Ga direct naar de content

Jrg. 30, editie 1489

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 22 1945

EN

30e
JAARGANG – No. 1489

DONDERDAG 22 NOVEMBER 194

Naami. Venn.

Hou
andsche

Be1egging eilt

J3èheer – Mij.

Anno 1930

Heerengracht 320 –
A’dam

Beoordi’eling en Beieer
van vemogens, pensiren-
en
spaarfondsen, belegde
reserves. ffectenportefe nil-
les ten behoeve van onder-
nemingeii, stichtingen,
ver-S
eenigingen, particulieren.

Commissau issen:
Prof. Ir. 1. P. de
Vooys;
Drs. J. H. Gtspen;
Mr. J. E. Scholtens.

Directk:
Gerlof Vrwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

DE BANK

VERSTREKT KOSTE-

LOOS FORMULIEREN

VOOR BETALINGS-
O’DRACHTEN

(alle begevens daar-

op slechts eenmaal

in te vullen)

ROTTERDAMSCHE

BANKYEREENIGING

50 KANTOREI IN NEDERLAND

R. MEES & -ZQONEN

AO72O

Rotterdam ‘s-Gravenhage Delft; Schiedam

Vloardingen, Amsterdam (alleen assurantiën)

BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN

BEZORGIIG VAN ALLE ASSURANTIËN

Zeer binnenkort ierschijnt van de hand van
Drs.
J.
Slikboer

Mensenkennis

deel 1 van de reelcs Toegepaste Psychologiz

Een beknopt en helder werk van een man Uit de
practijk, voor ieder, die veelvuldig met menschen
omgaat of hun leiding’moet geven.

Laat Uw typiste even het prospectus aanvragen van deze
belangrijke reeks bij
H. A. M. Ro.ianfs

uitgever- Sehieiam

Groote Bankinstelling

vraagt iemand met ruim ervaring
op
administra-‘

tief en bedrijfs-organisatorïsch gebied als

Hoofd van dè

administratievè afdeelingen

Leeftijd ca. 40 jaar. Sollicitanten poeten in

staat zijn met tact leiding te geven aan een groot

i,ersoneel. Leden van het N.I.V.A. en de V.A.G.A.

genieten voorkeur. Brieven onder no. 288 aan het

bureau van dit blad, kostbus 42, Schiedam.

LV

Levensmiddelenindustrie vraagt

INGENIEUR

als assistent van de Directie voor bedrijfsorganisatie
en onkostercontôlc. Godsdienst R. K. Jonge ener-
gieke krachten, die reeds practische ervaring op dit
terrein hebbc’n, worden verzocht, onder bijvoeging van
een scherpe pasfoto, eigenhandig geschreven brieven
in te zenden onder no. 291 bureau van dit blad, post-
bus 42, Schiedam. Voor prima krachten goede vooruit-
zichten.

De Nederlandsche Stichting voor Statistiek

zoekt voor spoedige iiidiensttreding

eenige bekwame statistici

met opleiding in de handeiswetenschappen (Staatt.
practijkdiploma, Boekhouden M.O. of daarmede gelijk
– te stellen opleiding). Voor zelfstandig economisch-

statistisch researchwerk. Kennis van het bedrijfsleven
strekt tot aanbeveling. Sollicitai;ten moeten, bereid zijn

zich • aan een psychotechnisch onderzoek te onder-
werpen. Brieven -met uitvoerige inlichtingen: Lange
Houtstraat 26, ‘s’.Gravenhage. .

Groote fabriek te Rotterdam vraagt geroutineerde
vr6uwelijke kracht als

Secretaresse – Buitenlandsch

‘. Corréspondente

Vereischt wordt vlot kunnende correspondeeren in
de drie moderne talen, bij voorkeur met ervaring
verkregen door . verbljjf in het buitenland, steno,
l-l.B.S.-opleiding; leeftijd niet boven 35 jaar.
Eigenhandig geschreven brieven met volledige in-
lichtingen omtrent persoon, opleiding, vervulde betrekkingen en copie-puntenlijst ‘i,an het eind-
examen H.B.S. onder lett. R.Z.Z. aan Nijgh Fj vn
Ditmar, Rotterdam.

1


ZAKT
GEBRUI( van de rubriék ,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanten vo r leidende ftinties.’

VA W
_KFE
,
LL E

ROTTERDAM

Alle co rresjiondentie betreffende advertenties gelieve U terichten aan Koninklijke Nederlandsche Bokdrukkerij H. A. M. Roelants
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, Toestel 6)

A
ÜTEÜRSRECHT VOORBEHOUDEN

0.

Economisch
,,
-wSta’tistische

Beric
,
hten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
II’

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

t.’

30E
JAARGANG

/

DONDERDAG 22′ NOVEMBER

1945

No. 1489

Ltr

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. P. ten Doesschatc; N. J. Polak;

J Tinbergen; H. M. H. A. aan der Volk; F. de Vries;

H. W. Lanibers (Redacteur-Secretaris)

Asistent-Redacteur: A. de Wit.

Abonnementen kunnen ingaan net elk nummer, enlechts

worden beëindigd per ultimo aan het kalenderjaar.

Donateurs en leden aan het Nederlandsch Economisch

Instituut ontvangen het blad gratis en genieten een reductie

op de verdere publicaties.

Adreswijziginen
ap
te geven aan de administratie.

BERICHT.

Aan abonné’s van ons weekblad wordt beleefd verzocht
– voorzoover- zij dit niet reeds deden – hun abonne-
mentsgeld voor het jaar 1945, ten bedrage van f 20.85

voor het binnenland en f 23.— voor het buitenland (voor
boekhandelaren resp. 116.35 en f 19.—), véér 1 Decem-
ber a.s. te voldoen op girorekening no. 8408 of op onze

rekening bij de he.eren R. Mees & Zoonen, alhier.
‘Na dien datum zullen wij pver het betreffende bedrag
;

verhoogd met incassokosten, per kwitantie disponeeren.

INHOUD:
hlz.

Theorie der geldzuivering door
Prof. Dr. P. Hennip-

man………………………………….
240

Werkclassificatie en het vraagstuk der rechtvaardige

belning door
Ir. J. M: Matthijsen
.

……. . ….
242

De in-, uit- en doorvoerhandel in het ‘georgani,seerde

bedrijfsleven door
C.

A.

A.

an Luttervelt

…..
246

Deviezenbesluit 19451door
Mr. J. H. Fraisen aan

de

Putte.:
……..
……………………….
248

Geld-

en

kapitaalmarkt ………………………
..
250

S t a t
i
s t
i
e k e n:

Voornaamste

posten

in

duizenden

guldens

van

De

Nederlandsche

Bank

…….. ………….
250

Voornaamste posten in millioenen francs
van

de
Nationale Bank vah

België …………. …..
250

DEZER DAGEN

is het vaak mistig. En dat niet alleen door ht jaargetijde.
Ook de Troonrede, die H.M. de Koningin Dinsdag jI. voor
Haar voorloopige volksvertegenwoordiging uitsprak, heeft
den gezichtskring niet direct verruimd. Nederland staat.
voor groote moeilijkheden; het zal er uit moeten komen.
De huidige Regeering is zich,daarvan bewust; is zich ook

goed bewust van de grens tusschen vrome wenschen en
aanwezige mogelijkheden, van de laatste maakt zij terdege
gebruik. Een reëele rede zonder phraseologie. Gaarne
drukken wij ons vertrouwen in de Regeering uit in de woor-

den van Bilderdijk: ,,Doch de nevels dezer nacht zullen
brekën”.

De Koningin, en in Haar stçm de Regeering, sprak
bezorgdheid uit over den toestand in Indië, een bezorgd-
heid, die met den dag meer algemeen wordt gedeeld. Ei’ is
in Nederland niet alleen bezorgdheid over Indië, doch ook,
van geheel anderen aard, charitatieve zorg voor Indië.

Het Comité ,,Nederland helpt Indië”.belegde in Rotterdam
een vergadering om tot breede medewerking aan het -hulp-
werk uit te noodigen. Vijftig duizend repatrieerenden zullen moeten worden ontvangen. Ongeveer vijf en veertigduizend

andere landgenooten zullen in Indië zelf in ziekenhuiren en rusthuizen weer op de been moeten worden gebracht.
En dat is slechts een beperkt deel der taakstelling; er is
in een land van 70 millioen inwoners nog veel meer te doen.
Algemeene steun aan dit werk ,is noodzakelijk, alleen
reeds om aan te toonen, dat Nederland ook zelfstandig
groote taken niet schroomt. Men vermijde echter de zgn.
nachtfeesten, waarop w.ij voor andere doeleinden reeds
zijn vergast en die toch wel ver beneden den stijl blijven

bij zulke hooggestelde doeleinden.

In nevels gehuld blijft de atoombom; het communiqué,
dat de resultaten van de besprekingen
j
n Washington tot
n
uiting bracht, had wel duidelijker kunen zijn. Men be-
hoeft daartoe slechts te letten op de haast amusante tegen-
spraak in de koppen, waarvan de dagbladen dit bericht
voorzagen.

Over de politieke arena in Frankrijk hangt kruitdamp.
Der traditie getrouw gaat en komt de kabinetsformateur;

het is het oude spel, doch: de Gaulle is geslaagd.
Een nevelgordijn wordt opgelicht in Oost-Europa.
Rusland trekt zijn troepen terug uit •Tsjecho-Slowakije,
laat in andere landen correspondenten toe, heft daar de
censuur op.

Voor een plotseling optrekken van een geheimzinnig
waas zorgde het Ministerie van Financiën door den inhoud
van bankloketten te blokkeeren. Het is te hopen, dat de
vrees voor de doortastenciheid van dit ministerie.niet zoo
groot is geweest, dat .,critieke” loketten reeds zijn leeg-

gehaald.

,,Geen nevelig duister bedekt meer het veld”. Aan dit

voorjaarslied van Staring moet de Regeeringhebben ge-
dacht, toen zij aan landen, die ons in directen nood gaven
zonden, bloembollen als dank aanbood. Bloemen zijn ook
welhaast de eenige attentie, welke een gast momenteel zi,in
gastvrouw kan aanbieden, tenzij hij haar een abonnement
op een weekblad aanbiedt, want die zijner-in Nederland
momenteel wel genoeg. Nog beter is het wellicht als men
dit geld spaart; want, zooals de laatste gege.’ens aantoo-
nen, . met den spaarzin is het nog slecht gesteld. 1-her
blijft Engeland een voorbeeld, ‘aar de ,,Thanks givings
week” £ 318 millioen heeft opgebracht.

11)

240

‘.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

. 22 November 1945, j]

THEORIE DER GEDZUIVEING.

Het nierkwaardigste experiment uit’ onze monetaire

geschiedenis is, sedert met het vrijgeven der geblok-
keerde gelden een aanvang is gemaalt, in,. zijn tweede,

belangrijkste en belangwekkendste fase gekomen. De

blokkeering van het omloopende geld was slechts een voor-

bereidende stap, welke uiteraard technisch, volledig door-

dacht moest zijn, doch die geen principieele Vraagstukken

opwierp. De werkelijk moeilijke problemen’ rijzen eerst,
wanneer men tot de ontdooiing van hetbevroren betalings-

verkeer overgaat en den gestolden geldstroom opnieuw laat vloeien. Deze vraagstukken zijn van veischillenden

aard, aansluitend aan de onderscheiden döleindenwar-

aan de monetaire saneering dienstbaar is’. De navolgende

beschouwing ‘beperkt zich tot het zuiver geldpolitieke
aspect. –

Uit monetair ocigpunt bezien is het doel der geld-

saneering het herstel van het tijdens den oorlog verbroken
even,wicht tusschen geld en goederen. Het begrip ,,even-
wicht tusschen geld en goederen” krijgt echter eerst een

bepaalden inhoud, wanneer men uitgaat van een zeker prijspeil, waaraan men den geldstroom wil aanpassen.
Voorloopig zal men ongetijfld het thans bestaande

niveau Van prijzen en inkomens tot maatstaf. nemen;

in een latere fase kan men dan desgewenscht nadere
correcties en’ verfijningen aanbrengen. Ook aldus gepre-
ciseerd blijft’ het begrip vaag, maar als een globale aan-

duiding van wat men thans wenscht te bereiken is het
niettemin bruikbaar.,

Men zal er naar streven den geldstroom van het smalle

geultje der ,,geldlooze week” te doenaanzwellen tot een
zoodanigen omvang, dat de uit de productie ter beschikking
komende goederen tegen de geldende prijzen juist kunnen
worden afgezet. De vorming van de’ inkomens uit de

productie en de besteding van ‘deze inkomens voos den
aankoop van de voortgebrachte goederen moeten dus een
gesloten kringloop vormen, waarbij noch. goederën wegens

het ontbreken van geldmiddelen geen koopers vinden,
noch na afzet van het totaal der,tei’ mai’ktebi:achte
goederen onbestede koopkracht overblijft, welke ôf

een opwaartschen drk op dé prijzen uitoefent ôf
,,zwe-
vend” blijft en daarmee opnieuw alle bekende gevaren
van de zwevende koopkracht in het leven .roept. –
Dit beeld van den gesloten kringloop is uiteraârd een
scfimatische vereenvoudiging van de werkelij.kheid; in

feiTe loopen niet alle productieprocessen in eenzelfde,
duidelijk onderscheiden periode af en vloeit de inkomens-
stroom in zijn geheel niet zoo gelijkmatig als deze ge-

dachtenconstructie het doet voorkomen. Ook zullen voort-
durend vei’schuïvingen en veranderingen optreden. Toch
is deze voorstelling een onmisbaar hulpmiddel voor hcit
denken, dat het eerst mogelijk maakt de vele complicaties
te ordenen en te overzien.
De eerste vraag, Velke zichmet betrekking tot de dci-
blokkeering voordoet, is tot welk bedrag rn’en de geld-

circulatie weei’ wil doen toenemen, hoever men dus met
de deblokkeering kan gaan. Voor een globale beschouwing

kan hierbij het onderscheid tusschen het ‘vrijgeven alleen
voor gi’rale betalingen en de volledige deblokkeering,
waarbij ook het opnemen van chartale betaalmiddelen is
toegestaan, worden verwaarloosd.

Ter ‘bëantwoording- van de gestelde vraag kan men
tvee methoden toepassen. Men kan het gezdchte be’dr’cig
vooraf trachten te bepalen op grond van statistische
gegevens; men kan ook tijdens het proces der’ deblok-

keering aan de hand vab de uiterking vaststellen,wan-neer de grèns, waartoe men wil gaan, is ‘bereikt. In de
practijk zullen beide inethoden noddig blijken en elkaar
moeten ondersteunen.

Men. kan zich van ‘den omvang der toelaatbare cir-
culatie ongeveer een vporstelling vormen, door na te
gaan, welk bedrag noodig is om de bij den gegeven omvang
en de gegeven structuur der productie te verwachten

goederenometten ‘te bewerkstelligen. Men moet dus

weten, wélken omvang de goederenstroom thans heeft
en welk prijspeil men als uitgangspunt moet kiezen,
in.

a. w. pien moet de grootte kennen van het n’ationale inkomen, in geld uitgedrukt. Hier. stuit men, bij de uit-

voering der ‘politiek reeds op een eerste moeilijkheid,

daai’ de desbetreffende gegevens niet nauwkeurig bekend

zijn; ‘zoodat meh op schattingen is aangewzen In, den laatsten tijd. heeft men
:
ten behoeve der geld’huivering
verschillende pogiigen tot een i’aming gedaan; in de

Nota inzake de nzoneaire eh budgetaire positie gan Nederland

bijv. wordt uitgegaan van een vdksinkomen (voor 1945)

van circa:’-f’S ‘milliai’d. Anderen daai’entegen(n’ét name

het Centraal Bureau voor de Stâtistiek en’de samenstellers

van het door de ‘Maatschappij voor Nijverheid en Handel
gepuhliceerde’rapport
,,Het geldoraagstuk en het schulden-
probleem”
komen tot een aanzienlijk hoo’ger bedrag, nl’
f
7
ci 8 milliard, waarbij evenwel genoemd rapport niet

zoor denkt aan ‘het looperide jaar dan wel aah de –
,,nabije toekomst”.
De ejfectiiteit oan het geld.

Gegeven het nationale inkomen is de benoodigde

geldhoeveelheid bepaald door de zgn. effectiviteit van het geld (in de Engelsche literatuur vee!al ,,income-velocity”,

in de Duitsche ook ,,Kreislauîsgeschwindigkeit” genoemd),

d. i. de verhouding tusschen het volksinkômen per’ jaai’
en de bestaande geldhoeveelheid. Deze’ grootheid hangt

van verschillende factoren .af. In de eerste plaats is de

omloopsnelheid van het geld (de zgn. ,,transaction-

velocity”) beslissend; deze bepaalt, hoe vaak de totale
geldhoeveelheid in den loop van het jaar wordt omgezet.
Daarnaast is van invloed de’ .verhouding tusschen de be-

•talingen, welke wel, efi die,,welke geen inkomen vormen.

Eenzelfde geidstuk kan in den loop van het jaar een ‘aantal
malen voor inkömensbetalingen worden. gebruikt; voor

zoover zulks het geval is, ‘kan dijs worden vdlsta’an met

een geldhoeveelheid,’ welke ‘geringer is dan het nationale
inkomen. Anderzijds worden . ook betalingen, gedaan,

waarbij voor dengene, die het geld ontvangt, dit. niet .
of slechts ten dêele als inkomen kan worden beschouwd.

Wanneer de eene onderneming van de andere grondstoffen
of machines koopt, is slechts dat deel der in betaling
gegeven geldsom, dat overeenstemt met de winst van de
ver’koopende onderneming, als re’chtstreeksch inkomen le
beschouwen. De effectiviteit van het geld zal geringer

en dus de benoodigde geld,hoeveelheid (gegeven het na-
tionale’ inkomen) groot’ zijn, naai’mate’ dërgelij’ke ,trans-

acties tusschen de ondernemingen onderling een grooter
;

deel van het totaal der, geldom’ietten uitmaken. Van
belang is. hier dus het aantal geledingen van de bdrijfs-

kolom, de lèngte van denweg, dien de goederen môeten
afleggen, voordat zij den consument bereiken. Differen-
tiatie heeft ,de strekking de effectiviteit van het geld te
verkleinen; integratie heeft een omgekeerde uitwerking.
Van beteekenis is voorts het relatieve aandeel der
andere ‘ soorten van niet- inkoménvormende betalingen,
zooals die voor de overdracht van vermogensbestand-
deelen (effecten, huizen,- enz.), alsmede het betalen van’

boete, schadevergoeding ci.d… Ook deze zullen de ‘effec-
tiviteit van het geld verminderen.

Het i§ wegen’s deze niet-inkomenvormende betalingen,
dat ‘het niet toereikend zou zijn, wanneer uit de
, geblok-
keerde saldi de inkomens slechts voor één enkele inkomens-

periode ter beschikking “gcsteld”zouden worden. Ook
wanneer men afziet van kasvoring (waarvoor een afzon
derlijk bedrag wordt vrijgegeven) 7al het totale, in de
eerste periode voor betaling’van inkomens gedeblokkeerde

bedrag in cie tweede pei’iode nog niet weer ten volle voor.
de betaling van inkomens beséhikbaar zijn,. Anderzijds
is het evenwel niet noodig, middelen ten bedrage van de’.; ‘volledige jaarinkomens vrij te geven. De ervaring, heeft
geleerd, dat kan worden volstaan met een geldhoeveelheid,

22 November 1945

ECONOMISH-STATISTISCHE BERICHTEN

241

welke kleiner ,is dan ,het jaailijksche nationale inkomen.

In de reeds genoemde ,,Nota der tien”, zoowel, als in
Het gelduraagstuk en . het sichuldenprobleem
wordt een

geldcirculatie ten bedrage van de helft van het jaarlijksche
volksinkom’en de juiste geacht. Er bestaat echter ook met

betrekking tot dez’e grootheid een marge van onzekerheid.

Daar men dus zoomin dé grootte van het volksinkomen

als de effectiviteit van het geld nauwkeurig kent, is het
niet mogelijk de tolaathare geidcirculatie volledig vooraf

te bepalen, al kanmenlangs statistischen weg een denk-

beeld krijgen van de orde van grootte van hel desbetref-

fende ‘bedrag. Dé juite grootte zal moeten worden ge-vonden dobr ,zoeken en tasten, door de geldcirculatie,
iia de eerste ruime toevloeiingen, voorzichtig te laten toenemen en van .stap tot stap de uitwerking daarvan
gade te slaan.

T’Vaar en n’aar’oor deblokkeeren?

Met de hepalidg van de totale grootte der gerenschte
geldhoeveelheid is evenwél het probleem van ‘het even-
wichtsherstel nog slechts ten halve opge.lost. Van niet
minder, belang is, op welke plaatsen het vrijgelaten geld

het economisch stelsel binnenvloeit, of, concreter gezegd,

hoe het totaal van, het te deblokkeeren bedrag over de
verschillende huishoudingen, dus in eersten aanleg over
de verschillende bedrijven, moet worden verdeeld, en ten béhoeve van welke ‘doeleinden dehlokkeering toelaatbaar

is. Flierbij doen zich een reeks vragen voor, die zoowel
uit economisch-theoretisch als uit administratief-technisch
oogpunt tot de moeilijkste behooren, welke de geld-
zuivering oplevert. Toch is juist een bevredigende op-
losing an dëe’ moeilijkhéden voor het welslagen van
de ‘rootsche ondernediing der geidzuivering van door-
slaggevnd belang.

Vooropgesteld moet worden’ dat, wanneer men het
beginsel van

den gesloten inkomenskringloop strikt toe-
past, voor deblokkeering slechts in aanmerking kunnen
komen bedragen, welke door de bedrijven worden besteed
ter financiering van het loopende proçluctieproces, en dus
hetzij onmiddellijk, hetzij langs een reeks tusschenschakels,
zullen dienen tot vorming van inkomens, welke de be:

looning ior’men voor productieve prestaties in het loopende
productieproces. Het vrijgeven ten behoeve van afgeleide
inkomens, alsmede voor die, welke resulteeren uit vroegere
productieperioden (bijv. pensioenen, achterstalli(re interest

en dividenden), beteekent een inbreuk op het gestelde
grondbeginsel, een inbreuk, welke om prattische redenen wel niet geheel te vermijden is, doch welke men goed zal
doen’ zoo sterk mogelijk te beperken.
Hiermee is echter nog niet de vraag beantwoord, hoe

het totale vrij te geven bedrag over de ondernemingen
moet worden verdeeld. Tot uitgangspunt voor, een nadere
beschouwing van dit vraagstuk kan het ‘feit worden ge-
kozen, dat na het begin der, deblokkeering de invloed
daarvan op de liquiditeit van ‘de verschillende onder-
nemingen zeer uiteenloopend zal blijken.
In de eerste plaats bestaat er een verschil in tijdstip,
waarop de ontdooide geldstroom de onderscheiden onder-
nemingen bereikt. Het eerst zullen de kassen worden
aangevuld van die ondernemingen, welke rechtstreeks
leveren aan den consument. Eerst geleidelijk zal de geld-
stroom doordi’ingen tot de hooger in de bedrijfskolom
gelegen ondernemingen. Eerstgenoemde bedrijven zullen
dus reeds van den aanvang af over voldoende liquide

middelen beschikken om de loonbetaling voort te zetten;
de andere blijven evenwel langeren of kdrteren tijd vol-
komen afhankelijk van de ontdooiing van hun saldi.
Daarnaast bestaat’ een tweede verschil, dat voortvloeit
uit het feit, dat de onderscheiden groepen van bedrijven
een zeer uiteenloopende ,,productieperiode” hebben. In
bedrijven, waar het productieproces zich over een lange
periode uitstrekt (en hetzelfde geldt mutatis mutandis
voor sommige seizoenbedrijven), zal men gedurende dien

tijd de bonen e. d. 1oeten blijven uitbetalen, zonder

dat daar.ontvangsten tegenover staan. In normale tijden,
bestaat dikwijls, ondanks den langen duur der afzonderlijke

procluctieperioden, een ‘vrij regelmatige vermogens-
behoefte door de ‘synchrönisatie van verschillende pro-

ductieprocessen. Door den oorlog is evenwel.in
vele be-
drijven de continuïteit verbroken, en dientengevolge is men

thans, begonnen aan of,staat men voor het begin van
nieuwe’,productieprocessen, zonder dat daarnaast oude

processen hun eindpunt bereiken. In zulke ondernemingen

kan het zeer geruimen tijd duren alvorens men zich voor

de loopende uitgaven kan bedruipen uit de loopende ont-
vangsten.

Een laatste verschil tenslotte is dat tusschen meer en
minder kapitaalinensieve ondernemingen en tusscher
bedrijven met een uiteenloopende verhouding tussehen

vast en vlottend kapitaal. Naarmate edn onderneming
meer kapitaalintensief is, zal (aangenomen, dat in de

prijzen der producten een normale vergoeding voor de
desbetreffende kostenbestanddeelen is begrepen) een
geringer deel dei’ on’tvangsten’ weer onmiddellijk voor
loonbetaling nbodig zijn. In deze ondernemingen zal de

liquidïteit zich dus sneller herstellen dan in de meer arbeids-
intensieve, en uiteraard in sterkere mate naar gelang

het vasté kapitaal belangrijker is in verhouding tot het
vlottende kapitaal (aangenomen, dat ‘vervanging van, dit
laatste mogelijk is).

De deblokkeeringspolitiek zal met deze verschillen

tusschen de ondernemnge’n rekening moeten houden.
Wanneer men hijv. géruimen tijd aan alle ondernemingen

gelijkelijk zou toestaan, ten behoeve van’ loonbetalingen
over, geblokkeerde saldi te beschikken, zou al spoedig
in een aantal bedrijven een nieuwe overmaat aan liquide
middelen ontstaan, terwijl andere nog op deblokkeering
zouden zijn aangewezen. Nog afgezien van rechtvaardig-
heidsgronden, welke. tegen een dergelijke methode zijn
aan.te voeren, zou zij economisch’ongewenschte gevolgen
met zich bi’engen. Terecht is dan ook de regeling getroffen,
dat voor loonbetalingen e. d. slechts middelen worden
vrijgegeven, wanneer het bedrijf niet over de daartoe
benoodig’de liquide middelen beschikt. Steeds meer onder-
nemingen zullen zich dus uit de loopende ontvangsten
moeten bedruipen, waardoor ten behoevè van de onder-
nemingen, die in minder gunstige omstandighedeii ver-
keeren, een grooter bedrag kan worden vrijgemaakt, dan

anders mogelijk zou zijn: Een theoretisch juiste deblok-
keeringspolitiek zal dus moeten discrimineeren tusschen
de verschillende bedrijven en daarbij rekening moeten
houden met hun kapitaalstructuur en het chronologische
verband tusschen inkomsten en uitgaven.

Deblokkeering van desin9esteeringsgeld

Een juiste toepassing van deze politiek eischt, dat men
n duidelijke gedragslijn voor oogen heeft met betrekking
tot het vrijgeven van het zgn .,, desitivesteeringsgeld”.
Uit het vorenstaande volgt reeds, dat het ‘onjuist zou zijn
dezegelden vrij te keven wanneer dit er slechts ‘toe zou
leiden, dat ondernemingen komen te beschikken over
liquide middelen, voor welke zij voorshands geen aanwend-
dingsmogelijkheid ‘bezitten. Het verdient de ‘voorkeur,
de te deblokkeeren saldi zooveel mogelijk te reserveeren
voor ondernemingen, die daarmee de loopende investee-
.ringen moeten financieren. Hiermee is echter nog geen duidelijke algemeene noi’m aangewezen… Theoretisch

zijn er slechts twee gevallen, waarin een deblokkeering
van desinvesteeringsgeld, waardoor de geldhoeveelheid
toeneemt, in aanmerking komt (waarbij men desgewenscht

op de besteding toezicht kan houden). FIet eerste is ge-

geven, wanneer in ‘de maatschappij een tegenwaarde aan
reëele kapitaalgoederen aanwezig is. Het tweede is dat,
waarin tot dusvei’ ongebruikte productieve krachten in
het productieproces worden, ingeschakeld. Beide gevallen
wil ik achtereenvolgens its nader bezien.

242

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 November 1945

Wanneer er reeds ergens kapit’aalgoederen gereed zijn,

is het uit maatschappelijk oogpunt niet noodig, dat ter-

wille van het produceeren dezer kapitaalgoederen wordt

gespaard. De ondernemingen, welke deze productie-

middelen noodig hebben, zullen in dë gelegenheid gesteld
moeten worden hen vroeger of later over te nemen. In
deze omstandigheden is een betaling uit geblokkeerde

rekening volkomen gerechtvaardigd; monetaire storingen

zijn als gevolg hiervan niet te duchten. Hieruit volgt’ dus

ook, dat de ondernemingen, die in de opbrengst van haar

product een vergoeding voor ,het gebruik of verbruik

van kapitaalgoederen ontvangen, daarover vrijelijk moeten

blijven beschikken, voorzoover de vervanging der kapitaal-

goedèren mogelijk of althans in uitzicht is. Zij zuIlen dus

niet verplicht behooren te worden, deze bedragen te be
steden voor loonbetalingen. Er hlijkt1’zelfs’ geen enkel
bezwaar tegen te bestaan, ten behoeve vn den aankoop.

van grondstoffenof halffabrikaten, voorzoover deze ver-‘krijgbaar zijn, rechtstreeks middelen te deblokkeeren. In

het algemeen zal dus vrijlating van desinvesteeringsgelden

vooral mogelijk zijn in die bedrijfstakken, waar de con-tinuïteit in den productiestroom min of meer is gehand-
haafd, of waar iniiiiddels met de vervanging, der afe-

schreven kapitaalgoederen een aanvang is gemaakt.

Om een mogelijk misverstand te voorkomen zij op-

gemerkt, dat deblokkeering van desinvesteeringsgelden

bij aan.vezigheid van een reëele tegenwaarde hier slechts

toelaatbaar verklaad wordt, voorzoover de grens der
wenschelijk geachte circulatie nog niet is bereikt. Daarna

‘kan in beginsel, behoudens later te noemen uitzonde-
ringen, van deblokkeering geen sprake meer zijn, ook al
bestaan er bestedingsmogelijkheden. Hierop kom ik later

nog terug.
De practische toepassing van het in theorie eenvoudige
richtsnoer zal ‘niet gemakkelijk zijn. Er doen zich niet

alleeh groote misschien haast onoverkomelijke admi-

nistratief-technische, doch ook verschillende economische moeïlijkh’eden voor. Men zal ni. niet eenvoudig de waarde

der aanwezige tusschenproducten mogen optellen om de
grootte van het voor desinvesteering in aanmerking ko-

mende bedrag te vinden. Men moet er rekening mee houden,
dat tal van ondernemingen vroeger of later door het’af-

stooten, van tusschenproducten weër de middelen krijgen
om harerzijds kapitaalgoederen aan te schaffen. Men zal
dus in vele gevallen alleen ten behoeve van de ,laagste”
onderneming van de bedrijfskolom desinvesteeringsgelden

behoeven vrij te geven; automatisch zullen dan t.z.t.
ook de ,,hoogere” ondernemingen haar kapitaalvoorraad
kunnen aanvullen. Dikwijls echter is de structuur minder

eenvoudig. De ‘wederopbouw van het prodüctieproces zal
immers veelal beginnen bij dehoogere geledingen van de
bedrijfskolom .,, Hoogere” ondernemingen zullen daar-
door reeds’goederen kunnen aankoopen, zonder dat zij
van haar opvolgers middelen hebben ontvangen. In dit
geval kan een oplossing worden gevonden in het verleenen
van een bverbruggingscrediet . aan de ,,hoogere” onder-

neming.

Een andere thoeilijkheid is, dat in beginsel ook die mid-
delen voor deblokkeering in aanmerking komen, waarvoor

thans de tegenwaarde reeds aanwezig is
3
doch welke eerst

over eenigen tijd, wanneer het productieproces in de
hoogere geleding zal zijnvoltooid, zullen ki,innen wordei’t
uitgegeven. Wanneer men dergelijke hedi’agen in mindering

brengt vati het totale bedr’ag, dat men voor het oogenblik
wil vrijgeven, zal voorloopig de circulatid te klein zijn;
wanneer men er geen rekening mee houdt, bestaat het

gevaar, dat later de grenzen der gerehtvaardigde cir-
culatie worden overschreden. De meest aanvaardbare
.oplosing wordt verkregén, vanneer rfïen reeds anstonds
debiokeert ten behoeve van de kapitaaivragende onder-neming, en deze dan de vrijgegeven gelden rechtstreeks
of indirect ter beschikking stelt van de kapLtaalprodu-
ceerende onderneming, in den geest zodals Prof, PQlak
in zijn werk over de financiering zich dit voorstelt. Ook
een tijdelijk crediet aan de onderneming, die de kapitaal-

‘goederen voortbrengt, met een latere ceblokkee?ing is
hier te verdedigen.
Het geml van onvolledige bezetting.

Thans het geval van onvolledige bezetting. Wanneer

men bij d,e oorspronkelijke vaststeliig van het te de-

blokkeeren ‘bedrag is uitgegaan van een nationaal in-

komen, dat uit de productie zou resulteeren bij onvolledige

bezetting, wettigen het in gebruik nemen van braak-
Iigende productieve krachten en de daarniee gepaard

gaande toeneming van het nationale inkomen een ‘ver-

grooting van de effectieve geldhoeveelheid Wanneer dus
een onderneming bijv. werklooze a’rbeiders aanstelt,.
kan zij voor de lôonbetaling aanspraak’maken op deblok-

keering van haar saldi. De omvang van het bedrag, dat

kan worden vrijgegeven, is in beginsel bepaald door de
grootte van de toevoeging aan het nationaal product en

de effectiviteit van’ het geld. 1-her doet zich ëvenwel de
practische moeilijkheid voor, dat het meerdere inkomen

slechts zeer ten deele of in het geheel’ niet zal leiden tot

grootere ontvangsten van de onderneming, die de arbeiders
heeft ingeschakeld. Men tal, dus, al naar gelang van de

omstandigheden, een c6mpromis moeten vinden tusschen

den eisch, de geldcirculatie binnen de gerechtvaardigde

grenzen te houden, en den eisch, de uitbreiding der pro-

ductie geen onnoodige belemmeringen in den weg te leg-gen. Overigens kan nôg word’en opgemerkt, dat de finan-‘

ciering der productievergrooting niet ndodzakelijk uit

geblokkeerde saldi behoeft te geschieden. Ten behoeve
van nieuwe ondernemingen of uitbreiding der bestaande,
moet nieuw vrij geld in omloop kunnen worden gebracht.

Hiermee fijn enkele der belangrijkste probiernen, welke
rijzen met betrekking tot het evenwichtshérste], belicht.
Wanneer we aannèmen, dat het gestelde doel is bereikt,
doen zich een reeks nieuwe problemen voor.

Daarover in een volgend artikel.

P. HENNIPMAN.

WERKCLASSIFICATIE EN HÉT VRAAGSTUK

DER RECHTVAARDIGE BELONING.’

1. ‘liet i.iitgangspunt voor het vraagstuk, dat ons in
het volgende bezig houdt, kan men vinden in een uitspraak
van M. F. J.CooI: ,,De roep om een ,,reèhtvaa,rdig” loon

houdt dan ook, naast de wensch om de belooningen zoo te
doen zijn, dat daarvan een als redelijk aangevoeld budget
kan v.orden bekostigd, als tweede belangrijke componOnt

het verlangen in
naar
als rechtvaardig aangevoelde onder-
linge verhoudingen der belooningen voor verschi’llenden

arbeid”
1)

In perioden ‘van een zo algemene ontwrichting, als waarin wij thans leven, overheerst de eerstgenoemde
component. Instanties, die zich mét de vaststelling van
de lonen belasten, proberen ‘allereerst er voor te zorgen,
dat het ,,distributiepakket” kan worden aangeschaft.
Et moet snel gehandeld worden. Noodoplossingen zullen
hier of daar, misschien tegen beter weten in, geaccepteerd
moeten worden. Een noodverband moet gelegd worden
daar, waal’ een zorgvuldige behandeling te tijdrovend zou
zijn.
In ‘tijden van gelijkmatige verhoudingen, waarin het

bedrijfsleven zich gèleidelijk aan ontwikkelt, valt dai’en-
tegen de nadruk op de tweede component. Nu gaat het
er niet langer om éen zeker bestaansniveau te waarborgen;
maar het moeilijke vraagstuk van de, onderlinge ver-
houding der beloningen dringt zich op. Overal stuit meit

op dit,probleem:
in ‘t klein,
wanneer een arbeider onte-
vredenis over zijn loon; dat in vergelijking met dat van

‘)
M. F. J.
Goot: 1-let arbeidsvraagstuk” in ,,E.-S. B.”, Nr, 1474,
blz. II.

-‘

‘ ‘

22 November 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

243

anderen te laag is, omdat naar zijn mening ‘zijn arbeid
hoger beloond dient te worden om redenen
van
vera,nt-

woordelij kheid en om de onaangename dmstândigheden,
waaronder hij zijn werk moet verrichten;
in ‘t groot,

wanneer de arbeiders van de ‘er’re bedrijfstak als het ware
worden weggezogen
naar
een andere bedrijfstak in de-.

zelfde streek, waar hogere lonen worden betaald.
liet moeilijke probleem .van de juiste onderlinge ver-

houding der beloningen geldt zowel den individuelen

arbeider, als met hem de bedrijfsleiding, ‘die rechtvaardige
loonverhoudingen binnen
haar
bedrijf wil scheppen.

Maar ook de overheidsinstantie, die loonregelingen heeft te ontwerpen voor de -verschillende bedrijfstakken, staat
voor de moeilijkheid, de juiste verhouding aan te brengen

in de beloningen van vaak zeer uitenlopende werkzaam-

heden. – ‘

De, behoefte aan beheersing van
het beloningsvraagstuk
wordt algemeen gevoeld. Men wil deze aigelegenheid
met betere middelen aanvatt dan voorheen ht geval

is geweest. Zodra men meent, dat de beloning, opgevat als aandeel in het nationale inkomen, moet berusten op

de
prestatie
van degene, die zijn deel bijdraagt tot dit

nationale inkomen
2),
dan moet de prestatie in duidelijke

woorden beschreven kunnen worden. De technicus streeft er naar niet bij woorden te blijven, hij wil zijn waardering
van de prestatie in cijfers uitdrukken. Deze houding te-
genover het probleem van de rechtvaardige beloning

heeft geleid tot
werkclassificatiesysternen,
waarop in het
v’o]gende nader zal worden ingegaan.
2. Wij stellen voorop, dat de bedrijfsleider het grond-loon Van een arbeider wil baseren op de
ontmoeting
van
taak ‘en uitvoerder: liet loon moet daartoe enerzijds be-
invloed worden door •de aard van de *erkzaamheden,
welke door den a.rbeïder woi-den uitgevoerd, en anderzijds
door diens kw,liteiten. De aard van de functie Wordt be-
paald door

de eigenschappen, welke een juiste uitvoering
der werkzaamheden vereist; de kwaliteiten van den uit-voerder komen tot uiting in zijn prestatieveimogen en in

andere eigénschappen, waarover wij in deze beschouwing
niet zullen uitweiden.
Op grond hiervan dient het
grondloon
van een arbeider,
die een fünctie in het bedrijf heeft te vervullen,
in hoofd-
zaak
bepaald te worden dooi- de aard dezer functie, ter-
wijl zekere variaties mogelijk zijn al naar gelang de kwali-
teiten van den functionaris.
Dit beginsel leidt noodzakelijkerwijs tot
differentiatie
van de grondloiien. Bedrijven, die één basisloon vooi-
volwassenen hebben, zullen hun lonen moeten differen-
tiëren; bedrijven, die alreeds loondifferentiaties hebben
(nietaalnijverheid), zullen deze moeten verfijnen. Dit kan
alleen met behülp van ‘een weloverwogen iverkelasi-
ficatiesysteem.
Men dient hierbij-te bedenken, dat het psychologisch
gezien van belang is,- dat loondifferentiaties zodanig
worden vastgestèld, dat aan de betreffenden de
redelijkheid

ervan is duidelijk te maken. Daartoe moet de loonvorming
zelf
01)
een redelijke grondslag berusten, wat alleen met
een werkclassificatiesysteem te verwezenlijken is.
In normale tijden hebben loonklachten meestal be-
trekking op de onderlinge vergelijking der beloning. Zij zuilen wél steeds blijven bestaan. Maar heeft eei
onderneming eenmaal de beschikking over een doel-
matige werkclassificatie, dan kunnen gesprekken over
beloningsaangelegenhederi gehouden worden in een
objec-
tieve-sfeer, omdat men dan a,ande hand
van
concrete
gegevens een toelichting kan geven op het hoe en waarom
van een bepaalde beloning.
Men kan dit vergelijken met de mogelijkheden, die een

goede kwantitatieve prestatiecontrôle , op ”basis, van
nauwkeurig omschreven gedetailleerde tarieven den
bedrijfs1eider biedt. Besprekingen met de arbeiders oier

3)
A. J. Haah!hunj,
in ,Loo6po1iLieE’. ,,De N’am1oze, Vennoot-
sçhap”, ‘1942. Nr. 8 en 9, hlz. 210 cv.

hun remieverdiensten kan men in dat geval objectief

houden, door hen te laten zien, dat er in het bedrijf met
één maat gemeten wordt. Zo dient de vaststelling der

•basislonen eveneens toegankelijk te zijn voor een objec-

tieve discussie. En al zal men niet steeds een ieder te-vreden kunnen stellen, zulks kan toch niet beletten de

weg daartoe in te slaan door toepassing van de werk-

classificatie.

lIet nodzakelijke complement van het streven naar

een billijk loon vindt men in het feit, dat de bedrijfsleiding

op basis van de gedifferentieerde en te
garanderen grond-
lonen een prestatie kan en zelfs
moet
verlangen, welke
in de Bedaux-terminologie wordt aangeduid met de
normale prestatie = 60 B’s per uur. Dit geldt voor alle

werkzaamhede, onafhankelijk van hun aard. Door een
prestatiecontrôle door middel van vakkundig vast-,

gestelde tarieven is deze-kant vande rechtvaardige be-
loning te realiseren. Werkclassificatie ‘en presta.tiecontrôle
1
vormen tezamen de grondslag voor goede verhoudingen
in het bedrijf, welke door een
eoenwicht
van plichten en

rechten, d. iv. z. van geven enerzijds en ontvangen ander-zijds, worden gekenmerkt. Vaststelling Van lonen zonder

nadere aanduiding van de daarvoor verlangde prestaties is even onjuist als vaststelling van wat normaal van den
arbeider geëist moet worden, zonder gelij ktijdige bepaling

van de loonnormen, welke rekening houden met de aaicl

van het werk en de kwaliteiten van den werkiian. lIet
syrteem van de collectieve arbeidsovereenkomsten zal
dan ook in deze geest verder moeten worden ontwikkeld.
3. Het
doel
van de werkclassificatie is: de karakteristieke
eigenschappen te bepalen, welke voor de uitvoering van
een taak’ of functie nodig zijn, ôm vervolgens het
loon,
dat voor de uitvoering van die taak in aanmerking komt,
in overeenstemming te brengen met de
maat
en de
be-
tekenis
der vei’la,rigde karakteristieke eigenschappen. Dit ‘doel wordt bereikt door:
a. het Vaststellen van de karakteristieke eigenschappen,
waarbij men bedenken moet, dat niet de werkman, die
ogenblikkelijk het werk uitvoeit, bestudeerd wordt,
maar een analyse van het werk als oda,nig moet leiden
tot het aangeven van die eigenschappen, welke voor een
juiste uitvoering
van
het werk onontbeerlijk zijn en dus
bij den
idealen
functionaris aanwezig moeten zijn;
b., het vaststellen van de mate, ivaarin de karakteristieke
eigenschappen voor een bepaald werk bij den idealen
functionaris moeten voorkomen (het werk kan meer
of minder opmerkzaamheid, meer of minder verantwoor

delijkheidsgevôel vergen’ e. d.). Deze mate kan wordn
aangegeven door een indeling tussen 0 en 10 of door een.
niveau-indeling’ der eigenschappen;
c. het onderlinge afwegen der eigenschappen, omdat alle karakteristieke eigenschappen niet even belangrijk.
zijn; zij wegen niet allen even zwaar. De zgn.
af weeg/actor
geef t het gewicht aan van de karakteristieke eigenschappen
en ivordt aangegeven met een cijfer.
Kent men een eigenschap het ,,gewicht” 20 toe, dan weegt een – eigenschap ener functie, wanneer hij in de
mate 5 vereist wordt, in dat geval 10 punten.- Door be-
paling van het gewicht slaagt men er in het beeld van
de functie in een cijfer uit te drukken: het totale gewicht

of de zgn. puntenwaarde;
.d. het verband te leggen tussen de puntenwaarde
enei’ functie en het grondloon. Met het toenemend ge-
wicht
van
een functie zal- het grorïdloon, dat men voor
de uitvoering ervan wil betalen, toenemen. Dit verband
kan in het algmeen door een kromme lijn worden aan-
geg’even, maar mèn zal meestal niet een rechte lijn kun-neri volstaan, omdat de differentiaties van de lonen zich
over het algem’een binnen betrekkelijk naûive grenzen
bewegen.
In ondérstaande grafiek varieerthet loon van de functies
langs de rechte AB. Het is samengesteld uit het
minimum

244

,”

ECQNOMISCHSTATISTISCHE. BERICHTEN

•,
22
November,
1945

loon,
afhankelijk van de kosten van een als noodzakelijk
te garanderen levensonderhoud en. een
functieloon,
dat
een beloning i voor het yerrichte werk, afhankelijk van
de aard der functie.

Fig.1.

c

UURLOON


UNCTILOO
1
N

i1t1Uf1LOON

‘t

I

1

X
,

puNr

.AtnDg

De bepaling van het minimumloon en van de variatie

van het functielodn met het gewicht der functie (hellings-

hoek a) is een kwestie’ van loonpolitiek, waarbij over-

wegingen van economische en sociale aard een rol spelen.

M.a.w., het’ ontwerpen van de grafiek kan principieel
geschieden op grond van ‘bepaalde inzichten omtrent de
verdeling van het nationale inkomen. De werkclassificatie wil niet anders dan hét situëren van alle denkbare functies

in het bedrijfsleven, inclusief agrarische ‘bedrijven, langs

de X-as. Daarbij komt het er tenslotte niet op aan
hoe hoog het minimumloon wordt gesteld, noch hoe groot
men de variatie in het,’functieloon wil doen zijn. Werk-

classificatie wijst’ de talrijke functies, die in het sterk
onderverdeeld arbeidsproces voorkomen, langs de ‘X-as

een plaats aan, waardoor het mogelijk woidt aanvaard-
bare onderlinge verhoudingen, in de lonen te scheppen:
In eerste instantie wordt het loon bepaald door de

aard van de functie. In tweede instantie is het mogelijk

het basisloon te doen variëren met de bekwaamheden
van den werkman, zos
ri
volgende grafiek is aan-
gegeven:

Fig. 2.

62

.
T
LOON

OUT1TNJ
QD

UNCTI

Zo kan het basisloon van functie A variëren tussen Al
en A2 en dat van B tussen Bi en B2 (ij kunnen in deze

beschouwing niet ingaan op de vraag, waarop de keuze
van het loon tussen de g’renzen Al •en A2 berust).
4. Een classificatiesysteem bestaat uit een schema,
waarop de karakteristieken met hun gewicht voorkomen,

waaraan toegevoegd is een overzicht van hetgeen men onder de verschillende mate, waarin de eigenschappen
vieist kirnnen worden, vérstaat. De plassfficatie der
diverse functies
kanSzich
bij toepassing van een dergelijk
systeem beperken tot het in onderling overleg vaststellen
van de vereiste mate van de karakteristieken aan de hand
van het schema en van het begeleidend overzicht.

De bruikbaheid van, eer; classificatiesysteem wordt bepaald door de volgende voorwaardn:

R. het systeem moet’ eenvoudig en overzichtelijk, of-
schoon goed gefuideerd en daardoor gemakkelijk te be-
begrijpen zijn voor een ‘ieder, die ermede te maken heeft;

liet moet toepasselijk zijn voor, een wijde kring van

bedrijven, waardoor de classificatie in ieder bedrijf’ niet

een ‘op zichzelf staande aangelegenheid is;
het systeem moet gemakkelijk aan te passen zijn aan

veranderende omstandigheden van technische of eco-nomische aard binnen het bedrijf.
Hieronder volgt een voorbeeld van en classificatie-
schema, geïnspireerd op het systeem-Bedaux
3).

De geclassificeerde functie heeft een gewicht van 52
punten. Het maximale’ gewicht bedraagt 151
,
punten.
Men dient zich echter te realiseren, dat geen enkele werk-

zaamheid dit maximum benadert, omdat er geen functie

is aan te wijzen, waarvan alle eigenschappen maximaal
voorkomen. In het gegeven schema moet men rekenen
met ongeveer 130 punten voor zeer hoog gekwalificeerde

‘arbeid. .Ter beoordeling van het niveau van de geanaly-

seerde functie moet men deze puntenwaarde voor ogen
houden.

De classificatie der verschillende functies in een bedrijf

geschiedt aan de hand van een dergelijk schema, Zij is
het resultaat van het
gezamenlijk oordeel van den bedrijfs-
leider, van den chef van de betreffende afdeling met
sous-chef of baas en van den arbeidsanalyst, die vooraf een duidelijke
taakbeschrijQing
van de te analyseren
functies heeft gemaakt. Zij komt tot stand in besprekingen,

eveQtueel onder,leiding van den personeelschef als hoofd
van de Afdeling ,,Sociale Zaken”. Door de onderlinge
uitwisseling

van gedachten verkrijgt het gezamenlijk
oordeel een zekere objectiviteit, ofschoon’de waarderings-

wijze in wezen subjectief is.

-Wanneer degenen, ‘die de classificaties uitvoeren, zich
met toewijding in iedere functie. inleven en met behulp
van de taakbeschrijvingen zich daarvan een
levend beeld
vormen, eventueel aangevuld met waarneming ter plaatse,
is het mogelijk vrijwel steeds tot overeenstemming in
waardering te komen. De mening omtrent de indeling

der eigenschappen in klâssen zal blijken niet zeer uiteen
te lopen.

• 5. Ofschoon het toeschijnt
;
dat het belangrijkste mo-.
ment van de werkclassificatie ligt hij de indeling der

eigenschappen, is toch de vaststelling der afweegfactoren
pel’ eigenschap de kern van het vraagstuk. Mn leert

immers de punten a en b (zie boven) kennen door een ana-
lyse van de functies, maar de waardering van de ka-
rakteristieke eigenschappen is een element, dat aan de
functicanalyse
moet’wordentoegevoegd, om tot een werk-

classificatiesysteem te komen. Het is merkwaardig, dat
publicaties over dergelijke systemen uitvoerig stilstaan
bij de keuze der karakteristieke eigenschappen en bij het
aangeven van de mate, waarin deze vereist zijn. Ten
aanzien van het kernprobleem: het gewicht of het belang
der kara.kteristieken, volstaan zij echter met het geven
van de puntenwaarde zonder meer.

Kress
4),
Bedaux, Bloch
5)
e. a. gaan in hun publicaties
aan dit probleem voorbij, Schulte
6)
geeft aanduidingen,
die ilïieen richting wijzen hoe de gewichteri bepaald zouden
kunnen worden.

In een eerlang ie verschijnen prae-advies voor het

Nederlandsch Instituut voor Efficiency’ van de hand van
schrijver dezes wordt uitvoeriger op dit feit ingegaan.
Het gebrek aan duidelijkheid in dit opzicht wordt daarin

)
W.
Unteutsch.
Das Bedaux-System und seine Kritik”, 1934,
blz. 7-19.

,


‘)
A. L. Kress.
,,FIow torate jobs, and men”; ,,Factory mana-
gement and maintenance”. OctoberL 1 939, blz. 60.
5)
W.
Btoch.
,,Arbeitsbèwertung ‘bel Angesteilten und Fixbesoi-
deten”;,Industrleile Organisation”
Xii.
iahrg. Nr. 1, 1943.
K. 0.
Schnite.
,,Gradlng of labour occupatlons”; Paper of 7tb.
international management-congress 1938, blz. ‘156.

1_~_

22 November 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

245

TAAK-ANAL YSE

Afdeling:
Puntenwaarde
Functie:
(afgerond)

Geanalyseerd door:
52

Datum:
.

Loonklasse
III

Eigenschappen

.

Laagtot

nOddelmatig

0123456
78917C
/

1.

VAKKENNIS

.
I_I
TEt

F
– –
8.8
27.6

a. Vooraigaande ervaring

.

.
_l
Ji_i
:
ii:

1

5•


i

b.

Leertijd

.

.
_LL.iiiiL

1.2
7.2

c.

Mechanische bekwaamheid

.

_III1L
_I

II

2.3
2.3

Gecompliceerdheid van de hapdeling
1
11111

– –
1.1

.
5.5

Nauwkeurigheid van beweging eri handigheid
1

L
iiiif


i.4
7.0

ii. VERANTWOORDELIJKHEID
1
1
1


2.7
12.8

a.

T.a.v. waarde toevertrouwde machines en materiaal

– –
1.6
80

b. Uitwerking op navolgende bewerkingen

1111-
11


0.8


4.8

c.

Arbeid in groepsverband
11111
1

0.3

III. GEESTELIJKE INSPANNING
1
:1:

r
– –
1.6
9.2

a.
Opmerkzaamheid
_I

10.4
3.2

h. Werken volgens instructie of tekening
1.

I_



1.2
6.0

IV. LICHAMELIJKE INSPANNING

.
1
1.0

V.
WERKOMSTANDIGhEDEN
i.
-t:
1.8
2.4

Abnormale lichaamshouding
11111

0.5

Onaangename arbeid

-1
1



– –

0.8
2.4

Eentonigheid
11111
0.5

VI. RISICO
1

2.2

Beroepsziekte
11111
7
71
.

0.6

Ongevallen
11111

-.





1.0

Lichamelijke gebreken
11111
l

t



0.


1•11
1_
1
TOTAAL
1
1

T

– –
____
1
8
.1

1
____
52.0

geweten aan een onjuiste opvatting over het wezen van
de werkclassificatie. Deze is nl. een
toepassing
van de
funtieana1yse op het gebied van de vaststelling der

lonen en zij is niet een zelfstandig begrip: werkclassificatie
vooronderstelt de functieanalyse.
De Nederlandsche Stichting voor Psychotechniek te
Utrecht
7
) heeft .op het gebied van de waardering der
karakteristieke eigenschappen oorspronkelijk werk ge-

daan. Zij is uitgegaan van de resultaten van een functie-
analyse, welke in een groot metaalbedrijf hier te lande
door haar was uitgewerkt voor een 150-tal functies.
De gewichten dereigenschappen zijn, in aansluiting daarop,
bepaald op grond van de overweging, dat de lonen, zöa.ls
die in dat bedrijf gelden, zo gned mogelijk benaderd

moesten worden. Met behulp van de methode der kleinste
kwadraten kunnen afweegfactoren inderdaad zodanig
bepaald worden, dat de hiermede voor alle functies af-
geleide lonen over de gehele lijn zo goed mogelijk aan-
sluiten aan de bestaande lonen. Op wiskundige wijze

zijn aldus, uitgaande van bestaande loonverhoudingen,
afweegfactoren géonden, waarmede de onderlinge loon-
verhoudingen van allerlei werkzaamhedèn beoordeeld•
kunnen worden.

De basis van deze methode vormden de lonen van die
werkzaamheden, ten aanzien waarvan het algemene ge-
voelen was, dat de onderlinge verhoudingen vrij redelijk
waren. ScIulte geeft in zijn publicatie een aanduiding

‘) W. P.
van
Peijpe.
Loontbeorie en
verkcJassificatie”,
, ,
Organi-
satie en Etficiency”. December
1943, biz. 253.

van een overeenkomstig uitgangspunt voor de be
~
an-
delinj van het vraagstuk.

Het problematische van deze werkwijze ligt.echtei in
dit uitgangspunt. Terwijl men met een werkclassificatie-
systeem beoogt aan de loonverhoudingen een redelijke
grondslag te geven door middel, van een cijfermatige
behandeling van het vraagstuk, blijkt nu, dat bij de be-

paling van de zo essentiële afweegfactoren uitgegaan wordt
van als redelijk aangevoelde loonverhoudingen, die men
echter door. middel van een cla,ssificatiesysteem nu juist
wil verifiëren. Hier ligt de kern van het vaagstuk. De
vicieuze cirkel is slechts te doorbreken, wanneer de als. juist vooronderstelde loonverhoudingen,
onafhankelijk
n’an economische inQloeden, uit een onbevangen bewustzijn,
voor
wat
recht en billijk is, tot stand zijn gekomen. Dan
kan er van een algemeen geldend werkclassificaties’ysteem
sprake zijn.

Het aanwijzen van de karakteristieke eigenschappen
en hun voor een juiste uitvoering der werkzaamheden ver-

iste mate is een kwestie van psychotechnische techniek;
het vaststellen van (wettelijk) minimum- en functieloon
(hoek
a)
is een kwestie van verdeling van het maat-
schappelijke inkomen op grond van sociale inzichten;

de beantwoording van de vraag naar de afweeglactoren

is in diepste wezen een aangelegenheid, die haar beant-
woording vindt van een onber’angen rechtsbewustzijn
uit.

Opdat een werkclgssihicatiesysteem algemene geldigheid
heeft, zal de beste methode der functieanalyse ons de
karakteristieke eigenschappen moeten verschaffen, als-

246


ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 November 1945

mede het middel moeten aanwijzen, ho de vereiste T1ate

dezer eigenschappen in geval voor geval kan worden
aangegeven. Hierover zal men het tenslotte met een

aantal deskundigen eens kunnen worden. De vraag naai’
de onderlinge verhouding van de beloning van de als

uitgangspunt dienende kern- of sleutelfuncties moet door
een wijde kring van de bij dit probleem betrokkenen

beantwoord’ worden. Werkgevers en arbeiders met een

onafhankelijk bewustzijn voor wat recht en billijk is en

vertegenwoordigers van hen, die zich met loonpolitiek

inlaten (College
van
Rij ksbemiddelaars, ‘Departemeiit

van Sociale Zaken, Stichting
van
den ‘Arbeid), zullen,

steunend op het inzicht, dat de aiialyse der werzaamheden

hun verschaft, het met êlkaar eens moeten worden over

de gröiidslagen van het wei’kclassificatiesystëem, dat door

deze overeenstemming van inzicht een algemene geldig-
heid verkrijgt.

Terwille yan gezonde loonvéhoudingen in ons land.

is het noodzakelijk om onverwijid tot -eên systeem te

komen, dat aan de loonvorming, een algemeen aanvaard

bare structuur kan verschaffen, .dat aan• het verschil

in waardering van fabrieks- en .iandarbeid een einde zal kunnen maken en dat krachteiis zijn
oorprong,
onafhan-
kelijk van ingeslopen economische invloeden, recht-
vaardige verhoudiiigén schep. . Het is de hoogste tijd 1

J. M. MATTHIJSEN.

DE IN-, UIT- EN DOORVOERHANDEL

IN HET GEORGANISEERDE BEDRIJFSLEVEN.

Zooals algemeen bekend magwirden veronderstelci ligt
het niet in de bedoeling der Regeerin,gde organisatie van.

het bedrijfsleven, zooals deze gedurende d6 bezettingsjaren

werd tot stand gebracht doör de zgn. Commissie-Wolter-
som, op langeren termijn ongewijzigd ‘te handhaven.
Integendeel: het in de jaren na 31 Odtobei 1940
1)
opge-
trokk9n bouwwerk; WaaTin sedeitde bevrijding al eenige

min ‘of meer ingrijpende npo’dvoorzieningen getroffen

moesten wofden, zal slechtbewoonl blijven tot tijd en
wijle een beter aan de sedertdien sterk gew’ijzigde omstan-

digheden beaitwoordend tehuis vOor ht ge’organiseerde
bedrijfsleven betrokken’ zal kunnen worden. Ook hier
brengt echter de wederopbouw talrijke problémen met zich,

zooat – om de beeldspraak aan, te houden – met het
aanvaarden der nieuwe behuiiing nog wel eenige tijd
gemoeid zal zijn.
Evenzeer mag als bekend worden aangenomen, dat de
vereischten, waaraan de nieuwe organisatievorm zal moe-
ten voldoen, bij de daarbij betrokken instanties in studie
is. Ook heeft het aan adviezén dienaangaande van

de zijde van het bedrijfsleven allesbehalve ontbroken 2).

Bij deze materie geïnteresseerden weten zelfs, dat, zoowel
vôÔr als na de bevrijding,’dit onderwerp dusdanig velè,
penfïen in beweging heeft gebraCht – om van besjrekin-gen in comité’s en studiekringen maat’ te zwijgen—, dat

het, wat dat aangaat, welhaast met het annexatiev’raagstuk
wedijvert. Zelfs is dit in die mate het geval, dat één der

instanties, welke deze materie in studie heeft, zich korte-
lings genoodzaakt zag uiting te geven aan haar verlangen,
hangende het terzake door haar ingestelde onderzoek,
voor nieuwe adviezen en suggesties gespaard te blijven.
Dit zoo zijnde, höort er eenige moed toe —eri beschouwd
egen Kn achtergrond an het zoojuist gereleveerde feit
– zou nen zelfs kunnen zeggen :een zekere onbescheidenheid
– om op deze plaats toch de aandacht te vragen voor een
bepaalde zijde van het vraagstuk yan de reorganisatie
der zélfstandige organisatie van het bedrijfsleven. Dat
ïulks niettemin geschiedt, moge zijn verontschuldiing

‘) Datum van het zgn. ;,BasisbesluiC’..
) Men vergelijke ,,E.-S.B.” van
4
Juli
1945,
pag.
30
e.v., waar
door Mr.
W. F.
Lichtenauer o.a. een overzicht werd gegeven van
e vele vraagstukken, welke daarbij de aandacht vragen.

vinden in het feit, dat in de ons bekende i’apporten e.d.

tot dusverre geen of althans geen adequate aandacht werd

gewijd aan een aspect van deze zaak, dat die aandacht

naar onze stellige overtuiging toch ten voile verdient. Wij
hebben op het oog de samenhundeling van de ondernemin-
gen, welke haar bedrijf maken van den
imi5ort
en export,
den
transito-
en, den driehoekshandel. Een korte be-

schouwing daarover moge daarom hier een plaats vinden
en wel achtereenvolgens een ,summier overzicht vén de

huidige situatie, een critisch commentaar daarop en

een schets van eigen meening.

De huidige situatie der bedi’ijfsorgaaisatie.

De Ora/iisatie-Commissie vereenigd alle Cndernernin

gefi, welke *erkzaam zijn op het gebied van den handel

in één hoofdgroep van dien naam, welke vervolgens werd

onderverdeeld in een drietal bedrijfsgroepen, onderschei-
denlijk voor den Groothandel, den Detailhandel en de

Tusschenpersonen. Deze opzet heeft niet nagelaten
van den ‘aanvang af vele en velerlei’ critiek uit’
te lokken
3),
wéarop hier evenwel, als zijnde voor ons
doel niet van rechtstreeksch belang, niet behoeft te worden

ingegaan. Slechts willen wij aanknoopen bij de door ver-

scheidenn geuite teleurstelling over het feit, dat de
organisatorische opbouw bij den handel zoodanig is, dat

in de hiërarchie van ondervakgroepen tot hoofdgi-oep de

handelsbedrijven steeds ‘in een organis’atie van ,,lagere”
orde zijn ingedeeld dan de fabricagebedrijven.. Om een

concreet voorbeeld te noemen: een aardewérkfahriek

ressbrteert
,
onder een (industrie-)vakgroep, ‘een groot-

handel in serviesgoed onder een
(gi’oothandels-)-onder-
vakgroep.
Bijzondere consequenties leeft de ten aanzien van den,
handel gekozen structuur, en meer in het bijzonder de

ondei’verdeeling van de Hoofdgroep ,,I-landel” in slechts 3

bedrijfsgroepen, gehad vooi’ de ondernemingen, welke
haar werkterrein vinden op het gebied van den, intei’natio-

nalen -goedei’enhandel. Deze ondernemingen toch – enwi.j
hebben, in het hierondervolgende speciaal op het oog de

specifieke im- en expoi’thuizen, derhalve niet de artïkeis
gewijs gespecialiseerde groothandelsbedrijven, welke zich

mede op den in- en ,uitvoer der door hen verhandelde

goederen toeleggen . zagen zich genoodzaakt ‘zich te
doen inschrijven bij een veelheid Van organisaties. Zélfs
is dat in die mate het geval, dat althans de groote handels-
huizen, wi&r handelsobjecten in normalen tijd plegen te
varieeren van smalspoorlocomotieven tot meubelen en
van suikei’werk tot pootaardappelen, in theorie bij alle

groothandelsorganisaties zijn ,,angeslotén”. Rest nog te
vermelden, dat eenige, doch lang niet alle vakgroepen
aparte ondervakgroepen hebben voor im- en/of exporteurs,
respectievelijk commissionnairs en transi tohandelaren:

Bij de vakgroepen, waar zulks niet het geval is en voor dat
doel evenmin van het lapmiddel van de instelling eener
zgn. sectie ‘gebi’uik is
1
gemaakt, gaat de in dit opstel b-
doelde categorie bedrijven geheel schuil onder de ,,normale”
leden. .

Beziva,en yan de huidige organisatie.

De hier summier geschetste huidige sivatie overziende,
springt het in de eerste plaats in het oog,, dat deze
voo’
:

betrokkenen aanzienlijke practische bezwaren met zich’
brengt. Zoozijn zij gehouden tot betaling van vele en daar-

enboven allesbehalve op uniforme wijze vastgestelde coi-
tributies. Weliswaar mag worden aangenomen, dat de
.)effende organisaties bij het opleggen der kostenomslagen
over het algemeen gevolg gegeven hebben aan het meer-malen door de hiërarchisch hoogere groepen kenbaar ge-
maakte desideratum bij de vaststelling der bijdragen de
bi,jzondere positie, waarin de im- en exportbedrijven ver-

‘) Speciaal moge in dit verband worden verwe7.en naar de gedegen
aitikelen in ,,Hafabo”, Jaargadg
1942,
No.
8,
en ,,Mvalstorfen”,

1
.
van
1
en
15
November
1942. .

.

22 November 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

keeren, niet uit het oog te verliezen, doch niettemin

bestaat er reden te’ veronderstellen, dat alleen al.dit aspect
van de zaak betrokkenen veinig
zal
bevredigen. Het
weinig geslaagde van de huidige constructie komt overi-

gens ook op ander terrein
aan
het licht. Onder de vakgroe-

pen, die de internationale tusschenhandelaren niet geheel.

als quantité négligeable beschouwen, zijn er namelijk talrijke – en ongetwijfeld strekt dit haai’ tot eere -, die
er voortdurend op bedacht zijn hun
van
voorlichting te
dienen op het gebied van door de Overheid, zoowel hier te

lande als in den, .vrèemde, getroffen maatregelen, afzt-

mogelijkheden, transportproblemen e.t.q. Dit nu moet
er noodwendig toe leiden, dat de bedrijven in kwestie niet
zelden over één onderwerp door talrijke groepen tegelijker-
tijd worden voorgelicht in even zoovele separate circu-

l.ires. Voegt men iier tenslotte nog bij de analoge ver-
schijnselen, die zich veelal voordoen bij het houden van

enquêtes e.d., alsmede het beroep, dat op een bétrekkelijk
weinig talrijk aantal figuren wordt gedaan voor het lid-

maatschap van het bestuur der bovenbedoelde ondervak-
groepen voor ‘exporteurs, dan is het beéld der verwarring
wel ongeveer volmaakt. –

Doch er is meer, daar naast de practische bezwar’en,

welke hier de revue passeerden, ook ernstige principieele
nadeelen aan de vigeerende regeling verbonden zijn. Dit
wordt aanstonds duidelijk, indien men bedenkt, dat het
kleinste gemeene veelvoud van de hier te lande bestaande

exporthuizen niet ligt bij de gevoerde ai’tikelen, doch bij
de voor die bedrijven specifieke problemen, zooals daar
zijn financieringsvraagstukken, . im- en exportcrediet-
garanties, verschepingsaangelegenheden, het vraagstuk
vanden diFctiï (industrie-) naast,den indirecten (han-
dels-) export, berichtenverkeer, handels- en betalings-

politiek, personeelsopleiding e.d. Inderdaad ligt ook wat
déze en soortgelijke vraagstukken betreft, de belang

stelliiiet bij alle exporthuizen in dezelfde richting.’
Vodi6over hiei
4
bij echter van heterogeniteit gesproken
kan worden, heeft deze echter o.i. veeleer een regionaal
dan een artikelsgewijs karakter. Sprekend is, wat dit
punt betreft, dat destijds ook bij de ,,oude” exporteursver-

eenigingen hét accent meer’ viel op het afzetgebied ()
TTeder-
landsch-indië, Zuid-Amerika, Randstaten enz.) dan op de
verhandelde producten: Duidelijker nog wordt dit, indien men zich voor oogen stelt boezeer naast de industrie ook
de handel bij de Nederlandsche Kamers van Koophandel
in het buiteiland betrokken was.

Conclusies en voorstellen.

Het inlossen van het gegeven woord, na het vooi’afge-
gane een cons.tructieve bijdrage ‘te leveren, welke tot verbetering van het bestaande zou kunnen leiden, valt
moeilijk. Hoe belangrijk, naar onze stellige overtuiging, deze zaak ook zijn moge, zij vormt tenslotte slechts een
onderdeel van de organisatie van het bedrijfsleven als ge-
heel, met name indien deze in de toekomst ook de
werknemers zou gaan. omvatten. Dit brengt met zich,

dat een eigen visie op de doelmatigste Organisatie van
den internationalen tusschenhandel slechts dan waarde
heeft, indien deze zich verdi’aagt met den achtergrond van
den opbouw van het georganiseerde bedrijfsleven in den
ruimsten zin, een achtergrond, waarover thans nog een dikke
mist hangt. Wijzende op het belang eener doelmatige
samenbundeling ,der bij den buitenlandschen handel be-

trokken belangen, mogen wij niet nalaten er terloops op te
wijzen, dat volgens schattingen deze niet minder dan 2/3
van de.totale Nederlandsche handelsomzetten uitmaakte
4),

welk cijfer de grootte d&zer belangen wel duidelijk in het
licht stelt. Reeds voor den oorlog werd trouwens in vele
landen de groote beteekenis vati een doelmatige organisatie
van den export duidelijk ingezien, terwijl ook hier te lande
veel activiteit op dat gebied is ontwikkeld. Thans komt

‘)
Vgl. Dr. J. C. C. Rupp, De werkzaamheden der Organisatie-
commissie”, pag. 83.

deze aangelegenheid ons met name voor Nederland actuee-
Ier voor dan ooit, een zienswijze, welke wel naûwelijks
toelichting zal behoeven
5).

Uitgaande van de praemisse, dat de op het gebied van

den huitenlandschen handel werkzame’ bedrijven groote,
niet rechtstreeks met de verhandelde artikelen verband
houdende, gemeenschappelijke belangen hebben, ware te

streven naar een aparte organisatie voor dien tak van het

bedrijfsleven. Deze Organisatie zou als toporgaan op de

bres kunnen staan voor de behartiging. van alle aan het

jd van paragraaf 3 opgésomde belangen, voorzoover deze
niet een uitgesproken regionaal karakter hebben. ‘Zij zou in
samenwerking met de Overheid zeker nuttig werk kunnen
doen voor de economische representatie ‘van Nederland
in den vreemde, researchwerk kunnen verrichten
6),
de
Regeering omtrent al deze zaken van advies kunnen dienen,
c.q. taken van haar kunnen overnemen
7),.

Naar gelang van de’ daaraan blijkende behoefte, zou
kunnen worden overgegaan tot 6nderverdeeling in op
bepaalde geographische gebieden georiënteerde lagere
groepen. Voor een juiste afgrenzing van competenties zou
moeten worden zorg gedragen. ,Ten aanzien van de finan-

ciering ware te streven naar een regeling, welke eenerzijds,
met inachtneming van de allerwege te betrachten zuinig-
heid, een behoorlijk apparaat zou mogelijk maken en
anderzijds betrokkenen beter zou bevredigen dan de

situatie, zooals deze thans is. Bestaande,’c.q. nogop
te richten, zgn. tweelanden-organisaties zouden met de
dooi’ ons

voorgestelde groepen .,,vei’bonden”
8)
dan wel
daardoor vervangen kunnen worden. De samenstelling
der besturen zou een punt van nauwgezette overweging
dienen uit te maken, evenzeer als de registratie der aan te
sluiten ondernemingen
9)
en de eventueele benoeming van
een regeeringsvertegenwoordiger. Dit zijn alle vragen van

betrekkelijk secundair belang. Hoofdzaak is, dat, indien
wij ons niet vergissen, op de wijze, welke wij suggereerden,
een organisatie zou worden opgebouwd, welke recht doet
wedervaren aan de uitzonderlijke beteekenis, welke de
buitenlandsche handel voor Nederland ‘heeft en welke zeer zeker, en dit is een punt van niet te onderschatten

beteekenis; zou leven in de kringen der betrokkenen. Wij zijp er ons van bewust, dat hiermede niet volstaan
zou7 kunnen worden, aangezien anders ‘de aan één zijde
verkregen winst, te weten de vereeniging van internationale
tusschenhandelaren c. a. in één eigen organisatie(metvolgens

geographische criteria opgebouwde ondervrdeelingen),
aan de andere zijde eenigermate verloren zou gaan door,
het’feit, dat in de artikelsgewijs gegroepeerde organisaties
– welke, naar wij hier aannemen, in één of anderen vorm
gehandhaafd zullen worden – deze zelfde handelaren niet
vertegenwoordigd zotiden zijn. Maatregelen om in deze
lacune te voorzien zouden noodig en ook zeker te bedenken
zijn. Zoo zou, om slechts een enkele suggestie te doen, een
Bedrijfsgroep ,,In-, Uit- en Doorvoerhandel”, of hop die
organisatie ook heeten moge, ‘ kunnen overgaan tot de
instelling van een aantal commissies, correspondeerende –
met de in het vooruitzicht gestelde verticale organisaties
van het bedrijfsleven. Coördinatie ‘van werkzaamheden zou ook hi’er zeker mogelijk zijn. Daarenboven zouden,
bij daaraan blijkende behoefte, de im- en exporteurs
collectief bij de voor hen in aanmerking komende verti-

cale organisaties kunnen’worden ingeschreven op dezelfde
wijze als dat reeds thans bij versctieidene handelsvakgi’oe-
pen is geschied. Het instituut der .,vrije” vereenigingen

) Kort; na het Ier perse gaan van clii a tikel meciclen cle dag-
bladen, dat in België de vorming van een export raad wordt over-
wogen. –
‘) Men vei’gelijke de doelstelling van het onlangs opgerichte
Nederlandsch Overzee lislifuut.

.
‘) Vgl. Prof. Mr. A. N. Molenaar, ,,Staatkunciige perspectieven”
‘) Vgi. Art. 4, lid 3, van het Besluit op de Kamers van Koop-
handel en Fabrieken”.
) Men denke in dit ,verband aan het zoo belangrijke vraagstuk
van de samenwerking in den export en het euvel der gelegenheids-
exporteurs.

248

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 November 1945
fi

L.

)

zou zijn waarde kunnen behouden met name voor die

bedrijfstakken(condens, aardappelen e. d. ),waarin op grond

van een bepaalde homogeniteit van belangen daaraabe-

hoefte wordt gevoeld.
Wij herhalen dat wij in het voorafgaande in hoofdzaak

op het oog hadden de algemeene handelshuizen. Ten kan-

zien van de op één of weinig artikelen gespecialiseerde

importeurs en exporteurs ligt de zaak eenigszins anders.

In tegenstelling met eerstbedoelde categorie zal dan ook bijv7.

een importeur van Japansch aardewerk zich beter op zijn

plaats gevoelen bij een organisatie voor ,keramische pro-
ducten – ongeacht de vraag,of deze nu verticaal dan wel

in eerste instantie horizontaal is opgezet – da’n bijeen

ntueeIe Bedrijfsgroep ,,In-, Uit- en Doorvoerhandel”.

Waarschijnlijk zou daarom te hunnen aanzien de oplossing

het best in omgekeerde richting gezocht kunnen worden:

aansluiting in de eerste plaats bij de voor het verhn-
delde product competente
vakgroep
en daarnâst eventueel

collectieve registratie hij de in dit opstel bepleIte qrga-

nisatie voor den internationalen tusschenhandelL

Drs.
C. A. A. VAN LTJTTERVELT..

DEVIEZENBESLUIT 1945.

Uiwoeringsn.uorschri/ten

De bij deze matèrie betrokken ministers hebben voor

de toepassing van het nieuwe Deviezenbesluit drie be-
schikkingeni uitgeva.ardigd,
1ii.
de Deviezenreisbéschikking

1945, de Deviezenbeschikking Grensarbeiders 1945 en de
Documentenbeschikking 1945, waarvan alleen de erste
even besproken dient te vorden daar do regeling ten
behoevç van de grensarbeiders slechts van plaatselijk

belang is en practisch ge’en verandering heeft ,ondergaan

terwijl de Documentenbeschikking uitsluitend téchnische
voorschriften geeft betreffende de bij in- en uitvoer- van
goederen aan de douanebeambten over te leggen be-

scheiden.

De
Deviezenreisbeschikking
1945 vertoont weinig ver-

schil met haar voorgangster op dit gebied. Afgifte van he-

taalmiddelen, etc., is slechts zonder vergunning veroor-
loofd aan deviezenbanken, wanneer dit geschiedt aan
bezitters van een geldig paspoort, plus een geldige
,,Ordre

de Mission”.
De afgifte moet door de bank in het paspoort
aangeteekend worden, terwijl aan de grens alle beschikbare

betaalmiddelen, accreditieven, etc., op een formulier
genoteerd worden, waarop hij terugkeer van den reiziger
wederom de nog in zijn bezit zijnde waarden worden.
aangeteekend. Deze waarden moeten vervolens binnen
drie dagen aan De Nederlandsche Bank of een deviezen-

bank ten verkoop worden aangeboden. Op gelijke wijze dienen niet-ingezetenen, die ons land
bezoeken, bij het passeeren van de grens, zoowel op de
heen- als op de terugreis, een opgave te doen van de in
hun bezit zijnde betaalmiddelen, geldswaardlge papieren,
etc. Zij mogen bij de deviezenbanken geld opnemen of inwisselen tot door De Nederlandschè Bank te bepalen
ma*ima. De voor alle bovenstaande gevallen geldende
maxima zijn door De Nederlandsche Bank vastgesteld
door middel van de
Deiezenbekendrnaking .Tfo.
9/45.
Wij zijn hiermede gearriveerd bij de deviezenbekend-
makingen, waarin, zooals reeds vermeld is, de nadere

voorschriften vervat zijn, die De Nederlandsche Bank
met machtiging van de hierbovengenoemde lainisters
mag geven voor het uitvoeren of toepassen van het De-
viezenbeslüit 1945.
Van deze voorschriften is Van veel belang de
Deoieen-
bekendmaking
1/45.
betreffende binnenlandsche oorderingen

oan niet- ingezetenen.
Voor beschikkingen over vorderingen van niet-inge-

‘)
Zie ook: ,,Deviezenbesluit 1945″ in ,,E.-S.
B.’,
van 15 Novem-
ber ji.

zetenen wordt in pri’nipe a1tijdvergunning verleend,

indien hett, de gebruikelijke, periodieke disposities ‘betreft

wegens onderhoudskosten, ondersteuningen, vei’zeke’rings-
premies, beheer van bihnenlandsch vermogen, etc.
Geen
vergunning is echter vereischt voor bovenstaande

disposities, indien de vordering aan een niet-ingezetene
in de
Ooerzeesche Gebiedsdeelen
behoort, teFwijl een inge-

zetene aan een dergelijke niet-ingezetene zelfs zonder
vergunning
crediet
mag verleenen voor hetdoen van beta-
lingen van de hierboven genoemde soort.

Bij’zondei’e rekeningen
ten name vanniet-ingezetenen’

kunden, zooals vroegei’ ook reeds het geval was; thans
wederom met vergunning geopend worden voor het cre-

diteeren, resp. debiteeren van in de vergunning genoemde

pei’iodiéke inkomsten en •uitgaven, met dien verstande

echtet’, dat in tegenstelling met de vroeger geldende, re-
geling een
debet-saldo
ten laste van een bijzondere rekening

voortaan slechts zal worden toegestaan, indien de rekening-

houder in de
Ooerzeesche Gebiedsdeelen
woont. Voor 6en

dergelijke ci’edietverleening is natuurlijk vergunning

noodig, tenzij dit cred jet strekt voor de hierboven genoemde

gebruikelijke periodieke disposities wegens onderhouds-
kosten, etc., waarvoor het openen van een bijzondere
rekening dus geen zin heeft.

Ten behoeve van de andere niet-ingezetenen, dus woon-
achtig buiten de Ovei’z’èesche Gebiedsdeelen, – wordt

echter de mogelijkheid geopend, naast een debetrekening,’

die dus een-statisch karakter krijgt, nog een bijzondere

rekning te-onderhouden voor de periodieke inkomsten

en uitgaven,’ doch deze hijzonderel rekening dient dan
steeds

een .voldoende credit-saldo aan te wijzen om de
periodieke betalingen te ,kunnen. verrichten.
Vrije gneldensrekeningen
ten name van niet-ingezetenen
kunnen, ontstaan door crediteering van de opbrengst

van aan De Nederlandsche Bank. verkocht goud, dooh
komen in de’ practijk. vrijwel niet voor.

De
Deoiezenbelcendinaking
2/45, betreffende
– debet- en

creditrente, prooisies – en andere kosten
op rekeningen in

huitenlandsche geldsöort van ingezetenen en op reke-
pingen van . niet-ingezetenen, is – wel belangrijk, doch

practisch gelijk aan de vroeger geldènde regeling en levert

weinig op, dat het vermelden waard is..
Daarentegen leveren de voorschriften t. – a. v. het
in-
casseeren oan bntitenlandsche n’orderihgen,
vervat in de
Deoiezenbekendmaking
3/45,
wel nieuwe gezichtspunten op.
In-de eei-ste plaats moet in dit verband genoemd wor-

den de
oerplichting
voor ingezetenen om hun buitenland-

sche vorderingen te innen, zoodra deze opeischbaar zijn,
vanzelfsprekend met inachtoeming van den in verband
met den aard der’ vordering gebruikelij ken termijn..
Als innen van een vordering wordt ook beschouwd het
storten van de verschuldigde som door den niet-ingezetene-
debiteur ten gunste van’ den schuldeischer bij een bank
in het land, wai’ dé debiteur woonachtig ,is. Op deze wijze
heeft juridisch slechts schuidvernieuwing plaats, .d.w.z. de eene debiteur wordt door den anderen (de bank) ver-
vangen, maar het doel van deze’ voorschriften, nl. het
veilig stellen van de deviezenbelangen van ons land,
wordt er wel mede heieikt. -Om deze reden mag’ een der-
gelijke crediteering van een ingezetene rechtstreeks bij
een bank dan ook slechts plaats hebben, indien de inge-
zetene niets aan deze”bank verschuldigd is, noch krachtens een bestaande rechtsverhouding zal of kan zijn, daar anders
door compensatie de vordering geheel of gedeeltelijk te-

niet zou gaan.

Hetzelfde streven, nl. het veilig stellen van de dev.iezen-
belangen van ons land, ligt natuurlijk ook tea grondslag
aan de verplblhting tot incasseeren, daar een Nederland-
sche crediteur anders zijn vordering zou kunnen laten
voortbestaan, totdat hij een gelegenheid zou krijgen om
er zelf gebruik van te maken, bijy. voor reisgeld bij bezoek
van het betreffende land.

Behalve door opdracht te geven het verschuldigde be-

22 November 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

249

drag bij een bank te storten, kan de crediteur natuurlijk

ook gebruik maken van een wissel of ander incassopapier,
waartoe de bekendmaking ook cheques rekent; theoretisch

is mi. deze opvatting zeer aanvechtbaar, daar de schuld-
eischer de door den debiteur of door een derde getrokken

cheque ter betaling van zijn vordering ontvangt, zoodat

het geen incassopaierân den’ èrditeiti betreft. Wel
moet de betreffende cheque nog geïnd worden, maar dit

is een op zich zelf staande handeling, die in wezen geheel

los staat van het incasseeren van de oorspronkelijke vor-

.dering. Het doel van het voorschrift is echter, dat men

voor het incasseeren van een ter betalihg ontvangen cheque
gebruik zal kunnen maken van dezelfde faciliteiten, die
ook voor het innen van wissels e.d. gelden.
Deze faciliteiten houden het volgende in: buitenlandsch

incassopapier mag zonder vergunning ovèrgedragen wor-

den aan een
géniachtigde,
d.w.z. aan een ingezetene, die
een vergunniiig heeft ontvangen om als gemachtigde op
te treden, welke vergunningen alleen verleend worden

aan personen of instellingen; die van het innen van der-

gelijk papier hun beroep maken. De ‘gemachtigde kan
vervolgens zonder vergunning het incassopapier uit-

voeren en ter inning geven aan een buitenlandschen
correspondent.
De op welke wijze ook door het incasseeren verkregen
buitenlandsche valuta mot aan De Nederla,ndsche Bank
worden verkoht, tenzij deze geen belangstelling voor die

valuta heeft, in welk geval de oorspronkelijke schuld-
eischer naar eigen keuze gecrediteerd kpn worden in die
bui’tenlandsche geldsoort of afrekening in guldens kan
verkrijgen.
Incassopapier te’h laste van een ingezetene mag zonder
vergunning worden ingevoerd, doch. voor het complex
van handelingen, waaruit het incasseren kan bestaan, is
vergunning noodig, nI. een vergunning ten behoeve van
den- schuldenaar, hetzij om het .incassöpapier te.betalen,
hetzij om de aan het papier ten grondslag liggende
schuldverplichting te voldoen. –

In de
Deaiezenbehendrna/cing 4/45 betreffende inning
van
coupons en diaidendbewijzen, etc., is thans eveneens
de
aerplichting
opgenomen om betaalbaar gestelde buiten-
landsche coupons en dividendbewijzen, aflosbaar gestelde
buitenlandsche effecten en liquidatie-uitkeeringen of ge-

deeltelijke kapitaalterugbetalingen op bitenlandsche ef-
fecten te incasseeren. Deze opsomming is limitatief, dus
er bestaat alleen een verplichting om vorderingen in
contanten
te incasseeren; deze verplichting geldt niet
voor het verkrijgen van aandeelen door niddel
van
stock-

dividenden, claims e. d. of voor het verkoopen daarvan.
Ook de regeling, betreffende het incasseeren van coupons,

dividendbewijzen, etc., is in groote trekken gelijk gebleven
aan de vroeger van kracht geweest. zijnde voorschriften,
doch eenige wijzigingen verdienen cle aandacht.

in de eerste plaats zijn de faciliteiten voor het incas-
seeren van coupons, etc., van
binnenlandsche effecten,
die aan
niet-ingezetenen
toebehooren, slechts van toepas-
sing, als de ingezetene, die voor het incasseeren zorg
draagt, zich er van overtuigd heeft, dat de betreffende
effecten reeds vééi’ 10 Mei
1940
in het beziLvan den
huidigen eigenaar waren, of dat laatstgenoemde deze
stukken na dien datum met vergunning verkregen heeft.

Deze voorwaarde geldt ook voor niet-ingezetenen in de
•Ovrzeesche Gebiedsdeelen, daar voor deze categorie
niet-ingezetenen geen uitzondering wordt gemaakt, zooals
t. a. v. buitenlandsche effecten het geval is, die ten be-
hoeve van niet-ingezetenen in de Overzeesche Gebieds-
deelen op dezelfde wij zegeïnca.sseerd kunnen worden als voor

ingezetenen toegestaan is, behoudens enkele kleine ver-schilpunten, bijv., dat een uit een incasso voortspruitend
bedrag in guldens op een rekening ten name van den niet-
.ingezetene bij Qen bank moet worden gecrediteerd.
De thans geldende regéling t. a. v. aan niet-ingezetenen

toebehoorende binneidandsche effecten is uitdrukkelijk
niet van toepassing verklaard op Nederlandsche certifi-

caten van Duitsche effecten, zoodat voor het incasseeren
van certificaat-coupéns (etc.) van dergelijke stukken

vergunning .vereischt is, indien de eigenaal

als niet-
ingezetene wordt beschouwd.

Op grond van
Dec’iezenbehenclnzahing 5/45
is geen ver-
gunning vereischt voor het betalen van door niet-inga’

zetenen aan het Rijk verschuldigde belastingen, invoer-

rechten en accijnzen of van belastingen, die aan een
Proc’incie, Waterschap
of
Gemeente
moeten worden voldaan.
Voor het betaleij van deze schulden, mag men niet
alleen over binnenlandsche hetaalmiddelen of vorderingen
van den niet-ingezetene beschikken, maar ook over de

hem toebehoorende
Nederlandche staatsobligaties,
voor-
zoover deze, volgens de leeningsvoorwaarden, voor het
delgen van belastingen kunnen worden aangewend.

Tenslotte belanden wij bij de laatste Deviezenbekend-
making, die hier— besproken zal worden in verband met
de geringe importantie van de nog resteerende thans ge-
publiceerde uitvoeringsvoorschriften, al,. de Deviezen-

bekendmaking
No. 7/45, betreffende het beheer en de af wik-
heling aan gemeenschap pen.

Vanzelfsprekend geeft de bekendmaking eerst een
definitie van het begrip ,,gemeenschap”, waaronder
voor de toepassing van deze bepalingen verstaan wordt:
,,alle onverdeeldheden met uitzondering van vereenigingen,
maat- en vennootschappen en van huwelijksgemeenscha.p-
pen, zoolang deze niet zijn ontbonden”. Dat de gemeen-

schap van goederen van een nog bestaand huwelijk buiten
de sfeer van deze voorschriften valt, spreekt wel vanzelf,
wat eveneens geldt t. a. v. de vermogens van vereeni-
gingen, maat- en vennootschappen, terwijl verder alle
onverdeeldheden onder het begrip gemeenschappen vallen,
dus ook boedels, waaronder hier verstaan wordt: ,,na-

latenschappen en door den dood ontbonden huwelijks-
gemeenschappen”. Dit laatste is van belang, omdat voor

boedels een gedeeltelijk afwijkende regeling geldt. Het
is logisch, dat door den ‘dood ontbonden huwelijksgemeen-schappen en de nalatenschappen op gelijle wijze behandeld
worden, daar zij nauw met elkaar in verband staan.
Wanneer immers een echtgenoot(e) overlijdt en er heeft
een gemeenschap van goederen tusschen de echtgenooten
bestaan, dan moet eerst scheiding en deeling van ‘deze
gemeenschap plaats hebben om vast te stellen, waaruit de nalatenschap van de(n) overleden echtgenoot(e) be-
staat (vanzelfsprekend alleen indien ei’ nog en andere
erfgenaam dan de overblijvende echtgenoot(e) is), ver-

volgens moet de nalatenschap gescheiden en gedeeld
worden tusschn de(n) echtgenoot(e) en één of meer erf

genamen.
De Deviezenbekendmaking onderscheidt in de behan-
deling van de gemeenschappen drie phasen, ni: le. beheer
en afwikkeling, 2e. scheiding en deeling, 3e. levering
aan de deelgerechtigden van de toegescheiden waarden,
welke’phasen hieronder ook afzonderlijk in het kort zullen worden behandeld.
Alleen bij de
eerste
phase, beheer en afwikkeling, wordt
onderscheid gémaakt tusschen de behandeling van bepaalde
b,oedels’en van de andere gemeenschappen en dit geldt uit-
sluitend voor dén tijd van één jaar vanaf den sterfdag
van den erfiater. Daarna worden alle gemeenschappen
gelijk behandeld. Indien
zoowel ingezetenen als niet-ingeze-tenen
in een boedel gerechtigd zijn, zoodat deze boedel
als niet-ingezetene beschouwd moet worden, kunnen ge-
durende dat eerste jaar voor het afwikkelen en beheeren
daarvan zonder vergunning allerlei handelingen plaats
vinden, zooals bijv. het verkoopen van binnenlandsche
waarden, het innen van vorderingen op ingezetenen door
den hoedelbeheerder, het betalen aan ingezetenen van
oude schulden van den erflatei’ en van de begrafenis- en

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 November 1945

t
.

boedelschulden, etc., het uitkren Van’ legater aan in-

gezetenen in hinnenlanlsche waarden.

Na dit jaar wordt een dergelijke boedel op gelijke wijze

behandeld als alle gemeenschappen, waarin’ niet-inge-
zetenen gerechtigd zijn, d.w.z. er kan een bijzondere

rekening voor worden geopend ten name van de gezamén
lijke gerechtigden.

Voor de
scheiding en
deeling an gemeenschap
pen
(iii-

clusief boedels) i in twee gevallen
geen
veigunning ver-
eischt, ni.:

le. indien alleen ingezetenen ‘deelgerechtigd zijn;

2e: indien de, gemeenschap geen buitenlandsche waar-den of binnenlandsch onroerend goed bevat, doch uitslui-

tend uit binnenlandsche vermogenswa.arden bestaat, die

ovel

eenkomstig ieders aandeel tusschen de gerechtigden

worden verdeeld.

In alle andere gevallen is vergunning vereischt, waarbij
er op gelet wordt, of a,n de ingezetenen overeenkômstig
hun aandeel wel voldoende buitenlandsche waarden – en
binnenlandsch onroerend goed is toebedeeld.
Het
1eeren
“van de toegescheiden vermogenswaarden
kan aan ingezetenen altijd zonder vergti’nning geschieden,
ook indien het buitenlandsche waarden betreft, maar de

levering aan niet-ingezetenen is steeds vergunningsplich-

tig. Dergelijke ,vergunningn vorden echter in principe

zonder meér verleend, mits de hinnenlandsche waarden,
die aan de niet-ingezetenen zijn toegescheidén, voor-

zoover mogelijk aan de hoede van binnenlandsche Ibank-

instellingen worden toevertrouwd.

Bovenstaande beschouwing over de nieuwe deviezen-
voorschriften moest uit den aard der zaak een beschrij-
vend karakter dragen en heeft weinig nieuwe gezichtspunten
opgeleverd, wat, naar’mij voorkomt, in dit geval niet

betreurd behoeft te worden, daar hieruit blijkt, dat de

vroeger geldende bepalingen hun levensvatbaarheid be-
wezen hebben en slechts wat aân de omstandigheden

aangepast en hijge’chaafd dienden te worden. Een ander
voordeel is bovendien, dat de overschakeling op de nieuwe

yoorschriften in de practijk zonder veel schokken heeft
plaats gehad; wat in dezen tijd, waarin vooral het bank-
bedrijf onder velerlei bepalingen bedolven wordt, van niet

te onderschatten belang is.

Mr.
J. H.
FRANSEN VAN DE PUTTE.

GELD- EN KAPITAALMARKT.
,

De tarieven op de geldmarkt .’ertoonden in de afge-
loopen week een verdere stijging met ongeveer
/j6
pCt., be-

halvé voor de lange termijnen. De stijgende tendens bleef

onveranderd aanwezig; driemaansch promessen werden
aangeboden tegen 1
11
/
16
pCt., vierma,andsch papier tegen

1 pCt., en zesmaandsch promessen tegen
113/16
pCt.. ‘Jaar-

papier bleef gehandhaafd op 2
1
/
8
tot 2/
J6
pCt. Het aanbod
van callgeld was iets ruimer als gevolg van het feit, ‘dat
vervallen promé’ssen door de houders dikwijls niet in

schatkistpapier worden herbelegd, maar tijdelijk voor de
ter beschikking gekomen middelen emplooi wordt gezocht in den vorm van daggeldleeningen, welke tegen 1 pCt. aan
geldnemers werden verstrekt.
Overigens bleef de situatie op de geidmarkt geken-
merkt door een zekere schaarschte; de toeneming van de
post beleeningen op denjongsten weekstaat van De Ne-
derlandsche Bank met niet minder dan 02 ‘millioen in
vergelijking met de voorafgaande week, wijst wel zeer
sterk in deze richting. De weekstaat geeft verder ook om-
vangrijke mutaties te zien: de oude bankbiljettencirculatie

verminderde met f 22 millioen, terwijl de nieuwe uitgifte
een stijging van f 52 millioen te zien gaf. Dit laatste zal blijkens .de uitlatingen van den minister van Financiën,
voorlopig nog wel aanhouden, waarbij het van belang zou
zijn te weten, in hoeverre hier een deblokkeering, dan

wel een omzettingva,n giraal in ch.rtal géld heeft plaats’

gevonden.- Het saldo
van
het Rijk daalde met f 27 mii-

lioen, ondanks de sterke vermindering der gebiokkeerde
saldi, zoodat aan de Schatkist blijkbaar vrij zware eischen

werden gesteld. De ,,saldi van Anderen” vermeerderden

met f 79 millioen. .

STATISTIEKEN

DE NI6DI4IILANDSI’HE’ BANK.
(Vnnrnain14te nn’iten In duilz’.n4en ,iI,Ienq

LILILiLCuL.

w,ssels
Munt,
open markt papier,
Totaal Data
muntmate-
beteesaisigen, voor-
Totaal
opeischb.
riaat en
schotten af h. Rij/S
activa
schulden
deviezen
‘)
.
en diverse
rekeningen
1
1
19 Nov. ’61
5.236.643 211.895
5.519.432
5.017.161
12,,

’45
5.233.086
196.465 5.502.773 5.020.660
5

,

’45
,
5.232.604
,178.955′.
5.484:781
5.002.686
29

Oct.
’45
5.222:334 183.232
*
5.481.388
4.999.382
22

’45
5.222:523,
179.553
5.477.897
4.995.907
15

’45
5212.597

183.536

5.47
1
955
4.990.119
8

.

,,

’45
5.214.825.

189.471
5.480.118
4.998.42
1

,,

’45 5.203.552
201.335 5.680.709
4.999.8u2
6
Mei

’40
1.173.119
268.256
1.474.306
.

1.424.016

‘8anhbiljet- Saldi Banhassig-

Schat/uit-

Data

ten in om-

echtstr.
natiën en Saldo Rijh papier

diverse

RIO (D/C) ‘ r

r&Leningen

ondes
loop

R/C


gebracht

19N0v. ‘4n 1.401.748
1
) 3.531.188 110.027

U2.1U5.344


12

’45 1.375.206′) 3:645.426 149.897

C2.592.020
5

,,

’45 1.351.016

3.6 51.6 6 149.859

C2.513.999
29
Oct.
’45 1.311.581 3.687.796 149.775

C2.560.265


22

’45 1.297.569 3.698.327 449.764

C2.692.84
15

,, ’45 1.330.770 3.619.844

149.594 ‘ C2.067.338


8

’45 1.252.976 3.745.447 149393

C1.790.893


1

,, ’45 1.161.347

3.878.451

148.596

C1.593.143
6
Mei
’40 1.118.613
1
255.174

10230

C. 22.962

‘) De posten,Correspondenten in het buitenland” en ,,Buiten-
landscile betaalmiddelen (excl. pasmunt)”, voorheen begrepen
in
de
,,Diverse rekeningen”, zijn van
5 Juli 1943
af opgenomen onder
de
buitenlandsche portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,deviezen”.
8)
waarvan nieuwe uitgifte
f 890.388.
8)

1942.312.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.

(Voornaamto po*ten In mIlllon*n francs).

la.-.I
1
Ia
a

s1
l
la
‘ilna
I
1
a
v)
‘o
1


Data

i-svai-,o,a

I
o ao
-.
.

30
Oct.

1945
130.603
1

5.478

I

260
248
I

237
1

47.017
25

,,

1945
30.604
1

1
254
1

197
1

237
I

46.142
18

,,

1945
1
30.605
t

5.268
377
1

228
I

224
1

46.684
11

,,

1945
130.7171
5.140
375
I

282
I

213
1

46.165
4

1945
‘30.717
1

5.075
388
I

215
t

221
46.065
27
Sept.
,
1945
130.426
3.940

1
383
1

252
1

246
47.370
20

1945
130.4261
3.928
t

365
1

199
1

264
1

46.778

1-tekening-


courant saldi

a
pata

1
.
i’a2
‘n
l
0
PA

30
Oct.
1945 653
149.431
,.66.449
6
4.503
62.860
25


1945
653 (48.52.2
“5.924
4
4.061
62.921
18

‘4
1945
653
148.967 65.991
‘6
4:367 62.993
11
1945
653
148.468
05.996
5
.

3.79.7
63.061
4

1
1945
653
140.255
65.579
4
3.920
63.646
27
Sept.
1945
653
148.183
64.309
3
4.976
63.301
1
20

..
1945
653
147.526
63.875
3
4.682
63.364

‘) Waaran’
10.493
millioen frcs. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den gqpdvoorraad. (Besluitwet -no.
5
van
1-5-1944).
2)
Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van
64 597
millioen frcs.
‘)
Deze post omvat: oude biljetten en rekeningen-couranl op de
Bank, overgeboekt en over te boeken op tijdelijk onbeschikbare
of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.

J

Ho

STICHTING OCTROOIBEHEER,

lIet Nederlandsche Beheersinstituut maakt bekend:

Op 29 October 1945 is verleden de âcte van oprichting

der Stichting Beheer Vijandelijke Qctrooien en Merken,

p/a Octrooiraad, Willem Witsenplein 6, te ‘sGravenhage. Deze stichting wordt kortheidshalve ook wel Stichting

Ocfrooibeheer genoemd. – –
In opdracht van het Nederlandsche Beheersinstituut

treedt deae Stichting op als beheerder an het vermogen

of gedeelte van het vermogen van natuurlijke en rechts-

personen, waarop het Besluit Vijandelijk Vermogen

(Staatsblad E. 133) van toepassing is, voorzoover dit bestaat uit octrooien, licenties van -octrooien, andere

rechten op octrooien, rechten, voortvloeiende uit octrooi-

aanvragen en fabrieks- en handelsmerken.
Aan het hoofd der Stichting staat een bestuur. Voor de eerste maal treden als bestuursleden op:

Mr. J. W. Dijckmeester te Wassenaar, tevens Voorzitter;

Dr. J. N. Elgersma te ‘s-Gravenhage; Ir. J. Al te Voor-
burg; Prof. Ir. D. Dresden te Delft eti Drs. J. Brands
te Rotterdam.

ders, voor De Nederlandsche Bank N.V., de N.V Associa-

tie-Cassa, de Kas-Vei’eeniging N.V. en voor alle leden van

de Vereeniging voor den Effectenhandel, behoudens de

verplichting van de hiervoor genoemde banken en van de

leden van de Vereeniging vooi’ den Effectenhandel tot
aangifte ingevolge de artt. 5 en 6 van genoemd Besluit.

Niet voldoening aan de hiervôôr vermelde verplichtingen
is strafbaar ingevolge het Besluit Vijandelijk Vermogen.

/

1

vuv(uurt!s


1

DE STICHTING VAN DEN ARBEID
roept sollicitanten op voor dc vervulling van 4e
vacature van

ADJUNCT – SECRETARIS
Bij voorkeur economen met ervaring op het gebied van
de regeling der bonen en arbeidsvoorwaarden. Sollici-
taties uitsluitend schriftelijk met uitvoerige bijzonder-
heden omtrent, opleiding, persoon en loopbaan aan
bovengenoemde instelling, Javastraat 2h, Den Haag.

Betaling van schulden. aan vijanden, N,S.B,’ers

en politieke gevangenen en aflevering van aan

hen toebehoorende geidswaardige papieren en documenten.

Op grond van het bepaalde in de artt. 20 en 21 van het
Besluit Vijandelijk Vermogen, maakt het Nedei’landsche
Beheersinstituut het volgende bekend:
Een ieder, die opeischbare gelden, in Nederlandsche
guldens, verschuldigd is of zal worden aan een vijande-
lijken staat, een vijandelijken onderdaan of een persoon
als bedoeld in art. 6 lid 1 van het Besluit Vijandelijk
Vermogen (N.S.B.’ers en politieke gevangenen), is ver-
plicht deze verbintenis te voldoen door de verschuldigde
gelden véÔr 1 Januari 1946 te storten, in de gevallen, dat
een beheerder is benoemd, bij dezen en in alle andere ge-
vallen, hetij op postrekening ho. 86085 van het Neder-
landsche Beheersinstituut te ‘s-Gravenhage, hetzij op de
rekening van het Nederlandsche Bheersinstituut bij de
Nederlandsche Bank NV., agentschap ‘s-Gravenhage,
zonder dat eenige verdere aanmaning daartoe noodig
zal zijn.

Luidt de verbintenis in Rijksmarken, dan dient de om-
rekening te geschieden tot den koei-s van f 75,36 voor
R.M. 100. Is de verplichting uitgedrukt in een ander
courant dan den Nederlandschen gulden of de Rijksmark,
dan dient de omrekening te geschieden tot den door de
Nederlandsche Bank N.V. op den dag van betaling voor de betreffende valuta genoteerden koers.
Geschiedt de bètaling. der verschuldigde bedragen door
storting of overschrijving op een der rekeningen van het
Nederlandsche Beheersipstituut te s’-Gravenhage, dan
dient aan dat Instituut rechtstreeks opgave verstrekt te,
worden van naam en adres van den crediteur en van den
aard der schuld, onder toezending van de factuur of andere
op de schuld betrekking lèbbende bescheiden. Indien en voorzoover de voreribedoelde schulden op 1 Januari 1946 nog niet zijn vervallen, dient de voldoening
to geschiedeh uiterlijk op den vervaldag.
Een ieder, die geldswaardige papieren, bewijzen van
eigendom, authentieke of onderhandsche akten, bewijs-
stukken, documenten, boeken of bescheiden van een vijan-
delijken staat, een vijandelijken onderdaan of een persoon
als bedoeld in art. 6 lid 1 van het Besluit Vijandelijk
Vermogen (aie hierboven), of op hun vermogen betrekking
hebbende, in eigendom, bent, in bewaring of onder zijn berusting heeft, is verplicht deie vôôr 1 Januari 1946 af
te leveren, in de gevallen, dat een beheerder is benoemd,
bij dezen en in alle andere gevallen bij het Nederlandsche
Beheersinstituut (adres: Neuhuyskade 94, ‘s-Gravenhage).
Deze verplichting tot aflevering geldt, zoolang het
Beheersinstituut niet anders bepaalt, niet voor beheer-

Bij een Bedrijfsorganisatie op financieel gebied is
gelegenheid tot plaatsing van een

ECON. DRS. OF JURIST
Ervaring op beleggings en publicistisch gebied strek-
ken tot aanbeveling. Candidaten, niet ouder dan om-
streeks 30 jaar, worden verzocht hun sollicitatie, onder
vermelding van bekleede functies en verlangd salaris,
in te zenden binnen 8 dagen na plaatsing dezet ‘ad-
vertentie onder no. 294, bureau van . dt blad, post-
bus 42, Schiedam.

• Bij den Dienst van Gemeentewerken te Utrecht, kan
geplaatst worden

SOCIAAL-ECONOOM

voor survey-arbcid ten behoeve van stedebouwk.
werkzaamh. Salarisgrenzen
f
3.515.— tot
f
4.990.— te
verhoogen met 15 pCt. vaste en 5 pCt. tijdelijke toe-lage, benevens kindertoeslsg volgens Gem. regeling;
aanstelling boven het minimum-salaris is mogelijk
Uitvoerige eigenhandig geschr. sollicitaties vôÔr 1 De-
cember aan den Directeur van den Dienst voornoemd.

‘HET

P

NAN`C1EELE DACBLAD
voorheen Amsterdamsch Efftctenblcd en
Dcigelijlcs lee Beurscourant

geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen

– ‘• het bedr,.fsleven • effecten en coupons
•geld en deviezen • uitlotingen
• belastingen etc.

Abonnemenl per kwarl 89.-. 14 2 yoorbvrgwal 289, Adem C – Tel 30545-38813- 43598

Betalingsverkeer met België
.Vor alla deviezenaa gel’9enheden met
België varhenen wij one bemiddeling.

Eigen vst’gen in B”lgië
VAN MIERLO
&
Co.
BRUSSEL – ANTWERPEN

Docume,fajre crediefen

– Remises voor kosten
Y.
levensonderhoud

Reischèques

VAN MIERLO
&
ZN. N.V.
Breda – Roosendaal

Bergen oo Zoom

Alle correspondentie betreffende advertenties gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,

Lange Haven 141. Schiedôrn (Tel. 69300, toestel 6)

II

DE SCHRIFTELIJKE CURSUS

I

VOÔR MODERNE

MBk

De opleiding voor de zelfstandige

$OTTERQ.AMJ

adMinistratieve functie

Secreta’riaat: Beursgebow

kamer 32

tetdm

Prspectus op aaflvrage

De NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
FtV.

(DEVIEZENBANK)
verstrekt lnlichtngen.aangaende de

NIEUWE DEVIEZENBEPALINGEN

/
gis pen

culemborg
amsterdam
rotterdam

D
e
14cinou!IencJe
J3rcindpolis,

aan

c:D
e
,,1
1
4ssuniij” t,cn 1896 A.U.

‘s-Qraoenliage

,,HOLLAN DIA”

HOLLANDSCHE FARIEK VAN MELK-

PRODUCtEN EN VOEDINGSMIDDLEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

VLAARD1NGEN

11″

9

1′-

1

Koninklijke

Nederlandsche’

Boek drukkerij.

H. A. M. Roelants

Schiedam

FK
N
!
Zj

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R
L
A
N
D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengels

• ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van.•

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

narronloog, caustic sodet.

N.V. Louis Dobbehncznn

Rotterdam

KOFFIE

THEE

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM

Makelaars en Comnüssiomiairs in Effecten

Effecten – Coupons – Vermogensbeheer

Telefoon 20845 – 21889 ‘- 40631

Beurs Nis 6

Telefoon 24178

24378

– rijniandsche

betonbouw
maatschappij
n.v.

J uist nu biéden de Watson •.,achines, behoorende tot het
Hoilerith-systeem, U de mogelijkheid op elticiénto
ensnelle wijze dié idmunistretieve voorlichting te geven, welke voor
den wederopbouw van het Nederlandsche B.drijlsleven noodzakelijk Is.

Onze afdealing Organisatie is paraat om U een eileszins deskundug
advies omtrent do oplossing van Uw administratieve en organisatorische
problemen voor te ieggen.

H.t is mogelijk, zij het in bep.rkte mate, op korten termijn weer
Watson machines (Holl.rlth-sysieem) te leveren.

,,W A T S 0 II” Sedrijismachine Maatschappij N.Y.
Frederiksplein 34, Amsterdam. C -. Tel. ore: 33406, 33658, 31856

N.V. LEVENSVERZEKERING-MIJ.

(

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Korinklijke i’Iederlandsche BoekdrukkeriJ’ H. A. M. Roelanis,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)

Druk Roelanis, Sebiedam.

1•

Auteur