4 TÏTF TJP.SPRCHT VflORBRHOJDEN
zconomisch Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
33E
JAARGANG
WOENSDAG 24 MAART 1948
No 1611
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
F. de Vries;
–
J. H. ‘Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Min3; J. van Tichelen; R.’ Vandeputte;
P. Vers ichelen.
Cegeens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde pan dit nummer.
De rubriek ‘,,Dezer Dagen” is in dit nummer verplaatst
naar blz. 223.
INITOIJD:
Blz.
De artikelen van deze week ……..223
D e z e r Dgen …………………………223
Naar de Russische superstaat of naar decentr1isatie
van de staatsmacht?.door Mr K. P. pan der Mandele
224
De politiek van het ruime geld
door C. S. Jonker….
225
Intrnati6nâle belangehkoppeling in de tuinbouw
door W. J. San gers
……………………..
227
Statistische bejaling van de gebruiksmogelijkheid en
het gebruik der wilde binnenvloot
door H. A. A.
de MelQerda ……………………………..
230
Ondernemer en paritëit,
door J. Verste, …………
233
B oekbespreking:
TJ. S. Visser, Mr P. O Sanderse, N. Ypenburg en J. L. I)uiter,
–
,,Belastlngherzlenlng 1947
11
,
bespr.
door
J. C. Brezet
..
234
Aantekening:
De tinniarkti
………………………………….
234
Internationale notities:
E.R.P. en inflatie
………………………………
230
Hyperinfiatle in China
…………………………..
230
De internationale tarweconferentie
………………….
280
Een Engelse stem over Nederland
………………….
237
Geld- en kapits1markt ……………………237
S t a ti st ie ken:
B
ankstaten
…………………………………..
287
Prof. Mr G. W. J. Bruiîis t
Geheel onverwacht is een merkwaardige persoonlijkheid
de Nederlandse gemeenschap ontvallen. De stichter van
dit weekblad, die als eerste redacteur er zijn naam aan
verbond en er zijn etempel op drukte, is heengegaan.
Een merkwaardig man: een scherp verstand, een
verrassend snel begrip, een uitermate brede belangstelling.
1-Jet was steeds en v65r alles het actuele, dat hem trok. Het grotere werk, waartoe hij zeker in staat zou zijn ge-
weest, werd verdrongen door de grote vraagstukken van
de tijd. Op die vraagstukken wist hij met zijn scherpe
onderscheidingsvermogen, waarin verstandelijke over-
weging en intuïtie in de juiste verhouling gemengd waren,
een kijk te geven, die voor menigeen nieuwe perspectieven
opende. Wanneer het volgende actuele vraagstuk op ge-
heel ander gebied lag, was dat evenzo: met verwonderlijke
snelheid werkte hij zich in op terreinen, welke hem tevoren
vreemd
aren geweest.
Iemand met zulk een zich steeds vernieuwende belang-
stelling en zulk een snelle en scherpe geest is niet bestemd
om jarenlang éénzelfde ambt te vervullen. 1-lij is de ideale
man-ter-beschikking voor adviezen, onderhandeling, toe-
zicht, vertegenwoordiging. Bruins bewoog zich gemak-
kelijk, sprak vlot zijn talen en er ging een zekere bekoring
van hem uit, die hem in staat stelde relaties aan te
knopen en vast te hoûden, zodat hij voor alle vermelde
functies van grote waarde was. Dit alles ging gepaard
met een onmiskenbaar organisatietalent.
Zijn loopbaan wijst het uit. Ambtenaar ter provinciale
griffie van Zuid-Holland, hoogleraar – en eerste rector-
magnificus in’ de moeizame opbouwperiode – aan de
jeugdige ‘hogeschool te Rotterdam, Volkenbondscommis-
sans hij de Duitse Rijksbank, Koninklijk tommissaris
bij De Nederlandsche Bank, Directëur van het Clearing
Instituut, Bestuurder van het Internationale Monetaire
Fonds. Daarnaast talrijke adviserende en representerende
opdrachten, in binnen- en buitenland, teveel om te ver-
melden.
Hier zij vooral gememoreerd zijn redacteurschap van de’ ,,Ecoiiomisch-Statistische Berichten”. In de
oorlogsjaren 1914-1915 was van, vele zijden, uit het
bedrijfsleven, uit de wetenschapsmilieux, uit de jonge
Rotterdamse studentenwereld, de wens opgekomen,
een Nederlands economisch tijdschrift te hebben, gewijd
aan de vraagstukken van de dag. Bruins nam het initiatief,
verenigde de krachten en verrichtte de daad: Met nog
zwakke krachten, met redacteuren, die somtijds op het laatste ogenblik, in ‘enkele nachturen, open kolommen
môesten vullen, waagde hij de start. En het lukte, mede
door de oorspronkelijke kijk, die zijn artikelen op de
financiële, monetaire, handèlspoljtieke en internationale
vraagstukken van de-dag gaven.
Nog steeds heeft dit weekblad zowel de uiterlijke vorm
als de redactionele o’pzet, welke het voor zijn eerste num-
men, dd. 5 Januari 1916, van Bruins ontving. Dankbaar
gedenken wij hem, die de juisté weg heeft gebaand.
LEES:
f
4 gao.
TØTE
,,HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
–
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
ti
to
tot
ESTABLISHED 1878
An Indèpendent Journal of Finance
and Trade
– *
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
*
Contains most complete range of
British economic and financial statist-
ks published in any weekly journal
*
World wide circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to inciude all supplements). £ 3:2:6
(fi
33,40)
A Spealal Suppiesnent on Eeononiic (‘om-
riitions in The Nethe,’lad.9 was published
om Jamrary,,31. .4 Umited number
of
this
Suppientent remain for sate.
LOYDON: 51.,(L4X2iON ST1tEJ3JT, E.C. 4
Verm’oqensheffingen
Ohjecti(‘ve
en
dekundie
voorlichtiii’g aan bedrijven en
particulieren die een deel van
hun vermogen moeten. vrij.
maken voor belaling der ko.
nende heffingen, verstrekt de
Naa,nl. Venn.
• Holkindsche
ReIegin- en
ZI
Beheer Mij.
Anno 1930
Keizersgracht
706
–
Amsterd..m
C
.
Comml,sarissenl
Prof. Ir. 1. P de Vooys;
Drs. f. H. G1spen;
Mr. J. E. Scholtens.
Directie1
Gerlof Verwey;
Dr, F. Ph. Groeneveld:
A. C. Leeuwenburgh.
H
12
Behandeling van alle
•
bankzaken
*
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEES & ZOO’NEN
BANKIERS EN ASSLJR*NTIE-MAKEt.AARS
AMSTaRDAM . ROTTERDAM . S’GRAVENHAGE –
OBLFT . SCHIBOAM – VLAARDINGEN
POUERDÂMSCHE
BANK
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
REISC H
Ëou
ES
VOOR
BELGIË
DE
,,
IVADUS’
1l$M4Ct
OR HP$0’4t4S1R0414
HERE
Maakt gebrifik,
van onze speciale rubriek
,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitan-
ten voor leidende functies
Ems
Verliesposten Voorkomend Systeem
bestaande uit 4 Diensten
–
V.V.S.-
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan.
vaard als onderdeel der debiteuren.administra’
tie, zal het van groote practische waarde blijken
0
te zijn.
Onze V.V.S..brochurc wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Yan der Graaf & Co’s bureaux voor den handal H.Y.’-
Amstelsiraat 4-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (5′ lijnen)
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATIST ISCHE BERICHTEN
223
DE ARTIKELEN VAN
DËE WEE
Z
K.
Mr Ii.-
P. van der Mandelo,
Naar de Ruisische supertaat
–
of .naar decentralisatie van de staatsmacht?
Nu de Sovjet-Unie bezig is de organisatie van het
,,roebelblok” in snel tempo te
–
voltooien, moet in het Westen
een weg worden gebaand naar snelle en krachtige coördi-
natie van belangen. In drieërlei opzicht zal richting worden
gegeven aan een economisch verband tussen de Westelijke
deelgenoten. In de eerste plaats wil men streven naar
regiohale’ saaienwerking, op yoorbeeld van Bénelux. Ten
tweede wil men tot een super-nationale economische bin-
ding komen. Ee’h derde richting hangt samn met het
Marshall-plan, door hetwèlk een cdiitrale clearing van
dollarleveranties tegen West-Europese leieranties mogelijk
wordt. Nederland dient deze lijnen te onderkeûnen, beréid
om mede te werken.
C. S. Jonker,
De politiek van
,
het ruime geld:
Sinds 1925 wordt de-geldpolitiek beheerst door hét stre
ven naar ruim geld. Het toen ingevoerde stelsel
,
%vas in feite
een inflatiouistisch geldsysteern, dat geleid heeft tot een
multipele credietcreatie over dé’ gehele wereld. De ruim-
geld-politiek, voortgezet na 1929 en ook thans nog in
zwang, veroorzaakt een onveranderd nadelige beïnvloeding
van de waarde van hpt geld; het leven vordt steeds duur-
,
der, de export wordt bemoeilijkt. Terugkeer tot een meer normale economische ontwikkeling vereist een gezonder
geidpolitiek. Indien om politieke rédenen een gezonder
monetaire en budgetaire politiek ni,et mogelijk zal zijn,
zal een derde prijs- en loonronde en een nieuwe devaluatie
uiteindelijk onvermijdelijk zijn.
W. J.
Sangers,
Internationale belangenkoppeling in de tuin
bouw.
••-
Inteinationale economische betrekkingen zullen be-
stendiger zijn; naarmate wederzijds méér parallele belan-
gen in het geding komen. Van dergelijke parallele belangen
– en’ ook van strijdigé die internationaal een afstotencle
werking uitoefenen – geeft onze tuinbouw verschillende
vooibeelden. Zo is er een belangencontroverse tussen onze
kasbloemkwekers en onze . bloembollenexporteurs, wjer
belangen echter parallel lopen met die der buitenlandse
,,trekkers’k Paralleliteit en strijdigheid – van belangen
hebben verschillende handelspolitieke conseuentïes,
welke,ten einde het ontstaan van internationale en natio-
nale weerstanden zoveel mogelijk te beperken, niet mogen worden verwaarloosd.
H. A. A
(le j%Ielvertla,
Statistische bepaling van de gebruiks-
mogelijkheid en het gebruik der wilde binnenloot.
De statistieken dci’ wilde binnenvloot, zoals zij regelma-
tig verschijnen in de ,,Maandstatistiek van Verkeer en
Vervoer in Nederland”, bevatten weliswaar een schat van
gegevens, doch zij blijven op enige belangrijke punten
lacunes vertonen. Daardoor ontstaat het gevaar, dat men
de bechikbare gegèvens onjuist inteepreteert. De belang-
rijkste lacune is het ontbreken van een indicatie’van ge-
bruik eh gebruiksmogelijkheid der vilde binhenvloot.
Bewerking der gegevens ter aanvullin’dezer lacune –
vaaryoor schr. een §chema geeft – levert een ‘aantal be-
langrijke kehgetallen op, waardoor het overheidsbeleid een
veel juistei richtsnoer zal worden gegevén. –
J. Verster,
Ondernemer en paritit.
Toegegeven dat de zelfstandigheid •der ondernemers door paritaire bnstuurscolleges in de te vormen bedrijf-
schappen wellicht niet sterk zal worden aangetast, zijn er
tegen pariteit toch erhstige bezwaren. Deze zijn zowel
theoretisch – in lagere örganen hebben de door de colleges te nemen beslissingen slechts geringe sociale repercussies
– als practisch van aard. Wordt voorts het ontwerp van
wet op de ondernemingsraden ongewijzigd van kracht,
dan zal de pariteit de zelfstandige functie van de onder-
nemer ernstig bedreigen.
DEZER DAGEN
gaan de volken naar een schijnbaar di&ptepunt. Door
elkaar klagen de stemmen aan. De President der Verenigde
Staten heeft het woord genomen voor de volledige volks-
–
vertegenwoordiging; hij heeft gewezen op de noodzaak
het onmisbaarprogram van hulp aan Europa te steunen
door militaire paraatheid van de Verenigde Staten. In
een doorgaande klank heeft zijn Minister -ï,an Buiten-
landse Zaken deze. woörden onderstreept. Zij, hebben de
beschuldiging van geestdrijverij van zich willen houden;
met nadrûk heeft de President vooral gewezen op de
opengehouden mogelijkheid tot betere internationale ver-
standhouding. . .
1-Jet eerste verzoek, waarmede de drie overige grote
mogendheden zich in dit opzicht tot Rusland richten,
schijnt eerder geschikt om tot nog scherper uiteenzetten
der standpunten te leiden. De Westelijke mogendheden
zijn er,
voor,
Triëst
vrij en onbelemmerd aan Italië terug
‘te geven. Tijd en plaats van bekendmaking, zomede de
motivering, geven dit verzoek een pragmatisch karakter;
het is zeker geen simpel gebaarvan internationale recht-
vaardigheid. 1-let eerste antwoord is een begrijpelijk
•scherp protest van Joegoslavië. ‘De Russen denkén nog; zij hebben over de Londense opvattingen betreffende de
toekomst van ‘West-Duitsland zich reeds geuit. De gealli-. eerde bestuusraad te Berlijn hebben zij de rug toegekeerd:
,,Wat magh hier doch anders uyt volghen. dan eén
inijnlijck ongenoeghen met een pijnlijk .’roeghen”, een
vraag van Coornhert, die de Amerikanen zagen als ant-voord op hun eigen – verdelingsplani van Palestina. Zo
wendden zij zich af van dit plan, het enige,-waarover;
zij, voorzover bekend, met de Russen gelijkelijk dachten. -Daar de Russiche vertegenwoordiger bij zijn oorspronke-
lijk standpunt bleef, is-men ook op dit punt uiteengegaan..
Dit is het continuo, dat de handeling overal vergezelt.
Ook sommige zeer stille. Zo vertrok de Finse delegatie
voor onderhandelingen naar Moskou, in de wetenschap,
dat de financiële eisen op het land gelegd reeds vôôr hun
vertrek waren verzwaard. , ,Een duldend hart, immers,
heeft het lot aan de mensen in de borst geplaatst”, schreef
Flomerus reeds.
Duldehd, maar niet lijdzaam. Daarom ook,mag de be-
weging naar het dieptepunt nog schijnbaar heten. Er is
een erkennen van een toestand, die tenminste van het.
einde van de oorlog heeft bestaan; het zien van de afgrond
is het eerste middel om het intuimelen te voorkomen,
ook al beklemt het sommige harten.’ ,,Maar de stant-
vasticheyd werkt meest zelve ,ende voorneemlyëk in den
voortgang van wel begonnen zalen”, het is weer de kloeke
Coornhcrt.. In deze geest was het streven van de Westelijke
samenwerking en de ernstige pogingen op de zestien-
landenéonferentie te Parijs. Zo zijn ook de handeisver-
dragen, die de economische functie van Europa als geheel
helpen schragen, waar Frankrijk door een gelijktijdig
verdrg met Italië en Polen een goed voorbeeld van gaf.
Een man, -‘iens verkkracht en plichtbetrachting
Nederland hierin tot steun zouden zijn geweest, is ons
thans öntvallen. Wij betreuren het verlies van oud-Minister
I-luysmans, bestuurder zonder pôlitiek apriorisme.
SOMMAIRE
Dr R. P.vander Mandele,
Le systènw t6talitaire soiétique
etla coopératidn occidentale.
C. S. Jonker,
La politique de monnaie
ci
bon marché.
W. J.
– Sangers,
Quelques aspects interd&iia’ux de l’hort-
cultute néerlandaise.
–
H. A. £
de
Melverda,
Analjjse statistiquè de ld ‘nep igation
intérieure aux Pays-Bas.
J. Verster,L’entrepreneur
,
etd.e conseil d’entrepr te.
224
ECONOMISCH.STATJSTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
‘1
NAAR DE RUSSISCHE SUPERSTAAT OF
.NAAR DECENTRALISATIE VAN
DE STAATSMACHT?
Wij staan veer ,,tussen. twee werelden”. De eerste grote
oorlog had aan de oude maatschappij reeds duchtig ge-
schud ; de tweede heeft haar zulke slagen toegebracht,
dat eën volledige he’roriëntering nodig is. Wij hebben de
taak niet alleen om steden, huizen en havens te herstellen
en. te herbouwen, maar tevéns om een reconstructie te
maken van ‘deStaat, van de fnaatschappij, van de wereld.
In die wereld’zijn met ruwe bijislagen geweldige kloven
gehakt; zijiszelfs over een grote lengte geheel gespleten.
Aan beide zijden’van die scheur geeft men er zich reken-
schap van, hoe
politiek-staatkundig
landen en volken moeten
worden geregeerd, gegroepeerd, gedecentraliseerd: geë-
mancipeerd.
., .
Aan deene zijde, de Oostelijke, heeft men het grote
voördeelvan niet te twijfelen, in welke richting men heeft
te gaan. Deo1ouv’ yan het nieuwe systeem is reeds lang
geleden begonneb;het heeftal vele proeven en beproevin-
gen doorstaan en het heeft reeds zovele correcties onder-
gaan, dat then nusterk-bevust’ en krachtig kan aansturen
niet’alleen op consolidatie van de oude kernlanden, maar
ook op een integrering van buurstaten in dat systeem op
zodanig
–
principiee1-consekwente wijze,’ dat kern en rand
één stevig geheel zullen worden. Dit alles uitgevoerd op
de snelle,
doortastende
wijze die het kenmerk is van’ het
totalitaire.
Aan de andere zijde, de democratische, is men nog aan
het
ajtasten
hbe en wat en Aiaar men moet bouwen, her-
bouwen-vernietiwen, samenvoegen of scheiden. De Staten
en volken mceten echt nog uit zich zelf tot rust en consoli-
datie komen; geen Staat die hen dwingt, hoogstens wordt
hulp en steun en goede raad geboden.
Naast deze evoluties op het, gebied van de
staatkundige
politiek
komt sterk naar voren – hoe kan het anders –
de
economische politiek:
devereld; de staatkunde, het
herstel, de 6pbouw, zij worden iimcrs alle thans volkomen
door de économie beheert. –
De economische politiek yan het Oosten en in het bij-
zonder danten aanzien van Oost-Europa. Rusland heeft
altijd gehoojt de plaats van Duitsland in het Oosten in
te kunnen ‘nemen en zrl dit nu doen door Oost-Europa –
het ijzeren goi’dijn blijft sedert Londen iii’imers definitief
gesloten -. sterk te industrialiseren. Het brengt daarmede
het Vèsten ‘harde slageh toe. Immers, de economische
structuur van Oost-Duitsland wordt er geheel door ge-
wijzigd: het levert niet mêer ‘de voortbrengselen van de
bodem aan
–
de’Westelijke industriegebieden en bovendien
berooft het het ‘Vesten van hoogst belangrijke afzetge-
bieden en expansiemogelijkheden. Want samen met Polen
en Tsjechoslowakije zal het, steunende op het krachtstation
Opper-Silezië, niet alleen leveren in de richting van het
Oosten, maar ook naar het Zuid-Oosten, de Balkan, waar-
heen vroeger de stroom van industrieproducten uit het
Westen kon vloeien. Die industrialisering is nu al met
grot& kracht en voortvarendheid ter hand genomen. Alles
,, la Russe’..’Eigenaren van ondernemingen van meer
dan vijftig arbeiders zijn er uit gestoten, de fabrieken ver-
ken onder 1eidi6g’ ian irgenieurs en voormannen – of
vrouwen verder met grote energie, zonder zich aan een
achtuursdag te storen en tegen premieloon. Hele fabrieks-
installaties zijnuit het Westen overgebracht en zijn op
korte termijn iii werking gesteld – Rusland heeft, volgens
Potsdam, imm’W’recht op 25 pCt van de buit in het Ruhr-gebied – en algemeen wördt verwacht, dat vÔôr het einde
van het jaar de” Rische zône van Duitsland (Berlijn
incluis) en die van Oostenrijk volledig zullen zijn ingescha-
keld.
lIet wordt allè tenslotte uit één grote commandotoren
geregeld. Polen wordt verzocht – om staal, te leveren aan
Roemenië en zal betaald worden met benzine, en Praag
wordt uitgenodigd oiii suiker naar Sofia le zenden tegen
ladingen tabak. En de grote graanschuur van Rusland
zal opengezet worden voor al de vazalstaten, die in voedsel-
nood zouden dreigen te komen, tegen voldoening in indus-
trieproducten natuurlijk. Het is alles eenvoudig, duidelijk,
sluitend, goed georganiseerd, en waarschijnlijk behoorlijk
productief.
Alléén – het komt tenslotte alles uit het gezag van de
superstaat, uit die éne commandotoren, en het is juist
daarom voor het Westen niet acceptabel en niet uitvoer-
baar, omdat de Westerse mens uiteindelijk vrij w’ïl zijn en
niet gecommandeerd wil worden.
Voor die geestelijke vrijheid, voor die vrije wil en voor
ht behoud va,n de kracht van het individu, zal het Westen
duchtig moeten ploeteren. Men zal als tegenspeler in het
grote economische wereldgeheel onmogelijk kunnen
blijven werken met al die grotere en kleinere deèlstaten,
die elk op zichelf een eigen welvaartspolitiek drijven,
dikwijls of meestal de anderen hinderend en belettend tot
expansie te komen., Er moet een weg gevonden worden
tot een sterke coördinatie van al di nog zwevende of los-
geslagen belangen in West-Europa en het is zaak, dat deze
coördinatie snel komt èn dat zij krachtig en ,,workable” is.
Men heeft de laatste tijden gedacht en gezonnen, gezocht
en gedwaald ,,â l’anglaise”, maar het schijnt dat men er
– zoals altijd – tenslotte toch weer in geslaagd is de rechte
weg uit de doolhof te vinden. Zien wij goed, dan,zal in
drieërlei opzicht richting worden gegeven aan een econo-
misch verband tussen de deelgenoten aan wat wij nu maar
noemen zullen de Westelijke wereldhelft.
In de eerste plaats wil men streven naar regionale
samenwerking. Benelux heeft op dit gebied baanbrekend
werk gedaan. 1-let heeft stoute en moedige plannen be-raamd en het heeft al het een en ander tot stand kunnen
brengen,
al
heeft’het reeds nu ondervonden, hoe moeilijk
en zwaar de weg is om een tolunie of een economische
unie niet alléén te beramen, maar ook in werkelijkheid
om te zetten. Zelfs Minister Spaak, één van de vaders van
de gedachte, weet dit. Desniettemin gaat men moedig op
het moeilijke pad voort, bewust, dat de pogipg aan de
andere zijde .van de Oceaan met de grootste belangstel-
ling wordt gadegeslagen, en overtuigd, dat het gegeven
voorbeeld anderen inspireert. Daardoor ook heeft zonder
twijfel Frankrijk, da,t de Saar al tot zich wist te trekken,
regionaal een verder economisch contact, gezocht
q
oor
onderhandelingen met Italië te openen. Daardoor ook zijn
zeker de Scandinaviërs (Danosve) aangespoord tot po-
gingen voor een economisch verbond. En de wens bestaat,
dat Benelux zelf met Ruhr en Rijnland tot een regionale
samenwerking zullen worden gebracht.
Engeland zal hier buiten blijven staan. Het kan nu
eenmaal geen economisch verbond op brede basis met het West-Europese continent aangaan, omdat zijn verhouding
tot de Dominions dit verbiedt. De Britse terughoudend-
heid op dit gebied, die zich telkens manifesteert, heft elke
twijfel hierover op. ‘Wel werkt Engeland op ander terrein
in regionaal verband buiten Europa: zo werken Brits- en
Frans-West-Afrika samen om de grondstoffen van hun
gebied gezamenlijk te exploiteren, waartoe de Belgische
Congo en Portugees-West-Afrika 66k zijn uitgenodigd. En
als wij ertoe bereid zijn, zal 66k een nauwe regionale samen-
werking in Zuid-Oost-Azië met de Britten mogelijk zijn.
Men weet, dat deze regionale samenwerking veel tijd en
veel geduld zal kosten en tenslotte niet voldoendè zal
blijken te zijn. Men weet, dat Engeland hierin niet mee
kan spelen en men heeft nu een weg gevonden, die voor
Londen, en voor Washington, aanvaardbaar is en die toch zeer snel tot het doel ‘van een West-Europees economisch
verband leiden kan. Lord Van Sittart heeft op 28 Fe-
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
225
bruariji., blijkbaar op verzoek van het Foreign Office en
van het State Department, een rede gehouden; hij zeide
daarin, dat het Westen tot een iéél ruimere samenwerking
moet komen dan tolunies en West-Europese federaties.
De bedoeling daarvan moet zijn om onze economie als het
ware uit ons politieke nationale leven te ‘lichten en het
supernationaal te verbinden. Dit schijnt niet zomaar een
fantasie in woorden of op fapier te zijn; het is in feite al
ter hand genomen. Men zal het trachten uit te – voeren
allereerst voor de belangrijke goederen als kolen, ijzee en
staal, voor textiel, voor verkeer en energie en later wellicht
voor andere takken van bedrijf als de aannemerij en de
scheepvaart, die zich beide voor internationale samen-
w’erking zo bij uitstek goed lenen. En zo schijnt een
,,Western-European Steel Corporation” al op gang te zijn.
De Britten praten er over met de Belgen en natuurlijk zal
Luxemburg en zal ook de Ruhr hierin betrokkn worden.
Maar, en daar gaat het nu om, die Corporaties of hoe zij
zullen heten, zullen berusten in handen van het bedrijfs-‘
leven, d.w.z. zij zullen de vereniging zijn van de grote con-
cerns in iedere tak daarvan,
hetzij zij Qrij zijn of genationa-
liseerd.
Een Goal Corporation” zal bestaan uit de corn-
hinatie van staatsmijnen hier en privé-mijnen ginder; een
verkeerscorporatie zal onder zijn leden kunnen tellen
particuliere ondernemingen, staats- of ook wel gemengde
bedrijven. Maar zij zullen supernationaal worden samen-
gevlochten. Niet dat zij een superstaat zullen vormen: juist
niet. In ieder land zullen de delen hun nationale leven
kunnen.leiden naar de eigen wetten en voorchriften, maar
.vooi’ de grote gemeenschappelijke belangen zullen zij in
nauw contact samenwerken onder een gemeenschappelijk
bestuur, een ,,superboard”, die voor de gemeenschappe-
lijke West-Europese leden op zal treden. Het behoeft geen
betoog, dat zulk een corporatie een sterk economisch blok
zal vormen, dat stabiliserend en normaliserend zal werken,
dat grote leveringen en grote praestaties aan zal kunnen
en dat financieel tot veel in staat zal zijn, vooral ook
daarom, omdat het waar nodig gemakkelijk de faciliteiten
zal krijgen, die’ voor een individueel lid of een individuele
groep onbereikbaar zouden zijn. Zal niet een groot West-Europees aannemersverbond met meer durf en gemak de
regulering van de Amazone-vallei aan kunnen dan verdeeld
in groepen? En zullen de Verenigde Staten niet veel liever
dergelijke ondernemingen financieren dan alsmaar bodem-
loze schatkisten vullen?
Een contact met de Regeringen van West-Europa zal,
natuurlijk, nodig zijn. Want die grote supernationale
lichamen zullen uit de aard der zaak politiek gewicht in
de schaal leggen. Maar het grote onmiskenbare voordeel
van deze oplossing is, dat een deel van al die economische
taken, welke nu via rijksbureaux en rijkskantoren in de
handen van de Staat dreigen al te glijden, cjooe getrainde
en ervaren stuurlieden uit de bedrijfswereld – genatio-
naliseerd, gemengd of vrij – zullen worden geleid.
En in plaats van de almacht van de superstaat krijgen
wij een decentralisatie van de staatsmacht, die ‘tot grote
kracht en efficiency zal kunnen voeren. Het is het com-
promis tussen kpitalisme en socialisme:
supei-nationaczl
komt door de autonome lichamen het privéinitiatief tot
uitdrukking en
nationaai
laat men ieder land de recht-
vaardige verdeling in eigei hand houden.
Er is odk nog een derde richting, die zich aftekent. Het
schijnt wel zeker te zijn, dat Washington, voor het geval
het Marshall-plan doorgaat – en de waarschijnlijkheid
daarvan rijst met de dag – voornemens is om zelf in te
kopen wat het geven en leveren wil, zowel op eigen markt
als elders in de Western I-Iemisphere. En het zal dat alles
doorgeven naar Europa ,,en bloc”, niet aan de landen
afzonderlijk. Een hieromtrent kortgeleden afgelegde ver-klaring van Lewis Douglas, Amerikaans Ambassadeur te Londen, laat geen twijfel: de Verenigde Staten zijn voor-standers van de oprichting van een krachtige permanente
centrale organisatie, welke . toezicht moet ‘houden, op de
maatregelen voor het economisch herstel van Europâ.
Dit zal, met er naast een centraal West-Europees kan-
toor, moeten leiden tot een centrale clearing van de dollar-
goederen tegen de leveranties’ en praestaties van West-
Europa. En zo schijnt zich tegenover het roebel-blok te
zullen vormen een Wïesters blok, administratief onderver-
deeld in een dollargebied voor Noord- en–Zuid-Amerika
en de Pacific en een sterlinggebied, dat het overblijvende
deel van de wereld zal kunnen omvatten
– .wf
Dat zal de opening kunnen zijn van een nieuwe wereld,
en de vraag mag gesteld of het bedrijfsleven, zoals wij het
kennen, er zich zo maar in thuis zal ‘kunnen voelen. De
grote-groepen – olie inbegrepen – zijn er uitgelicht; de
transacties in dollars geleid via een groot clearingbureau.
Hoe zal de gewonç handelsman of industrieel’er bij varen?
Als
de ontwikkeling komt zoals zij hier wordt voorspeld,
aan zal voor de gewone manuit het bedrijfsleven nog een ruime taak kunnen overblijven binnen de administratieve
gebiedeii van £ en
S,
en vel voor die goederen, welke niet supernationaal verbonden zijn. Geen enkele, reden, waar-
om geen rubber van Indonesia of Singapore -naar Skan
dinavië zou worden-verhandeld of sinaasappelen van Span-
je naar Engeland. Geen enkele reden ook waaröm.Neder-
land geen stofzuigers meer naar Zweden en waarom West-
Duitsland- – want dat wordt ook in
g
eschakeld— geen .vor-
ken en lepels naar Italië of Pakistan zou leveren. Maar als er
verkocht wordt naar de overzijde yan.de oceaan, bier of aarde’erk of sigaren, dan zal de transaetie,worden afge-
wikkeld via die West-Europese .clearingrnet New York,
welke de Congresleden te- Washingtonde geruststelling
zal geven, dat er piet altijd door- meQr geld aan Europa
wordt toegeworpen waarvan men: niets meër terugziet
En omgekeerd zullen op, de duur,’verkooptransacties in
vlees van Argentinië hierheen op dezelfde wijze kunnen
worden gelikwideerd……
Wanneer dit allës ‘zich “ô gaat ontwikkelen – en als
het komt, komt het spoedig – dan zijn er
1
voor Nederland
twee din
g
en onverbiddelijk nodig. –
Vooreerst: dat er een Regering zal zijn, hetzij die’ Welke
blijft, hetzij die welke komt, die de grote lijnén onderkent,
lan
g
s welke thans de politiek en de politieke’ economie
moeten worden gevoerd, en die mede zal willen werken om
aan deze nieuwe begrippen vorm te geven.
En dan: dat ons ‘volk opnieuw zal weten uit te rijzen
boven de grauwe massa der volkeren en dat het zal weten
te leveren de mannen en de vrouwen, die bereid en in staat
ullen zijn hun taak in deze nieuwe wereld aan te vatten
en te begrijpen en die in de noodzakelijke gebondenheid
van de ontwikkeling der dingen zich toch geestelijk vrij zullen weten te voelen en die bereid ‘zullen zijfl, als het
moet wederom bereid, die vrijheid te ,,verdedigen.
Rotterdam, Pasen 1948.
– K, P. VAN DER MANDELE
DE POLITIEK VAN HET -RUIME’ GELD.
– Sinds 1925, toen de valuta’s van de econofiiisch belang-
rijkste landén weer aan het goud gekoppeld werden, wordt
de geldpolitiek beheerst door het strvén naar ruim geld;
de politiëk van het ruime geld lag reedsten gio’ndslag aan
het in 1925 ingevoerde -Gold-Exchange-Curi’ency-System”
en- vormde -later een onderdeel van – de. goe.dkoopgeld-
politiek. Ten’einde een goed inzicht ‘te verkrijgen in de kern
van deze nieuwe ge.ldpolitiek en- daardoor in -har gevolgen,
is het nuttig de afwijkingen ‘-van het ,nieuwe geldsysteem
ten opzichte van het oude systeem van -véÔr 1914 onder
‘het oog te zien. Dit is te meer geWent,’ ôrndat men op die
wijze een aanknopingspunt vindt vÖèrde’evolgen van deze
geldpolitiek in de tegenwoordige economische ontwikkeling.
Periode ç66r 1914.
Bij de Gouden Standaard vn véér ,19f4
.
kon iedereen
226
»
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
– binnenlander,of’buitenlander – onbeperkt bankpapier
en rékening-courant-tegoed bij de’Circulatiebank omwis-selen in» gouden standaardmunt of in -baargoud tot vast-
gestelde prijs Wanneer door omstandigheden, die thans hier niet ter zake doen, zoals bij». te vrijgevige-crediet-
verstrekking, ‘te sterke uitbreiding van de uitstaande
schuld van de Circulatiebank had plaatsgevonden, leidde
de geldruimte ;meestal tot versterkte opleving van het
binnenlands èconomisch leven in de ruimste zin des woords.
FIet gevolg daarvan was verhoging van het prijs- en loon-
niveau en indien daardoor» de productieksten zodanig
werden beïnvloeLl; dat de exporterende bedrijven nadeel
ondervonden» wthui concurrentievermogen op de buiten-
landse markten»betreft’werd de betalingsbalans ongunstig
beïnvloed en ontstond
i
lzoalgrmen dat tegenwoordig noemt,
een tekort aan buitenlandseifdeviezen. Door verhoging
van de rentetarieven trachtte •de Circulatiebank dan
meestentijds het -te sterk -uitgebreide credietvolume te
reduceren; indiendit»niet gelukte, vond uiteindelijk goud-
uitvoer plaats.
Hier komt de kern van de Gouden Standaard in het
spel; de »goid»uitvoer vond nl. niet plaats als salderings-
middel van de betalingsbalans, zoals vrijwel algemeei
wordt aangenomen. De rëden, waarom goud dan wel werd
uitgevoerd, moge iets uitgebreider worden uiteengezet.
Vergrote geidhoeveelheid heeft de tendentie het geld in
waaideteddlrdalen. Dit kan als volgt worden ‘verklaard.
Volgens de wet van vraag en aanbod daalt de ruilwaarde’
van ieder goedzodra het aanbod, gegeven de vraag, wordt
verruimd;, verruiming van het aanbod »van goederen ten
opzichte»van dat yan geld, leidt tot daling der prijzen.
Evenzeer geldtde..wet van vraag en aanbod voor het ver-
keersgoed: geld. Verruiming ,vanhet geldaanhod betekent
vermindering van de waardevahl’het geld t.o.v. goederen.
Wanneer dus in een land. alsgevblg van verruimde geld-
voorziening de goederenprijzenistijgen, is dat niets anders
dan vaardevermindering.vamhetrgeld.
Waar bij de originelé Gouderi’Standaard de goudprijs bij
de Circulatiel5auk vaststond en onveranderd bleef, werd
bij deze ontwikkeling goud automatisch het goedkoopste
exportartikel. In geval van goüduitvoer zou deze eventueel
zolang kunnen, voortgaan als de verminderde waarde van
het geld voortduurde,
m.a.w.
zÔ lang tot het geldvolume
niet meer de: behoefte overschreed. »
In de practijk vond echter •de gouduitvoer niet altijd
plaats. Dit kaiials volgt woden verklaard. Aangetrokken
door de verhoôde.renté.alsook door de zekerheid, dat het
betreffende land»goudrzou uitvoeren indien nodig, of door-
dat hiermede’re’eds .een begin»was. gemaakt, waaruit bleek,
dat men zich aan de regels van de Gouden Standaard hield,
vond invoervan bpiten1aidskapitaal voor korte of lange
belegging plaats.Di± betekende vraag naar de valuta van
het goud-uitvoerend
»
land, zodat het deviezentekort
ohield te bestaan. In de practijk bleek bijgevcilg, dat
goud niet.het’salderingsmiddel was,doch dat door kapi-
taalinvoer – . aangetrokken door de »verhoogde- rente
– het evenwicht :inde betalingsbelans werd hersteld.
De doorwerking van de verhoogde rente op het nitstaand
credietvölume»..iran de .Circulatiebank leidde op de duur
vanzelf .tptvefmindeping van de te grote circulatie.
– De reden,.waarom goud als standaard boven alle goede-
ren was verkozenwas voornamelijk hierin glegen, dat er
slechts zeer .geringe vraag naar goud uit, andere oorzaken
dan vbor monetairg doeleinden bestaat,
»
terwijl de hoeveel-
heid op korte tèrmijn vrij constant is. Veranderingen in
de waarde van hot&géld – of in.â.w. in de prijzen van goe
deren
t
–
werden bij dat telseldus niet veroorzaakt door
factoren bij het geld.
,
zelf gelegen, doch Aoor ontwikkeling’
»aan de goed erenzijde »van .het econorniscl leven.
Period 192$-1929. –
. ,’.,
Met deze schetsmatige uiteitting vn’hetenvan
de Gouden Standaard moge hiei worden volstaan Thâns
beschouwen wij het , ,Gold-Exchange-Currency-System”.
De reden, waarom in 1925 werd afgeweken van de» oor
spronkelijke kerngedachte van de Gouden Standaard, was
gelegen in het feit,
»
dat men het £ wilde brengen op de
oude goudwaarde van véôr 1914, alhoewel het die waarde
hog niet had verkregen.. Bij toepassing van de regels
van de Gouden Standaard zou goud het goedkoopste
exportartikel van Engeland zijn geworden en bovendien
zou de rente in Engeland hoger dienen te zijn geweest dan
die in andere landen met het oog op kapitaalbeweging en
ook teneinde daardoor credietverkrapping en zodoende
druk op het prijspeil te bewerkstelligen. Engeland wenste
echter zijn plaats als ,,World-Clearing-House” te behouden
en had er dus belang bij zo weinig»mogelijk goud te verlie-
zen en de rentevoet niet te sterk te laten stijgen.
Engeland bevorderde om deze redenen de invoering van
het ,,GoldExchange-Currency-Systenr”, waarbij de opzet
was, dat de circulatiebanken, die in het bezit waren van
een ruime goudvoorraad, waaronder Nederland, daarvan
goud afstonden aan de Bank of England, zodat de dekking
van het £ werd verhoogd. In ruil ontvingen die circulatie-
banken dan pondenwissels terug, rentegevend goud ge-
noemd. Uit noodzaak werd al spoedig aan dit systeem
uitbreiding gegeven en gingen vele circulatiebanken er toe
over, ook in de open wisselmarkt pondenwissels te kopen.
Het gevolg van deze wisselaankopen vo& Nederland
was hetzelfde als dat van goudinvoer: de geidmarkt werd »
verruimd; zodoende ontstond de ,,self-supporting money-
market” en werd een ,,easy-money-policy” gevoerd. Door
een reservoir
van geldmiddelen te creëren bedoelde men-
»discontoveranderingen en gouduitvoer zoveel mogelijk te
vermijden. »
De hoofdzaak bij dit alles was echter, dat de te lage
waarde van het £ kon blijven voortduren zonder dat goud-
uitvoer van betekenis of belangrijke vei»hoging van het
disconto in Engeland nodig was, omdat ook de waarde
van de valuta’s van de andere bij het Gold-Exchange-
System aangesloten landen was verlaagd als gevolg van
de overruime geidvoorziening. Vrije inwisselbaarheid in
goud was daarbij – om begrijpelijke redenen— niet meer.
mogelijk. .
In feite was het nieuwe geldsystem, al werd het in het
algemen weer als Gouden Standaard betiteld, een infla-
tionistisch geidsysteem, dat heeft geleid tot een multipele
credietcreatie over de gehele wereld. Grote productie-
uitbreiding van stapelproducten en evenzeer van de
industriële productie was het gevolg. Uiteindelijk moest
echter aan deze ongezonde ontwikkeling een einde komen:
dit was de grote crisis van 1929. ‘De ineenstorting van het
wereldprijsniveau,.die weer.het gevolg was van de alge-
mene overproductie, leiddé tot productie-inkrimping en
tot de grote werkloosheid; dit betekende het begin van
,,planning” en ordening; , »
Periode 1929-1939.
Bij alle valuta’s
»
bleek de geldhoeveelheid niet voldoende
aangepast te kunnen worden aan de door de crisis ver-
minderde behoefte, zodat de valuta’s zich stuk voor stuk
niet konden handhaven’ en de officiëlé goudprijs in over-
eenstèmming met de lagere waarde van het geld werd
gebracht. In plaats van echter bereid te zijn na de devalua-
ties de hoeveelheid geld in overeenstemming te hbuden
met de behoefte en een daartoe geëigende monetaire poli-
tiek te voeren, werd de politiek van het ruime geld niet
alleen voortgezet, doch werd deze verder met behulp van,
de daarmee gepaard gaande lage rente uitgebreid, ten be
P
–
hoeve van de stimulering in de conjunctuur. Dit betekende
echter, dat de ontwikkeling van het economisch leven bij voortduring kunstmatig werd beïnvloed door geldcreatie,
zodat noodgedwongen tot steeds verdergaande ordenings-
maatregelen moest worden overgegaan met het doel de
onverminderd voortbestaande wei1doosheid te bestrijden,
– grotendeels als. gevolg. van de föutieve geld-
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
227
ontwikkeling — er volgde teleurstelling na teleurstelling.
Periode na 1939.
Over de noodlottige gevolgen van de grote geldruimte
tijdens en als gevolg van de oorlog behoeft hier niet te wor-
den uitgeweid. Thans, n a de twede wereldoorlog, wordt
de politiek van het ruime geld nog steeds voortgezet en
dit leidt ‘tot soortgelijke gevolgen én dntwikkeling als
voorheen. De waarde van het geld wordt onveranderd
nadelig erdoor beïnvloed; het leven wordt steeds duurder
en deexport wordt bmocilijkt, al blijkt dit tengevolge
van de goederenschaarste nog nipt altijd even duidelijk.
De tegenwoordige gang van zaken op economisch gebied
zou minder teleurstellend zijn, indien de geldruimte binnen
de perken zou lunneh worden gehouden. Een zeer belang-
rijke fout in het tegenwoordige monetaire beleTd is,
–
dat,
men vaste wisselkoersen wil handhaven zonder op de
kwaliteit van de’valuta’s te letten, zonder de waarde van
het geld op peil te houden. – -.
Al bestaat de tiouden Standaard niet meeï’ en al wil
men .niets meer van goud weten, toch vindt elke valuta
zijn basis in het goud en is zijn waarde officieel vastgesteld
in goud. De waarde van de gulden is, bij de tegenwoordige
goudprijs van
f
2.970 voor 1 kilogram goud, 1/2.970 kilo
gram goud n zo is de waarde van het
£,
bij de officiële
goudprijs van 172 sh. 3 d. per ounce fine, 20/172,25 ounce
goud. En al bestaat de GouJen Standaard niet meer, on-
veranderd zal onverantwoorde uitbreiding van de geld-
hoeveelheid in een bepaald land geleidelijk aan voor de
toekomstige economische ontwikkeling nadeel betekenen
en’ dat land in een ongunstiger positie brengen t.o.v.
landen, waar de geldhoeveelheid niet wordt uitgebreid of
waar die zelfs vermindert.
Bij vroege!’ vergeleken is er dit grote verschil. Ten tijde
van de Gouden Standaard werd door rente- en goud-
arbitrage een verkeerde geldontwikkeling in een land
vrijwel onmiddellijk in de kiem gesmoord, zodat doorwer-
king van een te grote g!ldhoeveelheid op het economisch’
bestel intijds onmogelijk werd gëmaakt. Thans, tengevolge
van het ontbreken van arbitragemogelijkheden, kan de
ongunstige g’eldontwikkeling – waardoor het geld minder
waard w’ordt dan de officiële waarde – slechts tot uitdruk-
king komen in de doorwerking van de geldruimte op het
prijs- en loonniveau. Er ontstaan daardoor belangrijke
spanningen, waarvan voor een groot gedeelte handel en
bedrijfsleven en niet te vergeten de loontrekkenden de
moeilijkheden ondervinden. Uiteihdelijk zal het resultaat
bijzulk ,en ontwikkeling zijn – evenals het dit bij soort-
gelijke ontwikkelingsgang in .de dertiger jaren was in vele
landen – dat devaluatie onvermijdelijk zal zijn, omdat
herstel van he.t monetaire evenwicht door prijzen- en lonen-
verlagingen meestal een practische onmogelijkheid is. Op het ogenblik is een voor ons land ongunstige mone-
taire ontwikkeling gaande bijv. t.o.v. ‘Engeland. Niet
alleen is de Engelse begroting sluitend en laat deze op de
gewone dienst zelfs een overschot van ca 750 millioen £
voor het thans practisch geëindigde boekjaar, tegen een
tekort van ca 400 millioen £ in het voorgaande boekjaar;
ook de geldontwikkeling is in Engeland aan hët verbeteren,
nu sinds maanden de circulatie regelmatig vermindert.
Wanneer desondanks de Engelse Regering steeds met na-
druk wijst op de ongu,nstige situatie, waarin Engeland ver-,
keert, dan wordt het wel bijzonder duidelijk, hoe slecht
onze positie wel is met de voortdurende budgetaire
tekorten en met de steeds voortgaande uitbreiding van
de geldhoeveelheid. Het £ is aan het verbeteren in de rich-
ting van zijn officiële waarde van 20/172,25 ounce line,
terwijl de gulden steeds verder aan hçt verslechteren is
t.o.v. de officiële waarde van 1/2.970 kilogram goud.
Wanneer straks de ,,sellers’ market” in een ,,buyers”mar-
ket” zal omslaan, dan zal eerst recht blijken, hoeveel –
terrein wij, zelfst.o.v.
Engelandç
zullenhebben verloren.
Terukeer tot normaler en gezönder economische ont-.
1
wikkeling en afschaffing van de huidig6overm5tige orde-
ning vereisen een gezonder geldpoliti’ek waarbij definitief
gebroken wordt met de huidige geldcreatiepolitiek. ‘Dit
zal betekenen, dat een ander budgetair beleid nvornïjde-
lijk is; bestrijding uit alle macht van bgrotingtekorten
en zo sterk mogelijke- consolidatie van ‘overheidsschuld
dienen ten spoedigste plaats te vinden. 1-Jet aal noodzake-
lijk zijn de goedkoopgeldpolitiek geleidelijk p’rijste’ geven,
omdat de nadelige gevolgen op monetair gebied en daardoor
op de handels- en productie-ontwikkeling opd duui groter
zijn dan de ,budgetaire voordelen; deze geldpolitiek staat
consolidatie van de staatsschuld in de wpgil.
Niet alleen zal voortgaande verrlechting van-ons ruil-
middel .voorkomen dienen te wordeidochrgéleidelijk zal
de waarde van het geld verbeterd ,dienen te .worden ‘door
inkrimping van de hoeveelheidin ‘circulatie. Indien om
politieke redenen een gezoffdr.monetaire en budgetaire
politiek niet mogelijk
zaLzij’n;
zodat herstel van het mo-
netaire evenwicht niet ka wordenverkregeii,dan zal een
derde prijs- en loonronde en een nieuwe devaluatie uit-
eindelijk onvermijdelijk zijn. – rc
;b
1
Amsterdam.
‘ ,
–
. ‘
-. CkSYIONICER.
–
–
,
INTERNATIONALE BELANGENKOPPELING
IN DE -T(JINBOUW,
Internationale economische betrekking&n”zullen besten
diger zijn -naarmate wederzijds méér -p5rallele -.helangen
in het geding komen. Eén der voornaainstë’oogmerken
van dit artikel is, aan te tonen, dat op dez6 vijze inderdaad
een enigszins grotere stabiliteit in het onderling ecoiiomisch
verkeer der landen verkregen kan worden. 1-let pogen
tot verstevigen van de wederzijdse, aan -de ,,realistische”
basis van het eigenbelang.der’par,tijen gehechte banden,
komt ons – hoe ,,dismal”dan ook – aahtrekkelijk voor.
In het onderstaande zullen wij steeds do belangen van
ondernemers of van hun coöperaties’ op het oog hêbhen.
Immers, in enigszins ,,normale” tijden — van.welke in dit
artikel wordt uitgegaan – zijn het doorgaans niet de
consumen.ten van eindproducten, doch zijnrhetrde ânder:
nemers met, hun in sterker mate van de•êeide’r bedoelde
economische banden afhankelijke inkomêis: die’ bij hun
Regering actie voeren tot het afsnijdèn, hérstellën;enz. van internationale economische betrekkingen .i.Welke vormen
kunnen deze belangen in principe aannemen, met name
ten aanzien van onze g.rotendéels van het’, buitenland
afhankelijke tuinbouw? – , u -,
Indien wordt uitgegaan van het belang van een bepaalde
Nederlandse tak, van tuinbouw
1),
dan kunnen voor die
sector (1) harmoniërende of (2) strijdige.belangen, ofwel
ook (3) indifferente aspecten bestaan ,tm.v.’ de belangen
van a. een: andere Nederlandse taki’iv4ii- tuinbouw; b.
Nederlandse bedrijven buiten de tuinbouw
(mcl.
de handel
in tuinbouwproducten); c. de buitenlandse’ tuinbouw;
d. buitenlandse bedrijven niet tot de tuinbouibehorend. 1-let groot aantal denkbare constructies; datvolgens de criteria (1) tot en met (3) ten opzichtev.ân a. tot en met
d.
kan worden samengesteld, zou door hetverder’opnemen
van factoren als ,,short’- en ,,long-run”-be1angn’,,direct”
en -,,verwijderd” gekoppelde belangen zeer italrijkworden.
Vele dier co,nstellaties zijn -echter irreëel’!Voorts
–
mag niet
wordn vergeten, dat dergelijke,
!slechtsttkwalitatief
be-
noemde factoren iedere kwantitatieve b,asisontberen, ter-wijl toch de -,sterkte” van de verschillende belangen voor
haar effëct van zeer grote betekenis isi1’Iieronder wordt
een aantal aan de praktijk ontleende’-voörbeelden vermeld.
1)
De tuinbuw kan
w
i
orden verdeeld In 6 of mi. liever in 7 takken
van, tuinbQuw naar de teelt van-rsp. groenten, fruit, bloenlbolleilen
vaste plantén, bloemen en k91tiiten, bomen en heësters, tuin’
zaden, aromatisereiidë gewaéseh.’ – – – –
228
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
Praktij/woorbeelden.
Indien zodanie practische voorbeelden worden gezocht
van parallele of strijdige belangen, welke onze tuinbouw
met het buitenland bonden of daarvan afstootteri, dan is
het begrijpelijk, dat het tijdvak van de Grote Depressie
daarbij het vruchtbaarste terrein is. Juist in zulk een eco-
nomisch felbewogen periode tekeneh de verschillende
belangenvormen zich immers bijzonder duidelijk af. Wij behouden als uitgangspunt de belangên van één bepaalde
Nederlands&f tak. van tuinbouw, waartegenovèr dan de
verschillende andere betrokken belangen worden gesteld:
1.
Onderlinge {belcingenstrijd tussen twee exporterende .ATe-
derlandse takken van tuinbouw in 1un’ ongelijke ielati
met het buitenland:
Voorbeeld is de belangencontroverse tussen onze expor-
teurs van bloembollen (in hét bijzonder naar de Engels
sprekende landen) en die Nederlandse kasbloernkwekers,
welke uit bollèn geteelde afgesneden bloemen derwaarts
uitvoeren (trekkers”). De buitenlandse ,,trekker” impor-
teert liefst vrijelijk de voor zijn teelt benodigde bollen uit
ons land, dat te dien aanzien voor de belangrijlcstehol
soorten (tulp, hyacinth) .nog welhaast een monopolie bezit.
De belangen van deze buitenlandse ,,trekker” lopen dus
parallel met die van onze
bollenexporteurs;
de arbeidsge-
legenheid ir het buitenland wordt door deze invoer van
voor het forceren bestemde bollen vergroot. Strijdig echter zijn de belangen van
cle
Nederlandse
en van de
buitenlandse ,,trekkers”, welke laatsten in onzekerheid worden gebracht,
indien hun ‘markt wordt overvoerd niet grote hoeveelheden
Nederlandse afgsneden bolbloemen; zij zullen als gevolg
daarvan minde’i oî geen bollen uit ons land betrekken
2).
Mede door de van de zijde deêbuitenlande trekkers te
verwachten oppositie tegen de invôer van afgesneden bol-
bloemen is de exportteelt van Nederlandse
bolbloemen
steeds riskant (hetgeen eveneens terugslaat op de aan de
Nederlandse trekker te leveren hollen-al-grondmaferiaa1!).
Interessant is ih-dit verband, dat’in 1932 de bollenuitvoer
naar Engeland’ groot was, o.a. omdat toen een zeer hoog,
inkomend recht op afgesneden bloemen werd gehven
(9 d. per lb) 3).
Onze Overheid geeft-er in haar maatregelen blijk van, de genoemde parallele belangen
,
tujssen de Nederlandse
bollenexporteur en buitenlandse
,,trekker” (in de 10er jaren
was wellicht ca 80 pCt van de uitgevoerde bollen voor
het ,,trekken” bestemd) belangrijker te achten dan het
bevorderen van de’ uitvoer van Nederlandse
bolbloemen.
In het laatste geval zouden immers zowel de
bollenteelt
als de (bol)bloemteelt-voor-export kwetsbaar zijn.
Vandaar ook het vaststellen van minimum-exportprijen
voor en het verbod tot in consignatieverienden van afge-
sneden
bolbloemen,
zodanig dat o.a. ook de ,,trékker” in
de Verenigde Staten zich tegen al testerke concurrentie bescheimd kn achten
4).
II.
Overwegend strijd ige belangen van ‘een Nederlandse tak
van tuinbouw met die van de buitenlandse tuinbouw-
voor-de-export, deze laatste’ echter harmoniërend met de
belangen van Nederlandse bedrijven – buiten’de tz inbouw
mi
932, .begin 1933, bgonnen de-Nederlandse fruittelers
een actie tot heffing van invoerrechten op verpakt fruit,’ zulks naar aanleiding van de in Rotterdam-aangevoerde
en deels.aldaar bewaarde goedkope-Amerikaanse appelen.
Indien, hier te lande al verzet tegen deze beschermingsactie
te verwachten
was,
dan moest dit komen uit diè. kringen,
wellcer. belangen parallel liepen aan die van de Amerikaanse.
appeluitvoei. Aldus.wezen.Nederlandse fruitimporteurs op
de door aeze vruchteninvoergechapen.arbeidsgelegenheid
in”hèRotte’rdaii’ise haven- en kôelhuisbedrijf, het belang
,
;,Weekblad’vooi’ nioemboli
689.
).Dr
A.-..
J. Verhagê-. ;;D, handdl-
ia bïoet 011en” , Haarlem
L93,4,alz.724..
.’ ……….
…..- -‘: .
………..
..
i) ,,Florists Exchange’
.
…
6,.- blz,
vail de Holland —Amerika- Lij n, op het 1.000-tal grossiers
ën expediteurs, dat bij deze import betrokken was.
Een tweede, overeenkomstig geval van belangenhinding
betreft de invoer van sinaasappelen uit het Middellandse
Zee-gebied. Verhoging van invoerrechte’n op deze zuid-
vruchten is (tot in 1933) steeds verhinderd op grond van
de overweging, dat de Nederlandse vrachtvaart door het
wegvallen van deze sinaasappeltransporten te veel nadeel
– zou lijden. Zou dit vervoer daarentegen in bijv. Spaanse
handen zijn geweest, dan zouden bedoelde rechten onge-
twijfeld eerder verhoogd zijn: de koppeling van onze
vrachtvaartbelangen aan die van de buitenlandse sinaas-
appelteelt. hield dus een zekere afzetgarantie in voor deze
laatste.
Min of meer identiek met de beide voorgaande gevallen
is voorts nog de volgende belangenkoppeling, welke tot
uiting kwam op de ,,pub]ic hearing” te Washington op
5
December 1946 betreffende het nemen van phyto-sani-
taire maatregelen tegen afgesneden bloemen, zoals die
gedurende 1946 uit 40 landen naar de’Verenigde Staten
werden vervoerd. Verschillende Amerikaanse sprekers
,,mentioned -the economic value of importing cut flowers
to both the shipper and the trade in this country …. a
representativé of the air lines spoke against any qua-
rantine on cut flowers and stated that there was a growing
interest on the part of the horticultural trâde in flowers
imported by air. . . . “. (Alleen in April 1946 werden in één
luchthaven in Texas 33.000 dozijn bloemen-ingevoerd)
5).
Protest dus van handel en vervoer.
JIJ.
S’trijdige belangen van exporterende Nederlandse ‘takken
van tuinbouw mei die van de buitenlandse tuinbouw –
eventueel met belangenharmonie ten aanzien van buiten-landse andersoortige bedrijven.
Van deze veel voorkomende figuur zou een aanzienlijk
aantal voorbeelden kunnen worden gegeven: zij liggen
daar, waar Nederland geen min of meer uitgesproken
monopoliepositie voor zijn tuinl*ouwproducten bezit: de
uitvoermogelijkheid zal hier mede afhangen van de relatie-ve hoogte der productiekosten. Wij zullen hier onderscheid
maken tussen ,,intern-economische” belangenbinding
(binnen
het kader van eenzelfde productieproces van pro-ducent tot consument) en de indirecte belangenkoppeling
buiten
dit proces, zoals zij o.i bij retorsiemaatregelen ge-
dwongen gelegd wordt.
Aldus toonde zich de omgekeerde figuur van sub II in
onze betrekkingen met Duitsland, dat in zijn autarkisch
streven der 30’er jaren, koste,wat het wilde, zijn eigen
tuinbouw wenste op te voeren, ten nadele dus vn vooral
onze derwaarts gerichte groentenuitvoer.
Eén van de weinige hiertegen klinkende buitenlandse
stemmen was clie van de Duitse importhandel, welke be-
toogde, dat bepaalde producten in Duitsland niet of niet op dezelfde tijd konden worden geteeld als in de expor-
terende landen. Aanvulling op de eigen Duitse teelten
bleef derhalve noodzakelijk, bijv. van bloemkool en to-
maten
6) .
Een belangenkoppeling in verwijderd verband werd
rond 1899 nagestreefd door de Nederlandse importeurs en de Amerikaanse exporteurs van meel, welke laatsten, zich
vrije meelinvoer in Nederland trachtten te verzekeren in
ruil voor verlaging of afschaffing van invoerrechten op
bloembollen in de Verenigde Staten Igeriebt dus tegen de
belangen van de Nederlandse meelfabrikanten, die een
tijdelijk invoerrecht op tarwemeel wensten). Onze bollen-
exporteurs hebben zich niet in deze helangenstrijd gemengd,
ook niet toeri in 1930 van Amerikaanse zijde opnieuw.werd
geioogd de Nederlandse bollen- en de Amerikaanse meel-
belangen te, coördineren naar aanleiding van het voorge-
stelde Nederlandse maal- en menggebod
7)
.
– –
-Y,,Flûrïsts
–
Exchange
…….
, 14-121946.-
– ,,De Tuinderij”, 6-2-’31.
–
‘)’ E H. Krelage;,Drie eeuwen bloenebo1lenexort”, Den Haag
1946;.blz-..84
. – -. — .
–
.
– –
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
229
Uit dit laatste voorbeeld moge blijken, d,t met na
,me de
indirecte
helangenkoppeling voor een bepaalde bedrijfstak
volstrekt niet steeds aantrekkelijk behoeft te zijn. Verdere
voorbeelden laten wij hier kortheidshalve achterwege.
Parallele belangen aan importerende takken aan tuin-
bouw en de buitenlandse exporterende tuinbouw
blijken
ten aanzien van de hier te lande ingevoerde bollen van
narcissen , ,Paperwhite”, welke alleen in Zuid-Frankrijk
goed geteeld kunnen worden, en voorts tevens betreffende
Frans plantgoéd, dat als ,,grondmateriaal” door onze
intensief telende boomkwekers wordt begeerd. De sterkte
van deze belangenkoppeling bleek, toen einde 1931 op
phyto-sanitaire en andere gronden overwogen werd om
de import van Franse tuinbouwproducten in ons land te
verbieden.
1-let verzet ‘tegen het overwogen Nederlandse verbod
tot invoer van Franse producten kwam toen van de zijde
dier Nederlandse kwekers, welke het bovenvermelde in
te voeren ,,grondmateriaal” voor hun bedrijf niet konden
missen: ook hier weer parallele belangen, welke weerstand
boden aan het kunstmatig verbreken van internationale
economische betrekkingen. Overigens leidde het later
tôch ingestelde invoerverbod tot een door sommigen
vooriiene repercussie van Franse zijde, toen dit land in
April 1932 de belangrijke invoer van Nederlandse poot-
aardappelen en van groenten verbood ,,par mesure de
réciprocité”.
Belangen formaties bij , ,emigrerende” productie! actoren.
Tot dusver bezagen wij de belangenbinding of -oppositie
voor de tuirtbouw alleen in verband met de internationale
beweging van eindproducten of van plantaardig ,,grond-
materiaal”. Steeds is het – zoals Ohlin leerde – in feite
de relatieve overvloed van de benodigde productiefactoren,
welke aan de eindproducten deze tendentie tot verplaatsing
eigen maakt. Wordt de beweging dezer producten belem-
merd, dan komt de nivelleringsten den tie van de relatieve
overvloed der productiefactoren tot uiting in het feit, dat
deze laatste zèlve zich dan zoeken te verplaatsen. Een eerste vorm hiervan is het zich aerplaatsen aan de produ-
centen
(a). –
Het moge dan al zijn, dat geëmigreerden dikwijls han-delsbanden aanknopen met ondernemers in hun vroegere
vaderland – zoals meermalen naar voren wordt gebracht
-‘ daarnaast bestaat echter de mogelijkheid, dat de ge-
emigreerden door het zelf ter hand nemen van een be-
paalde productie een gedeelte van de vroegere export
uit het vaderland overbodig maken. Ongunstiger nog
wordt deze figuur, indien – zoals in de Verenigde Staten
het geval zou zijn geweest – de geëmigrçerde vroeger
Nederlandse kwekers het initiatief nemen tot het weren
van bijv. de uit Nederland te importeren bloembollen;
op grond van niet of slechts ten dele steekhoudende phyto-
sanitaire argumenten. Ook in Denemarken schijnt onze
bollenuitvoer door hen te zijn belemmerd. Bij toenemende
mechanisatie, bij voortdurende handelsbelemmeringen
ook, is het economisch volkomen logisch, dat de verplaat-
singstendentie zich steeds doet gevoelen. In Engeland:
,,To-day, if you come to East-Yorkshire, you will find
prosperous Dutch settlers with huge glass areas, but many
of their daughters have married Yorkshiremen, and in
few years will have disappeared in everything but name”
8).
Een tweede vorm van
aerplaatsing
in de sector der pro-
ductiefactoren is die, zoals zij tot uiting komt in de
buiten-
lançlse kap itaaldeel name
(b). Deze, o.i. uit een oogpunt van intérnationale belangenbinding aantrekkelijke figuur vindt
in de tuinbouw zelf hoegenaand geen toepassingsmogelijk-
heid. Immers, de tuinbouwproducten worden in ons land voortgebracht door vele, meestal kleine bedrijven, welke
– in weerwil van het in de grond en in kassen e.d. geïnves-
8)
,,The Grower”, 31-5-47.
teerde kapitaal en ondanks
–
ook de toenemende mechani-
satie van de tuinbouw – voôr kapitaaldeelname weinig
perspectieven bieden. Een zeer .recent voorbeeld doet ons
echter zien, op welke wijze hier toch e’en internationale
belangenbinding met althans één of tvee onzer takken
van tuinbouw (ni. de teelt van groenten en van fruit)
rnoelijk is. De Engelse ,,Co-operative Wholesale Society”
en de coöpererende Nederlandse tuinbouwçs (benevens
enkele andere organisaties) zullen ieder voor 50 .pCt deel-
nemen in het kapitaal van de door de Nee.iandse Staat
genaaste diepvriesbedrijven
9).
Het valt te betreuren, dat
iets dergelijks – althans zonder ingrijpende veranderingen
niet mogelijk is voor die takken van tuinbouw, welker
producten geen verwerking toelaten.
Conclusie
Bovenstaande practische voorbeelden beziend, kunnen
ten aanzien van de binnen- en buitenlandse ,belan
g
enbin-
ding in de tuinbouw verschillende punten naar voren
worden gebracht: – . . – . -.
Ei’ is een vanzelfsprekende belangenkoppeling tussen
de importeurs van het invoerende en de exporteurs van
het uitvoerende land met betrekking tot zich internationaal
bewegende producten. Bij een belangentegenstelling
1
tussen.
een exporterende tak van tuinbouw en de tuinbouw;in;
het importerende land, treedt dan ook steeds de buiten-
landse importhandel op ten gunste van de belangen van
de eerstgenoemde (Zie sub II en. 111). Bij de binding van het belang.’an. een exporterende
tak van tuinbouw aan de belangen van een buitenlandse
bedrijfstak buiten de tuinbouw, zal ook deze laatste –
door het naar voren brengen van eigen parellele, interessen
– enig tegenwicht verschaffen tegenover de bezwaren,
welke de kwekers in het importerende, land wellicht bij
hun regering uiten tegen de, betreffende impqrt (Zie sub
TIen III).
. –
–
De koppeling van de belangen der kwekers, welke
,planten-grondmateriaal” voor hun bedrijfen, importeren,
aan de interessei van de buitenlandse kwekers, die dit
,,grondmateriaal” exporteren, vormt een hechte belangen-
band, welke sterker is naarmate het betreffende productie-
middel meer een monopoliepositie inneemt(7,ie sub 1
en IV).
.
.
De indirecte belangenbinding buiten het voort-
brengingsproces van één bedrijfstak – zoals diç bijv. bij
retorsiemaatregelen en deviezennood gelegd wordt – is
een ,,kunstmatige” band; deze kopeling.van niet in een-
zelfde productieproces gebonden belangen zal in ,,nôrmale”
tijden niet kunnen ,worden geëffectueerd (Zie sub III). –
Buitenlandse kapitaaldeelname ter opzettelijke we-
derzijdse belangenbinding biedt voor onze, luinbouw in
zijn huidige vormen vnl. slechts perspectief via de sector
der – sterker dan de tuinbouw – kapitaalintensieve
verwerkende industrie (Zie sub V).
Thani worde het versterken der internationale banden
van het tuinbouwbedrijfsleven ‘om verschillende redenen
als desideratum gesteld.
Uit het sub a. gestelde volgt o.i., dat het nietvei’stadig
is de categorie van buitenlandse importeurs te trachten te vervangen door eigenactie. Indien meii
–
bij”hijv. ‘tée-
komstige snijbloemenexport naar Brazilië aldaar de in-voer in Nederlandse handen zou willen stellen,teneinde
aldus de enorme winstmarges van de Braziliaansetussen-
handel te absorberen, dan menen wij, dat hier de mogelijk-
heid van nadelige buitenlandse reactie gro&t wordt. Te
groter, doordat bij eindproducten als dergelijke snijbloe-men het belang van de buitenlandse importeur of hande-.
laar juist één van de weinig mogelijke teg’eiiichten tegeri.
eventuele invoeroppositie is.
8)
Men leze de artikelen van
Dr
H J. Frietema in liet Weekblad
,,Groenten en Fruit” van 26 Juni 1947 en 3 Juli
–
1947..Zie voorts
de discussie tussen Mr H. J. Louwes en Drs L. E. Padmos in
,,E.-S.B.’van 17 December 1947, -hz. 1011.
230
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
Punt d. biedt – in ieder geval uit een oogpunt van
door het bedrijfsleven zelf teverstevigen banden weinig
directe mogelijkheden.
Sub b. heeft o.i. tot consequentie, dat het gewenst is, het
exportvervoer onzer tuinboüwproducten zoveel mogelijk
door het buitenland te laten geschieden, opdat ook hier
weer bij eventuele invoerbelemmeringei tegenwicht wordt verschaft —naast de parallele verdediging door de buiten-
landse importeurs (zie de voorbeelden). Men zou kunnen
menen, dat de tuinbouw hier ten koste van het eigen ver-
voersapparaat wordt bevoordeeld. Dan zou echter worden
voorbijgezien hoe, indien het transport in éigen hand
genomen vèrd, door het in sterker mate ontbreken van
buitenlandse invoerverdedigingen zowel d expoit als de
daarmee samenhangende transportdiensten
beide
riskanter
zouden worden. Te minder bezwaarlijk moet dit overlaten
van het vervoer aan de buitenlandse handelspartner zijn,
indien het eigen transportapparaat nog niet of niet geheel
op het betreffende productenvervoer is ingesteld, zodat
,geen of minder kapitaalverlies geleden wolklt.
• Bij dit alles behoort ovi’drijving te orden geweerd.
In de Grote Depressie heeft het vervoerde’sbelang bijv.
onze Engelse groentenexpprt niet gered, terwijl de veelal
gebruikte , ,Conference”-bootlijned toch voornamelijk in
handen waren van de Engelse Spoorwegen. Men bedenke
echter, dat bij een zondvloed ook de hoogste dijk
zijn effect verliest, terwijl de hogere dijk bij normale
vloed toch zeker doelmatiger is dan de lage. 1-let
spreekt van zelf, dat niet, moet worden vergeten, dat
het desidertum van bij de
6
uitvoer van Nederlande
producten te schepperf buitenlandse transportbelangen niet
,,t
tort et â travers” kan worden doorgevoerd. Alen zal
bijv.
,
moeilijk kunnen verwachten, dat ônze exporteurs of
exporterende coöperaties belangrijk hogere vrachten zullen.
betalen alleen, opdat de totale uitvoer der betrokken.
producten iets verstevigd worde! Het ongewenste tegen
del echtr zou zijn het
stinwieren
van zoilanige door het
eporterende land zèlf te verrichtefl zee-, rail-, of lucht-
transportdiensteii, indien ook het impôrtland deze kan.
presteren. –
Een variant op het hierboven betoogde zou bij eerste
indruk, van het gestelde desideratum kunnen schijnen af
te wijken. Zouden bijv. Nederlandse, voor diepvriesbewa-
ring,ingerichte schepen in één richting tuinbouwproducten
uitvoeren, in de andere vlees importeren, dan is het be-
zwaar van het eigen vervoer geringer als gevolg van het
betrokken buitenlandse vleesuitvoerbelang. Evenwel mag
toch ook hier niet worden vergeten, dat in het buitenland
dan twee mogelijk ontevreden partijen aanwezig zijn
(nl. de bûitenlandse diepvriezer en/of tuinbouwer en de
niet-ingeschakelde buitenlandse vervoerder). Zulks tegen-
over één wellicht ontevreden Nederlandse partij, t.
V.
de
veeteler.
Het op het handelspolitieke beleid ook invloed uitoefe-
nende consumentenbelang is dan nog niet bezien, evenmin
als het effect van het relatieve verschil in grootte van het
tuinbouwexport- en vervoerbelang en het vleesinvoerbelang.
Dat voorts het aanvoeren van buitenlandse hulpmaterialen
voor de tuinbouw (of de verwerkingsindustrie) het buiten-
landse belang bij het floreren van onze tuinbouw vergroten kan, zal geen vérder betoog behoeven. Aldus zal het steeds
verstahdig zijn, de tegenpartij ,,00k iets te laten verdienen”
en niet
alles
voor zich te willen hebben. Sub c.: aangezien de buitenlandse afnemers van ,,plan-
ten-grondnateiaal” in ht belang, va’n het éigen bedFijf
de ijvoer de’ei ‘planten wensen te handhaven, is hidr een dôorgaans hechtere e*portbasis aanwezig dan bij de uit-.
voer van eind’producten. Zou om deze reden de uitvoer
van dergelijke ,,prim’aire” tuinbouwj5fodiicten althans in het begin van de Grote Depressie minder snel afgendmen
zijn dan de export onzer Winbotiweindproducten? 1s het
hierom, dat na de tweede wereldoorlog de eerstgenoemde
voortbrengselen in zô grote hoeveelheden werden ge-
ëxporte’erd (1jv. pootaardappelen, bloembollen, ena.)?
Men kan zich afvragen, of een exportproductie van de
hierboven genoemdé ,,primaire” tuinbouwproducten van
voortreffelijke kwaliteit somtijds niet verkieslijker is dan
die van tuinbouweind prod ucten. Verminderde kwaliteit
van zaden, bollen e.d. kan – anders dan bij industrie-
grondstoffen – niet steeds vôôr het uitzaaien ed. worden
geconstateerd, terwijl een zodanige kwaliteitsverkleining
de effectiviteit van de overige medewerkende productie-
factoren zeer gevoelig vermindert. De zekerheid, dat deze
vertrouwensproducten van goede kwaliteit zijn, recht-
vaardigt een wat groter uitgave, terwijl deze zelfde kwali-
teitsgarantie de eenmaal bestaande banden tussen de bui-
tenlandse eiporteur en zijn afnemers mindér snel doet
verbreken.
Ten aanzien van het laatste punt e. mag – zulks in
verband met het onder V gegeven voorbeeld – naar voren
worden gebracht, dat bij een buitenlandse kapitaaldeel-
name inonze verwerkingsindustrie van tuinbouwproducten.
weliswaar een zeer gewenste belangenbinding tot stand
komt, maar dat déze o.i. nog kan wordeii iersterkt door
het transport dezer ‘verwrkte (en eventueel ook verse)
producten aan het importiand te gunnen. Daarmede is
dan weer enige additionele weerstand tegen invoerbelem-
meringen waarschijnlijk.
Voorburg.
W.
J.
SANGERS.
STATISTISCHE BEPALING VAN DE
GEBRUIKSMOGELIJKHEID EN
HET GEBRUIK DER WILDE BINNENVLOOT,
Niemand zal kunnen ontkennen, dat de statistieken
der wilde binnenvloot, zoals zij regelmatig verschijnen in
de ,,Maandstatistiek voor Verkeer en Vervoer in Neder-
land”, van eminent belang zijn voor, een beoordeling van
deze verkeerstak in qiiantitatieve zin, want jaarvçrslagen,
bedrijfseconomische, rapporten e.d. bestaan in deze ver-
keerstak nauwelijks.
Deze statistieken’ zijn daardoor in hoge mate het kompas
voor het beleid van de Overheid; zij zijn van belang
zowel voor de verkeerspolitiek als voor dg prijspolitiek.
Hoewel de huidige statistieken een schat van gegevens
opleveren, blijven zij op enige belangrijke punten lacunes
vertonen. Het is het doel van dit artikel deze lacunes aan
te wijzen en daarbij aan te geven, op welke wijze daarin
zou kunnen worden voorzien. Dit is vooral van belang,
omdat bleek, dat het C.B.S. over de grondgegevens, be-
nodigd yoor de berekening der bewuste gegevens, reeds
beschikt, zodat het slechts aankomt op een bewerking
dezer groridgegevens.
De belangrijkste lacune in de statistieken der wilde binnenvaart is het ontbeken van een indicatie van het
gebruik en de gebruiksmogelijkheid van de wilde binnen-
vloot. Teneinde duidelijk te maken, wat wij hiermede
bedoelen, geven wij hieronder een vergelijking der jaar-
cijfers voor 1939 en 946:
1939
1946
Vervoerd gewicht in tonnen van
1.000
kg
11.487.704 13.204.652
Totaal bedrag aan vrachtsommen in gid
12.328.177 35.747.000
Aantal bevrachtingen
…………..
74.989
101.859
Gemiddeld aantal wachtdagen
11,4
7,0
Aantal tonkilometers in millioenen
.
1.866
1.940
Onmiskenbaar ligt hier de conclusie voor de hand, dat
de wilde binnenvaart in 1946 meer vervder heeft veriicht
dan in 1939, ook al is het lastig uit te maken hoéveel:
Maar deze conclusie is dubieus, indien men overweegt.
dat de wilde binnenvaart niet ‘alleen in Nederland, waarop
de statistiek betrekking heeft, opereert, doch ook daar-
buiten. Wij mogen wel als vaststaand aannemen, dat het
internationaâl vèrvoer in 1939 aanzienlijk belangrijker
was dan in 1946. Was het daarom niet een quantitatief
grotere bi’nnenvloot, die in 1946 in Nederland opererende,
de grotere prestatie leverde in vergelijking met 1939?
24 ttlaart 1948
ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN
231
S,Vas deze prestatie per vlooteenheia geringer, gelijk of
groter dan in 1939? Is de bezettingsgraad van de gehele
binnenvloot binnen Nederland afgenomen of toegenomen?
Ziedaar enige vragen, waarop men het antwoord nochtans
moet schuldig blijven. Toch is het antwoord op deze vragen
van het allergrootste belang!
Uit het afnenwn van het gemiddeld aantal wachtdagen
kan men de conclusie trekken, dat de wilde vaart in betere
omstandigheden is gekomen, doch het is ook mogelijk,
dat zulks mede voortvloeit uit een toeneming van de
gemiddelde reisduur; van deze laatste weten wij echter uit de statistieken niets.
Zo moeten wij constateren, dat men aan de hand der
bestaande statistieken nog niet het antwoord kan geven
op een aantal zeer belangrijke vragen; wij zouden haast
willen zeggen: de belangrijkste vragen: Door het ontbreken
van de gegevens voor’de beantwoording dezer vraen is
het gevaar allerminst denkbeeldig, dat men een volkomen
onjuiste indruk krijgt van de werkelijkheid, m.a.w. dat
men de beschikbare gegevens onjuist interpreteert.
– Het is mitsdien van het grootste belang, dat mën de
statistieken zodanig completeert, dat de gestelde vragen
kunnen w’orden, beantwoord. Hieronder willen wij de
theoretische analyse geven, door middel waarvan dien tot
het gestelde practische doel zal kunnen geraken.
**
*
Bij het ontwikkelen van de analyse stellen wij ons eerst
de vraag, op welke wijze de verhouding tussen de aandelen
in de nationale en internationale vaart moet worden
bepaald. De verhouding van het aantal vervoerde tonnen
kan niet het antwoord geven, aangezien de afstanden in
het internationale vervoer groter zijn dan in het nationale
vervoer. Evenmin kan de verhouding van het aantal
tonkilometers het antwoord geven, aangezien de invloed
van de laad- en lostijd op het nationale vervoer grote is
dan op het internationale vervoer. Wat dan wel?
• Wat men wil vaststellen, is eigenlijk niet anders dan de
bepaling van de mogelijkheid van het gebruik. Als een
schip ons land verlaat, heeft het de
gebruiksrnogelijkheid
voof’ ons land met ingang van de datum van grensovor-
schrijding verloren en met ingang van diezelfde datum
heft het een gebriiksmogelijkheid voor internationaal
vervoer verkregen. Keert het schip naar ons land terug,
dan verkrijgt ons land veer de gebruiksmogelijkheid van
dit schip. Van belang is dus allereerst de tijdsduur, gedu-
rende welke internationaal vervoer wordt verricht. Doch het maakt verschil, of een schip van 500 ton of
een schip van 2.000 ton een jaar lang ons land vèrlaten
heeft. Aldus komén wij tot de meest rationele combinatie
van laadvermogen en tijdsduur. De eenheid, waarin Wij
dus de gebruiksmogelijkhëid moeten uitdrukken, is dus
de
lactd9ermogen-tondag.
De gegevens, wgarover men
moet beschikken, zijn dan:
datum van grensoverschrijding,
laadvermogen van het schip,
identiteitsgegevens van het schip,
laadvermogen en identiteitsgegevens van schepen, die continu in het buitenland zijn.
lIet komt dus neer op een regiStratie’ bij de landsgrenzen,
welke in feite reeds wordt verricht. De procedure kan men
zich dan globaal als volgt voorstellen. Men vermenigvuldigt
het aantal tonnen laadvermogen van de gehele binnen-
vloot met 365; dit is dan de totale gebruiksmogelijkheid
gedurende een jaar van de binnenvloot, omvattende het
nationale en het internationale vervoer.
Om hieruit het nationale aandeel te berekenen, moet
het totaI6 aantal tondagen, bij wijze van spreken, worden
gecrediteerd voor het aantal tondagen, dat op de geschetste
wijze wordt berekend voor het internationale vervoer.
Aldus heeft men een Vrij goede maatstaf gekregen voor
de verdeling va.fl nationaal en internationaal vervoer,
waardoorenige der genoemde vragen reeds kunnen worden
beantwoord.
**
*
Thans nog enige opmerkingen over de wijze, waarop
mén de geschetste methode kan
:
perfectionnei’en. Allereerst
merken wij op, dat de gebruiksmogelijkheid van een snel
schip groter is dan van een langzaam schip. Men zou
daarom feitelijk het aantal tondagen moeten vermenig-
vuldigen met de kruissnelheid voor diverse schepen,
waarvoor men eenvoudigheidshalve standaarden voor de
diverse typen zou kunnen gebruiken.
Ter berekening van het
gebruik
zou men dan rekening
moeten houden:
le. met het aantal wachtdagen, gedurnd velk&- de
gebuiksmogelijkheid niet wordt benut;
2e. met het aantal laadvermogen-tondagen, welke nodig
zijn voor lege opvaarten, waarmede eveneens de gebriliks-
mogelijkheid niet kan worden benut;
3e. het verlies aan wanruimte, waardoor het laad-
vermogen en dus ook de gebrhiksmogelijkheid niét kan
wordeii benut.
Deze drie oorzaken van vèrlies van gebrpiksmogelijk-
heid geven aanzien aan de drie componenten van de be-
zettingsgraad. Het gebruik zou dus moeten worden -ge
meten in
Colsons
1).
In dit artikel willen wij echter gemakshalve afzien van
dezd vormen van verbetering, teneiiide daardoor enige
facetten duidelijker in ogenschouw te kunnen nemen.
In de eerste plaats moet dan- worden opgemeilct, dat
internationaal vervoer niet begint op het ogenblik vad
overschrijding onzer landsgrenzen, doch reeds enige tijn
daarvoor, nl. bij vertrek uit de plaats w’ar het schip lag.
Op gelijke wijze kan worden betoogd, dat het internationale
vervoer pas eindigt op het moment, dat geladen kan worden
d.w.z. enige tijd na ovérschrijding der landsgrgnzen;
vertrekt het schip direct weer met buitenlandse bestem-ming, dân blijft het in feite werkzaam in het internatio-
nale vervoer. Fliermede ivordt duidelijk, dat de berekenings-
.
meihod6 van vorige paragraaf ‘s’lechts een eerste benade-
ring van de werkelijkheid geeft. Waar het duseienlijk
om draait, is, dat men de gegevens zou moeten hebben
van de tijdstippen van aanvang gn beëindiging van’ elke
reis, dus zowel de lege als de beladen reizen.
In de tweede plaats is de berekening van de gebruiks
mogelijkheid door het laadvermogen van de gehele binnen-
vloot te vermenigvuldigen met 365 nog vrij grof en wel
om twee redenen:
1-let laadvermogen van de binnenvloot varieert
enigszins gedurende het jaar al gevolg van nieuwbouw
of sloop.
1-let is geenszins geheel waar, dat alle schepen ge-
durende 365 dagen per jaar beschikbaar zijn; sommie
schepen woi’den in het slappe seizoen opgelegd.
Tengevolge van deze twee omstandigheden zouden
nog enige correcties moet w’orden aangebracht, waarvoor
men dus moet beschikken over de tijdstippen en laadver-
mogens van schepen, die in de vaart worden gebracht,
resp. uit de vaart worden genomen.
Tengevolge van deze laatste correctie krijgt ,men dus
een berekeniiig aldus (Zie tabel volgende bladzijde).
Uit het bovenstaande hebben wij gezien, dat een be-
langrijke stap vooruit is gedan, als men rekening houdt
met de data van aanvang en beëindiging der internationale,
reizen en met de data van in de vaart brengen en uit de
vaart iiemen. Een splitsing van de gegevens ad a. t/m e. naar laadvermogenklasse completeert het beeld geheel.
Heeft men aldus de gebruiksmogelijkheid voor Neder-‘land nauwkeurig vastgesteld, dan rijst de vraag, op welke
‘)
Zie’van
schrijver
ciczes:
,,Kosten en Baten van het Vervoer”,
uitgave der Algemene Verladers en Eigen Vervoerders
Organisatie,
Konlngiimegracht 61, ‘s-&ravenhage; Floofdstuk: Prestatiever-
gelijking.
232
.
EÇONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
Gebrulksmogelljkheid In tondagen gedurende het
jaar
19..
van de vloot aanwezig op
1
Januarivan
datjaar
…………………. …………..
……..
Bij gebruiksmogelijkheid in tondagen van de
schepen, welke in
19..’
in de vaart zijn ge-
bracht tengevolge van nieuwbouw
of
anders-
zins……………………………………..
+
Af:
gebruiksmogelljkljeid in tondagen
van de schepen, die in
19.
voorgoed uit de vaart zijn geno-
men tengevolge van
sloop of
an-
derszins
. – ……………………..-
Af:
gebruiksmogelijkheid in tonda-
gen van de schepen, die in
19..
tijdelijk uit de vaart zijn genomen
+
Af:
gebruiksmogelijkheld In tondagen
van de schepen, die in
19..
Inter-
–
nationaal vervoer hebben.verrjcht:
richting Duitsland
richting Belgiê ………………..
±
Totale gebruiksmogelijkheid voor Nederland
wijze hiervan gebruik wordt gemaakt Dit nts kan ge-
schieden in de volgende rubrieken:
–
Splitsing van de gegevens 1 t/m 7 naar laadvermogen-
klasse completeert wederom het totale beeld. De gegevens
kan men zeer waarschijnlijk ontlenen aan de bevrachtings-
boekjes, mogelijk na enige verbetering van de inrichting.
De schippers zullen het belang moeten léren inzieii van hun
medewerking aan een accurate notering van de data.
Want zonder deze medewerking kan een goede en .be-
trouwbare statistiek niet tot stand komen, hetgeen weer
een terugslag zal geven op het te voeren regeringsbeleid.
Bij herhaling betogen wij, dat alle cijfers van aantal ver-
voerde tonnen; tonkilömeters, opbrengsten enz. slechts
zeer betrekkelijke waarde hebben, wanneer men daarnaast
niet weet, hoe groot het potentiële en werkelijke’gebruik
van de vervoermiddelen is. Eén der allerbelangrijkste
gegevens voor zowel de yerkeers- als de prijspolitiek is de
bezettingsgraad, welke de verhouding is vdn het werkelijke
ten opzichte van het potentiële gebruik van-een bepaalde
verkeerstak. Zolang men hierover slecht geïnformeerd is,
zal ook het overheidsbeleid een kwestie van ,,feeling”
worden, met alle mogelijkheden van vergissingen daaraan
verbonden. Gegevens over vervoerde tonnen, tonkilo-
meters enz. zijn ongetwijfeld interessant, maar zij zeggen
op zichzelf zo bitter weinig; zij geven geen iniicht in de
vervoerstructuur: 1 millioen ton kan vervoerd worden
op, wel 1.000 verschillende manieren en onder velerlei
omstandigheden. De kennis van het tijdsgebruik is één van
de allerbelangrijkste noodzakelijkheden voor het verkrijgen van
een juist inzicht ‘in een verheerstak;
eën inzicht, dat on-
mogelijk kan worden gemist of kan worden vervangen
door iets anders. En juist over dit tijdsgebruik zwijgen de
statistieken.
**
Na dit pleidooi voor het erstrekken van gegevens ten
aanzien van het tijdsgebruik keren wij terug tot de splitsing
van de gebruiksmogelijkheid in delen. Hierbij ‘eronder-
stellen wij allereerst, dat deze splitsing mogelijk is gemaakt
door de aanwezigheid van ht statistisch groiidmateriaal.
Allereerst merken wij dan op, dat een vermelding van laden
en lossen afzonderlijk nuttig is, daar de laadtechniek
zeer dikwijls anders is dan de lostechniek en omdat het lossen doorgaans meer tijd vergt Zonder al te groté be-
zwaren kan men echter het lden en lossen tezanlen vôegén:
Men kan dan uit de gegevens de,
gemiddelde .:prestatie-
coë/ficiënt per laadvermogènklasse.
bërekenen’ d.00r-“.he’t-
aantal tondagen der belaUèn reizen te deldâQjt:
aantal tondagen, dat gemoeid gaat met het laden, losseir
en de beladen reizen. Beschikt men bovendien over het
aantal inhoudstondagen der beladen reizen, dan kan men
door deling dooi’ het aantal laadvermogentondagen de
gemiddelde inhoudscomponent van de bezettingsgraad per
laadvermogenklasse
verkrijgen. Men kan ook de
gemiddelde
afstandscomponent van de bezettingsgraad per laadvermogen-
klasse
berekenen, doch hiervoor zal men eerst de beladen
reizen een lagere gemiddelde snelheid moeten toerekenen
dan de lege reizen. Vervolgens kan men de
gemiddelde
tijdscomponent van de bezettingsgraad per laacloermo gen-
klasse
. berekenen door de totale gebriiiksmogelijkheid
verminderd met het aantal tondagen ‘door het wachten
en diversen te delen door de totale gebruiksmogelijkheid.
Deelt men de totale gebruiksmogelijkheid voor Neder-
land door het aantal dagen per jaar (365 of 366), dan krijgt
men het gemiddeld beschikbare laadvermogen in Nederland.
Deelt men vervolgens dit getal op het aantal tondagen,
dat gemoeid gaat met het wachten, dan vindt, men het
gemiddeld aantal wachtdagen.
Hiermede hebben ‘wij wel de
–
voornaamste bewerkingen
aangeduid, ,die tussen de ‘berekende gegevens onderling
kunnen worden uitgevoerd. Men zal niet kunnen misken-
nen, dat hierdoor een aantal belangrijke kengetallen worden
gevonden. Thans zullen wij nog behandelen de kengetallen
die men vindt bij de bewerkingen met de thans reeds be-
kende gegevens.
‘Vooreerst kan man de opbrengst delen door het aantal
tondagen voor laden, lossen en beladen reizen. Men vindt
dan de gemiddelde opbrengst per ton per dag voor de beladen reizen, gesplitst naar laadvermogenklasse.
Helaas kent men
thans in de binnenvaartstatistiek nog niet de opbrengsten
voor liggen en overliggen, waardoor men de vergissing
kan begaan de opbrengsten van de huidige statistieken
aan te zien voor de, gehele opbrengsten. Zou men deze op-
brengsten ook kennen, dan zou daarmede kunnen worden
berekënd de gemiddelde opbrengst per ton per dag voor
liggen enn, overliggen gesplitst naar laadvermogenklasse.
Ten-
slotte kan dan worden berekend de
gemiddelde opbrengst
per beschikbare tondag gesplitst naar laadoermogenklasse.,
Het behoeft’ wel geen betoog, dat deze drie gemiddélde
opbrengsten zeer waaMevolle kengetallen zijn voor de
prijspolitiek, waaruit wederom prijsindices.kunnen worden
berekend, welke een aanmerkelijk beter beeld geven dan
die, welke kunnen worden berekend uit de gemiddelde opbrengst per ton, per tortkm en per bevrachting, zoals
thans nog slechts mogelijk is.
Vermenigvuldigt men het aantal bevrachtingen met het
gemiddeld beschikbare laadvermogen in Nederland en –
deelt men dit product op het aantal tondagen voor laden,
beladen reizen en lossen, dan vindt men
de gemiddelde
laadlijd, de gemiddelde reisduur en de gemiddelde lostijd per
bevi’achting.
Wederom krijgt men dus een drietal kengetal-
len, over welker grootheid.n
–
i.en thans nog volledig in het
duister tast.
Vermenigvuldigtmen genoemd product met het aantal
dagen per jaar en deelt men dit getal daarna door de totale
gebruiksmogelijkheid voor, Nederland, dan vindt men
het
–
gemiddeld aantal reizen per jaar per laad vermogenkl asse,
waarmede wederom ‘een onmiskenbaar belangrijk ken.
getal wordt gevonden.
Deelt men het aantal vervoerde tonnen en tonkilometers
door de totale gebruiksmoge:ijkheid, dan vindt men het
gemiddeld vervoerd gewicht per dag
en
het gemiddeld aantal
afgelegde beladen kilometers per dag.
Wij willen thans deze lange rij van belangrijke ken-
getallen besluiten., Wij hopen voldoende te hebben aan-
getoond, dat het werken met tondagen zeer aanzienlijke
statistische, verbeteringen tengevolge zal hebben, waar-
door het, overheidsbeleid een veel juister richtsnoer zal
– wrden gegeven. De analyse, die wij gaven, had betrekking
‘op de binnenvaart, voornamelijk.omdat hier de
–
statisti-
sche.beerkiffg het minst op. grote rxoeilijkhederi. zal.
laden
………………………….
…………
pCt
beladen
reizen
…………………………….
ct
lossen
………………………….
……..
….
pCt
lege
reizen
…………………….
……..
….
pCt
4.
liggen
en
overliggen
…………….
……..
….
pCt
wachten
………………………………….
pCt
diversen
……………………….
……..
…..pct
+
Totale gebruiksmogelijkheid voor Ned
100 pCt
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
233
stuiten, doordat deze statistiek de beste is van de gepu-
bliceerde statistieken. Wij zijn er echter van overtuigd,
dat de gegeven analyse ook toepasbaar is op de andere
vervoei’stakken. Wij spreken dan ook de hoop uit, dat
men het belang van deze berekeningsmethode zal inzien
en alle medewerking zal geven aan de verstrekking en
bewerking der grondgegevens.
Met betere statistieken is een beter beleid mogelijk;
met een beter beleid kan ons land grotere welvaart be-
reiken.
‘s-Gravenhage.
H. A. A. DE MELVERDA.
ONDERNEMER EN PARITEIT.
Indien men de discussies beluistert rond de vraag naar
de gewenstheid van paritaire samenstelling der bestuurs-
colleges in d te vormen bedrijfschappen, neemt men een
toenemende geneigdheid tot paritaire samenstelling d!zer
colleges waar: werkgevers en werknemers zullen in gelijk
aantal daarin zitting hebben.
Deze conclusie steunt oi twee gedachten: de gelijkwaar-
digheid der partijen enerzijds, de eenheid van het sociaal-
economische ande.rzijds.
Beide uitgangspunten – men zal dit moeten erkennen –
zijn juist. Minder evident is de juistheid der conclusie.
Men kan ten volle de onverbrekelijke samenhang van het sociale en het economische aspect op het gehele ge-
bied van het bedrijfsleven erkennen, en toch van mening
zijn, dat het zeer wel mogelijk is de behartiging van de
zorg voor de beide gebieden op te dragen aan colleges,
die niet geheel dezelfde zijn.
Alle werkverdeling in de onderneming berust op dit
beginsel van splitsbaarheid van de éne taak. En déze
splitsbaarheid in de uitvoering bestaat niet in de lagere
regionen alleen. Zij is zelfs nergens vollediger doorgevoerd
dan in de overheidsbemoeienis met het maatschappelijke
leven, waar wij sinds jaar en dag de deparementen van
Sociale, resp. van Economische. Zaken naast en met elkan-
der zien werken.
Van enige principiële ondeelbaarheid der werkzaam-
heden kan in dit geval dan ook geen sprake zijn.
Is – vervolgens— pariteit in de economische afdeling
noodzakelijk? De gelijkwaardigheid van werkgevers en
werknemers in de doeloorzakelijke orde staat of valt
hiermede zeer zeker niet.
Het is immers duidelijk, dat naast deze gelijkwaardig-heid ten opzichte van het doel, een ongelijkwaardigheid
bestaat in de werkoorzakelijke orde. De laatste halve eeuw heeft de economische litteratuur
zich intensief bezig gehouden met de wetenschappelijke
analyse van de figuur van dé ondernemer. Zij heeft daarbij
onthuld,dat de coördinerende sociale functie van de werk-
gever weliswaar een belangrijk facet is, maar niet het enige
belangrijke. Uit algemeen en maatschappelijk oogpunt
even belangrijk is zijn economisch-leidinggevende taak.
1-Jij equilibreert tussen de markten. 1-lij richt steeds op-
nieuw de onderneming op haar maatschappelijke, en
daarmede op haar private doel. Hij is de vinder en ver-
wezenlijker der , ,Neue Kombinationen”. In zoverre hij deze taak uitoefent, is er geen sprake van gelijkwaardigheid in de functie van de ondernemer en die
van hen, die hem volgén a1s ûitvôerders zijner onderne-
mingen.
En deze taak is wel zo specifiek
zijn
taak, dat hij op-
houdt als ondernemer te bestaan zodra zij hem ontnomen
wordt.
Wie dit toegeeft – en het kan bezwaarlijk worden
betwist – behoeft dâarom nog geenszins geporteerd te-
zijn voor disparit.eit.
1-Jet is imniers zeer wei denkbaar, dat men de conse-
quentie van het – denaturereri van de ondernemer niet
betreurt, dat fnenhaar zelfs toejuicht.
Het is daarnaast ddikbaar, dat men in de -paritaire
samenstelling der bestuurscolleges geen, of slechts- in –
geringe mate, aantasting ziet van de ondernemersfunctie;
Wat het eerste aangaat: 1-Jet lijkt inderdaad moeilijk
om de wenselijkheid der figuur van de ondernemer (d.i.
van de zelfstandige ondernemer) op louter economische,
beter is wellicht te spreken van materialistische, gronden
te bouwen.
Zeer belangrijke maatschappelijke stelsels werden op-
gebouwd op principieel onvrije, onzeifstandige onderne-
mers.
Culturele en ethische overwegingen zullen bij de ver-dediging der ondernemersfiguur zwaarder wegen. Waar hij verdwijnt, verdwijnt de diversiteit en de zelf-verant-
woordelijkheid uit het gehele sociaal-economische. Zonder
hier dieper op in te gaan, moge hier toch op de enorme
betekenis dezer overwegingen worden gewezen.
Wie dezoverwegingen niet of niet voldoende telt, zal
voor de zelfstandige ondernemer weinig hart hebben.. 1-lem
zal de paritaire samenstelling in bestuurscolleges slechts
een eerste stap zijn
ifl
de richting van wat men – terecht of ten onrechte – roemt als de democratisering van het
economisch leven.
‘Wie evenwel met steller dezes wèl hoge prijs stelt -op
handhaving van een zelfstandige ondernemersstand, kan
niettemin van mening zijn, dat deze zelfstandigheid door
paritaire bestuurscolleges niet sterk wordt aangetast.
Wellicht is dit inderdaad niet noddzakelijk het geval.
Toch zie ik ernstige bezwaren.
–
Het eerste dezer bezwaren is van principiële aard. Het
lijkt mij nl. in beginsel onjuist om de doeloorzakelijke
gelijkwaardigleid van werkgevers en werknemers te
willen uitdrukken door paritaire samenstelling van de
bestuurscolleges der bedrijfschappen. Dat men dit, tot
meerdere garantie van het doel wil doen in die organen,
die meer het algemene belang tot direct doèl hebben,
zoals de Sociaal-Economische Raad, acht ik daarentegen
wel haast vanzelfsprekend.
Zelfs indien het daar gaat om algemeen-economische
maatregelen, is de individuele bedrijfsvoering er als regel
weinig bij betrokken. De werknemers (als zodanig) hebben
er evenzeer mee te maken als de ondernemers-werkgevers
(als zodanig), of wat hetzelfde is: Op dit niveau hebben
alle economische maatregelen belangrijke sociale reper-
cussies. Vandaar dat mag worden aangenomen, dat de
economische maatregelen in dit milieu ook bij de werk-
nemers zodanige belangstelling wekken, dat een paritaire
samenstelling alleszins verantwoord is. –
Voor de bedrijfschappen geldt dit te minder naarmate
zij een kleiri’ere groep vertegenwoordigen en minder
bedrijven omvatten. Naar die mate wordt het aanrakings-vlak met de individuele bedrijfsvoering groter, en worden
de sociale consequenties der economische beslissingen
minder uitgebreid.
1-let lijkt daarom raadzaam om met het opklimmen
naar hët hogere niveau de pariteit meer en meer te benade-
ren. Doch niet alleen op deze theoretische gronden komt
pariteit in de lagere organen mij minder gewenst voor.
Practische overwegingen voeren tot hetzelfde standpunt.
Wie zich realiseert, welke de agendapunten vormen in
vakgroep- en dergelijke vergaderingen,vraagt zich met ver-
bazing af, welk nut
het heeft hier de beraadslagingen op
economisch gebied paritair te organiseren. In besturende col-
leges bijv. zal men in het algemeen trachten de werkgevers-
vertegenwoordiging zo te doen zijn, dat alle facetten van
het bedrijf hierin worden teruggevonden. Om dicht bij
huis te blijven: de raad van Bijstand der vakgroep leder-
industrie is samengesteld uit vertegenwoordigers van grote,
kleine en zeer kleine fabrieken, uit zoolleer-, .overleer-,
tuigleer- en technische leerlooiers, uit vertegenwoordigers.
van Brabant en de Achterhoek, uit vertegenwoordigers
der Katholieke en der, neutrale vereniging. Men komt
zodoende tot een college..van circa- vijftien personen.
24
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
Toegegeven dat dit wellicht iets kleinerkon zijn, voor een
vruchtbare bespreking van alle belangrijke economische
kwesties
op
dit gebied zal het aantal toch zeker niet
geringel môgen zijn dan tien.
En nu is het ten enenmale onduidelijk, welk nut het
voor de looierij-arbeiders kan – hebben tien werknemers
af te vaardigen naar vèrgaderingen waar de economische
problemen der looierij zullen worden besprdken. Negentig
procent der economische agendapunten heeft voor hen als
werknemers geen belang.
1-let zoü daarom – zelfs indien men in beginsel al-
leen een pariteit in de machtsverhouding aanvaardbaar
achtte – verstandiger zijn de samenstelling
niet
paritair,
doch de verhouding in het aantal stemmen
wel
paritair
te maken. Van werknenierszijdé zou men zich daardoor
heel wat overbodige – oneconornische – representatie-
kosten besparen. . –
Overigens ligt het verro van mij dit systeem te verde-
digen. Ik vind deze pariteit in de machtsverhouding ni.
niet de enig juiste, zoals uit het voorgaande wel is geblekn.
Ik-vind haar zelfs principieel ‘onjuist. –
Er”zijn nog_andere pra’ctische bezwaren tegen te ver
doorgevoerde pariteit.
Gezien de stroeve en kostbare werkwijze van aldtis
samengestelde -colleges zod’ hun vorming, bij de onder-
nemers de neiging bevorderen om zoveel mogelijk de
economische aangelegenheden der lagere sectoren te be-
handelen buiten de bedrijfschappen om, door kartel-
afspraken, of zelfs – indien men deze zou bestrijden –
door ,,gentlemen-agreements”. ,l-Iet doel; dat bij de pan-
taire sarnènstelling voorzit, zou daardoor veelal illusoir
worden, –
Een laatste en niet onbelangrijk bezwaar zou zich voegen
bij de genoemde, indien de onlangs gepubliceerde con-
cept-wet op de ondernemingsriden ongewijzigd wet zou
worden. In- dit ontwerp wordt aan het bedrijfschap een.
grote bevoegdheid toegekend ten aanzien van de onder-
nemingsraden. Waar de beslissingsmacht van de onder-
nenier op- economisch gebied in dit ontwerp niet anders,
beschermd wordt dan door het voor velerlei interpretatie
vatbare voorschrift, dat ,,de ondernemingsraad tot taak
heeft bij te dragen tot het goed functionneren der onde-
neming” met inachtneming van de’ door het bedrijfschap
angegeven grenzen en ondèr erkenning van de zeifstan- –
dige functie ‘an de on’dernemer, door overleg inzake
toezicht op en uitvoering of regeling van alle aangelegen-
heden, de onderneming betreffende, welke in verband met’ derzelver aard en omstandigheden daarvoor in aanmerking
komun”, wordt de paritaire samenstelling in de bedrijf-
schappen méér dan onjuist en onpractisch.”
Met dit ontwerp in de hand wordt zij nl. een recht-
sti’eekse bedreiging van de’ ,,zelfstandige functie van de
ondernemer”, zodra er tussen werkgevers en werknemers
verschil van mening bestaat over de betekenis van deze
term.. Het zij overigens in confesso, dat dit laatste bezwaar
meer teruggaat op de onnodige vaagheid van dit concept, dan op de paritaire samen’teIling in de bednijfsschappen-
Gilzd.
–
‘
JAN VERSTER
BOEKBESPREKING.
Belastingherziening 1947
door Tj. S. Visser, Mr P. D.
– Sanderse, N. Ypenburg en J. L. Dulfer.
Onder deze titel verscheen -als overdruk uit de losbiadige
F.E.D.-uitgave een ‘overzicht van de wijzigingen, welke
in verschillende belastingen werden aangebracht bij de
op 1 Juli 1947 in werking’getreden Wet Belastingherziening
1947 en de vrijwel gelijktijdig afgekondigde Wet tot her-ziening der ondernemingsbelasting.’
Het werkje bevat de tekst van de Wet Belastingher-
ziening,, de nieuwe tabel (1948) derinkomstenbelasting,
de lijst dér- aan weeldebelasting onderworpen artikelen
en voorts een toelichting op ‘de nieuwe bepalingen.
Zeer instructief is vooral de commentaar op de voortaan
voor de inkomsten -, vennootschaps- en ondernemings-
belasting toegestane belastingvrije reserveringen
1).
Bij
assurantie- en kostenreserve wordt de regeling vermeld,
welke de vroegere winstlelasting hiervan gaf, en welke
thans wederom van toepassing wordt. Plafond, opbouw,
antasting en afwikkeling der nieuwe ,,onbelaste reserve”
worden aan de hand van voorbeelden duidelijk uiteen-
gezet.
Een overzicht van de voornaamste der overige behan-delde veranderingen volgt hieronder:
Inkomstenbelasting. –
Minimum verwervingskosten van dienstbetrekking wordt
f100. Afschaffing belastingvrij minimum ad 1 5.000 bij
liquidatiewinst. Aandelenpakketten behorend- tot buiten-
larlse bedrijfsvermogens (,,aanmerkelijk belang”) gelden
voortaan niet meer als Nederlanids, bron van inkomen
voor buitenlanders (dividendbelasting hierop echter’ ge-
handhaafd). Kinderaftrek naar het aantal kinderen op
31 December. Verzwaring
ian
het bijzonder tarief van
art. 48
Inkomsten- en loonbelasting.
Verhoogd tarief voor bij ouders inwonende minder-
jarigen. Voordeliger regeling voor weduwnaars en weduwen
zondér kinderen. Mogelijkheid van bezwaar en beroep
voor buitengewone lasten. Nieuwe waardering voor vrije kost, inwoning en maaltijden.
Vermogensbelasting 1.
Belastingvrij minimum voor ongehuwden verhoogd
tot f10.000; kinderaftrek verlaagd tot f5.000 per kind.
Vermogensbelasting II (voor lichamen) afgeschaft.
Vennootschapsbelasting.
rg
ar
i
e
f verlaagd töt
331/3
pCt bij belastbare bedragen
van f 45.000 en hoger.
Successie- en schenkingsrecht.
Tarief verhoogd; opcenten vervallen.
Omzetbelasting.
Tariefsverhoging van 2 en 4 op resp. 3 en 6 pCt; vrij-
stelling voor levensbehoeften. Invoering van een weeldebe-
lasting van 15 pCt te betalen door fabrikant of importeur.
Ondernemingsbelaseing.
Vervallen van de vrijstelling van landbouwbedrijven.
Aftrek van 1 3.000 voor ondernemersloon voor natuurlijke
personen.
Het boekje geeft een practische documentatie van de
jongste belastingherzieningen en zal goede diens.ten
kunnen verlenen aan hen, die zich Aug op dit terrein
willen oriënteren.
Rotterdam.
J. C. BREZET.
1)
Zie hiervoor ook’, ,,E.-S.B.” van 20 Augustus 1947: ,,Een
faze In de ontwikkeling van het fiscale winstbegrip”, door Drs
C. D. Jongman.
AANTEKENING.
DIS TINMARKT
‘).
De internationale tinpositie is, als gevolg van de oorlog, nog steeds zodanig, dat van al de non-ferro metalen alleen
1)
De gegevens, in deze aantekening verwerkt zijn ontleend aan
het maandblad ,,Tin” van ]%Iaart 1948, de statiltische bulletins van
de ,,International Tin Study Group” en de ,,International Tin
Research and Development Council”; voorts aan het economisch
en financieel weekblad uitgegeven door de Krediethank N.V. te
Brussel van 14 Maart 1948. –
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
235
het tin nog is onderworpen aan een stelsel van toewij zin-
gen, onder contrôle van het ,,Combined ‘rin Committee”.
De productie van tin.
De wereldproductic, die in .1939 ongeveer 167.000 long
tans
2)
ledroeg, was in 1945 gedaald tot 90.000 long tons.
Voor 1947 wordt zij geschat op 107.000 tong tons, tewij1
de huidige behoeften op ongeveer 200.000 long tans worden
geraamd.
VÔôr de oorlog waren de voornaamste praducentèn
Malakka, Indonesië en Bolivia, die samen ongeveer 60 k
65 pCt van de totale wereldproductie leverden. Onmiddel-
lijk daarsp volgden Siam en China. Door de oorlog daalde
de productie van Indonesië en Malakka aanzienlijk, t.w.
resp. van 27.809 en 46.827 long tons in 1939 tot 948 en
3.152 long tans in 1945. Bolivia, welks productie door de
Verenigde Staten gedurende de oorlogsjaren sterk werd
gestimuleerd ten behoeve van hun
rç
exassme
lt
er
ij ver-
toonde daarentegen een productietoeneming van 27.215
long tans in 1939 tot 42.483 long tons in 1945, waardoor
dit land van de derde op de eerste plaats is gekomen. Deze
toeneming woog echter bij lange na niet op tegen de pro-
ductiedaling in Malakka en Indonesië.
Ter illustratie ‘volgt in tabel 1 een overzicht van de
wereldproductie van tin over een reeks van jaren.
was totdat de tinpraductie in Z.O.-Azië iveer voldoende
op gang zou zijn gekomen. De schaarstepôriode is thans
snel aan het verdwijnen. FIet jaar 1947 gaf, zoals gezegd,
een tinproductie te zien van r6nd 107.000 long tans en de
productie neemt van maand tot maand nog toe. De pro-
ductieschattingen voor Indonesië, Malakka, de Belgische
Congo en Nigeria bedragen voor 1948 resp. 37.000, 45.000,
14.500 en 11.000 lang tans. Voorts verwacht men, dat de
Boliviaanse productie in 1948 die van 1947 zal overtreffen
en dat dit jaar de tinvoortbrenging van Burma en Siam
eer
van betekenis zal wqrden. De wereldvoorraad van tin
bedroeg aan het einde van 1947 rand 124.000 lang tans;
d.i. veel meer dan vÔôr de ooijog.De jongste gegevens
over de wereldtinvaarraden, onlangs samengesteld door
de, ,,Internatiönal Tin Study Group”, tonen dit aan.
De tinprijzen.
De belangrijkste internationale tinmarkt is Londen.
Vlak voor de tweede wereldoorlog schommelde de tinprijs hier tussen £ 200 en £ 230 per long ton, hetgeen toen reeds
hoog werd geacht. Gedurende en na de oorlog stegen de
prijzen, als gevolg van de verminderde productie en de
gestegen vraag, nog verd,r. In Maart 1947 bedroeg de offi-
ciële prijs te Landen £ 437. In verband met de gestegen
exploitatiekosten van de Maleise producenten werd de
TABEL
1.
Wereldprdductie van tin (in long tons).
1938
1939 1940
1942
1944.
1945
1946
1947
Belgische congo .
8.820 8.964
62.482
16.191
17.326
17.077
14.091
13.200
Nigeria
8.977 9.428 12.012
42.405
12.512
11.230
10.338 8.484
Bolivia
25.371
27.215
37.940
38.291
38.809
42.483
37.619
29.686
Burma
……….
5.014
5.441
5.500 ‘)
.
500
)
500 ‘)
– –
china……….
11.246 10.859
6.249 4.400
3.300
3.500
1.320.
3.300
Frans
Indo-china
1.596
1.250
1)
1.467
4.030
357
86
–
–
Malakka
.63.360
46.827
83.000 ‘)
15.748
9.309
3.152 8.432
23.636
Indoncsiê
27.298
27.809,
42.857
9.938
6.753
948
6.450
14.121
Siam
16.704
16.970 ‘)
17.447
1
)
7.833
.
‘
3.296
1.775
1.056
1.141
Ver. Koninkrijk .
2.010
1.632
1.619 1.363 1.289
1.152
793 846
Andere landen
.
11.300 10.600 11.200
11.400
.7.700
8.600
8.200 7.250
Vereld
159.500 167.000 231.500 119.000
101.000
90.000 88.500
101.700
‘)
Lzortcijfers, daar
geen prod uctiecij
fers ter beschikking Staan.
1)
Geheel
of
gedeeltelijk geschat.
)
Januari-November;
schattin g
Bron: ,,Statistical Bulletin
of
the
International Tin Sludy-G’roup”
van Januari
1948
en
,,Tin”
van Maart
1948.
*
Het pe,’bruik pan tin.
De Verenigde Staten zijn de grote consument van tin;
terwijl zij slechts ecu minieme hoeveelheid zelf produceren,
nemen zij bijna de helft van het wereidverbruik voor hun
rekening. De grote productielanden verbruiken daarentegen
zeer weinig tin. ,F1,et is dus begrijpelijk, dat de Verenigde.
Staten in verband met hun positie voor een regelmatige
bevoorrading zorgen, door zoveel mogelijk contracten af te sluiten met de praducerende landen.
Uit tabel 2 blijkt, dat de wereldconsumptie voor de
eerste elf maanden van 1947 121.100 long tans bedroeg
en derhalve op een hoger peil lag dan de productie.
prijs af-raffinaderij in Malakka midden December 1947
van £ 423 op 500 gebracht, terwijl de officiële binnenland-
se prijs in Engeland werd verhoogd tot;9 510 per ton
voor het gewoon tin è. 99 pCt en tot £ 51 voor het geraffi-
neerd’ tin Is 99,75 pCt minimum.
Bij een aan het begin van dit jaar afgesloten accoord
tussen Bolivia en de Verenigde ‘taten werd de prijs van
het Boliviaans geraffineerd tin verhoogd van 80 cent tot
94 cent per lb franco New York, hetgeen overeenkomt met
ongeveer £ 525 per long ton. De Engelsen moeten voor
hun aandeel in de l3oliviaanse productie (40 Is 45 pCt
)
dezelfde prijs betalen als de Amerikanen, d.i. £ 500 f.o.b
TABEL
2.
.
Wereldv’erbrvik pan tin
(ih.
long tons).
1938 1939 1940
1942
1944
.
1945 1946 1947
1
)
Verenigde
Staten
50.722 70.352
72.324
.56.288
59.156 54.800
57.000
.
55.000
Ver. Koninkrijk,
.
18.290
27.279 29.225 23.478
.
18.435
16.396
25.606 25.018
Andere landen
. ,
82.488
64.369
.58.451
35.734 21.909
.
25.004
.
28.094
41.082
Vereld
151.500 162.000 160.000 145.500 99.500 96.200 110.700 121.100
1)
fanuari-Novenuber; schatiig.
‘
.
.
.
.
.
Bron:
,,Statisticat
Bulletin
of
the International
Tin
Study Group”
van Januari
1948.
liet verbruik in verband met de n’erekivorraden.
De tin verbruikende industrieën over de gehele wereld,
en speciaal in de Verenigde Staten, hebben een tekort
aan tin. Het is’ echter thans, gezien de gi’ote voorrIsden
en de stijgende productie, gerechtvaardigd, volgens het
maandblad ,,Tin” van Maart 1948, om de industrie een
grotere toewijzing te geven dan ‘tot dusver is geschied.
De Amerikaanse verbruikers hebben zich gedurende de
oorlogsjaren met plichtsbesef onderworpen aan de toewij-
zingsregeling, in de wetenschap,’ dat tin schaars en een
ruime vaorraadpolitiek van overheidswege
3)
noodzakelijk
‘)
1
long ton
= 1.016 Jg
‘)
VÔSr de oorlog achtte en in het algemeen een voorraad voor
drie maanden voldoende; thans zijn voorraden voor een jaar
of
langer aan de orde van de dag.
Antofagasta per long ton. Daar de Engelse binnenlandse
prijs £ 513 bedroeg, was ‘het prijsverschil van £ 13 on-
voldoende om de kosten van transport en raffineren te
dekken, zodat de Engelse Regering begin Januai’i jI. de
binnenlandse prijs op £ 519 moest brengen voor het gewoon
tin en op £ 522/10 voor het geraffineerd tin. Daar het
Boliviaanse geraffineerd tin franco New York wordt ge
leverd tegen een prijs, die ongeveer £ 525 ledraagt, volgt
hieiuit – aldus ,,Beursberichten” van de Kedietbank
N.V. te Brussôl -, dat de’En’gelse uitvoer’ van geraffineerd
tin naar de Verenigde Staten pr’actisch onmogelijk is ge:
w’orden. . ‘ .
Zou ‘dô Engelse Regërin de’door de Maleise producenten
verlangde verhoging tot minstens £ 575 ‘per long ton toe-
236
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
24 Maart 1948
TABEL
3.
Wereidvoorraden
van tin
(in long tons aan het .einde van het jaar)
1).
1938 1939
1940
.1942
1944
1945
1946
1947
3
)
Verenigde
Staten
26.015
36.177
89.010
126.125
88.148
70.837
66.878
63.200
Malakka
11.458,
13.161
3.472
.
.
4.300 5.600 5.380
IndonesiO
200
260
.
S
8.000 5.700 4.400
Belgie
……….
1.956
984
–
–
–
4.200
4.000
Nederland
3.700
2.586
–
–
–
–
2.550 7.700
Ver. Koninkrijk
23.193
13.190
20.074
30.143 32.024
37.231
23.378
19.508
Andere landen
.
3.027 7.410 7.000
9.000
25.000
29.000
29.700
19.600
Wereld
69.500
73.800
1’19.600
165.300 145.200
149.400 138.000
123.800.
1)
Schattingen.
2)
Eind October.
Bron: International Tin Study Group.
taan, dan betekent dit, daVook de tinprijs in de Verenigde
Staten zal stijgen (Amerika koopt ni. ook op de Maleise
markt) en krachtens het afgesloten accoord met de Ver-
enigde Staten is in dat geval ook Bolivia gerechtigd zijn
eigen verkoopprijzen te verhogen. Slechts evenwicht tussen
productie en verbruik zal deze kringloop kunnen door-
breken.
INTERNATIONALE NOTITIES..
E.R.P. EN
INFLATIE.
Kenmerkend voor de na-oorlogse economische ontwik-
keling in de landen, die bij de oorlog betrokken zijn geweest,
is de sterke achterstallige vraag,, die zowel door producen-
– tent als consumenten wordt uitgeoefend. Flet beperken en
kanaliseren van deze vraag mag worden leschouwd als
een- vraagstuk van centrale betekenis in het economisch
hers.tel. Temeer is dit het geval – zols wordt uiteengezet
– in.het pas vérschenen nummer van het ,Economisch-
Statistisch Kwartaalbericht”
1)
— wanneer boendien de
Overheid een sterke vraag uitoefent
1
tot uiting komende
– itf-begrotingstekorten, als gevolg waarvan de geldcirculatie
wordt verruimd. In een dergelijke situatie wordt de con-
trolérende taak van çle Overheid vergemakkelijkt door
het bestaan
–
van een importsurplus, waarvan immers een koopkrachtabsorberende werking uitgaat.
-Veelal wordt in ditverbnd aangenomen, dat
–
van
–
hulp
in het,kader van het E.R.P. een defla-tionaire invloed zal
uitgaan. ,,The Investors’ Chronicle” van 20 dezer acht
deze stelling echter in zijn algemeenheid niet juist. Waar
het op aankomt, is niet de omvang van de E.R.P.-hulp als
zodanig, doch het totaal aan géederen en diensten, dat een land van het buitenland ontvangt zonder daarvoor
betaling uit lopende bronnen verschuldigd te zijn. Voor
Engeland beliep dit totaal in 1947 £ 675 millioen, di. het
deficit op de lopende posten der betalingsbalans, gefinan-
cierd met behulp van goudreserves en dollai’credieten.
Voor het lopende jaar nu taxeert men dit bedrag op slechts
250 millioen.
–
– . Aangezien de Engelse Regering niet van plan is, het
invoerprogramma aanzienlijk te verruimen, zelfs niet in-
dien het E.R.P. in werking treedt, is van het Marshall-plan,
aldus-het blad, voor.Engeland geen verlichting van de
inflationaire druk te verwachten. Integendeel, deze druk
zal in vergelijking met 1947 waarschijnlijk veeleer toenemen.
Een en ander natuurlijk in de veronderstelling, dat de
,,export .ta.rgets” voor_19.48 ‘worden verwezenlijkt, daar
anders het importsurplus weer zou worden vergroot.
2
)
Zie het artikel ,,De conjunctuur in Nederland” 1n het
,,E.-S.K.” van Maart
1948.
IIYPERINFLATIE- IN CRINA.
Dé ondernemingen, die handel drijven op China, be-vinden zich nog stëeds in een moeilijke positie, daar er
nog geen enkel teken op wijst, dat de verwarrende toestand
in Clina met betrekking tot de openbare financiën en het
géldwezen(gevolg van de voortgezette oorlog en binnen-
landse vei’toringen) een eind begint te nemen. Deze toe-
stand werd kortgeleden nog eens duidelijk onderstreept
door Mr A. A. Moise op een vergadering van de ,,Hongkong
and Shanghai Banking Corporation” in een redevoering,
waarvan, aldus ,,The Economist” van 18 dezer, ieder,
die financiële of handelsbelangen in het Verre Oostën heeft,
kennis behoort te nemen. –
In de eerste plaats, zegt.Morse, is het, teneinde de in-
flatie te bestrijden, nodig de militaire uitgaven drastisch
te verminderen; dit zal echterniet mogelijk zijn zolang
d6 burgeroorlog in de huidige omvang blijf t voortwoeden.
De inflatie in China kan worden gekarakteriseerd als een
hyperinfiatie
1),
want gedurende de oorlog tegen Japan
liet het verlies van de havens en derhalve van de zo be-
langrijke douane-ontvangsten de Regering geen ander
alternatief dan de biljettenpers te – gebruiken, teneinde
haar uitgaven te financieren. – Thans is de buitenlandse
handel opnieuw onder contrôle gebracht, maar de uitgifte
van bankbiljetten gaat door. –
sinds 1946 is de officiële index voor de groothandels-
prijzen in5Shanghai met het 15-voudige gestegen en zelfs
de officiële koers voor de Amerikaanse dollar is van C
$ 3.350 tot C $ 89.000 gestegen. Op de zwarte markt liggen
de koersen in het algemeen 25 â 50 pCt hierboven. De
kosten van levensonderhoud zijn, in yergelijking met 1946,
– met het 10 k 12-voudige toegenômen.
In het licht van deze omstandigheden valt het te ver-
wonderen, dat de Overheid nog enig succes heeft geboekt
met haar streven de export •te bevorderen en de stroom.
van importgoederen, die in 1946 reeds zoveel zorgen baarde,
te beteugelen. Aan het eind van het afgelopen jaaf daalde
de import en nam de export toe, maar de smokkelhandel
was waarschijnlijk nog steeds groot. Het herstel van de
export.werd uiteraard ondersteund door het feit, dat-men
de officiële wisselkoers niët langer op een kunstmatig peil heeft gehouden, maar de Overheid staat nog altijd voor de
moeilijke taak om de invloed van de inflatie op de buiten-
landse koersen te bestrijden. De pogingen om de import
onder contrôle te houden resulteerden in steeds meer be-
perkingen voor het bedrijfsleven: ,,a jungle growth of
controls and monopolies”. –
1
),Vgl. ,,Internationale geld- en kapitaalmarkten; de strijd tegen
de inflatie” In ,,E.-S.K.” van Maart
1948.
DE INTERNATIONALE .TARWE.OVEREENKOMST.
De afzijdigheid van de Sovjet-Unie en Argentinië neemt
niet weg, aldus ,,The Investors Chronicle” van 13 dezer, dat de nieuwe tarwe-overeenkomst concreter is dan oor-
spronkelijk mocht worden – gehoopt. Het blad schrijft dit
toe aan de ommekeer in de, houding der Britse Regering.
Deze nl. heeft minder dan een jaar geleden analoge be-
sprekingen doen mislukken door een minimum tarweprijs
van $ 1,10 per bushel in .het derd6 jaar. van het toen
vooxgestelde accoord te hoog te ichten. Thans gaan de
Engelsen acöoord met een minimumprijs van $1,50 voor
het lopende jaar, die elk volgend jaar zal dalen met 10
dollarcents tot $1,10 in het vijfde jaar; bovendien hebben
zij een maximumprijs van $ 2 voor de hele vijfjarenperiode
geaccepteerd.
De recente daling der Amerikaanse goederenprijzen doet
inmiddels de suggestie aan de hand, dat de hoop op een
daling vah de tarweprijs tot $ 1 per bushel binnen de
komende 5 jaren nog-niet hoeft te worden opgegeven.
Nu Engeland de verplichting op zich heeft genomen om
180 millioen bushels af te nemen van de 500 millioen bus-
hels, welke Canada (230 millioen), de Verenigde Staten
(185 millioen) en Australië (85 millioen) zullen leveren, betekent een prijs van $ 1 in plaats van $ 1,10 per bushel
een verschil van $ 18 millioen peiojaar. Van belang is, dat het aanbod van de drie genoemde producenten niet geheel
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
237
in de behoeften der 38 deelnemende importlanden zal
voorzien; transacties buiten de overeenkomst zijn daarom
toegestaan. Voorlopig zal Argentinië dus van de omstan-digheden kunnen profiteren. Zouden de komende 5 jaren
echter goede oogsten te zien geven, dan zou Engeland niet
alleen moeten boeten voor het thans accepteren der gestelde
condities, maar bovendien zou. de ,,lnternational Wheat
Council” wel eens kunnen worden verrast ,,by an applica-
tioP for membership from an Argentina bent on making
the best of both worlds”.
EEN ENGELSE STEM OVER NEDERLAND.
,,Holland’s economie plight” – aldus The Tirnes van
17 dezer – ,,is fundamentally of the same order as Bri-
tam’s, and the Government has pinned its faith on the
European Recovery Programme. As yet the cracks are
superficial, although bankers admit that confidence in
the currency is no longe’r uncritical. Peopie prefer to hold
their savings in kind, and the shortage of goods, in spite
of controls, sends prices slowly but steadily upward.
Controls and a measure of concealed intlation have intro-
duced a black market, extensive and extensively tolerated,
and this intrusion 6f dishonesty marks another contrast
with the past.
The Dutch have not yet suffered severely in their. self-
belief. They vork hard – trade disputes have, been
incomparably fewer than after 1918; they rebuild their
country with a quiet assurance whi’ch is good to see;
they remain attached to the hard canons of common
sense, and pursue no false gods, weird philosophies, or
literary crazes. They stil! berte ‘themselves for setting
patient merit abovë wit and venture. The damage of the
war goes deeper and is hard to seize. Perhaps the change
is merely disappointment that the war changed nothing;
perhaps this in turn is the outward sign of a new sense
of insecurity. However that may he, many people in Hol-
land are unsettled, uneasy, and uncertain of what the fu-ture may bring.
To a fo’ieign eye looking upon this weli-ordered country,
hard at work and wrenched by no obvious turmoils, such
anxieties must appear unwarranted. The thought. remains
that the Dutch people, when put to the test, would again
astonish themselves and their neighbours by their tenacity
in hardship and their sturdy self-belief”.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Aan het einde der week vertoonde de geidmarkt een
zekere verruiming, waardoor de callgeldeente kon worden
verlaagd tot
I
pCt. Vermoedelijk streven de banken naar
vergroting van hun liquiditeit met het oog op de stortingen
op de emissies Philips. Per 1 April as. zal een bedrag van
f 75,75 mil!ioen vereist zijn voor de betaling van de in-
schrij’ing op de uitgift6 der 3j pct obligatielening, terwijl
medio April voor de storting op de aandelenemissies niet
minder dan f 126,5 millioen vereist zal zijn. Weliswaar
komt einde Maarten ook in April vrij veel schatkistpapier te vervallen, doch blijkbaar geeft men er de voorkeur aan
nu reeds een grotere liquiditeit te betrachten, waardoor
het aanbod van caligeld toenam. In de marktdisconto’s
kwam echter nog geen verandering. De in het voorgaande
overzicht vermelde disconto’s voor schatkistpromessen
handhaafden zich bij geringe omzetten vrijwel op het-
zelfde peil.
Inmiddels zullen de banken ook rekening moeten gaan
houden met onttrekkingen in verband met de betaling der
heffingen. Naarmate de aanslagregeling hiervan .vordert
zullen ook de overboekingen van geblokkeerd tegoed naar
optierekening kunnen plaatsvinden, met de kans op ver-dere onttrekking van middelen aan de banken ter beleg-
ging in 3 pCt investeringscertificaten. Het valt op, dat op
het tot ult. Januari 1948 geïnde bedrag aan bijzondere
heffingen ad f 117 millioen niet minder dan f 31 millioen
met vrij geld is betaald, f 61 millioen met geblokkeerd geld,
slechts f 2 millioen met staatsfondsen, en de rest door af-
boeking op reeds verrichte zekerheidsstellingen. Het is
moeilijk te verklaren, waarom een dermate groot bedrag
aan vrij geld hiervoor werd besteed, in plaats van hiermede
op meer voordelige wijze staatsfondsen te verkrijgen en
daarmede de belastingschuld te voldoen.
De ernst van onze deviezenpositie werd in de afgelopen
week geaccentueerd door de publicatie van De Nederland-
sche Bank, dat nogmaals een bedrag aan goud, thans ter
waarde van f 41 millioen, moest worden afgestaan.
Met Engeland werd overeenstemming bereikt omtrent
de grootte en de afwkkeling van allerlei schulden, in en
na de oorlog ontstaan. Het totaal werd gefixeerd op een
bedrag van £ 45 millioen, dat in een periode van. 20 jaar
zal worden afgelost, terwijl de hoofdsom slechts pCt
rente per jaar zal dragen. De vaststelling van het bedrag
en de lange duur van de aflossing schijnt nogal bevredigend
te zijn. Minder bevredigend lijkt, dat, voordat deze schuld
is afgelost, Nederland van Engeland geen koud meer zal
kunnen vorderen, wanneer het pondentegoed van De
Nederlandsech Bank het in het monetaire accoord voorzie-ne maximum ad £ 10, millioen, vermeerderd met de ,,addi-
tional sum”, overschrijdt:
Uiteraard valt ddze beperking van Engels •standpunt
uit gezien alleszins Je billijken, maar voor de Nederlandse
deviezenpositie op de korte termijn, met name t.a.v. het
dollar-, resp. goudtekort, valt dit ongetwijfeld te betreuren.
De aandelenmarkt stond in – de afgelopen week sterk onder invloed va de emissies Philips. Deze trokken vrij
sterke belangstelling, doch in de andere fondsen ging rela-
tief weinig om. 1-let buitenlandse aanbod van claims Phi-
•
lips, voorzover dat thans reeds plaats vond, oefende waar-
schijnlijk druk uit. De prijzen van claims gewone aandelen –
Philips varieerden van f 610 per 12 Maart tot f 574 per 19 Maart jI. Over het algemeen gaven de koersen der overige
aandelen weinig veranderingen te zien; de tendens was
enigszins in dalende richting. De binnenlandse dollarlening
noteerde aan het einde der week .104 pCt GB,waarin men
uiteraard niet alleen het verminderen van de devaluatie-
vrees behoeft te zien, doch eyeneens een zuiver technische
omstandigheid, nI. de verwachte verkopen van hen, die
de opbrengst ‘der gevorderde dollarobligaties via de om-
weg der dollarlening in Nederlandse aandelen wensen te
beleggen.
12 Maart 19 Maart
1948
1948
A.
K.
U………………
…
187k GB
1851
v.
Berkel’s
Patent …………
139k
133k
Lever Bros.
&
Unilever C. v.
A. 830
324e
Philips
G. b. v. A.
…………
294e Exclaim
291 ‘GB
Koninklijke Pétroleum
. . : ……
361k
357
H.
A.
L………………….
225
220k
N.
S.
U.
………………..
195k GB
195 GL
H.V,A.
………………..
263
.
259
Deli
Mij.
Ç. v.
A……………
218
221
Amsterdam Rubber
.
……….
186k
193
STATISTIEKEN.
NATIONALE BANIC VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten In mililoenen franes)
1
Data
0
p
ow
31
Dec.
1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7
28 Febr.1948
5.624,5
100,9
182,2
48,5
4.166,4
[1
.113,7
.123,5
7 Mrt
1948
5.622,1
1
102,4
181,3
48,5
4.099,6
.187,1
15 Mrt
1948
5.622,8
97,1
160,9
48,4
4.055,5
.223,1
238
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1948
DE NEDERLANDSCHE
BANK.
Verkorte balans op 22 Maart 1948.
Activa.
Wissels, pro-
messen en
( Hoofdbank t
schuldbrieven
Bijbank.,,
–
in disconto
Agentseh.,,
1.900,-
Wissels, schatkistpapjer en schuldbrjeven, door
de Bank gekocht (art ‘II, le lid, sub 3 van de
Bankwet’ 1937 j’ art. 4 van hel Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No.
F204) …………………………….. .
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staal der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947
.
…. ……. ..2.000000.000,-
Beleningen:
Hootdbank t 142 792.042,57 ‘)
(mcl voor
schotten In re-
Bijbank
187.961,86
kening-cournt
op onderpand)
Aensch
,,
9.200.060,74
152.180.065,17
.
Op
effecten,
en?
.
.
……….
..151.520.338,60 ‘)
Op goederen en celen
659.726,57
t
152.180.065,17
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
‘wet
1937)
…………………………’
–
Boekvordering
op
de
Staat der Nederlanden
Ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt, en
muntm.aleriaal:
Gouden munt
en
gouden
muntmaterjaal
……..t
509.923.037,51
Zilveren
munt,
enz.
……
…2.976.079,69
512.899.117,20
Papier op het buitenland
..
t 272 056.200,-
Teaoed bIj correspondenten in
hel
büitenland
……….,,
96.966.583,04
Buitenlandse betaal-
middelen
………. . ……
..5.106.193,63
374:128.976,67
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
………..
…………………….,
80.209.408,21 Gebouwen
en
inventaris
………………..
3.500.000,-
Diverse
rekeiiingen
…………………..
..
147.760.807,81
4.770.680.275,06
Passlva. Kapitaal
–
…….
…………………….
.
t
20.000 000,-
Resrv,,Çonds
………………………..
..
12.452.579.46
.
Bii7ondere
reserves
……………………….
32.247.868.69
..
Peni,wnronds
………………………..
16.975.102,30
Baiikhiljettn
in
omloop (oude uitgitt.en)
……
124.199.625 —
Bankbiljetten in omloop
nieuwe uititte)
.
2.899.217,080,-
Bankassignaties
in
onhloop
………………….
181.702,32
Rekening-courant saldo’s:
‘5 Rijks
Schatkist
t
949.531.895,98.
Gebtokkeerde, saldo’s van
banken
…………..
..
32.318.172,74
Geblokkeerde
saldo’s
van
–
anderen
,
…………….
29.239.932.57 Vrije
saldo’s
……….
.494.842.578,85
1.505.932.580,14
Diverse
rekeningen
………………….
…
159.473.737,15
,t 4.770.680.275,06
‘) Waarvan
schatkiatpapler
rechtstreeks
door
de
Bank
In
disconto ‘genomen
………..
t
–
‘) Waarvan aan Nederlands-Indië
(Vet van
IS
Maart 1933, Staatsblad no. 99)
.
,,
39.529.875,-
Ciciilatie der door de
Bank namens
de
Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……
..
147.832.236,50
DANK VAN ENGELAND..
(Voornaamste Oosten In millioenen nondenl.
‘4
S
,’$
“o
,Q
0
4)
”0
co
,
..
rb
0
‘
4)
.-.
Q,
4
–
‘
4),3
40
=•”-
4)
bD
;’,)4
25 ‘Dec. ’46
0,2
1.449.1
1.450
1.428,2
22,1
3 Mrt ’48
0,2
.1.299,3
1.300
1.236.5
63,7
10 Mrt
’48 0,2
1.299,4
1.300
1.236,9
63,4
17 Mrt ’48
0,2
1.299,3
.
1.300
1.233,6
66,6
Othersecurities
Deposlts
4)
–
0_
,4V
0.
‘
,
1″
.
25 Dec. “46
3 Mrt ’48
10 ,Mrt ’48
17 Mrt ’48
1,3
0,2′
0,3 0,5
311,8
327,6
329;8
326,7
13,6
10,5
9,5
13,4
15,8
20.7
20,7
21,2
346,5 404.3
.405,2
409,9
10,3
18,5
12,6 12,0
278,9
293,5
299,1
305,1
DE NEDERLANDSCHE BANK..
(Voornaamste Oosten In duizende’ culdens).
:
-‘
En.
0
4)
•
..
;
AZ
66
.
o
,
‘”
a
,
0
–
1)
–
6)
0
,$.0
–
0)’
0.
04)
Q
‘
4)
30 Dec.
46
700.876
4.434.796
100.816
‘
103
153.109
9 F6br,’48:
584.022
246.137 114.698
2.000
150.114′
16
’48
580.885 255.166
102.100
2.000
152.524
23
,,
’48
554.204
272552
121,576
.
2.000
158.994 .1
Mrt ’48
554.269 276.907
102.967
–
178.510
8
’48
554.229
–
266.553
107.153
,
1.000
163.557
15
’48,
512.853
272.911
134.810
1.000
150.196
22
,
.
’48
512.899 272.056 102.073 1.900 152.180
0
Saldi in rekening-courant
0
131
–
4-
,0
6)
It
.0
Im
u
4)
30 Dec. ’46
2.744.151 1.099.855
90.071
1
43.706
590,158
9 Febr.’48
2.921.575
946.766 73.679
.
35.757
462.176
16
,,
’48
2.900.739
992.899
42.372
28.993 476.015
23
‘,,
’48
2.896.639
013.627 44.478
35:785
464.375
1
Mrt
‘4 81
2.959.043
1.974.150
64.501
‘29.928
487.737
8
’48
2.933.728
986.745
42.129
28.941
480.194
15
,,
’48,
2 909.546
959.002
29.591
29.492
510.742
22
‘481
2.899.217 949.532
32:318
29.240 494.843
NATIbNALE DANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten In millioenen lrancs).
Data
0
cl 04)
m
•
,
‘°2
,
– n
4)4)8
0
06
26 Dec.
1946
32.226
‘
5.648
4.953
214
698
‘
49.158
12 Febr. 1949
25.546
12.807
8.018
60.5
732
52,626
19
,,
1948
25.643
12.938
7.029
558
727
52.526
26
,.
1948
25.348
12.515
7′:3Ö8
.562
672
52.606
4Maart1948
25.424
12.878
6.914
1
016
526
53.485
11
,,
1948
25.462
12.321
.
6.713
986 476
54.069
18
,,
1948
25.982
12.948
6.074
1.009
439
”51.681
Rekening-
0
16
saldi
4)
Data
.-
“°
‘8
6)4)
J
0 0
‘
o
S_
,$
‘4
26 Dec.
1946 637
15.37’i
72.165
1
4,482
.
614
12 Febr. 1948
637
167.887
80.160
1
1
5.805
498
19
,,
1948
637
167.092
79.243
4
1
5.825
497
26
,,
1948 637
166.795
.79.140
5
1
5:516
497
4 itlaart 1948
637 168.071
1
79.946
5
1
6.015
496
11
,,
1948
697
167.705
78.735
6
1
6.907
496
18
,,
1948
,
637
165.966
.
77.793
5
1
‘) Waarvan 10.493 millioen frcs onbesehikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de Post ,,Emissiebank te Brussel”. ten
bedrage van 64.597 millioen îrcs. ,
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangeceven
oude biljetten.
EDERAL RESERVE BANKS.
(Voo’rnaamste. Oosten-in millioenen dollars),
Metaalvoorraad
Other
U.S.
Govt
‘
Totaal
Goudcer-
Data
.
cash
securities
titicaten
31 Dec.
1946
18.381
17.587
1
268
.
‘
23.350′
19 Febr. 1968
21.719
21.036
368
2().943
26
,,
1948
21:776 21.096
1
368
‘
21.034
4 Mrt
1948
21.779
21.141
j
373
.
21.071
Deposito’s
Data,
7
iLtn
Member-
Totaal
Govt
bapks
31 Dec.
1946
24.945
1
17.353
•
393
16,139
19 Febr. 1948
24.070
1
19.374
,
1.725
16.750
26
.,
1948
24.065
t
19.356
1.656
16.799
4 Mrt
1948
24.034 19.532
954
17.552
‘S
24 Maart 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
239
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornflamste rusten In millioenen franes).
r.
Voorschotten aan cle
Staat
Data
..,.
o
.a
s
eS
eS
en
26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
67.900 426.000
22
Pan.
1948
55.173 205.657
125 042
120.700 426.000
4 Mrt
1948
52.817
225.511
125.042 154.900 426.000
11 Mrt
1948
52.817
233.039
125.042 159.100 426.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetlen
in
circulatie
Totaal
Staat
Diversen
26 Dec.
1946
721.865
63.458
765
62.693
22 Jan.
1948
891.546 83.620
771
91.537
4 Mrt
1948
766.966
282.771
828
280.643
11 Mrt
1948
780.498 265.775
624
263.818
ZWEEDSE RIJKSIIANK.
(Vnornaamstp nest
–
en in millioenen kronen).’
Metaal
Staatsîondsen
.
0
5.
,
Data
,!.a
5)
0
–
–
‘
QJ
0
c’-o,
0
5)
S)
0,
5
31Dec.
1946 839
532′
1.544
504
284
94
182
28 Febr. 1948
223
141
2.685
434
120
–
182
6 Mrt
1948
223
141
2.674
412
120
–
182
15 Mrt
0948
220 140
2.408
390
119
–
182
–
Deposito’s
0
P
be
Direct opvraagbaar
___________________
0
Data
.
eS
75.
1
co
1
‘S
.s
co
50
tCn
co
-.0
)
_a_
31
Dec.
1946
2.877
875
706
1
230
174
7
28 Febr. 1948
2.7361
931
633
191
1
68
181
4
6 Mrt
1948
2.6591
956
587
284
68
178
1
4
15 Mrt
1948
2.579j
853 634
137
68
174
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Dinsdag 30 Maart a.s. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange Haven
.141,
Schiedam
NV.. Gemeenschappelijk Bezit
van Aandeelen Philips’
Gloeilampenfabrieken
gevestigd te Eindhoven.
Uitgifte van’
f 52.220.250.- gewone aandelen’ en
f 18.447.000.- 6
0
/ll
Cum. Pref.
Winstd. Aandelen aan toonder
In verband met het feit, dat van meerdere zijden
uit het buitenland wegens de moeilijkheden om tijdig
van de betreffende instanties de vereiste toestemmin-
gen voor inschrijving, resp. verkoop van claims te’ver-
krijgen, de vraag is gekomen om de termijn van in-
schrijving en daarmede de gelegenheid tot, het verhan
delen van de claims te verlengen, deelt ondergetekende
mede, dat de inschrijvingsdatum nader is bepaald op
Donderdag 8 April 1948 en de datum .van storting is
vastgesteld op Woensdag 14 April 1948.
Eindhoven, 18 Maart 1948…
N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken.
De Raad van bestuur.
Maakt gebruik van de rubriek ,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende functies, liet
aantal reacties die deze annonces tengevolge hebben
is doorgaans uitermate beviedigencl;’ begrijpelijk: omdat
er bijna geen groote instelling is. die dit blad niet
regelmatig ontvangt en waar het niet circuleert!
AMSTERDAMSCHE BANK
N.Y.
.
INCASSO-BANK
N.V.
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT PER29 FEBRUARI 1948
ACTIEF
– .
PASSIEF
Kssa
Kassiers
–
Kapitaa!
8
70.010.000,00
en Daggeldle-
Reserve
,,
42500.000,00
ningen
t
40.173.629,28
Bouwreserve
,.
4.000000,00
Nederlands
‘Dépositô’s,op
*
schatkistpapier
,,
820.500.000,00
termijn
,,
.
50.567.930.48
Ander over-
heidspapier
,,
16.799.000,00
Crediteuren
,,
984.427.528,46
Wissels
,.
1.860.869,17
Daor derden
geaccepteerd
. ,, 469.942,96
Bankiers in bin-
–
Overlopende
–
nen
en
buiten-
land
•,
–
‘
37.346.821,53
saldi en andere
rekeningen
, ,.
21.193.310,61
–
Effecten en syn.
dicaten
,,
5.539.423,52
Prologatiën
.
en voorschotten
tegen Effecten
,,
21.223.686,91
Debiteuren
,,
198.736.359,37
Deelnemingen
,,
14.900.302,11
Gebouwen
,,
6088.620.62
81.163.168.712,51
.
t 1.163.168.71 2,51
N.V. I(ONINKLIJKE
NEDERLANDSCHE
ZOU T I N D Ii ST R I E
Boekelo • Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
ebloorbleekloog
na:ronloo& caustic soda.
1
+
Deschi&bure &ruchtcn
• -‘
Diretiecissistent
en commercieel leider in handelszaak van mid-
delmatige omvang, wenst ‘wegens reorganisatie
in dit bedrijf van betrekking te veranderen.
Combinatie met vertegenwoordiging• geen be-
zwaar.
Oud 37 jaar, gehuwd, gewend leiding te geven,
jarenlange handelservaring, organisator, voIhar-
dend verkoper en vlot stylist.
Beschikt over prima referenties.
Br. onder no. ESB 1167, bureau van dit blad,
Postbus 42, Schiedam.
De
K.L.M.
vraagt
voor haar Planbureai.
ECONOOM
:
Iefst met mathematische interesse,
Leeftijd max. 40 jaar’.
.,Sollicitaties uits!uitend schriftelijk, onder vermelding
van dit blad, met loevoeging van recente pasfoto en
pm
copie diploma’s en geluigschriften aan Personeels-
zaken K.L.M., Postbus 121, ‘s.Gravenhage”.
1
A S S 91
1
AT I E
–
C A S
‘
S
“
A
KASSIERSINSTELLING
OPGERICHT IN 1806
BEWAARNEMING VAN FFEGTEN
._L
t
4bonneert
U op:
L
•.• –
li
!
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van, Prof. P. Hennip-
man, Prof. P. B. Kreukniet, Th. Ligthart, Prof.
N.
J.
Polak, Prof.
J.
Tinbergen, Prof. H. M. H.
A. van der Valk, Prof. C. A. Verrijn Stuart, Prof.
G. M. Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. de Vries.
Abonnementsprijs
f
22,50; ‘franco p. post 123,30;
voor studenten
f
19.—: franco per post
f
19.80.,
Abonnementen worden aangenomen door den.
boekhandel en door de uitgevérs
DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM
E 1 N.DÈ .L.IJ K.::..’..:
DE üitweg uit de doolhof van bepalingen van de
AFDELING EFFECTENREGISTRAT.IE VAN
DE RAAD VOOR HET- RECHTSHERSTEL
door de
DO(UMNTATI[
Van dit losbladig sys:e:m met dagelijkse aanvullingen kwam
zojuist gereed rubriek 4:
F’INANCIRE MAATREGELEN TOT RECffTSIIFRSTEL
onder redactie van
Mr P. H.J. H. Slulemeyer
en
Mr. C. G.
Poivliet,
secretarissen
van
de
Afdeling
Ellectenregistratie.
Vraagt geheel vrijblijvend het uvoerig prospetus en een
serie ter inzage aan
=Q~~
Waldeck Pyrmontiaan 25 Amsterdam.Z.
–
Tel. 93046.
De strijd tegen de inflatie:
Economisch
Statisti.sch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het
Nederlandsch Economisch lnsti’tuut
Jaarabonnementen
f 6.50
voor abonné’s E.-S.B. f5.-.-
TeTef,oh 38340, Rotterdam
,Giro. no. 8408
Econoiiîisch
–
Statistisçhe
–
Berichten
Adres
voor
‘Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro: 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor Belgii Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nornie,
14,
Universiteitstraas, Cent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5 Rotterdam (W ).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
/
26 per jaar,
voor BelgiijLuxemburg
/
28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Ban que de Commerce le Brussel. Overzeese
gebidsdelen (per zeepost) en overige landen
/
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan hel Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
‘Alte correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roetants, Lange Raven
141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel 6).
0
Losse nummers
75
cents, resp.
12
B. francs.