Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1696

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 9 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomisch,-rStatistisch’e

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 9 NOVEMBER 1949

No. 1696

COMMISSiE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries.

– – Redacteur-Secretaris: C. pan den Berg.

Plv. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN”AD VIES VOOR BELGiË:

J. E….Mertens; R. Miry;
J.
pan Tic/ielen; R. Vandeputte;

– F. Vers ichelen.

Gegevens over adressen, abonne’mditen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

JINIIOUD:
Blz.

De

artikelen

van

deze

week

………………..
887

Sommaire,

summaries

………………………
887
Buigzame belastingtarieven
door Prof. Dr M. J. H.

Smeets

………………………………..
888
Gemeentefinanciën door Prof. Mr C. W. de Vries
. .
890

De Italiaanse va1utapo1itik véér en na de devaluatie
van het pond
door Dr M.

Vajda

…………..
891

De wereldscheepsbouw door C.

Vermey

……….
-893

Brandstof economie
door E. J. Muller…………
895

Ingezonden

stuk:
liet Nederlands bouwkasbedrijf en liet rendement hij nieuw-
bouw
door K. B. van -Steenwijk,
met naschrift van
Prof.
Dr

C.

Campagne

…………………………..
897

Boekbespreking:
Prof. 1)r Ir G. MinderliOtul: Landhouweobperatle

in Ne-
derland,
be3pr. door Dr J. II. van Stuijvcnberg
……..
897

Aantekening:

De Franse franc: tien maal in dertig jaar
…………….
897

Een stem uit het bedrijfsleven:
Benelux
door

Dr

A.

Tavernier

……………………
899

Internationale

notities:
liet contingenteringssysteein van Frankrijks buitenlandse
handel

……………………………………
900

Mededeling van het secretariaat van de Centrale Com-
missie voor de

Rijnvaart

…………………..
900
Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
901

Statistieken:
Stand

van

‘s Rijks

Kas

…………………………
901
Maandcijfers van de grote baiiken in Nederland

……..
902
Bankstaten

………………………………….
902

DEZER DAGEN

is het hek van de dam. De Ronde Tafel Conferentie is
beëindigd met een accoord tussen de vergaderende par-
tijen. Deze, uit hun afzondering gekomen, zijn thans
elk huns weegs gegaan naar hun principalen. Zullen deze
meegaan, of zullen zij staketsels zien als het tot de vraag
komt, wie over de brug is gekomen?
Aan de ,,serene onttrokkenheid aan het gewoel van
het ogenblik”, waarvan Huizinga eens voor de historie
sprak, is de Indonesische quaestie nog niet toe. En daarmee

niet aan een afsluitend oordeel, hoezeer .buitenlandse
varnemers hun vi-eugde reeds hebben uitgesproken
over het bereikte resultaat.

Al zal het weggenomen hek veel Nederlanders nog niet
verleiden om van vreugde te dartelen, er is althans ruimte
gekomen voor verdere stappen. In de kooi van van-

trouwen, opgebouwd uit velt mislukkingen, is thans een
open deur. Zal die voor de Nederlanders, door de reactie
in- Indonesië open blijven, dan is er zelfs een stap vooruit
in het heden.’

Er is nog een barrière geslecht, a1thans sterk verlaagd.

De rantsoenering – om een puristische strijd tegen de

term distributie nog eenmaal te voeren, —is vrijwel in haar geheel opgeheven. Althans in ons land.

Het ziet er niet naar uit, dat de consumenten en masse
door de bres zijn gestormd. Waarschijnlijk is er, nu het
hek weg is, een ketting, die hen kort houdt, de koop-

kracht. Het postulaat der onbeperkte behoeften immers
zit er te vast in, dan dat men kan menen, dat niet kopen
tot een ingeoefende reflex is geworden.
Zo zal de winkelstand hierdoor zijn schaapjes wél’ niet

eerder op het droge hebben. Maar zij boekt één voordel,
de stijfselpot voor het opplakken der bonnen kan uit-
drogen. Een
5
dilettant, die wel eens zijn weg heeft ge-
zocht door de vernuftige staketsels der n + 1 coupures,
erkent winst aan, het economisch goed: Vrije tijd.
In Groot-Brittannië is men zover nog niet. Velden,
die moesten helpen om het voedseltekort te ondervangen,
zijn woest en ledig gebleven. De grondnotenexploitatie in
Kongwa heeft minder oogst opgeleverd dan aan zaad
werd geofferd. Thans gaat men over op zoinebloemen.
Een symbolische schijn, dat men het hoofd blijft op-
richten?

Dat kan ‘men ook, een kort moment, doen op het Ne-
derlandse Ministerie van Financiën. 1-let ontwerp van
wet op de materiële oorlogsschade is thans zonder slag
of stoot aanvaard. 1-let overleg is geslaagd, en, wat de
opposanten betreft: ,,they swam and they swam, right
over the dam”.
Niet alle bressen zijn gunstig. De nijvere verdedigers
van de Raad voor Europa hebben de raad der ministers
tamelijk drastisch gaten zien hakken in hun wèl-uitgelegde
linies. Het overleg moge dan ,,en marche” zijn, ,,Bevin
l’arrêtera”. –
Aan de andere kant gaat men weer trachten een brug

getje te slaan: de drie Westelijke bezetters zullen bijeen-
komen om ‘over een gezamenlijke politiek tegenover
Duitsland te spreken. De V’estduitse kanselier heeft
getracht reeds wat vaste grond aan te dragen, door te
verklaren, dat Duitsland tegenover Frankrijk geen oude
koeien uit de sloot wil halen.

Aan een paar belangrijke hekken is men dpor een op-
stopping niet toe gekomen. liet Amerikaanse Congres
had zoveel te verwerken, voor het tijdelijk de w’ei in kon,
dat de financiering van de ,,Point four”-plannen en de
wet op de iinmigratie van vluchtelingen zijn blijven liggen.
De menigten wachten op het, volgende, gulle gebaar.

!flD

Nederlandsch Indische Handelsbank,. N.Y.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s•Gravenhaae

Alle Bank- en Effectenzakén


BELASTINGCONSULTATIE-
BUREAU
G R A F0 LOO G

A. L. F; Leverington
H. LANOOY

ROUERDAM

Alle belastingzaken

PSYCHOL. ADVIEZEN
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud-Insp. d. Bel. D. Sweepe, Oud-Ontv. der Bel.
J. Luykenstr.

6,

Tel.

501
N.
A. Schol, Candidaat-Notaris.

Mr Dr Steinmetz, Bel. Jurist.
Adviseur voor Accountancy:
ADVERTEER
W. A. Breuning,

Lid

Nederl.
Broederschap
. v.

Accountants.
IN
le Relmersstraat
95

A’dam
DIT BLAD
Telefoon 85508.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT 00 31 OCTOBER
1949

Kas, Kassiers en Daggeldleningen

…………f
14.471.797,80
Nederlands Schatkistpapier

……………….,,
54E435.140,06
Ander

Overheidspapier

……………………..

..
10.137.875.84
Wissels

………………………………

,,
1.098.193,12
Bankiers in Binnen- en Buitenland

…………
22.122.853,76
Effecten

en

Syndicaten

………………….
1.489.699,65
Prolongatièn en Voorschotten tegen Effecten ..,,
10.921.502,14.
Debiteuren

…………………………..

..
123.410.913,80
Deelnemingen (mcl. Voorschotten) …………

..
10.268.84 3,33
Gebouwen…………………………….
3.500.000,—
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

..,,
844.171,91

739.700.991,41

Kapitaal

………………………………

f
44.800.000,-
Reserve

………………………

…………..
15.000.000,—
Bouwreserve

……. ….. …… …………

..
3.000.000,—
Deposito’s

op

Termijn

………………….
77.51 1.243,76
Crediteuren

……………………………..
584.263.925,30
Geaccepteerd door Derden

………………..
58.081,76
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

….

..
I4.23.568,68
Reserve voor Verleende Pensioenen

………..
844.171,91

1

739.700.991,41

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.’
Gevestigd to’s-Oravenhago

AOIiINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT. BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeels-Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – arschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

met papier geïsoleerde kabels

voor zwakstroom en sterkstroom

koperdraai en koperdraadkabel

JabeIgarnituren, vulmassa en olie

HE KABELFABRIEI(

DELFT

9 November 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 887

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. Dr M.
J. H.
Smeets,
.Buigzame belastingtorieoen. –

Onder de maatregelen, welke ter bestrijding van een

volgende depressie worden overwogen, worden genoemd
,flexibele” belas tingtarieven. Dit is voor de schrijver

aanleiding geweest om aan te ge’ven, op welke wijze
de belastingen thans dienstbaar worden gemaakt aan

het beleid van de Regering, voor zover dit betrekking
heeft op het zo lang mogelijk tegenhouden van een loons-

verhoging, het bevorderen van de investeringen in de
particuliere’ sector en het daarin terugdringen van de
consumptie. De be’astingen kunnen door een toevallige samenloop van omstandigheden inderdaad voor een be-

langrijk deel aan deze regeringspolitiek worden aangepast.

De schrijver waarschuwt echter voor overdreven ver-
wachtingen bij een manipuleren met de belastingen ter

bestrijding van een depressie; hij wijst op een aantal
moeilijkheden, dat daarbij in de weg staat.

Prof. Mr C. W.
deVries,
Gemeentefinanciën.

De plan’nen 4.ran _ de Regering inzake opheffing van de

gehele ondernemingsbelasting, verhoging van de perso-
nele belasting door het Rijk en wijziging der Zegelwet
zijn niet bevorderlijk voor de zaak der gemeentefinanciën.
Deze komen hierdoor meer dan ooit in de phase der ver-
starring. 1-let perspectief vom’ de gemeente i dan ook

zeer ongunstig, tenzij op enige wijze voor enig, doel een
gemeentelijke belasting naar enig inkomen wordt hersteld.

Dr M. Vajda,
De Italiaanse ‘alutapolitiek 96r en na de
devaluatie tan het jond.

Omdat de lira als zwevendé valuta geen vaste waarde-
verhouding tot het, pond, resp. tot de dollar, had, kon

Italië devalueren zonder formele devaluatie. De betrekke-
lijk geringe depreciatie van de lira t.o.v. de dollar (ca 10
pCt) zal niet leiden tot de wederopleving van het inflatie-
gevaar. De kans op enige daling van het gemiddeld prijs-
niveau wordt zelfs iets groter geacht dan die op een stijging
daarvan. Niettemin mag worden verwacht, dat de de-
preciatie een verzwakking van het concurrentievermogen

van verschillende Italiaanse, exportindustrieën ten ge-
volge zal hebben. Ook afgezien hiervankunnen Italië’s
grondproblemen op monetair en economisch gebied nog geenszins als definitief opgelost worden beschouwd.

C. Ver!ney,
De wereldscheepsboiw.

Overziet men de gang van zaken m.b.t. de ,•wereld-
scheepsbouw, dan kan worden gezegd, dat çle sheepsbow

in Nederland, Frankrijk, Noorwegen en andere landen
zich van de gevolgen van de oorlog heeft hersteld. Het
aanvankelijke na-oorlogse monopolie van Engeland be-
hobrt thans tot het verleden. Vooral Engeland maakt
zich zorgen voor de toekomst’ i.v.m. de sterke verminde-
ring van het aantal nieuwe opdrachten. Met de toekomstige
concurrentie van dë Duitse scheepsbouw – Duitsland is
reeds zeer actief wat betreft scheepsreparaties – moet
ernstig rekening worden gehouden. Nu de ,,sellers’ mar-
ket” geleidelijk in het tegeiideel verkeert komt het weder-
om véér alles aan op een maximum aan efficiency en
service. De Nederlandse scheepsbouw, die niet zoals in
Amerika en Frankrijk steunt op regeringsopdëachten,- resp. -subsidies, neemt een eervolle plaats in onder de
andere landen.

E. J.
Muller,
Brandstof-economie.

e
Nederlandse behoefte aan kolen belast de handels-
balans met bedragen oplopende tot f 300 f 400 mln in
1952 (6 è
8
mln ton kolen tegen ongeveer f 50 per ton).
1-let is dus van belang, dat wij ons ernstig bezinnen op de
grootst mdgelijke economie in het kolenverbruik, ten-
einde te voorkomen, dat wij al te schatplichtig worden
aan -onze Europese buren. Een aantal mogelijkheden tot
besparing van brandstoffen wordt door schr. aangegeven.

SOMMAIRE.

Prof. Dr M.
J. 1{.
Smeets,
‘Des tarifs fiscaux flexibles.

L’auteur montre de quelle manière les contributions
peuvent servir la politique du Gouvernement notamment

quand il s’agit de freiner l’augmentation des salaires;
de stimuler les investissements dans le secteur privé et

de restreindre la consommation. En effet les contributions

peuvent, pat- suite de circonstances fortuites et pour

une grande partie, être adoptées A la politique’ gouver-

nementale. L’auteur dénonce, d’autre part, un certain
nombre d’obstacles qui s’accumulent sur la voie tracée.

Prof. Mr C. W. de Vries,
Les finances communales.

Les projets du Gouvernement en ce qui concerne la

suppression complète dela taxe sur l’enterprise, l’augmen-
tation de la taxe personnelle et la modification de la bi

du timbre, ne sont pas profitables aux f inahces communales.

Dr M. Vajda,
La poluique monétai,’e’ de l’Italie aant et
– après la déQaluation de la liQre sterling.

L’auteur donne un exposé détaillé de la politique fnoné-
taire de l’Italie depuis la fin de la guerre et les conséquences
pour l’Italie de la dépréciation de la lire vis-â-vis du
dollar.

C. Vermey,
La construction naQale.

Cet article donne-un aperçu de la construction navale
dans les pays les plus importants. L’auteur souligne c.a.
la concurrence, toujours croissante, des chantiers allemands.
11 importe actuellement que les chantiers s’occupent,
avant tout, d’obtenir un maximum de rendement en effi-
cience et en services rendus.

E. J.
Muller,
L’économie des carburants.

Les besoins néerlan’dais en charbon grévent la balance
commerciale d’une somme allant de 300 â 400 millions
de florins en 1952. 11 est donc important qu’on ge fré-
occupe de réaliser la- plus grande économie dans la con-
so!nmation de la houille. .
*

SUMMARIES.

Prof. Dr M.
J. H.
Smeets,
Flexible rates of taxation

An outline of the manner in which taxes are now being

made subservient to the Government policy of arresting
higher wages as long as possible, enco’raging investments
in p’rivate enterprises and checking çonsumption.
mci-
dentally taxes can indeed for a great part be adapted
to this Government policy. The difficulties in this con-nection are also discussed.

Prof. Dr’C.
W.
de Vries,
Municipal finances.

The Government’s plans covering. the abolition of the
companies’ tax, an increase in rent-taxes by the State
and changes in the Stamp Act are not in the interest of
municipal finances.

Dr M. Vajda,
Italian currency-policy bef ore and after the
deQaluation of sterling.

The writer discusses the Italian currency-pdlicy since
the end of the last war and the consequences for Italy
of the depreciation of the lira in respect of the dollar.

C.
Vermey,
World shipbuilding.

This article reviews shipbuilding in the mest important
countries. Attention is drawn to increasing competition
from Germaiiy. Efficiency and service are of paramount
importance to the shipbuilding industry. –

E. J.
Muller,
Economy in coal-consumption.

Netherlands coal requirei’ents will mount up to 300/400 million guilders in 1952. The consumption of coal should,
therefore, be kept as low as possible.

II
888

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 November 1949

BUIGZAME BELASTINGTARIEVEN.

Van de belastingen wordt hoe langer hoe meer ver-

wacht, dat zij dienstbaar worden gemaakt aan de algemene

economische en sociale politiek van de Overheid. Zelfs
wordt de hoop gekoesterd, dat bij het intreden van een

depressie niet alleen een openbare-werken-politiek de
teruggang in werkgelegenheid zal opvangen, doch dat

daarnaast verlagingen van de belastingtarieven spoedig tot

stand kunnen komen, teneinde o.a. aan de consumenten

meer koopkracht ter beschikking te stellen, welke dan
zal leiden tot het handhaven of weer opvoeren van de

bedrijvigheid. 1-lierbij wordt aan een vermindering van
het uitgavenniveaiï van de Overheid niet gedacht, zodat

per saldo additionele koopkracht ontstaat.
Het loont de moeite na te gaan, welke hulp de belas-

tingen te dezen
,
opzicht& kunnen bieden.’ Het’schijnt mij

toe, dat zulks het beste kan worden verduidelijkt aan de
hand van hetgeen de Regering voorstelt met betrekking

tot veranderingen in de belastingen voor 1950. Immers,

ook nu – het volgt duidelijk uit §
7
van de Millioenn-
nota 1950 – wil zij mede van de belastingen gebruik

maken om haar algemeen beleid op economisch en so-
ciaal terrèin te bevorderen.

**
*

De omvang van dit artikel’laat niet toe om hier het

gehele verloop te schetsen van de belastingplannen, zoals

zij vôôr de devaluatie werden ingediend en zoals zij nader
zijn gewijzigd. De bedoeling v66r de devaluatie was deze,
dat de verlaging van de tarieven van de loon- en inkom-
stenbelasting voor een groot aantal groepen van de be-
volking zou betekenen een flinke tegemoetkoming in de toe

te nemen uitgaven voor huur en voor de in hogere prijzen

tot uitdrukking komende omzetbelasting (de laatste mi.
voor zover deze betrekking heeft op de verhoging van 3 tot 31 pCt). Voor de laagste inkomens – althans voor

de gezinnen met minder dan drie kinderen – was de
verlaging van de löon- en inkomstenbelasting in deze
zin opgezet, dat deze vermindering de hogere, huur en

omzetbelasting
1)
nagenoeg zou opvangen, zodat een

loonsverhoging niet nodig zou worden. Hierbij heeft
reeds een stuiver per week meer of minder verlaging
van de loonbelasting of meer of minder verhoging van de

omzetbelasting een niet te verwaarlozen invloed.

Daarnaast was
s
een wetsontwerp ingediend tot her-
ziening van de vaststelling van de belastbare w’inst hij

de ondernemingen, om aldus mede te helpen aan het
verkrijgen van een gunstiger klimaat voor de financiering
van de in de particuliere sector noodzakelijke investeringen.
liet bovenstaande houdt in, dat – zoals de Millioenen-
nota 1950 het .zegt – op het stuk van de belastingen een
verschuiving werd voorzien van de sfeer van de ver-

werving van het inkomen naar de sfeer van cle bestedirg
daarvan. Een verschuiving, ‘elke past in de huidige
economische situatie van ons land en mede strekt tot het
opheffen van de te sterke repercussies, welke de hoge
tarieven van de inkomstenbelasting hebben opgewekt.

De door de Regering voorgestane wijzigingen heffen
weliswaar niet alle nadelen en ook niet op alle plaatsen
op – hetgeen inhoudt, dat ook andere verbeteringén
mogelijk zijn -, doch er wordt althans een begin gemaakt;

bovendien moet worden bedacht, dat elke belasting-
verlaging, welke niet gepaard gaat met bezuiniging of
het aanboren van andere middelen, een tekort op de be-
groting veroorzaakt.

Binnen de categorie van de kostprijsverhogende be-lastingen zijn verder enkele wijzigingen voorzien (o.a.
hogere gedistilleeidaccijns, lagere accijnzen op bier én

suiker), welke passen’ in de regeringspolitiek met be-

‘)
De verhoging van dc personele belasting, welkeaan-
vankelijk eveneens in het geding was, laat ik hier, nu zij op t ,Tan.
as. nog niet doorgaat, gemakshalve huilen beschouwing. Ook
verwaarloos ik hetgeen aanvankelijk tav. dc subsidies werd
beoogd.

(‘trekking tot de samenwerking met België en Luxemburg.

Dat ook de verhoging van de omzetbelasting en van de
henzinebelasting daarmede samengaan, toont opnieuw
aan, dat thans in Nederland wordt getracht om – in

tegenstelling met hetgeen in de depressie van de dertiger

jaren het geval was – de belastingpolitiek, zoveel zulks

doenlijk is, af te stemmen op het algemene economische
en sociale beleid van dè Regering.

**
*

Tengevolge van de devaluatie kan niet alles verlopen
zoals aanvankelijk werd verwacht. De Regering heeft

in verband met de uit die devaluatie voortvloeiende
gevolgen o.a. de verhoging van de opcenten op de per-

sonele belasting verschoven tot 1 Juni a.s., omdat dan

het nieuwe belastingjaar begint, zodat hieraan ook fiscaal-

technische voordelen zijn verbonden (geen extra-aanslag
over het tijdvak 1 Januari-31 Mei 1949). Voorts heeft zij

naast de reeds in September jl. aangekondigde vrijstelling

van omzetbelasting (o.a. voor margarine, peulvruchten,
vis, vlees, vet en spek) nog enkele artikele9 voor dagelijks

gebruik (o.a. jam, str’oop, havermout, koffie, thee, groenten

in blik, reparatie van schoenen) van deze belasting vrij-
gesteld.

Overzien wij thans dit geheel van maatregelen, dan

kunnen wij u.it een oogpunt van het dienstbaar maken van de belastingen’ aan het algemeen economische en

sociale beleid van de Overheid, het volgende constateren
2
).
De tarieven van de loon- en inkomstenbelasting wrden

zodanig verlaagd, dat zij de huurverhoging en de ver-
hoging van de omzetbelasting nagenoeg geheel (voor de
laagste inkomensgroepen) of althans ten dele kunnen op-vangen, zodat
uit deze hoofde
een nieuwe loonronde niet nodig wordt.

Ook bij de middelgrote en hogere inkomensgroepen bete-

kent dit een ‘verschuiving van uitgaven voor inkomstenbe-
lasting naar die voor hogere huur en voor hogere prijzen van
een aantal consumptiegoederen. Indien nu kan worden
bevorderd, dat – zoals mag worden aangenomen –

de huiseigenaren de huurverhoging ook inderdaad be-
steden voor onderhoud van de panden, dan zal de ver-
laging van de inkomstenbelasting nog een ander gevolg
hebben. Immers, indien en voor zover dit onderhoud
plaats vindt, zal een ,,roofbouw”, een kapitaalverlies,
worden voorkomen of tot staan gebracht, zodat hiermede

eigenlijk de investeringen worden gebaat.
De investeringen kunnen verder worden bevorderd
door de geavijzigde vaststelling van de fiscale winst, als- –
mede dooi’ de geleidelijke opheffing van de ondernemings-

belasting en door de reeds gemernoreerde verlaging van
de tarieven van de inkomstenbelasting, welke verminde-
ring immers ook aan ondernemers ten goede zal komen.

Daarbij acht ik dc eerste meer in de lijn van de industriali-

satiepolitiek te liggen dan de twee andere Verlagingen.
Er wordt immers een verhoogde afschrijvingsmogelijkheid
toegestaan, waarvan men terecht kan zeggen, dat dit

slechts een belastingverschuiving betekent. Maar zij is
uit liquiditeitsoogpunt

in deze jaren van groot belang
en juist zij kan uitsluitend worden verkregen door die

ondernemers, die…. inderdaad investeren. Bij het
opzetten van dë plannen tot finânciering van hun
al-
vesteringen kunnen deze ondernemers met deze belasting-
verlaging rekening houden. De betekenis van déze belas-

tingverlaging dient men niet te onderschatten; het zou mij
te ver voeren om aan de hand van de publicaties over de
‘oor 1949 geraamde (her)investeringen een benadering
van het hiermede gemoeide bedrag te geven
3);
op een
S)
De tijdelijke verhoging van de subsidies blijft in dit artikel
buiten beschouwing.
‘) In de memorie van toelichting op het wetsontwerp Belasting-
herziening
1949
is een bedrag van f170 mln verlaging op-
genomen, hetwelk de resultanle is van a. de hierboven bedoelde
vervroegde afschrijving; b. een hogere afschrijving wegens de voor
én keer herwaarcieerde (oude) activa; c. de afschaffing van de
toevoeging aan de onbelaste reserve; d. de verlenging van de termijn
voor verliescompensatie.

9 November 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

889

enkel ander aspect; dat met
deze
afschrijvingspolitiek

samenhangt, kan ik in het kader van dit artikel even-
min ingaan. Ook het intrekken vn de terugwerkende
kracht, waarvoor in de plaats is gekomen een verdere

verlaging van de ondernemingsbelasting (althans in feite

voor de particuliere ondernemers), blijft hier buiten
beschouwing.

Met.betrekking tot de verlaging van de tarieven van

de inkomstenbelasting en de gelidelijke afschaffing van de
ondernemingsbelasting dient men af te wachten, of alle

ondernemers inderdaad de hieruit vrij te komen bedragen
voor investeringen zullen besteden. Opgemerkt moet
echter worden, .dat ook andere motieven — hijv. het op-
vangen van de huurverhoging, het onevenredig zwaar be-

lasten van de middelgrote inkomens — voor een verlaging
‘an de tarieven van de inkomstenbelasting pleiten en dat

ten aanzien van de ondernemingsbelasting redenen pro
en contra handhaving kunnen worden aangevoerd, waarop
ik. hier niet zal ingaan.

Naast en tegenover deze verminderingen, welke geheel
of ten dele aan de investeringen ten goede zullen komen,

staan nu kostprijsverhogende belastingen, welke de

consumptie zullen dienen te beperken (het laatste zal
vermoedelijk in sterkere mate geschieden door de ge-
volgen van de devaluatie). l-letzelfde kan men betogen
t.a.v. de per 1 Juni a.s. voorziene verhoging van de per-
sonele belasting.

Ik laat hier buiten bespreking, dat deze veranderingen
in de belastingen per saldo voor 1950 ca f 160 mln minder

zullen opleveren; de Minister van Financiën heeft dit
verlies aan opbrengst willen toestaan, omdat hij hoopt,
dat daardoor nieuwe initiatieven zullen worden ont-
plooid, welke in de toekomst tot een vergroting van de
belastbâre sommen zullen leiden
4).

Wij mogen dus constateren, dat de herziening vrijwel
past in het beleid dat de Regering – ook door middel

van andere maatregelen —. wenst te volgen: bevordering
van de industrialisatie, het zo lang mogelijk tegenhouden
van een loonsverhoging en het beperken van de con-

sumptie. Stellig zijn ook enkele zuives’ fiscale oorzaken
voor de herziening aan te geven — bijv. het bedrag,
hetwelk in de inkorfistenbelasting als noodzakelijk levens-

minimum wordt vrijgesteld, dient zich aan het reële levens

peil aan te ,passen -, doch in het algemeen’ mag men
toch constateren, dat de belastingpolitiek ,,flexibel” is
gehanteerd. Waarmede ik, het zij herhaald, niet wil

zeggen, dat geen variaties op deze buigzame voorzieningen
mogelijk zouden zijn:.
**
*
Mag men hieruit afleiden, dat de belastingen ook onder
andere omstandigheden – bijv. in een depressie steeds
geschikt zullen zijn om te worden aangepast aan het alge-
mene regeringsbeleid? Men zij zeer, voorzichtig met het
trekken van deze conclusie. •.

Daartoe zij er allereerst op gewezen, dat men ook thans
niet over de.gehele lijn is geslaagd. Zo zullen .— hoezeer
zij procentueel hçl geringst van de verlaging van de loon-
en inkomstenbelasting, profiteren – de ongehuwden per

saldo meer geld in handen krijgen dan tot heden het
geval is. De vrees is gemotiveerd, dat vooral de jeugdige
arbeiders dientengevolge meer zullen verteren. Waar-
schijnlijk kon de belastingdienst hier geen afdoende aan-
passing aan de regeringspolitiek brengen, hetgeen bewijst,
dat men niet alles, van ,,flexibele” belastingtarieven kan
verwachten. Ook ten aanzien van de grote gezinnen
kunnen de verlagingen van de Ibonbelasting geen uit-
komst bieden, om de eenvoudige reden, dat zij reeds vrij
zijn van deze belasting; hier zal men andere voorzieningen
in beraad nemen.
Vervolgens is er het gelukkige verschijnsel, dat men

4)
1-landelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
zitting 1948/49, blz. 220, alsmede Millioenennota 1950, blz. 45. Zie
ook Memorie van Antwoord op hoofdstuk 1 van de Rijksbegroting
1950, blz. 38.

de huurverhoging kon voorzien; de Regering laat haar

toe per 1 Januari a.s. Nu begint op diezelfde dag het

nieuwe belastingjaar voor de inkomsten- en loonbelasting,
hetgeen een zeer gelukkig samentreffen is, althans indien

de Staten-Generaal nu éér spoedig een besluit nemen
over de toe te passen verlaging. Immers, vÔôr Januari a.s.

moeten alle werkgevers de nieuwe tarieven in hun bezit

hebben; het samenstellen, drukken en verspreiden, daar-
van kunnen niet in een vloek en een zucht geschieden.
In de loop van een kalenderjaar kan nien theoretisch

de tarieven van de loonbelasting wel op korte termijn
– en dan practisch het beste per kwartaal – veranderen,
doch het tarief van de
inkomstenbelasting
moet daaraan
67ivermijdelijk worden aangepast. Zulks is in de loop van

een belastingjaar slechts mogelijk door voor dat jaar
een afzonderlijk tarief vast te stellen; daartoe worde hier

in herinnering gebracht het afzonderlijke tarief over 147,

nodig geworden, omdat de loonbelastingtarieven met

ingang van 1 Juli 1947 werden gewijzigd. Dat tarief
inkomstenbelasting ovei 1947 vertoonde zeer vele ge-

breken; deze zouden sterk toenemen, indien men de
tarieven van de loonbelasting op een andere datum dan
1 Juli zou verandereii. –

Nog afgezien van deze technische bezwaren zal het
duidelijk zijn, dat een verlaging van de loon- en inkomsten-
belasting
achteraf
ter goedmaking van gestegen kosten
van levensonderhoud of ter stimulering van de bedrijvig-
heid ook hierom zeer moeilijk zal zijn, omdat altijd een
zekere tijd is gemoeid èn met de parlementaire behande-
ling èn met het gereed maken en uitreiken van de nieuwe tarieven enz.

Bij de omzetbelasting is een sneller aanpassen – af-
gezien dan van de tijd nodig voor de parlementaire be-

handeling — wel mogelijk, waarbij men nochtans .ini aan-
merling dient te nemen, dat het in het algemeen (in
verband met de afdracht per drie maanden) aanbeveling

verdient — ik kan niet beweren dat zulks strikt nood-
zakelijk is — deze met een nieuw kwartaal te doen ingaan.

Vervolgens behoort men in aanmerking te nemen

dat het manipuleren in de depressie met de loon- en in-
komstenbelasting ook bezwaren heeft, omdat tal van

personen vrij zijn van deze belasting; indien sîien door
vermindering van deze tarieven in de depressie de uit
het bruto-loon ter beschikking komende koopkracht wil
vergroten, dan zal zulks juist bij deze mensen niet het

geval worden. Voor het gestelde doel zou eerder de omzet
belasting in aanmerking komen, doch de omstandigheid,

dat de sociale inslag van deze belasting door het opnemen
van nog meer vrijgeslelde artikelen is vergroot
5),
maakt
het manipuleren met deze heffing in de volgende depressie
minder succevol.

Ook kan worden gedacht aan een verlaging van de
vereveningsheffing, waarbij echter in acht, moet worden

genomen, dat deze ter zake van’het loon van tal van werk-
nemers niet wordt geheven. Indien men een dergelijke
vei’mindering niet of niet geheel aan het bedrijfsleven ten

goede
.
zou doen komen, zou tegelijkertijd een loonsver-hdging kunnen worden voorgeschreven.

1-let schijnt mij toe, dat de doelmatigste methode zal
zijn, het verminderen van de ten laste van de werknemers

komende premiebetalingen in de sociale verzekering –
practisch alleen 1,8 pCt volgens het Ziekenfondsenbesluit
en mogelijk ten hoogste 1 pCi volgens de Ziektewet —;
immers, een dergelijke verlaging zou – althans in de
particuliere sector — de inhoud van
elk
loonzakje verhogen.
Misschien dat hier – in het voetspoor van hetgeen over
de vereveningsheffing is gezegd – mede kan worden ge-
dficht aan een vermindering van de premies die ten laste
van de werkgever komen. Het komt mij voor, dat hier-mede een aantal van de maatregelen, welke in de eerste

&) Deze sociale inslag is verder nog verbeterd door ndg grotere
differentiatie in de tarieven.

890 /

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Noember. 1949

ilaats in aanmerking kunnen komen, is besproken.

Wanneer men ohder ,,buigzame belastingtarieven” ook

een andere wijze van vaststelling van de fiscale’ winst

zou willen begrijpen, dan moet worden opgemerkt, dat

zulks slechts met ingang van een nieuw belastingjaar

kan geschieden, tenzij de Staten-Generaal willen heen-
tappen over de bezwaren, verbonden aan liet in verking

treden met terugwerkendekracht, hetgeen in dit geval

geen practische moeilijkheden zou opleveren.

Tenslotte isbij dit alles – naast de tijd, nodig voor de

parlementaire behandeling – van zeer groot gewicht,

of de belastingdienst in staat is alles practisch en op vrij
korte termijn uit te voeren; men onderschatte deze factor

niet!
**
*

Uit dit weinige moge volgen, dat de belas’tingen stellig

dienstbaar kunnen worden gemaakt aan -de algemene
economische en sociale politiek van de Overheid, dat dus

,,buigzame” tarieven inderdaad mogelijk zijn, doch dat

zij ,,de wind moeten mee hebben”, willen zij van afdoende
betekenis zijn. Men’ koestere daarom geen overdreven

verwachtingen t.a.v. de hulp, welke de belastingen in een

depressie op korte termijn kunnen bieden; maatregelen
op ander terrein zullen in het algemeen beter en sneller
tot uitwerking kunnen komen dan de belastingen.

– ‘s-Gravenhage.

Al. J. H. SMEETS.

GEMEENTEFINANCIËN.

Wordt het invoeren ener eigen geiieentelijke belasting

naar enig inkomen opnieuw overwogen? Het Voorlopig
Verslag der Tweede Kamer omtrent Hoofdstuk 1 der
rijksbegroting voor 1950,
ii.aarin
door vele Kamerleden

de mening van de Minister wordt gevraagd over de mo-

gelijkheid van het opnieuw invoeren van enige’ gemeen-
telijke inkomstenbelasting, luidt:
,,Het onderwerp van de zelfstandigheid der gemeenten

trok ook dit jaar weer de aandacht van vele leden. Zij

wezen er op, dat door de ,,noodvoorziening” voor de jaren
1948, 1949 en 1950 wel aan de gemeentebesturen in vrij
ruime mate cle beschikking is gegeven over Rijksgeld, doch

dat deze regeling slechts voor drie jaar geldt en zich geheel

tot •het financiële gebied beperkt”. De commissie-Oud
is ingesteld om in het algemeen ten aanzien van liet her-
stel van de financiële zelfstandigheid der gemeenten voor-
stellen te doen. Het gaat om de zelfstandigheid en deze
is door de noödvoorziening niet in beginsel hersteld. 1-let
Voorlopig Verslag gaat dan door: ,,De leden,die deze
zaak ter sprake brachten, meenden, dat alleen het herstel
van de mogelijkheid, dat de gemeenten een’eigen gemeen-
telijke inkomstnbelasting heffen, als basis voor de ge-

meentelijke zelfstandigheid kan worden beschouwd. Zij
vroegen, in hoeverre de Regering daartoe haar mede-
iverking zou kunnen verlenen”.
Vieren twintig uur, nadat dit staatsstuk was gepubli-
ceerd, ‘verscheen een Nota van de Minister van Finaniën,
welke de waarde van deze opmerking van vele Kamer-
leden ‘belangrijk’ verhoogt. Het vraagstuk der ,,financiële

verhouding” wordt er des te acuter door.
Zonder op het verschijnen van Voorlopige Verslagen
over vroeger ingediende wetsontwerpen, die belastingher-
zieningen brachten, te wachten, heeft de Minister van

Financiën reeds nu enkele nadere mededelingen omtrent
de phinnen der Regering dp belastinggebied gedaan, welke
ook de zaak der gemeentefinanciën betreffen.
Die ,,zaak der gemeentefinanciën” wordt er niet beter
op. Over de.mogelijkheid van een zekei’e compensatie ten
behoeve der gemeqnten door het herinvoeren van een ge-
meentelijke inkomstenbelasting, spreekt de Minister voor-

lopig in het, geheel niet.
**
*

De nieuwe mededelingen van de Minister staan stellig

in verband met de plannen ten aanzien van de Benelux
en staan tevens in verband met de plannen tot industria-
lisatie van Nederland.

De Benelux eist een verschuiving in ons belasting-

systeem, welke parallel loopt met de eisen ener industriali-

satie. Nederland keert terug tot de moeilijkheden uit de
beste regeringstijd van Koning Willem 1, dus tot 1815-1830,

toen van ‘s Konings zijde de ondernemer, die de welvaart
bracht, werd gesteund. Willem 1as de Koning-koop-

man, die aan onze industrialisatie dacht,’ zulks in ‘het

grote verband van een volledige Economische Unie met
België-Luxemburg. Wanneer een latere Belgisch& Konings-

keuze zich mocht wenden naar de oude Kroon van het

Verenigd Koninkrijk, dan ware de periode 1815-1830 nog
dichter bij.

De Minister van Financiën denkt aan, een trapsgewijze

opheffing van de gehele ,,ondernemingsbelasting”, zulks

blijkbaar mede op verzoek van de Minister van Economi-

sche Zaken. De onderneming en de ondernemer moeten

bedrijfspolitieke vrijheid hebben. Argumenten? Zie Willem
1. Hiermede is natuurlijk niets onaangenaams bedoeld,

noch voor de grote Koning, noch voor 6nze tegenwoordige

Minister van Fihanciën. Hij is in goed gezelschap.

,,Voor verdergaande tegemoetkoming, waarvoor de

wijzigingen in de voorstellen ruimte hebben gegeven,

komen dan ook thans de ondernemingen van natuurlijke
personen in aanmerking”. Daarbij wordt in het bijzonder

gedacht aan de middenstandsbedrijven.
**
*

De gemeenten ondervinden hierdoor grote nadelen. j-let

eigen gemeentelijk belastinggebied is reeds zeer gering en

zondei’ fantasie. Alleen in de ondernemingsbelasting zat
nog wat muziek en eigen gemeentelijke zeggingschap. Velé

‘actieve gemeentebesturen hebben ook zelf de toekomstige

industi’ialisatie bevorderd. Zij hebben getracht industrieën
aan te trekken; zij hebben grote onkosten gemaakt; zij hebben verwacht een compensatie .te vinden in de op-

bi’engst der ondernemingsbelasting. De verhoging van de personele belasting door liet Rijk
iverkt indirect evenzeer ten nadele der gemeentelijke kas-
sen, omdat het’voor de gemeentebesturen weer moeilijker

wordt in deze belasting enige meerdere compensatie te
vinden om verloren gegaan belastïnggebied te vervangen.
‘De mede voorgenomen wijziging der Zegelwet, welke aan de beurshandel welkom is, dwingt voorts de gemeentebestu-
ren tot liet betalen van nieuwe belastïnggeldën aan het Rijk,
wanneer zij, onderhandse akten (een ter beurshandel niet
welkom instituut) aangaan. Maar deze maatregel ierhoogt
de kosteh van een groot economisch plan ener gemeente,
terwijl juist op kostenverlaging moet worden aangedrongen.
De gemeentefinanciën komen meer dan ooit in de phase

der verstarring. Nu kan men zeggen, dat de rijksuitkering
uit de algemene middelen aan de gemeentebesturen eigen-
lijk ,,gemeentegeld” is, maar de grondslag dezer uitkering
is geheel in de handen van Regering en wetgever. ‘De rijk-
wetgever verlaagt de opbrengst der algemene’ middelen
naar eigen inzicht, thans bijv. met de opbrengst der
ondernemingsbelasting. Het percentage der opbrengst

dezer algemene middelen, voor de gemeenten bestemd,
wordt door de rijkswetgever bepaald.
Het perspectief voor de gemeenten is zeer ongunstig,
tenzij op enige wijze voor enig doel een gemeentelijke be-
lasting naar enig inkomen wordt hersteld. Zo niet,, dan
worden meer dan ooit de gemeentebureaux tot kantoren
des Rijks. ‘
Het zoude dus in deze gewijzigde omstandigheden niet onmogelijk zijn, dat d& ,,kaarten” ener gemeentelijke be-
lasting naai’ enig inkomen nu .weer iets gunstiger kwamen
te liggen. Het debat in de Tweede Kamer zal dit punt niet

geheel kunnen vermijden. –
Wanneer de Memorie van Antwoord op Hoofdstuk 1

9 November 1949 –

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

891

deze week bekend is, wordt het antwoord der Regering

op dit punt nog hieronder afgedrukt.
De bedoelde passage uit de Memorie van Afitwoord
luidt:

,,I’Ioewel de Regering niet staat aan de kant van de
leden, die menen, dat alleen het herstel van de mogelijk-heid tot heffing van een eigen gemeentelijke inkomsten-

belasting als basis vor de gemeentelijke zelfstandigheid

kan worden beschouwd, is zij uiteraard bereid, na ont-

vangst van de voorstellen van meergenoemde commissie,

aan dit putit de vereiste aandacht te schenken”.

‘s-Gravenhagc.

C. W.
DE VRIES.

DE ITALIAANSE VALUTAPOLITIEK V’ÔR

EN NA. DE DEVALUATIE VAN HET POND,

De recente gebeurtenissen’
01)
internationaal monetair

gebied hebben de krachtige positie van de Italiaahse lira opnieuw in een scherp daglicht gesteld. Evenals

België, behoort immers ook Italië tot die weinige Europese
landen met betrekkelijk harde valuta, welke de goud-
pariteit van hun betaalmiddelen vermoedelijk niet zouden
hebben gewijzigd, indien, zoals veelal werd verw’acht,

Engeland genoegen had genomen met een devaluatie
ian het pond sterling met ca 20 pCt. De aanzienlijk
sterkere devaluatie van het pond heeft evenwel een nieuwe
situatie geschapén. Na een kortstondige periode van
,,wait and see” heeft derhalve de Italiaanse’ Regering
besloten tot een verlaging van de waarde van de lira

t.o.v. de dollar met ca 10 pCt.
Men kan dus vaststellen, dat_Italië op deze weg veel
minder ver is gegaan dan Engeland en die landen, welke
het Britse voorbeeld ten volle hebben nagevolgd. liet is
zelfs iets minder ver gegaan dan een der Europese harde
valuta”-landen bij iiitnemendheid, nl. België, dat zijn

betaalmiddel met 12,67 pCt devalueerde.
Het is een eigenaardig verschijnsel, dat de goudwaarde
van de lira kon worden verlaagd zonder een formele devaluatie. De verlaging kon op een elastische wijze
geschieden, omdat de lira als zwevende valuta’geen vaste
waardeverhouding tot het goud, resp. tot de dollar had.
De Italiaanse Regering was derhalve ook niet verplicht

bij de bepaling van de nieuwe waardeverhouding tussen
de lira en de dollar met het Internationaal Monetair Fonds
overleg te plegen.
Ofschoon de lira ook reeds geruime tijd vôôr de Europese
devaluatiegolf een zwevende valuta was, toonde de l)ositie.
van deze valuta een grote mate van stabiliteit. Italië
had dus een vrij stabiele wisselkoers zonder formele
stabiliteit en kon derhalve devalueren zonder formele

dévaluatie.
De betrekkelijk krachtige internationale positie van de
Italiaanse valuta is van een betrekkelijk recente datum.
Evenals tal van andere landen, had ook Italië in de eerste
na-oorlogse jaren op monetair gebied met zeer grote
moeilijkheden te kampen. De ontw’ikkeling van de situatie
werd beheerst door een zeer grote mate en nog steeds
verder toenemende inflatie, door groot gebrek aan stabi-
liteit ook op politiek gebied en door ernstige onrust op
sociaal gebied, welke zich uitte in stakingsgolven en
soms zelfs in acten van sabotage en gewapend verzet:
Evenals in Westduitsland, dQch ca een jaar vroeger dan.

aldaar, brachten ook in Italië in de eerste plaats krachtige
monetaire, maatregelen een wending ten goede teweeg.
Bij een situatie, waarbij de Italiaanse lira ongeveer 98 pCt
van de vooroorlogse koopkracht had ingeboet, kon alleen
door een harde en consequênte deflatiepolitiek een omme-
keet’ tot stand worden gebracht. Dit heeft de toenmalige
Minister van. Financiën en thans President van de Ita-
liaanse Republiek, Professor Luigi Einaudi, ingezien en
ook dienovereenkomstig . gehandeld. Zijn maatregelen

haadeh o.a. betrekking
0
1
)
scherpe credietrestricties en op een verlaging’ van het tekort op .de staatsbegroting.
Het deflationistisch effect hiervan werd nog . versterkt
door enkele speciale monetaire maatregelen en door Ame-

rikaanse steun in de vorm van schenkingen en credieten,
welke de financiering van belangrijke importen mogelijk

hebben gemaakt. Mede hierdoor werd de Regering in staat

gesteld ten eerste de stijging der geldcirculatie geleidelijk

tot staan te brengen en ten tweede het offensief tegen

de inflatie tegelijkertijd ook van de goederenzijde krachtig
ter hand te nemen. De prijzén liepen terug, het voor-

zieningspeil verbeterde, op politiëk terrein kreeg de ten-
dentie naar consolidatie de overhand, de invloed der

extremiten ging achteruit, de stakingsgolven verloren
veel van haar kracht, het vertrouwen keerde op mone-

tair en economisch gebied meer en meet’ terug
1).

Uiteraard had de deflatiepolitiek ook haar keerzijde.

De prijsdalingen, voortspruitende uit een verruiming
van het goederenaanbod bij een beperking van de bin-

nenlandse koopkracht gingen niet productiedalingen in
vei’schillende takken van industrie en met een aanme’-
kelijke’ toeneming van de werkloosheid gepaard. Doordat
anderzijds de deflatie een zekere druk op de binnenlandse
consumptie uitoefende, werd een groter deel van de

productie van een aantal artikelen beschikbaar voor de

export. De grote Italiaanse exportindustrieën zijn voor

een belangrijk deel in Noord-Italië geconcentreerd, waar
het industrieel productie-apparaat door oorlogshande-
lingen slechts in een betrekkelijk geringe mate werd

beschadigd. Zodra de import van grondstoffen en ma-
terialen mede door Amerikaanse steun mogelijk werd,
kon Italië zeer begeerde artikelén als machines, textiel-
waren, transportmiddelen, electrotechnische artikelen,

enz., leveren en wel in een periode, waarin een algemene warenhonger een uitgesproken verkopersmarkt deed ont-
staan. In 1948 steeg de Italiaanse export t.o.v. 1947 van
28.270 millioen tot 47.553 millioen lira, terwijl de invoer

van 77.553 millioen tot 68.447 millioen lira terugliep.
In het eerste halfjaai’ 1949 was de export groter dan in
de overeenkomstige periode van 1948, doch iets lager
dan het in het laatste kwartaal 1948 bereikte peil. In dc
daling t.o.v.- de laatste maanden van 1948 w’eerspiegelden
zich de prijsdalingen op de wereldmarkten, de overgang

tot een kopersmarkt en de bijzondere moeilijkheden t.o.v.
de afzet in enige landen met zwakke valuta. Voorts heeft
juist de, sterke positie van de lira een stijging van de
importen in de hand gewerkt. Daai’entegen heeft zich
ten arizien van de dienstenbalans enige verbetering
voltrokken. In 1938 wees deze in verband met de grote
inkomsten uit het toeristenbezoek en van de geldzendingen

van emigranten een belangrijk overschot aan (van ca
$ 200 mln op basis van de tegenwoordige koopkracht
van de dollar). In 1948 werd de positie van de diensten-
balans beheerst door een zeer groot tekort t.o.v. de
transportdiensten, dat door de inkomsten uit het toeristen-
verkeer en door de geidzendingen van de emigranten
slechts voor een betrekkelijk klein deel •te niet werd ge-
daan. Men mag aannemen, dat sindsdien het deficit op
de dienstenbalans, vooral in verband met het
l’lerstel
van

de Italiaanse koopvaardijvloot en met de belangrijke
stijging van het bezoek van buitenlandse toeristen, reeds
kon

worden gereduceerd. Verwacht mag worden, dat
ondanks de naar verhouding hoge lira-koers de ontvangsten
uit het toeristenverkeer in 1950 onder de invloed van de
pelgrimtochten naar Rome nog flink, zullen stijgen. Men
rekent er bp, dat in 1952/’53 zowel de ontvangsten uit het
toeristenverkeer, als de geldzendingen van emigranten
een stand van rond $ 200 mln zullen bereiken, terwijl
het tekort op de transportdiensten plus de dienst der
buitenlandse, schulden niet veel meer dan $ 100 mln zal
V
uitmaken. olgens de ramingen zou dus de Italiaanse

”)
Zie ook mijn
arLikel;
,,Itatiö op demoeilijke weg naar herstel”,
in ,,E.-S.B.” van 30 Maart 1949, bh. 253.

II
892

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 November 1949

dienstenbalans in 1952/’53 een batig saldo van nagenoeg
S 300 mln te zien geven. Het is echter uiterst onzeker,

of dit peil ook in de praktijk werkelijk zal kunnen worden

bereikt..

Ruim een jaar na de door Einaudi genomen monetaire
maatregelen scheen Italië verschillende uit de deflatie

voortgesproten moeilijkheden voor een groot deel te
hebben overwonnen. In het eerste halfjaar 1949 was de

industriële productie 9,8 pCt hoger dan gedurende de

eerste zes maanden van het vorige jaar. Zelfs de stand

van 1938 werd, zij het met slechts 1 pCt, overtroffen.

Zoals men zich zal herinneren, heeft men in Italië voor

de wisselkoersen destijds een bijzondere oplossing ge-
kozen; nl. een stelsel van drie verschillende noteringen.
Tenslotte werd echter de lira hierbij gedurende geruime

tijd vrij stabiel gehouden. De koersen der verschillende

lirasoorten weken niet belangrijk van elkaar af en schom-
melden rondom 575 lira per een dollar. Er werden overigens

zekere grenzen voor de noteringen bepaald (tussen 350

en 650), waarbij vooral het plafond van practische be-

tekenis was. Wat de pondenkoers betreft, was er vôér de devaluatie

een bijzondere regeling van kracht en wel op initiatief

van de Britse autoriteiten, die wensten, dat de feitelijke
depreciatie van het vrije pond t.o.v. de dollar in de Ita-
liaanse ,,cross-rate” niet tot uiting komt. Sinds November

1948 werd 50 pCt van de opbrengst in sterling aan het
Italiaanse deviezenbureau of aan de gemachtigde banken

verkocht tegen eenkoers van 4,03 maal de officiële dollar-

koers. De overige 50 pCt kon direct aan bedoeld& intel-
lingen worden verkocht tegen de slotkoers van de dollar
op de vrije markt van de vorige dag, eveneens vermenig-

vuldigd met 4,03. Deze koers iias tevens toepasselijk

voor alle sterlingaankopen ter betaling van importen en
andere toegestane transacties. Na de devaluatie van het
pond werd’ veelal verwacht, dat Italië de ,,cross-rate”-

overeenkomst met Groot-Brittannië niet zou continuerën.

De Italiaanse Minister voor het Marshall-plan, Tremel-

loni, heeft evenwel bekend gemaakt, dat de regeling,

natuurlijk op basis van de gewijzigde pondenkoers, niet

zal worden opgezegd.
Bij een stelsel van zwevende lirakoersen kon de recente
devaluatie van de lira, of beter gezegd de daling van de
lirakoers t.o.v. de dollar, op de volgende wijze geschieden.
liet bericht betreffende de devaluatie van het pond

deed uiteraard de mflening postvatten, dat ook een her-
ziening van de lirakoers voor de deur stond. Dit leidde tot een grotere vraag naar devïezen,,in de eerste plaats
naar dollars. De Italiaanse 6utoriteiten konden onder

deze omstandigheden een daling van de lira verkrijgen
door een passieve houding in te nemen. Zij waren echter
tevens in staat deze daling op een bepaald moment en
een bepaald peil tot staan te brengen. Zij beschikten immers
over een naar verhouding zeer belangrijke ,,masse de
manoeuvre” in de vorm van een deviezenreserve van
ca $ 450 mln.

Deze reserve was ontstaan doordat in de eerste phase
van de door Einaudi toegepaste deflatoire maatregelen een
aanmerkelijk deel van de ghamsterde deviezen werd
gemobiliseerd. Een verdere factor was deze, dat Italië
tengevolge van de Marshall-hulp zijn inkopen In het
dollargebied door middel van zgn. Marshall-dollars kon

dekken, terwijl het tegenover de Westeuropese laiden
batige handelssaldi verkreeg, waardoor het in bezit kwam
van een belangrijk tegoed aan ponden, Franse en Belgische
francs enz. Vooral in de periode, waarin het pond con-

verteerbaar was, kon een deel van het pondenhezit worden
omgezet in dollars. Dat de Italiaanse autoriteiten de
deviezenreserve niet alleen als ,,masse de manoeuvre”,
doch ook als meer permanente dekking beschouwden,’mag
ook worden afgeleid uit de recente omzetting van een
deel van het dollarbzit in goud. Einde September jl.
heeft de Italiaanse Minister van Financiën, Pella, aan

de Kamer medegedeeld,. dat Italië sinds einde Juni ‘jl.

zijn goudvoorraad

van 108.000 tot 225.000 kg verhoogd,

dus ruim verdubbeld, heeft. Kort geleden hebben ook

nog belangrijke goudaankopen in de Verenigde Staten

plaats gehad tegen een goudprijs van 35 dollar per
ons fijn. Op basis van de tegenwoordige Italiaanse goud-

prijs is de Italiaanse biljettencirculatie voor 25 pCt door
goud gedekt, terwijl daarnaast een belangrijke resei’ve

aan dollars en andere deviezen ter beschikking staat.

E,v werd beklemtoond, dat de gedeeltelijke omzetting

van deviezen in goud een onderdeel vormdevan de mo-

netaire politiek der Italiaanse Regering en dus geen ver-

band hield met de devaluatie van het pond. Niettemin

schijnt het echtem’ tevens in de bedoeling te liggen zich te

beschermen tegen een eventuele verhoging van de goud-
prijs in de Verenigde Staten.

De Italiaanse autoriteiten hebben op de wisselmarkt
eerst ingegrepen, toèn de deiireciatie van de lira t.o.v.

d.e dollar 10 pCt bereikte. Tevens werd besloten de dollar-

koers voorlopig niet langer maandelijks, doch dagelijks

vast te stellen, waarbij de gemiddelde koers van de vorige

beursdag aH basis wordt aangenomen. De koers van

650 lira per dollar werd als plafond gehandhaafd.
Over ‘het . algemeen hebben de Italiaanse autoriteiten

op het gebied van de monetaire politiek een belangrijke

mate van vrijheid van beweging behouden en zij kunnen

haar standpunt telkens vrij gemakkelijk herzien op grond
van practische overwegingen.
rf
ec
h
n
i
sc
h is de positie van de lira ongetwijfeld sterk
gebleven. Op zich zelf zal de betrekkelijk geringe depre-
ciatie van de lira geen zodanige invloed op de binnen-
landse prijsstuctuur hebben, dat als gevolg hiervan de
wederopleving van het infiatiegevaar zou dreigen. De
importen uit het dollrgebied vertegenwoordigen ca
40 pCt van de totale Italiaanse importen. Deze zullen
door de matige stijging van de dollarkoers iets duurder

worden. De overige 60 pCt van de importen komen groten-

deels uit landen, die sterker hebben gedevalueerd dan

Italië. Het is mogelijk, dat het aandeel van de laatst-
genoemde landen in de Italiaanse importen zal toenemen.

In deze landen zal Italië voorlopig aanzienlijk goedkoper
kunnen inkopen dan vÔÔr de devaluatie. Men is derhalve
van mening, dat de kans op enige daling van het gemid-
delde prijsniveau zelfs iets groter is dan die op çen stijging

daarvan. lIet feit,, dat de Italiaanse Regering een ver-

laging van de broodprijs heeft aangekondigd ongeveer
op hetzelfde tijdstip, waarop Sir Stafford Cripps het
Britse publiek heeft voorbereid op een belangrijke stijging
van de prijs van dit artikel, mag als een veelzeggend
symptoom worden beschouwd. – –

Aan de andere kant mag wordenverwacht, dat het duur-
der worden van de lira t.o.v. d,e meeste overige betaalmidde-
len een verzwakking van het concurrentie
ermogen van de Italiaanse exportbedrijven tengevolge zal hebben. Dit heeft

in de eerste plaats op de textielnijverheid betrekking,
welke nu zal zijn blootgesteld aan een verscherpte En-
gelse concurrentie, o.a. op de belangrijke Aziatische mark-.
ten. Ook voor een aantal andere takken van nijverheid,
zoals bijvoorbeeld de automobielindustrie en de scheeps-
bouwnijverheid, staan toenemende moeilijkheden voor de
deur. De export van vruchten en groenten wordt even-

eens met terreinverlies op verschillende markten bedreigd.
Men hoopt weliswaar, dat op de duur de prijzen in de
landen met sterker gedevalueerde betaalmiddelen zullen
stijgen, doch dit zal wellicht slechts geleidelijk geschiedèn
en een volledige compensatie hierdoor van het effect

der gewijzigde wisselpariteiten lijkt voorlopig, onwaar-
schijnlijk. –

Eventueel zou Italië desnoods zijn toevlucht kunnen
nemen tot een verdere verlaging van de lira. Deze op-lossing zou evenwel slechts in laatste instantie in aan-
merking komen, omdat men alles wenst te vermijden,
waardoor de zo moeilijk bereikte betrekkelijke stabiliteit

9 November 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

893

El

van lonen en prijzen zou kunnen worden bedreigd.

Ook afgescheiden van de door de valutasituatie veroor-
zaakte verzwakking van het concurrentievermogen van

verschillende Italiaanse exportindustrieën kunnen Italië’s

grondproblemen op monetair en economisch gebied nog
geenszins als definitief opgelost worden beschouwd. De

betrekkelijk gunstige positie van de Italiaanse betalings-
balans is immers op het ogenblik op de Amerikaanse

hulp gebaseerd. Zonder deze hulp zou Italië niet in staat

zijn de importen uit het dollargebied te financieren.
Ook de behandeling van het probleem der structurele
werkloosheid zal een grote krachtsinspanning eisen, te meer, waar tegelijkertijd ook de thans onbevredigende
arbeidsproductiviteit aanzienlijk zal moeten worden

verhoogd. Er bestaat kans op, dat de emigratie in het

kader van de economische integratie van Europa en
wellicht ook in verband •met de uitvoering der Ameri-
kaanse plannen in zake de ontwikkeling van economisch

ten achter geblevep gebieden zal kunnen worden bevor-
derd. Men kan echter hiervan voorlopig op zijn best
slechts de aborptie van een deel van het jaarlijks açcres

aan arbeidskrachten verwachten. De oplossing zal voor-

namelijk rneten worden gezocht in een groots progiamma
vah kapitaalinvesteringen ter bevordering .van de pro-
ductiviteit in landbouw en industrie, ten opzichte waar-
van reeds, vooral wat Zuid-Italië betreft, practische

plannen werden uitgewerkt. Flierdo6r zou tevens een
gunstig effect op de productiekosten resp. op Italië’s
concurrentievermogen kunnen worden bereikt. Zou het
internationale vertrouwen in ‘Italië’s economische toe-
komst verder toenemen, dan zouden ook particulire
buitenlandse, vooral Amerikaanse, investeringen een
bijdrage kunnen leveren, hetgeen evéntueel odk de op-
lossing van de kwistie der betalingsbalans ook na liet

einde van de periode van Marshall-hulp zou kunnen

bevorderen.

Amsterdam.

Dr III. VAJDA.

DE WERELDSCHEEPSBOUW.

Blijkens de per 30 Septem)er jI. door Lloyd’s Register
of Shipping gepubliceerde gegevens, is Engeland’s aan-

deel in het totaal der in de verschillende landen .in aan-
bouw zijnde tonnage, vergeleken met 30 Juni jI., met
52.209 tons toegenonien. Voor de, overige landen tezamen
bedroeg de toeneming 109.460 tons (hierbij is geen rekening

gehouden met Duitsland en Rusland).
Engeland’s aandeel in de weieldscheepsbouw, dat ander-

half jaar geleden nog meer dan de helft van het wereld-
totaal bedroeg, daalde in het tweede kwartaal van dit jaar

tot 46 pCt en bedroeg per 30 September jl.
45,5
pCt. De

totale tonnenmaat der aan het einde van het derde kwar-
taal op de werven van Engeland en Noord-Ierland in aan-
bouw zijnde tonnage bedroeg 2.095.217 br. reg.tons. liet

totaal der overige landen .tezamen bedroeg 2.512.522

br.reg.tons.
Onderstaande tabel geeft de bruto register tonnenmaat

der op 30 September jI. in een aantal landen in aanbouw

zijnde tonnage:

E ngelancl

en

Noord-Ierland

…………..
2.095.217
Verenigde

Staten

……………………
625.281
Frankrijk

…………………………..
408.740
Nederland

……………………………..
759
Zweden

…………………………..
254.705
Italië

…………………………….
206.900
,rapan

……………………………..
137760
Denemarken

………………………..
130.390
Spane

…………………………….
114.828

.Het totaal der in Engeland en Noord-Ierland voor bui-

tenlandse rekening in aanbouw zijnde tonnage steeg

achtereenvolgens van ca 100.000 tons per eind Maart ’46
tot 513.000 tons per eind Maart ’47, 696.000 tons per eind

Maart ’48, 742.000 tons per eind Maart ji. en 765.812 tons
per eind September jl., m.a.w. op laatstgenoemd tijdstip

bedroeg ket aandeel der buitenlandse opdrachtgevers
36,6 pCt van het totaal. Noorwegen is met 292.788 br.reg.

tons nog steeds een belangrijke cliënt, maar ook Argentinië
is met 102.893 tons een opdrachtgever van betekenis. Voor
de overige landen bedroeg het aandeel der buitenlandse
opdrachtgevers tezamen 39,7 pCt (996.605 tons) van het

totaal der in die landen in aanbouw zijnde tonnage. Ook
hier neemt Noorwegen met 291.202 tons de eerste plaats

in de rij der buitenlandse opdrachtgevers in, overigens
op de voet gevolgd door Panama met 288.562 tons; Ar-gen’tinië neemt met 155.500 tons de derde plaats in. De

landen, waar de grootste tonnenmaat voor buitenlandse
rekening in aanbouw is, zijn, na Engeland, de Verenigde

Staten met 282.521 tons, Zweden met 205.900 tons en
Nederland met 186.486 tons.

Dat het zwaartepunt in de samenstelling der wereld-
koopvaardijvloot steeds meer naar het motorschip wordt

verlegd, blijkt uit de navolgende cijfers, t.w. in aanbouw
in Engeland en Noord-Ierland: stoomschepen – 860.406

hr.reg.tons; motorschepen – 1.234.811 br.reg. tons.
Overige landen: stoomschepen – 1.024.553 br. reg.tons; motorschepen – 1.487.969 br.reg.tons.
•Van de totale in alle landen in aanbouw zijnde tonnage
bestond per 30 September jl niet minder clan 41,4 pCt

uit tankschepen (173 schepen metende 1.908.167 br.reg.
tons).

Is oppervlakkig bezien de positie, waarin Engeland’s
scheepsbouw verkeert, alleszins bevredigend – immers, het

meiendeel der ii’erven is gedurende de eerstvolgende 18/24
maanden volledig bezet -, men maakt zich nochtans
zorgen over de toekomst.

Allereerst is daar de sterke vermindering van het aantal
nieuwe opdrachten. Men vreest – en waarlijk niet tea on-
rechte—, dat de grote stroom van opdraçhten uit vrijwel

alle zeevarende landen gedurende de vier jaren, welke
sedert het einde van de oorlog zijn verstreken, door een
periode’ van aanzienlijk geringer activiteit zal worden ge-

volgd. De verliezen aan scheepsruimte tijdens de ôorlogs-
jaren door Engeland geleden zijn goeddeels ingehaald,

ondanks het feit, dat bijna Iiivaalf millioen tons scheeps-ruimte door oorlogsgeweld verloren ging: Ten dele is dit

geschied door aankoop van tijdens de oorlog voor rekening
der Amerikaanse cii Engelse Regeringen gebouwde sche-
pen. Bij analyse blijkt, dat de sedert 1945 voor Engelse

rekening gebouwde schepen goeddeels uit lijntonnage en tankers bestaan. Slechts een in verhouding beperkt aantal

nieuwe schepen is voor de algemene vrachtvaart bestemd.
is derhalve één der meest dringende problemen, t.w. dat

van de wederopbouw der koopvaardijvloot, voorlopig al-
thans goeddeels opgelost, ook het uitvoeren der achter-
stallige reparaties en periodieke surveys, alsmede het

weder voor de normale handefsvaart gereed maken
v
l
an
de voor de oorlogsvoering dienst gedaan hebbende schepen,
is practisch gereed gekomen. Met de aankoop van tweede-

hands SC!1epen w’as naar ruwe schatting een bedrag van

ruim £ 100 min geiioeid. Een eveneens zeer globale raming
van het totaal bedrag, benodigd voor de financiering der
sedert liet einde van de oorlog bestelde nieuw te bouwen

schepen, komt op rond £ 600 mln. Tenslotte werd in
totaal tot dusver meei dan £ 200 mln besteed aan repara-
ties, periodiëke surveys en ,,reconversïon “. Deze bedrage
n
geven enerzijds een indruk van de kapitalen, welke sedert

1945 in de Engelse koopvaardijvloot zijn geïnvesteerd,
anderzijds verklaren zij ten dele de grote bedrijvigheid die
gedurende de achter ons liggende jaren in de Engelse
scheepsbouw- en reparatiebedrijven heerste. Ten dele!

Immers, ook het buitenland plaatste op grote schaal bouw-
opdrâchten. . –

Onderstaande tabel, ontleend aan gegevens verstrekt
door de Parliamentary Secretary to the Admiralty ten
aanzien van de houwvergunningen sedert het eind van de

r


i

894

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Nôvember 1949′

oorlog aan buitenlandse opdrachtgevers verleend, geeft
een beeld van de omvang dezer ôpdrachten.

Schepen oan meer dan 100 bruto register tons.

Alle andere
Tankers

.Br. reg.tons scheepstypen Br. reg.tons
tezamen
1945

1

17.081

181

348.666
1946

13

143.117

192

521.421
1947

40

462.820

71

159.167
1948

.56

604.691

74

137.718
1/1-31/3 1949

2

20.800

2

7.350

Totaal

112

1.243.509

520

1.174.322
Totaal:
632
schepen metende
2.422.831
br.reg.tons.

Gereed gekomen schepen.

Alle andere
Tankers
Br.reg.tons

scheepstypen tezamen
1945


1946


35
1947


132
1948

7
78.188

191
1/1-3113 1949

‘2
18.914

25

Totaal

9

97.102

383

855.758
Totaal:
392
schepen metende
952.860
br. reg. tons.

Van de thans nog op Engelse werven in aanbouw zijnde
rond tee millioen br. reg. tons is, zoals uit bovenstaande

gegevens blijkt, 765.812 br. reg.tons, d.w.z. bijna een derde

gedeelte voor het. buitenland bestemd. De buitenlandse

reder is del’halve een zeer belangrijke cliënt en het is dan
ook volkomen begrijpelijk, dat de trend der buitenlandse
opdrachten nauwkeurig wordt gevolgd en een teruggang

van 50 pCt vergelekQn met een jaar geleden bezorgdheid
wekt.

De oorzaken van hei trager vloeien van nieuwe opdrach-

ten zijn kort samengevat: de abnormaal hoge bouwprijzen,
de lange levertijden, de toenemende buitenlandse concur-
rentie en de’minder gunstige vrachtenmarkt. Op de beide

eerste factoren heb ik reeds eerder gewezen en de abnor-

male verhoudingen met enkele sprekende voorbeelden ge-
illustreerd
1).
De toenemende activiteit lders blijkt uit

de in de aanhef geciteerde kwartaalcijfers. Grosso modo
kan worden gezegd, dat de scheepsbouw in ons eigen land
evenals in Frankrijk, Noorwegen etc. zich van de
gevolgen van de oorlog heeft hersteld. liet monopolie,
waarop Engeland na de oorlog aanvankelijk kon logen,

behoort dan ook tôt het verleden. Voorts dient rekening

te worden gehouden met de toekomstige concurrentie van
de Duitse scheepsbouw – op het stuk der scheepsrepara-
ties is Duitsland reeds zeer actief – en het is gezien de
prestaties vôôr de oorlog begrijpelijk, dat men deze toe-

komstige mededinging in Engeland ducht. Minder te
waarderen zijn m.i. de soms welhaast onoprecht aandoende
en onr?iiskenbaar kortzichtige argumenten waarmede een
voortgezet embargo van Engelse zijde wordt bepleit. Ik
denk aan een recente uitlating van de president der Ship-
building Conference’ ……]3ut it is a development which
is viewed with concern by shipbuilders in this country,
not on grounds of competitive ability or from self-centred

motives, but because with a world potential of shipbuilding
capacity of sçme nine million gross tons per annum –
equal to nearly four times the anticipated yearly demand
when the present replacement rush is over – it seems

questionable policy to add to that capacity by the resusci-tation of facilities in an ex enemy country which has used
it in the past as one of the most valuable elements in its
war potential”. Men ontkomt niet aan de indruk, dat
ondanks de hetuigingen van het tegendeel, vrees voor
Duitse efficiency, mede tot uitdrukking komend in gunstiger
aibeidsprestatie, korter levertijden en lager kostprijzen wel

degelijk een rol speelt. Ook ‘hier geldt m.i., dat men de
Duitse scheepsbouw niet duurzaam kan verbieden resp.
uitschakelen.

Dat de animo niet groot is om nieuwe schepen te bestel-

‘) Zie: ,,De scheepsbouw in
1948″
in ,,E.-S.B.” van
6
April
1949.

len, welker uiteindelijke kostprijs volstrekt onzeker is,

ligt voor de hand. Toch kan vlootvernieuwing en dit geldt

in het bijzonder voor een deel der schepen in de geregelde

lijnvaart, niet voor onbepaalde tijd worden uitgesteld.
Van de op 1 April ji. 7.592.560 br. reg. tons grote lijnvloot

onder Engelse vlag dateert 2.226.826 br. reg. tons aan

tonnage van het bouwjaar 1929 en eerder, terwijl ruim

300.000 tons in de jaren 1930/’31 werden gebouwd. Dit

betekent, dat rond één derdè gedeelte de nuttige leeftijds-
grens, in het bijzonder voor deze categorie schep
P
en, waar-aan uiteraard hoger eisen ten aanzien van efficiency moeten,
worden gesteld ‘dan aan het doorsnee trampschip, reeds

heeft bereikt of spoedig zal bereiken. Voorts dateert een
tonnenmaat van rond 1,5 millioen br. reg. tons uit de
jaren 1941/’44. Een aanzienlijk deel dezer laatste cate

gorie wordt ongetwijfeld gevormd door de schepen, welke
tijdens de oorlogsjaren voor rekening der Amerikaanse en

Engelse Regeringen werden gebouwd en van deze werden
gekocht. Deze gevolgtrekking vindt steun in de officiële

gegevens der Maritime Commission, waaruit blijkt dat
Engeland in totaal 218 Amerikaanse schepen met een bruto

inhoud van 1.562.000 tons heeft gekocht. In het algemeen
is dit niet het scheepstype dat aan de speciale eisen, welke
de lijnvaart stelt en welke onderling naar gelang der

regelmatig te bevaren trajecten variëren, beantwoordt.

hieruit volgt, dat ook deze schepen, zodra de mogelijkheid
bestaat deze op redelijke basis door naar eigen bestek ge-

bouwde te vervangen, zullen worden afgestoten. Dit

vlootvernieuwingspfogramma, nog aangevuld door d

behoeften der rederijen welke de algemene vrachtvaart
uitoefenen en die zich in het algemeen in verband met
de hoge en voortdurend stijgende bouwprïjzen van het
plaatsen van bouwopdrachten gedurende de achter ons

liggende jaren hebben onthouden, impliceert nieuwe be-

drijvigheid voor de Engelse scheepsbouw, mits. . . . de prijzen een dergelijke vervangingspolitiek niet a priori
onmogelijk maken. Véér alles toch dient de liquiditeit der rederijen.het financieren van de bouw mogelijk te

maken, waarbij dan in één adem ook het rentabiliteitspro-
bleem moet worden genôemd.

Legt men zijn oor in Engelse scheepvaartkringen te
luisteren dan blijkt al spoedig, dat men de risico’s aan een voortgezette progressieve vlootuitbreiding- resp. vernieu-
wingspolitiek verbonden, thans té groot acht. Zo 4ierklaarde
o.a. Sir F. Vernon Thomson, president-commissaris der

Union-Castie Mail Steamship Company ter gelegenheid
van de op 23 Juni ji. gehouden jaarvergadering: ,,Replace-
ment costs continue abnormally high. With the prospect
of reducèd earnings and substantial capital expenditure

it is however clearly in the best interest of the company
that its financial resources should heconserved”. De rake
opmerking van dezelfde spreker: ,,Mucti attention bas been

paid to reallocation of the nation’s wealth and perhaps it
has been forgotten that it is of even greater importance
to
produce
the wealth to be allocated” behoeft Engeland
zich waarlijk niet alleen aan, te trekken!

Hoe belangrijk beide factoren dok zijn, het wai’e nochtans
niet juist de tegenwoordige hoge bouwprijzen uitsluitend
toe te schrijven aan de aanzienlijk gestegen lonen en ma-
teriaalprijzen. Wat Engeland betreft vertraagt de ontoe-
reikende staalvoorziening het bouwtempo, dat bovendien

ongunstig wordt beïnvloed door de in vergelijking met

vÔôr de oorlog verminderde arbeidsprestatie. Voorts speelt
een rol het zgn. demarcatiesysteern, waardoor tijdelijke
overschakeling van geschoolde arbeidskrachten binnen het
bedrijf zonder met de vakbonden in conflict te komen,
niet mogelijk is. De opleiding bijvoorbeeld van de leden
van de Ketelmakersvakbônd omvat alle fazen van hun vak.
,,If they were freely available for transfer, there would
not be the anomaloüs position which arises when platers,
riveters and caulkers may he surplus and welders not
available”, aldus de kla’cht van een der leidende figuren
in de Engelse scheepsbouw, die er in dit verband tevens op

Br. reg.tons

100.873
223.413 454.073
77.399

9 November 1949

ECONOMIScH-STATISTISCHE BERICHTEN

wees, dât vakbonden en werknemers dienen te begrijpen dat

Engeland niet langer een crediteurenland is en dat het,
wil men op de duur met het bi.iitenland kunnen concur-

reren, een onafwijsbare eis is, dat iedereen zich bereid
verklaart ,,to give a full day’s work for fair pay”. In dit

verband dient in herinnering te worden gebracht, dat na
de oorlog de zes arbeidsdagen per week tot vijf zijn terugge-

bracht. Flier-en daar is dan ook reeds de vraag gerezen,
of het geen aanbeveling zou verdienen ook Zaterdagvoor-

middag te Werken zoals op het vasteland gebruikelijk is.

lIet is tenslotte in deze opzichten, dat Engeland’s
scheepsbouw, hoe voortreffelijkook in technisch opzicht
geoutilleerd en hoezeer bogend op eeuwenoude ervaring,

nochtans achter staat bij zijn bûitenlandse concurrenten,

waar dergelijke belemmeringen niet of in aanzienlijk ge-

ringer mate worden ondervonden.

Frankrijk.
Op 30 September jl. had de op Franse verven
in aanbouw zijnde tonnage een totale inhoud van 408.746
•br. reg. tons, waarmede dit land na Engeland en..Amerika

de derde plaats op de ranglijst inneemt. Ook hier ziet
men echter de toekomst niet zonder zorg tegemoet en het

is stellig niet zonder betekenis, dat de Franse Regering
de laatste tijd bouwopdracliten elders heeft geplaatst.
Zo werd ten behôeve van de Cie de Navigation Transocéa-

nique – weleer bekend
als
Messageries Maritimes – de
bouw van twee motorvrachtschepen aan de verf de Noord
te Alblasserdam opgedragen, terwijl de Soc. Française de
Traisports Petroliers te Parijs met Wilton-Feijenoord

contracteerde voor de bouw van een motortankschip van
17.000 tons. Illustratief voor de herleefde betekenis van
Japan’s scheepsbouw is voorts de door de eveneens te
Parijs gevestigde firma Louis Dreyfus Cie aan de Uraga
Dock Co opgedragen bouw van een motor-vrachtschip van
8.500 tons, terwijl officieus verluidt, dat de Franse Rege-
1-ing dit voorbeeld volgend met de Kawasaki werf te Kobe

heeft gecontracteerd voor de bouw van een soortgelijk
vrachtschip.

Na de eerder door Minister Colih gedane toezeggingen,
dat dé Regering dit jaar nog 200.000 tons scheepsruimte hij Franse werven zou bestellen, terwijl deze opdrachten

ter completering van het regeringsprogramma, dat in de
bouw van in totaal driê millioen tons aan niemve schepen
vo’orziet, door verdere opdrachten ter grootte van 120.000
tons zouden worden gevolgd, wekken de jongste in het

buitenland geplaatste bestellingen uiteraard bezorgdheid.
Men ontveinst zich, in de kringen van de Franse scheeps-
houwoverigens niet, dat de prijzen veel te hoog en de lever-

tijden te lang zijn en dat men derhalve niet met het buiten-
land kan concurreren. Ook hier dus, zij het in andere
vorm, het probleem hoe de bedrijvigheid te handhaven
wanneer het thans onderhanden bouwprogramma, dat
‘voor een aanzienlijk gedeelte uit regeringsopdrachten be-

staat, is afgewerkt.

Amerika. Op 1
Mei ji. waren op Amerikaanse werven
in aanbouw resp. bestelling twee passagiers-vrachtschepen
van 29.703 tons elk voor de Middèllandse Zee-dienst der
American Export Lines, dri passagiers-vrachtschepen van
19.600 tons elk voor de ,,rond-de-wereld”-dienst der Ame-
rican President Lines en 54 tankefs voor particuliere
rekening. Vobrts is de bouw geprojecteerd van een ,,super
liner” voor de transatlantische passagiersdienst der United
States Lines. Een wel zeer eenzijdig programma. Afgezien
van het feit, dat dit goeddeels eind 1950 zal zijn afgewerkt,
kan immers niet worden gerekend met een bestendiging
van de bouw op grote schaal vantankschepen voor parti-
culiere rekening,’terwijl de bouw van passagiers-vracht-

schepen staat en valt met de financiële steun die de Rege-
-ring bereid is via de Maritime-Commission te verlenen.
Hoe de activiteit in de Amerikaanse scheepsbouw zich
verder’zal ontwikkelen —naar verluidt wordt overwogen
de bouwsubsidies in verband met de devaluatie van het
pond sterling te verhogen— hangt dan ook af van factoren

die zich’ goeddeels aan het oordeel van niet-insiders ont-

trekken. Ik moge met dit g]obaal overzicht volstaan. Nu ook voor

de scheepsbouw de ,,sellers’ market” geleidelijk in het
tegendeel verkeert en er niet langer de grote drang is om

zonder aîte zeer op prijzen te letten v56r alles de geleden’

verliezen aan scheepsruimte binnen de kortst mogelijke

tijd te herstellen teneinde van de aanvankelijk’ zo gunstige
scheepvaartconjunctuur zoveel mogelijk te profiteren

komt het wederom v66r alles aan op een maximum aan

efficiency en service. Het stemt tot voldoening, dat onze
nationale scheepsbouw, die nief zoals in Amerika en
Frankrijk steunt op regeringsopdrachten resp. -subsidies

een zo eervolle plaats op de ranglijst inneemt. Dit wekt

vertrouwen voor de toekomst al zal deze de directies onzer

scheepswerven stellig nog voor ingewikkelde problemen

plaatsen.

Rotterdam.

C. VERMEY.
/

BRANDSTOF ECONOMIE.

– In het ,,long term”-programma, dat dooi de Benelux-
landen aan de O.E.E.C. te Parijs werd aangeboden, wordt
de invoerbehoefte van de Benelux in het jaar 1952 aan
vaste brandstoffen getaxeerd op rond 10 milliôen ton

per jaar. Deze raming is de resultante van: hoger kolen-
gebruik door industrialisatie en voor huisbrand enerzijds,
en economie in het verbruik door koppeling van electrische
netten,’ stijging van gas- en electriciteitsverhruil enz.

anderzijds. Aangenomen mag worden, dat voor rekening
van Nederland minstens 6 millioen, waarschijnlijk wel
8 millioen ton van deze import komt. Flouden wij rekening
met de aanwas der bevolking, uitbreiding van industrie,
uitputting onzer mijnen in een niet ver verwijderde toe-
komst, dan valt te voorzien, dat onze invoerbehoefte na
1952 nog belangrijk boven de 8 millioen ton zal stijgen.
De importprijs van kolen bedraagt momenteel rond
f 50, per ton. Daling van de prijs als gevolg van mecha-
nisate, verlaging van scheepsvrachten, is mogelijk, doch

het is evengoed mogelijk, dat deze prijs zal stijgen als
gevolg van hogere lonen der mijnwerkers in het buitenland,

kortere werkweek, Vrije Zaterdag, ,,slow down”-bewegin-
gen enz. Ook moet in dit verband rekening worden ge-

houden met de exportpolitiek onzer buren, met name van
Engeland, dat alles in het werk stelt om de exportprijzen
zo hoog mogelijk te hduden. ,,The Economist” van 18 De-
cember 1948 zegt dit onomwonden: ,,The Bizonal autho-
rities have been anxious to get higher prices for Ruhr
coal and the best way to ensure that British expbrt prices
do not come dowri’, is to raise German export prices.
The British export price is in general
a good deal higlier

than the home price”.
De exportprijs van Engelse kolen bedraagt ca 80 sh.
per ton f.o.b., de prijs vooi’ het binnenland bedraagt
ca 50 sh. per ton. De Hoofdgroçp Industrie heeft reeds
ih een schrijven aan de Minister van Economische Zaken
de aandacht gevestigd op het feit, dat de ,Nederlandse
industrie door de hoge kolenprijzen in het nadeel verkeert
t.o.v. haar buitenlandse concurrenten en zij noemt in dit
verband de volgende kolenprijzen:

België

……………………
f41
Nederland

………………..
,, 37,50
Frankrijk

………………….
,, 31,50
Engeland

……………………
29,50
Duitsland

……………………
28
U.S.A.

……………………
,, 21,50
Afrika

Het komt er dus feitelijk op neer, dat Engeland aan
de eigen industrie een rabat op de kolenprijs geeft en dat
dit rabat door de industrie van het-importerende land

896

ECONOMISCH-STTISTISCHE BERICHTEN

9 November 1949

– in casu Nederland – wordt betaald. Aldus wordt de

Engelse industrie in staat gesteld haai’ productieprijzen

‘te drukken ten koste van de Nederlandse industrie.
Anders gezegd, de inefficiency van de Engelse industrie

wordt op de Nederlandse industrie verhaald. Dat Engeland

bovendien van haar invloed als bezettende mgendheid

misbruik maakt om ook de prijs der Ruhr-kolen hoog te

houden – dus de vrije concurrentie uit te schakelen –
maakt deze kolenpil dubbel bitter.

Onze kolenbehoefte belast onze handelsbalans met be-

dragen, oplopende tot f 300 è f 400 mln in 1952 (6 i 8

millioen ton kolen tegen ongeveer f50 per ton), en tér

betaling zullen wij, hetzij diensten moeten verrichten,

dan wel artikelen van landbouw of industrie exporteren

tegen de best mogelijke prijzen, die wij kunnen bedingen.
Dat deze niet zeer hoog zullen zijn, daarvoor staat de

komende concurrentie borg, terwijl ‘ook het verleden ons

een duidelijke vingerwijzing in die richting geeft, •toen Engeland voor onze boter, minder betaalde dan de helft

van onze kostprijs. –

Uit ervaring weten wij, dat onze zuivel- en landbouw-
producten worden uitgespeeld tegen die van Denemarken,
Canada, Australië en de dagelijks in onze couranten weer-
kerende berichten: ,,wij mogen weer voor één dag groente

naar Duitsland uitvoeren” tonen duidelijk hoe zwak onze

handelspolitieke positie is. ‘Wij hebben niet alleen een

zachte valuta, doch wij zitten in de noodpositie om zachte

(aan snel bederf onderhevige) goederen te moeten ruilen
tegen harde (kolen, ijzer enz.).
Men maakt er in Engeland ook in het geheel geen ge-
heim ‘van, dat men door duur te verkopen en goedkoop te kopen wil trachten de geschokte financiële positie te

herstellen met totale verwaarlozing van continentale
ook Nederlandse – belangen. Dit blijkt o.a. uit de
prijsverhoging van bunkers als gevolg van de devaluatie,

waarbij de Engelsé havens werden uitgezonderd. ‘,,The
Economist” van 16 Juli 1949 (blz. 114) zegt onomwon-

den: ,,and if other people dislike selling cheap and buying

dear, let us, use our .bargaining power on them”: Te

betwijfelen valt, of de ,,bargaining power” van de

Nederlandse onderhandelaars hiertegen is opgewassen.
lIet is dus van belang, dat wij ons ernstig bezinnen op
de grootst mogelijke economie in het kolenverbruik,
teneinde te voorkomen, dat wij’Sl te schatplichtig worden
aan onze Europee buren. liet jong term”-prograrnma
der Benelux-landen wijst ook reeds in deze richting en

noem t een aantal mogelijkheden voor brandstofeconomie,
‘dat echter eerst na langere tijd invloed zal uitoefenen.
Wat kunnen wij echter op korte termijn doen? Het is
buiten twijfel, dat in huis zowel als in bedrijf op grote
schaal brandstoffen oneconomisch worden verbruikt.
Lekkende stoomkranen en leidingen,’ openstaande deuren
en vensters, slecht geïsoleerde ketels

en pijpen, foutieve
stookmethoden, verspilling van afgewerkte stoom en
condenswater enz,, zijn alle oorzaak van onnodig hoog brandstofverbruik. Goede raad, contrôle, voorschriften

enz. zijn niet in staat daaraan veel te veranderen. De enige
mogelijkheid tot werkelijke bezuiniging ligt in een praè-
tische prijsstelling, die er op is gericht elke verkwisting
te onderdrukken.

De tegenwoördige kolenprijs is een mengprijs, samen-
gesteld uit importprijs en eigen prijs,, in een bepaalde
verhouding. lIet resultaat is, dat de prijs van het inheemse
product is verhoogd en van het importproduct verlaagd,
om tot een eenheidsprijs te kunnen gei’aken. Een belasting
dus van het eigen product en een premie op liet import-

product, dat wij bovendien reeds niet 30 sh. per ton te
duur betaalden. Het komt ons voor, dat dit niengprijs-‘
systeem niet bevoi’derlijk is voor werkelijke brandstof-
economie, vooral van geïmporteerde kolen. Overwogen
zou moeten worden, of het mogelijk is aan de verbruikers’

twee prijzen te berekenen, bijv. f 30 per ton voor inheemse
en f 50 per ton voor importkolen. (Wij geven deze nominale

prijzen alleen om de gedachte te bepalen). Een industrie,
die bijv. 1000’ton kolen verbruikt, zou dus 600 ton è f 30

en 400 ton â f 50 moeten kopen, in totaal echter de meng-

prijs niet te boven gaandr. Flet lijdt’ wel geen twijfel, dat

elke brandstofverbruiker zijn uiterste best zou doen om
door de grootst mogelijke bezuiniging in het verbruik

zijn aankopen tegen een prijs van f 50 (en dus van de
importkolen) tot een minimum te beperken. Ieder die

enige marktervai’ing bezit, w’eet, dat een zodanig prijzen-

systeem met onfeilbare zekerheid werkt. *

Wij begrijpen natuurlijk, dat hiermede het probleem
op z’n allereenvoudigst is gesteld en dat de instelling van

een systeem van twee of meer prijzen in de practijk op

grote moeilijkheden zal stuiten. Wij hebben echter reeds

zoveel regelingen op ‘velerlei terrein gemaakt, dat ook
dit probleem niet onoplosbaar lijkt. Er bestaat tharfs wel
geen twijfel meer, dat West-Europa, e’n Nederland aller-

minst, na afloop van de Marshall-hulp economisch op

eigen benen ican staan, en ook om die reden is uiterste

economie dci’ brandstoffen noodzakelijk. Daar komt nog
bij, dat de Nederlandse industrieën, gedwongen tot een
zuinig verbruik van brandstoffen, tot verlaging vambe-
drijfskosten zullen komen en zodoende beter op de wereld-

markt zullen kunnen concurreren. –

Er zijn ongetwijfeld nog andere mogelijkheden tot be-

sparing van brandstoffen en wij willen er enkéle aanduiden,

in de hoop, dat dez,e van andere zijde met meerdere zullen
worden aangevuld. .

Materialen voor wegenbouw. Er bestaami drie in hoofd-

zaak, verschillende wegentypen, t.w. klinkerwegen, beton-
wegen en asfaltbetonwegen. Een onderzoek, ingesteld naar
de brandstofbehoefte voor deze drie wegentypen, geeft

voor een oppervlakte van 100 m
2
de navolgende calorische
waarden:

voor asfalibeton 5 cm dik . . . . 1.400.000 cal.

cementbeton. 20 cm dik .. 6.500.000
klinkers ………………

9.000.000

FIet lijkt van het grootste belang, dat bij de bouw van
wegen de brandstofeconomische zijde mede in aanmerking

wordt- genomen. Eveneens waré te’ onderzoeken, in hoe-
verre bij de huizenbouw, door veranderde bouwmethoden,
op ‘baksteen zôu kunnen worden bezuinigd, o.a, door
gebruik van cement, bouwplaat enz.
Dakpannen bij’oorbeeld zouden’ kunnen worden ver-

vangen door riet (een hij uitstek Nederlands product, dat
helemaal geen brandstof vereist), of door leien of teer-
constructies.

Te overwegen ware tevens de voorgeschreven kamer-
hoogte, die voor woonkamers thans ongeveer 2,75 in
bedraagt, met bijvoorbeeld 20 cm te verlagen, waardoor
belangrijk op het gebruik van baksteen zou worden be-
spaard, de traphoogte zoü worden gereduceerd (waardoor
minder trapenklimmen en minder houtgebruik), temwijl
de ,lagere kamers met .minder brandstof kunnen worden
verwarmd.

Verdere haksteeneconornie zou kunnen worden verkre-
gen door een verbod van het bouwen van stenen tuin
muurtjes, welke zonder bezwaar voor onze stedenschoon-
heid door levende hagen kunnen worden vervângen.
Drooginrichting. In de industrie wordt op grote schaal
van drooginrichtingen gebruik gemaakt, waarop brandstof-
economisch nogal wat zou kunnen worden aangemerkt.
Sedert een tiental jaren is er echter ook een belangrijke
ontwikkeling op het gebied van grasdrogerijen en liet is

van belang ook deze in dit betoog te betrekken. Uit een in 1941 verschenen rapport van de’ ,,Commissie, belast
met de regeling der verstrekking van grasdrogers”, blijkt,
dat per 100 kg gedroogd gras ongeveer 50 kg cokes nodig
zijn. Een relatief grote hoeveelheid brandstoffen dus in
verhouding tot de hooiopbrngst. Na te gaan ware hoeveel
roter de voedingswaarde van het kunstmatig gedroogde

9 November 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

897

gras is dan het op natuurlijke wijze gedroogde gras (hooi)

en de substituering van de meerwaarde door middel van
uit de import van oliezaden verkregën veekoeken. Mogelijk
zou dan blijken, in aanmerking nemende de brandstof-

kosten, de electrische stroom, kapitaalinvestering enz.,

dat wij beter de drogerijen kunnen stopzetten en veekoeken
aan onze boeren verstrekken. Een factor – zij het een

onbelangrijke -, die hierbij nog in het geding kan worden

gebracht, is het feit, dat het transport van gras naar de

drogerij en van daar naar de boerderij, voor onze boeren
extra tijd en transportkosten• betekent.

Deze opsomming van mogelijkheden op het terrein der
brandstoffeneconomie is uiteraard een zeer oppervlakkige.
Wâarschijnlijk liggen er overal mogelijkheden, die schrijver

dezes niet kent, en de bedoeling van dit artikel moét dan

ook worden beschouwd als een initiatief, dat anderen
er toe hoopt te brengen te onderzoeken waar en hoe

brandstofintensieve artikélen of productiemethoden kun-
nen worden vervangen door brandstofarme. –

Uiteraard werkt ook een juiste prijsvaststelling van, ge-
importeerde kolen, zoals in het begin van dit artikel

gesuggereerd, automatisch in het voordeel van de brand-
stofarme producten.

Wassenaar.

.

E. J. MULLER.

INGEZONDEN STUK.

HETNEDERLANDS BOTJWKASBEDRIJF EN HET RENJ)EMENT
BIJ NIEUWBOUW.

De heer K. B. aan Sieenwijk te Utrecht schrijft ons:

Blijkens het naschrift van Prof. Dr C. Campagne komt
in mijn ingezonden stuk (,,E.-S.B.” van 26 October 1949)
de opmerking omtrent de vervroegde aflossing.bij renteloze
bouw’kashypotheken niet voldoende duidelijk tot uit-

drukking.
Zodra de deelnemer zijn renteloze hypotheek verkrijgt,

heeft hij in devorm van gederfde rente en betaalde provi-
sies de credietprijs voor de gelile duur der lning reeds
voor het allergrootste deel voldaan. Er is voor hem geen
reden tot vervroegde aflossing aanwezig, daar van de
credietprijs niet wordt gerestitueerd; integendeel, door
vervroegde aflossing zou hij de effectieve rente van zijn
crediet nog verder verhogen, waarvoor ‘hij zich wel zal
wachten. Kan hij in de leentijd meer geld overleggen dan
zijn verplichte aflossing bedraagt, dan zalhij dat meerdere
niet bij de bouwkas storten, doch bijv. bij een spaarbank
deponeren en daarover rente genieten. –
Terwijl de bouwkas juist zit te springen om geld, om
daarmee de langer wordende wachttijd te bedwingen,’
worden de extra-aflossingen door haör renteloos of gemiti-

geerd renteloos stelsel
niet beaorderd, maar zelfs tegen ge-

werkt.
Dat de bouwkas op deze wijze haar eigen belang

‘en dat van haar nog sparende deelnemers slecht dient,
noemde ik een ongelukkige omstandigheid.

Naschrift.

In theorie is de opmerking van de heer van Steenwijk
juist. Ik veroorloof mij echter de navolgende opmerking.
Afgezien van het feit, dat bij het renteloze dan wel
het gemitigeerde systeem de leenrente ‘an de ,,rente-
loze” lening in verband met de kostenbetaling tijdens
de aflossingsduur gemiddeld ongeveer 1,2 pCt van het
uitstaand .hypothecaire bedrag bedraagt, zodat het belang
van extra-aflossing niet geheel afwezig is, heeft de ervaring

geleerd, dat de extra-aflossingen in het algemeen gelijke
tred houden met de extra-spaarbijdragen.

BOEKBESPREKING.

Landbouwcoöperatie in Nederland,
door Prof. Dr Ir G.

Minderhoud, J. B. Wolters’ Uitgevers-Mij N.V.,

Groningen-Batavia 1949, 188 blz., t 6,50 geb.

De tweede druk van liet bovenstaande werk kondigen
wij met veel genoegen aan. De schrijver is er in geslaagd

het hoge niveau van de kwaliteit van de inhoud, die up

to date is gebracht, ook in deze dr1ik te handhaven.

liet werk kenmerkt zich door een objectieve behandeling

van de stof. lIet commentaat’ op de Coöperatievet, dat
vooral
01)
de behoefte van de praktijk is afgestemd, en de
daaropvolgende geschiedenis van de toepassing der co-

operatieve ondernemingsvorm in de verschillende sectoren
(crediet, aankoop, afzet en industrie) zijn boeiend geschre-
vee. Het betrekkelijk koi’te hoofdstuk. over de inwendige
Organisatie der coöperaties legt getuigenis af van een

meesterlijke beheersing van de stof, kennelijk de vrucht

van een jarenlange ervaring en een grondige doordenking
der desbetreffende vraagstukken.

De stijl is helder en compact; gegeven de omvang zijn
de verschillende onderdelen zeei’ volledig behandeld; de
compositie is evenwichtig; de probleemstellingen zijn scherp
en hun uitwerking is duidelijk.

Dit betekent niet, dat wij iedere passage zouden kunnen
onderschrijven. Zo vragen wij ons bijvoorbeeld af, of alle
aspecten van liet vraagstuk van de meest gewenste mate
van aansprakelijkheid der leden voor de financiële ver-
plichtingen hunner coöperatieve vereniging voldoende
zijn belicht. ‘Het is hier echter. niet de plaats daar nader
op in te gaan. Aan onze w’aardering voor de voortreffelijke
iJ1houd doet dit trouwens geen afbreuk.

Dit boek is waard, dat het een ruime lezerskring vindt,
speciaal ook onder de economen, die de feitelijke en de
potentiële betekenis van de coöperatie gewoonlijk onder-schatten.

‘s-Gravenhage.

‘ Dr 1.
II.
VAN STUYVENBERG.

AANTEKENING.

DE FRANSE FRANC:
TiIN MAAL IN DERTIG J%AH.

De geschiedenis van de Franse franc sedert de eerste
wereldoorlog biedt een weinig opwekkend beeld; het is

de geschiedenis van tien devaluaties. Wel is waar is Frank-
.rijk niet het enige land, dat moeilijkheden met zijn valuta
heeft gekend,,doch in zijn strijd tegen deze moeilijkheden

heeft dit land, vergeleken met andere landen, wel een
pover figuur geslagen. Zo is de dollar thans
67
maal, het
pond sterling 39 maal zoveel waard voor een ‘Fransman als in 1914, terwijl ten opzichte van het goud de waarde
van de franc thans 1/112 deel is die, welke zij in
het begin van deze eeuw had.
liet Franse blad ,,L’Economie” van 12 October jl. wijdt

aan deze tien devaluaties enige beschouwingen. In een in-
leiding constateeit het blad, hoe de huidige generatie
in Frankrijk is vertrouwd geraakt met de idee steeds tussen twee devaluaties in te leven. Zij staat vreemd
tegenover het feit, dat het land gedurénde meer dan een
eeuw, ni. van de Grote Revolutie af tot aan 1914
toe, eed waardevaste munt, de ;,franc Germinal”, heeft
gekend en een bankbiljettencirculatie, die voor 70 pCt
door goud was gedekt. Zij kan zich moeilijk realiseren,
dat Frankrijks begrotingen in die jaren sluitend waren
en dat de betalingsbalans,steeds een gunstig beeld ver-
toonde.

Amsterdam.

Prof. Dr 0. CAMPAGNE.
Eerste aanaal op de waardeaastheid.

Na 1914 begint de lijdensveg. Reeds kort na het begin

898

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 November 1949

11

van de oorlog was de Franse Rgering gedwongen in

binnen- en buitenland te lenen, teneinde de hoge kosten
dër oorlogsvoering te kunnen bestrijden. Ook na het he-
eindigen der vijandelijkheden moesten credieten worden
opgenomen, om de, als gevolg van de sterk verminderde
productiviteit, noodzakelijke importen te kunnen betalen.

Met steun van de geallieerden kon Frankrijk aldus de

internationale koopkracht van de franc nagenoeg hand-

haven. Toen deze steun echter ophield, kwam Frankrijk

voor de consequenties, van zijn hoge openbare schuld en

het verlies ‘van zijn productieve krachten te staan. De

franc kon zich niet handhaven; op de internationale

valutamarkt zakte zij tot 55 t.o.v. het pond en 15 t.o.v.
de dollar. De Regering handhaafde echter de goudwaarde

van de munt. De deflatiepolitiek, nodig om.. de munt te

stabiliseren op een, met de werkelijke verhouding tussen
pond en- dollar ovei’eenkomende, goudwaarde, durfde

zij niet aan, uit vrees voor sociale repercussies en

met het oog op de, uit een dergelijke politiek voort-
vloeiende, terugslag op het economisch leven.

In 1926 nam het wantrouwen, dat als gevolg van de

steeds groter wordende wanorde was ontstaan, de vorm
van een paniek aan. In Juli van dat jaar noteerde het

pond 240en de dollar 49 frs. 1-let duurde echter nog tot

1928, voordat aan deze toestand ‘een einde kwam; in
Juni devalueei’de Poincaré de franc. Hij zag in, dat herstel
onmogelijk was met handhaving van de goudwaarde op
het niveau van
p
1914. In plaats van 322,58 mgr., zoals
dit bijna onveranderd gedurende ruim een eeuw w’as
geweest, bevatte de franc thans 65,5 mgr. fijn goud (zie
staatje). De devaluatie sanctionneerde een reeds in feite
bestaande toestand. Herstel van• de gouden standaard
werd mogelijk en de Schatkist toucheerde een comptab’ele
winst van 16.640 mln îrs.

De elastisc/ie fianc.

De ,,franc Germinal” had ruim een eeuw standgehouden;

de ,,franc Poincaré” wras slechts een leven van acht jaar

beschoren. Zij had de omstandigheden niet mee. Na de devaluatie van pond en dollar in het begin van de jaren

dertig werd Frankrijk t.o.v. de sterling- en dollargebieden
een duur land en de betalingsbalans ondervond hiervan
de terugsiag. Het land vormde niet langer de economische
eenheid, die zo machtig w’as, dat zij de wereld haar prijspeil

kon opdringen. In plaats van de muntwaarde te hand-
haven, had. de Franse Regering, aldus ,,L’Economie”,
de algemene lijn moeten volgen en eveneens tot devaluatie
besluiten.

Na de verkiezingen in 1936 Averd de toestand er niet
s

-beter op. De ,,Volksfront”-regering verkortte de werk-
week; zij geloofde; dat deze maatregel een gunstige in-

vloed op de economische activiteit van de natie zou
hebben, doch in werkelijkheid viel. hiervan niets te be-
speuren. Bovendien verminderde de goudvoorraad (Frank-
rijk had met 5.00ton sinds 1932 de grootste goudvoorraad
ter wereld), als gevolg van het deficit van de handelsbalans
en het wantrouwen van de kapitalbezitters jegens de Schatkist, ir een jaar tijds met een derde.
In October 1936 bezweek Vincent Auriol, destijds

Minister van Financiën in de Regering-Blum, voor de
drang der omstandigheden – en de franc devalueerde.

Een. vaste pariteit weid echter niet vastgesteld; de
franc mocht schommelen tussen twee uiterste grenzen:
43 en 49 mgr. goud. Zij werd dus elastisch. De goud-
vorraad werd herwaardeerd op de basis van 49 mgr.;

-het voordeel voor de Schatkist bedroeg zodoende ruim
17 mrd frs, waarvan 10 mrd werd bestemd voor het
gelijktijdig opgerichte Egalisatiefonds.

De zweoende franc.

Zelfs op de laagste grens, de pariteit van 43 mgr.
goud, kon de franc zich niet handhaven; de belangrijke

hoeveelheid goud, die in 1937 naar het buitenland af-
vloeide, was er een bewijs van.

Op 30 Juni van dat jaar was Bonnet, toenmaals Minister

van Financiën, dan ook gedwongen de gouden standaard

geheel te verlaten. De ,,elastische” franc werd ,,zwe-
vende” franc. Niettemin werd merkwaardigerwijs tege-
lijkertijd tot herwaardering van de goudvdorraad over-
gegaan. lIet was kennelijk uit geldnood, dat de Banque
de Fiance tot deze maatregel besloot. De grondslag, die

men voor deze herwaardering nam – de pariteit van

43 mgr. – was dus zuiverfictief. Het op deze wijze ver-

kregen voordeel bedroeg 7 mrd frs.

Inmiddels zette de koersdaling op de wisselmarkt•zich

voort, zonder dat het Egalisatiefonds bij machte was
de beweging te stoppen. Op 5 Mei 1938 besloot Minister-

President Daladier, dat de koers van de franc zou worden

gesteld op £ 1 = frs 179. Deze stap moest, aldus Daladier,
,,assurer la défense victorieuse de la monnaie” en, zo

voegde hij er aan te, deze nieuwe koers ,,ne sera pas
dépassé”. De Regering liet evenwel doorschemeren,

dat zij van plan was binnenkort de koers te verhogen.

Zodoende hoopte zij de gevluchte kapitalen weer in het

land terug te zien komen, voordat de koersverhoging

een feit werd, een verhoging overigens, die uit economisch
gezichtspunt gezien zeer goemogelijk was, omdat het –

Franse prijspeil nog altijd ca 10 pCt beneden het wereld-
prijspeil lag. De ,,taux de combat” was dus uit financiële

overwegingen gekozen, zoals elf jaar later Sir Stafford

Cripps iets dergelijks om commerciële redenen zou doen.

In November van hetzelfde jaar besloot Paul Reynaud,
Minister van Financiën in het kabinet-Daladier, de munt weer te stabiliseren en wel op een goudwaarde van 27,5

mgr. goud, overeenkomend met een koers van £ 1 =

frs 180. De Schatkist trok uit dèze maatregel een voordeel
van 31,5 mrd frs. Vele politici betreurden het, dat de

stabilisatie niet op een lager niveau had plaatsgevonden.

Immers, de hieruit voortgevloeide hogere herw’aarderings-

winst zou in belangrijke mate de enorme kosten, die de

oorlogsvoorbereidingen iwet zich brachten, hebben kunnen
compenseren.

De oorlogsperiode.

.

Omdat betrekkelijk kort na hetbegin van de tweede
wereldoorlog Engeland de koers van het pond t.o.v. de

dollar met ongeveer 15 pCt verlaagde, heeft ook Frankrijk
zijn wisselkoersen herzien. Een tweede * ,franc-Reynaud”
ontstond, waartegen liet pond 176,4 en de dollar 43,8
noteerde. De goiidpariteit werd tot 23,34 mgr. verlaagd,

waardoor de Schatkist weer een winst maakte van 17,3
mrd frs. Gedurende de bezettingsjaren werden deze koer-
sen officieel gehandhaafd. Intussen had men zich echter
beraden met welke koersen’ men na de bevrijding vat?

Fiankrijk zou gaan werken. Men bereikte overeenstemming
over een dollarkoers’van 50 en een pondenkoers van on-
geveer 200 frs. Na ruim een jaar was devaluatie echter
onvermijdelijk, voornamelijk in verband met de discre-
pantie tussen de Franse prijzen en de vereldprijzen. V66r

31 December 1945e kon devaluatie nog vrij gesbhieden;
na die datum slechts’mct toestemming van het I.M.F.
Vier dagen voor het aflopen van de termijn werd door
de Franse Regering de dollar gelijkgesteld aan 119,1 en

het pond aan 480 frs. De goudfranc verdween van het
toneel; in plaats daarvan werd de goudvoorraad gewaar-
deerd tegen de goudprijs van S 35 per ounce fijn, U.
134.028 frs per kg. De herwaardering op deze basis levei-de
de Schatkist een voordeel op van 118 mrd- frs.

Van de ,,fianc-Mayer” tot aan dè ,,franc-Petsche”.

De inflatie in de jaren 1946 en 1947 maakte een verdére

depreciatie onvermijdelijk. liet Franse l)rijSpeil stak ver
boven het wereldprijspeil uit, zodat bij de bestaande

koers exporteren nagenoeg onmogelijk Was. In Januari 1948 vond de depreciatie plaats. René Mayer bracht de

9 November 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

899

dollarkoers op 214 en de pondenkoers op 864. Tegelijker-

tijd echter introduceerde Mayer – tegen het advies van
het I.M.F. in – een veel hogere ,,vrije koers”, geldende

voor de dollar, de escudo en de Zwitserse franc. De im-

porten werden nu verrekend op basis van deze vrije koers

1 $ = fr000 310 en de exporten tegen de ,,gemiddelde

koers”, zijnde het gemiddelde tussen vrije en officiële
koers, ni. ca 257 f 260. De vraag naar importgoederen

moest hierdoor worden verminderd, terwijl men de export

hoopte te vergroten.
In October van hetzelfde jaar promoveerde Queuille

de gemiddelde koers tot officiële koers en stelde deze op
264. De vrije koers bleef echter gehandhaafd. In feite

vond dus devaluatie plaats.
In April 1949 werd de gemiddelde koers aangepast

aan de successievelijk plaats gehad hebbende verhoging van de vrije koers tot 330 en gebracht op 272. Naar deze

koers werden ook de koersen van de andere, niet om-

wisselbare valuta’s, gericht. –
Toen in Septembei van dit jaar het pond devalueerde,

nam de Minister van Financiën, Petsche, twee besluiten:

le de vrije koers werd op 350 gebracht; 2e de gemiddelde
koers werd afgeschaft. Alle transacties, die in. dollars
worden verrekend, zullen voortaan tegen ,de koers van
350 plaatsvinden. De franc deprecieerde dus met ca
28 pCt t.o.v. de dollar. Daar de koersen van de niet-con-
verteerbare valuta’s naar de koers van 350 werden ge-
richt, werd de franc niet overgewaardeerd t.o.v. dé landen,

die gelijk met Engeland devalueerden, zodat Frankrijk
in staat hoopt te zijn, de internationale concurrentie vol
te houden. –

De franc pan 1914 tot September 1949

Goudge-
V,Iclt

In
Dollar:
koers
Pondcn.
koers

1914 franc G’erminal
322,58
5,98
25,22
25-6-28 franc PoincarO
65,5
28,52
124,21
(Febr. ’34, na de.devaluatie
65,5

.
45

.
77
4-10-36 franc Auriol
43 tot 49
21,50
105
van

£

en

S)

………….

30-6-37 franc BonneL
max. 43
25,14
f124,44
(5-5-38

Daladier)

…….

36
179
12-11-’38 franc Reynaud

.
27,5
37,50
180
29- 2-40 Cde franc Reynaud
23,34
43,80
176,38
1- 9-44 bevrijding

49,627
200
26-12-’45 franc Pleven
(8,288)

..

119,107
480
1-’48 franc Mayer
(4,69)
214,392
864
17-10-’48 franc Queuille
. . .

264
1.062
4-’49 (Petsche)

272 1.097
20- 9-’49 franc Petsche

. . .
(2,87)
350
980

EEN STEM UIT HET BEDRIJFSLEVEN.

BENELUX.
Toen wij onder de drukkende bezetting over de gretig
beluisterde B.B.C. vernamen, dat België en Nederland
besloten hadden na de oorlog tot een ekonomische unie
over te gaan en on?niddellijk met de studie van de daar-
mede verband houdende problemen aan te vangen, hebben
wij met vernieuwd verlangen uitgezien naar de betere tijden, die toen in ‘t verschiet stonden.
Ook wanneer wij onder de oorlog over Bretton Voods

lazen hebben wij gedacht: er is werkelijk iets aan ‘t ver-
anderen in de wereld, de door de oorlog gestichte wan-orde wordt spoedig uit de weg geruimd, nu reeds wordt
ei’ aan gedacht om de monetaire problemen op te lossen
en de na-oorlogse monetaire warboel te keer te gaan.
Over de besluiten van Bretton Woods, het na-oorlogse
streven om ze in werkelijkheid om te zetten en het magei’
resultaat, dat werd bereikt, hebben wij het hier niet:
zij, die de stoot gaven, vergaten dat het niet goed is op
zachte grond te bouwen zonder eerst heipalen te slaan.
Alleen over de Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Unie

woi’dt hier gehandeld. De Benelux-idee heeft sedert de

oorlog grote vorderingen gemaakt bij de drie partners,’
doch er is theorie en pi’aktijk. Hoe verder het onderzoek

en de voorstudie voor het tot stand brengen van de eko-
non7ische unie vordert, hoe hoger de hinderpalen boven

de grond rijzen, hoe beter de partners bewust worden van
,

het feit, dat ei’ geen spraak kan zijn van persoonlijke

voordelen, maai’ wel van gezamenlijke offers.

Wat staat de unie in de weg? België en Nederland zijn

na de oorlog zeer uiteenlopende wegen opgegaan. Neder-
land heeft meer dan België onder de oorlog g’eleden en
is materieel zeer verzwakt doorheen het oorlogsgebeuren
gekomen;’ daarbij heeft het zijn overzeese bezittingen
gewapenderhand moeten verdedigen. Dit was niet het

geval met België, dat acht maanden vroeger vrijgevochten
werd, bijna gaaf uit de oorlog kwam en onmiddellijk de

handen aan het werk kon slaan.

Nederland meende met reden, dat geen redding mogelijk

was zonder strenge maatregelen en diepgaande staats-
inmenging. Dit was des te makkelijker te verwezenlijken
daar de geesten in Nederland meer naar staatsinterventie

geöriënteerd waren, het apparaat quasi gereed stond en de rampzalige toestand, waarin het land verkeerde met.
zijn vernielde havens, zijn opgebi’oken verkeerswegen,
,zijn zwartgebrande puinhopen en zijn uitgehongerd
volk, di’atische maatregelen vergde.
Nedei’land stond van meet af aan in het offensief tegen
de armoede en het verval. België daarentegen beschikte over heel zijn ekonomische uitrusting, kon werken voor

de geallieerde legers en’ stond onmiddellijk in een r6es
van superactiviteit en welstand, het kon de teugels stilaan
lossen en meer vrijheid laten. Daar België een strenge
muntsanering doorgevoerd had, bleek het aldra, dat het

van plan was overtollige geldcirculatie en expanie tegen
te gaan; dit zou in Nederland het geval niet zijn: de
langdurige contingenteringen en rantsoeneringen hebben
de overtollige geldomloop in de hand gewerkt, de ver-
nielde ,.machines en fabrieksgebouwen hebben investe-
ringen gevorderd; Nederland is onder .de druk

van dé

omstandigheden de weg dei’ inflatie en ekonomische

expansie,. in de door dirigisme doordrenkte atmosfeer dci’
sterlingzone opgegaan.
liet onoverkomelijk gevolg’ van die twee uiteenlopende
stellingen is, dat de monetaire en ekonomische toestand

van beide landen zeer verscheiden is en schetsmatig al
volgt kan uitgestippeld worden. –

In België: beperking van de geldomloop; inkrimping
van het krediet, dus limitering van de investeringen;
geen reglementering, noch beperking van de productie;
vrije distributie zonder rantsoenering.
Deze politiek moest noodzakelijk, indien zij gepaard
ging met een hoge roductie, een zeer gezonde monetaire toestand scheppen en de Belgische munt onder de ,,hard currencies” rangschikken.
In Nederland zien wij: de geldomloop stijgen, dewijl de
goudvoorraad en.het papier op het buitenland afvloeien;
krediet wordt gemakkelijk toebedeeld en een ruime ‘in-
vesteringspolitiek wordt ingeluid; de productie blijft sterk
gereglementeerd; de distributie ligt aan banden.
Dat is een politiek, die noodzakelijk uitloopt op ,,soft
curr,ency” en deficitaire handelsbalans: de overtollige betaalmiddelen vinden geen gebruik wegens de opge-
legdé rantsoenering en ‘de reglementering der prijzen;
de invoer houdt geen tred met de uitvoer, daarom wordt
hij beperkt tot het strikt noodzakelijke en cle productie
zelf wordt gefnuikt.
Kenschetsend is de toestand van België en Italië tegen-
over Engeland en Nederland. Beide stellingen in even-
wicht brengen, dat is het kernprobleem van de Benelux-
gedachte, dus ook de grote stronkelsteen. Er is ook het
coördineren van de verschillende sectoren dci’ productie en
de vraagstukken ‘die verband houden met de fiscaliteit,
doch dit schijnen niet zo zeer de moeilijkheden te zijn en

900

ECONOMISCH:STATISTISCHE BERICHTEN

9
November
1949

buiten textiel en metaalis die coördinatie
quasi
geregld.
Hoe ver staat het met de unie?
Op 5
October werd het V66r-Unieverdrag geparafeerd;
per 1 Juli
1950
zou het volledige statuut van de unie
in voege treden.

Over het Vr-Unieverdrag werd iri België zeer scherpe
kritiek uitgebracht, omdat het er• helemaal uitzag, alsof

wij alles gegeven hadden en met ledige handen naar huis
kwamen.
Op
de conferentie te Luxemburg eveiiwel werd de metaalsector bijna hèlemaal vrijgegeven en de textiel-

sector komt hij het einde van dit jaar vrij. Aldus werd de

Benelux-atmosfeer weer helder en de stemming lichter,
doch het kernprobleem blijft de monetaire politiek.

Er mag gerust beweerd worden, dat het een ongedane
zaak
is
en dat Benelux geen realiteit kan worden zolang
de Nederlandse gulden oen zwakke munt blijft en dat

zal hij, zolang Nederland aan zijn huidige monetaire

politiek blijft houden. Trouwens blijft heel het probleem

draaien om de vraag: hoe zal Nederland zijn eventueel
tekort aanzuiveren?

Voorgesteld wordt om het deficit weg te werken door
het inkrimpen van de Belgische export naar Nederland. Dat moet faliekant uitlopen, immers aldus heeft Neder-

land niets te vrezen en kan het gerust bij zijn politiek blijven;
België daarentegen tekent een blanco-wissel.

Veel wordt er geschreven over éen Europese federatie

en de Verenigde Staten sturen daarheen; België en Neder-

land dienen alles in ‘t werk te stellen om een ekonomische
unie tot stand te brengen. Aldus wordt Benelux de voor-

bode van de Europese Unie, ht enige redmiddel tegen
groter gevaar. –

Gunt.

Dr A. TAVERNIER

INTERNATIONALE NOTITIES.

lIET CONTINOENTERINGSSYSTEEM VAN.FIIANKRIJKS RUITEN-

LANDSE}LANDEL.

De Franse Minister van Financiën, Petsche, heeft
enige tijd geleden aangekondigd, dat op den duur het
contingenteringssysteem van de buitenlandse handel van
Frankrijk geheel afgeschaft zou worden. Met ingang van 1 October jI. zou reeds de import uit de Marshall-landen
voor
10 d 15
pCt worden vrijgemaakt van-de contingen-teringsvoorschriften. 1-let doet daarom enigszins vreemd

aan, als in de Franse pers de laatste tijd berichten ver-
schijnen, die er op wijzen; dat men in het geheel niet van
zins is het contingenteringssysteem af te. schaffen.
Volgens ,,Der Volkswirt” van
28
October jl. vindt
deze cntradictio echter haar verklaring in de volgende
feiten.
In het eerste halfjaar van
1949
is.Frankrijk er
id ge
slaagd zijn importen voor
6,6 pCt
te betalen met de op-
brengst van zijn exporten. Dit percentage wijkt sleëhts
weinig af van dat van véér de oorlog, en is, zoals uit onder-
staand staatje blijkt, een opmerkelijke verbetering ver-
geleken met voorafgaande jaren.

Buitenlandse handel uan Frankrijk.

(in mln, tegen (le geldende koers oingerekencle, lollars). –

percentage
waarmee

Invoer

Uitvoer

Ongunstig de invoer
saldo

door de uit-
voer wordt –
gedekt

4947

…..
……2.154,0

1.052,4

1.101:6

‘f8,8 4948

….. …….2.355,1

1.093,7

1.261,4

46,4
le halfjaar 1948

1.191,3

477,0

714,3

40,1
2e halfjaar 1948

1.163,8

616,7

. – 547,1

52,9
le halfjaar 4949

1.278,1

795,9

474,2

62,6
J
Op
het eerste gezicht lijkt dus het besluit van Minister
Petsche tot verzachting van de contingenteringsmaat-
regelen alleszins gemotiveerd. Beziet meo echter, hoede

buitenlandse handel is verdeeld over de verschillende

valutagebieden, zoals ‘het tweede staatje weergeef t, dan
worden de uitlatingen in de Franse pers – aannemelijker.

Verdeling uan de Franse buitenlandse handel naar valuta-
gebieden.

(Maandgemiddclden in mln, tegen. cle geldende koers omgerekencle
dollars).

Waarden
Procenten

Iste
lste
1947 1948
half
7
1949
1947
1948

1949
Invoer: uit dollar-

uit sterlingzone
uit andere valu-

839
26
1
4
62,8 45,3
70,7 62,4
47,2
14,8
32
23
33,5 29,4

tagcbieden
69,2 88,2
78,5
38 45
37,1

7.011e

…………

Totaal

. . .
Uitvoer: naar dol-
139,5 196,3
211,6
100 400
100

larzone

……
naar sterlingzone
naar andere va-

..7,8
15,3 8,6
16,2
9,5
28,1
8,9
17,4
9,5
17,7
7,2
21,2

lutagebieclen
64,6
66,3
94,9 73.7
72,8
71,6
Totaal

. . . .
87,7
91,1
132,5
400 100
100

Dat de importen uit de dollargebieden van
47,2
pCt
in
1947
verminderd zijn tot
33,5
pCt in het eerste halfjaar
van
4949, is op zichzelf Oen gunstig verschijnsel, hoewel hierbij bedacht
4
moet worden, dat er onder de landen in de
s terlingzone, waaruit geïmporteerd wordt, verschillende

zijn – bijv. landen in het Nabije Oosten – die betaling
in dollars eisen.

Tot een veel belangrijker conclusie komt men evenwel
bij een vergelijking van de deviezenbalansen met de af

zonderlijke gebieden. Het blijkt dan, dat de
62,6
pCt,
waarmee Frankrijk zijn import uit export kan betalen,

uiteenvalt in een dekkingspercentage van
13,5
voor de
dollargebieden
(S
70,7
mln invoer en $
9,5
mln uitvoer)
en van
45,1
vooi’ de sterlinggebieden
($ 62,4
mln invoer en
$ 28,1
mln uitvoer), terwijl, wat de handel met deandere
valutalanden betreft, de uitvoer
120,9
pCt van de invoer
is ($ 94,9
mln uitvoer en $
78,5
mln invoer).
Deze onevenwichtigheid in de onderlinge deviezenbalan
sen
is
de hoofdoorzaak van Frankrijks aarzeling de
b’ïu-
tenlandse handel geheel vrij te laten.

MEDEDELING
VAN
lIET SECRETARIAAT
VAN
DE
CENTRALE COMMISIE VOOR DE
rnJNvAART:

De Centrale Rijnvaart Commissie vergaderde in cle week van
17 tot 22 October 1949 te Straatsburg onder voorzitterschap van de heer Adr. Thierry.
Wat betreft de technische aangelegenheden, stelt cle Commissie
vast, dat er geen bezw’aren zijn tegen de plannen, ontworpen voor
het herstel van de spoorbrug te Nijmegen en voor het tijdelijk weer
in dienst stellen van de gierpont te Leimersbeim. Alen heeft voorts
kennis genomen van het voorlopig rappol:t van de permanente
technische commissie inzake het bezwijken van een der sluiscteuren
te Kembs. De Comh’iissie heeft de maatregelen ten aanzien van het
tot stand brengen van radioverbindingen tussen de Rijnschepen
en cle oevers, welke waren voorgesteld in een op initiatief van Nederland samengeroepen vergadering van PTT-besturen, be-
stucleerd en te dien aanzien enkele wensen geformuleerd, teneinde
ze meer met de eisen der scheepvaart in overeenstemming te brengen.
Op het stuk der sociale aangelegenheden wordt medegedeeld,
dat op 31 October 1949 op het Internationale Arbeidsbureau te,
Genève een vergadering zal worden gehouden, waarin aangelegen-
heden, de sociale zekerheid der Ftijnschippers betreffende, zullen
worden besproken; alsmede de mogelijkheid om te komen tot regIe
mentering der arbeidsvoorwaarden aan boord der Itijnsehepen.
De Centrale Commissie, clie in deze vergadering een adviserende
stem zal hebben, heeft cle richtlijnen vastgesteld voor cle commissie,
die haar hierin zal vertegenwoordigen. Een van de punten van bespreking was voorts het verbeteren van de vakopleiding der
schippers. –
De Centrale Commissie heeft zich beziggehouden met de eisên
van de Duitse douane, die wijzen op de verplichte invoering van
voorschriften inzake de douanesluiting en op de heffing van invoer-
rechten voor levensmiddelen aan boord der schepen. Het laat zich aanzien, dat tussen de douane-experts practische overeenkomsten
zullen tot stand komen, waarbij de Centrale Commissie strikt dd principes handhaaft, clie de scheepvaart moeten vrijwaren tegen
iedere directe belasting. –
De Centrale Commissie heeft kennis genomen van de resultaten
van het Internationale Scheepvaartcongres te Lissabon. Ze hef t
nota genomen van de verbetering in de Organisatie der Rijnvaart-rechtbanken van de Amerikaanse militaire Regering in Duitsland.
Ze heeft kennis genomen van cle geldigverklaring van verschillende
reglementen betreffende het onderzoek van Rijnschepen en het
vervoer van brandbare vloeistoffen. Voorgesteld wordt het regIe-

9 November 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

901
ment voor cle afgifte van Rijnschipperspatenten te herzien, teneinde
voor die Staten, die zulks zouden wensen, de mogelijkheid te openen
om de afgifte van schipperspatenten, behalve van cle gebruikelijke,
van enige aanvullende voorwaarden afhankelijk le Stellen.
Tenslotte besloot cle Centrale Commissie
01)
grond van tot haar
gerichte klachten op 28 November 1949 te Straatsburg in buiten-
gewone zitting bijeen te komen, teneinde de maatregelen te bestu-
deren, die aan de grondslagen van cle vrijheid der scheepvaart
en de gelijkheid van behandeling afbreuk zouden doen.

GELD-T EN KAPITAALMARKT.

1

loewel 1 November een datum is, waarop in ons land
in verband met de betalingsgewoonten op ruimer schaal

dan hij andere ultimo’s omzetting van

giraal geld in

bankbiljetten pleegt plaats te vinden, was in de afgelopen
week toch weinig van een verkrapping op de geidmarkt

te constateren. – –
Dat de banken zich te voren reeds op de. verwachte

zwaardere liquiditeitseisen hadde,n voorbereid, was de
vorige weken al gebleken en thans konden in de eerste

plaats de uit dien hoofde bij de circulatiehank geaccu-
muleerde tegoeden worden aangesproken. Op de balans

van De Nederlandsche Bank per 31 October bleken de
saldi van banken dan ook, ton opzichte van-24 October

‘met ruim f 30 mln te zijn gedaald.
Voorts bleek het voor de banken nog nodig direct of
indirect (nl. via het opzeggen van callgeldleningen aan
discontomakelaars) geld op te nemen bij De Nederland-
sche Bank in de vorm van voorschotteh op, resp. be-

lening van schatkistpapier. Op deze wijze werd. in de
week van 24 October-31 October voor f 17 mln aan mid-

delen vei’kregen.
De geidbehoefte – was, echter niet van zodanige omvang,
dat van een verkoopdrang hij schaticistpapier sprake
was. De omzetten op de geidmarkt bleven dan ook gering
en de noteringen weken nauwelijks af van die der laatste

weken. Naar het kortlopend papier bestaat voortdurend
vraag; voor Decemberpapier wordt 1 pCt geboden. Voor
Januaripapies’ bestond enige vraag op 1
1
/
8
pCt, Mei-

pap’ier wordt nog steeds tegen 1/
8
pCt aangeboden.

4
Dat de geldbehoefte na de ultimo snel afnam, kan
worden afgeleid uit het beloop der callgeldrente. Slechts

één dag, nl. Maandag, was deze It pCt, daarna werd zij
verlaagd tot 1 pCt en reeds Donderdag werd zij wederom
gesteld op pCt, het gedurende de laatste maanden

gebruikelijke percentage.
Op de aandelenmarkt trokken gedurende de verslag-week Indonesische aandelen wederom grote aandacht.
FIet afsluiten van de R.T.C. gaf aanleiding tot een koers-
stijging dezer groep, voornamelijk’ echter tengevolge

van aankopen van de beroepshandel. Een gedeelte hiervan
ging weer vei’loren toen het publiek de volgende dagen
op de verhoogde koersen niet tot aankopen bleek over
te gaan. Weliswaar lijken de overeengekomen transfer-
bepalingen van Nederlands standpunt uit, gezien niet
onredelijk, doch het publiek is de laatste jaren reeds
zovele keren mèt een dode mus blij gemaakt, dat het
thans vermoedelijk liever eerst de kat uit de boom wenst

te kijken.

0
1
)
de obligatiemarkt konden de koersen van de kort-.
lopende staatsleningen, zoals bijv. de 3 pCt investerings-
certificaten zich goed handhaven, doch bij de langlopende
leningen iond het proces van korsafbrokkeling verdere
voortgang. De dollarlening sloot op
913/16,
maar op de

laatste beursdag was ook reeds een notering van’901

tot stand gekomen.
Gedurende de afgelopen week werd ‘bekend, dat het
Rijk een deel van zijn k6rtl4ende schuld aan een aantal
Rijksfondsen heeft geconsolideerd door een consolidatiê-.
lening van f 500 mln. De Rijkspostspaarbank neemt
hiervan f 190 mln, de Postchèque- en Girodienst f117 mln,
het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds f ] 13 mln, en de
Rijksverzekeringsbank f 80 mln. De i’entevoet

bedraagt

31 pCt, de theoretische looptijd 50 jaar, de werkelijke
looptijd tengevolge van een, aflossingsclp.usule echter 30

jaar. Dit laatste is voor de beleggers gunstiger dan bij de

reeds uitstaande 31 pCt staatsle’ningen.

28 October 4 Novembei’
1949

1949
Indexcijfers.

Industrie

………………
229,2
228,6

Banken

…………………
132,6
132,9

Indon.

aandelen

……….
.

61,5


63,1

Algemeen

…………….
161,6
162,2

Aandelen.
A.K.0
…………………
188


184-

Amsterda’rn Rubber

………
140.
149

H.A.L.

………………..
166k
167
I-I.V.A

.
………………..
1564

.
156

Kon.

Peti’.

…. …………
311
3134

Unilever

………………
2414
241

Philips

………..,


2404
239

Obligaties.

3

pCt

mv.

eertif.

……….
98/
99

24

pCt N.W.S’

………….
78
775/8
3-3.-

pCt

1947

…………
98
3
/
98
1
/
8

Dollarlening

1947

……….-
92
11
/
16

91
13
/
16

STATISTIEKEN.

STAND VAN ‘S RIJKS KAS.

Vorderingen
22Oct. 1949 15Oct. 1949

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederl. Bank N.V.
t

508.384.221,95
f

478.577.004,68
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij

de

Bank voor Neder-
landsche

Gemeenten
821.314,29
,,

414.958,73
lcasvorcleringen

wegens

ere-
dietve
l
strckking

aan

het
.


Daggeidiening

tegen

onder-
pand
……….
………


Saldo

der postrekeningen van
Rijkscomptabelen

……
343.404.289,62
,,,

323.706.356,06
Voorschotten

op

uit.

Sept.

buitenland

…………….

1949

aan

de

gemeenten
wegens

aan

haar

uit

te
keren belastingen

…..



Vordering in rek, courant op:
Indonesië
…………….

……….

1529.677.174,79
,,1528.017.339,33
Suriname

…………..
….
32.217.757,14
,,

32.214.203,87
Ned. An tillen

………….

Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..
– –
Het

staatsbedrijf der
P.,

T.

……
……….

………



en’………..

……….
Andere staatsbedrijven en in-
………

stellingen

………………
39.499.577,69
,,

392.478.238,49

Verplichtingen

Toorschot’

dôor

De

Nederi.
‘Bank NV-.,. verstrekt


Toorschot,

door

De

Neder-
landsche

Bank

N.Y.

in
rekening courant

verstrekt
– –
Schuld aan dei3ank voor Ne-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
fl879.469.200,—
f 1878.969.200,-
Schatkistpromessen

bij

De
Neclerlandsche

Bank

N.V.
ingevolge overeenkomst
1800.000.000,—
1800.000.000,—
in
Scbatkistproessen in omloop
(rechlstreeks bij De Nederi.
Bank
N.V. is
geplaatst nihil)
/
5.485,4

mln

w.o.
garantie
Brel,tou

Woods 1,804

mln
4681.400.000,—
4689.800.000,-
Daggeldieningen
– –
Sluntbiljetten in omloop

….
133.793.952,50
134.137.225,—
Schuld

op

uit.

Sept.

’49
aan de gemeenten wegens
aan

haar

uit

te

keren

van 26

Februari

1947………

126.351.536,37
126.351.536,37
Schuld

in

rek, courant

aan:


Surin
Indonesië

…..

4.259.062,74

.,

4.309.114,96

belastingen

………………

Het Algemeen Burgerlijk Pen-
27.824.196,16

,,

27.654.718,80

……………………
ame

……………………

Het staatsbedrijf der P.,

T.

Ned.

Antillen

……………..

en

T.

………………
475.646.770,89
417.270.473,26

sioenlonds

………………..

Andere

staatsbedrijven

….
Schuld

aan

diverse

instellin-

…..

gen in rekening met
‘5
Rijks

……….

Schatkist

……………

..2060.542.026,78 ,,2061.667.052,78

MAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE MAA.NDSTA.AT
VAN
DE-VIER NEI)ER-
LANDSE GROTE BANKEN EN VAX HET NEDER-
LANDSE BEDRIJF VAN DE NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSChAPPIJ.

(In miflioenen guldens)

ActIva Kas, kassiers en dagge)dleningen
Ned. sehatkistpapier

Ander overheidspapier ……
Vissc)s
Bankiers in binnen-en buitenland
Prolong.en voorsch.tegen effecten
Debiteuren
Effecten en syndicaten
Deelnemingen (incl.voorschotten)

Gebouwen
Diverse rekeningen
Belegde bestemmingsreserven.

Nedgrl.
Nederi.
Banken
Banken
en

Ned.
Handel-Mij.

31
30
31
30
Aug.
Sept.
Aug.
Sept.
1949 1949 1949
1949

67
1

69

.87

104
2113

2124

2644

2688

2180
1
2193
1
2731
1
2792

53
8
89
35

56
9
117
37

1108
11
112
46

115
11
149
49
185
219
277
324

457
463
554
568
13
14
20 20 28
28
39
613

39

498
,
505
627

9
9
16 16

1 1
1

2873
1
2927′
1
3638
1
3760

Passlva:
2301
2352
2897
2987
2 3
2.
3
Deposito’s op termijn
240
241
326
332

Crediteuren

………………
Wissels

………………….


Kassiers en genom. daggeldl
8
3
8
4
Diverse rekeningen
83 89
96
125
l3estemmingsreserven
1
1
1
1

2635 2689
3330
3452

1130
160
211 211
Aandelenkapitaal

………….
78 78
97
97
Reserve

………………..

-.

.
2873 2927 3638 3760

NATIONALE
BANK
‘VAN
ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten
in

millioenen

francs).

6

Data

in
f01

31 Dec. 1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7
1.163,7
15 Oct.

1949
6.149,1 191,8
110,0
39.7
4.249,1 1.867,9
22 Oct. 1949
6.147,9
235.7
111,2
39,7
4.228,5 1.929,9
31

Oct. 1949
6.161,7
2545
110,2
39,7
4.355,6
1.837,7

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens).
1
liii
I512I
1
1
1
I0)

EI
1
Id
.1
o
0)
Ad
1

1
.E
t
1

1212
1

d.Q
lo
1

‘aI
0

lt-3LI

30 Dec.

’46

700.876
4.434.786
1
100.816

1
153.109

1
2.744.151
26 Sept. ’49

621.571
332.074
1
1913.843

1
142.642
1
2.966.007
3 Oct.

’49

621.695
337.721 1
292.546 1
144.298
1
3.020.723
10 Oct.

’49

621.840
332.787
1
372.974
1
143.976

1
2.974.934
17 Oct.

’49

621.989
351 990
1
351.252
145.480
1
2.943.039
24 Oct. ’49

622.129
353.506
359.417

1
146.702 1
2.938.219
31

0ct. ’49

622.225 338.943
372.485
163.312
1
3.006.500
7 Nov.’49

622.363
.

331.033
‘404.259
141.416
2.967.889

Saldi in rekening courant

0)
:E
i
,
o.is
Cz
.12
(12
dI
1
,

30 Dec. ’46

26 Sept. ’49

380.875
351.140
2.269
82.347
501.812 435.069
3

Oct.

’49

389.518
364.914 2.259
42.306
471.392 548.127
10

Oct.

’49

.473.694
376.228
2.248
36.527
458.885
598.314
17 0ct.

’49

502.779
421.099
2.245
53.685
461 528
556 448
24 Oct.

’49

531.000 440.389
2.246 64.586
419.078
,539.934
31

Oct’ ’49

547.866
539.471
2.184 33.807
411.303
433.997
7 Nov. ’49

608.253
539.471
2′.142
50.773
414.425
440.545

902

ECONOMISCH-STATISTIS

CHE BERICHTEN

9 November 1949

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
crkorte balans
op
7 November
1949.
Activa.

.
Wissels,
pro- j’ITofdbank f
mes

4BIJbank

scht
çven

Agentsch.

;,

1.000,-
in

‘°

0

f

1.000-

‘)

Vissels,

schatkistpapier

en

schuldbrieven,
door de Dank gekocht (art

15, onder 40, van

de

Bankwet

1948)

……………
..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der .Nederlanden ingevolge

overeenkomst van 26 Februari 1947
……
1.800.000.000,-

Voorschotten
(
Iloofdbank
f

135.690.077,23
‘)


In rek. cr
rpt

1
op
ondcan(I

Bijbank

,,

577.874,90
(mcl.
belenin-
1
gen)
l

Agentsch.

,,

5.147.592,93

141.415.545,06
Op
effecten

enz ………

..140.368,911,64
‘)
Op
goederen en celenf

..,,

1.046.633,42
11

141.415.545,06

1)

Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….
..-
Boekvordering
op
de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947

…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden

muntmateriaal
……t

612.113.597,76
Zilveren munt enz…..10.248.550,89
622.362.148,65
Papier
op
het buitenland

f 331.032.950,-
Tegoed bij correspondenten
In het buitenland

……402.409.340,66
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..

1.849.579,26

735.291.869,92
Vorderingen in guldens
op
vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen

……
355.655.100,44
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds

…………..
120.758.059,99
Gebouwen

en

inventaris

…………….
..2.000.nOO,-
Diverse

rekeningen
.

………………..
..197.785.269,88
t

5.475.268.993,94
Passlva,
Kapitaal

…………………………
f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………..
..15.333.335,71
Bijzondere

reserves

………………….
61.674.999,18
Pensioenfonds

……………………….
,,

22.624.640,90
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke dienst

…………………………
..1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..,,
72.237.175,-
Bankbiljetten

in

omloop

(nieuwe

uitgifte)
2.967.889.200,-

Bankassignaties

in

omloop

…………..
..46.258,99
Rekening courantsaldo’s
4
‘S
Rijks Schatkist ……

f

608.253.175,72
‘s
Rijks

Schatkist

hij-
zondere rekening
….

..

539.471.205,89
Geblokkeerde saldo’s
..,,

2.142.105,15
Saldo’s

van

banken in
Nederland

……….

..

50.773.364,93
Vrije saldo’s van vreem-
de circiilatiebanken en
soortgelijkeinstellingen
,,

414.624.910,72
Andere Vrije saldo’s ….

..440.545.391,63
2.055.610.152,77
Crediteuren In vreemde geldsoort
5.044.348,68
Diverse

rekeningen

………………….
253.309.21 3,92

.
t

5.475.268.993,94

1)
Waarvan

schatkistpapler

rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen

….
t


9
Waarvan’aan Indonesië (Wet van 15
Maart

1933, Staatsblad

no.

99)

……..
34.259.225,-
Circulatle der door de Bank namens de
Staat in het verkeer gebrachte muntblljetten
,,

135.091.372,-

FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste

posten

in

mlllioenen

dollars).

Metaalvoorraad

Data

Other

1

U.S.
.

Govt
Totaal

Goudcr-

cash

1

securlties
tificaten

31

Dec.

1946

18.381

.

17.587

268

23.350
13 Oct.

1949

23.355

22.81)7

255

17.779
20 Oct.

1949

23.325

22.776

267

17.666
27 Oct.

1949

23.320

22.774

279

1

17.403

Deposito’s
F.R. -bil–

Data

jetten In

1

5iemier-
circulatie

Totaal

Govt

banks

31

DPC.

1946

24.945

17.353

393

1

16.139
13 0ct.

1949

23.362

17.906

551

16.116
20 Oct.

1949

23.269

17.864

317

16.405
27

Oct.

1949

23.192

17.634

374

16.098.

0.

AannemingMaatschappij
,,DeKondor”
N.V.

GEVESTIGD TE AMSTERDAM

Uitgifte van
f450,000-

gewone aandelen,

in stukken groot nom. f500 aan toonder,

voor de helft de!ende in dewinst van het boekjaar
1949 en ten volle indie van volgende boekjaren

Ondergetekende bericht, dat zj de

inschrjvin op boven’ge-
genoemde aandelen, uitsluitend voor houders van
gewone aandelen,
openstelt op

.Vrjdâ911 November 1949

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur, bij haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Graven.
hago

tot den koers van 100 pCt.

op de voorwaarden van het prospectus dd. 2 November 1949.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar bij de inschrijvingskantoren..

– – -.. – •- ….

-.
NederlandscheHande’ï-

Maatschappij, N
.
V.

Amsterdam, 2 November 1949.

t

Waar ter wereld

U ook artikelen wenst af te zetten

of Lontacten. wenst te leggen, eenj

cidverteritie in het’ Netherlands

Trade Bulletin, wçklijkse buiten.

landse nevenuitgave van het beken-

de weekblad ,,Groothandel”, kan U

hipen. Uitsluitend

zij, die met

Nederland. reeds in zakenrelatie

staan of deze wênsen, ontvangen

deze uitgave, welk adressenmate-

riaal het resultaat is van langdurig

speuren en informeren..

Advertentie-opdrachten moeten

uiterlijk Dinsdag per le- Post in ons

bezit zijn, om nog te kunnen wor-

den opgenomen in het nummer dat

dezelfde week verschijnt.

Administratie Groothandel

neven-

editie
Netheri.
Trade Bulletin
.-
Post

box
42, Schiedam.

Advertenties voor het volgend nummer dienen uiterlijk
15 November a.s. met de ochtendpost in het bezit te
zijn van de Administratie, Postbus 42, Schiedam.

VOOR ELECTRICITE(T

H.E E,MA
~
F

LANDBOUWKÜNDIGE

(M.L.S; Groningen)

die gespecialiseerd
;S
in de
maiscultuur
(vooral hybride mais) in Nederland en de Ver-

enigde Staten, wil in dienst treden van onderne-

ming op agrarisch gebied.
Br: onder no.
,
ESB 1560, bur. v. d. blad, Post-
bus 42, Schiedam.

.ASS.-ACCOUTA•NNT

met i jaar ervaring op prima
accountantskantoor

, in
het voorjaar 1950 afstuderend doct. economie, wenst
van betrekking te veranderen: Br. onder nô. ESB 1558,
•bur. v. d. -blad, Postbus 42, Schiedam.

Econdm’ich
Ca-ndidciat

30
jaar,
onigehuwd, representatief, in het bezit van een geIdig quota-nummer voor de Verenigde Staten, zâg zich gaarne door
.
een Nederlandse onderneming met vestigingen daar te lande uitgezonden. Is bereid de overtocht zo nodig zelf te bekosti-
gen. Er. no. ESB 1557, hur. V. d. /bl., Postbus 42, Schiedam

Aa,i
dit nummej is een

iniëgvél toegevoegd var

.DE. CHEMISCHE FABRIEK

L. VAN
DER
GRINTEN

VENLO

N.V. PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE

v/ h Nederlandsche Seilltoetelleu Fabriek

HILVERSUM

(
9

Alle Communicatie-apparatuitr op het gebied van

Radio – L4jntelefonie – Automatische telefonie

C. MASTENBROEK

Ben. Molendijk 14 – Goudswaard

• BEDRI/PSA DMINISTRATIE
•. BOEKHOÜDINGEN

• BELASTINGZAKEN

+

Vacature,

4.

Stichting Revalidatie Centrum Rotterdam

Het Bestuur der Stichting roept op sollicitanten naar
de functie van

/
Administratief Directeur

Vereisten: ruime algemene ontwikkeling, organisatorisch
vermogen. sociale belangstelling.
Aanvangsalaris f6.000.— per jaar.

Sollicitaties, uitsluilond schriftelijk, met uitvoerige inlichtin-
gen omtrent opleiding en levensloop, binnen
14
dagen na
het
verschijnen
van dit b]ad, te richten aan de secretaris
der Stichting, Adriaen van der Doeslaan 4, Rotterdam N.
Photo bijsluiten.

Kon inkt ij ke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelunts

Schiedam

IN DIT BLAD

ADVERTEERT

V
U
.

MET SUCCES!!

LEVER’S ZEEP MAATSCHAPPIJ N.V.

• vraagt voor zo spoedig mogelijke

indiensttreding

Directie Secretaris

bij voorkeur Doctorandus

Economie

Schriftelijke sollicitaties, met vermelding ‘van leeftijd,

opleiding en practijk, onder No. 118, te richten aan

Afdeling Personeelszaken, Kantoor Rotterdam, Postbus

760, aldaar,

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Cr0
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rôtterdam.
Redactie-adres voor België; Seminar-ié voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.

Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam’ (W.).
Bankters: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f
26,—
per jaar;
voor
België/Luxemburg f
28.-
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in
Belgische francs bij de Ban que de Comrnerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorehening
fl0
260.34.
Overzeese gebiedsdelen (per zeepost)
/
26,—, overige landen
/
28,-
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ÂDVEETENTIES.

Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief / o,o per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures ” en ,,Beschikbare krachten”
/
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Wij bieden U op ons modern kantoor een pret-
tige werkkring met gtmstige perspectieven als

Zelfstandig Correspondent

hoofdz. Nederlands, tenminste indien U meent
aan de volgende eisen te kunnen voldoen: H.B.S.

5-j. c. of enige jaren economische studie, diplo-

ma(‘s) handelscorresp., enige ervaring op publi-
citeits- en boekhoudkundig gebied, vlotte stijl,
commerciele aanleg.

Uw sollicitatie, welke met discretie wordt
behandeld, kunt TJ inzenden onder no. ESE 1559,
bur. v. d. blad, Postbus 42, Schiedam.

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B.
francs,

Auteur