I
.
,
B
D
gispen’
culemborg
amsterdam
rotterdam
Koninklijke –
Nederlandsche
Boekdrukkerij –
H. IL M. Roelanis
Schiedam
1
STANDARD
AMERIKAANSCHE
PETROLEUM
CIE.
GEBOUW PETROLEA
‘s-GRAVEN HAGE
+
Vacatures
/De Directeur vai het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek roept sollicitanten op voor de functie van
Plaatsvervangend chef van de
afdeeling bevolkingsstatistiek
– in den rang van
Hoofdcommies
Vereischten: academische opleiding, belangstelling op’
sociaal en demografiach gebied. Wiskundigc scholing
strekt tot aanbeveling ‘
Salarisgrcnzen voor •ongchuwden
f 3684—f 4434;
voor
gehuwden
f 3798—f 4926
per jaar. Aanstelling boven
het minimum ja niet uitgesloten.. Sollicitaties, binnen
14
dagen na het verschijnen van dezen oproep, in te
zenden aan den Directeur van het Centraal Bureau
voor dc Statistiek te ‘s-Gravenhage.
RAEES & ZOONEN
A01720
Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Delft, Schiedam
Vlaardingen, Amsterdam (alleen assurantiën)
BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN,.
BEZORGING VAN ALLE ASSURANTIËN
AMSTERDÂMSCHE
BANK N.V.
131 BIJKANTOREN EN ZITDAGEN
KAPITAAL t 501110
0
A RESERVES IF 31500.000
, —
EERSrE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij.. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V
Gevestigd te ‘s-Gravenhage
NOMINISTRATIEKANTOON OORORECHT
–
OELLEVUESIRAAT 2, TELEFOON 5346
Pers one eIs- Pensioenverzekering
verschaft drecte fiscale bespsring – atschrijving van toe-
kom,,ige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraa9t U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
Gemeente – Handelainrichtingeif Amsterdam (Beheer
Zee- en. Luchthaven) vraagt een
Econoom
(Dr. 01 Drs. Ee.), bij voorkeur niet ouder dan
35
j.tar.
Salaris van,groep Xli
(f 3600—f 5475,
met een tijde-
lijken toeslag van
5-
pCt.).. Brieven op zegel véér
31
December a.s. te richten aan den Dienst der Gein.
Personeelsvoorziening, Sarphatistraat 92, A’dam, (C.)
Bij een onzer relaties, een. groote Uitgeverij,’ is
,
de
positie Vacant van
SALES PROMOTOR
egadigden voor deze functie rnöeten R.K. zijn, over
eer groote mate van ontwikkeling en veelzijdigheid
beschikken, en blijk geven van originaliteit, critischen
zin, commercieel inzicht, grondige kennis van de re-
– dame, menschenkennis, initiatief
1
organisatievermogen. Bij gebleken geschiktheid levenspositie.
Een psychotechnisch onderzoek is noodzakelijk. Uit-voerige eigenhandig geschreven sollicitaties, met op-
gave van gewenscht salaris onder No. E 331 te
richten aan het
• ALGEMEEN PSYCHOTECHNISCH LABORATORIUM o.l.v.
Drs. J.,SLIKBOER en G. DE GROOT,
•
Heerengracht 435-437, Amsterdam
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noord-
Holland te Amsterdam vraagt voor haar Economischen
Dienst een –
Econoom
hetzij doctorandus in de economie hetzij meester in dc
rechten, die economische en statistische scholing zoo-
medeervaring bezit op het gebied van documentatie en
hibliotheekbeheer. Sollicitaties te richten aan de Kamer
voornoemd v66r 21 December. Bez6eken alleen na
schriftelijke uitnoodiging.
Voor het vervolg., van de rubriek ,,Vacatures”
zie pag. 299.
LEVER BROTHERS
&
UNILEVER N.V.
Marc
j
arine, Spijsvettn en -oïiën
1USEUMPARK
t
– ” ROTTERDAiM
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Tvq
E
‘Berichten
1
1
1
ALGEMEEN WEEKDLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VÂN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
30E
JAARGANG
DONDERDAG 13 DECEMBER 1945
No. 1492
INHOUD:
Blz.
Organisatorische vragen in den landbouw na den
oorlog
door
Jr.
J.
Vet
………………….
288
De toekomst vn het reizigersverkeer per spoorweg
door
D.
J.
Wansink
…………………….
290
De bestemming van vijandelijke octrooien en merken
door Mr J. TV. van der Zanden
…………….
292
De Nederlandsche walvischvaart door
A. G. U. Hilde-
brandt
…………………………………
294
Opleiding van bedrijfslêiders in de Vereenigde Staten
dooi- Prof.
Dr. J.
Anton de Haas
…………..
296
Bericht van de ÎCamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Holland
te Rotterdam
……………
297
Geld-
en
kapitaalinarkt
……………………
298
Ontvangen boeken, brochures en statistieken ……
298
Statistiekeh.
Bankstaten …………………………298-299
DEZER DAGEN
,,all the world is in trouble”, zooals de minister van Buiten-
landsche Zaken van Engeland onlangs verzuchtte. Doch
enkele, en ten deele verrassende, wendingen hebben zich
voorgedaan, zooals ook te verwachten was na een periode
van enkele weken, waarin de internationale politiek slechts
uit hangende kwesties leek te bestaan.
Singapore, dat eerst tot praatcollege bestemd scheen,
heeft decisies opgeleverd. Tot de berichten weer worden
tegengesproken, zouden de Engelschen met het oog op
•
den dreigenden nood op Java hebben besloten om tot
krachtiger pogingen tot herstel van de rust over te gaan.
Het standpunt der nationalistische leiders hiertegenover
varieert, althans volgens de berichten. In elk geval komt
Dr. van Mook nog wel eens naar Nederland om ,,hij te
praten”. Als elk regeei-ingsprobleem zoo kameleontisch –
was, had men de zoojuist uitgegeven nota over het re-
geeringsbeleid beter losbladig kunnen maken.
Een ander praatcollege, dat zelfs tot spreken niet meer
bereid scheen, komt nu toch bijeen. Op 15 December in
Moskou zullen de Groote -Di
–
ie, in de personen van hun mi-nisters van Buitenlandsche Zaken, elkaar weer ontmoeten.
Het is gebleken, dat onderhandelen tot resultaten kan
voeren. Een financieele en economische oiereenkomst is
tusschen de V.S. en Engeland afgeslotén: Groot-Brittannië
krijgt een crediet vn £ 1,1 milliard, waarbij de af wikke-
ling der ,,lend-lease” is inbegrepen. Als de rente, gemiddeld
1
1
62 pCt., niet kan worden opgebra’cht door de internatio-
nale valutapositie of door het noodzakelijk invoeroverschot
van Engeland, kan opschorting der, betaling worden ver-
kregen. Tevens is tusschen beide Regeeringen overeen-
gekomen, dat op korten termijn een internationale con-
ferentie ter verruiming van de handelsmogelijkheden zal
wordeil bijeengèroepen. Tot dusver is alles suiker, maar de
lepel levertraan moet ook mee. Naar wordt verwacht,
zal het Amerikaansche Congres de credietovereenkomst
eerst ratificeeren, als het Engelsche Parlement de plannen
van Bretton Woods, die daaraan juist zijr voorgelegd,
goedkeurt. Ons parlement, dat eveneens deze plannen
juist te beoordeelen heeft, kan ongetwijfeld van de Engel-sche discussies profijt trekken.
Zouden wij in dezen Advent den vrede op aarde werke-
lijk iets dichter benaderen? FIet lijkt maar zoo. Frankrijk
is boos om de Moskou-ëonferentie en wil geen centraal
bestuur in. Duitschla,nd. De V.S. hebben gezegd, dat het
dan maar zonder Frankrijk moet, waarop Engeland heeft
verklaard, dat het in deze questie niet zonder Frankrijk
wil optreden. En, om op ander gebied over te gaan, de
conferentie tusschen werkgevers en werknemers over de
loonhoogte in de VS., is mislukt; dit kan vooi’ de
wereldconjunctuur pijnlijke gevolgen hebben.
De hokjesgeest leeft nog. Met één voorbeeld, leert gij
ze allen kennen. Een groote Engelsche spoorwegmaat-
schappij heeft onder haar reizigers een enquête ingesteld,
‘
wat zij prefereerden: wagons met afgesloten compartimen-
ten of doorloopende wagons; 58 pCt. was vooi- gesloten
compartimenten.
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. F. ten ‘Doesschate; 2V. J. Polak;
J. Tinbergen; H. M. 11. A. van der Valk; F. de Vries;
H. W. Lanibers (Redacteur-Secretaris).
–
Ass istent- Redacteur: A. de I’Vit.
Abonnementen kur,nen ingaan met elk nummer en slechts
cvorden beëindigd per
s
uit imo van het kalenderjaar.
Donateurs en leden van het JVederlandsch Economisch
Instituut ontvangen het blad gratis en genieten een reductie
op de verdere publicaties.
Adresnijzigin gen op te geven aan de administratie.
Administratie: Pieter de I-ïoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie
38040,
ad inisratie
38340. Ciro
8408.
Aan geteekende stukken aan het Bijkantoor Westzseijk,
Rotterdam (W.).
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam. (Tel.
69300,
toestel 6).
ADRES%VIJZIGING.
Met ingang van 13 December 1945 zijn het Nederlandsch
Etonomisch Instituut en de Economisch-Statistische Be-
richten verplaatst van Nieuwe Binnenweg 175a, Rotter-
dam (C.) naar
PIETER DE HOOCFISTRAAT 5, ROTTERDAM (W.)
Telefoonnummers:
Nederlandsch Economisch Instituut.
Secretaris:
38040
Researchafdeeling: 35000, toestel 32, en 27.
Administratie:
38340
Economisch-Statistische Berichten.
Redactie:
38040
Administratie:
38340
288
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 December 1945
ORGANISATORISCHE VRAGEN IN DEN
LANDBOUW
NA DEN OORLOG.
Landbouworganisatiewezen Qdér den oorlog.
Wanneer wij den huidigen toestand op het gebied van
het landbouworganisatiewezen bezien, is het gewenscht
in het kort na te gaan, hoe de situatie vÔÔr den oorlog in
ons land lag en welke problemen zich in dien tijd reeds
aandienden, teneinde vervolgens na te gaan, in hoeverre
de oorlogsperiode en de verwachte .omstandigheden op
zichzelve aanleiding zijn om thans naar een wijziging van
het organisatiewezen, zooals dit voorheen bestond, te
streven.
Zooals bekend, waren èr in Nederland drie officieele
landbouvorganisaties, te weten het Koninklijk Neder-
landsch Landbouw-Comité, de Cristelijke Boeren- en
Tuindersbond in Nederland en de Katholieke Neder-
landsche Boeren- en Tuindersbond, welke organisaties als
volledig vrije organisaties in den ruimsten zin des woords
de belangen van den boerenstand behartigden. Deze Cen-
trale standsorganisaties hadden tot vöör 1940 in den top een verband van samenwerkink in de gezamenlijkç ver-
gadering van haar Dagelijksche Besturen (de ,,3 C.L.O.”).
Naast deze organisaties beschikte de landbouw over tal
van specifieke organisaties, welke in het bijzonder als tech-
nische vereenigingen voor een bepaalden tak. van bedrijf
werkzaam waren, zonder dat zij edhter pretendeerden den
boerenstand in zijn geheel te omvatten. Gedacht is aan de
verschillende stamloeken, zuivelorganisaties, vereenigin-
gen vooz’ de bestrijding van dierziekten, keuringsinsti-
tuten, enz.
Gedurende de jaren van 1933-1940, te weten het tijd-
vak van de Landbouw-Crisismaatregelen en. de. zeer
stringente ordening van het agrarische bedrijfsleven, ver-
anderden de werkzaamheden van deze landbouworganisa-
ties, vergeleken met de periode vôör deze jaren, in sterke
mate. Stonden in het verleden meer interne werkzaam-heden als bijv. de bevordering van het landbouwonder-
wijs, de landbouwvoorlichting, de coöperatieve samenwer-
king, het tentoonstellingswezen, ed. op den voorgrond,
van 1933 af ging het er veel meer om de
1
directe economi-
sche belangen van het landbouwbedrijf bij de Ove’heid
te verdedigen en aan te dringen op verschillende maat-
regelen dienaangaande.
Deze wijziging in de structuur dei werkzaamheden be-
teekende ontegenzeggelijk niet alleen een groote uitbrei-
ding hiervan, doch bovendien kwam het verlangen naar
een zekere éénheid van behandeling en een financieel
krachtig draagvlak om deze belangen ook inderdaad doel-treffend te kunnen behartigen, naar voren. Voorts was liet
werk en het streven om de economische bedrijfsresultaten
van het boerenb’edrijf door algemeene maatregelen te
verbeteren van een zoodanigen aard, dat meermalen de
klacht werd geuit, hoe onjuist het in feite was, dat in dit
opzicht het betrekkelijk groote percentage niet georgani-
seerde boeren niet zijn steentje bijdroeg tot de behartiging
van de belangen van het landbouwbedrijfsieven.
Mochten in het vorenstaande reeds bepaalde aanwijzin-
gen te vinden zijn, dat de gedachten van velerlei landbouw-
voormannen gingen in de richting van een bedrijfsorgani-
satie, welke a.h.w. het verplichte lidmaatschap kende, de wensch van de Regeering om in de jaren vöÔr den
oorlog de Landbouw-Crisismaatregelen te doen overnemen
door de bedrijfsgenooten, bracht voor de verwezenlijking
van dit detikbeeld eveneens dergelijke nieuwe organisatie-
vormen ter tafel.
De drie centrale landbouworganisaties, die uit den aard
der zaak bij het overnemen van de Landbouw-Crisismaat-
regelen door de bedrijfsgenooten een belangrijké taak
zouden vervullen, hebben zich in het jaar 1939 in tegen-
stelling met het standpunt van den Algemeenen Neder-
landschen Zuivelbond en bijv. het Verbond vanNeder-
landsche Werkgevers, dan ook nimmer principieel tegën
de overname van de Landbouw-Crisismaatregelen als zoo-
danig verzet. Wel werden eenige voorwaarden aan deze
medewerking gesteld, welke wij tot goed begrip hieronder
laten volgen:
een principieele wijziging wordt gebracht in de land-
bouwpolitiek, zoodat deze er op gericht wordt, niet
alleen de ,poodzakelijke productiekosten te vergoeden,
doch bij de bepaling der richtprijzen tevens rekening te houden met een loon voor den ondernemer;
de boeren dienen de volledige vrijheid te behouden
om georganiseerd .- ook langs den weg van organisa-
torisch optreden – omtrent den afzet van hun pro-
ducten, zoowel op de binnen- als op de buitenlandsche
markt, te beslissen.
Inmiddels is het tot eeri daadwerkelijk overnemen van
de verschillende landboumaatregeIen nooit gekomen,
met dtzondering dan van de consumptiemelkregeling
in het Westen des lands, waa:r een vereeniging, gesticht
door de landbouworganisaties, bepaalde, a.h.w. publiek-
rechtelijke, bevoegdheden van de Overheid had gekregen
om gezamenlijk met een soortgelijke organisatiç van den
melkhandel en -industrie de consumptiemelkregèling hier
uit te voeren. Deze oiganisatie heeft ziéh, behalve met de
uitvoering van cle feitelijke overheidsiaatregelen, ookbezig
gehouden met de economische en technische behartiging
•van de belangen der consumptiemelkers, terwijl zij, dank
zij de financieele mogelijkheden, welke de betreffend9
regeling haar verschafte, veel heeft kunnen doen ter be
vordering van de bestrijding van de tuberculose onder het
rundvee en de opvoering van de kwaliteit der mçlk.
In verband met het vorenstaande is het dan ook heel
begrijpelijk, dat reeds vôér den oorlog de gedachte, om
een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie voor den land-
en tuinbouw te stichten, werd geopperd, welke bednijfs-.
Organisatie immer opgebouwd zou zijn door de bestaande
landbouworganisaties. In hét bijzonder van Roomsch-
Katholieke landbouwzijde zijn in de pers dan ook bepaalde
schematische voorstellen terzake gedaan.
Hoewel in dien tijd verschillende besprekingen zijn ge-
voerd, is het echter nooit gekomen tot concrete plannen,
om de instelling van een zoodanige bedrijfsorganisatie
daadwerkelijk te verwezenlijken. Na het uitbrekén van den oorlog zijn deze besprekingèn,
aanvankelijk aan de hand van nieuwe voorstellen, voort-
gezet, doch al spoedig bleek, dat voortwerken aan eerder-
genoemde gedachte. in sterke mate zou beteekenen in-
menging van nationaal-socialistische zijde, waartoe men
uit den aard der zaak niet bereid was. Bovendien was be-
grijpelijkerwijze, tengevolge van de geheel veranderde
omstandigheden, de wensch van de Overheid om de land-
bouwmaatregel’en door de bedrijfsgenooten zelve te doen uitvoeren, grootendeels komen te vervallen.
Wel echter was, mede tengevolge van de omstandigheid,
dat de bestaande landbouworganisaties meestal werk-
geversorganisaties waren, het contact met de drie la.ndar-
beidersbonden hechter geworden. Eén en ander heeft ertoe
geleid, dat in 1940 de samenwerking in den top inniger is geworden, met als gevolg, dat hierin ook zijn opgenomen
de vertegenwoordigers van de drie landarbeidersbonden
en dat de naam ,,3 C.L.O.” gewijzigd. werd in ,,Het Çen-
.traal Secretaj’iaat voor den Land en Tuinbouw”.
in 1941 zijn de arbeidersbonden door het optreden van het Commissariaat Woudenberg over het N.V.V. geliqui-
deerd, terwijl in dit jaar de landbouworganisaties van het
toéneel verdwenen door cle instelling van den Nederland-
schen Landstand.
Gedurende de oorlogsjaren heeft tusschen enkele ver-
tegenwoordigers van vorengenoemde organisaties contact
bestaan, hetgeen er toe geleid heeft: dat thans aan de
verwerkelijking van de hier nader tè omschrijven plannen,
wordt gewerkt. .
13 December 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
289
Organisatieplannen Qoor de toekomst.
Allereerst is men in het algemeen het er over eens; dat
het gewenscht is, de totstandkoming van een publiek-
rechtelijke bedrijfsorganisatie voor den Nederlandschen
landbouw in den ruimsten zin des’woords, te bevorderen.
Hierbij denkt men aan een organisatie, welke alle bodem-
bewerkers, dus zoowel ondernemers als arbeiders in den
landbouw, tuinbouw en boschbouw, omvat. Het betreft
hier, dus, om in de ordningsterminologie te spreken, een
horizontale organisatie van een bepaalde categorie bedrijfs-
gendoten, met dien verstande, dat de abeiders, ook t.a.v.
de economische organisatie, hierin zijn opgenomen.
De in het begin van dit stuk genoemde argumenten,
om tot de totstandkoming van de hiervoren hedôelde pu-
bliekrechtelijke organisatie te geraken, acht deboerenstand in het bijzonder nog van kracht; temeer, daar een bepaalde
ordening van den Nederlandschen landbouw in de toekomst
zeker noodzakelijk zal zijn:
In het bijzonder vragen ook de steeds meer geordende
loonpolitiek in den’ landbouw, het stelsel van de vaste’
prijzen ende hier veelal mede gepaard gaande betalingen
naar kwaliteit van de producten, de toenemende nood-
zakelijkheid om bijv. ‘de dierenziektnbestrijding, de inten-
sievere bedrijfsvoorlichting, e.d. meer algemeen ter, hand
te gaan nemen, oin andere oganisatievormen dan die
van de vrije vereeniging. Vooi’ts vergt de noodzakelijkheid
om een doeltreffende economische research op het gebied
van de markt-analyse, de productiekosten en de bestem-
roing van den bodem in te stellen, zoodnige financieele
offers, datien,
1
gezien de ervaring in het verleden, het
verkrijgen van een behoorlijke financieele basis slechts
mogelijk acht door middel van een publiekrechtelijke be-
drijfsorganisatie.
Tenslotte zij nog opgemerkt, dat in het bijzonder de
confessioneele organisaties slechts in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie een vorm zien, waarin zij de technische
en economische belangen gezamenlijk.met de andere be-
roepsgenooten zouden kunnen behandelen, zulks in tegen-
stelling met één vrije organisatie, welke niet de waarborgen
biedt, dat alleen de zaken, welke het zuiver bedrijfs-, resp.
beroepsbelang betreffen, zullen worden behartigd. In een
publiekrechtelijkë organisatie zijn deze waarborgen a.h.w.
grondwettelijk vastgelegd. –
De taak, welke voor de standsorganisaties overblijft’,
zal in het bijzonder de vorming in eigen kring, het bezien
van de vraagstukken in het licht ,van een bepaalde prin-
cipieele overiuiging en de cultureele verheffing van het
platteland, inhouden. Omtrent de verwezenlijking van de hiervoor uiteenge-
zette plannén in de practijk kan vermeld worden, dat door
vertegenwoordigers van de zes eerdergenoemde organisa-
ties op 2 Juli 1945 is opgericht de Stichting voor den Land-
bouw, welke zich ten doel stelt de totstandkoming van een
publiekrechtelijké bedrijfsorganisatie van den Nederland-
schen landbouw voor te bereiden. De taak ‘van de Stich-
ting op organisatorisch terrein is in het bijzonder: de ge-dachte van de publiekrechtelijke bedrijfsoranisatie onder
de boeren zelve tot klaarheid brengen, terwijl zij verder,
zoowel in de provincies als in bepaalde a.fdeelingen van deze
provincies, doende is om de voormannen uit destands- en
vakorganisaties bij elkaar te brengen, teneinde den opbouw
van.onderaf voor te bereiden. Voorts wordt de organisatie
van de verschillende takken van bedrijf (akkerbouw,’vee-
houderij, tuinbouw, boschbouw) ter hand genomen. Bo-
vendien treedt de Stichting, in afwachting van de tot-
standkoming van een zoodanige organisatie, voorloopig in den ruimsten zin des woords als helangenbehartigster
van den landbouw op.
Indien wij nu nagaan, welke vragen zich, afgezien van
den technischen uitbouw van een dergelijk publiekrechte-
lijk orgaan voordoen, dan hebben wij in het bijzonder
met de navolgende principieele problemen te maken.
A.
Eéonontische en sociale werkz,anzheden in één organisatie.
in tegenstelling met de denkbeelden, welke men momen-
teel hoort verluiden, in het bijzonder bij voorstellen’inzake
de bedrijfsorganisatie in den industrieelen sector, heeft men
zich in den landbouw van het begin af aan op het standpunt
gesteld om de sociale en economische maatregelen in één
bedrijfsorganisatie te behartigen, waarbij uit den aard
der zaak wel intern ondérscheid is gemaakt tusschensociale
en economische afdeëlingen.
Wat de sdciale sector aangaat, deze zal uit den aard
der zaak parithetisch worden samengesteld, terwijl de
landarbeiders momenteel in niet-parithetische verhouding
zijn opgenomen in de afdeelingen, waar de economisch-
technische vraagstukken worden behandeld. Hieruit volgt
dus de bedoeling om in dezen horizontalen bedrijfsvorm de
arbeiders inderdaad medezeggenschap te veieenen in het
algemeen economische beleid.
De reden, dat in het agrarische l)edrijf het idee van de
toekenning van medezeggenschap aan de arbeiders, ook
in het economische beleid, over het algemeen eerder tot
rijping is gekomen dan elders, zal eensdeels gezocht moeten
worden in .de omstandigheid, dat de organisatie van de
ordening in den landbouw zich vooral tengevolge van de
Land bouw- Crisismaatregelen meestal in een verder stadium
bevond dan in de andere takken van bedrijf. Voorts heeft de positie van dezen bedrijfstak als onbe-
schut bedrijf zoowel de arbeiders als de werkgevers nauwer
met elkaar verbonden. Verder zijn ongetwijfeld de aard
van het bedrijf, het geringe aantal arbeiders per onder-
neming, de geslotenheid van het plattelandsmiiieu zelve
mogelijkerwijze ook aanleiding om reeds tot dezen stap
over te gaan. In dit verband kan er nog op worden ge-
wezen, dat reeds in 1941 in beginsel met het officieele
overleg over economische aangelegenheden een aanvang
was gemaakt, terwijl voordien incidenteel bepalde be-
sprekingen plaats vonden.
Voor de practische doorvoering van de gedachte, dat
het door de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie te voeren
landbouwbeleid en de door haar te treffen maatregelen
de vrucht moeten zijn, niet alleen van het overleg tussehen
ondernemers en arbeiders in de bestuursorganen van de
publiekrechtelijke organen, maar ook moeten leven in het
bewustzijn van de groote massa ,der bedrijfsgenooten,
zullen practische en wellicht ook formeele moeilijkheden
moeten worden opgelost.
Daarbij moet er rekening mee worden gehouden, dat het
eenerzijds vooç de meeningsvorming van onderop en ander-
zijds voor de uitvoering van bepaalde maatregelen nood-
zakelijk is, dat er niet alleen landelijk en provinciaal, maar
ook nog in kleinere districten bestuursorganen moeten
worden gevormd. Deze bestuursorganen zullen uiteraard
– naarmate het territoir, dat zij bestrij ken, kleiner is –
minder bevoegdheden hebben.
Wanneer men nu de publiekrechtelijke bedrijfsorgani-
satie ziet als een bedrijfsgemeenschap, waarin alle onder-
nemers en alle arbeiders in het bedrijf zijn opgenomen
en men wenscht het overleg tusschen de bedrijfsgenooten
,niet te beperken tot dat, wat ,zich in de bestuursorga-
nen kan afspelen, maar ook het contact levendig te houden
met de groote groep der bedrijfsgenooten, dan komt de
vraag naar voren, op welke wijze dit contact tot stand
gebracht dient te worden.
Men kan zih indenken, dat plaatselijk alle bedrijfsge-
nooten worden opgeroepen op een vergadering, waar de
aan de orde zijnde vraagstukken kunnen worden besproken.
Welke bevoegdheden aan een dergelijke vergadering
kunnen worden toegekend, zal nader onder het oog dienen
te worden gezien. Veel meer dan een adviseerende be-
voegdheid zal dit wel niet kunnen zijn en dit schijnt ons
vooralsnog voldbende, omdat het hoofddoel van dergelijke
besprekingen hierin gelegen is, dt de gelegenheid bestaat,
de bedrijfsgenooten te hooren eenerzijds en anderzijds om
bpaalde door de hoogere besturen noodzakelijk geachte
290′
–
ECONOMISCH-STATIStISCHE ‘BERICHTEN
13 December 1945
maatregelen toe te lichten en zoo noodig te verdedigen.
Ten aanzien van het te voeren economische en technische
landbouwbeleid kunnen zulke besprekingen inderdaad
vruchtdragend zijn. De vraag is echter, of dit ook gezegd
kan worden, indien sociale aangelegenheden, in het bij-
zonder regelingen betreffende bonen en arbeidsvoorwaar-
den, aan de orde zijn.’Detijdschijntons nognietrijpvooreen
uitsluitend gemeenschappelijke behandeling van de sociale
regelingen, al moet dit in strijd geacht worden met de
ideëele doelstelling, dat de behandeling van zaken niet
moet uitgroeien tot een overleg tusschen twee min of meer
scherp tegenover elkaar staande partijen, doch een geza-
menlijk werken en streven voor een juiste waardeering
van elkaars bêlangen. Daarom zal de behbefte – en misschien
ook wel de noodzaak – bestaali, om deze aangelegenheid
eveneens in eigen kring van ondernemers en van arbeiders
afzonderlijk te behandelen.
Daarbij moet de vraag beantwoord worden, of binnen
de publiekrechtelijke Organisatie t.a.v. de behandeling van
de sociale aangelegenheden, twee fracties moeteft worden
gevormd, dan wel: of de hièrbedolde voorbespreking aan de vrije organisaties van werkgevers en werknemers, dus
buiten het publiekrechtelijke verband, moet worden over-
gelaten.
De ontwikkeling van de ideeën t.a.v. de publiekrechte-
lijke bedrijfsorganisatie en de ervaringen in de praktijk op-
gedaan, zullen de oplossing van dit probleem moeten
brengen.
Waar de huidige Stichting voor den Landbouw, welke
tot taak heeft de bedrijfsorganisatie voor te bereiden,
ontstaan is uit de stands- en vakorganisaties en het infeite
thans nog geheel de organisaties zijn, welke het werk ver-
richten, levert één en ander voorloopig uiteraard geen
moeilijkheden op.
B.
Afbakening aan de raerkzaainheden ten opzichte aan de
Oaerheid.
en als zoodanig in de onderste geledingen het vertrouwen
bezit. Gewaakt moet worden tegenden groei naar een ge-
camoufleerd over-heidsorgaan, aangezien het gevaar van
verlies aan vertrouwen.dan zeker niet denkbeeldig is.
Juist waar het verlangen naar bedrijfsvrijheid na de
moeilijke oorlogsperiode onder den boerenstand zoo uiter-
mate groot is, zal met zorg en voorzichtigheid van de ver-
ordenende bevoegdheid binnen het kader der .publiek-
rechtelijke bedrijfsorganisatie gebruik moeten worden e-
maakt. 1
–
let streven zal er op geric-ht moeten zijn om vooral
in den aanvang uitsluitend die maatregelen uit te voeren,
welke door de aangesloten bedrijfsgenooten in het alge-
meen begrepen en aanevoeld worden. Voor iedere bedrijfs-
Organisatie is en blijft toch de eerste eisch, dt zij zich
verzekerd weet van het vertrouwen der aangeslotenen.
Op het moment, dat dit vertrouwen dreigt te verdwijnen,
-gaat he.t karakter van de wezenlijke bedrijfsorganisatie
in feite teloor. – –
Vandaar, dat de hier bedoelde hedrijfsorgahisatie zich
zooveel mogelijk zal moetenrichten op de blijvende land-
bouwpolitiek voor de toekomst en zich zéker niet moet
inlaten met de liquidatie van de oorlogslandbôuwpolitiek.
C. Opbouw der Organisatie.
Wat het probleem van den opbouw der
–
bedrijfsorganisa-
tie betreft, bestaan momenteel twee uitgesproken stroo-
mingen. De eene bepleit een opbouw op basis van de vrije
organisaties, hetgeen dus wil zeggen, dat de besturen.
zullen worden’benoemd door de vrije organisaties; de
andere 9trooming acht het gewenscht, dat de bedrijfs-
genooten zelve de besturen benoemen.
Het zou te ver voeren om in dit artikel de voor- en na-
deelen van beide systemen in extenso te behandelen. Wij
willen slechts opmerken, dat de voorstanders van het
laatste systeem hun argumenten voornamelijk ontieenen aan de.opvatting, dat de publiekrechtelijke bedrijfsorga-
nisatie een Organisatie is van alle bedrijfsgenooten en dat
bij den opbouw hiervan, deze ook rechtstreeks ingeschakeld
inoeten worden. De voorstanders van het andere stelsel
zien primair, dat de vrije organisaties de wegbereiders zijn
geweest voor de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en
zijn van oordeel, dat zij de eenmaal tot stand gekomen
organisatie moeten schragen en steunen: Het voornaamste
motief is hierbij gelegen in de omstandigheid, dat zij het
noodig achten, dat de publiekrechtelijke organisatie rust
op het zedelijke fundament van de vrije stands- envakorga-
nisaties, hetgeen men ook voor 4et-economisch-technische
beleid, een dwingende voorwaarde acht.
In het bijzonder waaf een uitspraak over deze aange-
legenheid van wijdere strekking is dan alleen voor den
landbouw, willen wij hier niet verder op ingaan, doch slechts mededeelen, dat men bij het bespreken van de
voorbereidende plannen het erover eens is geworden, dat
om practische overwegingen de eerste maal de voorloopige
besturen der publiekrechtelijke bedrijfsorgan-isaties ge
vormd zullen worden door aanwijzing door destands- en
vakorganisaties, terwijl voor bepaalde bedrijfstakken ook
de specifiek technische organisaties worden ingeschakeld.
De vraag, hoe een en ander in de toekomst geregeld zal
worden, heeft men in den landbouw voorboopig dus nog
onbeantwoord gelaten.
Ir. T. VET.
–
DE TOEKOMST VAN HET
–
REIZIGERSVERKEER PER SPOORWEG.
Voor de verzorging van het interlocale reiziersvervoer,
dat jarenlang vrijwel het uitsluitend domein van de
Spoorwgen was, meldde zich ongeveer 25 jaar geleden ook het motorwegverkeer aan en ddarna voor het inter-
nationale verkeer het vliegtuig. Nieuwe mogelijkheden en
nieuwe behoeften ontstonden; het was alsof een vacuum
Uit den aard der zaak betreft iiet
hier
een reeds veel
besproken kernprohleem, waaromtrent wij hier niet in
finesses willen treden. Blijkens uitlatingen van de Over-
heid streeft men naar de instelling van groote verticale
publiekrechtelijke organen, welke ongetwijfeld voor een
groot deel opgebouwd zullen worden uit de horizontale
organisaties en waarde belangen van een bepaaldenbèdrijfs-
tak van producent tot consument toe, zullen worden be-
hartigd. –
Voor den landbouw is dit geen nieuw geluid, aangezien
men in de bestaande hoofdbedrijfsschappen en bedrijfs-
• schappen, waarin in het bijzonder de geheele marktorde-ning van bepaalde producten wordt geregeld, -reeds der-
gelijke organen heeft. Gezien het voor een groot deel ge-
sloten karakter van het landbouwbedrijf, alsmede op
grond van de reeds in den aanhef van dit artikel genoemde
– argumenten, meent men, dat
–
een publiekrechtelijke orga-
nisatie voor den landbouw ook uitsluitend in het horizon-
tale vlak ten zeerste gewenscht is.
De problemen, welke van meer algemeene strekking
zijn en waarbij in het bijzonder het belang van andere
groepen van het bedrijfsleven dan de producent, alsmede
het algemeen belang in het geding komen, zullen uit den
aard der zaak hun principieele beslissing moeten vinden
in de verticale Organisatie, doch in het bijzonder voor de
uitvoering, alsmede voor het ontwerpen en het adviseeren
• – terzake ligt een- belangrijke taak voor de horizontale pu-
bliekrechtelijke Organisatie. Verder zal, temeer, waar het
hier een zoo buitengewoon groot aantal kleine eenheden
betreft, voor maatregelen als voorlichting, georganiseerde:
dierenziekten-bestrijding, kwaliteitskeuring, e.d., ook meer
zelfstandig een taak zijii weggelegd.
TenslQtte moet ons idit verbamT’ nog een opmerking
van het hart Vooral hij de horizontale bedrijfsorganisatie
is het zaak, dat een dergelijk orgaan ook inderdaad een
orgaan blijft, dat doör de bedrijfsgenooten bestuurd wordt
Mw
13 Deemher 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
291
zich ging volzuigen. Het beschikbare, practisch onge-
bruikte wegennet werd al spoedig onvoldoende voor het
autoverkeer, belangrijke verbeteringen kwamen tot stand en een net van geheel nieuwe wegen werd geprojecteerd,
waarvan de uitvoering door den oorlog is gestagneerd.
Doorbraken verschaften ruimte in de groote steden.
Het aantal personenauto’s liep pp van 7.000 in 1919 tot
94.000 in 1938. 1
–
let vliegtuig beleefde zijn snelste ont-
wikkeling in den nu achter ons liggenden oorlg: in 1934
bevloog het Amerikaansche ,,Air Transport Command”,
aldus de bekende journalist John Gunther, routes van
in totaal meer dan tienmaal de lengte van het net van
alle natidnale luchtvaartmaatschappijen v66r den oorlog..
Zijn vliegtuigen vlogen gemiddeld 5.. millioen km per
dag en in een bepaald seizoen transporteerde het meer
dan 50.000 peisonen ovér den Atlantischen Oceaan,
zonder één passagier of machine te verliezen.
Wat is in het licht van dergelijke stormachtige ont
–
wikkelingen de toekomst van d6 spoorwegen, wat het vervoer van reizigers betreft? Is er voor heP tusschen
het beweeglijke en snelle motorvoertuig en het zeer snelle
vliegtuig nog ruimte, hebben zij nog een specifieke taak? Kan het motorwegverkeer het binnenlandsche, het vlieg
–
tuit het internationale spoorwegverkeer niet overnemen?
Om een antwoord op deze vraag te geven, dient men
zich den aard van het reizigersverkeer duidelijk voor
oogen te stellen. De overgangen daargelaten, kan men
dit omschrijven als dun of dicht, kort of lang, waarbij
steeds twed eigenschappen tegelijk optreden.
Er is nu een belangrijk verkeer, dat te dicht of te lang is, dan dat de auto als individueel vervoersmiddel of de
autobus daarop zijn stempel kan drukken en er is verkeer,
te kort voor het vliegtuig. Bij het overschrijden van een
zekeren dichtheidsgraad of afstand verliezen de auto
en de bus hun aantrekkelijkheid, . beneden een zekeren
afstand komen de voordeelen van het vliegtuig niet
tot hun recht..
Daarmede is in het algemeen de grens vin het terrein
van den spoorweg afgebakend. De mogelijkheid van de
bediening van bepaalde verkeersstroomen tegen diffe-rentieele kosten laat ik hier buiten beschouwing.
Wanneer de autodichtheid in Nederland gelijk zou
worden aan die in de Vereenigde Staten, waar zij met 1
auto op de 4,5 inwoners wordt opgegeven, dan zouden
onte 90.000 personenauto’s van 1938 töenemen tot twee
millioen. Vooz elk gezin een auto dus. Nu zal de koop-
kracht in Nederland dit niet toelaten; van de 1.536.000
aangeslagenen in de inkomstenbelasting hadden in1940/’41
immers maar 25.000 een inkomen van t 10.000 of meer en
bedrijfsbelangen leiden slechts in een beperkt aantal
gevallen, vergeleken met het totale aantal der in het
beroepsleven werkamen, tot den aanschaf van een auto.
Doch dit daargelaten, zouden door de groote bevolkings-
dichtheid van Nederland deze twee millioen luxewagens
zoo dicht op elkaar zitten, dat men met dit aantal op
den weg van louter auto’s niet meer zou opschieten.
Onze wégen, maar vooral onze steden, hebben maar een
beperkte capaciteit, ondanks nieuwen aanleg en door-
brAken. Het rijden op onze autowegen zou als regel in
file moeteii geschieden en zeker in de omgeving van
onze groote steden, waar het véör den oorlog al voor-
kwam. De autorijder zou niet langer heer en meester
zijn over zijn vQertuig,’ doch worden gecollectiviseerd
in een langen autotrein, die zich met beperkte snelheid
voortbeweegt. Een trein, waarin op elke ± 25 meter
lengte 1* reiziger (de gemiddelde vulling der personen-
aut&s) zit. Om nog niet te spreken van de parkeerruimte,
die noodig is en die den stedelijken autoriteiten véér den
oorlog al zooveel hoofdbrekens kostte. De problemen,
die het dichte verkeer schept, verkeer, dat steeds dichter
wordt, naarmate het cle groote bevolkingscentra. meer
nadert en daarin doordringt, kunnen alleen opgelost
worden door gebruik te maken van een collectief vervoer-
middel, dat groote aantallen personen in beknopte ruimte
langs eigen baan snel verplaatst. Tot dusverre heeft de
techniek hiem’vooi’ nog geen ander hulpmiddel aan de
hand gedaan dan den spoortrein, eiî wel in het bijzonder
dê electrische trein met groote snelheid en hooge aanzet-
snelheid,
01)
een eigen vrijen baan in frequenten dienst
gere’den. Een electrische stroomlijntrein van zes wagens,
lang 126 m telt 312 zitplaatsen, een autocolonne van
dezelfde lengte vervoert gemiddeld 6
t
7 reizigers. Boven-
dien rijdt de trein 01) zijn vrije baan veel sneller dan de
auto in colonne. 1-Jet is duidelijk; welk een enorme ont-
lasting de reizigersverplaatsing per spoorweg beteekent.
Dit verschijnsel is niet nieuw. Men realiseert het zich
de laatste jaren echter veel scherper dan voorheen. De
snel toeneménde aandacht, die de stedebouwkundige
vraagstukken trekken, heeft ook 01) de huidige en toe-
komstige afwikkeling der groote ,’erkeem’sstroomen de
schijnwerpers gericht. liet zijn vooral de’ verbindingen
met onze grobte steden, waar deze vragen zich voordoen.
Want deze groote massa’s reizigers moeten niet slechts – tot aan die steden, maal’ zoo dicht mogelijk hij hun be-
stemming
in
de steden gebracht worden, eensdeels ten
einde zoo min mogelijk stedelijke verkeersproblemen te
scheppen, andrdeels voor hun eigen gerief. Uitvoerige
onderzoekingen hebben nl. aangetoond, dat reizigers, in
een bepaalde groote stad a,anlcomende, zich zeer over-
wegend naar de
city
begeven, en afkomstig zijn uit de
woonwijken
van de plaatsen van vertrek. Omgekeerd
zijn de uit die stad vertrekkende reizigers in hooge mate uit de woonwijken afkomstig en begeven zij zich vooral
naar de city van de plaats van bestemming. Tegenover deze bewegingen staat bij terugkeer de stroonivan city
naar woonwijk. Dit beteekent, dat een goede spoorweg-voorziening woonwijken en city van A met woonwijken
en city van B moet verbinden. Bij zeer groote steden
leidt dit tot stadsverkeer per trein. De groote steden
dienen dus een centraal station te hebben in.de city en kleinere stations in die woonwijken, waar de reizigers
vandaan komen.
01)
dit gebied is nog belangrijk werk te
verrichten. –
1-let hierdoor geboden gerief spreekt des te meer, waar de karakteristiek van het Nederlandsche spoorwegverkeer
de korte afstand is: bijna de helft der Nederlandsche
spoorwegreizigers legt niet meel’ dan 25 km af en twee-
derde komt niet boven de 40 km. Dit beteekent korte
reistijden.
Maar
bij korte reistijden behooren korte aan-
en afvoertijden. Daaraan ontbreekt nog veel.Eén ondérzoek
wees uit, dat de ilaagsche reiziger gemiddeld 38 minuten
‘noodig heeft om het station te bereiken. De reis iïan
Den 1-laag naar Rotterdam duurde voor den oorlog 21 minuten, die naar Leiden 11 minuten en die naar Delft
7 minuten. Niet mindei’ dan tweederde van de ca. 10
millioen i
–
Iaagsche
reizigers
op kaartjes en km-aibonne-
menten had deze drie plaatsen als bestemming. Er bestaat
dus een wanverhouding tusschen den duur van de eigen-
lijke reis en dien van den -tocht vgn en naar het station;
hierin kan alleen verbetering gebm’acht worden door den
trein dichter bij den reiziger te brengen.
1
–
let is dus in, de eerste plaats het dichte verkeer op
korte afstanden, dat de structureele taak van den spoor-weg is. Deze taak wordt niet kJeiner, maar de toekomst
zal haar in beteekenis sterk doen toeçremen door den
oortdui’enden aanwas van; de bevolking met ca. 100.000
per jaar. Wegens het gebrek aan mogelijkheden op het
platteland concentreert deze zich in de steden. Bestaande
centra breiden zich uit, mogelijkheden voor nieuwe ont-
staan. De aandacht der stedebouwkundigen is hierop ge-
richt.De toenemende ingwikkeldheidvin het maatschappe-
lijk apparaat schept bovendien steeds meer behoefte aan
verkeer. Na een tijdperk van betrekkelijken stilstand in
de jaren ’20, waarin het motorweverkeei’ dé”grootere
vraag naar’verkeer gocddels kon opvangenopenn zich
voor een verjongd spoorwegbedrijf dus nieuwe verschieten.
292
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
13 December 1945
Doch niet alleen dp de korte afstanden, ook op de
lange afstanden in het binnenlandsche verkeer ligt een
arbeidsveld voor den spoorweg. Deskundigen op het
gebied van het vliegwezen zijn van meening, dat naast
een electrischen spoorweg, die met 150 1cm snelheid rijdt,
voor een binnenla,ndsch luchtnet niet veel ruimte is. Op’
de binnenlandsche afstanden overwegen de ritten, van
en naar de vliegvelden teveel op den duur van de eigen-
lijke luchtreis. Een comfortabele trein, die gelegenheid’
biedt om te werken, waarin men na’ een drukken dag
kan uitblazen, een trein, voorzien van een restauratie,
waardoor de reistijd tevens benut kan worden voor het
gebruik van de maaltijden, een snelle trein, die den reiziger
in 2 u. en 4 min, van Amsterdam in Maastricht en in
1 u. 55 min, van Den Haag in Groningen ‘brengt, zal ook
‘op hem, die in de geiege,nheid is per auto te reizen, zijn
attractie uitoefenen. Vooral indien het zoover zou komen,
dat door de goede zorgen van de Spoorwegen op de plaats
van bestemming een auto te zijner’ beschikking zou zijn!
Het is voor het overige van belang, op te merken, dat
de bevolking van deze lange afstandtreinen onderweg
sterk wisselt. Velen maken er slechts voor een deel van
het parcours gebruik van. De reizigers van eindpunt
tot eindpunt vormen maar een bescheiden ,percdntage.
Ook intei’nationaal zijn de spoorwegen voornemens hun
best te doen. Al zullen de eerste internationale treinen,
die ingelegd worden, wel niet meer dan
gemiddeld
35 â 40
km per uur reissnelheid hebben, op de herstelde Spoor-
wegen zal men in 4 uur en 30 min, van Amsterdam naar
Parijs kunnen rijden. Toch zijn de groote kansen hier
ontegenzeggelijk voor het vliegtuig. De groote snelheid
in de l,ucht komt over deze afstanden geheel tot haai’
recht.
Dit alles is toekomstmuziek.
Maar
voor een nabije
toekomst. Het Nederlandsche spoorwegbedrijf is op het
oogenblik nog slechts een schaduw van ‘wat het was.
Van hoog tot laag spant men zich in om het te repareeren
en voorloopig weer op gang te brengen. Ondertusschen
is aller’ aandacht er op gericht, een beter bedrijf te doen
verrijzen dn werd vernield. Wendt men aan den aanvang
van dit nieuwe tijdvak den blik terug, dan kan men de
periode 1934-1944 bezien als die van een groot, ge-
slaagd experiment. De ervaring, in deze jaren opgedaan,
is de grondslag voor den nieuwen opbouw vanhetbedrijf.
Betere bediening der groote steden, een electrisch bedrijf
met hooge frequentie – een groote tram als men wil -,
een van 125 tot 160 1cm opgevoerde maximum snelheid,
verbeterde baan en geperfectionneerde beveiliging, com-
fortabele treinen, dit alles staat op het programma om
de rol, die den spoorwegen in het reizigersverkeer toe47alt,
zoo goed mogelijk te vervullen. En dan niet te vergeten,
een verjonging van het naar de steden gekeerde aan-gezicht, niet alleen door het electrische bedrijf, maar
door een betere representatie in den vorm van prettig
aandoende stationsgebouwen. Talrijke oude stations
werden vernield, maar de’ bommen hebben er êen aantal
gespaard, die dec naderenden reiziger de vraag doen
stellen, of hij zich inderdaad begeeft naar een bedrijf,
dat op de hoogte van zijn tijd is.
–
D. J. WANSINK.
DE BESTEMMING VAN VIJANDELIJKE
OCTROOIEN EN MERKEN.
Con/iscatie Qan oijandelj/c oermo gen.
Ingevolge art. 3 van Koninklijk Besluit E 133 is vijan-delijic vermogen op 25 October 1944 van rechtswege’ in
eigendom ‘ overgegaan op den Staat der Nederlanden;
de bestemming zal nadei’ bij de Wet geregeld worden,
met .inachtneming van de vredesverdragen.
Onder dit geconfisqueerde vermogen valfen, blijkens
art t. onder 8, ook octrooien en handelsmerlcen. Octrooi
noemt men de bevoegdheid, die volgens. de Octrooiwet
aan den uitvinder van een nieuw voortbrengsel of een
nieuwe werkwijze op zijn aanvrage toegelcend wordt om
zijn uitvinding toe te passen met uitsluiting van anderen.
Een fabrieks- of handelsmerlc is een teeken (woord of
afbeelding), dat iemand gebruikt om zijn waren te onder-
scheiden
van
waren van anderen.
Wat moet de Staat nu met deze octrooien en merken
beginnen? Men heeft het voorstel gedaan, dat de Staat
alle vijandelijlce octrooien•en merken vervallen verklaart.
Bezwaren tegen oerallenoerklaring.
Dit voorstel acht ilc onaanvaardbaar. Het is in strijd
met de strekking van het Besluit en economisch en finan-
cieel’verwerpelijlc. De strekking van het Besluit is, dat de’
Staat in het vijandelijke vermogen een object vindt,
waarop hij tenminste een deel vah de schier onmetelijke
schade kan verhalen, die de Duitscher ons heeft berok-
kend. Indien alle Duitsche octrooien en merken vervallen
worden verklaard, brengen zij echter niets op. Het heeft ook economisch geen zin, deze uitsluitende
rechten vervallen te verklaren. Volgens de voorstanders
van dezen maatregel, zouden de Nederlandsche bedrijven
hiermede ten zeerste gediend zijn, daar zij dan van een
aantal belemmeringen bevrijd zullen zijn en beter zullen
kunnen exporteeren. Inderdaad zal de Nederlandsche
ondernemer na verval der desbetreffende octrooien Duit-
sche uitvindingen vrij kunnen exploiteeren, tenminste
in Nederland. Maar een fabrikant stelt vaak weinig of
geen belang in een onbeschermde uitvinding’). En uit-
voer is alleen mogelijlc, indien ook in het buitenland de
octrooien van Duitschers zouden vervallen, wat echter
niet gebeurd
i5
2
). Wat de vervallen verklaarde merken betreft, de mogelijkheid bestaat, dat deze onmiddellijk
in beslag genomen zouden worden door allerlei onder-
nemertjes,,om het publiek onder bekende Duitsche merken.
minderwaardige producten aan te lieden. Indien men
vreest, dat de Duitsche merkartikelen wederom te duur
verlcocht zullen worden, Ican men aan verlcoop of licentie-
verleening voorwaarden verbinden. Slechts merken en
oc-trooien, waarvoor in het geheel geen gegadigden zijn,
zou de Staat vervallen kunnen verklaren, met dien ver-
stande,, dat de merken geblokiceerd blijven, totdat zij
uit de herinnering van het Icoopende publiek verdwenen
zijn, dus bijv. gedureide vijf jaren. Oolc een aantal merken,
die in feite geen merk meei’ zijn, omdat zij zich’tot soort-
naam ontwikkeld hebben, zouden vervallen moeten wor-den verklaard. Men denlce hier aan ingeschreven merken,
zooals Aspirine, Cofïeaspirin, Bake, Föhn, Galalith,
Hoogtezon, Künstliche Höhensonne, Lanolin, Linotype,
Lysol, Phonola, Saccharine, Sanatogen, Thermos(flesch).
Tenslotte verklare de Staat alle defensieve ,,merlcen”
van Duitschers
3)
nietig.
In de derde plaats is het voorstel tot vervallenverklaring
financieel onaanvaardbaar. Naar een conservatieve schat-
ting zou de Staat jaarlijks ‘tenminste een half millioen
‘gulden aan cijnzen derven.
,Het voorstel de vijandelijlce octrooien en merkèn ver-
vallen te verklaren acht ik dus volstrekt onaanvaardbaar.
Naar mijn oordeel dient de Staat de onnoe’melijke schade,
die de vijand ons heeft beroklcend, zooveel mogelijk te verhalen op diens vermogen, voor zoover dat in Neder-
land achterhaald kan worden, dus ook, en juist, op de
inciustrieele eigendomsrechten van vijandelijke onderdanen.
‘) Doorman, t. a. p. in noot 4, biz. 36 = blz. 3/4 van den over-
druk; Prof. Dr. Hermann Isay in ,,Gewerblicher Rechtsschutz und
Urheberrecht” 1928, blz. 306/7.
‘) Wel schijnt Engeland geen octrooi te verleenen voor uitvin-
dingen, clie in Duitschlarid Sinds 3 September 1939 zijn gedaan
(,,The Daily Telegraph and Morning Post”, van
17
October 1945,
aangehaald uit ,,Economisch Nieuws”, van 24 October 1945, nr.
1141, hlz.
1).
8)
Vgl. daarover Van der Zanden, Defensieve merken”, ,,Bij-
blad Industrieele Eigendom” van 15 November 1945, blz. 42/6.
13 December 1945 .
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
293
Be2naren tegen het yoorstel- Doorman.
Ir. G. Doorman
4),
oud-ondervoorzitter van den Octrooi-
raad, heeft voorgesteld octrooien, die in Nederland aan
vijanden verleend zijn, terug te geven aan den oorspron-
kelijken octrooihoud.er, mits deze binnen negen maanden
een goedgekeurde licentie met een inwoner van Nederland
laat inschrijven. Hij wil een licentievergoeding per jaar,
per stuk of per gewicht van ‘het geproduceerde product
laten vaststellen, te verdeelen tusschen den Staat en den
octrooihouder. Verder wil hij een vergoeding vaststellen.
bij invoer van het product, te verdeelen tusschen den Staat
en den licentiehouder in Nederland. Dit heeft verschil-
lende voordeelen: 1. de O’erheid kan lijdelijk blijven;
2. over de identiteit van de octrooien in de verschillende
landen kan zoo noodig de rechter’beslissen; 3. de licentie-
houder waakt tegen ongeoorloofden invoer, en 4. bij de
behandelin.g
aan aanaragen
om octrooi blijft de oorspron-
kelijke aanvrager ingeschakeld.
Dit voorstel zal geen oplossing kunnen bieden irlgeval
het bedrijf van den vijandelijken octrooihouder: 1. ver-
woest is en voorloopig niet meer wordt opgebouwd; 2. in
de Russische bezettingszône ligt (omdat daarmee geen
verkeer mogelijk is); 3. bij’wijze van schadevergoeding
in zijn geheel is overgebracht naar elders. Zoo krijgen de
Russen 15 pCt. van de fabrieksinstallaties in West-
Duitschlnd en zoo brengen de Amerikanen, heele f a-
brieken naar de Vereenigde Staten over
5),
terwijl de
Engelschen iets dergelijks van plan zijn
6).
Ook de Fran-
schen voorzien hun land met fabrieksinstajlaties uit
het door hen bezette gebied van Duitschiand,
Verkoop aan licentieering aan oijandelijké octrooien.
De Staat kan de licenties op Nederlandsche octrooien,
die de vijandelijke octrooihouders al aan Nederlanders
of andere• niet-vijanden hebben gegeven, overnemen.
Wanneer er nog geen licenties op gegeven zijn, kan de
Staat deze octrooien verkoopen of in licentie geven. Ten-
einde hun waarde te schatten, en in het algemeen de ge-
bruikelijke bedingen te leeren kennen, beschikt men over
vele overeenkomsten, die in haar geheel in de openbare
octrooiregisters zijn ingeschreven.
Overigens is het denkbaar, dat gegadigden liever een
licentie op een octrooi willen hebben, dan het octrooi
koopen. De belanghebbende zal nl. soms moeilijk vooruit
de vraag naar het geoctrooieerde product kunnen schatten.
Daarom is h’et dan moeilijk de contante waarde vdn het
octrooi of het dctrooicomplex te begrooten. In een licentie
–
overeenkomst kan de vergoeding êchter van den omvang
van den afzet afhankelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld
door haar per stuk of per hoeveelheid te berekenen.
Deze licenties kunnen gegeven worden aan de Neder-
landsche industrie (hoe minder invoer des te beter, hij
het huidige gebrek aan deviezen) of aan bondgenooten,
die voor octrooien in Nederland belangstelling zullen
hebben met het oog op hun uitvoer, vooral wanneer zij
al in eigen land en/of in Duitschiand de overeenkomstige
octrooien van Duitschers hebben verworven. Reeds nu
toonen sommige Amerikaansche en Engelsche fabrikanten,
die in eigen land vijandelijke octrooien en merken gekocht
hebben, belangstelling voor de overeenkomstige industrieele
eigendomsrechten in Nederland. Verder kan de interesse
ook voortvloeien uit bezit van octrooien, die in Duitsch-
land aan Duitschers of andere vijanden van de geallieerden
verleend zijn. De Amerikanen schijnen deze namelijk
in beslag genomen te hebben, althans voor zoover zij een
4)
Onteigende Octrooien van onderdanen der vijandelijke lan-den, ,,Bijblad Industrieele Eigendom” van 15 November .1945,
blz. 35/8.
4)
Bijv. de Leitzfabrieken (,,Neue Zürcher Zeitung”, van 21 No
vember 1945), aangehaald uit ,,Economisch Nieuws” van 24 No-vember 1945, nr. 1168, blz. 1.
6)
,,N.R.C.” van 7 November 1945, blz. 3. Dit is in overeen-
stemming met de besluiten van Potsdam: zie Economische Voor-
licjsting” van 31 Augustus 1945, nr. 12, blz. 169.
uitsluitnd recht geven in het deel van Duitschland, dat
de Vereenigde Staten bezet houden.
Bedingen bij aerareemding.
Bij vervreemding of licentieering van de Nederlandsche
octrooien kan de Staat bedingen, .dat de verkrijger ons het
geoctrooieerde voortbrengsel of het product van de ge-
octrooieerde werkwijze binnen redelijken tijd in een
bepaalde mate tegen redelijken prijs, of ingeval hij een
buitenlander is, den eersten tijd kosteloos levert, dit laatste
met het ooq op ons huidige gebrek aan buitenlandsche
valuta
7).
Ook kan men overwegen daarbij het beding
op te nemen, dat de nieuwe rechthebbei
–
ide geen bezwaar
zal maken tegen invoer door den oorspronkelijken vijan-
delijken octrooi- en/of merkenhouder, indien en voorzoover
hij zelf net voldoende geoctrooieerde en/of merkartikelen
in Nederland tegen een bepaalden prijs indenhandelbrengt,’
om aan alle vraag te voldoen. Zoolang de nieuwe octrooi-
houder nog niet voldoende voor de Nedérlandsche fnarkt
produceert, laat deze regeling invoer uit Duitschland toe.
Duitschland heeft namelijk veel uit het buitenland noodig,
en kan dit alleen betalen door uit te voeren. Voorloöpig
kan Duitschland slechts steenkool exporteeren,
–
aangezien
de meeste industrieën nog niet voldoende produceeren
om export mogelijk te maken
8).
Mogelijk zal Duitschland
echter spoedig toch ook andere artikelen gaan uitvoeren,
die het minder noodig heeft dan levensmiddelen. En in
elk geval zal uitvoer veei in aanmerking komen, zoodra
weer meer geproduceerd wordt dan de eigen Duitsche
markt kan – opnemen.
Ook zou de Nederlandsche Staat de vijandelijke oc-
trooien (en merken) kunnen verkoopen onder het beding, dat hij een bepaalde hoeieelheid geoctrooieerde artikelen
uit Duitschiand van de oorspronkelijke rechthebbende
mag blijven betrekken, ook al zou de nieuwe octrooihouder
aan alle vraag kunnen voldoen. Dit zou namelijk een
manier zijn om schadevergoeding te krijgen: de Duitsche
industrie artikelen laten leveren, waar wij behoefte aan
hebben, ,hetzij gratis, hetzij desnoods tegen artikelen
waarvan wij wel een overschot hebben, maar die onze
hondgenooten niet van ons willen koopen. Het lijkt in
elk geval niet verstandig, de mogelijkheid van herstel-betalingen ,door levering van geoctrooieerde of merk-
artikelen uit te sluiten, door de desbetreffende vijandelijke
octrooien en merken in hun geheel aan derden te ver-
vreemden of hun er een uitshiitende licentie op te geven
Behandeling de,’- oijandeljke oct’ooiaanoragen.
Er zijn op den Staat ongeveer 8.000 vijandelijke oc-
trooien overgegaan. Deze kunnen echter meer opbrengen
zoodra de gegadigden weten, welke aanvragen van vijanden
er nog zijn. Er zijn namelijk nog ongeveer. 7.000 Neder-
landsche oôtrooiaanvragen van Duitsche belanghebbenden
bij den Octrooiraad in behandeling, die nog niet openbaar
gemaakt zijn.Tot voor kdrtwas die behandeling opgeschort.
Het verdient aanbeveling die behandeling voort te zetten.
De Stichting Octrooibeheer, die in de plaats is gekomen
van den vijandelijken octrooihouder, zou ook in
–
diens
plaats kunnen treden als opdrachtgever van den octrooi-
gemachtigde, die belast is met de verdediging der Neder-
landsche aanvrage. Zoodra de aanvrage openbaar gemaakt
is, kunnen gegadigden zich, op de hoogte stellen van de
nieuwste vindingen op het desbetreffende gebied der
techniek, en dus de waarde van de vijandelijke octrooien
beter beoordeelen. – –
‘) Door vervremding van vijandelijke ocirooien isunnen wij
dus waarschijnlijk machines en andere goederen, die voor den
wederopbouw van onze industrie of anderszins onontbeerlijk zijn,
bemachtgen, al kunnen wij ze op het oogenblik niet betalen. Ik
zie dus niet in, dat met vervreemding het algemeene belang nim-
mer gediend kan zijn, zooals Mr. Ir. C. 3. de Haan meent in: Het
ee
behr van DuitEche octrooien, ,,E.-S.B.” van 11 October 1945,
nr. 1483, blz. 152/4.
–
8)
Economisch Nieuws” van 15 November 1945, nr.. 1160,
blz. 3.
–
–
294
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
13 December 1945
1′
Men zou het bovenstaande kunnen bereiken door alle
aanvragen, die door vijanden in Nederland zijn ingediend,
in den staat, waarin zij zich op het oogenblilc be’vinden,
aan de openbaarheid prijs te geven. Dit zou echter een
vorm van vervallenverklar’ing zijn, waartegen ik hier-
boven reeds drie principieele bezwaren ontwikkeld heb.
Bovendien wordt gemiddeld de helft van de octrooi-
aanvragen afgewezen wegens een materieel gebrek, zoo-
dat het ook daarom aanbeveling verdient deze aanvragen
op de gebruikelijke wijze te behandelen. Ook een vijande-
lijke aanvrage om octrooi worde alleen openbaar.gemaakt,
in dén zin van de Octrooiwet, wanneer zij deugdelijk is.
Verkoop yan oijandeljke merken.
De Duitsche merken kan de Staat eveneens vei’koopen,
of in uitsluitende licentie geven. NaAr stellig Nederlandsch
recht kan een merk alleen tezamen met het bedrijf over-
gaan (vgl. art. 20 Merkenwet). Verkoop is dus mogelijk,
indiende vijand hier te lande een bedrijf hoef t, dat tegelijk
wordt verkocht. Indien de door het merk gedekte waren
van meer dan één fabriek of ha,ntlelsinrichting afkomstig
zijfi, )Tioeten, volgens den Floogen-Raad, alle fabrieken of
handelsinrichtingen, waar ook gevestigd, overgaan ).
Mhar zoodra wij den Londenschen tekst van het Unie-
verdrag te Parijs tot bescherming van den industrieelen
eigendom bekrachtigd hebben, is het voldoende, dat het
gedeelte van de onderneming of handelsza.ak, hetwelk
in Nederland ligt, aan den verkrijger is overgedragen, met
het uitsluitende recht, om de waren, die het overgedragen
merk dragen, hier te lande te vervaardigen of te ver-
koopen. (art..
Gquater).
Als voorbeeld kn men hier de
Nederlandsche Siemens-Maatschappij noemen.
Het merk kan ook verkocht worden te zamen met het
octrooi voor het merkartikel of voor zijn bereiding, omdat
de verkrijger ook dan in staat is een gelijkwaardig artikel
onder het merk te leveren. Verkoop acht ik echter even-
eens mogelijk, indien de verkrijger in verband met de
leiding en de inrichting van zijn bedrijf voldoende waar-
borgen biedt voor de handhaving van de quajiteit van
het merkartikel. Aldus 5ok de moderne bepaling in het
Kweekersbesluit
10).
Uit het bovenstaandë volgt, dat ik het niet eens kan
zijn met de opvatting die Ir. Davidson in dit tijdschrift
verdedigd heeft
11).
FIet gaat niet aan, zegt deze octrooi-
gemachtigde, bekende merken aan den meestbiedende
over te dragen zonder garntie, dat onder dit merk even
deugdelijke waar verhandeld wordt als voorheen. Daar
–
mede stem ik in. Deze garantie, vervolgt hij echter, is
pra.ctisch alleen te verkrijgen, wanneer de nieuwe eigenaar
ook de fabridagemethodes, recepten en fabrieksgeheimen
van. den oorspronkelijken fabrikant, van het merkartikel
kent. Deze opmerking komt mij’ in haar algemeenheid onjuist voor. Nederlandsche’ fabrikanten hebben rçeds
verklaard, bepaalde vijandelijke pharmaceutische en
cosmetische merkartikelen van gelijke qualiteit en samen-
stelling te kunnen leveren. En er is geen reden om in
deze aan hun goede trouw te twijfelen. Eenvoudiger nog
is het vaak als het ,niet om stoffen, maar om voorwerpen
gaat. Elke deskundige kan een bepaald’ gere’edschaps-werktuig maken als dat geoctrooiéerd en dus in een be-
schrijving met toelichtende figuren beschreven is. Ook
voor een bepaalde schakeling in een i’adiotoestel behoeft de deskundige geen fabrieksgeheimen te kennen.
Tenslotte kan het zijn, dat eén merk wordt toebedeeld
) H. R. 24 Mei 1929, ,,Weekblad v/m liet Recht”, nr. II 992
(met onderschrift van Moleng’raaff), ,,Nederlandsêhe Turisprudentie”,
blz. 1521 (met onderschrift van E. M. Meyers), ,,Industrieele Eigen-
dom”, blz. 170 (merk 4711, I.P.C.-De Vrede).
10)
Art. 47 lid 3 Kweekersbesluit. 1941, Besluit 8/1942,wetgevings-
bijlage “hij ,,Neclerlandsch Juristenbiad” (N.I.B.) en Weekblad
Privaatrecht, Notarisamht en Registratie”
(“0V.
P.
N.
R .),351., vOOr-
loopig gehandhaafd ingevolge art. 18 Besluit hezettingsmaal–
regelen, Staatshlad 10 03).
10)
Ir. C. M. R. Davidson, Het vijancielijk octrooi- en merken-
bezit, ,,E.-S. B.” van 29 November 1945, nr. 1490,
blz.
261/2.
aan de Amei’ika,gnsche of Engelsche dochtermaatschappij
van een Duitsch bedrijf of aan de Angelsaksische tegen-
partij bij éen overeenkomst tot uitwisselingvan uitvindingen.
Ook zij, mag men aannemen, beschikken over de fabricage-
methoden, die voor de vervaardiging van het merkartikel
noodig zijn.
Soms zal er zelfs geen bezwaaj’ tegen zijn, een mel’k,
dat staat inges’chreven op, naam van een vijand, d,00 te’
halen en op naam van een Nedel’landsch bedrijf iii te
schrijven. Zoo in het geval van de Nederlandsche fabriek,
die chocolade voor suikerzieken in’den handel heeft ge-
bracht onder het merk, dat de vijandelijke fabrikant voor
de zoetstof, die in die chocolade werd vei’werkt, had laten’
inschrijven. 1-loewel de vijand zelf in elk geval, geen cho-
colade onder het merk in den handel bracht en er dus
voor die waar geen recht op had, had hij het ook voor,
chocolade in Nederland laten inschrijven, teneinde zijn
monopolie beter te kunnen handhaven. Na deugdelijk
bewijs van deze feiten kon de Staat de inschi’ijving van
het vijandelijke merk ook voor chocolade doorhalen
en opnieuw inschrijven ten’ name van den Nedel’landschen
chocoladefabrikant.
1
De Stichting Octrooibehee,’.
De bestemming van het voormalige vijandelijke ver
mogen zal, als gezegd, nader bij de wet geregeld worden’
met inachtneming van de vredesvel’dragen (art. 3 lid 3 K.B.
E 133). In afwachting van die regeling worden de vooi’-
malige vijandelijke octi’ooien, licenties en andere rechten,
op octi’ooien en rechten voortvloeiende uit octrooiaan-
vragen en fabrieks- en handelsmerken, in opdl’acht van.
het Beheersinstituut beheerd door de Stichting Beheer
Vijandelijke Octrooien en Merken
12).
‘Aan het hoofd
der Stichting staa,t een bestuur, dat bestaat uit den Voor-
zitter van den Octrooiraad, tevens Directeur van ,het
Bureau voor’den Industrieelen Eigendom, den voorzitter
van de Orde van Octrooigemachtigden, den directeul’ van
de Stichting Toegepast Natuurwetenschappelijk Onder-
zoek (TNO.), een oud-hoogleeraar aan de Technische
Hoogeschool te Delft en een vooraanstaand accountant
en bedrijfshuishoudkundige. ‘Déze stichting is opgericht
en het bestuur is aldus samengesteld, ,mede opdat belang-
hebbenden niet ten nadeele van den Staat het Beheers-
instituut en den Octrooiraad tegen elkaar zouden uitspelen,
zooals elders wel gebeurd schijnt te zijn.
Ziehier i’n groote trekken het standpunt van een jurist
met belangstelling voer economie, die het recht van den industrieelen eigendom nu ruim vijf jaren als ambtenaar
dagelijks bestudeerd en toegepast heeft. Het is mede gepubliceerd om discussie mogelijk te maken Alleen
wanneer de menschen uit de practijk en van de
wetenschap hun wenschen en overdenkingen schriftelijk
of desnoods mondeling. mededeelen, alleen dan is de
Regeering in staat met aller verlangens en kennis rekening
te houden hij haar beslissingen, beslissingen die in. deze
tijden van herstel en vernieuwing waarlijk niet eenvoudig
zijn.
Mr J. W.
TAN
DER ZANDEN.
10)
Het adres dier stichting is pIa. Octrooiraad, Willem Witsen-‘ plein 6, ‘s-Gravenhage, tel. K 1700: 774520.
DE NEDERLANDSCHE WALVISCHVAART.
Inleiding.
Reeds eerder bespraken wij in dit weekblad in een serie
artikelen de moeilijkheden en mogelijkheden van de
Nederlandsche zeevisscherij
1).
Wij hadden daarbij tevens gelegenheid te wijzen op een
tak. van bedrijf, waaraan Nederland niet deelnam: de
1)
,,Problemen dci West-Europeesche Zeevisscherij”, in ,,10.-S.B.”
van 11 Maart 1942.
13 December 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
295
moderne wa,lvischvaart, welke echter voor ons land
van groot belang bleek te kunnen zijn
2).
De lezer zal ongetwijfeld inmiddels uit de pers kennis
hebben genomen van de planpen van particuliere zijde
tot uitoefening van de walvischvaart en van de deel-
neming van de Nederlandsche Regeering aan de in No-
vember ji. gehouden internationale walvischconferentie
te Londen. De deelneming aan deze Conferentie en de bedoelde
plannen om te komen tot een Nederlandsche deelneming
aan de walvischvaart zijn voor ons aanleiding in het
kort de beteekenis hiervan voor ons land nader te be-
spreken.
De economische beteekenis van d (valyischtraan voor ons
land ç’éér
1940.
Met betrekking tot .de internationale beteekenis van
de traan, zij verwezen naar de reeds genoemde artikelen,
waarin tevens de belangrijke internationale traanhandel,
welke hier te lande piaats vond, tot uiting komt.
1-let entrepôtverkeer bedroeg niet minder dan ongeveer
150.000 ton traan per jaar, hetgeen een derde deel van
de totale traanproductie uitmaakte. De invoer van traan hier te lande bedroeg 70 80.000
ton per jaar ter waarde van ongeveer 10 millioen gulden.
Het binnenlandsch verbruik bedroeg ongeveer 30.000
ton per jaar, ter waarde van bijna 4 millioen gulden.
Voorts werden niet onbelangrijke inkomsten verkregen
uit het harden van traan ten behoeve van uitvoer naar
Engeland. –
Nederland had dus een belangrijke plaats in den inter-
nationalen traanhandel, het harden van traan, een ver-
edelingsindustrie van beteekenis, en als consument van
traan voor de bereiding van margarine. –
Desondanks nam Nederland niet zelf aan de walvisch-
vaart deel. Wel zijn er in den loop der jaren van Neder-
landsche zijde eenige pogingen gedaan bm tot deelneming
aan de walvischvaart te komen, doch daarin was men
vÔÔr 1940 nog niet geslaagd.
De toekomstige beteekenis van de traan voor Nederland
De toekomstige situatie van de walvischtraan hangt
ten nauwste samen met de te verwachten vetpositie in
het algemeen. –
Dat er de eerstvolgende jaren een ware vethonger zal
zijn, is duidelijk. De vraag is echter, hoe de ontwikkeling
zal zijn van de met traan concurreerende plantaardige
vetten.
Immers van dierlijke vetten als boter zal de traan
geen bijzondere concurrentie ontmoeten, omdat boter
ten opzichte van margarine duur is en het vetverbruik
slechts kon en kan stijgen, dank zij de productie van
margarine, waarvoor traan een belangrijke grondstof is.
Voor de margarinebereiding kunnen echter ook plant-
aardige vetten als copra, palmolie, sojaboonen, enz.,
worden gebruikt.
De positie van de traan hangt dus in het bijzonder af
van de prij sontwi kke ling der concurreerende plantaardige
vetten en oliën.
Te dien aanzien kan men momenteel slechts zeggen,
dat er vermoedelijk geen bijzondere redenen zijn aan te
voeren om te verwachten, dat er zich ten aanzien van de
relatieve positie van traan, zooals die voor den oorlog
was, ingrijpende wijzigingen zullen voordoen.
Bovendien wijst de hooge prioriteit, welke de Engelsche
Regeering heeft gegeven ten behoeve van den bouw van
,,factoryships” voor de walvischvaart eenerzijds en de
belangrijke plaats, die Engeland in de walvischvaart zal
gaan innemen anderzijds er wel eeniger mate op, dat men
2)
,,StrucLuurveranderingfl in dc walviechvaai'(” en
De eco-
noinische beteekenis van de wa1vicchvaarL’ iii ,,E.-S.B.” van
1
–
1
4
November 1943 en 1 December 1943.
aan Engelsche zijde de positie van de walvischtraan niet
al te. ongunstig inziet.
In verband hiermede is te verwachten, dat de walvisch-
traan voor de Nederlandsche margarine-industrie en
daardoor in het bijzonder voor de Nederlandsche arbeiders-
bevolking van niet minder grdote beteekenis zal zijn
dan véÔr dn oorlog.
Zelfs zou, indien een eigen Nederlandsche walvisch-
vaart aanwezig ware, het biniienlandsch .traanverbruik’
nog kunnen worden vergroot.
De economische beteekenis van een Nederlandsche walvisch-
vaart.
De economische beteekenis van een Nederlandsche
wa.lvischvaart is in het bijzonder gelegen in de mogelijk-
heid van het sparen van valuta en zelfs van het verkrijgen
van buitenlandsche betaalmiddelen.
Immers, indien men er van uitgaat, dat de relatieve
positie van de traan niet ingrijpend zal gaan afwijken
van de situatie van vôér 1940, dan zal er jaarlijks weer
ongeveer 30.000 ton traan noodig zijn voor de Neder-
landsche margarine-indistrie.
Tegen den huidigen prijs van £ 45 per ton zou daar-
voor niet minder dan ruim f13.500.000 aan valuta noodig
zijn.
In de komende jaren zal de traanprijs ongetwijfeld
dalen, doch alleen reeds ter voorziening in de binnen-
landsche behoefte zouden er elk jaar millioenen guldens
aan buitenlandscle hetaalmiddelen noodig zijn. Bovendien
moet dan ons aandeel in deninternationalen traanhandel
nog gefinancierd worden.
‘s lJands toestand is thans echter zoodanig, dat elke
invoer, welke kan worden vermeden, niet dint plaats te
hebben. –
Ten opzichte van de trhan doet zich zulk een situatie
voor.
De moderne walvischvaart in den Antarctis is een tak
van bedrijf, welke zeer zeker met succes door Nederland
kan worden uitgeoefend.
Zooals we reeds eerder schreven, tou Nederland met
vier expedities aan de walvischvaart kunnen deelnemen,
waarbij dan ongeveer 80.000 ton traan per jaar zou kunnen-
worden aangevoerd, hetgeen slechts 29 pCt. van de totale
traanproductie zou iijn.
De helft van den aanvoer zou voor binnenlandsch ver-
bruik zijn en de rest voor de veredelingsindustrie ter ver-
werking voor export.
Vele millioenen guldens aan buitenlandsche betaal-
middelen behoeven dan niet voor invoer an traan ter beschikking te worden gesteld, terwijl eveneens vele
millioenen guldens aan valuta zullen worden ontvangen
uit hoofde van uitvoer van geharde traan.
Onze verdere handel in traan op de internationale
traanmarkt zou dan als voorheen uit. de Noorsche pro-
ductie dienen te geschieden.
De thans bestaande plannen, om in het seizoen 1946/’47
met 66n Nederlandsche expeditie te beginrten, is onge-
twijfeld een stap in de goede richting.
De beteekenis van de , ,International Whalingconjerence”.
De opkomst van de moderne walvischvaart sinds het
begin van deze eeuw, heeft reds oor den thans afge-
loopen oorlog de vrees doen ontstaan, dat een ongebrei-
delde uitoefening van de walvischvaart zou kunnen leiden
tot roofbouw, waardoor de walvisch zou kunnen worden
uitgeroeid en een belangrijke bron voor de vetvoorziening verloren zou gaan.
In 1937 en 1988 kwam men tot internationale walvisch-overeenkomsten, waarbij verschillende bepalingen werden
vastgesteld, teneinde de walvisch tegen overbevissching
te bschermen.
Sindsdien komen vertegenwoordigers van de betrokken
mogendlieden telkenjare bijeen om deze maatregelen
296
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 December 1945
in een protocol aan te vullen, ten behoeve yan het eerst-
volgende seizoen.
De internationale overeenkomsten en het protocol’
worden door de betrokken Regeeringen bekrachtigd,
waarna elke mogendheid bij de wet aan de betrokken
bedrijfsgenooten de overeengekomen bepalingen oplegt.
Ook dit jaar vond in de week van 20 tot 24 November
ji. te Londen een internationale walvischconferentie plaats,
waarbij Engeland en de Dominions, Noorwegen, dé Ver-
eenigdeStaten yanNoord-Amerika, Denemarken, Frankrijk,
Mexico en Nederland vertegenwoordigd waren.
Nederland nam dit jaar voor het eerst met gedelegeer-
den der Nederlandsche Regeering deel.
Uit den aard der zaak zijn Engeland en Noorwegen
de grootste belanghebbenden.
De Dominions, Frankrijk en
:Deflemarken
hebben
slechts zeer geringe belangen uit hoofde van eenige zgn.
,,land stations”,- waarbij de walvisch niet aan boord
van een fabriekschip, maar aan de kust wordt verwerkt,
hetgeen echter slechts van weinig beteekenis is.
De Vereenigde Staten oefenen de moderne walvisch-
vaart niet uit, doch stellen zeer veel belang in de ter
conferéntie te behandelen onderwerpen, terwijl de eerst-
volgende conferentie in de Vereenigde Staten zal wordn
gehouden. –
Taak van de thans gehoden conferentie was de bepa-
lirigen voor het seizoen 1946/1947 te bespreken en vast
te stellen. –
Daatoe werden de overeenkomsten van 1937 en 1938
gehandhaafd en werden in een protocol aanvullende maat-
regelen vastgesteld.
Besloten ‘werd de duur van het seizoen 1946/1947 vast
te stellen op vier maanden en wel van 8 December 1946
tot 7 April 1947.
De aanvang, van het seizoen werd dus weer op 8 De-
cember gesteld, hetgeen van groot belang is, omdat de
walvisch gedurende de wintermaanden naar. de paai-
gronden, dichter hij de evena,a’, trekt. In die periode
teren zij op hun vntlaag, waarna zij tegen den zomer zeer
vermagerd terugkeeren naar de IJszee. Het duurt dan
enkele maanden voor ze weef voldoende vet zijn geworden,
waardoor. dus eei,latere aanvang van het seizoen zeer
gewenscht is.
– V66r den oorlog was het seizoen echter beperkt tot drie
maanden, dus tot
–
8 Maart.
Nu een groot deel van de fabriekschepen verloren zijn
gegaan, zal het waarschijnlijk ook in het seizoen 1946/1947
nog niet mogelijk zijn met voldoende schepen uit te varen.
De vetbehoefte zal dan evenwel nog zoo dringend zijn,
dat verlenging vafl’ het seizoen met één maand alleszins
gerechtvaardigd is. . , ‘
j
Daarna zal het seizoen echter weer op drie maanden
worden gesteld.
Teneinde te voorkomen, dat door uitoefening met een
te groot aantal expedities in
4
de vastgestelde periode de walvisch toch wordt d.00dgevischt, heeft de Conferentie
tevens bepaald, dat, niet meer dan 16.000 ,,blue whale
units” mogen worden verwerkt.
Daartoe zullen. de expedities elke week hun vangst
seinen, naar het ,,International Bureau of Whaling Sta-tistics” te Oslo
Zoodra de limiet wordt bereikt, stelt dit ‘Bureau de be-
trokken Regeeringen’ daarvan in kennis, waarna deze
aan de expedities mededeelen de walvischvangst te be-
eindigen.
Het kwantum van 16.000 ,,blue whale units”, een reken-
eenheid waartoe de verschillende walvischsoorten zijn
herleid, komt neer op een traanproduôtie van ruim 400.000
ton traan per seizoen, hetgeen volgens de, biologeh als de
optimale productie moet worden beschouwd.
Ook Nederland zal dus thans bij een’ Wet op de wal-
vischvaart beperkende bepalingen aan de uitoefening
van het bedrijf moeten ‘erbindeh, teneinde de walvisch
tegen uitroeien te beschermen.
A. G. U. }IILDEI3RANDT.
OPLEIDING VAN BEDRIJFSLEIDERS IN DE
VEREENIGDE STATEN.
1-loe zag de Amerikaansche industrie kans de geweldige
prestatie te leveren, die wij in een vorig artikel beschie-
ven?
1)
Dit was niet het resultaat van het op hun beloop
laten der dingen. Er was gebrek aan grondstoffen, zooals
rubber, tin en aluminiurii. Japansche veroveringen sloten
de Ver. Staten van het gebied af, waarvan zij voor deze
grondstoffen afhankelijk waren; bovendien moesten op-
nieuw wapens en nieuwe , productiemethoden worden
Ontworpen.
Het eerst noodige daartoe was researchwerk. Er was
een nauwe samenwerking tusschen de wetenschapsmen-
schen en industrieelen’; de Amerikaansche industrie was
zich meer dan ooit tevoren bewust van de noodzaak van
wetenschappelijk onderzoek, zoo zelfs, dat de vrees be-
staat, dat de industrie de universiteiten zal, leegzuigen.
Maar zonder. deze mentaliteit zou er geen oplossing voor’
de problemen te vinden zijn géweest. De samenwerking
tusschen zakenleven en
wetenschap
bereidde den weg.
Hierop volgde een hieuve moeilijkheid: hoe de juist
ontworpen producten in massaproductie te vervaardigen.
Dit was een kwestie van bedrijfsbeheeren ook de,, managers”
deden een keurig stuk werk. Ik wil een voorbeeld geven: een fabriek van ijskasten ontving opdracht om.Browning
machineguns te gaan produceeren. Geen der leden van
de bedrijfsleiding had ooit een dergelijk machinegeweer
gezien; tot dien tijd werd het op kleine shaal en met
toepassing van veel handwerk gemaakt. De. bedoelde
fabriek bracht 500 verbeteringen in het ontwerp aan,
verminderde de hoeveelheid benoodigde materialen, voor-
,zoover zij schaars waren met 25 pCt., verving een hoeveel-
heid schaars materiaal door beter verkrijgbare grond-
stoffen en produceerde tenslotte in het eerste jaar 5 maal
de toegezegde hoeveelheid met slechts 2 maal het aantal
arbeiders. En bdvendien zag zij kans de leverprijs op 1/3
van de oorspronkelijk gecalculeerde te brengen.
Het zou mogelijk Zijn om een massa’ van dergelijke
gevallen te citeeren. Van een ‘zeker standpunt is dit be-
drijfssucces zelfs ‘een reden tot bezorgdheid, want als
dezelfde succesvolle techniek wordt overgebracht op het
gebied der voorthrenging voor burgerlijke behoeften,
kan dit het werkloosheidsprobleem voor de naaste toe-
komst nog verhoogen. 1-let hoogtepunt der werkgelegen-
heid werd reeds in November 1943kbereikt; toen Duitsch-
land capituleerde waren er 11 million menschen minder
werkzaam in de oorlogsindustrie der V. S. dan in 1943,’
terwijl de productie nog was toegenomen.
Dit ter zijde gelaten, wil ik er de aandacht op vestigen,
dat deze prestaties van de Amerikaansche industrib ook
voor Nederland een les inhouden. Kan Nederland hopen,
dat het ‘een kans zou hebben op de wereldmarkt, als het
zich er teîreden Mee stelt om de oude vooroorlogsche
productiemethoden en industrieele organisatie te hand-
haven? Hiervan is geen sprake I De Nederlandsche industrie
moet profiteeren van de ervaringén in Amerika en dai
zoo snel mogelijk.
Opleiding aan’ bedrij’fslendei’s.
Hoe vatte de Amerikaansche industrie de bedrijfstaak
aan? Zij volgde drie wegen’. In de eerste plaat’s werden
met regeeringssteun en ten deele door dwang defabrikanten
van oorlogsuitrusting er toe gebiacht inlichtingen over
productiemethoden en kwaliteitscontrôle uit te wisselen.
‘) ,,O.vergangsproblernen in de Vereenigde Staten”, in , ,E.-S.B.”
van 12 December
1945.
‘
1
1
1
13 December 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
297
Wanneer een fabriek achter bleef werden vergaderingen
belegd met leiders van succesvoller bedrijven, teneinde
methoden na te gaan, waarop de langzamer producenten
konden bouwen.
De tweede weg was, dat men een beroep deed op elke
medewerker van de onderneming van de jongste bediende
tot den directeur toe, om aan de oplossing der nieuwe
vraagstukken mee te werken. De menschen, die dagelijks
met het materiaal te maken hadden,’werden betrokken
hij de vereenvoudiging van het productieproces. Om
een voorbeeld te noemen: de luchtvaartmaatschappijen
ondergingen een geweldige uitbreiding van hun vervoer,
zoowel van personen als van vrachtgoederen. Men schat,
dat in 1946 het vrachtvervoer ial stijgen tot 1 milliard lbs.
Wat hebbende Amerikaansche’luchtvaartmaatschappijen
nu gedaan? Zij hebben aan elk van hun meer dan 10.000
geëmployeerden een circulaire gestuurd, met het verzoek,
om hun opinie en hun advies over de te ontwerpen toe-
stellen. En dat is logisch. De man, die de machine dagelijks
vliegt, weet
•
hoe hij zitten moet. De man, .die de post-
zakken er uit haalt, weet hoe jroot de deuropening moet
zijn. Zij weten dit zelfs beter dan de man, die niet achter
zijn teekenbord vandaan is geweest.
Dit is de tweede les, die men van Amerika kan leren.
Het beginsel der Amerikaansche nijverheid is, dat er
een massa kennis en hersens in de werkplats en in het
kantoor is; en dat het rechtuit dwaasheid zou zijn om
daar geen gebruik van te maken. Zelfs nog sterker dan
voor de V. S. geldt dit voor Nederland. Hier kan men
zich in het geheel niet veroorlooven om talenten te ver-
waarloozen en de constructieve ideëen, waar zij ook te
vinden zijn, ongebruikt te laten.
Samenwerking ,net de unic’ersiteiten.
De derde weg sluit direct op de voorgaande aan. Naar-
mate de industrie zich uitbreidde werd de vraag naar
nieuwe leiders steeds dringender. In vele gevallen moest
tot hoofd van geheel nieuwe afdeelingen iemand be-noemd worden, die tevoren geheel andere productie-
processen had geleid. En dikwijls voelde zoo’n bedrijfs-
leider zich dan verre van zeker.
Op dat oogenblik herinnerde de industrie zich, welk
een buitengewoon belangrijke bijdrage de wetenschap tot de technische ontwikkeling had geleverd. Zij vroegen aan
de economische faculteiten der universiteiten om hen
op dezelfde wijze bij te staan ten opzichte van het orga-
nisatieprobleem. Het antwoord van vele univers)teiten
was bevestigend. Daar ik als hoogleeraar verbonden ben
aan de ,,Harvard-university”, zal men het mij niet euvel
duiden als ik mij beperk tot de ervaringen daar opgedaan. Die van andere universiteiten zullen in groote lijnen hier-
mee overeenkomen. –
In Havard werd een speciale cursus ingericht voor
ervaren zakenlieden. Vele belangrijke ondernemingen
zonden leden van hun personeel, voornamelijk van hun
staf, tot vice -presiden ten en presidenten toe. De gemid-
delde leeftijd der cursisten was 40 jaar, terwijl hun ge-
middeld salaris $ 8.000 beliep. Het waren dus inderdaad
menschen, clie reeds iets bereikt hadden, die voor deze
cursussen werden uitgekozn. De duur van den cursus
was 13 weken en de onderneming betaalde zoowel het
salaris door als de onkosten van den cursist. Er zijn onder-nemingen geweest, die er $ 5.000 voor over hebben gehad
om één van hun menschen aan deze opleiding deel te
laten nemen.
Zoo geslaagd is dit oorspronkelijke oorlogsinitiatief,
dat thans op verzoek van het zâkenleven deze cursussen
tot een vaste instelling ook in vredestijd zijn geworden.
Inhoud .’an de opleiding.
Wat werd op deze cursussen bestudeerd? Geen theorie,
dit zij vooropgesteld. Niet, omdat wij geen begrip van
de waarde der theorie hebben, maar omdat eerst de
ervaring noodig is. Het onderwijs werd gebaseerd op
werkelijke practijkproblemen. Hiervan heeft de , ,Business
School of Harvard” er duizenden verzameld, door assisten-
ten en docenten overal in de V. S. naar het bedrijfsleven
te sturen, teneinde de daar bestaande problemen op te
sporen. Een bedrag van $ 2.000.000 is hiermee gemoeid
geeest.
De zakenman, die aan de speciale opleiding kwam
deelnemen, kreeg nu en dergelijk probleem voorgelegd,
met de vraag: wat zoudt u met dit vraagstuk gedaan
hebben en waarom’juist op die manier? De groepen be-
stonden uit allerlei soorten menschén uit ondernemingen,
die over gehdel -Amerika verspreid lagen. De antwoorden
werden dus door vele gezichtspunten beheerscht, zoodat
de discussie, welke hieraan werd verbonden, tot een
levendige uitwisseling van ideëen leidde. Hadden wij te
doen met een technisch probleem, dan bestond soms
de moeilijkheid, dat een groot deel der aanwezigen geen
fabriekservaring had. Hierop was echter gerekend,
doordat verschillende types machines ter beschikking
stonden. Dit droeg er bovendien in belangrijke mate toe
bij om verschillende bedrijfsleiders een veel reëeler indruk
te geven van de moeilijkheden, waarvoor een arbeider
kan worden gesteld.
ç
Vervolgens bleek, .dat de belangrijkste gevolgtrekking,
die de deelnemers voor zichzelf maakten, de ontdekking
was, dat geen probleem op zichzelf staat, doch dat elk
ingrijpen de heele organisatie raakt en benaderd moet
worden van het standpunt van het welslagen der geheele
onderneming. /
Toepassing in Nederland.
Het is duidelijk, dat het bedrijfsleven in de V. S. van
deze wijze van opleiding profijt’ heeft getrokken. Darï’
moet het ook zoo zijn,
•
dat ook Nederland aan dit idee
iets kan hebben. Ik zou dan ook willen voorstellen, dat
het Nederlandsche bedrijfsleven contact zoekt met deze
cursussen in de V. S., of dat men één of meer hoogleeraren
van de Economische Hoogescholen naar Harvard uitzendt
oin aan de cursus deel te nemen, de gebruikte methoden
te zien en materiaal te verzamelen. Dan moet hetmogelijk
zijn om met de aldus opgedane kennis en in samenwerking
met ‘t bedrijfsleven bijv.aan de Nederlandsche Economische
Hoogeschool een dergelijke opleidingte stichten..AJs lid van
de . faculteit der ,,Business School of Harvard” ben ik ge-
machtigd toe te zeggen, dat alle mogelijke hulp zal worden
verleend en dat wij het matei-iaal gaarne vrijelijk terbe-schikking zullen stellen. Wij zullen elke steun geven als
men in Nederland dit idee zou willen uit’erken. De
samenwerking tusschen zakenleven en economische fa-
culteiten kan, zooals in de V. S. is gebleken, onschatbare voordeelen afwerpen.
Prof.
Dr.
J. ANTON
DE
HAAS.
Bericht van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Zuid-Holland te Rotterdam. –
VERPLICWFE ZEKERIIEIDSTELLING BELASTINGEN DOOR
OORLOGSSLACHTOFFERS.
Als resultaat van door de Kamer van Koophandel en
Fabriken voor Zuid-Holland bij den minister van Finan-
ciën ondernomen stappen tav. de moeilijkheden, welke
otirlogsslachtoffers, tengevolge van de
zekerheidstelling belastingen
ondervinden, kan het volgende worden mede-
gedeeld.
Aangezien een strikte toepassing van de bepalingen,
betreffende verplichte zekerheids telling in bepaalde ge-
vallen bijzondere. moeilijkheden oplevert voor oorlogs-
slachtoffers, die hun beschikbare gelden kunnen en willen
gebruiken voor de wederinrichting van hun bedrijven, .is door den minister van Financiën aan de Inspecteurs
der belastingen opgedragen, ten aanzien van deze cate-
2
28
= ECONOMISCiI-STATITISÇHE BERICHTEN
’13 December 1945
gorie in het bijzonder, een tegemoetkomende houding aan
te nemen.
Indien het s,ldo van de geblokkeerde rekening vobr
de betaling niet voldoende is en het bedrijf door verdeie
betaling op andere wijze a.l te zeer
van
liquide middelen
zou worden ontblo6t,’ kan genoegen worden genomen met andere zekerheidstelling, bijv. verpa.nding van en
eventueel geblokkeerd bedrag, wegens toegekende of te
yerwachten schd,evergoeding of tegemoetkoming.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De situatie op de geldmarkt was ‘iets ruimer dan de
vorige week, zoodat vervallen promessen over het alge-
meen weer werden vèrlengd door het in ‘portëfeuille nemen
van nieuw schatkistpapier. De daling van den post be-
leerlingen op den jongsten weekstaa.t van De Nederlandsche
Bank, wijst eveneens in de richting van een ruimere geld-
markt. Dit alles had tengevolge, dat de prijzen op de
geldmarkt een lichte daling vertoonden, welke met name
bij de kortere termijnen zeer goed waarneembaar was.
Driemaandsch papier werd verhandeld tegen
19/16
pCt.,
tviermaandsch ‘promessen werden aangeboden tegen 1
3
/
4
pCt.,
‘terwijl Juni-papier 1
7
/
8
pCt. noteerde. De noteeringen der
kortè termijnen daalden dus met
/16
tot
1
/
8
pCt., ten op-
zichte van de situatie der voorafgaande week. De prijzen
der langer .loopende schatkistpromessen lieten practisch
geen wijziging zien. –
Het trekt de aandacht, dat de buitenlandsche wissel-
voorraad van onze centrale bank een geleidelijke stijging ondergaat. Sedert de bevrijding van ons geheele land be-
draagt de toeneming niet minder da’n f 53 millioen. Onge-
Vwijfeld zullen hieronder ook nog wel markenbedragen zijn
verantwoord, maar voor een groot gedeelte zal de toene-
ming toch wel uit meer waardevolle buitenlandsche b’e-
taalmiddelen bestaan. De oorzaken van deze stijging zijn’
o.a: te ‘zoeken in de uit export en de uit het buitenland
binnengekomen coupons, lossingen en dividenden vrijge-
komen buitenlandsche betaalmiddelen, welke a,a,nstonds
door De Nederlandsche Bank wordn overgenomen, ter-
wijl de invoer grootendeels op crediet plaats vindt.
De daling van de oude bankbiljettennitgifte is practisch,
tot stilstand gekomen, terwijl de stijging der pieuwe bank
biljettencirculatie met f 51 millioen door het betrèkkelijk
lage bedrag de aandacht trekt.
Het tegoed van het Rijk bij De Nederlandsche Bank
nam af met t 16 millioen. Floewel het bedrag betrekkelijk
gering is, en de daling misschien aan toevallige omstandig-
heden is te wijten, is dit toch een m’èrkwaardig verschijnsel,
welke bij een eventueele voortzetting Avel een zeer ongunstig
licht werpt op de inkomens- en uitgavenpositie van het
Rijk
1-Jet blijkt inderdaad in de bedoeling te liggen om de
verhandeling van binnenlandsche obligatiën en pandbrie-
ven te doen geschieden met geblokkeerd geld en deze te
binden aan een vergunningstelsel. De regeling is thans door
de Tereeniging van, den Effectenhandel vastgesteld en
ter goedkeuring aan de leden voorgelegd, waarbij vooral de garantie-regeling ter richtige naleving van het Besluit
Flerstel Rechtsverkeer, nog wel eenige bezwaren zal ont-
moeten. De defiritieve bestemming van het geblokkeerde
geld, welke, zooals wij reeds opmerkten in ons vorige over-
zicht, een essentieele voorwaarde vormt voor het tot stand
komen van juiste koersen, is echter nog steeds niet bekend.
ONTVANGEN BOEKEN, BROCHURES EN
STATISTIEKEN.
OJ1IEN.
L’Econo,nie de paix et le .rôle de l’état
par. André Goffart..
133 pag. 1945.. Editioris Publiox
5
, Bruxelles. 45 francs.
Stijging en daling ob de maatschappelijke ladder
door
Dr. F. van Heek. Leiden, E. J. Brui, 1945. 435 pag.
Perspectieven der bedrijf sorganisatie
door Mr. Jr. A. W.
Quint. Uitg. H. D. Tjeenk Willink & Zoon NV.,
Haarlem, 1945, 62 pag. Prijs fl.75 ing.
Deniographic studies of selected areas of rapid growth.
Milbank Memorjal Fund. . New York 1944. 158 blz.
Price: $1.’
Ordening en handels politiek
‘.(Een sociaal-economische,
-psychologische en wijsgerige studie) door J. G. M. Delf-
guw. Dissertatie 1945. 130 pag.
BROCHURES.
Jaarve.’slag van den Hoofdinspecteur van den dienst, belast
met het toezicht op de handhaving van de wettelijke be-
palingen inzake de Volkshuisvesting over 1943. Ovérgedrukt
uit Ve’slageii en Mededeelingen betreffende de Volks-
gezondheid. Juli 1944. 96 blz.
War stricken Holand on the mend.
Roterdamsche Bank-
vereeniging N.V., Amsterdam-Rotterdam. 40 blz. 1945.
Official No.: C.
14. M. 14, 1945.
League’of nations.
Report
on the work of the league 1943-1944, submitted by
the Acting Secreta,ry-Generai. Geneva, 1945.
.ATederlandsch Instituut voor Efficiency.
War-time develop-
ments in British cost accounting as an instrument of
managerial control by Lawrence W. Robson, F.C.A.,
F.C.W.A., November 1945. PublicatieNr. 246, ,,1945.11″.
STATISTIJIX.
Recueil de Statistique de l’Institut International du
Commerce.
20 September 1944.
MEMORANDUM;
=
Het beheer in Nederland van de geldmiddelen der Overzeese/ze
Gebiedsdeelen in de jaren
1940—’43. Departement van
Koloniën, 2e en 3e afdeeling. Uitg. W.- J. Thieme & Cie,
Zutphen. 1945 72 pag.
STATISTIEKEN
DE NEDEICLANDSCIEJI BANK.
(Voornaamste posten In
duizenden guldens)
i3innenl. w,ssels
Munt,
open marktpapier,
Data
muntmate-
beleenin gen, voor-
–
Totaal
Totaal
opeischb.
riaal’ en
schotten a/h Rijk
activa
schulden
deviezen
)
en diverse
–
rekeningen
1)
10 Dec
’45
5.254.335
210.711
5.538.167
5.055.563
3
,,
’45
5.250.438
‘
206.285 5.529.844 5.047.303
26′
Noy. ’45
5.248.240
”
191.483 5.512.615
5.030.316
19
,,
’45
5.234.643
211995
5,519,432
5.037.161
12
;,
’45
5.233.086
196.465
5.502.773
5.020.660
5
’45
5.232.604
178.955
5.484.781
5.002.686
29
Oct. ’45
5.222.334 183.232
5.481.388
4.999.382
22
’45
5.222.523
179.553
5.477.897
4.995.907
6 Mei
’40
1.173.319
.
248.256
1.474.306
1.424.016
‘) De posten ,,Correspondenten in het buitenland” en ,,l3uiten-
Tandsche betaalmiddelen (excl. ‘ pasmunt)”, voorheen begrepen in de
‘,Diverse rekeningen”, zijn .van 5 Juli 1943 af opgenomen onder de
buitenlandsche portefeuille, in,onzen staat samengevat als ,,devieze”.
‘) waarvan nieuwe uitgifte t 1.111.303.
– f1.162.392:
Banhbiljet-I Saldi
Schatkist-
Bankassig-
1
papier
naliën en Saldo Rijk recht str.
Data
ten in om-
1
‘In
1
diverse
R/C (D/C)J
onder-
loop
R/C
rekeningen
gebra’ht.
10 Dec. ’45 t .506.71 8)3.548.827 150.317
C2.625.906
–
3
,, ’45 1.459.861′) 3.587.433
150.245
C2.6,4 1.290
–
26 Nov. ’45 1.450.557 3.579.734 150.054
C2.595.138
–
19
,, ’45 1.405.748 3.631.388 150.027
02.565.344
–
12
’45 1.375.206 3.645.426
149.897
02.592.020
5
’45 1.351.016 3.651.661
149.859
c2.513.999
29 Oct. ’45 1.311.581 3.687.796 149.775
02.560.265
–
22 ,, ’45 1.297.569 3.698.327 149.764
C2.492.804
–
6 Mei ’40 1.158.613
1
255.174
10.230
C. 22.962
–
Industrieele onderneming met vele vertakkingen in
het buitenland zoekt een
INGENIEUR
(bij voorkeur diploma Delft) van middelbaren leeftijd,
met groote ervaring op het gebied van moderne be-
drijfsorganisatie, planning, routing, vereenvoudiging
van werkmethoden enz., voor een vooraanstaande po-
sitie bij haar Efficiency.afdeeling. Aantrekkelijke voor-
waarden voqr ervaren kracht. Brieven onder no. 316
bureau van ‘dit blad, postbus 42, Schiedam,
NATIONALE BANK VAN
BELGIË.
r0or
I
Iaa1fltC posten in millioenen traiies
,00
c
Data
0)5
–
4)Q’)
-‘”
•_•_
s’4E
‘5
0.
6 Dec.
1945
31.603
3.863
738 168
286
42.021
29
Nov.
1945
3 1. 166
4.816
757
338
288
44.686
22
,,,
1945
31.166
6.770
551
281
284
44.812
15
,,
1945
31.166
5.180
280 225
260
47.922
7
1945
31.166
4.983
274 213 237
47.502
30 Oct.
1945
30.603
5.478
260 248 237
47.017
25
,,
1945
30.604
5.305
254
197 237
46.342
Rekening-
—
Courant saldi
Data
._Q)
.
,
E
Cd
9
E
6 Dec. 1945
653 144.285 68.232
2
4.396
56.027
29
Nov.
4945
653 .147.647 66.761
6
3.231
62.029
22
1945
653
147.457 66.413
8
3.170
62.246
15
,,
1945
653
149.624 66.874
3
6.554
62.577
7
,,
1945
653
149.971 67.230
6
4.375
62.745
30
Oct.
1965
653
149.431 66.449
6,
4.503
62.860
25
,,
1945
653
148.522 65.924
4
4.061
62.921
1
)Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardering van den goudvoorraad. (Besluitwet no. 5 van
1-5-1 94 4).
‘)
Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel’, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
)
Deze post omvat: Oude biljetten en rekeningen-courant op de
Bank, overgeboekt en over te boeken
op
tijdelijk onbeschikbare
of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.
PUBLICATIES VAN HET N.E.I.
Pels, Dr. P. .
S., Een economisch-statistisch onderzoek
naar de chemische industrie in Nederland. (f 3,65,
ledenprijs f 2,75).
Djojohadikoesoemo,
A.
M. Dr. S’oe,nitro,
Het volkscrediet-
wezen in de depressie. (f 5,50, ledenprijs f 4,10).
Welvaart
met Kapitalisme en Cmmunisme
Gedachten over vragen van den dag
door C. POT te Slikkerveer
Prijs f 1,-. Verkrijgbaar bij den boekhandel en bij
den schrijver. Giro 32344.
SCORIFTEUJkE CURSUS
VOOR MODERNE
B
.eidt op
voor
het
examen moderne bedrijfsadministratie –
ehandelt o.a.
administratieve
organisatie, de rekeningstelsels,
oor- en
nacalculatie,
standaardkosten en budgetteering, loon-
telsels en loonadministratie, bedrijisstatistiek, toepassingen in
‘erschtllende bedrijven –
Biedt
uitstekend verzorgde lessen
tn beschrijvingen,
uitvoerige en gedegen correctie
van
de
jitgewerkte vraagstukken, alle gewenschte voorlichting op
tudiegebid – Beschikt over
tlrijke medewerkers uit de
raktijk van het bedrijfsleven –
Verzorgt
behalve den hoofd- :ursus ook voorbereidende, aanvullende en repetitiecursussen.
Prospectus
op aanvraag
Vd
.
eatures
N.V. Philips’
Gloeilampenfabrieken
zoekt voor haar financieelc afdeeling een begaafd
jong
I
medewerker
met hoogeschooh of unversitaire opleiding, volkomen
bekend – theoretisch en ‘practisch – met de behan-
deling van internationale financieele problemen. Zonder
prima antecedenten onnoodig te sollieiteeren.
Brieven, met cur,’iculum vitae en foto, aan Afdeeling
Personeelzaken, Willemstraat
65,
Eindhoven, onder letters F. A.
NATIONALE WONINGRAAD,. Alg. Bon
–
a
van
Woningbouwvereenigingen, vraagt voor zoo spoedig
mogelijke indiensttreding
Secretaris
Sollicitanten, bij voorkeur Juristen, dienen ruime ken-
nis en ervaring te hebben van sociale vraagstukken.
Voorwaarden, nader overeen te komen. Sollicitaties in-
zenden aan het Secretariaat ‘Wouwermanstraat 27, Am-
sterdam.
Maakt gebruik
van onze speciale rubriek ,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende functies.
Doctorandus Economie
41 jaar, ‘ruim 10 jareil veelzijdige practijk bij overheidsinstellingen,
wcnscht verandering van betrekking. Langdurige publicistischc
ervaring; goed onderlegd op gemeentelij gebied: Voorkeur voor
overheidsdienst Brieven onder no. 313 bureau van dit blad, post-
bus 42, Schiedam.
Psychologische oriënleering
voor zakenman Cn bedrijfseconoorn vpreischt v66r alles een
beknopte en heldere behandelittg van de problematiek,
zooals alleen een psycholoog, die met de practijk van het bedrijfsleven ten volle vertrouwd is, kan geven. Zulk een
psycholoog is drs. J. Slikboer, wiens werk ,,Menenken-
nis”, Inleiding in de Algemene Psychologie”, zeer bin-
nenkort verschijnt als eerste deel van de reeks ,,Toe-
gepaste Psychologie”. Vraag even het prospectus van deze
reeks bij den uitgever
H.
A.
M.
Roelants – Schiedam
–
id. 69300
Alle
corespondentie betreffende advertenties gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. N. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Te!, 69300, toeste! 6)
S LU ITE R
VOOR ADMINISTRATIE EN BEDRIJFSORGANISATIE
kan de rationalisatie en de me-
chanisatie van deadministratie van
Uw bedrijf
voor
b
ere
iden
–
Singel
194
Amsterdâm (C.) Tel. 45912
VAN
DIJK
4 Co.
EENDRCHTSWEG 11
–
ROTTERDAM
Makelaars en Commissionnairs in Effectei
Effecten – Coupons
–
Vermogens beheer
Telefoon2O845 – 21889 – 40631
Beurs Nis 6
–
Telefoon 24178
–
24378
GAAT VÉL
WIGER MEE
Nederlaodsch IndischeHandeIshank, NV.
Amsterdam – Rotterdam
–
‘s-GravenhaUe
Alle Bank- en Effectenzaken
HAV BANK. SCHIEDAM
Levensverzekering en Ljfrente
N.V. KONINKLIJKE
NEDERLANLSCHE
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van: /
zoutzuur, (alle kwali/eiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, caustic soda.
Ve /anouIIende
13
rand polis
pan
‘De ,,ssuniij” oan 1896 A.D.
s-raoenhiage
UW TOEKOMST IS VEILIG met een polis van de
– ALGEMEENE FRIESCHE
LEVENSVERZEKERING MIJ.
of de
CROOT-NOORDHOLLANDSC}IE
VAN 1845
LEEUWARDEN (Burmaniahuis) AMSTERDAM(v..Brienenhuis)
1
GRAAMFACTORY
EXPEDITIE
BEVRACHTING
OP- EN OVERSLAG
/
/
BEMONSTERING
91
Peters
011
HAVENBEDR’Jf
ROTTERDAM
-TELEF. 72872
POSTBUS 893
‘t
ttas 4&cet
Pietei’na.t”
PATRUSPOORTGLAZEN
1
TILEGRAAFPLATEN
MAN03IEI’ERGLAZENI PEILGLiZITN.OLIECL%ZEN
RFLEXCLAZEN
1
vATEItMETEflGLAZEr ENZ.
PIe1ernian.
WESTVEST 17 . SCHIEDAM . TELEFOON 69269
4MMÊ1IE
ROTTE ROA
Verzend Uw goederen per
VAN GEND & LOOS
Snel, bilIijkei betrouwbaar –
Alle corresponden/ie betreffende advertenties, gelieve U
fe
.
richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. H. Roelants,
Lange Haveh 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)
Druk Roelants, Schiedam.