dit laatste geval zal de ônzekerheid
omtrent het feitelijk verloop van zaken in het nadeel
werken van degeen, die zich op gehoudenheid beroept,
aangezien de bewijslast te dien aanzien op hem rust. En
voorts zal ook hier weer de mogelijkheid bestaan, dat op grond van bijzondere omstandigheden anders wordt ge-
oordeeld.
En wat tenslotte de ,,in elkaar gesloten posten” van de
voor Liro optredende commissionnair betreft: de Afdeling
Rechtspraak zal stellig
in beginsel
niet bereid zijn, hier
gehoudenheid tot verkrijging ‘aanwezig te achten. De be-
wering, dat hij
noodgedtvongen
voor rekening van zijn andere
cliënten als ,,koper” van door hem zelf in het verkeer
gebrachte Liro-stukken optrad, schijnt in het algemeen
al heel weinig aannemelijk. Tch is’ het niet geheel ondenk-
baar, dat een zodanige lasthebber onder bepaalde om-
stand igheden dermaté ondér druk stond van de bedoelde
roofinstelling, dat hem van toegeven aan die druk geen ver-
wijt is te maken. Hij zou kunnen betogen, dat hij door
dreigementen gedwongen was, de opdracht te aanvaarden,
Belangrijke publicaties
van hét
Centraal Bureau voor de Statistiek
uitgegeven door
Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V. – Utrecht.
Rembrandtkade 35
Giro 57071
Tel. 10345
(ook verkrijgbaarbij de boekhandel)
Belastingdruk
in.Nederiend 1946/1947
f.
3,90
idem
1948
f.
3,90
idem
1949
.
f.
3,90
idem
1950
.
4,50
Beroepskeuze
en perscmeelsselectie (Voorlichting bij
-) 1943
f.
0,26
idem
1945
f.
0,65
idem
.
1946
1
0,90
idem
1947
f.
0,90
idem
1948
f.
1,-
idem
.
1949
f.
1,40
Bevolking der Oeneenten
van Nederland
1944/1946
f.
0,90
idem
.
1946/1947
f.
0,90
idem
1948/1949
f.
0,90
idem
1950
f.
.
0,90
idem 1951
f.
1,10
Beurtvaart
in Nederland ï946
f.
1,30
idem
1947
2.50
idem
1948
.
f.
2,50
idem
1949
f.
2,50
Bevoegdheden der leerkrachten
bij het geon, uitgebreid ge-
woon en buitengewoon Jager onderwijs 1940
f.
0,90
Binnenvloot
(Grootte en sa,nenstè)ling v.d. Nederlandse-)1947
f.
6,-
idem
1948
f.
3,90
idem
1949
f.
3,90
idem
.
•1950:
f
2,-
Bouwbedrijvigheid
en.
bouwmaterialen 1951
f.
8, 20
losse nos
1.
0,84
Branden
1950
2
9) Conjunctuur (Monografieen van de Nederlandse -)
no 6 liet internationale economische leven 1913/1946
no 7 liet nationale inkomen van Nederland
1921/1939
no 8 De nationale jaarrekeningen; doe]einden,
problemen, resultaten
1938, 1946/1947
10) Criminele
politiele statistiek 1951
Losse nos
11) Criminele statistiek,
gevangenisstatistiek en statistiek
van de kinderwetten
1941/1943.
idem
1946/ 1947
12) Electriciteitsstatistlek
1946
idem
1947
idem
1948
13) Filmwezen 1950
14)
Gas
en electriciteit
voor huishoudelijk gebruik (Prijzen van -)
mcl. supplementen 1947
idem
1948
15) Gemeentefinancien
1944/1946
idem
1947/1949
16) Goederenvervoer
door de Ned.Spoorwegen 1949
17) Gezinsvernrging
en gezinshulp 1946
idem
1947
idem
1948
18) Hoger onderwijs
1937/1938 – 1947/1948
19) Huishoudrekeningen
van hoofd- en handenarbeiders in enkele
grote, middelgrote en kleine steden
(kwartasluitgave)
1946
idem
1947
idem
1948
idem
1949
idem
1950
losse nos
20) Huishoudrekeningen
van 79 landarbeidersgezinnen 1948
21) Huwelijken,
geboorte, sterfte (Maandelijks overzicht) 1951
losse nos
–
22) Internationale
binnenvaart 1948
3
Jaarcijfers
voor
Nederlands
1947/1949
f.
15,-
Justitiele
en faillissementsstatistiek
1943
f.
2,90
idem
1946
en
1947
f.
3,75
idem
1948
f.
4,25
idem
1949
1.
4,25
Kinderbescherming
1949
f.
1,25
Kleuteronderwijs
1947
f.
1,50
idem
1948
f.
0,85
idem
1950
f.
1,50
Kroniek der oorlogsjaren
(econ.
en soc.
-)
1940/1945
f,
12,50
Kroniek
(economische en Sociale-)
1948 (5
af!.)
f.
10,-
losse nos
f.
2,50
Kruidenierswaren
en aanverwante artikelen (lledi-ijfs-
kostenstatistiek v.d.
groothandel in-)
1942/1943
f.
1,25
idem
1946
f.
1,50
idem
1947
f.
2,90
idem
1948
f.
2,90
Lager
onderwijs
(Buitengewoon-)
1939-1947
f.
1,40
idem
1948/1949
–
1950/1951
f.
1,25
Lagere scholen
1949
(Van gemeentewege per leerling beschik-
baar gestelde bedragen ter bestrijding van de materiële
exploitatiekosten der -)
f.
0,90
idem
1950
f.
1,-
Landbouw
(lledrijfsgrootte en eigendomsverhouding in de-)
1948
f.
5,90
Land-
en
tuinbouw
1949
.
f.
4,-
idem
1950
f.
5,-
Land- en tuinbouwonderwljs
1940/1941
1946/1947.
f.
2,10
Levensmiddelenkaarten
(Uitgereikte -)
1948
f.
1,10
Lonen
1948 (4
afleveringen per
•
jaar)
f.
8,-
idem
1949
.
f.
8,-
idem
1950
.
f.
8,
–
losse nos
f.
2,
–
idem
1951
f.
8,30
losse nos
.
f.
2,10
4
Lonen
en andere arbeidsvoorwaarden (Regelingen van -)
1947
f.
5, 50
idem
1948
f.
5,50
idem
1949
1.
5, 50
idem
1950
f.
6,50
Lonen
(Verdiende -)
1946
f.
2
1
Loop der bevolking
1941
(tabellen)
Luchthavens (Nederlandse-) 1949
f.
1,50
Maandsdirift
v/hC.B.S.
1948
.
f.
30,-
idem
.
1949
f.
30,
idem
1950
..
f.
30,-
idem
1951
.
f.
30,-
losse nos
Maandstatistiek v.d. in-, uit- en doorvoer per goederen-
soort
‘
1948
.
f.
25,-
idem
1949
f.
25,-
idem
1950
f.
25,-
idem
1951
f.
25,60
losse nos jrg.
1948/1950
f.
2,50
1951
.
‘
f.
2,66
Maandstatistiek v,d. in-, uit- en doorvoer per land
1948
f.
10,-
idem
‘
‘
1949
f.
10,7
idem
‘
1950
f.
10,-
idem
:
1951
f.
10,30
losse nos jrg.
1948
t/m
1950
‘
.
1,-
1951
.
‘
f.
‘
1,08
Maandstatistiek v.d. anevaart en het havenverkeer
1950
f.
10
‘losse nos
.
f
1,-
idem
,
.
1951
f.
10,90
losse nos
f.
1,08
Maandstatistiek deel ZH
1946
f.
3,50
idem
1947
.
f.
3
.
50
idem
1948
f.
3,50
idem
1949
.
f.
3,50
Maandoverzicht v.d
int.handel en het verkeer (beknopt)
1950
f.
7,50
idem
1951
f.
.7,65
losse nos
1950
f.
0,75
1951
f.
0,79
5
47)’Metaalindustrie
(Kwartaalbericht)
1949/1950
£
4,50
losse nos
f.
0,90
48)
Migratie (aiitenlandse-)
1948/1949
S
f.
2,60
49)
Motorrijtuigen
op 1 Aug. 1947
f.
6,-
idem
1949
f.
6,
idem
1950
‘
f.
6,
50)
Naamlijst
(.d.statistiek van in-, uit- en doorvoer)
1948
f.
4,65
51)
Naamlijst van producten van agrarische herkomst
f.
2,-
52)
Naturalisaties
1946/1949
f.
0,80
53)
Nederlandse jeugd
en haar onderwijs 1947 f.
0,60
54)
Nederlandse koopvaardijvloot
(Samenstelling v.d.-)
1946
f.
6-
idem
1947
f.
6,
–
idem
1948
f.
3,-
idem
1949
f.
3,
55)
Nederlandse
melk- en mivelproductie
(Statistische gegevens
over de-) 1933/1948
f.
1,25
56)
Nijverheidsonderwijs
1946/1947
–
1948/1949
‘
f.
6,
50
57)
Nijverheidsonderwijs:
de bevoegdheden der leerkrachten
1946/1947
f.
1,60
58)
Nijverheidsonderwijs:
jongens 1938/1939
–
1946/1947
f.
4,
–
59)
Nijverheidsonderwijs:
meisjes 1938/1939
–
1946/1947
f.
2,-
60)
Nijverheidsonderwijs:
leraren en leraressen 1938/1939
–
1945/1946
f.
1,-
6Ï)
Nijverheidsonderwijs:
vacatures 1947/1948
f.
0,75
Onderwijs
(gewoon, Voortgezet gewoon en uitgebreid lager)
1939/1948
f.
6,90
Onderwij2nrsopleiding
1947/1948 – 1948/1949
S
f.
1,40
idem
1949/1950
–
1950/1951
f.
2,90
Onderaekingen
(Statistische en econome trische-)
(kwartaaluitgave)
1948
‘
f.
5,-
idem
1949
f.
5,-
idem
1950
f.
5,-
idem
1951
f.
5,25
losse nos 1948 t/in 1950
S
f.
1,50
losse nos 1951
f.
1,56
6
Overheidsuitgaven
voor onderwijs, kunst en wetenschap 1946
f.
2,75
idem
1947
f.
1,50
idem
1948
f.
1,50
Pachtprljzen
1948/1949
f.
1,50
idem
1949/1950
f.
1,75
Personenvervoer
1946/1947
f.
1,75
>
Pootaardappelteelt
1950/19 51
f.
1,15
Provinciale
financiën 1948/1949
f.
1,30
idem
1950
f.
1,75
Rijksdienst
(Burgerlijk personeel
in-)
1949
f.
4,-
Rijksfinancién
1945/1949
f.
11,90
Scheepvaart
van
Nederland op
het buitenland
1946
f.
10,-
Scheepvaartbeweging in Nederland 1946
f.
7,-
idem
1947
f.
4,50
idem
1948
f.
4,50
idem
1949
f.
3,-
Schipperskinderen
(onderwijs aan-)
1943
f,
1,-
idem
1947
.
f.
0,90
1948/1949
.
f…
0,75
Schriftelijk
onderwijs 1947 f.
0,60
Sociale (astandigheden der studenten
1947/1948
f.
1,50
Sociale zorg 1948
.
f.
5,50
Spaarbanken over 1943/1946
f.
2,50
idem
1947
f.
2,50
idem
1948
.
f.
2,50
idem
1949
f.
2,50
Sterftetafels 1947/1949
f.
2,50
Sterftetafels
(Bijlage)
1947/1949
f.
.
1, 50
Tabaksfabrikaten
en aanverwante artikelen (Bedrij fskosten-
stat.
v.d.
grôothandel
in-)
1948
f.
2,10
Textielgoederen
(Bedrij fskosteristatistiek v.d. grooth. in-)
1948
1.
2,75
Vakbeweging (Osvang der
-)
1948
f.
3,90
idem
1949
f.
3,90
idem
1950
f’
3,90
7
Verkeer en vervoer
(Maandstatistiek v.h. -)
1951
f.
15.20
losse nos
f
1,56
Verkeersongevallen
1947/1948
f.
2,50
Verkeerstellingen
Rijkswaterstaat 1945/1947
f.
8,-
idem
1947/1948
f.
2,50
idem
1948/1949
‘1.
4,50
Verkeerswaarneniingen
(alg.
3-jaar).) Rijkswaterstaat
1946
f.
10,-
Verkiezingen
1946 (Tweede Kamer, Prov. Staten
en Gemeenteraden)
f.
4,
–
idem
1948 (Tweede Kamer der Staten-Generaal)
f.
2,90
idem
1949 (Gemeenteraden)
f.
4,50
idem
1950 (Prov.
Staten).
f.
2,50
Vermakelijkheidsinstellingen
(Bezoek aan-)
1940/1941
..
f.
0,26
idem
1949
,
f.
0,60
idem
1950
f.
0,90
Visserij
(Gegevens)
1930/1948
f.
1,80
Visserijproducten
(Aanvoer, verbruik en prijzen
van -)
1946/1950
f.
2,-
Visserij
(Nederlandse-)
1950
‘
f.
3,-
Volkstelling ennex woaingtelling
1947
Serie A:
dl
3 Woning- en gezinste]ling
f.
7,50
dl 5 Academisch gegradueerden
f.
3,75
Serie 8:
dl
1:
Plaatselijke indeling
.
f.
11
1
–
dl
2:
Woning- en gezinstelling
f.
3,90
dl’3:
Gestichtsbevolking
f.
4,25
dl
5:
Kerkelijke gezindten
‘
.
f.
5,50
Alphabetische lijst van namen van plaatsen enz.
f.
3,25
Voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs
1947/1948
f.
5,-
idem
1948/1949
f.
2,-
idem
1949/1950
f.
0,60
Voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs 1949/1950
(Enkele voorlopige cijfers)
.
f.
0,60
Vreemdelingenverkeer
1946
f.
1,
–
idem
1947
f.
1,
–
8
Vrije jeugdvorming
1946
idem
1947
idem
1948
idem
1949
idem
1950
Werkstakingen en uitsluitingen
1946
idem
1947
idem
1948
idem
1949
idem
1950
Zakboek
(Statistisch-) 1947/1948
1949
1950
Zeevaart 1948
Zoetwaren
en aanverwante artikejen (J3edrijfskostenstatistiek
v.d. groothandel in-) 1947
f. 1,25
f. 2,15
f.
1,50
f.
1,90
f. 2,25
f. 0,35
f. 0,50
f. 1,-
. .1,15
f. 1,30
f.
3,90
f. 3,90
f. 4,50
f.
1,75
f. 1,20
Publicaties Centraal Planbureau
De vraag naar cosumptiegoederen 1947
f. 2,90
A system of national bookkeeping
f. 3,60
1L726-A.Z. -51
12 Deôembef 1951
,
ECONOMISCH-STA TISl”ISHE. BERICHTEN
917
e- dat hij van dat moment af in verband met de voor
hem geldende gebruiken genoopt was, haar op zo voor-
delig mogelijke wijze ten uitvoer te brengen. Het is
echter duidelijk, dat degeen, die zich in deze casuspositie
op gehoudenheid beroept, met uiterniate klemmende ar-
gumenten en zeer sterk sprekende
bewijzen
zal moeten
komefl om succes te hebben.
De voorgaande beschouwingen leiden m.i. onmiskenbaar
tot de conclusie, dat men met standaardbeslissingen op
het terrein, dat ons bezig houdt, weinig zal kunnen uit-
richten. Telkehmale zullen de feiten van het concrete
geval weer iets anders liggen, zulks in dier voege, dat redelijk
schijnt wat de vorige maal onredelijk werd geoordeeld.
Elke nuance van verschil in de feitelijke omstandigheden,
waaronder de verkrijging plaatsvond – hoe gering ook –
zal de weegschaal hetzij naar de éie hetzij naar de andere
zijde kunnen doen overslaan. Beurstechnische details van
ogenschijnlijk het geringsie belang zullen het oordeel, of de betrokkene voldoende moed en vastberadenheid
heeft
1
betoond, kunnen beïnvloeden. Kortom, wij blijken
ons op een terrein te bevinden, waarop vaste lijnen nauwe-
ljks te trekken zullen zijn, een terrein, waarop de casuis-
tiek hoogtij zal vieren. – –
Conclusie.
Het aantal effecten, waaromtrent via de effectenregis-
tratie een geschil aanhangig was gemaakt, bedraâgt ver-
scheidene honderdduizenden. In het voorgaande is ge-
bleken, dat ten aanzien van al deze effecten, voor zover
aan toonder luidende en ter beurze verkregen (d.i. de grote
meerderheid) – naar te verwachten is – minstens één-
maal de gehoudenheidskwestie zal worden uitgevochten
(zulks hetzij in de eigendomsprocedure hetzij naar aan-
leiding van een regres- of schadevergoedingsactie), en ten
aanzien van vele zelfs meer dan eenmaal (medeplichtigen).
Er is dus alle reden om aan te nemen, dat nog een lange
weg door het drijfzand der casuïstiek moet wôrden afge-
legd,’voordat’ de voltooiing van het rechtsherstel nopens
effecten een feit
zal
zijn. –
Het is allerminst mijn bedoeling te betogen, dat het
effectenrechtsherstel zou zijn ,,vastgelopen”. Men hoort
dit zo nu’ en dan wel beweren, hoofdzakelijk in de finan-
ciëlepers, doch het is stelligonjuist. Immers, de herstel-
rechtspraak functionneert gestadig voort, en zulks in ëen
tempo, dat – vergeleken met de gewone rechtspraak –
zeker niet langzaam mag worden genoemd
12).
Met mijn
bovenstaande beschouwingèn hoop ik echter te hebben
aangetoond, dat de hoeveelheid te verzetten werk niet
onderschat mag worden, dat de’herstelrechtspraak ntipens
effecten voor het volbrengen van haar taak – als niet bijv.
door middel van wetswijziging een ingrijpende verandering
in de situatie wordt gebracht – nog vele jaren nodig zal
hebben, zeker meer dan een decennium. In het Voorlopig
Verslag naar aanleiding van de .begroting van’ Justitie
kan men de laatste jaren geregeld lezen, dat ,,vele leden”,
,,sommige leden” of ,,andere leden” blijk geven vân hirn
– verbazing of zelfs verontwaardiging, dat.het met dat rechts-
herstel nopens effecten nu nog niet afgelopen is. Het.be-
hoeft na al het voorgaande geen yerwondering te wekken, dat zij, die zich zelf min of meer als ,,insider” ten opzichte
van deze materie mogen beschouwen, bij het lezen van der-
gelijke uitlatingen een (overigens niet van gebrek aan
eerbied getuigende) glimlach nauwelijks kunnen. onder-
drukken. Nog niet afgelope&….Men zou met meer
recht kunnen zeggen, dat het zich nog in een beginstadium
bevindt!
Groningen.
Prof. Mr A. VAN OVEN
1)
wèi
zou de vraag gesteld kunnen worden, of het wel doelmatig is, dat
alle effectenzaken geconcentreerd worden bij één enkele kamer van de Raad.
Een spreiding zou ongetwijfeld het tempo ten goede komen, terwijl daartegen
juist in verband met het casuistisch karakter der materie geen overwegend
bezwaar schijnt te bestaan. De ervaring heeft geleerd, dat, wanneer het om
principiële beslissingen gaat, er voldoende middelen gevonden kunnen worden
om te bereiken, dat één lijn wordt getrokken.
De ontwikkeling van de Nederlandse kttnststoffenindustrié
IP)
De ontii’ikkeling van de kunststofverwerking
in Nederland.
We zullen ons beperken tot de
machinale vormgeving
yan kunststoffen en niet de kunststoffenverwerking ter
sprake brengen in industrietakken als de lak- en verf-
industrie, de textiel- en papierindustrie, de houtverwer-
kertde industrie enz. Ook le verwerking van halffabri-
katen, zoâls plaat- en staTmateriaal, zal slechts terloops
worden aangeroerd.
1. Fabricage van artikelen uit therniohardende kunst-
stoffen. ‘
Tot de uitrusting van de bedrijven, ‘ die phenolpers-
poeder, ureumperspoeder e.d. verwerken, behoren in de
eerste plaats persen met grote drukcapaciteit, waarop ver-
warmde matrijzen kunnen worden gemonteerd, waarin de
vormgeving van persmassa tot onsmëltbaar voorwerp
zich voltfekt.
Het in Nederland aanwezige persenpark is sedert
1945
aanzienlijk uitgebreid en gemoderniseerd, zowel door op-
richting van een aantal nieuwe, zelfstandige perserijen als
door vervangingenuitbreiding inreeds bestaande perserijen.
Bovendien is in vele gevallen de productiecapaciteit per
pers opgevoerd door toepassing van de tijdens de oorlog ontwikkelde hoogfreuente voorverwarming van de pers-
massa, waardoor vooral bij dikwandige’ voorwerpen de perstijden aanzienlijk kunnen worden bekort.
) }tet eerste deel van dit artikel werd gepubliceerd in ,,E.-S.B. “van
5
Decem.
ber 1951.
2.
Fabricage van artikele’n uit thermoplaslische kunst-
stoffén. Spuitgieteh van polystyreen, cellulose-acetaat enz.
Het spuitgietprocédé is gebaseerd op het verweken van
de thermoplastên bij vensafming. In de spuitgietmachines
wdrdt gegranuleerd polystyreen e.d. door verwarming
plastisch gemaakt en dan in een koude matrijs gespoten
waarbij het materiaal stolt in de vorm van de matrijs-
holte.
– Spuitgietmachines zijn relatief duur, maar het spuit-
gieten is door het’ hoge productietempo, vooral wanneer
het om grote series artikelen gaat, een aantrekkelijke
productietechniek.
Het overgrote deel van de in Nederland aanwezige
spüitgietcapaciteit is na de ‘oorlog opgebouwd, voor ëen
niet gering gedeelte in nieuw opgerichte bedrijven. Hier-
voor zijn belangrijkë investeringen verricht.’
Eind 1949, begin 1950 dreigde zich een stagnatie voor te
doen in de afzet, mede door de ten gevolge van de liberali-
satie van de Europese handelsbetrekkingen optredende
concurrentie. Dé moeilijkheden konden echter o.a. worden
opgevangen door
–
een verschuiving van de productie van
soms in discrediet geraakte verbruiksartikelen naar ‘in-
dustriële artikelen. – ‘
De laatste tijd levert de grondstoffenvoorziening tal van moeilijkheden op. Speciaal polystyreen is schaars.
Hoewel de omstandigheden voor de spuitgietbedrijveh
de afgelopen jaren wisselvalliger waren dan voor een
Fnd
918 .
ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN
12 December 1951
-rustige ontwikkeling wenselijk geweest zou zijn, kan toch
met voldoening worden geconstateerd, dat op de verrichte
investeringen géén belangrijke verliezen’ zijn geleden. Dit
is zowel aan de activiteit van de betreffende ondernemers
als aan het na-oorlogse beleid van investeringscontrôle
te danken. Achteraf is het gunstig gebleken, dat niet alle
aanvragen voor bedrijfsvergunning zijn gehonoreerd.
Het spuitgietbedrijf is nog in volle ontwikkeling, de
machines worden nog steeds verbeterd en behalve de
normaal verwerkte thermoplasten, gaat men zich meer en
meer toeleggen op moeilijk te verwerken producten als
de nylonachtige kunststoffen, polymethylmethacrylaat e.d.
Internationale uitwisseling van matrijzen voor verbruiks-
artikelen wordt georganiseerd enz.
Tot op zekere hoogte zijn de perserjen van artikelen
uit thermohardende stoffen en de spuitgietbedrijven con-
currenten Ook op dit punt zijn de verhoudingen nog
enigsziin zwevend.
Poly
vinylchloride.
De verwerking’ van weekgemaakte polyvinylchloride
sluit voor een niet gering deel aan bij de reeds jaren be-
kende techniek van rubberverwerking. Dit geldt met name
voor het kalanderen van folien en voor het spuiten van pr6-
fielen, slangen en het spuiten van een isolatiemantel om
koperdraad. Het behoeft dus geen verwondering te wekken,
dat juist bedrijven, welke over ervaring in het kaianderen
en spuiten van rubber beschikken, na de oorlog het groot-
ste aandeel hebben genomen in de verwrking’van po-
lyvinylchloride. Om betere resultaten te krijgen werd zo
spoedig mogelijk overgegaan tot het in bedrijf stellen van
speciaal voor de verwerking van P.V.C. geconstrueerde
machines.
Ook de- verwerking van ongeplastificeerd P.V.C. tot buis- en plaatmateriaalis met succes ter hand genomen.
Buizen worderr o.a. toegepast voor, waterleidingen en
voor het doorvoeren van electrische leidingen. Het plaat-
materiaal wordt o.a. verwerkt in corrosiebestendige appa-
ratuur e.d., bestemd voor de chemische industrieën. In
dit verband wordt de kunststoffenlastechniek van toe-
nemend belang.
Als verdere’ belangrijke, ontwikkeling moet genoemd
worden het gedeeltelijk overschakelen van verschillende,
bestaande kunstieerfabrieken yan cell ulosen itraat op P.V.C.
omdat men hier, evenals in het buitenland, de betekenis
van de voordelen van P.V.C.-kunstleer heeft ingézien. Het P.V.C.-kunstleer is o.a. veel minder onderhvig aan slijtage
en veroudering en levert bij brand veel minder gevaar op.
Diversen.
–
Het zou te. ver voeren om alle belangrijkeinitiatieven,
die er na de oorlog op het gebied van de kunststoffenver
–
werking genomen zijn, te vermelden. Wij willen daarom
nog slechts noemen de verwerking van polyaetheen en
van Saran. –
Polyaetheen wordt niet alleen in spuitgietbedrijven ver-
werkt, maar ook worden (waterleiding)buizen, mantel en
isolatie van speciale electrische ‘kabels en dunne ver-
pakkingsfolie gespoten. Gezien de toenemende betekenis
van polyaetheenfolie voor verpakkingsdoeleinden, is het’
zeer ‘gunstig, dat dit product thans in Nederland gefa-
briceerd wordt.
Eén Nederlands bedrijf teeft voor de Benelux de rechten
voor de productie van Sarandraad verworven. Saranweef-
sels, die nu ook hier te lande vervaardigd worden, dienen
o.a. voor de bekleding van autozittingen. Als belangrijke
in Nederland uitgewerkte toepassing van Sarandraad kan
nog genoemd worden, de vervaardiging van Saranvisnetten.
Research en industriële samenwerking.
Dat – (le Verenigde Staten, Duitsland en Engeland op
het gebied van de kunststoffenproductie een zo vooraan-
staande plaats innemen, is niet in geringe mate te danken
aan de zeergrote chemische concerns in die landen, welke
zich grote uitgaven voor research konden permitteren en
bovendien de risicô’s van grote investeringen konden dra-
gen. Nieuwe ki.nststoftoepassingen konden en kunnen in
die landen in samenwerking met de aanwezige veelzijdige
industrie worden ontwikkeld, terwijl dikwijls reeds enkele
toepassingen afzet van voldoende omvang veroorzaken
om er een rendabele productie op te baseren. boordat men
een voorsprong heeft op andere landen, zijn er bovendien
nog belangrijke exportmogelijkheden.
Voor Nederland is de situatie in verschillende opzichten
heel wat ongunstiger.
Indien men daarom in Nederland ondanks de genoemde
beperkende factoren (waaraan zeker nog nieer zijn toe te
voegen), op kunststoffengebied toch zo ‘veel mogelijk
wenst te bereiken, dan is een relatief grote activiteit nood-
zakelijk. In dit verband zijn zoveel mogelijk doeltrèffen-
de research en snelle verbreiding van technische kennis
betreffende nieuwe ontwikkelingen(veelal uit het buiten-
land afkomstig!) van groot belang. Voor het realiseren
van allerlei projecten op gezonde basis schijnt tevens een belangrijke mate van onderling contact tussen de belang-
hebbende industrieën essentieel.
Wat nu de ontwikkeling van de research’ op kunst-
stoffengebied betreft, die sedert het einde van de oorlog
heeft plaats gehad, -is de situatie niet onbevredigend te
noemen. In de eerste plaats hebben enkele grote bedrijven,
die over omvangrijke researchlaboratoria beschikken, een
grote activiteit op het gebied van de productie en ver-
werking van kunststoffen aan de dag gelegd. Verder is
het in September 1946 opgerichte Kunststoffeninstituut
T.N.O. inmiddels uitgegroeid tot een Instituut met ca 140
medewerkers. Het Kunststoffeninstituut T.N.O. biedt de zowel vôor de grootindustrie als voor kleinere be-
drijven aantrekkelijke mogelijkheid te beschikken over
gespecialiseerde externe research-capaciteit. Tevens is het
Kunststoffeninstituut handel en indüstrie van dienst door
het verrichten van keuringen en analyses.
– Aan de snelle verbreiding van technische kennis op
kunststoffengebied wordt door het Kunststoffeninstituut op
verschillende wijzen intensief medegewerkt, o.a. door het
redigeren van een aan de kunststoffen gewijd maandblad,
door het organiseren van diverse cursussen en door het op
omvangrijke schaal verstrekken van technische en commer
–
ciële informaties aan belanghebbende industrieën,
Ie. Onze veelbelovende, doch nog jonge chemische
industrie, is slechts in beperkte mate in staat tot. het ver-
wezenlijken van projëcten op het gebied van de productie
van kunststofgrondstoffen en kunststoffen. Het onvol-
doende aantal beschikbare mensen met de vereiste tech-
; nische kennis, reeds overbelaste research-capaciteit en de
in vele gevallen te geringe financieringscapaciteit van de
bedrijven van kleinere omvang zijn o.a. beperkende.
factoren:
2e. Het aantal gevallen, waarin een technisch gesproken
meestal bijzbnder vruchtbare samenwerking tussen een
kunststoffenproducent en een, bedrijf uit
–
een andere in-
dustrietak tot de ontwikkeling van een .nieuwe kunst-
stoffentoepassing leidt, is in Nederland veel geringer ,dan
in de Verenigde Staten, Engeland en Duitsland. Immers, de voor een dergelijke samenwerking in aanmerking ko-
mende bedrijven zijn, voor zover in Nederland aanwezig,
dikwijls te klein van omvang om zich aan experimenten
te wagen.
3e. Dikwijls is de afzet, die men hier te lande aan-
• vankelijk zal kunnen bereiken, slechts een fractie van de
– omvang, die een productie moet hebben om rendabel te
kunnen zijn.
–
12 December 1951
ECONOMIScH-S7’ATISTIScJJE BERIChTEN
919
Voor een verantwoorde vewezen1ijking van diverse
projecten is, zoals reeds gezegd, naast research en snelle
verbreiding van technische kennis o.i. een veelvuldig con-
tact tussen de belanghebbende industrieën een zaak van
grote importantie. Het is een gelukkige omstandigheid,
dat de na de oorlog opgerichte Nederlandse Vereniging
van Fabrikanten van Kunstharsproducten, voortgekomen
uit de ,,Vakgroep niet elders ingedeelde kunststoffen”,
een rol kan spelen bij een verdere groei van de samen-
werking in de kunststoffensector van de Nederlandse
• industrie.
Mocht er ooit een plan Schuman voor de chemische
industrie’komen, dan zal voor de toekomstige positie van
Nederland ‘in de internationale samenwerking op dit
gebied, de organisatie en het technisch niveau van de
• Nederlandse chemische industrie van groot belang zijn.
Voor de kunststoffensector geldt dit in versterkte mate.
be ontwikkeling Vah
dc
kun.ttstoffenindustrie
als bijdrage
tot de Industrialisatie van Nede,lancl,
–
iHet is niet eenvoudig na te gaan in welke mate de zich
ontwikkelende kunststoffensector een bijdrage levert ‘tot
de nagestreefde verdere industrialisatie ‘ in Nederland.
Men
zou
echter de stelling kunnen poneren, dat wélke
deze betekenis
ook
zij, de kunststoffen door hun veelzijdige
toepassngsmogeiijkheden in grote delen vtn de Neder-
landse industrie een ‘activerendc invloed hebben gehad
en nog steeds hebben, doordat ze aanleiding geven tot het
onderzoeken van nieuwe mogelijkheden en methoden.
Ook is het zeker, dat voor de Nederlandse chemische
industrie, die
nog
geheel in opkomst is, juist de expansie
‘op
kunstst6ffengebied zeer aantrekkelijk is. Waar bij de industrialisatie steeds twee motieven voorop
staan, nI. uitbreiding van de werkgelegenheid en ver-
betering van de betalingsbalans, moge hierover nog iets
worden opgemerkt.
In de tweede industrialisatienota W;rdt.een specificatie
gegeven van de omzetten en de personeelssterkte in de
chemische industrie in 1949. Deze specificatie, gebaseerd
op cijfers van het C.B.S., vermeldt o.a 26 fabrieken’van
kunststoffen met een personeelssterkte van 1.614 en een
omzet van f21 .908.000. Deze cijfers betreffen bedrijven
met meer dan 10 man personeel; die door het C.B.S. bij
de chemische industrie worden ingedeeld. Verder zijn dat
bedrijven, die betrokken zijn bij geheel verschillende stadia
van fabricage en verwerking.
‘In de statistiek ‘zijn echter niet begrepen de kunst-
stoffenverwerking in bedrijven, die niet bij de chemische
industrie zijn ingedeeld, zoals buy. de electrotechnische industrie, die alleen reeds in 1949 een grotere omzet zal
hebben gehad in kunststoffen dan hethierboven genoemde
bedrag. .
De uitbreiding van de werkgelegenheid ten gevolge van
de ontplöoiïng van de kunststoffensector, in de kunststof-
grondstoffenproductie, kunststöffenproductie, kunststof-
verwerking en de research op kunststoffengebied, zal als
de verschillende nog niet geheel uitgevoerde plannen ver-
wezenlijkt zijn toch wel gesteld mogen worden op een
toeneming met enige duizenden arbeidsplaatsen.
Een in dit verband niet onbelangrijk ervaringsfeït moge
Actieve of starre
Dit vraagstuk schijnt voor de meestè beleggers eigenlijk
niet te bestaan of zij hebben het opgelost op een wijze,
die meer niet hun gemakzucht dan met hun belangén
strookt. Zij kiezen – laten wij van de meest gunstige sup-
positie uitgaan – hun beleggingsobjecten met veel zorg, kennen cii passen daarbij zelfs toe het ook dooi’ hen als
nog worden gerelevéerd. Het blijkt steeds weer, in het
buitenland en ook in Nederland,’ dat evenals de kunst-
stoffenproductie ten zeerste ddor de productie van grond-
stoffen in het eigen larki gestimuleerd wordt, het de ont-
wikkeling van de verwerking van bepaalde kunststoffen
bijzonder ten goede komt, wannéer de betreffende kunst-
stoffen in het eigen land worden gefabriceerd. Wat dit
betreft kan de kunststofverwerking in Nederland nog voor
»elangruike uitbreiding vatbaar worden geacht.
Over de invloed van de kunststoffensector op de be-
talingsbalans kan vooralsnog slechts zeer globaal iets
worden gezegd. We kunnen hierbij afzonderlijk beschou-
wen: 1. grondstoffen, 2. kunststoffen, 3. machines en ma-
trijzen, 4. kunststofeindproducten.
beleggingspolitiek ?
‘
–
gezond erkende beginsel van risicosectje, docii trekken
zich dan zeifvoldaan weinig van de verdere houding van
hun uitverkorcnen ‘aan. De particulier bepaalt zich er toe
ééns per jaar zijn geweten grondig financieel te onder-
zoeken voor de fiscale biecht – de institutidnele belegger
voor het opmaken van zijn balans -, om beiden dan
ad.
1.
Tot dusver heeft zich een belangrijke grond-
stoffenimport ontwikkeld, waar weinig export tegenOver..,,
staat. Als de productie van diverse grondstoffen over
enige tijd een feit.is
, is daar wel veel mee gewonnen, maar
er zal ook dan nog een aanzienlijk importsaldo zijn.
ad.
2.
Er is, resp. zal een voldoende productie in Neder-
land zijn van polyvinylchloride, phenolperspoeders, lak-
• kunstharsen, polyamide, kunstharslijmen en kunsthoorn.
Daarnaast bestaat echter een vrij belangrijk door invoer
te dekken tekort aan andere kunststoffen, zoals hierboven
reeds aangegeven. Een importsaldo zal voorlopig nood-
• zakelijk blijven bestaan. Slechts de grote kunststofpro-
ducerende landen, de Verenigde Staten. Engeland en
,Duitsland kunnen een exportsaldo bereiken.
ad.
3.
Hoewel zekere initiatieven zijn ontwikkeld op – –
•het gebied van de fabricage van kunstharspersen en spuit-
gietmachines, zullen de perserijen en spuitgietbedrjven in’
het algemeen op invoer van machines blijven aangewezen.
Deze bedrijven moeten ‘ook jaarlijks Vrij grote bedragen
aan nieuwe matrijzen ten koste leggen, waarvan nog een
aanzienlijk deel in het buitenland wordt besteed.
ad.
4. Terwijlenigszins nauwkeurige schattingen voor de importsaldi 1 tbt en met 3 nog mogelijk schijnen, zal
het zeer moeilijk zijn voor de kunststofeindproducten een
deviezenbalans op te maken. .jvlen zou nl. iiiet alleen
rekening dienen te houden met de volslagen kunststof-
artikelen, maarook niet de in- en uitvoer •van artikelen,
waarin kunststofonderdelen zijn verwerkt, zoals radio’s,
telefoons, automobielen eiiz. Tevens zou nien rekening
rioeten houden met dt besparing, die vervanging van andere
materialen door kunststoffen opleveren, zoals de ver-
vanging van metalen pijpen door plasticbuizen, bij de
aanleg van water-, gas- en electriciteitsleidingen.
Een kwantitatieve studie van het effect van de kunst-
stoffensector op de werkgelegenheid en de betalingsbalais
zal vrijwel zeker aantonen, dat een verdere voorspoedige
groei van deze sector bepaald wenselijk is. Beziet men
daarnaast de ku n ststoffen sector in verband met de overige
• Nederlandse industrie, dai is het aanstonds duidelijk, ook zonder een dergelijke studie, dat voor tal van industrieën
een vooruitsttevende en verantwoorde toepassing van
kunststofproducten of van kunststofonderdelen mede be-
paalt, in hoeverre men het elders reeds bereikte technische
– niveau ook hier te lande kan realiseren.
Delft.
H. F. J. FREUTEL,
chem.
drs.
8
.
S
S’
S
920
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIGH TEN.
12 December 1951
f
k
terloops de juistheid van hun keuze aan de werkelijkheid
te toetsen en meestal tot de conclusie te komen, dat effecten
toch maar ondankbare pleegkinderen zijn, zelfs knaag-
dieren aan een vermogen kunnen worden.
• Nu is deze starheid verklaarbaar ten aanzien van be-
paalde vermogensbestanddelen, bij vast goed, hypotheken
en onderhandse leningen heeft de geidgever in doorsnee
• weinig bewegingsvrijheid voor zich kunnen reserveren.
Maar hij miskent wel volkomen de karakteristieke en zeer
waardevolle eigenschap van effecten, als hij ook tegenover
deze belegging een allerminst opgedrongen lijdzaamheid
betracht, terwijl hij toch geregeld in de gelegenheid is zich
omtrent hun geidswaarde te oriënteren en wijzigingen in
de samenstelling aan te brengen. Juist dit stereotiepe
voordeel van een vaak zo belangrijk deel van het vermogen
gaat voor de meeste beleggers totaal onbenut verloren.
Hij beroept’zich op, verschuilt zich achter de bij de
opbouw van zijn effectenportefeuille ‘toegepaste risico-
selectie, welke zeker een allereerste voorwaarde vormt voor een bewust en verantwoord
8
beheer en waarbij wij veronder-
stellen, dat hij zich ook rekenschap heeft gegeven hoeveel
risico in totaal werd geïnvesteerd en of dit binnen een
redelijke begrenzing bleef. Doch hij overschat haar nivel-
lerende werking volkomen als hij denkt door het projec-
teren en .volgen van zo’n schema zich voor de toekomst te
hebben veilig gesteld tegeno’er ernstige kapitaalsverliezen.
Beleggen betekent niet en kan nooit betekenen het slaafs
volgen van een vast en onveranderlijk schema, het bij
voorbaat knevelen van zijn bewegingsvrijheid en zich
vastklampen aan bepaalde i niiesteringsrichtïngen. Deze
zienswijze wordt ook gedeeld door onze meest prominente
beleggingstrusts, als zij een
vrijheid
van handelen voor
zich opeisen (Int. Belegging, Int. Beleggings Unie, Rotterd.
Beleggings-Cons.). Hun beheerders vielen niet in de em-
stige structurele fout zich tevoren aan een vast beleggings-
programma te binden. Men kan immers bij risicoselectie
slechts uitgaan van de gegevens, die een
mornentopname
opleveren, doch daarin nimmer verwerken het onbegrensde
terrein van mogelijkheden, waarvan sommige plotseling
werkelijkheid worden (recent voorbeeld: het
rijke
Neder-land wordt straatarm).
,,Gouvemner c’est prévoir”, maar dan ook vooruit
blijven
– zien! De belegger, die alleen maar oog heeft voor de feiten
van een bepaald ogenblik, legt onverbiddelijk de kiem
voor een reeks van teleurstellingen. En deze houding
moet
hem zelfs noodlottig worden, als hij daaraan vastkopplt
een starre vasthoudendheid aan hetgeen hij eens als deug-
delijk bèleggingsobject heeft gekôzen. Een
blijvend
toe-
zicht, een permanente waakzaamheid blijft geboden. Zo
zal de belegger zich wel degelijk op gezette tijden reken-
schap hebben te geven van de aard van zijn risico’s, of
sommige zijn afgevallen, andere zijn toegetreden.
Afgezien van de vele voorbeelden uit de geschiedenis
van deze eeuw, die zelfs tal van schuldbrieven van eens
machtige en credietwaardige Staten in de portefeuilles van
hun vasthoudende beleggers tot volslagen scheurpapier heeft gemaakt, heeft het ook in de laatste jaren niet aan
nieuwe bijdragen ontbroken. Zag buy. de Nederlandse
belegger, die zijn belangen bij Nederlands-Indië, als
voornaamste draagvlak voor onze volkswelvaart, destijds
keurig verdeelde over de meest gedifferentieerde bedrijfs-
takken van het Indische zakenleven, niet plotseling al die
specifieke bedrijfsrisico’s overschaduwd door het éne grote
risico, hoe dë nieuwe Indonesische, Republiek zich zou
ontwikkelen, of zij rust en orde zou weten te handhaven
en van gezonde beginselen bij de financiering van haar
opbouw zou uitgaan? Zijn vermeende
risico-beperking
heeft
zich opgelost in een
risico-accumulatie.
Sommigen schijnen te denken, dat minder waakzaam-
heid geboden is, als men zich ma& eenkennig houdt, dicht
bij huis blijft, monetaire gevaren negeert en zich alleen
bepaalt tot binnenlandse vaste-rentedragende fondsen.
Doch ook een schaakbord met enkel obligaties, pandbrie-
ven en preferente aandelen vraagt voor de juiste zetten
meer technische kennis en ervaring dan de doorsnee-
belegger kan opbrengen. De invloed van bijv. een rente-
ontwikkeling op de kapitaalmarkt schijnen weinigen zich
in haar juiste omvang en grote betekenis te kunnen reali-
seren, gezien het feit, hoe traag op duidelijke aanwijzingen
en feiten wordt gereageerd.
De redelijk verwachte rentestijging na de laatste wereld-
oorlog werd kunstmatig door de Overheid afgeremd. Uit
de eerste grote geidruimte verwachtte zij een flinke kapi-
taalsvorming, voldoénde om ons land na het wegvallen
der Amerikaanse hulp in staat te stellen zijn levens-
standaard te handhaven, eh zij projecteerde in afwachting
ee?i rentepolitiek van goedkoop geld. Deze sterft bij de8′
stijgende kapitaalsbehoeften naast een opdrogend kapitaal-
reservoir
1
thans haar natuurlijke dood en niemand kan
zeggen op welk niveau de rentevoet een rustpunt zal vinden.
In dit voorjaar wees de manometer op de vefschillende
sectoren van onze kapitaalmarkt onmiskenbaar in de
richting van een hogere rentestandaard, waarbij men
\
in
het algemeen veel te weinig aandacht schenkt aan de
hypotheekmarkt, waar bijv. in dit eerste halfjaar toch rond
f 45 3
mln hypotheken op landelijke eigendommen en ge-
bouwen nieuw werden ingeschreven, buiten crediet-, trust-
hypotheken en scheepsverbanden. In tegenstelling tot de
dagelijks sprekende obligatiemarkt met haar rentegamma-
omrastering en de ruggesteun van bepaalde fiscale facili-
teiten geeft de zwijgzame hypotheekmarkt door de vol-
komen bewegingsvrijheid van haar bezoekers thans een
juister beeld van de verhouding tussen vraag en aânbod var kapitaal.
I
–
Wat is logischer dan dat de belegger, die behoort te
weten dat renteverhoging automatiscH medebrengt een
geleidelijke koersdaling van zijn vaste-rentedragende fond-
sen, zijn portefeuille doorloopt
–
om zovçel mogelijk naar
kortlopende investeringen over te stappen?
Op welke wijze een dergelijke eenvoudige beheersdaad
beloond wordt en hoe kortzichtig een belegger handelt,
die.krampachtig zijn fondsen blijft vasthouden, toont de
volgende koersvorming aan van een willekeurig aantal
fondsen, gezien over een half jaar: –
1 Maart
1
3 September
–
1951
1951
pCt
pCt
3’/, pVNederland 1948 p. 1998
1
95
3
/
81’/,
3-3
1
/,
,,
Nederland 1947 p. 1987
96’/,
80’/,
3
‘
,.
Jnschr. Grootboek 1946
p
1982
94’/
82
1
/
6
3
1
/,
,,
Rotterdam 1937
vi
p. 1987
IOO’/,,
89
3
1
/
,,
Fr. Gron. Hypotheekbank
96
82
3
/
4
3
West!. Hypbk Serie AB/AC
91
79’/
31/,
,,’
Wilton-Fijenoord p. 1975
101’1
87
3
1
1,
,,
Laars v. Meerderv. p. 1987
,
100
87
1
1
2
3
2
/,
,,
Nat. Grondbezit 1942/3
95’/,
81’/,
100
.
75’1,
3
1
/,
,,
pref. aand. Herstelbank
94
1
/
76
4
pref. aand. Unilever
7
. .
. .
101
85
7
1
8
3
1
/,
,,
Ned.
Grondbriefbank
………….
6
pref. aand. Philips’ Gloei!
169
•
127
3
,.
‘s-Gravenhage 1937 1 p. 1956
99
1
12
98
1
/,
3
Gem. Groningen 1938 p. 1959
9911,
9511,
3
,,
Bk v. Ned. Gem. 1938 p. 1956
991/8
978/,
/
100
8
1.
8
98’/,
3
1
/,
Amst.
Ballast
p.
1954
………….
4
,,
int. Stand. EI. Corp. p.
1953
100
99
Wij gaan hierbij nog van een ongunstige suppositie uit.
Want feitelijk dient een voorzichtige belegger – zij het
dan ten koste van wat rente – ter beperking van. geids-
waardeschommelingen de..duur van zijn investeringen zo-
veel mogelijk te regelen naar de hoogte van de rentevoet.
In tijden van een relatief lage of van een opkruipende rente moet aan belegging met
korte
looptijd de voorkeur worden
gegeven boven die op lange termijn, om niet de kans te
loten, dat men door de lange levensduur van zijn fonds
bij het verankeren van de rentevoet op een hoger niveau
12 December 1951
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– ‘
921.
4
‘.
– volgens de beurs als waardemeter – een deel van zijn
hoofdsom ziet verloren gaan. Terwijl het jaar 1939 hieraan
reeds herinnerde, komt 1951 deze harde waarheid weer
eens in het geheugen van de belegger roepen.
Het is zodoende niet zonder reden, dat de institutionele
beleggers zoveel belang stellen in de hypotheekmarkt bij
een lage kapitaalrente: geen balansverliezen en de moge-
lijkheid de bedongen rente om de
5
jaren te doen aan-
passen aan de dan geldende. Afgezien van het feit’ dat
de Minister van Financiën hen ééns verwende met 5-jarige
3 pCt schatkistbiljetten, kunnen, zij ‘verder bevrediging
vinden vbor hun juiste beleggingspolitiek op de markt
van onderhandse leningen, van kasgeldieningen, bij het
Grootboek Den Haag, in aankoop van 2 3/4 pCt Belas-
tingcertificaten, of op de geldmarkt, waar naast schatkist-
promessen ook drie- en vijfjarige biljetten wordén ver-
handeld. –
Mochten op een bepaald moment – ondanks deze
ruime keuze – zich niet voldoende mogelijkheden openen
voor investeringen op korte termijn, dan willen wij ‘er in
dit verband op wijzen, dat ook het tijdelijk aanhouden
van geldsaldi wel degelijk als een beheersdaad erkend moet
worden. Een goedebelegging, die volkomen in een ver-mogensstructuur past (dus niet enkel objectief goed is),
zal zich niet steeds en juist aandienen op het ogenblik,
dat men geld ter beschikking heeft. Het is nog altijd beter
tijdelijk
niet
te beleggen dan verkeerd te beleggen; rente-
derving speelt daarbij een zeer ondergèschikte rol en zal
stellig ruimschoots vergoed worden door het resultaat ener
doordachte keue. –
Sommigen zullen achteraf schouderophalend beweren,
dat deze nadelige koersverschillen slechts boekverliezen
zijn en nog geen kapitaaisverliezen vormen, omdat zij
deze gedeprecieerde fondsen dan maar tot hun aflossing
aanhoudén. Op deze uitvlucht valt wel iets af te dingen.
Vooreerst kan dit niet gelden tegenover effecten, die geen
vaste aflossingsdatum kennen (perpetuele schulden en
preferente aandelen). Maar verder raakt bij deze oplossing
dit deel van het fondsenvermogen voor de eigenaar be-
vroren met alle daaraan verbonden nadelen; men ontneemt
het juist zijn meest attractieve eigenschap van gemakkelijke
vervangbaarheid. Tenslotte is het zeer de vraag, of men
deze houding tientallen jaren en onder alle omstandigheden,
zal kunnen volhouden en niet tot realisatie gedwongen
zal worden. Wij denken aan de ervaringen van beleggers
in’ Duitsland, Frankrijk, België. Bij het vinden van dit.
doekje voor het bloeden zal men toch moeten erkennen,
dat men heel ,wat verstaudiger handelt met dergelijke
boekverliezen te vermijden.
Beleggen is en blijft een continuproces,
om de dood-
eenvoudige reden, dat onze belangen deel uitmaken van
een immer veranderende samenleving, waarbij geldnemers
zowel bij aandelen als schuldbrieven onderhevig zijn aan
sterk wisselende en daardoor vaak ingrijpende conjunc-
tuurwendingen. L’ogisch dwingen deze zodoende ook tot
een geregeld herexaminere&van actuele economische ten-
denties en politieke lijnen, teneinde zijn beheersdaden
daarnaar te regelen of te herzièn met de geringst mogelijke
mutatie. Mag enerzijds zeker aan de vermogensstructuur
geen afbreuk worden gedaan door willekeurige en plot-
selinge wijzigingen in richtlijnen, anderzijds
eist
de voor-
zichtigheid, dat deze lijnen aanstonds worden verlaten
zodra nieuwe situaties veralidering in werkwijze en’opzet
duidelijk”voorschrijven. Het economisch leven is gelijk aan
een bewegende golf, waarin men vpor zijn vermogen
evenwicht moet
blijven
zoeken.
In dit licht bezien verliezen discussies, . of aandelen-
belegging te prefereren valt boven een investering in vaste-
rentedragende fondsen, veel van haar waarde. Als immers
voor- en tegenstander van elke richting komt aandragen
met een hem passende koersontwikkeling, gaan beiden
daarbij uit van een roerloos stilzitten over een reeks van
jaren, van een weinig vleiende toestand van versuffing
bij de eigenaar.
Effecten vormen, als men hun eisen kent, een zeer dank:
bare belegging. Maar wie zijn fondsen keurig in een kam-
pferkist opbergt, heeft zich”ten aanzien van dit deel van
zijn vermogen een hoorn van overvloedige ergernis ge.:
kocht.
Er kan in deze dynmische tijden niet langer sprake zijn
van een probleem, of een actieve dan wel een starre be-
1eggingspolitiek moét worden gevolgd. Beleggingsbeheer-
wil dit bewust en verantwoord heten – behoort actief
te zijn. Dit hebben geen grauwe theorieën, maar de nuch-
tere
feiten nu toch wel voldôende uitgewezen.
Amsterdam.
Dr FELIX
wEsTERwouDT.
AANTEKENING
Een ,,waardevaste” emissie
Kooperativa Förbundet, de machtige Zweedse Coöpe-
ratie, zal in Februari 1952 een zgn. ,,waardevaste” emissie
van 40 tot 100 mln Zweedse kronen (ca f30 â 75 mln) aan
de markt brengen.
De -lening zal worden aangewend vooi rationalisatie
en reorganisatie, o.a. met het oog op de zelfbedienings-
winkels, en heeft een looptijd
van
20 jaar. De rente be-
draagt 3 pCt.
Het doel van deze lening is; de crediëtverleners een
zekere compensatie te waarborgen met het oog op eventuele:
geldswaardedaling.
-‘
Indien ni. de’ geldswaarde in 1972 gedaald is t.o.v.
1952, worden de credietgevers hierdoor niet getroffen,
daar zij boven het nominale bedrag een compensatie-
bedrag krijgen uitbetaald in overeenstemming met de
waardedaling van het geld.
De grens voor deze compensatie is gesteld op 50 pCt
van het nominale bedrag en indien de lening van de zijde
der credietverleners wordt opgezegd v66r 31 Januari 1972
wordt slechts het nominale bedrag uitbetaald.
Berekening der geldswaardedaling zal in eerste instantie
geschieden aan’de hand van het indexcijfer voor de kosten
van levensonderhoud. Bij eventueel falen hiervan zal een
commissie van
5
personen uit dë verschillende sectoren
van het economisch leven de grootte der geldswaarde-
verandering bepalen.
Dat er zo’n groot verschil is tussen het laagste-en het
hoogste bedrag der lening vindt zijn oorzaak in het feit,
dat de leningen van 1943 en 1947 (samen
61,5
mln Zw. kr.) kunnen worden ingewisseld tegen deelneming in de nieuwe
waardevaste lening. Deze laatsfe wordt uitgegeven in
waarden .van 100, 500, 1.000 en 5.000 Zw. kr.
Om het eventueel uit te betalen compensatiebedrag te
dékken wordt ieder jaar 2,5 mln Zw. kr. afgeschreven.
Het Zweedse coöperatieve ,,concern”, dat in het ver-
leden reeds vele trusts en andere monopolies heeft
ten onder gebracht, geeft met deze lening te kennen, dat ”
het weinig vertrouwen stelt in de monetaire autoriteiten; immers, het gaat rekening houden met een waardedaling
der Zweedse kroon van gemiddeld 2
1
/
pCt per jaar, getuige
de maximumgrens der compensatie ad 50 pCt van het
nominale bedrag over 20 jaar (= 2
1
/
pCt per jaar) en
het dekkingspercentage (2
1
/ mln kr. per jaar op een lening
van maximaal 100 mln Zw. kr. = 2
1
/a
pCt).
De interesse voor deze lening is groot, -zowel van de
zijde
–
der institutionele beleggers als van de zijde der par-
ticulieren, getuige het feit, dat nog v66r de verspreiding
922
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICII TEN
12 December 1951
der
lijsten
was afgelopen, reeds voor 5 mln Zw, kr. was
ingetekend.
Kooperativa Förbundet tracht door middel van deze
lening niet alleen het benodigde kapitaal te verkrijgen en
de monetaire autoriteiten in zekere mate te dwingen orde
op zaken te stellen, doch wil tevens weer
,,zin”
geven aan
het begrip ,,sparen”.
Het is toch zo dat, wanneer men reeds van te voren
met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan ver-
wachten, dat men, indien’men hic et nunc een geidsom
van een bepaalde huidige waarde uitleent, te zijner tijd
hetzelfde nominale bedrag, maar van lagere waarde,
terugkrijgt, de procedure van het ,,sparen” Vrij zinloos
wordt, zodat het niet verwonderlijk genoemd kan worden,
dat men in onze tijd zoveel hoort en leest over de daling
der spaarzin, inzonderheid op lange termijn.
Is het bovendien sociaal gezien niet onrechtvaardig,
dat bij devaluatie of inflatie een bepaalde categorie in
zekere zin door de rest der maatschappij wordt ,,bestolen”,
daar men in de goederensfeer geen verlies lijdt, maar de
crediteur dedupe- wordt? Devaluatie wordt niet voor
niets wel genoemd een demon van dezelfde klasse als een
oorlog.
Maar, indien men eenmaal tot de conclusie zal zijn
gekomen, dat men, wanneer men op een zeker moment
een bepaalde• ,,waarde” leent, niet alleen verplicht is de
bedongen rente te betalen, maar ook te zijner tijd dezelfde
,,waarde” zal moeten a’flossen, wat zouden dan de conse-
quenties zijn, die hieraan verbonden zijn?
Het gaat dus om de practische betekenis van deze
unieke lening en èen algemene doorvoering daarvan,
wanneer men eenmaal overtuigd is van de rechtvaardigheid
– van dit terugbetalingsprincipe, aangenomen dt bij even-
•tuele deflatie het omgekeerde zal plaatsvinden.
– Zal deze vorm een afdoende rem op de geldschepping
van de zijde van de Overheid opleveren, indien deze bij
haar leningen aan de voorwaarde van ,,waardevastheid”
is gebonden? Al haar oude schulden zullen immers toe-
nemen bij geldswaardedaling! –
Welke invloed zal deze vorm van credietverlening hebben
op de besparingen, als deze weer zin krijgen en daarmee op de consumptie,.de mvesteringen, het inkomen, de be-
talingsbalans en het monetair evenwicht? Zullen de via
inflâtie geforceerde besparingen dan nog noodzakelijk
zijn? Wordt op deze manier een ,,vaste waarde” gecreëerd
naast het niet waardevaste betalingsmiddel, of zal de lang
nagestreefde vaste geldswaarde hiervan in zekere mate
een gevolg zijn?
Wat wordt in deze situatie het nut van het scheppen
van een budget-tekort door de Overheid, gezien in het
licht van de injectietheorie van Keynes?
Het feit, dat men het in Zweden heeft aangedurfd een
emissie onder de voorwaarde van waardevastheid te gaan
plaatsen en dat voor een zo groot bedrag, bewijst, dat het principe geen utopie is en moet ons toch wel dwingen de
consequenties van een eventuele algeméne doorvoering
van dit principe onder ogen te zien en de serie ketting-
problemen, die daarmee inhaerent zijn, te analyseren.
‘s-Gravenhage.
Drs J. v. d. MEULEN.
GELD- EN KAPITAALMARKT
De geidmarkt.
De disconto’s op de geldmarkt bleven ook gedurende
de verslagweek op het lage peil der laatste maanden ge-
handhaafd, met dien verstande, dat bij sommige termijnen
het woord ,,laten” aangaf, dat er wel enig aanbod was.
De toevloeiing van deviezen, momenteel een der be-
langrijkste geldverruimende factoren, gaat gestadig voort.
Per 3 December vertoonde de Nederlandse deviezen-
voorraad zelfs een recordhoogte voor het jaar 1951. De
grOte’ behoefte aan chartaal geld in verband met de feest-
dagen was echter oorzaak, dat deze middelen ditmaal niet
bij de banken beschikbaar bleven ter belegging
in
schat-
kistpapier, doch dat zij via hun toonbanken snel in de
biljettencirculatie werden geabsorbeerd. De laatste nam hierdoor in de week van 26 November-3 December met
niet minder dan f 65 mln toe. Zelfs moesten de banken
voor dit doel hun saldo’s -bij de Centrale Bank in deze
periôde met f22 mln inkrimpen.
De kapitaalmarkt.
!,
Het algemene koersniveau op de aandelenmarkt bleef gedurende de verslagweek blijkens onderstaande index-
cijfers onveranderd. De emissie Lever Bros, waarop de
inschrijving gedurende de afgelopen week plaatsvond,
was in zoverre een succes, dat het gevraagde bedrag ver-
moedelijk grotendeels door het beleggend publiek –
m.a,w. niet door de beroepshandel – werd volgetekend
en dat de claimprijs gedurende de laatste dagen van ver-
handeling een maximum lereikte. Men meent te weten,
dat de contante middelen, welke op 10 Januari 1952 voor
de betaling dezer stukken zullen moeten worden ge-
fourneerd, reeds thans grot&tideels aanwezig zijn. Dit zou
dan betekenen, dat uit dezen hoofde in de komende maand
geen grote verkoopd ruk meer op de effecten markt zou zijn
te verwachten.
Men krijgt de indruk, dat de omvang, der obligatie-emissies de laatste tijd zo groot is gewèest, dat bij die
lagen beleggers, die nog wat van hun kruit droog hadden
gehouden,. de voorraad daarvan langzamerhand ver-
schoten is. De 44 pCt electriciteitsleningen trekken nog wel – zij het verminderende belangstelling, waarschiji-
lijk vnl. bij institutionele beleggers. Het nieuwe project
van gedeeltelijk renteloze leningen, een gemeentelijk lokaas
om rijksbelasting te ontgaan, blijkt echter, hetzij bij gebrek
aan belangstelling, hetzij bij gebrek aan contanten, bij
de particulieré beleggers weinig succes te hebben. Een
dergelijke lening van Arnhem mislukte, nadat de eersteling
uit Vlaardingen vorige week ook slechts gedeeltelijk was
geslaagd.
Een erkenning, dat ook van regeringszijde voor de
eerstkomende jaren niet meer met een terugkeer van het
goedkope geld wordt gerekend, is te zien in een verhoging
van de rentevergoeding door de Rijkspostspaarbank van 2,28 tot 2,40 pCt per 1 Januari a.s.; een verandering van
-deze rente toch, hoe fractioneel ook, wordt immers be-
trekkelijk zelden en slechts na ministerieel overleg door-
gevoerd.
30 Nov.
7 Dec.
1951
1951.
Aand. -indexcijfers.
Algemeen
………………..
144,3
1443
Industrie
205,3 ‘
206,1
Scheepvaart
………………
173,9
172,4
Banken
………………….
120,8
121,8
Indon. aandelen
………
46,6
45,8
Aandelen.
A.K.0. ….. ……………..
162
162
1
/
3
Philips
………………….
1 67/
4
1 66/
3
Unilever
………………..
179’/
4
180
H.A.L
……………………
182
.
181
1
/
Amsterdam Rubber
………..
931/
H.V.A .
…………………
103
1
/
4
100/
4
Kon. Petroleum
………….
283
287
Staatsobligaties.
24 pCt N.W.S
……………..
70/
4
70/
4
3-34pCt 1947
……………
85
11
/
16
85/
3 pCt Invest. certif
.
………..
87
13
/
16
87
11
/
16
34pCt 1951
93
93
3 pCt Dollarlening
…………
94’/
3
96
J.C.B.
12 December 1951
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICIJ TEN
923
STATISTIEKEN
INTERIM-PRIJSINDEXCIJFERS VAN HET GEZINSVERBRUIK IN
DE NEDERLANDSCFIE BANK.
NEDERLAND
1)5)
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
(1949
=
100)
.;;
.0
0
1•
I.Ej_
0
2
–
O
s
1
O’0
0
0
ss
u
–
0
u
0
>
n
5
Nov. ’51
–
1.201.316
908.138
8.480
293.335
222.076
12 Nov.’51
1.201.432
980.900
5.822
306.623
220.338
19 Nov. ’51
1.201.449
819.305
6.484
297.077 219.807
26 Nov..5l
1.201.042 889.428 ‘7.143 289.898
220.975
3 Dec. ’51
1.201.132
941.344
7.511
283.077
204.361
10 Dec. ’51
1.200.732
999.840
8.056
.
281.109 -202.358
0
Saldi in rekening courant
0
O
03it3
02
VS VS
5 ‘Nov. ’51
..
‘2.844.175
2.286.035
1
.
745
.
36
61,
231
.
058
113.622
12 Nov. ’51
..
12.806.237
2.340.529 39.170
1.745.3661
234.106
113.570
19 Nov. ’51
..
12.807.007
2.299.490
40.902
1.745.3661
209.662
113.238
26 Nov. ’51
..
12.843.312
2.325.305
46.664
1.745.3621
226.143
113.469
3 Dec.
’51
..
2
.908.65
4
2.296.239
~
2.399.097 25.612
1.762.3431
244.622
113.726
10 Dec.
’51 …12.843.00l
97.919
1.762.3431
260.076
113.736
EMISSIES
(Reële bedragen in di
VS
01
VS
–
VS
–
VS
1.1
d’
ii
i°
0101
01
113
113
II
1
t
113
113
1
1151117
122 122 1211122
–
121
121,221
Voedingsmiddelen
. . .
113 113 112
113ll2Ill3
122
124 1231127
124
1241125
121
122 124
128:137il43
146
142
1381134
131
1291127
117 119
120
127,1371141
147 143
1411139
137
1331131
Totaal
…………….
102 102
102
102106107
15
115
1171118
118,117j117
Kleding
.
………….
Schoeisel
………….
Woninginr.en huisraad
117
118
118 122;127133
1.8
136 1351132
13111281126
Reiniging
………….
Over. groepen, incl.huur
110
110
110
1071108109
113
112
113
1
113
114
1
115
1
115
Huur
…………….
.10oloo!l00Il
lSllSlIS
115 115
11511
IS
11511151115
1)
Volgens huishoudrekeningen over 1949 van geschoolde arbeiders, voor-lieden, lagere kantoorbedienden en ambtenaren, met in 1949 een bruto-week-
100n van f50 tot f60 per week; met een gemiddelde gezinsgrootte van 4
en voorts wonende in de middelgote en kleine steden van ons land.
1)
Prijzen waargenomen in de gemeenten Groningen, Enschede, Arnhem,
Utrecht, Zaandam, Tilburg, Dongen, Eindhovn en Heerlen.
‘) Voorlopige gagevens.
IN 1951
uzenden guldens).
Maand
Obligaties
Aandelen
–
Totaal
w
•
co
Uit
omzetting
van
andere beleggingen en
geblokkeerd
tegoed
,
.
Nieuw geld
lanuari
2.752
6.347
9.099
.
–
.
102
8.997
Februari
133.726
4.191
137.917
–
158
137.759
taart
15.728
–
14.854
30.582
–
165
30.417
211.659
14.364
226.023
–
.278
i
225.745
1.722
7.307
9.029
7
–
544
8.478
luni
833
2.198
3.031
–
164
2:867
Apri……………
4ei
:……………..
10.009
101.830
111.839
–
149 111.690
luli
……………
ugustus
……….
,
$eptember
………
..
.
3.100
110
•
3.210
–
100
3.110
‘1
SPECIFICATIE DER EMISSIES IN JULI, AuGUSTUS
EN
SEPTEMER 1951.
(Bedragen in duizenden guldens; koersen en rentevoeten in pCt).
Naam
15
2
0
‘
1
Naa
1
m
1
.
lo O
t
s,.
,
,
o
si
c
al
06
o
0
Juli.
–
N
.
V.
Houthandel
v/h
G.
Alberts
Obligaties.
-,.
Lzn en Co., Middelburg
630
1071
677
N
.
V.
-Twentsche
Overzee
Handel
Overheid:
1.050
110
1.155
149
100
149
3
17 ‘)
N
.
V.
Tricotage
Ateliers
Treebeek,
4.000
100
4.000
4
25 ‘)
–
48
105
50
Gemeente Tietjerksteradeel
210
5.000
lOO
100
.
210
5.000
4 4
30 ‘)
25 ‘)
Augustus.
geen
emissies
Particulieren:
S
e
p
te m b er.
Inrichting van Diakonessen in Ne-
Brunssum
……………………
Obligaties.
Investeringscertificsten …………….
400
100
400
4
10
2)
Overheid:
,,Zonnegloren”, Chr. Ver, tot Stich-
.
Investeringscertificaten
100
100
100
3
17
ting en Exploitatie van Sanstoria
Gemeente Haarlem
…………….
voor
l
ij
ders
aan
Tuberculose,
Maatschappij, Enschede
……….
Particulieren:
Provincie Zuid-Holland
……….
250
100
250
4 25
i)
N.V.
Intercommunale Waterleiding
Aandelen.
Gebied Leeuwarden
1.000
100
1.000
.
4
25
‘
derland,
Utrecht ………………..
‘
Coöperatie Ver. U.A. Centrale der Koninklijke Fabriek Inventum, De
.
Nederlandse Verbruikscoöperaties,
Utrecht
……………………..
161
200
321
…………….
2.000
3
)
lOO
2.000
4
20
N.V.
Gemeenschappelijk Bezit van
Aandelen
Philips’
Gloeilampen-
.
Aandelen.
Bilt
………………………….
fabrieken, Eindhoven
.
.
Rotterdam
…………………
N.V.
Oud-Beijerlandsche Hoogdruk
(6 pCt cum. pref’. winstd. aand.)
30.000
100
30.000
Waterleiding
Maatschappij,
Oud-
(gewone aandelen)
………….
69.627
lOO
69.627
Beijerland
…………………..
110
‘)
100
110
‘)
Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing ten allen tijde toegestaan.
‘) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing van zekere datum af toegestaan. ‘) Waarvan reeds geplaatst op inschrijvingsvoorwaarden f1.400.000.
–
‘)
Waarvan reeds onderhands geplaatst op insclsrijvingsvoorwaarden f10.000.
31 Mrt
’47
477.00
35.363
7 Nov.
’51
1.060.171
290.470
14 Nov.
’51
1.437.878
290.482
21 Nov.
’51
1.437.878
300.644
28 Nov.
’51
1.437.902
312.317
0
n
g
,2c
Data
.
:
.0
v”‘
DTT
STAATSBEDRIJF DER, PTT
Afdeling Organisatie en Efficiency
heeft gelegenheid tot plaatsing van
organisatie-deskundigen
Briven met volledige inlichtingen betr. ‘opleiding en
ervaring te richten aan de Hoofdafdeling Financiële
Diensten, Bureel K, Kortenaes’kade 11, ‘sGravenhage’
1
1
.;
–
DE JAVASCHE BANK.
(Voornaamste $osten in duizenden_guldens)
bn
0000
0
e,a
._
u
o.
Data
be
.2
.
•oc
‘°
>0 >0
542.245
348.235
55.201
500.596 788.755 1.088.909 514.674
707.128
1.150.940 503.033
721.313
.
1.148.643
–
561.987 575.642
1.220.885
Rekening courant
–
saldi
0”
01
0
0
ba
>
31 Mrt
’47
_
453.816
268.697
–
.
–
895.911;
7 Nov. ’51
2.937.188 282.604
731.525
14 Nov. ‘5!
2.972.016
1
2.959.472
284.874
–
–
746 462
21. Nov. ’51
2.981.739 267.772
–
–
800,540
28 Nov. ’51
277.700
–
–
812.510
Muntbiljettencirculatie per 31 Mrt
1947
f646.830.979
Muntbiljettencirculatie per
7 Nov. 1951
f338.954.254
Muntbiljettencirculatie per 14 Nov. 1951
f344.928.432,50
Muntbiljettencirculatie per 21 Nov. 1951
f344.784.497
.Muntbiljettencirculatie pèr 28 Nov.
1951
f 345.040.072.50
vacatures
Ii
Vooraanstaande Bankinstelling, wier activi-
teiten voornamelijk cp het buitenland zijn gericht,
zoekt een
.EERSTERANGS KRACHT,
– voorbetemd om na een periode van voorbereiding
te worden opgenomen in de leiding van hare
• buitenlandse vestigingen met standplaats buiten
Nederland. *
Gegadigden zulln moeten beschikken ovér
zeer uitgebreide, liefst ook internationale ervaring
op bankgebied en reeds grotere verantwoordelijk-
heid moeten hebben gedragen. Volledige beheer-
sing van de moderne talen is noodzakelijk.. Leef-
tijd bij voorketi rond 40 jaar.
Voor beheerste, doch dynamische figuur’ fnet
duidelijke leiderscapaciteiten zeer goede voor-
uitzichten aanwezig. *
Brieven, welke strikt vertrouwelijk behandeld
zullen worden, te richten, onder no. ZC 2599 aan
Adv. Bureau De Busy, Rokin 60, Amsterdam-C,
—
Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Economlsch-Statistische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces waarvan de tekst
‘S
Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
t
–
S
1
diversen
RI ETSUl KERFABRIEK
TEKOOP
op Java-Indonesia; capac. ca
. 14000 qt. riet per etmaal,
jaarproductie 12-14.000 tons witte suiker.
Gehele ‘object bestaande uit fabrieksgebouwen met
installatie en laboratorium. pakhuizen voor opslag van materialen en suiker, kantoorgebouw, een groot aantal
.woonhüizen voor staf en lager personeel, vaste en
losse railbanen en rollend materieel, bestaande uit 10-
comotieven en lorries etc. etc.
Inlichtingen en biedingen op het gehele object of
gedeelten-. daarvan bij .de N.V. Maatschappij tot Ex-
ploitatie der Cultuurondernemingen van E. Moormann
& Co., Keizersgracht 347, Amsterdam-C., Holland. Tel.
39168.
ECONOMISCH
STATISTISCHE BERICHTEN,
UITGAVE VAN ‘HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (
W.)’
Telefoon Redactie en Admi,iistratie
38040.
Giro
8408,
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Ekonomie
–
14,
Universiteitstraat, Cent.
.
Abonnementen: Piete, de,Hoochstraat
.s,
Rotterdam (
W.).’
Bankiers: Banque de Gommerce, Brussel.
Cl
Abonnements prijs, franco per post, voor Nederland 26,—
per jaar,
voor België/Luxemburg f
28,—
per jaar, te voldoen ‘door storting van
de tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te –
Brussel of op haar Belgische postgirorekening no
260.34.
Uniegebieden
en
Overzeese Rijhsdeien (per zeepost)
f26,—,
overige
landen t 28,—
per jaar.
Abonnementen kunnen
ingaan
met elk nummer en slechts worden
beëindigd per uitiino van het kalenderjaar.
Cl
Aangetekende 8tukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee4ijk,
Rotterdam (W.).
—
Cl
•
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan
de
Firma
H. A. M. Roetants, Lange Haven
z4z,
Schiedam (
Telefoon
69300,
toestel 6). Advertentie-tarief
f
0,43
per mm. Contract-tarieven op
aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures”
en ,.Beschikbare krachten” / o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie
behoudt zich
het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen
Ie
weigeren.
Losse nummers
75
cents, resp. 10 B. francs.