Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1647

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 1 1948

A UTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economi*sch,-wStatistische

B

ericht’e

n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONoMISCI:I INSTITUUT

33E
JAARGANG

WOENSDAG 1 DECEMBER 1948

No. 1647

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
4ssistent-Redacteur: A. de IT’it.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegevens over adresseh, abonnementen enz. op de lagtste

bladzijde van dit nummer.

INHOUD:

Blz.

De artikelen van deze week ……..943

Sommaire, summaries ………………944

Kunnen Nederlandse werven concurreren met het

buitenland? door Prof. Ir J. W. Bonebakker ….
945

Industrialisatie, arbeidsproductiviteit en sociale ver-

houdingen in het bedrijfsleven
door H. L. Zeelenberg 946

Het Marshall-plan en petroleum
dr F. S. Noordhoff 949

A a n tekeningen:
1)c bedrijfsorganisatles en de ondernemingsraden In België en in Nederland
door E. C. Wasscnaar …………..
951

Het riJsttekort

………………………………..
0
54

Internationale notities:
Groot-Brittannië na afloop van do Marshall-hulp
……
954
fle betekenis van agrarische statistieken voor de voedsel-
voorziening

………………………………..
955
Finland’s economisch herstel

…………….. . ……

956

Geld- en kapitaalmarkt

……………………956

Statistieken:

Bankstaten

………………………………..
957
Verkeer

ets

vervoer

Iii

Nederland

………………….
958
EtuisSias

in

1948

……………………………….
959
in-

en

uitvoer

van Nederland

…………………….
959
In-

en

uitvoer

van

België

……………………..
959
IndexclJiers van lonen volgens regelingen In Nederland
. .
959

DEZER DAGEN

brengt men elkander op de hoogte. Zo ontving de minister
van Economische Zaken in ruime mate, naar aantal
sprekers gemeten, de opinie van de Tweede Kamer over
liet economisch beleid. Zo ontwaarde de minister van

Verkeer ten duidelïjkste, dat het ontwerp tot naasting

van het bedrijf der radiodistributiecentrales door de meer-
derheid der leden niet hoog werd aangeslagen. Bij de
dupliek trok de minister zich en hét wetsontwerp terug,
wellicht gedachtig aan Salomo’s oordeel over degeen; die,

eens anders zaak ve’rdedigend, in de hand klapt en zich
borg stelt.

Dit aTiles was nog waarneembaar. Veel belangwekkender
echter is het gebeuren in Indonesië, waar de wederzijdse
woordvoerders elkaar informeel nogmaals en herhaaldelijk

over de verschillende standpunten. hebben kunnen ver-
wittigen. Men kan er nog geen hoogte van krijgen, of de
kans op welslagen hierdoor is gestegen. Wel is duidelijk, dat de papieren van de Commissie voor Goede Diensten,.
in het bijzonder het aandeel van het zgn. ,,working paper” van de heer Cochran, weer oplojien.

Kan di gunstig zijn, bepaald ongunstig is de wijze,
waarop de temperatuur in de Berlijnse kwestie weer om-
hoog gaat. De militaire gezaghebber van de Oostelijke zône
heeft de bevelhebbers der andere zônes gewaarschuwd,
dat het houden van verkiezingen in West:Berlijn tot actie
zou kunnen leiden. Zozeer zijn we reeds gewend geraakt
aan verwaterd woordgebruik, dat dit door Faust als kern
gekozen begrip – im Anfang war die That – thaiis als
chrikaanjager môet dienen. Het Westers antwoord berust
tot nog toe op Carlyle: ,,in deze dagen van luid gepraat,
eer ik het zwijgen des te meer”.

Zwijgen althans naar deze zijde; aan gene zijde van de –
Oceaan wordt des,te drukker gesproken. De vijf van Brus-
sel hebben hun voorbereidende plannen tot vorming van
een Atlantisch pact in de Veenigde Staten en Canada
-voorgelegd. Canada heeft zich geuit op een wijze, die aan
Homerus herinnert: ,,Zo dan tot elkaar overbuigend,
sprak alliçht iemand tot zijn buurman: voorwaar,, dit is
een goed woord……

Met hoeveel resoluties men elkaar ook in de politieke
commissie heêf t bezig gehouden, het goede woord over
de Palestijnse kwestie is nog niet gesproken. Isael heeft
toelating verzocht tot de Verenigde Naties: de Arabieren
hebben gewaarschuwd, hoe kan het anders, dat ‘dit tot
actie zou leiden. Groot-Brittannië heeft medegedeeld, niet
meer te staan op onvoorwaardelijke handhaving van het
verdelingsplan van Bernadotte. Voorlopig hebben de
Verenigde Naties geen reden om zich op de behandelings-
wijze van het .PJestijnse probleem te verheffen.

Zoals er evenmin reden bestaat, na liet ontijdig bekend
worden van de lange termijnplannen van de zestien tot het Europese hulpprogram toegetreden landen, om het
daarin bereikte als synthese in de hoogte te stekbn. hoe-
zeer men ook terecht tegen de voortijdige publicisten het
,,Quos ego” kan doeh horen, het probleem dat ieder omhoog
wil komen op eens andërs schouders, wordt er niet min-
der om.

Zo klinken, bij bedekte einder, overal de signalen; de
brulboei werkt constant.

S.

T

JVAN DE VON:-DIE STERKER IS DAN 100 000 VOLT

,,Eppur si niuôve!”

(Galileo Galilei 1564-1642)

.RIÉ
woorden die Galilei waarschijnlijk

nôoit heeft gezegd – maar er zouden geen

betere te vinden zijn om de geestkracht

te schetsen van deze dynamische voorloper

t
.

en vernieuwer: wetenschappelijk apostel bij – wie de vonk der
IL

innerlijke overtuiging tot een vlam van bezieling kon uitslaan,

*

* *

Het is deze elementaire vonk, die het wezen der dingen verlicht

en het goede in de w’ereld tot stand brengt. Vonk niet door

Philips gefabriceerd, maar wel bij Philips te vinden in het brein

en de harten van duizenden toegewijde werkers te Eindhoven en

in Honkong, in Scandinavië, Spanje of Peru, onder de zon van

Egypte of in de frisse zeebries op Ijsland – de vonk van een

dienende werkdrift die het pad der Vooruitgang aangeeft voor

alle volken der aarde.

Publicatie: Philips – Eindhoven

/

S
.

Ira

1F

N.V. KONINKLIJKE

NED[RLAN D S ( H E

ZO U T 1 N DU STR IE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van.

zo,Itzuzer, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic ,oda.

ROTTERDAMSCHE

BANK

SPECIALE
AFDEELINGEN

VOOR

PARTICULIEREN

225
VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

1 D ecember 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

943

DE ARTIKELEN VAN.’ DEZE WFEK,

Prof. fr J. W.
Bonebakker,
Kuznen Nederlandse wer9en

concurreren met het buite’nland?

VÔÔr 1940 kon Nederland bij de ink9op van scheeps-
bouwnateiiaal profiteren van internationale concurrentie,

zowel wat prijzen als levertijden betreft; voorts hield in

tijden van redelijke bedrijfsdrukte het ni4eali van lonen

en bedrijfskosten de bouwprijzen hier te lande op een con-

currerend peil. Thans zijn, om ‘te beginnen wat scheeps-
bouwstaal betreft, de rollen omgekeerd: de prijs ligt hier

te lande rond GO pCt hoger dan in Groot-Brittannië; de

hoogovens trachten concurrentie uit te schakelen, terwijl

de prijzen zijn opgetrokken tot het niveau, dat nog juist

door de Prijsbeheersing wordt toegelaten. Bij het verkrij-

gen van plaat en proîiel heeft de scheepsbouw te kampen

met onregelmatige en vertraagde aflevering. Voorts toont
onze werfoutillage een achterstand in modernisering, ter-

wijl het verlies aan efficiency, als gevolg van de oorlog,

nog niet is ingehaald.

H. L.
Zeelenberg,
Industrialisatie, arbeidsproductiniteit en

sociale eerhoudingen in het bedrij/slec’en.

De welvaart van Nederland is in toenemende mate af-

hankelijk van industrialisatie. Het is
?pvallend,
dat de

meeste beschouwingen over dit vraagstuk een technisch

of economisch karakter dragen; de menselijke productie-

factor verschijnt zelden op het toneel. Verbetering van onze

positie in de wedloop der industriële landen zal vooral

ook moeten worden gezocht in eeft zorgvuldige ontwikke-

lingen beheer van de menselijke productiefactor. Ondanks
incidentele belangstelling is dit in Nederland braakliggend
terrein. Wij zullen op dit gebied moeten komen tot weten-

schappelijke research en tot een nauwe samenwerking

tüssen wetenschap en bedrijfsleven. De sociale research

zou kunnen worden gebundeld in een ,,Centraal Instituut

voor Toegepaste Arbeidswetenschappen”.

F. S. Noortlhoff,
Het Marshall-plan en petroleum.
De twee Parijse rapporten inzake de behoeften van

West-Europa, welke het eerste antwoord waren op Minister

Marshall’s bekende redevoering, schenken ook .aan de

petroleumvoorziening de nodige aandacht. Verwacht wordt,

dat de Europese productie niet in snel tempo zal toenemen,

het verbruik daarentegen wel. Dit betekent een toenemende

invoerbehoefte. In dit verband is van groot belang, dat de

Verenigde Statn van exporterend importerénd zijn ge-

worden. Europa is daarom voor zijn petroleumvoorziening
in toenemende mate aangewezen op het Nabije Oosten.

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten

– V.V.S.-

Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddci bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-tie, zal het van groote practische waarde
blijken
S

,te zijn.

Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van der Graaf & Go’s bureaux voor den handel N.V.
Am.stelstraat 14-18, Amsterdam.C, Telefoon 38631 (5 lijnen) –

1*

SSOCIATIE CA’SSA

KASSIERSINSTELLING

OPGERICHT IN 1806

VERHUUR VAN SAFELOKETTEN

HEERENGRACHT 179 • AMSÎERDAM-C

ç,SPE
1
i,,

EM8O

koninklijke

Nedericindsche

Boekdrukkerij’

H. A. M. Roelonts

Schiedum

1

944

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

SOMMAIRE.

Prof. Ir J. W.
Bonebakker,
Les possibilitésdeconcurrencede

l’in’dustrie néerlandaise de La construction navale.

La construction navale néerlaridaise rencontre actuelle-

ment, beaucoup de difficultés. Les matièr’es premières sont

chères, tandis que les fournitures ne s’effectuent qu’irrégu-

lièrement et avec du reard. L’outillage des chantiers ne

répond plus aux exigences modernes, d’autrè part la

régression du rendement, due
it
la guerre, n’est pas encore

rattrapée.

H. L.
Zeelonberg,
L’industrialisation, La productiQité du

trapail et les rapports sociaux dans La tie économique.

Si les Pays-Bas désirent s’industrialiser, ils seront bien
obligés de s’occuper activement du développement et de

l’administration du facteur humain dans la production.

Une collaboration étroite entre la science et lavieéconomi-

que est nécessaire pour arriver la ,,research” sociale.

Dans cet ordre d’idées, la fondation d’un ,,Centraal Insti-

tuut voor Toegepaste Arbeidswetenschappen” parait

recommandable.
F.
S. Noordhoff, Le plan Mârshall et le pétrole.

En matière de pétrole, les Etats-Unis sont devenus,

actuellement, importateurs au lieu a’exportateurs. D’autre

part, ]es besoins de 1’Europe occidentale augmenteront

régulièrernent pendant les années â venir. C’est pourquoi

l’approvisionnement en pétrole du Proche Orient sera

de plus en plus nécessaire.

SUMMARIES.

Prof. Dr J. W.
Bonebakker,
The competiti9e capacity of

shipbuilding in the Netherlands.

At present ship’building in the Netherlands faces many

difficulties. Raw materials are very expensive, delivery

being irregular and slow. Shipbuilding yards aFe insuffi-

ciently modernized. Losses in efficiency, causeci by the

war, have not yet beeri made up for:

H. L.
Zeelenberg,
Industrialization, labour productioity

and social relations in business.

It is verr important for 1-Jolland’s industrialization that

the human factor in ‘industry is dealt with carefully.

Scieice and busines’ have .to co-operate in building up

social research. Establishing a ,,Central Institute for Ap-

plied Labour Sciences” would be very uséful. –

F. S. Noordlioff,
Marshal Plan and petrolem.

With regard to petroleum the United States are now an

importing instead of an exporting country. Therefore,

5
/estern Europe is more than ever thrown on the resources

of the Near East.’

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSIJRANFIE-MAKEL.AARS

AMSTERDAM
ROTTERDAM
S.GRAVENHAGE
DELPT SCHIEDAM

VLAARDINCEN

Vexwacftjnen c-tnt’te,zt deantwhfie-

fing u-an. de co-iijwzcüut
iti
de V,e’t-

euic1e S2ate,

Zie hiervoor – het binnenkort verschijnende

nummer van het

Economisch-

Statistisch

Kwartaalbericht

Research uitgave van

het Nederlandsch Economisch Instituut

-Jaarabonnementen f6,50
voor abonné’s.E-S.B. f5,-

Telefoon 38040, Rotterdam

Giro no. 8408

Abonneert.0 op

DE ECONOMIST

Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-

nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Th. Ligthart,

rof. J. Tinbergen, Prof. H. M. H. A. van der
,

Valk, Prof. G. M. Verrjn Stuart, Prof. Mr.

F. de Vries.

Abonnementsprijs f22.50; fr. p. post 123.30;

voor studenten
f
19.—; franco per post
f
19.80.

Abonnementen worden aangenomen door de

boekhandel en door de uitgevers

DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

945

KUNNEWNEDERLANDSE WERVEN

CONCURREREN MET HET BUITENLAND?

De positie van de Neder1andse scheepsbouwnijverheid

tussen haar buitenlandse mededingers wordt bepaald door

verschillende factoren, sommige voor de hand liggend,
andere minder in het oog springend.

V66r 1940 wâs de situatie duidelijk bepaald, althans

wat de bouw van zeegaande koopdardijschepen betreft.

Nederland was een koopkrachtig land, gelegen in het

centrum van het industrieel hoogontwikkelde West-Eu-ropa. Wij kochten onze grondstoffen, haiffabrikaten en
afgewerkte producten dââr, waar zij – rekening houdend

met de kwaliteit – het goedkoopste te verkrijgen waren.

De scheepsbouw betrok zijn belangrijkste grondstof:
gevalst plaat- en profielstaal, voornamelijk uit Duitsland

en België, maar ook uit Groot-Brittannië of Polen. Lieren,
ankermachines en,stuurgerei waren meestal van Engels,

Duits of Deens fabrikaat, hoewel deze dekwerktuigen 66k

in ons land konden worden vervaardigd. Electrische instal-

lateurs verwerkten’ veel buitenlands materiaal. Op het
gehele terrein van de inkoop konden wij profiteren van

internationale concurrentie, zowel wat prijzen als lever-
tijden betreft.
Zien wij naar de beide andere kostenelementen: de directe
arbeidsionen en de indirecte kosten; dan kan worden ge-

constateerd, dat in tijden van redelijke bedrijfsdrukte
bijvoorbeeld van medio 1937 tot me’dio 1939 – het niveau

van lonen en b’edrijfskosten de bouwprijzen hier te lande op een concurrerend peil hield. Dat in de genoemde jaren
11 schepen met een gezamenlijke inhoud van 86,000 R.T.
bruto voor Nederlandse rekening in Duitsland en Dene-
» marken werden besteld doet hieraan niets af; het waren
gelegenheidstransacties, die bovendien in de hand werden
gewerkt door het feit, dat de Nederlandse werven vobr
de bouw van deze scheepsruimte veel langere levertijden
moesten vragen.

Technisch waren en zijn de producten van onze scheeps-
bouwnijverheid alléén beperkt door de grootte der bouw-
hellingen,
niet
door de kwaliteit van het werk (wat de En-gelsen ,,workmanship” hoemen) of door het scheepstype.
Men denke aan de kwaliteitstonnage, die hier aan tank-
schepen voor de Koninklijke Shell, aan tropenschepen
voor de Koninklijke Paketvaart Maatschappij werd ge-

bouwd, en aan bijzondere scheepstypen, zoals de ,,Nieuw-
Amsterdam”, de ,,Oranje”, dei,,Willem Ruys”, de kanaal-
boten voor de S.M. ,,Ze’eland” en onze onderzeeboten.

Hoe ziet dit alles er thans uit?

/
Beginnen wij met cle directe materialen; en daarvan
de belangrijkste: het scheepsbouwstaal.
V66r de grote depressie betaalden wij voor het plaat en
profiel, dat 11et buitenland ons hier leverde,
minder
dan
de afnemers in’het land van herkomst. Thans zijn de
rollen omgekeerd; de prijs ligt hier te lande rond 60 pCt
hoger dan in’Groot-Brittanhië. ,Vroeger konden de werven

hun staaiafval vérkopen wanneer de schrotmarkt ik hun,
voordeel was. Tegenwoordig zijn zij verplicht hun schrot
aan de Nederlandse schrothandel te leveren, tegen een
prijs, die belangrijk onder de internationale ligt.
Ten dele v66r, en verder kort nade bevrijding werden
door onze’ Regering in Groot-Brittannië en de Verenigde
Staten contracten afgesloten voor de levering van scheeps-
bouwstaal. Daarna werd het steeds moeilijker om bestel:
lingen geplaatst te krijgen. De aflevering ondervond meer
en meer vertraging, gedane toezeggingen werden niet na-
gekomen. Als oorzaken worden genoemd: de eigen be-
hoeften der producerende landen, die voorgaan; verder
de stakingen, het overbelaste transportwezen, de lage pro-,
ductie der kolenmijnen. 1-loe dit zij,— wij, zijn het kind van de rekening.

Maar, zal men zeggen, de Hoogovens, ônze Hoogovens
in Ijmuiden? Zijn die dan niet onze reddende engel?

.pnze 1-loogovens leveren scheepsbouwstaal, in Ideine hoe-
veelheden, tegen hoge prijzen weliswaar, doch op korte

termijn. Daarvoor kunnen wij niet dankbaar genoeg zijn.

Dit is een welkome steun voor onze schéepsreparatiebedrij-
ven, voor wie ,,tijd” alles is 66k om opdrachten te krij-

gen —’en die de hoge staalprijzen op hun klanten kunnen
verhalen zonder hun eigen concurrerende positie te

schaden. ‘ ..

De Hoogovens hebben een productiecapaciteit, groot

genoeg om 66k te kunnen voorzien in een niet onbelangrijk

gedeelte van, de behoeften onzer werven aan staalpiaten

(met keur en certificaat van een der erkende klassebureaux) voor de bouw van nieuwe’ chepen. Vodrlopig zullen zij, wat
het gewicht per eenheid betreft, wel niet zwaarder kunnen

gaan dan 3.000 kg. De werkelijke prestatie laat nog op zich

wachten. Hetbleefbij toezeggingen; toezeggingen, dié onder-

handelingen over leveringen uit het buitenland deden
afspringen. De Hoogovens leveren’66k de zwaardere pro-

fielen en scheepsplaten tot 5.000
g;
maar zij betrekken

.,.deze uit Groot-Brittannië, in ruil voor ruwijzer. De normale

handel is van deze transacties uitgesloten. De Hoogovens

trachten concurrentie uit,te schakelen, terwijl de prijzen

zijn opgetrokken tot het niveau, dat nog juist door de
Prijsbeheersing wordt toegelaten.
Wij leven onder het bestel van een geleide economie.
Men kan dit toejuichen en bevorderen, of het als een nood-
zakelijk kwaad beschouwen en er zich voorlopig bij neer-

leggen. Dat doet hier niet ter zake. Maar voor- en tegen-
standers zullen het er over eens zijn, dat geleide’economie
ten bate van het algerneen belang behoort te worden
gepleegd.

Daarmede zouden tendenties zoals hierboven bedoeld
niet te rijmen ‘zijn.
VTant
dan komt de positie van een zo
bij uitstek internationale bedrijfstak als de Nederlandse
zeescheepvaart in het geding.

Dit vereist enige toelichting.

Wij leven onder het bestel van een geleide economie.
Onze Regering moet haar toestemming geven alvorens
een werf een opdracht kan aanvaarden; de Regering ver-
strekt toewijzingen voor het benodigde plaat en profiel,
vergunningen voor de aankoop van allei’hande materialen
en stelt de onmisbare deviezen beschikbaar. In tegenstel-
ling tot vroeger moeten wij thans, uit armoede, veel zèlf

maken dat wij.00k nu misschiën goedkoper uit den vreemde
zouden kunnen krijgen. De kostprijs van het eindproduct,
het nieuwe schip, zal door deze omstandigheden in ongun-
stige zin worden beïnvloed.

Men kan daarover de schouders ophalen, en als volgt
redeneren. Gé’én werf accepteert op het ogenblik een vaste
.bouwprijs; ook de reders leggen er zich bij neer – hoewel
node – dat stijging van materiaalprijzen, van de lonen,
en van een gedeelte der bedrijfskosten uiteindelijk door
,bestellers aan de bouwmeesters moeten worden vergoed.
De werven zijn volgeboekt, soms tot 1951 of 1952, e’n komen
dus heus wel aan hun trekken.

In deze gedachtengang schuilen tenminste twee cardinale
fouten. Ten eerste: die zojuist genoemde trekken.
De moeilijkheden, die de scheepsbouw ondervindt bij het
verkrijgen van plaat en profiel komen tot uiting in een
onregelmatige en vertraagde aflevering. Bij de levering
van vele andere zaken is het al niet beter. Met als gevolg steeds langer wordende levertijden voor de onderhanden
bouworders. Dientengevolge waarborgen de totale ge-
boekte orders nog allerminst een voldoende bezetting
der werven.
Het scheepsbouwbedrijf is in wezen een aannemersbe-
drijf, en het’is zeer gevoelig’voor de conjunctuur. De ver-
ven kunnen, bij het accepteren van een opdracht, in hun
contractprijs een ,zeker bedrag aan bedrijfskosten (uitge-
drukt in procenten van het bedrag der directe lonen) cal-
culeren, plus een zeker winstpercentage.Maar ‘het blijft
de vraag, of dit bedrijfskostenpercentage voldoende ‘zal

946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

blijken te zijn, omdat men nooit op lange termijn zekerheid

heeft omtrent de bezettingsgraad. Loopt de bezettings-
graad terug, dan stijgt het bedrijfskostenpercentage, en
daarmee de kostprijs,
progressief,
zodat de gecalculeerde
winst snel vervliegt. En die winstpercentages, die marges
tussen kostprijs en rnarlctrijs, zijn niet hoog en kunnen
niet hoog zijn, omdat de marktprijs door internationale

verhoudingen worat bepaald.

Vôôr 1940 bestelden of kochten Nederlandse reders

nieuwe of tweedehands tonnage in ht buitenland, telkens

wanneer zij daar goedkoper of vlugger konden slagen dan

hier. Wanneer zich een dergelijke situatie nu wéér voordoet,

dan is het voor de Regering moeilijk om een vergunning

tot bouwen of kopen in het buitenland te blijven weigeren.

Daarom is het van zo groot belang, dat onze scheeps-

bouwnijverheid zijn plaat en profiel kan kopen tegen prijzen

die althans niet hoger zijn dan die, welke buitenlandse

werven betalen. rn 1938 maakte het bedrag, dat de bouw-

werf moest uitgeven voor de benodigde platen, pi-ofielon

smeed- en gietstukken, ongeveer 27 pCt uit van de con-.

tractprijs van het casco. Thans is dit gestegen tot 35 pCt.

Er is dus alle reden om de gestie van de Hoogovens tér
sprake te brengen.

Even belangrijk is een regelmatige en snelle levering

van plaat en profiel – en van alle verdere grondstoffen;

hallfabrikaten en afgewerkte producten die voor de louw
nodig zijn – en stabiele lonen. Dit zijn de onmisbare voor-

waarden om tot normale levertijden en een bevredigende

bedrijfsbezetting te komen. Dan zullen de risico’s, die ook

vroeger aan vaste bouwprijzen ei gegarandeerde opleve-
ringsdata verbonden waren, weer te overzien zijn.
De tweede fout koint aan het licht, wanneer men de
huidige situatie van de kant der reders bezibt. Oppervlak-

kig beschouwd zou men ook van hen kunnen zeggen, dat.

zij wel aan hun trekken komen. Maar ook voor hen zullen
andere tijden aanbreken. De vrachten en;de koersen van

scheepvaartaandelen lopen terug; de inde van laatstge-
noemde was op3O Juni jl. rond 187 pCt, op 30 September

163 pCt. Voor de reders betekenen de lange levertijden
der schepen in aanbouw: derving van inkomsten, stijging

van aanschaffings- en exploitatiekosten, beknotting van
reserveringen voor vlootvernieuwing. Het belang van de

scheepvaart, bron van deviezen, kan hier als het algemene
belang worden beschouw’d.
Maar het zijn niet alleen de reders, die moeten kunnen
sparen; voor de werven geldt hetzelfde. V66r 1940 stonden
hun outillage en hun werkmethoden op een lijn met die
van hun concurrenten in het buitenland. Nu is er een be-
langrijke achterstand, met name ten opzichte van Zweden
en Denemarken. De Zweedse werven hebben tijdens de

oorlog hun bouwcapaciteit belangrijk vergroot, en hun
outillage en werkmethoden grondig gemoderniseerd en
ingericht op de bouw van geheel gelaste schepen. De Deense
werven kwamen vrijwel onbeschadigd door de bezettings-
tijd heen, en volgdén het Zweedse voorbeeld, al werd de
bouvcapaciteit veel minder uitgebreid. In ons land moes-
ten grote sommen worden besteed om de schade, door Duit-
se roof en vernielingen aangericht, te herstellen. –
De omstandigheden gedoogden niet altijd, dat daarbij
hetScandinavische voorbeeld radicaal werd gevolgd. In het

algemeen kan worden geconstateerd, dat de overgang tot
de electrisch gelaste bouwwijze bezig is zich in een bedacht-
zaam tempo te voltrekken. -Er zullen echter nog belangrijke
kapitaalsinvesteringen nodig zijn, en er zal nog véél erva-

ring moeten worden opgedaan, alvorens de achterstand is

opgeheven.
Behalve de te hoge staalprijzen en de achterstand in de
modernisering onzer werfoutillage is er .nog eed derde, zéér
belangrijke factor of groep van factoren, die onze inter-
nationale concurrentiepositie onginstig beïnvloedt. De
Zweedse werven hebben tijdens de oorlogsjaren regelmatig
door kunnen werken; de bouwcapaciteit was doorlopend

volledig bezet en is dit nog. Vergelijk daarmee de toestan-

den in ons land. Onder de Duitse bezetting, tot September

1944: afremmen van het bouwtempo door opzettelijke

vermindering der arbeidsprestatiesen bevordering van

in-efficiency. Daarna volkomen stilstand, tot na de

capitulatie. De achterstand, die hierdoor ontstond, is niet

nauwkeurig vast te stellen, maar mag volstrekt niet worden
onderschat.

Sinds de bevrijding wordt er allerwegé krachtig naar
gestreefd op dit cardinale punt onze schade in te halen,

en met succes. Maar I1et bereikbare is nog niet bereikt.

• Wil men in de scheepsbouw verbetering van arbeidspres-

tatiés blijven bevorderen, dan is voorzichtigheid bij het

hanteren vanhet loonplafond geboden. 1-let zou ons te
ver voeren om

,

hier op deze kwestie dieper in te gaan.
De vooruitzichten voor de grote vaart zijn minder

gunstig, het werd reeds aangestipt. Maar ook de bedrijvig-

heid van onze werven loopt sinds 30 September 1947 regel-

matig terug. Aan de kwartaalberichten van Lloyds Re-

.gister zijn de onderstaande cijfers ontleend:

Per 30 September
1947
in registerton,

resp. gedurende het 3e Per 30 September
1948
bruto

kwartaal
1947
(top- resp. gedurende het 3e
cijfers Sinds Mei
P45)

kwartaal
1948 –

Tonnage in aan-
bouw

260.000

211.000
Op
stapel gezet
.

45.000

19.000
Opgeleverd

30.000
(gedurende het eerste kwartaal
1948
werd
54.000 R.T.
bruto op-
geleverd).

De concurrentiepositie van onze scheepsbouwnijverjeid
verdient in het oog te worden gehouden 1

Delft.

Prof. Ir
T.
W. BONEBAKKER.

INDUSTRIALISATIE,

ARBEIDSPRODUCTIVITEIT EN SOCIALE

VERHOUDINGEN IN HET BEDRIJFSLEVEN.

De welvaart van Nederland is in toenemende mate

afhankelijk van voortgezette industrialisatie. Wie zich –
nog niet met deze gedachte vertrouwd heeft gemaakt, heeft kennelijk de laatste jaren buiten de samenleving
gestaan. Op congressen en in dagbladen, in de. Kamer
en in wetens9happelijke publicaties, in de vakbeweging
en in algemene tijdschriften is er in vpldoende mate de
pandacht op gevestigd, dat we hier met een vraagstuk
van nationaal belang te maken hebben. Wanneer wij .dit onderwerp dan ook nogmaals aaii de
orde stellen, dan is het zeker niet om

de noodzaak van
industrialisatie aan te tonen, doch om de aandacht te
vragen voor enkele bijzondere aspecten, die het vraagstuk
der industrialisatie in onze tijd vertoont. Het.stelt onze
generatie voor andere problemen dan die, waarmede onze
vaders en grootvaders werden geconfronteerd in de tijd,
dat de’ industrie een blijvend stempel op onze economische
structuur ging drukken.

In het verleden, ruw genomen tot de eerste wereldoorlog,
konden industrielanden betrekkelijk lange tijd een voor-
sprong behouden op landen, die nog grotendeels een niet-
industrieel karakter droegen. Thans hebben talloze landen,

die ddarover vroeger niet dachten, mede onder invloed
van de beide wereldoorlogen een industrieel apparaat
opgebouwd.

Voorheen waren in de geïndustrialiseerde
,
wereld die
landen het meest en het langst bevoorrecht, die op het
gebied van wetenschap en techniek in de voorhoede ston-
den. Deze relatieve voorsprongen tussen de landen ziet
men echter geleidelijk aan kleiner worden. Bovendien zal
men er rekening mee moeten houden, dat het kleiner
worden. vaii deze voorsprongen in steeds sneller ‘tempo

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

947

plaats zal hebben. Wetenschappelijke vorderingen en

technisché verworvenheden worden sneller gemeenschap-

pelijk wereidbezit. De perfectionnering van het verkeers-
wezen en van de communicatietechniek, het ‘octrooi-

wezen met de verlening van licenties, de verstrekking
van technische ervaring, de grote verspreiding van weten-

schappelijke en technische publicaties, het intensieve

internationale wetenschappelijke contact, de emigratie, al
deze factoren dragen daartoe het hunne hij.

Het is zekr niet verwonderlijk, dat men de versterking

van de Nederlandse positie o.a. wil zoeken in de vervaar-

diging van producten, waarin een grote dosis wetenschap-
pelijk vernuft is geaccumuleerd en welker fabricage spe-
ciale bedrevenheid en technische verfijning vraagt. Daarin

ligt een grote kracht; men zal er telkens opnieuw voorspron-

gen mee kunnen boeken.
1-Jet is echter opvallend, dat de meeste beschouwingen
over dit vraagstuk een technisch of-economisch karakter

dragen. De menselijke productiefactor verschijnt zelden

op het toneel, en zo dit dan al het geval is, dan vervult
hij slechts een bijrol. Zelfs in de belangwekkende artikelen,

die onlangs van de hand van Dr F.
L.
Polak in de ,,Groene

Amsterdammer” over de noodzaak van industrialisatie

zijn verschenen, wordt over de mens in het productieproces
slechts gesproken in verband met de noodzaak van ver-
beterde en versnelde vakopleiding. Dit alles mag opvallend
zijn, het is niet verwonderlijk. In oiize industriële eeuw,
waarin de economie en de techniek zo hoog in ere staan,
begon men langzamerhand te geloven, dat de mens dienst-

baar is aan de productie en niet dat de industrie de mens
behoort te dienen.
Er valt intussen een kentering waar te nemen. Er zijn
verschillende toonaangevende ondernemingen, waaronder
de grootste industriële bedrijven van het land, uit wier
bedrijfsbeheer in de practijk ten duidelijkste blijkt, hoe
grote waarde men aan het mensenvraagstuk in het be-
drijfsleven toekent, zowel op bedrijfs-economische als op
sociale gronden.
Een dergelijke belangstelling voor de menselijke kant
vergt meer dan alleen maar het kweken van vakbekwaam-
heid of het bijbrengen van vaardigheden tot het uitvoeren
van bepaalde bew’erkingen. T-Jet kunnen beschikken over
een kundig en vaardig arbeidspotentieel is op zichzelf
ongetwijfeld van zeer grote waarde voor een bedrijf en
voor een geïndustrialiseerd land. Maar van zeker niet
minder betekenis is de gezindheid en het moreel van dit

arbeidspotentieel.

Naast de noodzakelijkheid om onvermoeid te blijven
streven maar wetenschappelijke vindingen en technische verbeteringen zal een handhaving en een verbetering van
onze positie in de wedloop der industriële landen vooral
moeten worden gezocht in een zorgvuldige ontwikkeling
en beheer van de menselijke productiefactor, in het aan-
dacht schenken aan de personeelverhoudingen in de onder-
neming en aan een goede sfeer van samenwerking tussen
werkgevers- en w’erknemersorganisaties. T-let lijkt ons zelfs
niet te veel gezegd, dat de beschikking over een kundig
en vaardig arbeidspotentieel weliswaar op zichzelf van grote
waarde vbor een land is, doch dat daarnevens de beschik-
king over toegewijde en tot bewuste samenwerking ge-
neigde arbeiders, alsmede de handhaving van gezonde
verhoudingen iii het bedrijfsleven voor een land een actief-post betekent, welke minstens even belangrijk doch minder
aantastbaar is dan een technische of w’etenschappelijke
voorsprong en dat daardoor gedurende langere tijd een
industriële voorsprong kan zijn gewaarborgd.
Sterkere industrialisatie draagt oök gevaren in zich. In
een industriële samenleving is de kans op ontworteling
van het individu en de kans op sociale spanningen groter
dan in een maatschappij, die niet hoofdzakelijk op industrie
steunt. Sociologen van naam hebben dit verschijnsel aan-
getoond en verklaard. Toenemende industrialisering be-
tekent derhalve naast grotere mogelijkheden. qok grotere,

kwetsbaarheid der volkshuishouding. 1-let is daarom een

gelukkige omstandigheid, dat, wanneer men bijzondere

aandacht schenkt aan de menselijke verhoudingen in het
bedrijfsleven, hierdoor enerzijds een hechte fundering

wordt gelegd voor industrialisatie en grotere productivi-

teit, doch anderzijds tevens wordt bijgedragen tot het

voorkomen van spanningen en onlustgevoelens, die een

sociale labiliteit van de samenleving zouden kunnen ver-
oorzaken. Wie de realiteit onder ogen wil zien, dient dus

de conclusie te trekken, dat het voor ons land- van, het

allergrootste belang is in de grootst mogelijke mate aan-
dacht te schenken aan personeelvraagstukken en Sociale
verhoudingen in het bedrijfsleven, niet alleen als construc-
tieve factor ter versterking van onze industriële positie,

maar ook ter voorkoming en bestrijding van ontbindings-
verschijnelen, die de sociologische trawanten van de
industrialisatie zijn.

Met het constateren van deze feiten zijn wij erintussen

nog lang niet. In veel ondernemingen, waar men er oprecht

naar streeft de mensen ook werkelijk als mensen te behan-
delen, zal men zich nog vertrouwd moeten maken met de

gedachte, dat er vôor goede verhoudingen meer nodig is

dan sociale zorg, ondersteuningsfondsen, extra kinder-

bijslag, pensioenvoorzieningen, personeelverenigingen e.d.
1-Jet personeelbeleid in een onderneming heeft een minstens
even belangrijke taak bij het kweken van gezonde ver-
houdingen en goede geest, kortom al datgene wat mén het
moreel van de troep pleegt te noemen. Het personeelvraag-

stuk in het bedrijfsleven mag men-niet langer zien als een
organisatievraagstuk, dat toevallig – sommigen zeggen
zelfs ongelukkigerwijze – ook nog een menselijk aspect
heeft; men moet het zien als een sociaal vraagstuk, dat
voor zijn beheersing een bijzondere techniek vereist. Wie verschaft aan het bedrijfsleven deze techniek van

individuele en groepsgewijze mensenbehandeling, die
niet alleen bedrijfs-economisch doelmatig maar ook sociaal
en psychologisch verantwoord moet zijn? Dat is de car-
dinale vraag.

Braakliggend terrein.

In verschillende ondernemingen is men bezig om, al of
niet met behulp van wretenschappelijke medewerkers,
proefondervindelijk naar de beste methoden te zoeken.
T-Jet ontbreekt echter nog vaak aan algemene grondslagen,
waarop inen, ongeacht de noodzaak van aanpassing aan
de individuele geaardheid van iedere onderneming, zal
kunnen bouwen. Deze fundamentele kennis zal uiteindelijk

moeten komen van onze Hogescholen, Universiteiten en
gespecialiseerde wetenschappelijke instituten.’ De voor-
waarden daarvoor zijn zeker niet ongunstig te noemen.
De sociale wetenschappen zijn aan onze Universiteiten en
IJogescholen- behoorlijk vertegenwoordigd. Naast economie
en arbeidsrecht zijn sociologie, sociale
psychologie
en
sociale paedagogiek erkende begrippen geworden. Node missen wij in dit opzicht in Delft en Rotterdam verschil-
lende mogelijkheden, die men elders reeds wel heeft. Dit
is des te meer te betreuren, doordat bij uitstek de afge-
studeerden van de Technische 1-loogeschool en de Néderland-
sche Economische Hoogeschool voorbestemd zijn in het
bedrijfsleven sleutelposities in te nemen. Enige kennis
van de structuur der samenleving, van het menselijk ge-drag in groepsverband, van de kunst van leidinggeven is
toch wel het minste vat men mag eisen als deze afgestu-
deerden de maatschappij ingaan. Daarnaast blijft dan nog
de wenselijkheid bestaan – overigens reeds bepleit in
recente publicaties van het Instituut voor Praeventieve
Geneeskunde – van een gespecialiseerde vorming van
personeelexperts voor het bedrijfsleven, zoals men deze
aan Ameikaanse universiteiten reeds lang kent.
Wil dit alles voldoende profijt opleveren dan zal er ook
een nauw contact moeten bestaan tussen de mannen der
wetenschap en het bedrijfsleven. Dan zal ook een antwoord-kunrreh worden gegeven op de cr1 de coeur van Dr Koeke-

S.
.5.

948

ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

bakker in het ,,Tijdschrift voor Efficiency en Documen-

tatie” van Maart 1948, waarin hij .zegt, dat onze industrie

schreeuwt om hanteerbare kennis op sociaal-psychologisch

gebied. Om tot deze hanteerbare kennis te komen is ook

research nodig op het gebied van de practische problemen,

waarmede het personeelbeheer in het bedrijfsleven heeft

te worstelen. Prof. v. d. Valk heeft er in ,,Economisch-

Statistische Berichten’ van 7 April 1948 de aandacht op

gevestigd, dat het te betreuren is, dat in Nederland de

research op economisch en sociaal gebied een veel te ge-

ringe plaats inneemt
1).
Dit geldt ook voor de sociale

vraagstukken, die zich in het bedrijfsleven voordoen.
Nageioeg alle aandacht wordt thans geconcentreerd op

de natuurwetenschappelijke sctoren. De geestesweten-

schappen worden weliswaar belangrijk geacht, getuige o.a.

de instelling van nieuwe leerstoelen in de sociologie, maar

men beschouwt ze niet als een integrerend bestanddeel

van een wetenschapsprogramma, gericht op de handhaving
en verbetering van onze internationale economische. po-

sitie. Edoch, het zijn juist de sociale wetenschappen, die
de menselijke arbeid tot studie-object hébben, die in bij-zondere mate kunnen bijdragen tot het welslagen van de

sterkere industrialisatie van ons land.

Op het hier bedoelde gebied der industriële verhoudin-

gen zullen wij in Nederland moeten komen tot wetenschap-
pelijke research en tot een nauwe samenwerking tussen de

wetenschappelijke wereld en het bedrijfsleven en een

coördinatie van vetenschappelijke en practische activi-

teiten ten bate van de gehele Nederlandse samenleving.

In een land als het onze, waar aan het natuurwetenschap-

pelijk en technisch onderzoek terecht veel tijd en geld
wordt besteed, waar bovendien een zo scherp en zakelijk
inzicht pleegt te betaan voor de waarde der factoren die

de ontwikkeling van de industrie beïnvloeden, waar ten-

slotte ook bij de studie der sociale wetenschappen zeer
zeker geen achterstand bij het buitenland aanwezig is,

kan men er zich hoogstens ovér verwonderen, dat het

terrein der sociale research, inzonderheid der ,,industrial

relations”, nog grotendeels braak ligt en dat men ten

deze nog niet gekomen is tot het slaan van een brug

tussen wetenschap en practijk.

Buitenlandse ç’oorbeelden.

In
België
is het kortgeleden gekomen tot de oprichting

van een ,,Centre d’études des problèmes humaines du
travail”, aan welks oprichting hebben medegewerkt ver-

tegenwoordigers van werkgevers en werknemers en waar-
aan de Regering haar volle steun heeft toegezegd. Dit
instituut beoogt een samenwerking tussen medici, hygië-
nisten, ingenieurs, architecten en sociologen, die met
arbeidsvraagstukken in aanraking komen. Met het oog
op de samenwerking in Benelux-verband is dit initiatief

van groot belang. –

In
Engeland
levert ,,The Times” van 12 November 1947
een pleidooi voor ben minder stiefmoederlijke behandeling
van de studie der sociale wetenschappen, daarbij verwijzend
naar het ,,Clapham Committee on the provision for social and economic research” en naar een recent memorandum

van de ,,Association of scientific workeis”, welke laatste
met klem aandringt op systematische sociale research

door instituten buiten de universiteiten en onafhankelijk van de Regering. Op het Internationaal Congres voor de
Geestelijke Hygiëne, dat in Augustus 1948 in Londen *erd
gehouden, stond ook het vraagstuk van de geestelijke

hygiëne in het bedrijfsleven op de agenda.
In
Duitsland
kende men (tijdens het Natiohaal Socialis-
tisch Regiem) het ,,Arbeitswissenschaftliches Institut der

Deutschen Arbeitsfront”, dat vele detailonderzoekingen
verrichtte, waarvan het bedrijfsleven kon profiteren.

In de
Verenigde Staten
bestaat sinds lang tussen yerschil-
lende universiteiten en gote ondernemingen een nauwe

‘)
In een artikel: ,,Het huidige dilemma in de natuurwetenschap-pelijke research in de Verenigde Staten”; blz. 269.

samenwerking betreffende de sociale verhoudingen in het

bedrijfsleven. De onderzoekingen, die gedurende 12 jaar

onderauspiciën van de Harvard University in de bedrijven
van de Western Electric Company zijn gedaan, vormen

een eersterangs voorbeeld van research en van nauw con-
tact tussen wetenschap en practijk. Niettemin is men ook in

Amerika nog van mening, dat er op dit gebied veel te

weinig wordt gedaan. Zo moet blijkbaar worden verklaard

dat zelfs in het Conres over deze zaak is gesproken en

werd aangedrongen op stimulering en financiering van

hogerhand. ,,Wanneer men vandaag aan de dag de toe-

stand in ons land beschouwt”, zo sprak Senator Ful.lbright

in het Congres, ,,dan zal men zien dat de moeilijkheden niet

liggen op het gebied van de productie van tastbare zaken,

maar op het terrein vande menselijke verhoudingen”.
Men moet zich dan ook afvragen, waarom Prof. Goudriaan

in zijn ,,Indrukken uit Amerika. II Bedrijfsleer en

sociale economie” in ,,Economisch-Statistische Berich-ten” van 19 Maart 1947 niet over deze zaken spreekt. Is

hij zozeer een zoon van onze technocratische tijd, dat hij
alleen naar de techniek, de economie en de productiviteit
heeft gekeken, suggerérend bijv., dat ons onderwijs in veel

meer ,,productivistische” geest zal moeten worden geleid,
of is een en ander in het totaal der Amerikaanse economie
nog van zo weinig betekenis, dat het hem niet gefrappeerd
heeft? 1-Toe het ook zij, dze weinige illustraties zijn vol-doende vingerwijzigingen voor Nederland.

Nederland’s taak.

Nederland mag niet achter blijvën. Verstaat ons land
tea deze zijn tijd niet, dan betekent dit onherroepelijk,
dat wij achterop geraken op het gebied van de beheersing

der menselijke verhoudingen in het bedrijfsleven en dus

ook met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid
het verspelen van de goede kans op een van de eerste plaat-
sen in de economische krachtmeting tussen de industriële

landen op de wereldmarkt, terwijl wij bovendien grotere

risico’s op ons nemen bij het behoud van de sociale vrede.

De werkgeverswereld, de vakbeweging en de vetenschap,

doordrongen van hun medeverantwoordelijkheid voor de
toekomst van ons land, zullen er, eveiitueel in samenwer-

king met de Departementen van Economische Zaken,
Sociale Zaken en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
in moeten slagen een vorm van samenwerking te vinden,

waardoor de studie van alle met de menselijke arbeid
samenhangënde vraagstukken wordt gestimuleerd en een

nauw contact . tussen wetenschap en practijk wordt ge-waarborgd. Naaranalogie van de ,,Stichting voor toege-
past Natuurwetenschappelijk Onderzoek” zou kunnen
worden opgericht een Instituut, waar:

het bedrijfsleven bepaalde onderwerpen in studie kan
geven;

wetenschap en bedrijfslèven elkaar op het gebied der

toegepaste sociale wetenschappen kunnen ontmoeten;
de overbelaste hoogleraren bejaalde detailonderzoe-
kingen kunnen laten verrichten;

de mannen der wetenschap ervaring en kennis op hun

vakgebied van de sociale sector kunnen uitwisselen.
Bij een dergelijke opzet blijft de zelfstandige wrkzaam-heid van de hoogleraren op hun eigen vakgebied onverlet. Er wordt echter een mogelijkheid van coördinatie gescha-
pen en gelegenheid geboden verband te liggen tussen de
wetenschappen, die thans onafhankelijk van elkaar in
verschillende sectoren de vraagstukken bestuderen, die
met de menselijke arbêid vèi’band .houden.
Zonodig zullen hoogleraien, die slechts over een klèine
staf beschikken, door het te stichten Instituut bnderzoe-
kingen moeten kunnen laten verrichten. Omgekeerd zal
dit Centraal Instituut voor Toegepaste Arbeidsweten-

schappen studie-opdrachten van het bedrijfsleven zelf
kunnen uitvoeren, doch eveneens de mogelijkheid hebben,
deze te laten verrichten door of onder leiding van hoog-
leraren, indien deze over.de
nodige faciliteiten beschikken.

Ch

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

949

Ook zal bij liet Instituut een documentatiecentrum
moeten worden gevestigd, w’aardoor wetenschap en prac-

tijk op de hoogte kunnen worden gehouden van actuele

ontwikkelingen op het gebied van de sociale politiek en

het p’ersoneelbeleid.
Naar behoefte zullen bestaande pyactijkinstituten bij

het werk kunnen worden ingeschakeld wanneer hun wijze
van werken op een voldoende hoog niveau ligt.
De opzet van het instituut zal aanvankelijk bescheiden

kunnenzijn, doch de doelstelling en de mogelijke ontwik-
keling zal men groot moeten weten te zien. Wij zullen ook

hier op internationaal niveau moeten leren denken, even-
als zulks bij de natuurwetenschappen mogelijk is gebleken.
Slechts wanneer men deze zaken breed weet te zien, ian-
neer men er zich van bewust is, dat het er hier om gaat in
liet kader van de Nederlandse ïndustrialisatie liet sluitstuk
te vormen
op
hetgeen in grote stijl voor de natuurweten-

schappelijke sector gebeurt, slechts dân zullen_wij ons ver-

antwoord kunnen achten in ons streven tot herstel van ons

land, tot liet herwinnen van een vooraanstaande plaats

onder de industriële naties en tot het bewaren van de sociale

vrede.

Eindhoven.

Drs H. L. ZEELENBERG.

HET MARSHALL-PLAN. EN PETROLEUM.

Op 4 October 1948 had het Marshall-plan een half jaar

gewerkt en op 29 October werd te Washington de lenings-
overeenkomst van Nederland met de E.C.A. (Economic

Cooperation Administration) door Mr van Kleffens onder-
tekend in aanwezigheid van Dr A. H. Philips en de
heer B. Koetsier, die de onderhandelingen resp. namens
Nederland en Indonesië hebben gevoerd. Zestien van

zulke bilaterale overeenkomsten zullen door de zestien
samenwerkende landen in West-Europa moeten worden
ondertekend op straffe van stopzetting der financiële

halpverlening van de zijde van Amerika.
Ten aanzien van negen landen, waaronder ook ons land,
was. reeds een tijdelijk schorsingsbesluit uitgevaardigd.

**
*

Men zal zicïi wellicht herinneren, dat vertegenwoordigers
der hierbedoelde zestien West-Europese landen onmiddel-
lijk na de bekende rede van Marshall in Juni 1947 aan het
werk zijn gegaan om de econon3ihe behoeften van West-
Europa onder de loupe te nemen en te preciseren en dat
zij in een verrassend’ korte tijd twee zeer belangrijke
rapporten hebben weten samen te stellen, waarin de

uitkomsten van hun arbeid waren verwerkt.
Wij hebben hierbij het oog op het General Report,
Volume 1″ en de ,,Technical Reports, Volume II” van het
,,Committee of European Economic Co-operation” (Juli-
September 1947), welke rapporten belangrijk genoeg
werden geacht om ze te verankeren in een Verdrag, dat
op 16 April 1948 te Parijs is ondertekend, terwijl het op

1 Juli d.a.v. de goedkeuring mocht verwerven van de
Tweede Kamer der Staten-Géneraal. Bij de behandeling van liet desbetreffende wetsontwerp verklaarde Minister
Van Boetzelaer, dat naast het Verdrag van Brussel het
Parijse verdrag ‘van 16 April tussn de zestien Europese
mogendheden een belangrijke plaats inneemt in de West-
Europese samenwerking.
Na herinnerd te hebben’aan deAmerikaanse hulp, zeide
spreker, dat het Verdrag hierop een waarlijk Europees

antwoord is.
**
*

Het eerder genoemde Comité heeft in het eerste der
heide Rapporten de brief afgedrukt, welke het op 22
September 1947 heeft gericht tot Minister Marshall, die in
zijn beroemd geivorden redevoering aan de – Harvard
University (Juni 1947) hulp van de zijde der -Verenigde
Staten in het vooruitzicht had gesteld, mits de Europese
landen voor een uitgewerkt plan zouden zorgen.
Thans kon aan hem worden medegedeeld, dat zulk een

Plan was gereedgekomen en dat nu in details was uit-
gewerkt, welke behoeften aai grondstoffen en materialen

Europa voor zijn herstel meende te mogen laten gelden.

**
*

In de hierbedoelde Rapporten blijkt ook aan de petro-
leumvoorziening de nodige aandacht te zijn geschonken.

Hoofdstuk VI van, het ,,General Report” is getiteld:

,,The ‘Import Requiremens” en vermeldt in een tabel
op blz. 24, dat voor 1948 wordt gerekend op invoer van
petroleumproducten uit de Verenigde Staten ter waarde
van’ 500 millioen dollars, voor 1951 van 550 millioen en

voor de periode van’1948 t/m 1951 van niet minder, dan

2,2 milliard dollars.
Maar ter algemene vergadering van de ,,Koninklijke”
moest er enkele maanden geleden aan worden herinnerd,
wat ook reeds uit andere bronnen was bekend geworden,

dat Amerika van exporterend, importerend land is ge-
worden en dat Europa voor zijn petroleumvoorziening

in toenemende mate aangewezen is op het Nabije Oosten.
Het Jaarverslag 194.7 van de ,,Koninklijke” houdt zich

op blz. 12 eveneens met deze kivestie bezig.
,,Terwijl het Westelijk Halfrond, in 1946 nog voor
‘77% voorzag in de import-behoefte van ‘Europa en liet Na’bije Oosten slechts vooi’ 23%, wijzen ramingen uit,

dat Europa in 1951 zijn behoefte aan petroleumproducten
voor 80% zal moeten bevredigen door invoer uit het
Nabije Oosten en minder dan 20% van liet Westelijk
Halfrond zal betrekken.’ Dit zijn natuurlijk slechts schat-

tingen, doch zij zijn gebaseerd op de beste thans beschik-
bare gegevens”.
Dit kan men dus gerust een algehele omiventeling
noemen, doch volgens de voorzitter van de ,,Anlo Iranian
Oil Cy” is er zelfs geen sprake van, dat men tot 1951 zal
kunnen wachten. 1-let staat nl. z6, dat de consumptie van
West-Europa aan olieproducten thans de grote olieproductie
van het Amerikaanse continent overtreft ‘en dat dé ge-hele wereld vol verwachting uitziet naar de uitbreiding
van de olie-export van het Nabije Oosten om de behoefte

van West-Europa te bevredigen.

**
*

Keren wij nu echter weer terug naar Deel 1 van’ het
eerder genoemde Rapport. Daarin worden op blz. 51 e.v.
mededelingen gedaan omtrent, de petroleumproductie
in Europa, ten aanzien waarvan moet,worden vastgesteld,
dat ze niet alleen betrekkelijk gering is, doch ook niet in
aanzienlijke mate zal kunnen worden vergroot. De pro-
ductie in West-Europa, met inbegrip van West-Duitsland,
heeft over 1938 2,2 millioen ton bedragen en wordt voor 1951 geraamd op 2,5 millioen ton.
In tabel 17 op blz. 51 zijn verder verschillende gegevens
verwerkt betreffende de eigen productie en de verwerking
van geïmporteerde ruwe olie, alsmede betreffende de be-
hoefte, aan gezuiverde producten over de jaren 1938
1947, 1948, 1949, 1950 en 1951. Ook daaruit blijkt, dat de eigen productie wel ongeveer
op hetzelfde peil zal blijven als ze reeds over 1938 was,

d,,och dat de raffinagecapaciteit meer dan het tweevoudige
zal gaan bedragen, tw.:
1938

1947

1948

1949

1950

1951

(in millioenen tonnen)

11,5

10,2

13,2

18,8

21,1

28,2

Daarmede zijn de behoeften echter allerminst gedelt,
daar in- tegenstelling tot de productie het verbruik wel in
een vrij snel tempo zal toenemen als gevolg van de uit-
breiding der industriële activiteit, vervanging van steen-
kool als brandstof door stookolie en van toenemende
mechanisering in de landbouw.

950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

Over 1938 kwam men reeds 19,6 millioen tn tekort
en over 1947 31,1 millioen ton, doch deze cijfers zijn

voor de vier volgende jaren resp. 37,3 millioen ton, 40,3 millioen ton, 41,0 millioen ton en 38,0 millioen ton.

Daardoor is men, mede tengevolge van het uitvallen

der Roemeense petroleum, steeds meer op aanvoer van overzee aange*ezen. Als men daarbij tevens in het oog

vat, dat voor de petroleum thans veël meer moet worden

betaald dan voorheen, dan wordt ons eerst recht duide-
lijk, voor welke geweldige financiële problemen West-
Europa zich gep1atst ziet. En naast petroleum heeft het
nog zoveel anders nodig!
Met het oog op de hierboven geschetste situatie stellen
de samenwerkende landen zich daarom voor om in de
periode 1948-1951:

aan te sturen op vergroting der productie in de
eigen landen en in de overzeese gebiedsdelen;

de petroleumproductie te stimuleren in andere
buitenlandse gebieden;

de raffinagemogelijkheden in de eigen landen uit

te breiden ten einde dollars uit te sparen, als ook de be-

reiding van chemische producten uit ruwe petroleum met
kracht voort te, zetten ,,and working up at the main

centres of consumption the increasing oil-output of the
Middle East, for which sufficient refining capacity is
not at present available”.

Over de winning van benzine uit steenkolen of uit
natuurgas zwijgt het rapport.

**
*

Het ,,Committee of European Economic Co-operation”
becijfert een toeneming in vier jaren tijds van de totaal
in te voerén petroleum en petroleumproducten van niet
minder dan, 25,6 millioen ton en wel:

Benzine

3,4 millioen ton

33 pCt.
Lichtpetroleum 0,5

14
Dieselolie

2,9

32
Stookolie

16,8

106

Totaal 23,6
milliden ton.

Men rekent er hierbij op, dat het benineverbruik
slechts geleidelijk zal toenemen en dat men het particu-
liere autoverkeer zal blijven beperken. Het transport
langs de weg en de landbouw moeten voorrang blijven
hebben. Maar de op die wijze toenemende vraag haalt
toch niet bij de te verwachten toeneming’ van het, ver-

bruik van stookolie in de industrie en in het ‘scheepvaart-
verkeer. Zou in die behoeftè niet kunnen worden voor-
zien,’ dan zou de economische activiteit er sterk door
worden geschaad of men zou moeten overgaan tot het

verbruik van steenkolen (1 millioen ton olie tegen 1,6
millioen t6n steenkolen).
Tabel 18 verschaft cijfers betreffende de waarde van de
in te voeren ruwe olie, gezuiverde producten en boor-
materiaal etc (equipment), zowel uit dollar- als uit niet-
dollargebieden.

D. N-D.
1948

1949 1950 1951 1948 i/m1951

(irf millioenen Amerik. dollars)

Ruwe olie

191 245 308 415

584 575
Gezuiverde


producten

861

912

935

848 1.603 1.953
Boormateriaal
etc .

…….. 449

452

442′ 472

555 1.260

1.501 1.609 1.685 1.735 2.742 3.788

Het Rapport vestigt er tenslott de aandacht op, dat
de situatie op de wereldmarkt voor petroleum -en haar
producten verre van gunstig is en dat Amerika, welk
land voorheen een grote hoeveelheid olie kon uitvoeren,
nu zelf op invoer is aangewezen. Alle krachten moeten

daarom wordèn ingespannen om de productie inan,dexe

1

0

werelddelen aanzienlijk te vergroten. Dit zal zelfs op korte
termijn dienen te geschieden. Veel zal er daarbij van

afhangen, of tijdig het nodige boormateriaal etc. ter be-
schikking zal kunnen worden gesteld.

Voor ‘West-Europa, de overzeese gebiedsdelen en West-

Duitsland worden alleen de kosten daarvoor ge’schat op

$ 1.818 mln (Tabel $1.815 mln), waarvan desamenwerkende

landen $ 1.260 of 68 pCt hopen te kunnen opbrengen.
**
*
Volume II behandelt in hoofdstuk T de petroleum-
positie van Europa, zoals die voor de oorlog was, de gang

van zaken gedurende de oorlog, die onmiddellijk na de

‘oorlog en ten slotte de tegenwoordige situatie. In hoofd-
stuk II wordt de eigenlijke behoefte aan petroleum en

petroleumproducten over de jaren 1948 t!m 1951 onder
de loupe genomen, in hoofdstuk III die aan boormateriaal

etc., terwijl in hoofdstuk IV de te bieden financiële steun
voor de aankoop van de olie en het boormateriaal ,,from
dollar sourçes” nâuwkeurig wordt becijferd.

Laten wij met dit laatste maar liever beginnen. Wij

krijgen dan voor degehele periode 1948 t/m 1951 2.460,8

millioen Am. dollars voor petroleum en petroleumproduc-
ten en 588,2 millioen Am. dollars voor boormateriaal etc.
(tezamen $ 3.049,0 millioen).

Men heeft hierbij aangetekend, dat hetgeen aan dollars.

ontvangen wordt bij de handel in petroleum en petroleum-

producten door wereldondernemingen bij het opzetten

dezer becijferingen in aanmerking is genomen (,,is taken
into account in the general balance of payments”).
Wat de positie onmiddellijk na de oorlog betreft, daar-

van kan worden gezegd, dat de productie in Oostenrijk
kon worden vergroot en gunstige vooruitzichten konden
worden geopend in Nederland, doch dat Frankrijk, Italië

en Engeland teleurstellende’ervaringen te zien gaven.
Alle krachten werden verder bijgezet om de door bom-

bardementen verwoeste of beschadigde raffinaderijen
en opslagplaatsen weer in bedrijf te brengen en weer nieuwe

transportmogelijkheden te scheppen, waarbij echter, het

gebrek aan materialen en met name van staal zich geducht
heeft doen gevoelen.

Toch zijn er bevredigende resultaten bereikt: Frankrijk
en Nederland beschikten in 1946 al weer over resp. 40,9
pCt en 64,3 pCt van de vooroorlogse raffinagecapaciteit.
In West-Duitsland en Italië voltrok het herstel zich
veel langzamer.

Het ligt, voor de ‘hand, dat er onder zulke omstandig-
heden veel minder ruwe olie kon worden verwerkt dan
voor de oorlog en dat er mitsdien een veel grotere hoeveel-

heid gezuiverde producten moest worden jngevoerd ten
koste van…. deviezen. Een moeilijk punt is in dit ver-
band verder, dat ‘de fabrieken in West-Duitsland, die

waren ingericht voor de kunstmatige bereiding van
benzine, daarvoor thans niet worden gebruiktl (,,are not
in use for the production of liquid fuels”). We voor de
bereiding yan…. vetten. –
Europa moet blijven invoeren en daarbij is het van het

aJ.lergrootste belang, dat de productie in overzeese gebieds-
delen zo sterk mogelijk wordt gestimuleerd. Maar ook
daar heeft men – ev
ç
nals in West-Europa – boormate-riaal en verdere uitrustingstukken nodig en die moeten
in hoofdzaak uit de Verenigde Staten komen.
Petroleum uit niet-dollargebieden zal hoogst welkom

zijn.Maar zekan pasgaan vloeien als de technische mogelijk-
heden daartoe zijn geschapen door betaling van dure,
dure dollars.

– Het jaar 1947 is, door dit alles een duur jaar geweest
voor Europa. Belangrijk duurder dan men dat voor de
oorlog gewend was. Toch is er in de petroleumeconomie’
geen principiële wijziging gebracht.

Het verschil moet aldus worden verklaard:
1. het verbruik is zeer sterk toegenomen;
2.’ de prijzen van olie en boormateriaal eté. zijn aanzien-
lijk, hoger geworden;

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

951

een grptere hoeveelheid gezuiverde producten dan

normaal moest worden aangeschaft, omdat de raffinage-capaciteit nog niet op peil kon worden gebracht;

Roemenië stelt zijn productie niet meer ter beschik-

king van West-Europa;
Extra hoeveelheden materiaal waren nodig voor het
herstel van beschadigde installaties en voor de bouw van

nieuwe.
Wat hier werd gezegd, geldt zeker niet alleen voor VlTest

Europa. Over de gehelé wereld doen zich moeilijkheden
als hier geschetst voor. Hoeveel bronnen zijn er niet in

brand geschoten ‘of op andere wijze buiten werking gesteld
gedurende de oorlog! Aan het herstel is ook buiten Europa
begonnen. Goeds resultaten zijn reeds verkregen. Maar
het vooroorlogse productiepeil kon toch nog niet worden

bereikt.
Er zijn transport- en andere moeilijkheden. Niettemin
geven de samenwerkende landen uitdrukking aan hun
vertrouwen – zo zeggen hun vertegenwoordigers op blz.

138 van Volume II -, dat Amerika er zich volledig,

rekenschap van geeft, hoe dringend de behoefte aan
petroleumproducten in West-Europa zich doet gevoelen,
speciaal voor de handhaving van de tegenwoordige levens-

standaard.
Daarom zijn zij er bij het opzetten van hun petroleum-
programma van uitgegaan, dat Amerika ook in de toekomst
bereid en in staat zal zijn, ten dele te voorzien in de Euro-
pese behoefte aan petroleum.
**
*

1-Toe Amm’ika dat zal moeten doen, is een geheel andere
vraag. Zo -richten onze blikken zich als liet ware vanzelf op het Nabije Oosten, waar Koning IbnSaoed een lastïge
cotractant
voo!:
de Amerikanen is gebleken te zijn en nu ook plotseling Irak vèrgaande eisen is gaan stellen
aan de aldaar opererende petroleummaatschappijen. Het
weigert verder het petroleumvervoer naar de door Israël
beheerste petroleumhaven I-laïfa weer normaal te laten functionneren. Tussen alle oorlogsbedrijven door wordt
in Palestina zeer energiek het opsporingswerk verricht en
zijn reeds nieuwe vindplaatsen ontdekt. Europa wacht
af. Zal het normale verkeer tussen de volken spoedig

weer worden hersteld?
De wereld is klein geworden. –

Haarlem.

F. S. NOORDHOFF.

AANTEKENINGEN.

DE BEDRIJFSOROAMSATIES EN DE ONDERNEMINGSRADEN
IN BELGIË EN IN NEDERLAND.

Hieronder wordt een schematisch overzicht gegeven
van de wettelijke’ regeling der publiekrechtelijke bedrijfs-
organisatie en de ondernemingsraden, zoals deze in België
reeds van kracht is en zoals in Nederland voorgesteld.
Aanleiding tot het samenstellen van dit overzicht was
vooral de in de Memorie van Toelichting’ van het wets-
ontwerp tot instelling der bedrijfsorganisaties gegeven
verklaring der Regering omtrent de verhouding met de
beide Benelux-partners. De Regering ?rkent, dat een
Economische Unie ongetwijfeld een zekere
1
eenheid in het
economisch beleid tussen de drie verbonden landen nood-
zakelijk maakt, doch het is van minder belang, iaar het
oordeel der Regering, door welke organen dit beleid wordt
gevoerd. Zij acht het zeer goed mogelijk, dat bijv. in België
bepaalde maatregelen worden genomen op advies van een
organisatie van werkgevers en erknemers ‘met uitslui-
tende adviserende bevoegdheid, terwijl in Nederland een
bedrijfsorganisatie met verordenende bevoegdheid zelf
soortgelijke maatregelen neemt, onder toezicht van de
Regering.

1-loewel deze redenering ongetwijfeld een kern van waarheid bevat, zijn wij toch van oordeel, dat de grote
principiële verschillen in opzet. tussen de Belgische en

Nederlandse organen een dergelijke redenering niet moti

veren.
De .voornaamste verschilpunten zijn:

betreffende het toporgaan:
in België is dit uitsluitend

een adviesorgaan, in Nederland behalve adviesorgaan
ook een controlerend orgaan voor de bedrijfsorganisaties

en bovendien een verordenend orgaan ten aanzien van

zijn taak ten opzichte van het bedrijfsleven. Als gevolg

van dit, publiekrechtelijke karakter is in Nederland de

Overheid in het toporgaan vertegenwoordigd, in België
niet.

betreffende de bedrijfsorganïsaties:

Deze worden in België opgericht bij K.B.; in Neder-

land bij de Wet ingesteld op voorstel van het toporgaan,
doch alleen wanneer dit voorstel door de vrije organisaties

van werkgevers en werknen’iers wordt gedeeld.

De taak der Belgische organisaties is beperkt tot
advies- en documentatiewerk. In Nederland is de taak

in feite drieledig, o.a. zorg voor het algemeen belarg,
voor het bedrijfslelang en zorg voor het sociaal belang
der betrokken personen.

Nederland kent de onderscheiding in verticale en
horizontale organisaties, alsmede de overkoepelende
organisaties, de zgn. hooîdbedrijfschappen. Deze onder-
scheiding kent België niet.


c.
betreffende de ondernemingsraden:

In -België geldt de instellingsplicht voor elke onder-
neming met 50 man of meer persoheel. In Nederland
geldt deze verplichting voor ondernemingen met 25 of

meer werknemers, ,,op een nader te bepalen tijdstip”,
dat niet voor alle ondernemingen gelijk behoeft te zijn.

In de Belgische wet wordt bij de instelling het
initiatief van de ondernemer ingeschakeld: art. 16 zegt
woordelijk: ,,de ondernemingsraden worden op initiatief
van de werkgever opgericht”, doch de ondernemers, die
geen ondernemingsraad hebben opgericht, worden krach-
tens art. 32 gestraft met een geldboete van 100 frs, ver-
menigvuldigd met het aantal arbeiders, dat in de onder-
neming werkzaam is, tot een maximum van 100.000 frs. In het Nederlandse wetsvoorstel wordt de ondernemer zonder meer tot de instelling van een O.R. verplicht.
In België is de invloed der vakverenigingen bij de
candidaatstelling wel zèersterk, in Nederland is afwijking

van het beginsel, dat de vakorganisaties de candidaten-
lijsten indienen, mogelijk.

België bepaalt ook, dat een lid van de O.R. ontslag
moet nemen wanneer hij ophoudt lid te zijn van de organi-

satie, welke hem heeft voorgedragen. Hieruit zou volgen,
dat een candidaat per sé lid van’ een vakorganisatie
moet zijn, wil hij verkiesbaar zijn. Nederland kent een
dergelijke bepaling niet.
De eisen voor verkiesbaarheid zijn in Nederland
zwaarder: hier moet de candidaat 3 jaai in de onderneming
werkzaam zijn geweest; in België is deze periode slechts
6 maanden, doch wel moet hij minstens 3 jaar in de be-
trokken bedrijfstak werkzaam zijn geweest.
De inlichtingsplicht van de ondernemers toont enige
nuancering.
In Nederland moet de ondernemer alle inlichtingen
géven, doch beperkt tot die, welke de O.R. nodig heeft
voor de uitoefening van zijn taak. Voorts moet hij perio-
diek mededeling doen omtrent de economische gang van
zaken der onderneming. 1-lij is dus niet per sé verplicht jaarstukken over te leggen.

De Belgische ondernemer is verplicht elk kwartaal
inlichtingen te verstrekken omtrent productiviteit en
betreffende de gang van zaken; voorts op gezette tijden
en minstens bij het einde van het boekjaar inlichtingen en
verslagen verstrekken, die’ de O.R. kunnen inlichten
over de bedrijfsresultaten. De O.R. heeft zelfs het recht

952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

‘1
December 1948

13E1)RIJFSORGANISATIES EN ONDERNEMINGSRA1)EN. IN BELGIË EN NEDERLAND.

Onderwerp

België

1

Nederland

Instelling:

Samenstelling

Taak

,,Centrale Raad voor hei bedrijfsleven” (Conseil Central de l’Economie).

zuiver advisei’end omtrent de vraagstukken, die betrek-
king hebben op het bedrijfsleven.

aantal, bij K.B. te bepalen, maximaal 50. Zittingsduur
4 jaar, herbenoembaar, paritaire vertegenwoordiging,
op aanwijzing van de incest representatieve organisaties.
Bij de arbeiderscandidaten moeten ook de verbruiks-
coöperatics vertegenwoordigd zijn.

de deskundigen (6) worden voorgedragen door de be-
noemde leden.

Bij K.B. te benoemen na overleg mdl de Centrale Raad; mag geen ambtenaar zijn en moet buiten de organisaties
staan, die de UK. vormen. Benoemd voor 6 jaar, her-
benoembaar.

Secretaris en adjunct worden benoemd bij K.B. na over-
leg met de Centrale Raad, oveig personeel wordt door
de C.R. benoemd. Taak: documentatie voor de werk-
zaaniheden van de Raad, is bevoegd bij overheids-
instanties inlichtingen te verzamelen, welke echter steeds
globaal en naamloos mogen worden gegeven. –
geen.

Wordt bij K.B. nader geregeld

Bedrijfsraden,

conscils professionels

adviesorgaan omtrent de vraagstukken van de bedrijfs-
tak, welke zij vertegenwoordigen.

bij K.B. na advies van de Centrale Raad

aantal leden wordt bij K.B. bepaald; paritaire samen-
stelling van werkgevers en werknemers voorgedragen
door cle organisaties.

per raad! hoogstens 4 deskundigen, voorgedragen door
de leden van de Raad.
geen ambtenaar, moet buiten de organisaties staan, die
in de Raad vertegenwoordigd zijn, wordt benoemd hij
K.B. na overleg met cle betrokken bedrijfsraad.

wordt bij K.I. nader vastgesteld
idem.

wordt door de hedmijfsraad zelf opgemaakt, behoeft de
goedkeuring van de Kroon.

Secretaris, eventueel ook adjuncisecretaris wordt
benoemd door de Kroon, na overleg mei de betrokken
Bedrijfsraacl. Werkwijze en arbeidsvoogwaarden van het
personeel worden bij K.B. vastgesteld. Taak: onder
toezicht van de Bedrijfsraad de documentatie voor de
werkzaamheden van de Bedrijfsraad. Bij de onderne-mingen kunnen inlichtingen worden gevraagd, welke
gegeven, moeten worden, doch (leze inlichtingen mogen
alleen ter kennis van de Iiedrijfsraden worden gebracht
in de vorm van globale gegevens met uitsluiting van
iedere inlichting van bijzondere aard van een bepdalcie
onderneming.
Niet geregeld

Ondernemingsraacli (,,conseil d’entreprise”).

wordt ingesteld op initiatief viii de onddrnemer (art. 16)
voor ondernemingen, waar minstens 50 arbeiders per-manent werkzaam zijn en waarvan 40 pCt lid zijn van
vakorganisaties. Neemt hij echter dit initiatief niet,
dan is hij krachtens art. 32 strafbaar.
is veelomvattend geregeld o.a.:

het geven van advies en het doen van suggesties
over alle maatregelen oma treft arbeidsorganisalies,
arbeidsvoorwaarden en rendemnent.van de onderneming;
adviezen omtrent iedere economische kwestie, die
onder hun bevoegdheid valt;

het opmaken van werkplaatsreglementen, toezicht
op de uitvoering van de industriële en sociale wetgeving;
onderzoek van algemene criteria voor ontslag en
aanneming van arbeiders;

zorg voor de toepassing van algemene bepalingen op
sociaal gebied en de beroepsqualificatie;
Sociaal Economische Raad.

niet alleen verplicht adviescollege i.z. de sociale en
economische zaken, maar ook hoogste bestuursorgaan
van de algemene bedrijfsorganisatie en als zodanig be-
last met de beliartiging van bedrijfsbelangen.

aantal, bij K.B. te bepalen, tenminste .30, ten hoogste
45, zittingsduur 2 jaar, herbenoembaar; ‘/ benoemd
door de organisaties van werkgevers, ‘/ door de organi-
saties van werknemers, welke door de Kroon als repre-
sentatief worden erkend.

‘/ te benoemen door de Kroon.

Bij K.B. te benoemen, uit de leden van de Raad. Zijn
2 plaatsvervangers worden door de Raad benoemd.
Benoemd voor 2 jaar, lierbenoemnbaar.

Alg. Secretaris en Secretarissen benoemd door de Raad;
de benoeming van de Alg. Secretaris behbeft de goed-keuring van de Kroon.
Taak wordt niet omschreven, wordt overgelaten aan de
S.E.R. (art. 31).

Nederlander, 30 jaar, niet beroofd van kie’srecht.

is nauwkeurig geregeld: oproep voQr vergaderingen,
stemrecht, quorum, immuniteit der leden (.rt. 20 t/ns

prod uctsèhappen = verticale organisaties; bedrijf-
schappen en hoofdbedrijfschappen = horizontale organi-
saties.

liet bevorderen van een bedrijfsuitoefening, welke het
belang van het Nederlandse volk dient, door de onder-
nerningen, waarvoor zij zijn ingesteld, alsmede het be-
hartigen van liet gemeenschappelijk belang dier onder-
nemningen eis de daarbij betrokken personen”.
hij de Wet, op advies van de S.E.R. nadat deze de vrije
organisaties van werkgevers eis werknemers heeft ge-
hoord.

aantal minstens 6 leden, wordt door de ICroon bepaald;
paritair benoemd door dc organisaties van werkgevers
eis werknemers daartoe door de Kroon aangewezen.
Van dii voorschrift – ook ten aanzien van de pariteit
kan in de Vet worden afgeweken.

geen bepalingen

voor het producisehap door de Kroon benoemd, al dami
niet uit het Bestuur;
voor cle andere organen: door het Bestuur uit
or
buiten
hun midden, onder goedkeuring van de Minister.
2 jaar.

uitvoerig geregeld art. 86 t/ns 100.
wordt hij verordening door het bestuur vastgesteld.

Secretaris wordt benoemd door het bestuur.

Werkwijze, arbeidsvoorwaarden e.d. worden door het
bestuur vastgesteld, onder goedkeuring S.E .R. Word t niet in de Wet genoemd.

Besturen van twee of meer bed ri,ifsorganisaties kunnen
lichamen instellen tot gemeenschappelijke behartiging
van belangen; de instelling daarvan nsoet openbaar
worden gemaakt; aan deze organen kunnen bevoegd-
lieden van de hedrijfsorganisatie worden overgedragen.

Ondernemingsraad.

Iloofctivan de ondernensing niet 25 of nseer werknemers
is verplicht een O.R. in te stellen, op een door de Kroon
te bepalen tijdstip, datvoor delen ‘vams het bedrijfsleven
verschillend kan zijn.

in beginsel vastgelegd in art. 4, nI. onder erkenning van de zelfstancge functie van de ondernemer door
overleg, toezicht en uitvoering of regeling van alle aan-
gelegenheden, welke daarvoor in aanmerking komen en
door het bevorderen van een goede samenwerking
bijdragen tot een zo goed mogelijk functionneren van
de onderneming.
Deze taak wordt in een 6-tal punten nader geconcreti-
seerd en zijn ongeveer gelijk aan die in de Belgische
Wet sub a t/in Ii genoemmsd.

De O.R. kan bij reglensent isadere regelen stellen om-
trent de uitvoering van zijn taak en bevoegdheden.

L liet toporgann:

Naam:

Taak:

*

Leden:
De deskundigen:

‘TOorzitter

Secretariaat.:

yei’eiste voor lid-
maatschap:

Werkwijze:

II. Dc bedri.jîs-
Orgalii8aties:

Naam:

Taak
Deskundigen:

Voorzitter:

Zittingsd uur:
Werkwijze:
Huishoudelijk reglement:

Secretariaat:

Gemeenschappe-
lijke organen:

JIJ. Ondernemings.-
raden:

Naam:
Instelling:

LTM

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

953

Ondrwerp

België

.

Nederland

Samenstelling

De verkiesbaar-
held:

De verkiezing

Zittingsd uur

Voorzitter/Secre-
taris:

Verkwijze:

Toezicht:

Verplihtingcri van
de werkgever:

bepalen van jaarlijkse verlofdagen;
ht beheren van de maatschappelijke werken door
de onderneming

ingesteld voor liet welzijn van de
arbeiders;


Ii. het onderzoeken van alle maatregelen, die de samen-
werking tussen ondernemer en zijn personeel kunnen
bevorderen;
i. het vervullen van functies, thans toebedeeld aan de
Comité’s voor veiligheid en gezondheid, doch alleen bij
K.B. vast te stellen voorwaarden.

FIet hoofd der onderneming en een of meer door hem
aangewezen werkelijke of plaatsvervangende .vertegen-
woordigers;
een bij K.B. te bepalen aantal vertegenwoordigers
van het personeel, minstens 3 en hoogstens 20.

Belgische nationaliteit en minstens 25 jaar, minstens
3 jaar in de betrokken bedrijfstak en minstens 6 maan-
den in de onderneming werkzaam.
Verdere eisen worden vastgesteld bij KB.; deze kunnen
van bedrijf tot bedrijf verschillen.
Dc personeelsvertegenwoordigers worden bij geheime
stemming verkozen op de door de representatieve vak-
organisaties ingediende lijsten van candidaten. (Een
K.B. zal rg uitmaken, welke vakorganisaties als repre-
sentatief zijn te beschouwen).
De, organisaties moeten op deze lijsten de belangrijk-
heid van elke categorie van het personeel (arbeiders en
bedienden) in acht nemen. –

Er moeten afzonderlijke lijsten worden opgemaakt
voor arbeiders en bedienden wanneer het aantal dezer
laatsten meer dan 50 bedraagt in een onderneming
die hoofdzakelijk uit arbeiders bestaat. Omgekeerd
geschiedt hetzelfde bij overwegend bediendenpersoneel.

4 jaar – voor cle eerste maal 2 jaar – herkiesbaar.
Een mandaat vervalt, wanneer liet lid ophoudt deel uit
te maken van hQt personeOl, of van de organisatie, die
hem heeft voorgedragen, of niet meer behoort tot d
groep van werknemers, waarvan hij de vertegenwoor-
diger was.
Hij kan slechts worden afgedankt om ernstige reden,
die wegzending op staande voet rechtvaardigt.
De groep, welke hem heeft voorgedragen, kan hem voor
ontslag voordragen bij het arbeidsgerecht wegens ernstige
tekortkoming. Het hoofd der onderneming ‘of zijn gemachtigde is Voor-
zitter. De Secretaris is een vertegenwoordigervan het personeel.

wordt bepaald bij KB

door ambtenaren, van regeringsivege aangewezen; deze
hebben vrije toegang tot de bedrijven.

Elk kwartaal inlichtingen verstrekken omtrent de
productiviteit, alsmede van algemene aard betreffende
cle gbng van de onderneming.
Op gezette tijden en minstens hij het afsluiten van
liet boekjaar, inlichtingen en verslagen verstrekken,
die de O.R. kunnen inlichten over de bedrijfsuitkomsten.
De aard en de. omvang dezer inlichtingen worden hij
K.B. vastgesteld. De

ze verslagen worden op verzoek
van cle personeelsleden goedgekeurd door een beëdigd
accountant – (reviseur) erkend door cle Bedrijfsraad,
of zo er geen is, door cle Koning.
1-loofd van do onclernensing is voorzitter, kan zich
laten vervangen;

van 3 tot 25 leden van liet personeel naar gelang het
aan tal werknemers.
Afwijking is mogelijk hij besluit van de bedrijfseommissie
(vide sub Toezicht).
23 jaar en minstens 3 jaar onafgebroken werkzaam in de
onderneming. Ook hiervan kan door de O.K. worden
afgeweken.

Personeelsvertegenwoorcligers worden gekozen uit
de cand idatenlijsten opgesteld dooi’ organisatie(s) van
werknemers, welke door de hedrijfseommissie w’orden
aangewezen.

Indien de samenstelling van het personeel dakrtoc
aanleiding geeft, bepaalt dc bedrijfscommissie inhoe-
verre eveneens door een vast të stellen aantal werkne-
mers lijsten kunnen worden ingediend. . Elke candidatenlijst moet zodanig zijn samengesteld,
dat zoveel mogelijk alle categorieën van werknemers
in dc O.K. vertegenwoordigd zijn.
De O.K. kan bepalen. dat voor bepaalde groepen
van werknemers afzonderlijke candidatenlijsten worden
ingediend.


1-Jet hoofd van de onderneming kan de bedrijfscom-
missie verzoeken bepaalde candidaten dqor anderen le
vervangen.

Afwijking van het sub 1 en 2 bepaalde is mogelijk bij
besluit van de bedrijfscommissic.
2 jaar, herkiesbaar, afwijking mogelijk hij reglement. Door het hoofd van de onderneming of door cle O.K.
kunnen leden voor.schorsing en ontslag worden voor-
gedragen bij de bedrijfscommissie.

Hoofd van de onderneming is Voorzitter. De voorziening
van het Secretariaat wordt bij reglement geregeld.

wordt hij reglement door de O.K. geregeld; enkele be-
palingen, o.a. omtrent quorum, stemrecht, geheimhou-
ding
moeten
in het reglement voorkomen.
door de bëdrijfscommissies’: dit zijn commissies door de
S.E.R. ingesteld voor groepen van ondernemingen
bestaan voor de helft, uit werkgevers, voor de helft uit
werknemers, aangewezen door de resp. representatieve
organisaties.

Alle medewerking verlenen en alle inlichtingen ver-
strekken, die de O.K. nodig heeft voor de uitoefening
van zijn bevoegdheden.
Periodiek mededeling doen omtrent cle economische
gang van zaken in de onderneming.

Overleg plegen’ alvorens een arbeidsreglement vast
te stellen, te,wijzigeii of aan te vullen.

deze stukken alsjuist en volledig te doen verklaren dooreen

beëdigd revisor (accountant?). De Belgische verplichtingen
gaan dus prima vista veel verder, doch de aard en de om-
vang dezer verplichtingen worden bij K.B. vastgesteld.
Uit het sub a. genoemde verschilpunt volgt al dadelijk,

dat het toporgaan in Nederland voor een gedeelte de
Overheidstaak overneemt en dus meer is dan zijn Bel-
gische collega, die uitsluitend ad’iesorgaan is.
1-Ietzplfde is het geval met het sub b 2. genoemde
verschil. De Nederlandse hedrijfsorganisaties krijgen hier
zeer bewust een drieledige taak. Nu moge liet waal’ zijn,

dat bij de uitoefening van die taak de Overheiçl toeicht uitoefent, doch de taakopdracht impliceert initiatieven,
welke hun invloed moeten hebben op de verschillende
onderdelen van het bedrijfsleven naar gelang hiervoor
een bedrijfschap is ingesteld. Dit betekent dus, dat de
•aan deze organen toegewezen taak – udeeltelijk een
overheidstaak – verdeeld wordt over diverse organen,
terwijl deze taak in België aan de centrale Overheid
blijft.
1
Wij laten hier zeer bewust in het midden, welk systeem
de voorkeur verdient; wij wilden slechts aangeven, dat

954

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

afbreuk wordt gedaan aan de ook door de Regering als

juist aanvaarde eis van een zekere eenheid in het econo-
misch beleid tussen de drie partners van de Benelux.

‘s-Gravenhage.

E. C. WASSENAAR

HET RIJSTTEKORT.

De wereldrijstproductie is dit jaar aanzenlijk toegeno-

men; de beplante oppervlakte van het seizoen 1947-’48
was groter dan de vooroorlogse, hoewel de totale oogst

nog iets beneden de gemiddelde vooroorlogse lag. Het weer

bereiken van pagenoeg de vooroorlôgse productie betekent
echter niet, dat het rijsttekort is opgeheven. De bevolking

van Azië is de laatste tien jaar naar grove schatting met

honderd millioen toegenomen. Ook de geografische ver-

deling vande voortbrenging, een even belangrijke factor,

vertoont grote verschillen met die van v66r de oorlog.

De drie belangrijkste exportlanden – Burma, Siam en

Indo-China – brengen nog lang niet de vooroorlogse

hoeveelheid voort, met als gevolg, dat in plaats van de

8,3 mln ton rijst, die gemiddeld voor de oorlog op de inter-

nationale markt werd aangevoerd, de International
Emergency Food Council van de F.A.O. bij haar eerste

toewijzingen in de loop van dit jaar op niet meer dan 3,3

mln ton voor export beschikbare rijst rekende. Het is
thans zelfs de vraag, of deze hoeveelheid tegen het eind

van dit jaar inderdaad l5eschikbaar zal zijn.

De landen met de groötste tekorten zijn respectievelijk
India, Malakka, China en Ceylon. Onderstaand staatje

geeft hun importrogramma weer, met .rermelding van

de landen, vanwaar zij rijst hopei te kunnen betrekken:

import in duizenden metrieke tonnen.

Totaal
Burma
Siam
Brazihe
Ver.

Staten

India

…….
825
588
97
61

Malakka
..

425
259
.

93
45
China

….
420
100
176
121
Ceylon

. . .
.

400
300
41 20
10

De drie grote rijstimporterend landen van Zuid-Azië

– India, Malakka en Ceylon – zijn zeer afhankelijk van
de oogst van Burma. India en Ceylon hadden dit jaar een slechte oogst, terwijl India bovendien nog moeilijkheden
ondervindt door de afscheiding van Pakistan, dat een rijst-

overschot heeft, w’aarbij dan tevens nog komt,dat in

Bengalen een half millioen ha rijstiand voor de teelt van
jute werd bestemd. –

In Malakka resulteerde het rijsttekort in een daling van
de consumptie per hoofd in 1947 tot iets meer dan de helft
van het vooroorlogse verbruik. Australische tarwe moest
dit tekort gedeeltelijk aanvullen. Dit jaar is de rijstproduc-

tie op Malakka aanzienlijk toegenomen, waardoor de invoer
van tarwe kon worden verminderd. Malakka blijft echter
voor 40 pCt van zijn rijstrantsoen afhankelijk van aan’voer
uit het buitenland. Vermindering van de rijstexport uit
Burma heeft derhalve een directe en onmiddellijke’invloed
op de levensstandaard in Malakka.

De Regering van Burma kondigde kortgeleden aan –
zo deelt de correspondent van ,,The Financial ‘flmes” van
18 dezer mede, van wiens gegevens wij hier gebruik maken
-, dat dit jaar uit dat land ongeveer 1.232.000 ton rijst
zou”kunnen worden verscheept; tot en met September

werd 1.140.000 ton geëxporteerd, waarvan 451.000 ton
naar India, 1258.000 ton naar Ceylon en 173.000 ton naar

Malkka. Het is echter de vraag – aldus de correspondent
—,of dit jaar inderdaad meer dan 1.200.000 ton zal kunnen
worden uitgevoerd. Als oorzaken van de moeilijkheden.
bij de uitvoer van Burma moet worden gewezen op de
slechte conditie van het binnenlan.dse vervoersapparaat
en op de binnenlandse onveiligheid, welke factoren ook.
in grote mate de oogst van het volgend jaar zullen be
invloedn. Er wordt dan ook gevreesd, dat de voor export

in aanmerking komende hoeveelheid rijst volgend jar
aanzienlijk lager zal zijn dan dit jaar.

De I.E.F.C. werd in zijn streven om de onvoldoende

rijstexport van Burma te compenseren gesteund door twee
factoren: le het was mogelijk om een gedeelte van de toe-

w’ijzingen aan Europa weer terug te nemen en ten goede
te doen komen aan Azië; 2e er is meer rijst uit Siam voor

export ter beschikking gekomen dan oorspronkelijk was
verwacht. Ondanks het’feit, dat Malakka meer rijst toe-

gevoerd krijgt uit Siam, is het niet waarschijnlijk, dat deze

toevoer die, welke uit Burma had moeten komen, in vol-
doende mate kan compenseren.

Voorts moet nog worden gewezen op een financiële
factor. Het Britse ,,Ministry of Food” koopt het overschot

van Burma in zijn geheel op en betaalt dit land op dezelfde
basis als elk ander lid van het sterlinggebied. Ook Siamese

rijst wordt met ponden betaald, maar Siam heeft een

officiële vrije markt voor buitenlandse valuta, waar de
sterling-dollar ,,cross-rate” zeer ten nadele van het pond
is. De koers is thans ongeveer $ 3 = £ 1. De oorzaak van
deze verhouding ligt in het grote pondenbezit van Siam,
ontstaan door zijn exporten naar het sterlinggebièd,en in
zijn acute dollartekort daartegenover. Engeland heeft, ter

voorkoming van het nog meer oplopen van het Siamese

pondenbezit, plannen beraamd om de export naar dat

land op te voeren. Intussen tracht Siam echter extra-

rijstvoorraden voor dollars te verkopen aan landen buiten
het sterlinggebied in Zuid-Oost-Azië.

Het snelle herstel van de Siarnese rijstproductie betekent
een bemoedigende factor voor de wereldrijstproductie. Sia-
mese schattingen komen voor volgend jaar op een export-surplus van ongeveer 1 millioen ton, d.i. 25 d 30 pCt meer

dan de hoeveelheid, welke eind 1948 zal zijn geëxpdrteerd.

Ook wanneer deze enigszins optimistische schatting zal
kunnen worden verwezenlijkt, is het ‘aldus genoemde

correspondent – niet gerechtvaardigd tot de conclusie te
komen, dat volgend jaar een opvallende verbetering van

cle wefeldrijstpositie zal plaatsvinden. Een verbetering is
in de eerste plaats afhankelijk van de ontwikkeling in

Burma, dat voor de oorlog de grootste exporteur van rijst
was en meer dan 35 pCt’van de rijst, welke op de inter-

nationale markt verscheen, leverde. FIet rijsttekort in de
Aziatische landen zal haar invloed op çle wereldvoorraad
en -prijzen van tarwe en andere producten, welke de rijst
voorlopig moeten vervangen, in.,hoge mate blijven uit-
oefenen.

INTERNATIONALE NOTITIES.

GROOT-BRITTANNIË NA AFLOOP VAN DE MA1ISHALL-IHJLP.

Met het in werking treden van het E.R.P. is eigenlijk
meteen de vraag gerezen, of en in hoeverre de begunstigde

landen, na afloop daarvan, in staat zullen zijn met eigen

middelen de nationale huishoudi?ig te bekostigen. Daar-
over zijn plannen gevraagden opgesteld, die hij de ,,Or-

ganisation for European Economie Cooperation”te Parijs
zijn ingelevei’d met de bedoeling te eniger tijd tot een co-
ordinatie te komen. Alvorens men daarmee is gereed ge-
komen, is het Britse plan aan een Amerikaans
dagblad
in
de Franse hoofdstad uitgelekt en – partieel – gepubli-
ceerd ‘).

Uitgaande van het bekendê,feit, dat de Britse na-oor-
logse moeilijkheden voor een belangrijk deel zich concen-
treren op de betalingsbalans, moet het.doel van-de Britse

Overheid zijn hierin verbetering te brengen. Haar inzichten
blijken uit de volgende cijfers (zie blz. 955).
Uiteraard gaat de opstelling van de betalingsbalans in

1952-’53 van bepaalde veronderstellingen uit, die echter,
omdat slechts partiëlë publicatie is gesèhied, slechts kun-
nen worden aangeduid. Van belang is
,
de loop van de

1
Ziè:
,,The Economist” van
27
Novdihber 1948:,,British
austeriy and Europe” en ,,Britain’s Four-Year Plan”.

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

955

Betalingsbalans (lopende rekening)

(x £ 1 millioen).

1938

1947

1948 1952.—’53

Import ……….1.012

1.581

1.787

2.007

Export ……….646

1.110.

1.473

1.844

Te kort

366 .

441

314

163

Saldo, onzichtbare

posten ……..+ 281 – 194 + 32

± 263

Eindresultaat . . . – 85 – 635 – 288

+ 100

productie, de stijging daarvan, verder de verdelingvanhet
nationaal inkomen over consumptie en investeringen;
andere belangrijke aangelegenheden zijn de omvang van

import en export en tenslotte de omslag van het nadelig
saldo van de dienstenbalans in 1947 tot een overschot in

1952-’53.

Meer gegevens zijn te verkrijgen over de richting van
het Britse handeisverkeer in de toekomst. Daarbij is ge-
dacht aan het volgende schema:

Saldi handelsverkeer
(mcl.
onzichtbare posten) met:

Het Wes!elijk half-

rond …………

£ 73

mln

Sterlinggebieden

+ £ 204 mln

E.R.P.-landen

+ £ 12,5

Andere gebieden .. . . -£ 43,5

– £ 116,5 mln + £ 216,5 mln

Saldo

…………

£100

1-let is duidelijk, dat het Engeland’s doel moet zijn de
dollartekorten io niet geheel te elimineren, dan toch zo
klein mogelijk te maken. Dit blijkt uit het tekort -van £ 73 mln tegenover circa £ 680 mln in 1947 en £ 393
mln in 1948. De beperking van het dollartekort zal het ge-
volg moeten zijn van een importvermindering en export-
vermeerdering van goederen en diensten. De afdekking van
dit tekort, vermeerderd met dat met andere gebieden
buiten het sterlinggebied en de E.R.P.-landen ter grootte
van £ 116,5 mln, moet plaatsvinden in hoofdzaak met
behulp van ‘overschotten uit het verkeer met het sterling:
gebied en in mindere mate met de E.R.P.-landen. Toch is
het betrekkelijk kleine surplus met de laatste ‘vangrote

betekenis. Want eertijds was de toestand andersom. Enge-
land hd importoverschotten met West-Europa in de orde
‘van grootte van circa £ 150 mln per jaar. 1-Jet handels-
verkeer tussen West-Europa en Groot-Brittannië krijgt
volgens het Engelse plan derhalve een geheel ander aan-
zien. In dien West-Europa, zelf worstelend met dollartekor-

‘ ten en zelf trachtend de exporten te verhogen, Groot-Brit-tannië zal zien negvallen als afzetgebied, betekent dit een
verzwaring van zijn herstel. Het hoofdartikel van ,,The
Economist” bepleit dan ook overleg, al ziet het weinig
mogelijkheid tot wijzigingen op de hoofdpunten, maar, ofschoon ,,negotiations …. will not smooth away all the
difficulties…..they can at least remove some of their
sting”.

DE BETEKENIS VAN AORAmSCHE STATISTIÉKEN VOOR DE
VOEDSELVOORZLENINO.

Agrarische productiestatistieken kunnen niet worden
beschouwd als een volkomen getrouwe weerspiegeling –
ook niet in normale tijden –van de agrarische voortbren-
ging. In het algemeen moet worden volstaan met min of
meer nauwkeurige schattingen; deze schattingen bewegen
zich echter in alle landen blijkens de ervaring binnen be-
paalde foutengrenzen
1).
Naast deze algeene foutenbron-nen komen ook – vooral in schaarstetijden – bewust ge-
maakte foutieve schattingen voor, welke agrârische pro-
ductiestatistieken zeer aan waarde doen verliezen. Ook
vôér de oorlog trachtte de internationale graanspeculatie

‘)
In hongarije buy, werd in dc jiren 1930-1930 de’tarwe-
oogst gemiddeld 5 pOt te laag geschat; in Duitsland lagen de
foutieve schattingen voor de diverse graansoorten in 0934 tussen
deZenhopCt. –

in de exportlanden de. oogst- en voorraadschattingen te
beïnvloeden om de prijzen zo hoog mogelijk te houden.

Deze tendentie tot ‘erdoezeling van de juiste vraag- en
aanbodverhoudingen heeft zich verscherpt toen de levens-

middelenvoorziening in
.
de oorlogs- en na-oorlogsjaren

slechter werd. Het is dan ook nog heden ten dage voor de

internationale voedselvoorzieningsautoritieiten moeilijk om

een juiste voorstelling te krijgen van de werkelijke pro-

ductie en behoeften. De importlanden van levensmiddelen

schatten hun eigen productie zo laag mogelijk om hoge
toewijzingsquota te krijgen, terwijl de exportlanden hun

productie en voorraden zo laag mogelijk raamden om de
prijzen daardoor te steunen.
Op grond van deze onjuiste productie-, voorraad- en

behoeften cijfers heeft lange tijd een veel te ongunstig

beeld bestaan van de wereldvoedselvoorziening. Op de
wereldgraanconferentie in Parijs in Juli 1947 werd het

wereldtekort aan broodgraan voor het jaar 1947-
1
48 nog
op 18 mln ton gesteld, terwijl de conferentie der F.A.O.

in Genève in September 1947 nog slechts friet een tekort
van 9 mln ton rekening hield. Zelfs deze schatting bleek

nog te pessimistisch. Als gevolg van grotere uitvoeren uit

exportlanden en verhoogde eigen productie der importlan-

den kon de overgangsperiode tot de nieuwe oogst gemak-kelijk worden overbrugd. Sommige Europese landen kon-

den zelfs het brood- en meelrantsoen verhogen.

Dit niet overeenstemmeli van de
werkelijke
voedsel-

voorziening met het
statistische
spiegelbeeld daarvan, moge

met enkele voorbeelden – ontleend aan ,,Monatsberichte
des Österreichischen Institutes für Wirtschaftsforschung”,

No. 10 van 1948 worden- geïllustreerd.
Volgens de officiële Oostenrijkse agrarische statistieken
zou de totale oogst van broodgraan in Oostenrijk in 1947
ongeveer 386.000 ton hebben bedragen. Van deze hoeveel-
heid is ongeveer 360.000 ton bestemd voor de behoeften

van de landbouwende bevolking, zodat – volgens de
statistieken -‘- in 1947 voor de overige bevolking een
hoeveelheid van slechts 26.000 ton overbleef. In feite echter
heeft de landbouw in 1947 168.000 ton broodgraan afge-
leverd, dus 142.000 ton meer dan op grond van de officiële statistieken mogelijk was. Voor het oogstjaar 1948 zal zich

vermoedelijk hetzelfde verschijnsel voordoen. De ontoe-
reikendheid van de Oostenrijkse agrarische statistieken is
geen specifiek na-oorlogs verschijnsel: ook in de oorlogs-
jaren werd regelmatig meer afgeleverd dan op grond van de
in de statistieken vastgelegde bebouwde oppervlakte en
de opbrengst per ha mocht wörden verwacht. De rantsoe-
nering van landbouwproducten steunde dus juist in deze
zeer schaarse tijd op niet aan het doel beantwoordende
statistische grondslagen. –
Ook met betrekking tot de veehouderij werd de werke-
lijke toestand door de statistiek veelal onjuist weergegeven.
Het aântal kippen bijv. zou van 1938 tot 1947 met meer
dan de helft zijn gedaald volgens de officiële cijfers; bij een
telling bleek echter, dat het werkelijke aantal 25 pCt hoger
lag dan de statistieken aangaven. De statistiek over de
‘arkensstapel vertoont een dergelijk euvel.
Het is na het voorgaande duidelijk, dat men voor

rantsoeneringsdoeleinden derhalve nietgeheel kon afgaan op
de’gegeveps, welke de agrarische statistieken verschaften.
Men’ zag zich in meer dan één land gedwongen, de verplichte
hoeveelheid af te leveren producten hoger te stellen dan
feitelijk uit hoofde van de statistische gegevens mocht ge-
schieden. Die landbouwers, welke juiste opgaven hadden
verstrekt, waren dor deze methode in het nadeel t.o.v.
hen, die de werkelijke grootte v’an hun productie geheim
trachtten te houden, met als gevolg, dat ook eQrstgenoem-den, vooral in de oorldgstijd, steeds minder.geneigd waren
exacte gegevens te verschaffen betreffende de door hen

voortgebrachte hoeveelheden.

Niet betrouwbare nationale. agrarische statistieken
kunnen er voorts toe léiden, dat de internationale voedsel-
voorzieningsautoriteiten zelf schattingen gaan opstellen,

956

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

Ondanks de vele moeilijkheden, waarmee Finland heeft

te kampen, zoals groot verlies aan mannelijke arbeidskrach-

ten in de oorlog, de zware last der herstelbetalingen en de

labiele politieke situatie, verloopt het economisch herstel

aldaar bevredigend. De levensmiddelenvoorziening, die na
de oorlog, vooral in de steden, veel te wensen overliet, is

aanmerkelijk verbeterd en de ‘aldus gun’stiger geworden’

voedselpositie der *erkende bevolking heeft,aldus de ,,Neue
Zürcher Zeitung” van 21 November jl., de industriële

productie gunstig beïnvloed. ‘De index van de industriële

productie lag in het tweede kwartaal van 1948 ruim 25 pCt

bove die van de overeenkomstige periode van 1947 en –

ca 10 pCt boven die van 1938. yooral in die industrieën, die

voor de binnenlandse markt werken, heeft zich een belang

rijke productiestijging voorgedaan, met name in de textiel-

industrie, welker opbloei voor een groot deel is te danken

aan de katoencredieten van de Export-Importbank. Ook
de productie der exportindustrieën vertoont een duidelijke
stijging; ht indexcijfer voor Juni 1948 bedroeg, op basis

1935 = 100, 93 tegen 80 in Juni 1947, maar heeft nog niet

de gemiddelde stnd in 1938, ni. 106 bereikt. Een gunstige
factor voor de Finse exportindustrie en daarmee voor de
handelsbalans vormde de tot medio 1948 aanhoudende

prijsstijging der Finse producten op de wereldmarkt,

waardoor de prijsindex voor uitvoerproducten van begin

1947 tot Juni 1948 van 1.027 tot 1.276 is gestegen. Hierdoor

is de export naar de waarde meer gestegen dan die naar

gewicht en bedroeg voor de eerste tien maanden van dit
jaar 45.593,3 mln mark tegen 36.417,7 mln mark in de
overeenkomstige periode van het vorige jaar. Hiertegen-
over staat evenwel een nog sterkere invoerstijging, welke
moet worden toegeschreven aan prijsstijgingen en grote
graanimporten, welke noodzakelijk waren als gevolg van een slechte oogst. Voorts kwam in de toegenomen invoer
van brandstoffen,olie,grondstoffen voor de textielindustrie,

metalen, machines, electrotechnische producten en trans-
portmiddelen de investeringsbehoefte tot uitdrukking.

Hierdoor heeft het, tot November 1947, bestaande uitvoer-
overschot plaats gemaakt voor een belangrijk invoersaldo,
dat vnl. door Amerikaanse dollarcredieten kon worden
gedekt.

Bovengenoemde gunstige ontwikkeling is, aldusde ,,Neue
Zürcher Zeitung”, gebaseerd op de relatieve stabilisering
van lonen en prijzen, die de Regering heeft kunnen bereiken
en handhaven. Verdere vooruitgang in het economisch

herstel zal, echter, afgezien van de politieke toestand, nog moeilijkheden ondervinden door het feit, dat de bove?ige-
noemde voor Finland gunstige stijging der wereldmarkt-
prijzen voor Finse produ1n sedert medio 1948 tot staan
is gekomen en zelfs is omgeslagen in een prijsdaling. Daar
Finland als gevolg van de eenzijdigheid,van zijn uitvoer

(de Finse export bestond in 1947 voor 91 pCt uit hout en
producten van de houtverwerkende industrie) zeer gevoelig
is voor prijsdalingen, hangt een verder herstel van Finland
grotendeels af van de toekomstige ontwikkeling van de

verhouding tussen kosten en prijzen in de Finse houtver-
werkende industrie. .

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Aan het einde der week deed de naderende maand-
ultimo met de daaraan verbonden chartale geldbehoef te

zich reeds gevoelen, zodat zich enige vraag naar cailgeld

ontwikkelde, zonder ‘dat .nochtans in de callrente een

wijziging ‘behoefde te worden

gebracht. Het ziet er niet
naar uit, dat de maandwisseling grote spanningen op de

geldmarkt teweeg zal brengen, omdat de liquiditeit der

banken vrij groot is, juist net het oog op het feit, dat zeer –

weinig schatkistpapier komt te vérvallen.’ De activiteit
ter geldmarkt was ook in de afgelopen week gering. In
langer lopende promessen vonden enige omzetten plaats,

doch de voortdurende vraag naar het kortiopende Decem-

ber- en Januaripapier ontmoette practisch geen aanbod.
In de marktnoteringen kwam vrijwel geen verandering

t.o.v, de voorgaande week. Driemaandspromessen werden
veelal vruchteloos tegen 1
1
/
16
pCt gezocht, voor Meipapier

bestond vrij veel aanbod’ tegen 1/ pCt, doch âangezien

dit papier in vrijwel alle portefeuilles aanwezig is, ontmoette

het zeer weinig vraag. Behoudens de notering voor Juni-

en Julipromessen, welke zich practisch op
1,’8
pCt stelde,

noteerden de lan
g
ere termijnen ongeveer
1/j6
pCt.
Blijkens de jongste weekstaat moest De Nederlandsche

Bank weer f0,8 millioen.goud aan Zwitserland afstaan,
zodat in enkele weken tijds reeds f 4,3 millioen goud aan

dit land werd verkocht ter afdekking van debetsaldi in

het lopende betalingsverkeer. Uiteraard is de omvang van
dit bedra gezien onze karige goudvoorraad, niet van be-

lang ontbloot. Belangrijker echter lijkt het symptoom,
dat hieruit, spreekt, daar nl. het handeisverkeer tussen
Nederland en ZWitserland niet aan de verwachtingen be-

antwoordde m.b.t. de Nederlandse export. Men zou hierin

een uiting kunnen zien van het reeds meermalen opgemerkte

verschijnsel, dat de gunstige exportconjunctuur aan het
verminde-en is. Voor de sanering van onze betalingsbalans
schept dit uiteraard moeilijke problemen. Ook de winst-

mogelijkheden van het bedrijfsleven, en in verband daar-
mede de aandelenkoersen, ondervinden hiervan de invloed.

De koersstijging op de aandelenmarkt, waarvan in het

voorgaande overzicht gewag werd gemaak,,zette. zich in

de afgelopen week niet voort. De koersen bleven met enkele
schommelingen vrijwel op het peil van de vorige week,
zodat vermoedelijk in het gesignaleerde koersherstel niet
S

meer dan een technische reactie mag worden gezien.
Voor pondencertificaten, waarin deze week de handel

werd hervat, kwamen noteringen tot stond, welke in ver-
gelijking met de Londense koersen een depreciatie van het
pond tot ongeveer f 9 betekenden. Veel betekenis zal men
aan deze waardering van het ,,effectenpod” vermoedelijk
niet fnogen hechten, gezien de met allerlei beperkingen

omgeven markt, waarop deze waardering tot stand is ge-
komen.
De staatsfondsenmarkt bleef ongeveer op het peil van
de voorgaande week. Zolang een zeer belangrijke categorie
dezer obligaties tegen gefixeerde koersen voor d heffingen
in betaling kunnen worden gegeven, zullen vermoedelijk
ook geen belanrijke koerswïjzigingen kunnen worden ver-

wacht.
19 Nov.
26 Nov.

1948 1948

A.K.0.

…………………..
155f
15

v.

Berkel’s

Patent

…………..
121
122

Lever Bros. Unilever C. v. A
…..
274f
280

Philips

G.

b.

v.

A.

…………
231f
233

Koninklijke. Petroleum

………..
316
316f

H.A.L.

…………………
161
164f

N.S.0.

……………………
163f


164

H.V.A.

……………………
247f
245

Deli

Mij

C.v.A.

…………..
148f 149f

Amsterdam Rubber

…………
151f
152f

Internatio

………….
‘……..
186
193

welke dan als regel hogere productiecijfers te zien geven

dan de officiële statistieken van de betreffende landen

zelf, met als consequentie, dat de levensmiddelentoewij-

zingen voor de ,,deficit”landen ongunstig worden be-
invloed.

Het belang van juiste agrarische statistieken voor de
voedselvoorziening is hiermede duidelijk aangetoond.
Naarmate de binnenlandse productie van de ,,deficit”-

landen toeneemt en in het algemeen de wereidvoedsel-

situatie gunstiger wordt, zal ook de landbouw. zelf meer

en meer belang krijgen bij zo nauwkeurig mogelijke agra-
rische statistieken.

FINLAND’S ECONOMISCH HERSTEL.

11

0

1 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

957

0

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCI’IE BANK.

Verkörte belans op 29 November 1948.

Aetiva.

( Hoofdbank t

sehuldbrievefl
in disconto

I
Agentseh.

t

6.000,-‘)
Wissels, schatkistpaper en scliuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. 15, sub 4, van de
Bankwet. 1948) ………………………
.-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 F’ehruari 1 947………….1.800.000.000,-
Beleningen:

( Hoofdbank t 140.990.960,35
1
)
‘(mcl. voor-
schotten in re.-

Bijbank

,,

555.681,84
kening-courant
1
op onderpand)’ 1. Agentseh.

,,

9.680.911,77

t 151 .227.553,96
Op effecten, enz. ……….
..150.294.936,04′)
Op goederen en celen 932.617,92
f151.227.553,96
2
1
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de Bank-
wel

1948)

……………………… .
….


Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947

1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden .munt en gouden
muntm3teriaal …….. .t 448.636.477,14 Zilveren munt, enz …….
…3.503.969,96
452.140.447,10
Papier op het buitenland . . t 339.442.280,-
Tegoed bij correspondentenin
het buitenland ………. ..11.2.334.907,72
Buitenlandse betaal-
middelen ……………. ..

6.066.503,18 457.843.690,90
Belegging van’kapitla1, reseives en pensioen-
fonds

………………………………105.953 108,88
Gebouwen en inventaris

………………..2.500.000,-
Diverse rekeningen

……………………231.375.995,45

. .

t 4.701.046.796,29

Passiva.
Kapitaal

…………………………..t

20.000.000,-
Reservefonds …………………………12.759.703,05
Bijzondere reserves ……………………..54.447.566.03
Pensioenfonds ………………………. .. 20.020.279,09
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ….. ..II 1.779.110,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte) …. ..3.087.706.915,-
l3ankassignaties In omloop ……………
……71.067,67
Rekening-courant saldo’s: .
‘s Rijks Schatkist

t 330.270.910,26

-‘
Geblokkeerde saldo’s van
banken’ ………….. ..

41.962.570,91
Geblokkeerde saldo’s van
anderen

………….. ..

17.881.660,19
Vrije saldo’s

………. .. 773.754.416,23
1.163.869.557,59
Diverse rekeningen

…………………. ..230.392.597,86

1 ‘1.IVI.t”IQ.lOO,LU

‘) Waarvan schatklstpapier rechtstreks door.,
de Dank in disconto genomen

……….t


‘) Waarvan aap Nederlands-Indit (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99) ……….. ..36.894.550,-
Circulatie der door dè Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……142.67 1.038,-

BINK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen trancs).

Voorschotten aan de Staat

o
+

0
Data

cia

26 Dec.

1946
94.817
118.302
59.449 67.900
426.000
4 Nov. 1948
52.817
271.149 125.042 152.300 426.000
10 Nov. 1948
52.817
285.030 125.042
140.000
626.000
18 Nov, 1948
52.817
281.141
125.042
140.800
426.000

Bankbil- Deposito’s
Data
jetten In
Totaal
Staat
Diversen
circulatie

26Dec.

1946
721.865
63.458
765
62.693
4 Nov. 1948
.
936.937
160.838
730
158.296
10 Nov. 1948
934.843
162.811 –
776
160495′
18 Nov. 1948
915.491
168.305
772
166.098

DE NEDERLANDSCI1E BANK.

– (Voornaamste posten in duizenden guldens).

+

e

01
0
0

0
0
E
-‘s
0

0
0.0
cd
0

P.
o
u

30 Dec. ‘461
700.876
4.434.786
100816
103
153.109
13 Oct. ’48
457.505
338.260
121.698
1
143.006
25’48
455.448 ,,
346.968 111.952
1
148.140
‘ov.
1

I’

’43
454.412
345.493
109.412
1
150.625
8

’68
454.358
337.961
134.353
1
142.266
.,
15

’48
454.465 349.178 131.833
V

6
144.502
22

’43
453.841
341.049 126.819
6
145.716
29

’48
452.140
339.462
118.401
6

J
151.228

o
Saldi in rekeningcourant

1505
0
‘ ‘
15
00

cd

30 Dec. ’46! 2.744 151
1.099 855
90 071
43.786
598.158
18

Oct. ’48

3.012.025
336.253
121.056 21.107
707.797
25

’48

3.013:841
347.129
70.158
20.404
803.339
t

Nov431 3.080.568
.
303.778
77.258
21.672
762.181
8

‘6813047127
324 105
80.180
19.988
784.153
15

’48

3.033.069
‘481
,331 .834
81.791
61.881′
20.204
19.104
798.824
732.631
22

3.031.397
29

1481 3.087.707
362.430
330.271 41.963
17.882 773.754

NATIONALE BANK
VAN BELCIIË.

(Voornaamste posten in millioenen franCs).

0..

0.,

.

0

0

ci’

’15
0

Cd

t
15

1
‘o,s
0.a
o.-
0
2
‘5o 0..,
o,o.
o
,0o
0
,
’09

0
o0
hfl.0
‘0

0

,
/.
0
E.
Cd
)”

0

16 Sept.

‘1948
21

Oct.

1943
28 Oct.

1948
6 Nov.

1948
10 Nov.

1948
18 Nov.

1948
25 Nov..

1948

28.136 28.326 28 235
27.980
27.992
27.805
27.732

11.042 12.103
12.232 12.632
12.769 12.674
12.589

427
426
430
631 .
495
451
422

9.986

303

8.491

230

8.960

444

9.579

463

9.174

.

318

7.680

296

7.446

308

414
458
473 473 486
523 542

Rekening-courant
saldi
0′
5)
15
75
0
’00

0
05)

.
1′)

0
.5 .
o
?”)
‘Ja
.’,
0
Pq

16 Sept.

1948
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
21

0ct.

1948
.

770
91.807 81.555
114
1

2.925
6.234
28 Oct.

1948
776
92.628
81.773
115
2.879
6.864
4 Nov.

1948 786
93.209
82.962
117
2.898
6.226
10
Nov.

1948
795
92.852
82.619
116
2.804
6.258
18 Nov.

1948
804
92.240
81.664
259
3.253
.6.558
25 Nov.

1948
814
91.642
81.376
367
2.835
0
6.288

FEDERAL RESERVE BAINKS.

(Voornaamste posten in millioenen dollars).
-ii’

Metaalvoorraad

Data
Other
– U.S. Govt

,Totaal
Goud eer-
cash securities
tificaten

31

Dec.

1946 18.381
17.587 268
23.350
4 Nov.,1948
22.746
22.116
254
23.239
12Nov. 1948
22.826
22.195
251
23.144
18 Nov. 1948
22.843
22.215
261
2.930

FR-bil-

1
Deposito’s
t
1

Member-
Data
1
jetten

in
circulatie
1

Totaal
L

Govt

j
banks

31

Dec.

1946
1

24.945
17.353
393
16.139
4 Nov. 1943
1

24.113
1

22.204
1

1.473
19.846
12 Nov

1948
1

24.182
1

22.413

1

1.553
1

19.947
18 Nov. 1948
j
24.090
22.464
1.591
19.953

958

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 December 1948

BANK VAN ENGELAND.
ZWEEDSE RIJKSBANk.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
(Voornaamste
posten in millioenen

kronen).

.2
4
Metaal
Staatsfondsen

d

Cd
.

=1
cd
w

O
Data
,
.4
S

o


r.
r2′

25 Dec. ’46
182
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
31 Dec.

1946
839
532
1.544
504 284
94
10 Nov.’48
0,2 1.299.2
1.300
1.235,6
64,6
6 Nov. 1948
177
112

3.148
152
198

182
17 Nov.’48
0,2
1.299,2
1.300
1.234,0
66,3
15 Nov. 1948
178
113
3.172
150
218

182
24 Nov.’48
0,2
1.299,2
1.300 1.233,1
67,2
23 Nov. 1948
178
113
3.131
150
235

182

Othersecurities
Deposits
.2
Deposito’s


.

n

Data
Direct opvraagbaar
o

E
d

1,3
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
278,9
31

Dec.

1946
2.877
875
706
94
230
174
25 Dec.’46
7
10 Nov.’48
2,9
327,4 22,4
27,0 426,5
14,0
312,1
6 Nov. 1948
2.840
970 030 233
185
112
7
17 Nov.’48
3,0
331,0
26,9
24,6
434,0
15,3
313,4
15 Nov. 1948
2.769
1.185
984
98
196
119
.7
24 Nov.’48
3,1
324,1
28,9
23,3 428,5
12,3
302,7
23 Nov. 1948
2.731
1:109

827
200
186
98
7

VERKEER EN VERVOER IN NEDERLANI).

Omschrijving
Eenheid
M
aan
d
gern.
lM
a
a
n
d

’em.
I

l8

8
1948

tndexcljfer vervoer wilde binnenvaart
100
129 129 134 130 139
1.000 t
917 1.180
1.180
1.231 1.191
1.268
,,
260
334
272
.

330 357
377
miii. t/krn
127
164
175
179.
181
185

Indoxeijfer eigen
vervoer
to water
100
105
126 136
121
121*

Wilde binnenvaart,

prestatie

……………….

1.000 t
600
629
755
819
726′ 731′
miii, t/km
45
43 53
61
56*

.

58*

Vervoer wilde

binnenvaart

……………….
waarvan

brandstoffen

…………………..

Eigen

vervoer te water

…………………..

Indexcijfer internat. binnenvaart -(laadverm.)

. .
100
35 43 49
45
44

Idem,

prestatie

……………………….

..

Binnengekomen schepen

………………..
Aantal
6.146 1.860
2.771
2.818 2.850
2.960
1.000 t.
3.572
912 1.229
1.338
1.319
1.438
.
2.092
398
662
765
781.
889′
Laadvermogen …………………………..

waarvan onder: Nederlandse vlag

……….

1.566
321
556
648
641
708
Belgische

vlag

.. …………
,,
126
73 88 94
101
141
Aantal
6.082
1.923
2.840
2.825 2.906 2.828

Lading

…………………………….

1.000

t.
3.494
957 1.323
1.295 1.359
1.323

..

,,
2.252
421
663 029
603
597
waarvan onder: Nederlandse vlag
,,
1.559
310 509 483
.
416
402

Vertrokken

schepen

……………………….

Belgische

vlag

…………..
229
0
98
97
.103
120

Laadvermogen ……………………….
……
Lading

………………………………..

Aantal
2.144
1.141 1.304
1.635
1.403 1.270
Laadvermogen …………………………
1.000 t.
1.427
798
896
1.132
938
822
Lading

…………………………….
,,
1.051 386

.
533
680
512
436
waarvan onder: Nederlandse vlag

……

199
122
166
181
126 103

Schepen in rechtstreekse doorvaar.t

……….
…….
…..

,.
544 196 243
377
290
241

Indexcijter zeevaart (inhoud)

……

100
42
53
53
58.
59

Belgische vlag ………………

Binnengekomen zeeschepen ….. . …………
Aantal
1.758
753 1.077 1.005
1.130 1.190
1.000 R.T.
4.416
1.852 2.327 2.293
2.569 2.636
Idem,

alleen

geladen schepen
.

…………..
,,
3.834 1.702
2.026
.2.105
2.286 2.335

.

.000 R.T.

.
907
1.197 1.268
1.372
1.459

Bruto

inhoud

………………………..
..

Aantal
1.738
737
1.0Q6
986
1.110
1.117
Bruto

Inhoud

……………………….
4.418
1.854

.
2.327 2.368 2.526
2.570

3.216
1.150 1.610 1.683
1.774 1.880

waarvan in lijnvaart

……………………..

.

.000 t

-.
911
1.168
1.288
1.371 1.401

Vertrokken

zeeschepen ……………………

Goederenvervoer ter Zee:

.
Idem, alleen geladen schepen

…………….,,
waarvan

in

lijnvaart

……………………,,

Gelost

hij

Invoer

………………..
1.018
984
-946
1.057
957
995
1.738
191
416
411
370 297
484
149
271
280
211
290
doorvoer

…………………

doorvoer

…… . ………

.

,,
1.421
149
375
253 288
362
Geladen ‘)

hij

uitvoer

…………………..

Indexeijfer gooderonvervoer Ned. Spoorwegen .
.

…..

100
111
112
122*
123′
143′
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal .
. .
1.000

t.
1.207
1.344
1.351
1.478*
1.486*
1.365′
waarvan.grensoverschrijdend

………………
,,
412
262′
.

289
298′
266′
269′
1 millioen
260
565
555
506′
604′
734*
Tonkilometers Ned. Spoorwegen
170
189 190
198

1 millioen
21,2
47,0 44,0

40,7
43,0
44,9

Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen

……….

Interioc. autobusdiensten; vervoerde reizigers

, .
,,
5,7
14,9
.

17,7
Locale autobusd!ensten; vervoerde reizigers
. . . .
4,4
9,8
13,5
12,5

T>arnwegen, vervoerde reizigers …………….

.Indexeijfor verkeer
op
de
rijkswegen
100 147
163
171
173


175
.
Slaehtoffers
verkeersongevallen:
Aantal
65
78
60
66

77
81
.,
368
‘580
669 678
764
719
Licht

gewond

………………………..
,, 918 550
677
719
852
790

Overleden

………………………….
Ernstig

gewond

…………………….

Idem, indexclJfers:
Overleden

………………………….

100

.
115
92
102
118
125 100
158
182
184
208
195
Licht

gewond

……………………….
100 60
73
78

93
86
Ernstig gewond

………………………….

Luchtvaart
(K.L.M.)’)

. millioen Tonkm (vracht, post en bagage)
1.000
250
2.072
3.272
3.397
3.809 3.600
Passagiers km
4,8
34,8
58,4
60,7
66,4

65,5

1)

Bunkermateriaal e.d. niet inbegrepen.

‘) Excl. het West-IndiO bedrijf en het Interinsulair bedrijf in Indonesif.
‘)

Voorlopig cijfer:


Bron:
Centraal Bureau voor de Statistiek.

1 December 1948 –

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

..

959

NATIONALE’ BANK VAN ZWITSERLAND.
EMISSIES IN 1948. (Voornaamste posten in. millioenen francs).

(Reële bedragen in duizenden auldens).

.

II-

te
•.i1
‘cz
ID
0
.

Data
te
,
.,
tea

C 0
c

,

0′

31

Dec

196
4.94,9
158,0
238.7
52,7
‘4.090,7
1.113,7

6 Nov. 1948
5.754,6
195,9
130,9
47,6
4.262,3
1.360,9
15 Nov. 1948
5,76
1
,5
209,8
129.4 47,6
4.207,9
1.442,3
23 Nov.

1948 ‘.5.766,6
220,9
129,2
47,6
4.203,9 1.454,2

SPECIFICATIE DER EMISSIES IN AUGIJSTUS, SEPTEMBER
EN OCTOBER 1948
‘).
Bedragen in duizenden guldens; koersen en rentevoeten in pCt.

Naam

CIS

Augustus.
Obligaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening 1947
2.075
100
2.075
3

Investeringscertificaten …..

17 .993
100
17.993
3
20
3
)
Beleggingscerlificateri ……..
1.279 100* 1.285
3*
50
0
)
Particulieren:
Van

Vollenhoven’s

Bierbrou- werij NV., Amsterdam (con-
803 100 803
3*

20
2
)
Aandelen.

…. …………

(dollarlening)

…………….

m

Asterdamsciie

Droogdok

Maatschappij,.

N.V.,

Am-
versie)

…………………..

1.000
150
1.500
N.V. Koninklijke

Nederland-
schc Fabriek van Gouden en
Zilveren

Werken

Gerritsen

sterdam ………………..

&
Van Kempen, Zeist
. . .
300
150

450

S e
p
t e in b e r
OblIgaties.
Overheid:
Nederlandse Staatslening 1947′
100
2.972
3

Investcringscertificaten ……
19.653
100
19.653
3
20′)
1.911
100*
1.921
3+

50
3
)
Particulieren:

(dollarlening)

………..2.972

Nederduitsche Hervormde Ge-
meente Nijmegen

Stad

en

Beleggingscertificaten ……….

150
100
150
3*
50
3
)
Verceniging

tot

Christelijke
/
Verzorging van Geestes- en
Zenuwzieken, ‘s-Graven-
1.500
100
1:500
3*
25
1
)
kaiiileteii.
N.V. Slavenburg’s Bank, Rot-
800 120 960

Land,

Nijmegen ……………

Thomsen’s

Havenbe-

hage

‘)

…………………

L800
110
1.980

o
cloher.
ObligatIes.

drijf”, Rotterdam

………..

Overheid:
cderlandse Staatslening 1947

terdlam

…………………

3.801 100 3.801
3
39
2
)
44.907
100
44.907
3
20′)
761
100*
7H
3*

50′)
Particul Leren:

(doliarlening)

……………
[n
esteringscertificaten …….

Bolte & Gorter NV., Gronin-

l3elcggingscertificaten ………….

500 100
500
3*
20
1
)
TV. Rotterdamsche Sclseeps-
hypotheekbank,

Rotterdam
(I’anclbricven Serie A)

. . .
2.000
100
2.000
3*

40′)

gen

‘)

…………………

T.V. iConinklijke l’harmaceu-
tisclie

Fabrieken

v/h

Bro-
cades-Stheeman
&
Pharma-
2.000
100
2.000 3*
20
1
)
San (ide
II.
cia,

Meppel

………….

BOlLe
&
Gorter, N.V. Gronin-
gen ………………….
312
125 390
.V. Handel Maatschappij

Europa-Azië

(JiOraz),

Am-
sterdain

(aancl.

11)

.

550 120
660
1V. Nederlandsche Tank-,
Apparaten-

en

Machinefa-
briek ,,Netam”, Rotterdam
450
125 563
1V. Metaalwarenfabrick
(aanci.

13)

……………

,,Drenthina”,

Hoogeveen
400 144 576
(aandi.

II)

……………
eidsehe

Volspinnerij

NV.,
Leiden

……………….
500 155 775

‘)
Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S.B.” van 1 Septem-
ber 1948, bie. 697.
‘)
Verstrekte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing
van zekere datum af toegestaan.
‘)
Verstrekte en/of vervroegde gehele of’ gedeeltelijke aflossing
te allen tijde toegestaan.
‘)
Voor conversie is bestemd f 1.106.300.
‘)
Voor Conversie is bestemd t 105.000.

Sv
te
te
Q)
.0

‘0
te

.
,


0

t..
te
,..

te

In

Jan.
68.5461
305.244
373.790
66.350
846
306.594
Febr.
11
.
604
1
8.619
20.223
-.
11.404
8.819
Mrt
104.7791
4.505
109.284
4.363 22.646
82.275
April
103.7281
143.525
247.253
-‘
102.518 144.735
Mei
1.62.270
.
23.042 1.665.31211.164.000
137.450
363.862
Juni
122.338
.
4.756
127.0921

122.338
4.754
Juli
85.786
1.869
87.6551

85.536
2.119
Aug.
-22.156
1.950
24.1061
803
21.353
1.950
Sept.
26.196
.

2.940
29.136!
.

1.106
24.546
3.484
Oct.
53.973
2.964
56.9371
105
49:473
7.359

Maind

Invoer
Uitvoer
Saldo
Gewicht
Waarde
Gewicht
Varde
Waarde
in dui-
in mii-
in

dui-
in mil-
in mii-
zenden
lioenen zenden
lioenen lioenen
tonnen
francs
tonnen
francs francs

Maandgem:36/’38
2.868
2.019
1.912
1.859

160
lilaandgem. ’47


.
2.322
7.130
1.070
5138
-1.992
Januari

1948..
2.589
7.402
1.230
6.198
-1.204
Februari

1948..
2.327 6.453
1.056
5.163
-1.290
Maart

1948..
2.765 8.258 1.162
5.781
-2.477
April

1948..
2.486
7.328
1.405 6.500

828
Mei

1943..
2.359 7.236
.1.177
5.695
-1.541.
Juni

1948. .
2.348′)
7.461
2
)
1.286′)
‘6.458’)
-1.003-‘)
Juli

1948..
2.351′) 6.816′)
1.147
2
)
5.500
1
)
-1.316.
1
)
Aug.

1948..
2.678 6.914 1.153 5.713
-1.201

‘)
Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Imistituut voor
de Statistiek.

‘)
(3-ecorrigeerde gegevens.

INDEXCIJFERS VAN LONEN VOLGENS REGELINGEN IN
NEI)KILLANIJ •l.

Juni 1938/
Juni 139

100

.
Nijverheid
‘)
Landbouw’)
Nijverheid
en
landbouw

Aug.

1939

.
. .
101
100 –
lot
i%iei

1945

.
. .
116
190
126
Nov.

1947….
172,8
243,9 182,8
Dec.

1947….
173.81
243,9 183,6
Jan,

1948….
174,0 243.9
183,8
1″ebr.

1948….
1743
243,9
184,4
Mrl

1948

.
. .
174,7
243.9
184,4
April

1948. .
. .
174,7
.

243,9.
184,4
Mei

194$….
175,2
4
)
258.6
4
)
186,9
1
)
.iuni

1948


. .
175,2
4
)
258,6
4
)
186,9
4
)
Jul!

1948.. .
.
175,1
4
)
258,6
4
)
186,81)
Aug.

1948. .
. .
-1 75.2
4
)
258,6
4
)
1 86,9′)
Sept.

1948..
. .
175,2
1
)
258,6
4
)
186,94)
Oct.

1948….
175,2
4
)
5
)
258,6
4
)’)
186,9
4
)’)

‘)
Bron: ,,Slatistisrh Bulletin van het CBS.”: in de inde’cijfers
zijn le uitkeringen krachtens le Kinderbijslagwet
niet
begrepen.
‘) &eml delden 24 belrijfslakken.
‘1 .kkerl,o,tw en veehoulerij.
‘)
Voorlopige gegevens.
‘) Met inachtneming van de loonbijsiag van
T
1 per week of 2 cent
per uur is dc stand van de indexcijfers in begin November als
volgt: nijverheid 179,5; landbouw 265,9; nijverheid-en land-
bouw 191,6.

‘) Zie voor toelichting de aantekening ,,De emissiestatistiek”,
in

,,E.-.S.B.”
van 2
Juni

1948,
blz.

434.

IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND
‘).

Invoer
‘Uitvoer
Saldo

3-1

fld
aa
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
In

diii-
in

mii-
in

dul-
in

mii-
In mii-
zenden lioenen
zenden
ilnenen lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens
gulden

Tot.

’39
26.306
1.517
2.708


966

551
Tot.

1
46
11.764
2.305

.
3.919
785
-1.520
Tot.

1
47
16.547.
4.253
5.843
1.859
-2.394
Jan.

’48
1.266
382
308
140

.242
Febr. ’48
1.242
383
427
186

197
ilirt

’48
1.433
361
485
186

175
April ’48
1.732
402
704
203

199
Mei

’48
1.486
391
698 223

168
Juni

’48
1.690 436
612
240

196
Juli

’48
1.541
411
570
209

202
Aug. ’48
1.639
407
562
211

196
Sep

’48
1.873
.

443
.

678
232

211
Oct.

‘0
1.907
479
850
‘308
-,171

‘)
Bron:
Centraal
Bureau voor de Statistiek”.

IN- EN UITVOER VAN BELOIR
‘.

JURIST,

36 jaar oud, md. ervaring, geruime tijd gewerkt heb-
bende bij Internationale’ Organisatie in U.S.A.
zoekt
betrekking
binnen- of buitenland; liefst zelfstandig

organiserend werk. Prima ref. Br. onder no. ESB 1313

bur. v. d. blad, postbus 42, Schiedam.

DE ALGEMEENE

KU.NSTZIJDE UNIE N.V.

te Arnhem

vraagt voor haar afdeling’Technische

Bed rijfsorgan isatie

een ucudemicus

met aahleg en belangstelling en zo

mogelijk ervaring in mathematisch

statistisch ‘werk en toepassing van

waarschijnlijkheidsrekening.

Üitvoerige sollicitaties met pasfoto worden in-
gewacht aan het ‘adres: Velperweg
76,
Arnhèm

BOLTE & GORTER N.V.

l GRONINGEN

Groothandel in Ijzer, IJzerwaren, Gereedschappen enz.

ZOEKT,EEN IN DE PRAKTIJK GESCHOOLDE

COMMERCIËLE
KRACHT

van goeden huize, met minstens middelbare school-

opleidin en behooi lijke taenkennis, om, bij gebleken

geschiktheid, te
worden opgenomen in de

hooere leiding.
Leeftijd circa 40 jaar.

Sollicitatie s met uitvoerige inlichtingen onder

bijvoeing van recente foto, uitsluitend schriftelijk

in te dienen
bij
de directeur S A. WOLDRINGH,

Goeman BorgesiisIaan 5, Groningen.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 6 Dec. as, in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Haven
141,
Schiedam

flV

Overheidsinstelling, nauw contact hebbende
met de buitenlandse handel, vraagt

enige bekwame krachten

voor de vervulling van betere functies.
Sollicitanten moeten economisch cn commer-
cieel goed onderlegd zijn en over minstens enige
jaren practijk beschikken, bij voorkeui op im-
en exportkantoren.

een econ. drs of econ. georiënteerd jurist

mef enige jaren ervaring in het bedrijfsleven
bij de overheid. De taak ligt hoofdzakelijk op
het gebied van het internationaal betalingsver-
keer.

een jong jurist(e) of juridisch candidaat

voor werkzaamheden op de afdeling, Secreta-
riaat. Moet goed stylist(e) zijn.

een chef

voor een harer afdelingen. Voor ‘deze functie is –
een ruime theoretische en practische kennis op
het gebied van het internationaal handels- en
betalingsverkeer vereist.’ .Academische opleiding
Economie strekt tot aanbeveling.

Schriftelijke sollicitaties te richten tot de
Cen-
trale Personeelsdienst, Binnenhof 4, Den Haag,
onder motto:
L/U-51,
met vermelding van de
letter der functie waarvoor men in aanmerking
wenst te komen.

,,HOLLAN DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

-HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor. Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. li4ees en Zonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eho-
nome, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco
per post, voor Nederland
/
26
0
per ja&r,
voor België/Luxemburg
/
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
/26,
overige landen
128
per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspdndentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
1
4
1
, Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).

1

Losse nummers
75
cents, resp. 12
B.
francs,

Auteur