Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1389

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 2 1942

t

2 SEPTEMBER 1942

E

.Behchten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

27E
JAARGANG

WOENSDAG 2 SEPTEMBER 1942

No. 1389

N.V.

Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”

Amsterdam

II

N. V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam

Eerste Nederlandsche

Verzekering-Maatschappij

op het Leven en tegen

Invaliditeit N.V.-

Ge’estigd te s-Grauenhage

Administratiekantoor

Dordrecht

Bellevuestraat 2

Telefoon 5346

PO1TEPDÂMSCH E

BANKVEREENIGING
ROTTERDAJ’1AMS1tRDAl5 CRAVENIIAGE

KAPITAAL EN RESERVE
1 62.000.000

SAFE LOKETTÈN
TER BERGffiG WI WAARDEN

150 KANTOREN IN NEDERlAND

1 :

Ons Bureau voor

Collectieve Contracten

verstrekt gaarne

Gedocumenteerde

adviezen
voor
Personeelverzekering

Openbare werken en

Conjunctuurbeweging.

door
Dr. Ir.A. Baars

PRIJS f 2.10*

_Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1. f
1.50.
In den boekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM

Nieuwe belastingbesluiten geven nieuwe

BELASTINGMOEILIJKHEDEN

Daarom is voor U van belang

MAANDBLAD GEWIJD AAN

DE BELASTING CONSULENT

BELASTINGVRAAGSTtIhKEN

R.Meest14onen

.Ao. 17E0

BANKIERE EN
A8BURANTIE-MAKELAAR8

ROTTERDAM
AM ST ER DAM (Ass )
8-GRA VE NH AGE
DELFT – SCHIEDAM
V L AAP DINGEN

-0

BEHANDELING VAN ALLE

6 AN K ZAK EN

Waarvan de prijs slechts f 4.— per jaar bedraagt

ADMINISTRATIE:
PROEFNUMMER

LAAN VAN MEERDERVOORT la

OP AANVRAAG

DEN HAAG.

BEZOP..GING VAN ALLE

ASSURANTIËN

% .w

VERLIESPOSTEN.VOORKOMEND.SYSTEEH

BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN

Dezé tijd
is rijk aan veran-

deringen
Laat daarom
Uw

‘onbetaald gebléven oude

posten inschrijvèn bij

DIENST IV VAN HET V.V.S.

VAN DER GRAAF & Co. N.V.

AMSTERDAM C. – AMSTELSTRAAT 14-18

n.v. nederlandsche kabelfabrek

n.k.f. delft
met
0piet

aDetS

00g
ielO°”m

m a s s a

kopèrdraad, k o p e r k a b e

De Scheepsbouw-

nijverheid In

Nederland

door

Ir. J. W. BONEBAKKER

Publicatie no. 16 van het

P RIJ S

Nederlandsch Econom.

1.55*

Instituut

Donateurs en leden
fl.10

Verkrijgbaar in den Jockhand,eZ

Uitgave van de
ERVEN F. BOHN – HAARLEM

TINRESTRICTIE EN TINPRIJS

door M. J. Schut

31 ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

Prijsf 1.55*

(Prijs ‘voor donateurs en leden
van het N.E.I… … .f 1.10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE:

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

A D V E R T E N T I E S

Onze organisatie waarborgt U een rompte. deskundige en economi- sche uitvoering van Uw advertentie-opdrachten voor alle couranten

NIJGH & VAN DITMAR

ERASMUSHUIS – RO1TERDAM – TELEF. 31696

BIJKANTOREN’ AMSTERDAM, N.Z. Voorburgwal 157, Telefoon 33050.
DEN HAAG, Parkstraat 25, Telefoon 116220.

Overzicht van’ de ontwikkeling der

handelspolitlek van het Koninkrijk

der Nederlanden van 1923 t/m. 1938

(Samengesteld door een groep mede-

werkers van het N. E. 1., onder Ieidlng’von

Prof. Mr. P. Lleftinck)

28ste publicatie van het Nederl. Econom. Instituut

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.

f 1.50)

Verkr,gboar in den boekhandel

U 1 T GA V Es

DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM

Derde Gewijzigde Druk

van

Eg’alisatiefondsen

en Monetaire Poli-

tiek in Engeland,

Nederland en de

Vereenigde Staten

door

Prof.Dr. H.M. H. A. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-

landsch Economisch Instituut.

Prijs
f
2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM

2 SPTEMBER 1942

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomisch,-rStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVÉ VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

II

27E JAARGANG

WOENSDAG 2 SEPTEMBER 1942

No. 1389

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zvartewaai).

Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W

Aangeteekende stukken: Bijkantoor R uigeplaat weg.

Telefoon Mr. 35000.

Postrekening 8408.

Abonne;nentsprjs c’oor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland / 20,85* per jaar. Buitenland en
kolonien / 23,— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts teorden beëindigd per ultimo van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden van het Nederlandsch Economisch Intituut ontvangen

het .weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere

publicaties. Adreswijzigin gen op te geven aan de administratie.

Advertenties voorpagina / 0,28 per mm. Andere pagina’s

/ 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnenent volgens tarief.

INHOUD:

Blz.

Kartels en bedrijfsorga nisâties door
Mr. Dr. T.Huitema 388

Eenige beschouwingen over het vraagstuk van de

zwevende koopkracht door
Dr. L. J. – Zi,nmerman 390

Grondbedrijven door
G. A. Delfos …………..393
Ontvangen

boeken

………………
394

Ovevheidsmaatregelen op econo-

misch

gebied

……………………..
394

S t a t i s t i e k e n.

Stand van ‘s Rijks kas – Bankstaten ……..
395

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
wisselmarkt
waren deze week de omzetten uit-

zonderlijk gering, in het bijzondr in de langere termijnen

van zes- tot tienmaandspapier. De voornaamste oorzaak

daarvan moet wel worden gezocht in de verwachting, dat

binnenkort een consolidatie-operatie zal plaats vinden,

hetgeen natuurlijk de geidgevers terughoudend maakt.

De transacties, die nog tot stand kwamen, betreffen voor-

namelijk het middelmatig langloopende papier, terwijl de

discontotarieven, die door de geldgevers konden worden

bedongen, relatief hoog waren. Nar korterloopend papier,

vervallend voor de jaarswisseling, was redelijk goede vraag

te bespeuren, maar ook in deze termijnen was de omzet

toch niet groot. Ook de cailmarkt was uitermate stil, terwijl

het aanbod slechts ten deele emplooi kon vinden.

De
obligatiemarkt
heeft een zeer duidelijke reactie getoond

op, de leeningsgeruchten. Weliswaar sloot de markt voor

de meeste leeningen niet op het laagste punt, maar per

saldo heeft het koerspeil toch een flinke daling te zien ge-

geven. De
3-31
pCt. leening
1938
sloot de week op
96/
8
,

na een oogenblik
96
1
/
2
te hebben genoteerd. In vergelijking

tot het hoogste koerspeil, dat nog betrekkelijk kort geleden
werd behaald, beteekent deze noteering een daling van niet

minder dan ruim
21
pCt. Een flinke reactie boekte ook de

langloopende
3
pCt. ,,spoorwegleening”
1937,
die de week

op
93
sloot, na
925/8
pCt. als laagste punt te hebben ge-
registreerd. Hier beloopt de daling ten aanzien van den

recenten topkoers meer dan
3
punten. De
3
1
/2
pCt. leening

1941,
die betrekkelijk kort geleden nog 101 haalde, sloot

de week op
9919/,
na een oogenblik
995/
te hebben ge-

staan.Opvallend is het, dat de Indische leeningen de recente

daling vrijwel geheel langs zicIf heen lieten gaan, zonder

dat het koerspeil noemenswaard werd beïnvloed. Toen op

‘den laatsten beursdag der week het koerspeil beginbeurs

een nieuwe belangrijke reactie vertoorde, bleek dit nogal

koopers in de markt te lokken, hetgeen dan ook de verkla-

ring is’ voor het herstel, dat gedurende het verdere ver-

ioop van de beirs op dien dag intrad.

De
aandeelen,izarkt
was gedurende het grootste deel van

de week vrij gunstig gestemd, maar tegen het einde van

de week trad een reactie in. Een van de fondsen, die door

vaste stemming het meest de aandacht trok, was AKU,

welker aandeelen een flink koersavans te zien gaven, zon-

der dat daarvoor een duidélijke aanleiding valt aan te

geven. Olies sloten na een aanvankelijk gunstige tendens

ongeveer op het laagste punt.

888

1

1

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1942

KARTELS EN BEPRIJFSORGANISATIES,

De beteekenis van de bedrijfsorganisaties op het gebied

der marktregeling en haar verhouding tot de kartels laten
nog vele vraagpunten open. Uit art.
la

van het zgn.
,,Basisbesluit”
1)
vloeit enkel ,voort, dat de bedrijfsorga-
nisaties, als onderdeel van haar algemeenè vèrordenende bevoegdheid, ook vrrordeningen kunnen maken tot rege-

ling van de kartelverhoudingen of tot regeling van de
markt.

Deze bevoegdheid past in het kader van de aan de bedrijfs-

organisaties gestelde taak, nI. het behartigen van de alge-

meene economische belangen der leden. De kartels immers
behaitigen in het bijzonder de commercieele belangen der

aangesloten ondernemingen, hetgeen zeer goed onder de

behartiging van de algemeene economische belangen van
deze zelfde ondernemingen door de bedrij fsorganisa ties
kan worden begrepen
2).

De verschillende kartelvormen, welke zich in de practijk

voordoen, kunnen ongeveer als volgt worden onderschei-
den:
conditiekartels,
ter regeling van de leverings- en betalings-

voorwaarden, zonder dat hierbij de prijzen worden
vastgelegd;
calculatiehartels,
waarbij de prijzen der goederen volgens

een uniform calculatieschema moeten worden vast-
gestèld;

gebiedskartels,
ter geografische verdeeling van het afzet-gebied onder de leden;

submissiehartels,
ter regeling van de concurrentie bij in-
schrijvingen;

prjskartels,
ter vaststélling van minimum-prijzen, waaraan
tegelijkertijd een regeling der verkoops- en betalings-
voorwaarden is verbonden;

quotekartels,
ter verdeeling van den totalen afzet onder

de deelnemende ondernemingen;

productiekartels,
ter beperking van de productie, zondei
dat de afzet wordt geregeld;

special iseerings kartels,
waarbij wordt overeengekomen,
dat de deelnemers zich ieder op een bepaald artikel
zullen specialiseeren, terwijl gelijktijdig prijs- en
afzetregelingen worden getroffen.
Tenslotte onderscheidt men de zgn. kartels van hoogere
orde of syndicaten, waarbij de verkoop, soms ook de in-
koop, door een centraal bureau onder eigen verantwoorde-: lijkheid wordt geregeld. Principieel verschilt het syndicaat

echter niet van de andere kartelvormen.

Het tot stand lco,nen ean bedrij/sregelingen.
Kartels, of ,,bedrijfsregelingen” volgens de terminologie

vân hèt Kartelbesluit, komen in het algemeen op twee
wijzen tot stand, nl. vrij*illig of gedwongen.. Een kartel,
dat overeenkomstig de bepalingen van het Kartelbesluit tot stand komt, kan zoowel een gedwongen als een vrij-
willig kartel zijn. Daarnaast kunnen op grond van artikel
la van het Basisbesluit debedrijfsorganisaties, met gebruik-
making van dei haar gegeven verordenende bevoegdheid,
kartelregelingen uitvaardigen. Het is duidelijk, dat bij
het tot stand brengen van een kartel door middel van een verordening eenek bedrijfsorganisatie steeds een dwang-
kartel ontstaat.
De vraag kan worden gesteld, of het tot stand brengen
van een kartelregeling door middel van een verordening
eener bedrijfsoranisaie meer en m er in de plaats zal
treden van de zelfstandige kartelvorming door de betrok-

t)
Besluit van den Secretaris-Generaal van het Departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, betreffende den opbouw
van een zelfstandige organisatie tot ontwiklçeling van het bedrijfs-
leven, ,,Verordeningenblad” van
12
November
1940,
Stuk
36.
‘) VgI. ,, Mededeelingen van. de Hoofdgroep Industrie’ van
20
Aug.
1942,
No.
25,
pag.
217.

kenen zelf,buiten de bedrijfsorganisaties om. J-iet ver-

plichte lidmaatschap en de verordenende bevoegdheid der

bedrijfsorganisaties zijn daarbij hulpmiddelen, welke deze
ontvikkeling in de hand kunnen werken. De ijiging in

de algemeerI6 functie van de kartels, welke van zuiver

particuliere _’be}agepgemeenschappen tot instrumenten

zijn geworden, welke in toenemende mate door de Over-

heid worden belast met werkzaamheden ten behoeve van
het algemeen belang en die worden ingeschakeld bij de uit-

voering van overheidsmaatregelen op economisch gebied,

tendeèrt’ evenens in de richting van het verleenen van

een meer ,,officieel” karakter aan de kartels, waardoor

dus de vorming van karteis niet meer geheel kan worden
vrij gelaten. Vandaar om. de in het Kartelbesluit voorge-.

schrevén kartelregistratie.
Kartelcorîn ing bij oei’ordening eener bedrijjsorganisatie

Het tot stand bregei van kartels door middel van een

verordening eener bedrijfsoiganisatie b] ijkt echter verschil-

lende moeilijkheden met zich te brengen. In de prac-

tijk zal het zich bijv. herhaaldelijk voordoen, dat slechts

een gedeelte van de’ leden eener bedrijfsorganisatie zich
bij een kartel heeft aangesloten of den wensch tot het

vormen van een kartel zal te kennen geven. 1-Jierdoor rijst

meteen de vraag, of een bedrijîsorganisatie een verordening
kanmaken,weike slechts een gedeelte van haar leden bindt.

Bij een gemeente is het een gewoon verschijnsel, dat een

geneenteeiordeuing zich slechts tot een deel der inge-

zetenen richt, bijv. de straatventers of winkeliers, dus tot
categoriedn van
persoTlen,
welke zeer scherp van de overige

ingezetenen zijn te onderscheiden. Analoog redeneerend
moet het eveneens mogelijk worden geacht, dat onder
omstandigheden een verordening eener hedrijfsorganisatie slechts een gedeelte van de leden bindt, nl. in die gevallen,
waarin de leden in bepaalde, duidelijk onderscheiden

groepen kunnen worden verdeeld, bijy. in fabrikanten in
een gebied X of een gebied Y of in ondernemingen met

een bepaalden omzet of een bepaalde machinecapaciteit.
1-let, maken van een, dergelijk onderscheid wordt vereen-

voudigd,wanneer, zooals in do practijk dikwijls zal voor-

komen, eenkartel weliswaar slechts een gedeelte van de
leden eener bddrijfsorganisatie omvat, doch âlle onder-
nemingen, welke eenzelfde product vervaardigen.

In vele gevallen zal het echter wel niet mogehijkzijn
do leden eener bedrijfsorganisatie, welke deel uitmaken
van een kartel, op een’dergelijke eenvoudige wijze van de

overige leden te ondersheiden. In ieder geval lijkt het
minder juist, in de verordening de namen der ondernemin-
gen op te sommen, waarvoor de verordening uitsluitend
zal gelden.
Terloops zij er in dit verband op gewezen, dat,indien
een door een bedrijfsorganisatie tot stand gebrachte kartel-
rege]ing slechts een gedeelte van haar leden omvat, hierbij
op het volgende bezvaar zou kunnen worden gewezen.

Een kartel is in beginsel een belangengemeenschap, die
er naar streeft de commercieele positie van zijn leden’ te
verbeteren door onderlinge gamenwerking,,
vaak ten koste
van de niet-aangesloten bodrijfsgenooten, althans zal
trachten, dien leden een betere positie te verschaffen dan den niet-aangeslotenen. Dit wil geenszins zeggen, dat het
kartel economisch niet gerechtvaardigd zou zijn, ‘doch
enkel, dat een kartel volgens zijndoelstelling altijd zal
trachten de belangen van de aangeslotenen in het bijzonder
te behartigen en te bevorderen. Hierdoor ontstaat evenwel
.de tegenstrijdige figuur, dat een bedrijfsorganisatie, inge-
steld ter behartiging van de belangen van âJ haar leden, een verordening gaat uitvaardigen, welke ten doel heeft
de belangen van een gedéélte harer leden in het bijzonder

te behartigen. .
Het door middel van eep verordening eener bedrïjfsorga-
nisatie tot stand brengen van een kartel, hetwelk slechts
een gedeelte van
,
de leden dier bedrijfsorganisatie omvat, zal daarom wel tot ‘de uitzonderingen behooren. Veeleer

2 September 1942

ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

889

zal een bedrjjfsorganisatie alleen ‘dan een kartelregeling
tot standbrengen, wanneer een algemeene regeling voor

de bedrijfsgenooten noodzakelijk is en dus alle leden van
de betrokken bedrijfsorganisatie onder de vastgestelde

kartelregeling vallen, .altlians alle leden, die een bepaald

product maken, in een bepaald rayon zijn’gevestigd of op

andere wijze een afgesloten eenheid vormen. In dezen

gedachtengahg zal de verbindend-verklarings-bevoegdheid

van het kartelbesluit een aanvullend karakter dragen en

uitsluitend voor speciale gevallen gereserveerd blijves3.

Kartelregeling en uitoeringsbesluiten.

Doch ook bij het tot stand brengen van dergelijke
,,algemeene regelingen” door de be,drijfsorganisaties doen
zich moeilijkheden voor. Juridisch bezien mag een veror-

dening van éen bedrijfsorganisatie, als een verordening
van lager orde, niet in ‘strijd komen met den letter noch
met de bedoeling van een verordening van hooger orde.
De vraag kan nu worden gesteld, of dit beteekent, dat een

door een bedrijfsorganisatie vastgestelde kartelregeling
zou vallen onder de publiekrechtelijke bepalingen van de

verschillende uit’oeringsbesluiten, welke voor de bedrijfs
organisaties gelden. Dit punt is uitermate van belang.

Het beteekent immers o.m., dat de voorzitter de leiding heeft en zelfstandig beslissingen kan nemen binnen het
kader der uitvoeringsbesluiten en dat tea aanzien van
het opleggen van boeten, het berechten van geschillen,
het hooren van leden en dergelijke meer, de verschillende

bepalingen, gelden, die ten aanzien hiervan in de uitvoe-
ringsbesluiten zijn ‘of nog zullen worden gegeven. Gewoonlijk is een kartel echter niet volgens het leider’s-
beginsel opgebouwd en geheel Vrij om ten aanzien van de
hierboven opgesomde punten in zijn reglement de bepalin-
gen op te nemen, welke het noodzakelijk acht. Kan bijv. binnen een bedrijfsorganisatie een voorzitter zelfstandig
besluiten nemen, in een kartelreglement zal veelal de be-
paling zijn opgenomen, dat steeds de leden dienen te
worden gehoord en een beslissing met ijieerderheid van
stemmen dient te worden genomen, in vele gevallen zelfs
met. algemeene stemmen. Deze overwegingen zijn het ge-
weest, welke in Duitschland ertoe hebben geleid de in het bedrijfsleven zoo sterk ingrijpende kartels als
quote- en prijskartels buiten de bedrijfsorganisaties te

houden.’
Tegen dit bezwaar wordt echter aangevoerd, dat het
kartel alléén heheerscht zal worden door de verordening,
welke is uitgevaardigd, en dat de bepalingen voor het
opleggen. van boeten, het berechten van geschillen e.d. meer, welke in de uitvoeringsbesluiten zijn vastgesteld,
niet voor een zoodanige verordening gelden. Een argument
hiervoor wordt hierin gevonden, dat in het Basisbesluit
nergens een bepaling staat, welke dan inhoud der doör de
bedrijfsorganisaties uit te vaardigen verordeningen lirni-
teert. Er is alleen in het algemeen bepaald, dat de bedrijfs-
organisaties verordeningen kunnen uitvaardigen,, welke
de goedkeuring van den Secretaris-Generaal, noodig

hebben.
Bij dit goedkeuringsrecht zal evenwel de beoordeeling,
of er geen strijd bestaat met een regeling van hooger orde,
ongetwijfeld van belang zijn. Anderzijds kan er echter op
worden gewezen, dat de verschillende uitvoeringsbesluiten
ten aanzien van bijv. het berechten van overtredingen en
het opleggen van boéten nôg slechts weinig dwingende be-
palingen bevatten, zoodat in een verordening nog groote
ruimte is gelaten om deze punten velgens eigen inzicht te behandelen, zonder daardoor met de uitvoeringsbesluiten
in botsing te komen. Wat het hooren der leden bij belang-
rijke kwesties betreft, zou een oplossing kunnen worden
gevonden door te bepalen, dat degene, die met de uitvoe-
ring der verordening wordt belast (waarvoor de secretaris
der betreffende bedrijfsorganisatie veelal de meest aange-
wezen persoon is) in belangrijke gevallen steeds het ,,advies
van de betrokkenen” dient in te winnen. Hierdoor wordt

in hooge mate een waarborg geschapen, dat de opvattingen

der leden voldoende tot haar recht komen.

Dit juridische bezwaar behoeft dus geen onoverkome-
lijken hinderpaal te vormen om een kartel zijn eigen regle-

ment te geven, zonder hetwelk het uiterst moeilijk zal zijn

een kartel tot stand te brçngen
1
1.

Een ander bezwaar is dit, dat het vaak niet mogelijk

zal blijken om een kartel bij een bepaalde vakgroep onder

te brengen. Veelal is namelijk de zaak niet zoo eenvoudig,

dat een kartelafspraak alleen tusschen leden van één be-

paalde vakgroep wordt gesloten en geheel op het terrein

van deze bepaalde vakgroep ligt. Herhaaldelijk zal immers
een kartel vertegenwoordigers van verschillende verticale
groepen omvatten (fabrikanten en handelaren bijv., soms
ook nog de grondstoffenleveranciers) of uit yertegenwoor-

digers van verschillende groepen in hetzelfde horizontale

vlak zijn samengesteld. Het gaat dan niet aan in al die
verschillende groepen eenzelfde kartel tot stand tebrengen,

terwijl versmelting van het kartel met één bepaalde vak-
groep ook niet mogelijk is.

Voorts brengt de bijzondere positie van het internatio-

nale kartel mede, dat een verordening eener bedrijfsorga-
nisatie niet mogelijk is.

Hetbestaan van een financieel verband tusschen vak-

groep en kartel wordt evenmin in alle omstandigheden
wenschelijk geacht. Vooral bij een winstverdeelingskartel
is dit duidelijk, maar ook in andere gevallen wordt uit hoof

de van het doel van het kartel een eigen financiering nood-

zakelijk geacht, welke met het heffen van een bijdrage
voor de’ bedrijfsorganisaties niets te maken heeft.
Het aanbrengen van een wijziging in een bestaande
kartelverordening beteekent tenslotte de noodzakelijkheid om de verordenende bevoegdheid der bedrijfsorganisaties
op vlotte wijze te hanteeren. De procedure
4),
welke hierbij
dient te worden gevolgd,loopt thans nog .stroef, hoewel
verwacht j’nag worden, dat deze in de toekomst, wanneer verschillende pi’incipieele vragen ten aanzien van de ver-
ordenende bevoegdheid der bedrijfsorganisaties zullen zijn
opgelost, aanmerkelijk vlottr zal verloopen. Een hiermede samenhangend bezwaar is, dat bij deze procedure is voor-
geschreven, dat met hettandpunt van belanghebbende
groepen van buitenstaanders rekening moet worden ge-
houden, terwijl men bij kartelvorming in vele gevallen
niet een dergelijke publiciteit op prijs zal stellen.
Is het dus in beginsel zeer goed mogelijk, dat een kartel-
regeling door middel van een verordening eener . bedrijfs-organisatie tot stand komt, de bovenstaande moeilijkheden
maken het duidelijk, dat de verordenende bevoegdheid
in dit opzicht met voorzichtigheid dient te worden gehan-
teerd. In ieder geval zal er, zooals in het blad, ,Mededeelingen

S)
Opgemerkt zij, dat in Duitsdilland bij drie ,,Reichsvereinigungen”
een praesldium is gevormd, hetgeen wordt gezien als een terugkeer
tot het nemen van besluiten dooi’ meer dan één persoon, teneinde
deskundige vertegenwoordigers van het bedrijfsleven gelegenheid te geven aan het woord te komen, voordat belangrijke beslissingen
worden genomen. (Dr. Wiedemann in ,,Kartellrundschau” van
Juni jI.).

•) In het kort komt deze procedure hierop neer, dat een voor-
gestelde verordening allereerst aan het oordeel van de leden van
het Dagelijksch Bestuur van den Raad van Bijstand dient te wor-
den onderworpen, terwijl in die gevallen, waarin de betreffende
verorclening van overwegende beteekenis is voor de individueele
ondernemingen (hetgeen bijv. bij kartelregelingen het geval zal
zijn) ook de leden dienen te worden gehoord, tenzij zulks naar de meening van den voorzitter op practische bezwaren stuit.
Voorts dient overleg te worden gepleegd met die groepen buiten
de betrokken groep, die hij de ontworpen regeling redelijkerwijze
‘belang hebben. Daarna wordt dc ontworpen regeling aan den
Secretaris-Generaal van het Departement van Handel, Nijverheid
en Scheepvaart voorgelegd. Bij deze gelegenheid moet een verslag
van de verschillénde besprekingen en van de eventueel nog . be-
staande bezwaren worden overgelegd.
De indiening bij den Secretaris-Generaal moet voor de vakgroepen
geschieden via de bedrijfsgroep, waaronder zij ressorteeren, voor
de bedrijfsgroepen via de hoofdgroep. De bedrijfsgroep, resp. de
hoofdgroep, zal daarbij-de verordening van haar commentaar voor-
zien.

390

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

‘ 2 September 1942

van de iIoofdgroep Industrie” werd gesteld, geen kunst-

matige stimuleering van de totstandkoming en uitbreiding

van kartels door de bedrijfsorganisaties mogen plaatsvin-
den en is het niet de bedoeling, dat de hedrijfsorganisaties

systematisch het geheele bedrijfsleven gaan kartelliseeren.

Wel zullen iii het bijzonder de conditie- en caiculatiekartels

via de beclrijfsorganisaties kunnen loopen. Ook echter ten

aanzipn van de andere kartelvormen bestaat de mogelijk-

lieid, dat ij door middel van een verordening eener bedrijfs-

organisatie tot stand worden gebracht. Anderzijds betee-

kent het bestaan van kartels naast de heclrijfsorganisaties,

dat belangrijke werkzaamheden aan de bedrijfsorganisaties

worden onttrokken en buiten haar om tot stand worden

gebracht. Veel zal hier aan de natuurlijke groei en ontwik-

keling van het bedrijfsleven moeten worden overgelaten.

In ieder geval vloeit niet noodzakelijkerwijs uit de kartel-

vormende bevoegdheden der bedrijfsorganisaties voort,
dat bestaande kartelvei’eenigingen automatisch moeten

.liquideeren en haar taak moeten overdragen aan de des-

betreffende vak: of ondervakgroep. Van geval tot. geval

dient te worden overwogen, of er aanleiding bestaat tot
liquidatie over te gaan en het kartel binnen de vak- of

ondervakgroep te brengen, dan wel, 9f het kartel naast de
bedrijfsorganisatie zijn taak kan blijven voortzetten.

Ten aanzien van de naast de bedrijfsorganisaties be-

staande kartels is aan de bedrijfsorganisaties een toezicht-

houdende taak toebedacht, het reéht inhoudende inlich-

tingen te vragen aan en over het kartel en desgewenscht

de algemeene vergaderingen van het kartel hij te wonen.

De belangen van de ,,outsiders” van het kartel, die immers
ook leden der bedrijfsorganisatie zijn, zullen daarbij in het
bijzonder in het oog dienen te worden gehouden. Dit toe-
zicht impliceert echter niet het recht aan de kartels bin-
dende aanwijzingen te geven, daar zulks een bijzondere
verordenende bevoegdheid zou beteekenen. De wijze,

waarop dit toeicht zal worden uitgeoefend, is nog niet ge-

regeld en dientnader te worden uitgewerkt.

liet uitoefenen van dit toezicht wordt aanmerkelijk
vergemakkelijkt, indien men het secretariaat van het
kartel zou laten samenvallen met het secretariaat der

overeenkomstige bedrijfsorganisatie. Op deze wijze krijgt

men tevens een aanzienlijke kostenbesparing, terwijl een
personeele unie van de secretarisseui voor de hand ligt.

.Personeele unie tueschen kartel en bedrij/sorganisatie

Een ander punt, waaromtrent verschil van meening
bestaat, is de vraag, of bestuursleden van een kartel tevens

deel kunnen uitmaken van het bestuur eener bedrijfs-
organisatie, of omgekeerd. in Duitschland is te dezen
aanzien bij ,,Erlass” van 12 November
1936
bepaald, dat
,,Leitung und Geschiiftsführung der Gruppen und
Kammers sollen grundsitzlich, zum m indesten soweit

dies zur Sicherung ihrer Unparteilïchkeit gegenüber allen
Mitgliedern ihrer Gliederung notwendig ist, von der
Leitung und Gescluiiftsführung von marktregelnden Ver-
banden getrennt werden”. Ook de uitoefening van het toe-
zicht is eenvoudiger, indien de besturen van het kartel
en van de desbetreffende bedrijfsorganisatie niet geheel
dezelfde zijn.

Voor Nederland lijkt een dergelijk verbod van personéele,
unie minder gewenscht. 1-let aantal beschikbare personen
voor leidinggevende functies is in ons land beperkt, terwijl
juist bestuursleden van kartels meestal op den voorgrond tredende personen zijn, welke voor het geven van leiding

in de bedrijfsorganisaties ook in de eerste plaats in aan-
merking komen. Het gevaar van een botsing van belangen
of plichten is inderdaad, aanwezig, doch een functionaris
eener bedrijfsorganisatie heeft zich nu eenmaal, door, het aanvaarden van’zijn benoeming, vrijwillig tot taakgesteld
steeds met de belangen van het gehééle bedrijfsleven reke-
ning te zullen houden.

Wordt een kartel door middel van een• verordening
eener hedrijfsorganisatie tot stand gebracht, dan diént

men aan te nemen, dat in die verordening de aanwijzing

van bestuursleden van het kartel in volle vrijheid kan ge-

schieden. Evenmin moet het verbod van een personeele
unie van toepassing worden geacht op een naast de be-

drijfsorganisatie best&and kartel, tenzij in een bepaalden

sector van het bedrijfsleven ernstige bezwaren tegen een combinatie der functies zouden worden gemaakt.

Kunnen bedrijfsorganisaties comnzercieele transacties oer-rjc/ilen?

1-Jet verrichten van kartelwerkzaamheden door de

bedrijfsorganisaties vormt in zekeren zin een onderdeel
van de vraag, of de bedrijfsorganisaties in het algemeen

corn mercieele transaçties kunnen verrichten. De publiek-

rechtelijke status der bedrijfsorganisaties, het verplichte
lidmaatschap en het aanvaarden van de uit dergelijke

transacties voortvloeiende risico’s vormen een punt, dat

van sommige zijden tot een ontkennende beantwoording
van deze vraag leidt.

Goed beschouwd, weegt echter het bezwaar van de niet-

te-aanvaarden risico’s niet zoo zwaar. Eenerzïjds is dit
risico door de monopolistische pcsitie van de lietreffende
bedrijfsorganisatie beperkt en anderzijds zal de Overheid

in de meeste gevallen bereid zijn, zoo noodig een garantie

te.geven, daar deze transacties veelal in het landsbelang

zullen worden afgesloten. In andere gevallen is het zeer

wel mogelijk, dat de bedrijfsorganisaties zelf eenig risico

dragen, te meer waar het toezicht door de Overheid ‘een
rem vormt tegen een onjuist optreden. Ook is de figuur

mogelijk, dat het risico geheel bij den Staat berust, terwijl

de bedrijfsorganisaties bij de uitvoering der transacties
worden ingeschakeld. ‘Waar het hier tenslotte transacties
betreft, welke door haai aard in ieder geval centraal dienen

te worden uitgevoerd, door welke instantie dan ook, is

geen concurreerend optreden der bedrijfsorganisaties
tegenover de hedrijfsgenooten te vreezen. Dit ware ook

moeilijk te rijmen met den plicht der hedrijfsorganisaties
steeds met de belangen van alle bedrijfsgenboten rekening

te hOuden.
Waar tot nog toe de Overheid zelf in vele gevallen han-

deisdaden iierrichtte voor bepaalde groepen, is niet in te
‘te zien, waarom het niet geoorloofd zou zijn, dat door de

organisaties, welke alle belanghebbenden omvatten, deze
taak zou worden overgenomen. Bij de verticale Organisatie
op het gebied yan de voedselvoorziening is men eeniger-
mate in deze richting gegaan, door een tusschen-oplossing

te kiezen, waarbij aan”de lioofdbedrijfschappen en bedrijf-
schappen aparte commercieele lichamen zijn verbonden
5
).
Deze commercieele lichamen zijn rechtsperonen en staan
onder direct toezicht van de Overheid
6).
Eenvoudiger
ware het evenwel, indien de bodrijfsorganisaties, zoo daar-.
toe aanleiding bestaa t, zelf handelstransacties verrichten,
zonder dat daarbij een apart bureau of een afzonderlijke
stichting in het leven wordt geroepen.
Mr. Dr.
T.
1-IUITEMA.

‘) Men vgl. de artikelen van Mej. Mr. E.
W .
1-loelink over de
verticale Organisatie der. voedselvoorziening in ,,E.-S.B.” van
1
en
8
April
1942.

‘) Art.
14
van het Organisatiebesluit Voedselvoorziening
1941.

ENIGE .BESCHOUWINGEN OVER HET

VRAAGSTUK VAN DE ZWEVENDE

KOOPKRACHT,

1.
Zn’eoende koopkracht bij de consumenten.
Dat in tijden van oorlog een aanzienlijk gedeelte van

de productieve capaciteit van een land moet worden
aangewend om .het voeren van die oorlog mogelijk te
maken en dat daarom devoortbrenging van consumptie-
goederen sterk moet worden beknot, is algemeen bekend.
De Overheid heeft zich dan ook, van het uitbreken van

2 Septmber 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

391

de oorlog af,intens met de hieraan verbonden problemen

bezig gehouden en er door tal van maatregelen naar
gestreefd, de moeilijkheden, die aan de grote verschui-
vingen in het gebruik van het productievermogen zijn

verbonden, het hoofd te bieden.

Wil men zich een klaar beeld vormen van de problemen,

die uit deze wijzigingen voortpruiten, dan is het gewenst
het productievermogen van een oorlogvoerend land in

drie categorieën te onderscheiden, te weten:

in de
eerste
plaats de capaciteit, die wordt besteed
aan de productie van goederen, die
direct
voor het voeren
van de oorlog van belang zijn (dus de fabricage van

oorlogsmateriaal);
ten
tn’eede
de capaciteit, die wordt vereist voor de pro-
ductie van goederen, die
indirect
noodzakelijk zijn om
het oorlogspotentiëel op peil te houden (namelijk de
voortbrenging van de primair4 levensbehoeften); en

in de
derde
plaats de voortbrenging van producten,
die daarvoor
niet
vereist zijn en die daarom hier als ,,luxe”
goederen kunnen worden aangeduid.

De grenzen tussen deze drie categorieën zijn niet steeds

scherp te trekken. Zo zullen bijvoorbeeld in het verloôp
van de oorlog successievelijk meer goederen van de tweede

naar de derde categorie overgaan, wat echter niet wegt neemt, dat het bij het analyseren van de problemen der
oorlogseconomie van belang is deze indeling in het oog
te houden.

Verkleining ean het consuinptiegoederenfonds noodzaakt tot
rantsoenering.

Er bestaat een sterke tendentie om de productie van
de eerste categorie op te voeren door arbeid en kapitaal aan de tweede en derde groep te onttrekken, gelijk men ook zal trachten de voortbrenging van de tweede groep
ten koste van de derde te doen toenemen. Er zij op ge-
wezen, dat men dit onttrekken van arbeid en kapitaal
niet moet opvatten in die zin, dat arbeiders en kapitaal-s
goederen naar andere bedrijven worden overgebracht,
doch het houdt een reorganisatie van de bestaainde pro-
ductie in: de bedrijven gaan zich op de vervaardiging van
andere artikelen toeleggen
1)
.

Anderzijds heeft men in bepaalde gevallen specifieke
productiemiddelen uit de tweede en derde categorie
moeten stilleggen, daar de nadelen, aan het niet benutten
hunner capaciteit verbonden, geripger zijn dan de be-
zwaren, die het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
en grondstofferf voor de productie van deze ,,luxe” goe-
deren met zich brengt. Verder zal men er naar
streven in deze derde groep alleen de bedrijven met de
grootste arbeidsproductiviteit te laten doorproduceren. Zo heeft men bijvoorbeeld in Duitsland alle sigaretten-

fabrieken, waarvan de productie minder dan 14 fc 15
duizend stuks per arbeider per dag bedraagt, stilgelegd
2
).
De arbeiders uit dergelijke bedrijven kunnen dan inder-
daad naar de eerste en de tweede groep worden ,,over-
geheveld”.

Dat dit alles een verkleining van het consumptiegoede-
renfonds van de maatschappij tot gevolg heeft, is duide-
lijk.

Greep de Overheid, geziendeze sterke beperking mde productie van verbruiksgoederen, niet in, dan zou ohder

‘ In ,,Der deutsche Volkswirt” van 10 October 1941 (blz. 39)
wordt vermeld, dat uit de jaarverslagen van tal van bedrijven
blijkt, dat in de huidige oorlog ,,die Betriebe nicht von ihrem an-
gestammten Arbeitsgebiet weggeîührt – sind, sondern lediglich
Umstellungen innerhalb dieses Arbeitsgebiets gemacht haben”.
‘) Zie de ,,Wirtschaftsdienst” van 24 April 1942 (blz. 269):
,,Es gibt gegenwârtig in Deutschiand noch 110 Betriebe tür die
Zigarettenherstellung, von denen 66 echte Fabrikbetriebe sind.
Innerhaib .dieser 66 Betriebe sciswankt die Herstellung von Ziga-
retten zwischen 2000 je Arbeitskraft und Tag und 34.000 bel gleichem
Arbeitsaufwand. Die Durchschnittsleistung liegt bel 22.000 Stück.
Man liat nun als Grenze der noch tragbarenLelstung eine Produk-
tion von 14.000-15.000 Stück je Arbeitskraft und Tag gewahlt; Werke, die diese Leistungsgrenze nicht erreichen, werden stili-
gelegt”.

de Vrije werking van de wetten van vraag en aanbod het
prijspeil der éonsumptiegoederen tot een dusdanige

hoogte oplopen, dat alleen de zeer welgestelden hun be-
hoeften volledig zouden kunnen dekken, terwijl de minder

hedeelden, om de terminologie van de Oostènrijkse School
te gebruiken, ,,teleurgesteld naar huis” zouden moeten
gaan. Daar menhier te doen heeft met primaire levens-behoeften, zou dit; sociaal gezien, tot onhoudbare toe-

standen leiden; om deze reden greep de Overheid reeds
in de vorige oorlog in. Door het rantsoeneren van dehe-
langrijkste levensmiddelen wist men reeds destijds te

bereiken, dat niet de beschikbare koopkracht bepaalde,
wie over goederen zou kunnen disponeren, doch dat men

hiervoor in de eerste plaats moest beschikken over een
van overheidswege uitgegeven aanwijzing ‘op het con-
sumptiegoederenfonds.

Door dit systeem van rantsoenering, wordt weliswaar
bewerkstelligd, dat de rijken zich van de primaire levens-
behoeften niet meer kunnen verschaffen dan de minder

welgestelden, doch men heeft geenszins de garantie,
dat cle weinig koopkrachtigen inderdaad in de gelegen-

heid zijn om evenveel te kopen als de beter gesitueerden,
daar immers de prijzen toch nog dusdanig kunnen opio-
pen, dat -de minder gegoeden niet in staat zijn al hun

bonaanwijzingen te realiseren. in dit kader worden de
Prijsvoorschriften duidelijk, volgens welke de prijzen in
principe niet boven het peil van 9 Mei 1940 mogen stijgen.
Door de prijzen en ook de lonen op basis van 9 Mei 1940
te fixeren, wist men te bereiken, dat de zo gevreesde
spiraalbeweging van stijgende prijzen, stijgende lonen en
via stijgende kostprijzen weer stijgende prijzen enzovoorts,
voor net allerbelangrijkste gedeelte kon worden voor- –
komen.

Rantsoenring en prijsstop leiden tot zweeende koopkracht.

Alen mene echter niet, dat hiermede alle moeilijkhedei
uit de weg zijn geruimd. Want, hoewel deze maatregelen
enerzijds tot gevolg hebben, dat de voorziening der pci-

maire levensbehoeften op do beste wijze is geregeld, ont-
staan anderzijds tal van problemen in de financiële sfeer.
Daar in het verloop van de oorlog steeds moer goederen
moeten worden gerantsoeneerd (daar op den duur hoè
langer hoe meer productieve capaciteit uit de tweede en
derde groep in de eerste categorie moet worden aange-
wend), neemt ook het gedeelte van het inkomen, *aarover vrijelijk kan worden gedisponeerd, geleidelijk af
3).
Doos1
het inkrimpen van het. consumptiegoederenfonds
f
wordt
het immers onmogelijk het géhele inkomen in goederen
om te. zetten, daar door de rantoeneringsnormen en de
gefixee.rde prijken ieder inkomen in principe
4)
slechts
tot eenzelfde (minimum) bedrag consumptieve uitgaven
mag verrichten. De resterende liquide middelen, die door

de term ,,zwevende koopkracht” worden aangeduid,
kunnen voor de oorlogseconomie ernstige moeilijkheden-
opleveren, daar deze zwevende koopkracht in de eerste
plaats een opwaartse druk tegen het prijspeil uitoefent en
verder de zwarte handel in belangrijke mate stimuleert.
1-let spreekt vanzelf, dat deze druk op de prijzen alleen

‘)
VgI. de ,,Wirtschaftsdlenst” van 27 Maart 1942 (blz. 185):
,Wenn gleich dde Erzeugung im Grossdeutschen Reich int letzten
Jahr’ noch gesteigert werden konnte, so ist doch durch erhÖhte
Einkominen die Kautkraft stârker als die Gesammterzeugung
angewachsen; die Diskrepanz zwischen heiden ist um so grôsser
geworden, als gerade clie Erzeugung von Gebrauchsgiitern nicht
dem Umfang des zum Ankauf drangenden Gelcleinkommens ent-
sprach”. Zie ook bijvoorbeeld ,,Der deutsche Volkswirt” van 7
November 1941 (blz. 175): ,,Mit der Dauer des Krieges nehmen die Rüstungsanstrengungen zu. Damit werden Arbeitskr5fte und
Rohstoffe in noch bôherem Masse als bisher fOr clie Kriegsaufgabe
eingespannt. . . Unter Beachtung dieser Umstânde kann das
Angebot an Konsumgütern vorlaufig nicht grôsser werden; vielmebr
legen die Engpasse in der Kohlenversorgung, im Arbeitseinsatz, Im Transport und In der Rohstoffbelieferung weitere Einschrân-kungea nahe”.
‘) ,,In principe”, daar de uitgaven in verschillende inkomens-
groepen in verband met betere kwaliteiten toch nog sterk uiteen
kunnen lopen (bijvoorbeeld hij textlell). – .

392

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1942

bij goederen, waarvoor de prijsstop niet geldt, tot uit-
drukking kan komen, onder anderen bij antiquiteiten,

tweede-hands goederen, postzegelverzamelingen, schild e-
rijen en, als verreweg de voornaamste groep, effecten.
1-loewel prijsverhoging, van welk goed dan ook, onge-
wenst is
5),
wordt hier speciaal op de koersstijging van
effeoten nader ingegaan, een stijging, die zich, zoals uit

de onderstaande (door ht Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek gepubliceerde) indexcijfers van de koersen van

10 Nedcrlandse aandelen blijkt, yan de heropening van
de Amsterdamse effectenbeurs in Juli 1940 af, zij het
ook met een enkele kleine onderbreking, steeds heeft
voortgezet.

Indexcijfers van de koersen oan 10 – Nederlandse aandelen.
Januari 1940 = 100.

1940 Augustus

..
113.8
1941 Augustus

..
216.8
September
.
133.6
September.
238.8
October

.
161.0
October

.
225.4
November
162.2
November
242.4
December
.
158.8
December
.
254.3
19.41 Januari

..
161.1
1942 Januari
257.6
Februari
153.9
,

Februari

.
250.4
Maart …….
156.5
Maart ……
242.1
April

……
179.5
April

……
258.4
Mei

……..
178.2
Mei

……..
245.9
Juni

……
176f
Juni

……
251.8
Juli

……
201.5
Juli

……
256.2

Zeer terecht wordt in het ,Amsterdamsch Effecten-
blad”
6)
opgemerkt, dat, voorzoverre do adndelenhausse
verband hield met de grotere winstcapaciteit en dividen-

den over 1940, zij hierdoor zeker ook gerechtvaardigd
was. lIet merkwaardige is echter, vervolgt het blad, dat
noch liet opdrogen van winstbronnen, noch de dividend-
stop factoren, die zich beide reeds in 1941 aankon-

digdeii en voelbaar werden in de over het algemeen

lagere clividendert over 1941 – een noemenswaardige
beursreactie teweeg hebben kunnen brengen. Wel brachten
de rigoureuze nieuwe belastingen enige koersdaling met

zich, doch deze staat in geen• verhouding tot de

zwaarte der lasten, die op het Nederlandse hedrijfs]even
druk ten.
Ongeveer een jaar geleden wees ik er in dit blad reeds

oj)
7),
dat men onjuist zou doen te menen, dat deze koers-
stijging de resultante is van een optimistische visie op
de toekomst, veeleer moet deze opgaande tendentie

worden geweten aan een tekort’ aan beleggingsmateriaal
ten’opzichte van de om belegging vragende liquide middelen.

Door gedwongen sparen kan cle zwevende koopkracht onscha-
delijk worden gemac/kt.

Het vraagstuk van het oplopen der prijzen in oorlogs-

tijd h9ft men terdege onder ogen gezien ën het is’bekend,
dat Keynes in 1940 in zijn voortreffelijk boekje ,,I-Iow to
pay for the war” een middel aan de hand heeft gedaan om de hieraan verbonden gevaren te ondervangen. hij stelde voor om een progressief toenemend percentage
van het inkomen hij de uitbetaling op een spaarrekening
te blokkeren, waardoor dus de consumenten slechts over
een deel van hun inkomen kunnen disponeren. Over hot
niet uitbetaalde deel van het inkomen kunnen zij na het
beëindigen van de oorlog beschikken, waarin Keynes
tegelijkertijd een machtig middel ziet om een eventuele na-oorlogse depressie te overwinnen. Daar de Overheid
dan kan regelen over welk gedeelte van deze spargelden
per periode kan worden gedisponeerd, zou men het con-

‘)
VgI. ,,Der deutsche Volkswirt” van 7 Maart 1941 (hlz. 855):
,,Preispolitisch gesehen, Ist es am besten, wenn es möglichst wenige
Ausweich-Dinge gib t, die zo nicbt-kriegsnotwend igen Ausgaben
verlocken und das Preisbild des wirklichen kriegsnotwcndigen
Konsums verfllschend nach oben schieben”. –
1)
Van 29 Mei 1942.
7)
Zie .,,Het huidige tekort aan heleggingsmogelijkheclen”, in ,,E.-S.B.” van 3 September 1941.

sumptiepeil voor een niet onaanzienlijk deel in de hand
hebben. Om deze spaargelden na het sluiten van de vrede terug te kunnen betalen, stelt Keynes een kapitaalheffing
voor
8),
die zo spoedig mogelijk na het beëindigen van
de oorlog, namelijk bij het begin van een na-oorlogse hausse,

geheven zou moeten worden. Dit is, meent Keynes, het

meest geschikte momemit voor een dergelijke heffing,
daar men dan eerst kan overzien, welke lasten door de
oorlog naar de toekomst zijn verschoven, zodat men ook

dan eerst kan bepalen, welk gedeelte van de stadtsschuld
men onmiddellijk wil liquideren.

De door de Engelse regering ingevoerde gedwongen

besparingen wijken niet essentieel af van de voorstellen

van Keynes, alleen heeft men het percentage der be-

lasting, dat na de oorlog zal worden terugbetaald, de

,,forced saving” dus, aanzienlijk lager gesteld dan door

Keynes was voorgesteld. Zo wilde Keynes van een jaar-
inkomen van £ 250 een bedrag van £ 8 belasting ,heffen

en £ 40 doen besparen en van een inkomen van £ 100.000

respectievelijk £ 80.768 en £ 4.133. In feite is dit voor
een inkomen van £ 250 geworden £ 12 voor belasting
en £ 15 voor besparing, terwijl bij een inkomen van

£ 100.000 na de oorlog slechts £ 65 zal woden gere-,
tourneerd
9).
Hieronder volgen nog enige gegevens, ont-
lee’nd aan ,,L’epargne du monde”
10),
over het percentage,
dat de gedwongen besparingen van het inkomen uit
maken:

Belasting op inkomen en gedwongen besparing in Engeland.

ongehuwden
gehuwd met 2 kinderen

Bciastin

0)
……0)
’14
….0)
’14
•.-.0)
’44
-‘)

.
-.

£104
208 34,17
16,8
11,0
5,3




312
71,10
22,9
19,10
6,3
13,5
4,2
13,5
4,2
416 118,8
28,5
23,17
5,7
43,14
10,5
18,5
4,4
520
165,2
31,8 27,7
5,3
85,2
16,4
32,7 6,2
624
211,18
34,0
30,16
4,9
131,18′
21,1
35,16
5,7
728
258,14 35,5 34,5
4,7
178,14 24,5
39,5
5,4

De juiste kerngedathte van dit voorstel wordt alge-

meen aanvaard, zij liet dan ook, dat men bij het
,,ijzeren sparen” in Duitsland
;
zoals dat bij de
,,Ter
ordnung Ober die Lenkung von Kaufkraft”, van 30
October 1941 is geregeld, de consumenten vrij laat om
al dan niet aan het 1jjzeren sparen” deel
,
te nemen”).
Opgemerkt zij dat men dit ,,,ijzeren sparen” stimuleert
door de spaarders voor dit spaarhedrag van de belas-
tingpliclit tè ontheffen.

1-let is opvallend, dat •men in Duitsland eerst be-
trekkelijk laat tot deze vorm van sparen is ovrgegaan.
Dit moet, aldus Dci’ deutsche Volkswirt”
11),
verklaard
woi’den enerzijds uit het feit, dat men in Duitsland reeds

vrijwillig aanzienlijke bedragen spaarde, terwijl verdei’

de omvang van het consumptiegoederenfonds in het
begin van de oorlog een dergelijk ingrijpen in de inkomsten-
besteding niet noodzakelijk maakte.

Terwijl deze besparingen enerzijds de druk op de goede-
renprijzen doen verminderen en ook de zwarte handel

voor een aanzienlijk deel onmogelijk maken, bieden zij
verder, nog liet grote voordeel, dat men er de oorlog

8)
Hayck had reeds eerder (in de ,,Spectator”, 24 November
1939) op de wenselijkheid hiervan gewezen.
) Zie ,,L’épargne du monde”, 1942, no. 2/3 (blz. 47).
10)
1942, no. 6/7 (blz. 115).
) Vgl. de ,,Wirtschaftsdienst” van 31 October 1941 (blz. 840):
,,Nur derjenige, der will und kann, wird diese typisch national-
sozialistische Methode des Kriegssparens Üben”.
“) Zie ,,Der deütsche Volkswirt” van 7 Novembe 1941 (blz.
175 e.v.)

2 September 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

393

,,geruisloos”, dat wil zeggen zonder het emitteren van

obligaties, mee kan financieren, watde Overheid van de
kosten en de eventuele risico’s, aan een lening verbonden,
bevrijdt
11
9.
Dat men door dit alles een bovenmatige vergroting

van de credietcreatie, dus van de hankbiljettencirculatie,
kan voorkomeii
14),
moet wei als een van de grootste

voordelen van deze wijze van financiering worden aan-
gemerkt.

In een volgend artikel stel ik mij voor – enkele be-

schouwingen te wijden aan het vraagstuk der zwevende
koopkracht in de productiesfeer.
L. J. ZIMMERMAN

“) VgI. Die gerauschiose Finanzierung”, in ,,Die Wirtschafts-
kurve” van Met
1941
(blz. 153 e.v.).
14)
Vgl. ,,Der deutscheVolkswirt” van 7 Februari 1941, blz. 722.

GRONDBEDRIJ VEN.

Wezen, doel en constructie.

Volgens de desbetreffende artikelen van de gemeente-
wet geschieden alle betalingen uit de gemeentekas door’

den gemeente-ontvanger op bevelschrift en doet hij alle
ontvangsten. Echter kunnen ten aanzien van met name
aangewezen inkomsten, ontvangsten en betalijgen, onder
hoogere goedkeuring, andere regelen worden gesteld.
Deze uitzondering ig van belang met het oog op het in
het leven roepen van bedrijven of, volgens de termino-
logie van de gemeentewet, takken van dienst.
De gemeente-administratie wordt gevoerd volgens het
beginsel van de kameralistische boekhouding, een wijze
van administratie, welke veel voorkomt bij verbruiks-
huishoudingen. Voor gemeentebedrijven zou een derge-
lijke wijze vn boekhouden niet tot het beoogde doel,
nl. het verkrijgen van een gedetailleerd overzicht van de
behaalde resultaten, leiden. Wanneer een bedrijf ingevolge
art. 252 der gemeentewet tot stand komt, wordt in de
beheersverordening voor dat bedrijf bepaald, dat de in-
komsten, uitgaven, bezittingen en schulden van dat
bedrijf worden afgescheiden van de overige inkomsten,
uitgaven, bezittingen en schulden. van de gemeente.
In plaats van den gemeente-ontvanger verricht de kas-

sier van het bedrijf de ontvangsten en uitgaven en in-
plaats van op bevelschrift wordt betaald tegen kwitantie.
Ingevolge genoemde wetsbepaling zijn in den loop der
jaren verschillende bedrijven, o.a. de grondbedrijven,
ontstaan.
De grondbedrijven hebben hun ontstaan te danken
aan het feit, dat de gemeenten, in verband met een te
verwachten uitbreiding van de gemeente, gronden aan-
koopen, teneinde te kunnen voorzien in de toekomstige behoefte aan geschikte terreinen voor arbeiderswoning

bornv, middenstandswoningbouw, villa-bouw, industrie-
doeleinden, wegen, parken, plantsoenen, enz. Door bijtijds
te zorgen in het bezit der gronden te komen, zal wellicht tegen een lageren prijs kunnen worden gekocht en wordt
speculatie in gronden voorkomeii. FIet grondbedrijf

geeft de gronden in pacht of erfpacht uit, zorgt voor het
bouwrijp maken (rioleering, bestrating, enz.) der gronden,
.verkoop van gronden en eventueele overdracht van
gronden, welke een publiekrechtelijke bestemming heb-ben gekregen, uit het grondbedrijf naar den algemeenen
dienst der gemeente.
Volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek
te ‘s-Gravenhage uitgegeven statistiek der gemeente-
financiën was het totale aantal gemeentebedrijven in
1939 1.276, waarvan 116 grondbedrijven, d.w.z. bedrijven
tot stand gekomen ingevolge art. 252 dër gemeentewet.
Er zijn gemeenten, die uitgebreide grondcomplexen
hebben, bestemd voor bouwterrein of in erfpacht uit-
gegeven, zonder dat deze in een grondbedrijf zijn inge-
bracht.

In dat geval loopen alle ontvangsten en uitgaven door

den gewonen diensten door den kapitaaldienst van hoof d-
stuk VII (eigendommen, niet voor den publiekeri dienst

bestemd) van• de gemeentebegrooting en gemeente-
rekening.

Bij de totstandkoming van een grondbedrijf ingevolge

art. 252 der gemeentewet wordt in de gemeentebegrooting

en gemeenterekening in hoofdstuk XIII een paragraaf
ingesteld, waarin de geldélijke verhouding tusschen de

gemeente en het grondbedrijf wordt genoteerd. In de

behoefte aan kapitaal en kasgeld wordt door de gemeente

voorzien. De gemeente gaat geldleeningen aan ten be-

hoeve van het grondbedrijf. De rente en aflossing van deze
leeningen drukken op den gewonen dienst der gemeente-
begrooting; het bedrijf moet rente en aflossing van het
verstrekte kapitaal aan de gemeente terugbetalen. De

rente drukt op de bedrijfsbegrooting van baten en lasten.,
Is het bedrijf pas opgericht of zijn alle gronden nog niet
ten volle in exploitatie, dan zal, indien baten niet of

tot een te gering bedrag aanwezig zijn, de begrooting
van baten en lasten een nadeelig saldo opleveren, welk

saldo dan wordt overgebracht naar de begrooting van
kapitaalontvangsten en kapitaalui tgaven. Op deze

begrooting komen als uitgaven voor:de uitkeening aan de
gemeente terzake van den inbreng van gronden, alsmede
de kosten van het bouwrijp maken van deze gronden,
alsook de aflossingen, welke op het verstrekte kapitaal
aan de gemeente moeten worden gedaan. Zoodoende kan
de begrooting van kapitaalontvangsten en -uitgaven een
nadeelig saldo aanwijzen, welk saldo, al dan niet na over-
brenging naar een volgend clienstjaar, te zijner tijd door
geldleening dient te worden gedekt. Er wordt dus voor
rente en aflossing geleend, waardoor de gewone dienst der
gemeentehegrooting wordt ontlast van de rente en aflos-
sing der kapitalen, geleend ten behoeve van liet grondbe-drijf, door deze over te brengen naar den kapitaaldienst.
rIlians mogen nog enkele gegevens volgen, alle ontleend
aan mededeeling no. 19 van de statistiek der grond-
bedrijven 1939, uitgegeven door het Centraal Bureau

voor de Statistiek te ‘s-Gravenhage.
De gemeenten moeten uitvoerige mededeelingen doen omtrent de grondbedrijven; de gegevens worden bewerkt
en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Sta-

tistiek.

Statistische gegaoens

Blijkens genoemde. rtiededeeling was de gezamenlijke
oppervlakte van alle gronden,ingebracht in grondbedrijven,

15.813 ha, bedroeg de boekwaarde, afgerond op dui-
zenden guldens, f 484.774.000 en de op deze gronden
rustende leeningsschiild f 365.824.000. (eveneens in
een ronde som van duizend gulden). Wanneer wij vast-stellen, dat de totale leeningsschuld van alle gemeenten tezamen in 1939 f 2.625.507.000 was, dan blijkt, dat de
schuldenlast op de gronden der grondbedrijven hiervan
ongeveer 14 pCt. uitmaakt. De boekwaarde der gronden
blijkt belangrijk hooger te zijn dan de op deze gronden
rustende schuld, hetgeen zijn oorzaak kan vinden in het
feit, dat in ‘het grondbedrijf veel oude gronden zijn in-gebracht, waarop geen schuld meer rust of die destijds
door schenking zijn verkregen.
Verreweg de meeste gemeenten boven 20.000 invonërs
hadden in 1939 een grondbedrijf. Naarmate de gemeentei%
grooter zijn, neemt de belangrijkheid der grondbedrijven
toe, want in de gemeenten boven 100.000 inwoners, die
tezamen 6 bedrijven hebben, is de totale boekwaarde
75 pCt. van de boekwaarde van alle gronden der grond-
bedrijven tezamen., Een verdeeling der grondbedrijven
naar de oppervlakte laat zien, dat er 3 bedrijven zijn met
een oppervlakte van 1.000 ha en meer. De totale oppervlakte
van deze,3 bedrijven maakt 43 pCt. uit van de totale opper-
vlakte van alle in grondbedrijven ingebrachte gronden.
De in 1939 op de gronden drukkende rente van rond

‘-4.

394

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1942

f 14.511.000, vergeleken met de overige lasten van rond

f 1.596.000, toont aan, dat de rentelast 90 pCt. vormt

van alle lasten tezamen. De exploitatie-baten (erfpacht-
canons, huren, pachten, eriz.) waren in 1939 f16.357.000.

Van het totale aantal grondbedrijven in 1939 bleken er

8 een winstsaldo op te leveren, terwijl 103 bedrijven een
verliessaldo hadden. De overige bedrijven sloten zonder
winst of verlies.

Van de .8 winstopleverende grondbedrijven bedroeg

de totale winst rond f 4.311.000 en van de 103 verlies-

gevende grondbedrijven was het totale verlies rond

14.061.000. Van de totale leeningsschuld der grondbedrijven

was 1325.000.000 of 89 pCt. in 1939 rendabel te achten,
d.w.z. dat de rente en aflossing uit de exploitatie-baten ge-

vonden kunnen worden. De niet rendabele of slechts

.weinig rendabele grondbedrijven komen meestal voor in
gemeenten beneden 20.000 inwoners.

Tenslotte zij opgemerkt, dat in de beheersverordening

van het grondbedrijf meestal . is voorgeschreven, dat

periodiek (vaak om de 5 jaren) een taxatie door een com-

missie van 3 deskundigen moet p]aats hebben van de

waarde der gronden, ingebracht in het grondbedrijf.
Blijkt bij deze taxatie, dat de waarde dei gronden lager

is dan de boekwaarde, dan dient het verschil door de

gemeente, hetzij uit gewone, hétzij uit buitengewone
middelen, te worden bijgepast.

• In het grondbedrijf worden die gronden ingebracht,
welke een privaatrechtelijke bestemming hebben. Zoodra

aan deze gronden een publiekrechtelijke bestemming
wordt gegeven, door het aanleggen van straten, wegen,
plantsoenen, enz., worden zij uit het grondbedrijf genomen.
In de beheersverordening is bepaald, tegen

welke waarde
deze gronden door de gemeente van het bedrijf worden
overgenomen.
G. A. DELFOS.

ONTVANGEN BOEKEN.

Het eiland Urk.
Publicatie no. 9 van de Stichting voor het

bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzee-
polders, o. 1. v. P. J. Meertens en L. Kaiser (Alphen
aan den Rijn 1942; N. Samson N.V.; 506 blz.).

Verf assungs-, Verwltungs- und Wirtscha/tsgesetze der
Vötker.
Band 1. Norwegen Teil I. Zusammengestellt,
iibersetzt und mit einer Einfihrung versehen von

Dr. W. Stuckart, Dr. Reinhard l-Iöhn und Herbert
Schneider (Darrnstadt 1942; Verlag L. C. Wittich.
Prijs RM. 37,50; 491 blz.).

Drie belastingen op het bedrijf
1942. Ondernemingsbelas-
ting, Vennootschapsbelasting en Verinogensbelasting

1942, toegelicht door den fisèalen medewerker van
het weekblad ,,De Zakenwereld”. Deel 1:
De Onder-
nemingsbelasting
met volledigen tekst der Verorde-
ning (Amsterdam 1942; N.V. Nederlandsche Uit-
geverij ,,Opbouw”. Prijs deel 1f 0,75; deel 11f 1,50;
1 en II samen f1,90; 53 blz.).

De bewerker van dit handige boek heeft zich tot taak
gesteld den zakenman een overzichtelijk geheel te bieden
van de draagwijdte en beteekenis der bepalingen van
het Besluit op de Ondernemingsbelasting 1942. Schrijver
is hierin door overzichtelijke rangschikking der stof
en het geven van enkele voorbeelden ongetwijfeld geslaagd.

Handleiding eoor de toepassing ean de Inkomsten- en Loon-
belasting op leeens- en pensioen9erzekering,
door H. G.
Hagelen. Aanvullingen en wijzigingen Januari en
April 1942. (Den 1-laag 1942; Moorman’s Periodieke
Pers N.V. Prijs f0,78; 63 blz.).

Aanvullingen en wijzigingen 1942 op de ,,Flandleiding

voor de toepassing van de Inkomsten- en Loonbelasting
op levens- en pensioenverzekering”, bleken in dezen

dynamischen tijd op fiscaal gebied reeds nu noodzakelijk.
Bezitters van de ,Handleiding” zullen deze ,,Aanvul-lingen” niet kunnen ontberen; de opzet der ,,Aanvul-

lingen”, duidelijk en beknopt, voldoet aan te stellen
eischen.

De t.uorzieningen ean het Rijk met betrekking tot de ge-
meente-financiën;
reeks van toelichtingen onder lei-
ding van Mr. H. W. J. Mulder en A. Vogel. Deel

III: Het Besluit op de ondernemingsbelasting

1942 (No. 50/1942) door Dr. M. J. Prinsen

(Alphen aan den Rijn 1942; N. Samson N.V.
Prijs f1,90; 89 blz.).

OVERHEIDSMAATREGELEN OP

ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEID.

Handel. Beschikking betreffende de uitvoering van de
Vestigingswet Kleinbedrijf met betrekking tot het stof-
feerders- en behangersbedrijf, waarbij vestiging, over-

neming, verplaatsing enz. van inrichtingen tot het uitoefe-
nen van deze bedrijven zonder vergunning is verboden.
Nadere regeling van den handel in meststoffen, waarbij

den handel beperkt wordt tot de van overheidswege als
zoodanig aangewezen producten. Met ingang van 27 Au-

gustus jI. is het venten met groenten en fruit en den ver-

koop rechtstreeks door telers aan particulieren verboden;

dit verbod geldt niet voor het bezoeken door groenten-

handelaars van hun vaste klanten,’evenmin voor den markt-
verkoop en indien ontheffing door de Groenten- en Fruit-

centrale is verleend. Aanvullende bepalingen inzake de
Organisatie van den handel in pootaardappelen. (E.V.
28/8/’42, pag. 1069/70; Stct. Nos. 160, 163 en 164).

Ifl(lUStrie. Het verwerken van papier en carton tot druk-

werk, bestemd voor verpakkingsdoleinden, is slechts toe-
gestaan met vergunning van het Rijksbureau voor de
Grafische Industrie.
(E.V.
28/8/’42, pag. 1070; Stct. No.
164).

Metalen. Bekendmaking, volgens welke het koopen,
verkoopen of afleveren van ruwijzer en/of ferrolegeeringen
zonder schriftelijke vergunning van het Rijksbureau voor

Ijzer en Staal is verboden. Aanvullende bepalingen inzake
de Metaalveroi-dening met betrekking tot het heschikkings-
recht over metalen voorwerpen,welke gedeelten of toebe-
hooren zijn van onroerende goederen. Aanvulling van het
Toepassingsverbod voor non-ferrometalen inzake het ge-
bruik van tin en tinlégeeringen bij de vervaardiging van

vruchtenperseri en vleeschmolens. Nadere mededeelingen inzake de Organisatie van den handel in metalen huishou-
delijke artikelen, waarbij een aantal dispensaties vah in-
schrijvingsverplichtingen en verkoop- en afleveringsver-
boden met ingang van 19 Augustus j.l. is ingetrokken.
(E.V. 28/8/’42, pag. 1070/71 ; Stct. Nos. 160, 163 en 164).

Prijsregelingcn. Nadere prijsvoorschriften met betrek-
kinj tot en aanvulling van de ,,Prijzenbeschikking 1942
Gedroogde Groenten” inzake maximum-prijzen voor ge-
droogde koolrapen, alsmede vaststelling van gedetailleerde

maximum-kleinhandels- en groothandeisprijzen voor rin-
sche appel- en perensiroop, afkomstig van den oogst 1941.
Nadere mededeelingen inzake de prijsregeling voedings-

middelen met betrekking tot surrogaten e.d. (E.V.28/8/’42,
pag. 1070 en 1074; Stct. No. 164).

LANDI3OUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Aardappelen. Nadere regeling inzake aflevering van fa-
brieksaardappelen door telers aan do fabrieken, waarbij

aan deze verplichting moet worden voldaan op grond van
de verhoudingen in het jaar 1940. (E.V. 28/8/’42, pag.
1071; Stct. No. 162).

Akkerbouw. Afkondiging van een aantal akkerbouwver-
ordeningen door het Hoofdbedrijfschap voor Akkerbouw-.

2 September 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

395

producten en het Bedrijfschap voor Granen, Zaden en
Petïlvruchten. Deze verordeningen hebben om. betrekking

op de uitoefening van de onder deze organisaties ressorteè-

rende bedrijven en de beschikking over de geteelde pro-
ducten. (E.V. 28/8/’42, pag: 1071; Voedselvoorzieningsblad

No. 17, d.d. 22/8/’42).

Bodemproduetie.
Regeling inzake de teelt van sommige

gewassen in bepaalde streken in verband met de zgn.

kruisbestuiving. (E.V. 28/8/’42, pag. 1071 ;.Stct. No. 163).

Tuinbouw.
Verordeningen inzake de organisatie van den
tuinbouw, waarbij worden ingesteld het Hoofdbedrijfschap

voor Tuinbouwproducten en de Bedrijfschapen voor Groen-
ten en Fruit, Sierteeltproducten en Tuinzaden, alsmede het
commercieel lichaam Aan- en Verkoopbuieau van Tuin-

bouw- en Sierteeltproducten, en waarbij tevens nadere

voorschriften worden gegeven, inzake werkterrein, samen-
stelling, inrichting en bevoegdheden van deze lichamen.
(E.V. 28/8/’42, pag. 1071; Stct. No. 161).

Zuivel. Wijzigingen inzake de organisatie van de zuivel-

industrie, met betrekking tot de aansluiting bij de vak-

groepen Melkinrichtingswezen en Kaasindustrie als onder-
deelen van de hoofdgroep Industrie. (E.V. 28/8/42, pag. 1070;

Stct. No. 160).

GELD., CREDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTrNGEN.

Vennootschapsbelasting. Afkondiging van de Derde Aan-
vullingsbeschikking Vennootschapsbelasting 1942, waarin
nadere bepalingen worden gegeven inzake uitdeelingen
over het boekjaar waartoe 31 December 1940 behoort, als-
mede met betrekking tot iiitdeelingen bij herkapitalisatie.

(E.V. 28/8/’42, pag. 1069; Stct. No. 164).

STATISTIEKEN.

STAND VAN
‘s RIJKS KAS.

V o r d e r i n g e n
1

15Aug.1942

1
22Aug.1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Nederlandsehe Bank
f

5.806.923,92
t


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

…………..
122.020,82

voorschotten op ultimo

Juli
1942 aan

de

gemeenten
verstrekt

op

aan

haar
uit te keeren hoofclsoin der
pers. bel., aand. in de hoofd-
som

der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
verinogensbelasting

……
11.522.260,98
,,

11.522.260,98
Voorschotten aan Ned.-Indi6′)

……..

., 217.578.545,63
,,

217.953.509,54
Idem

voor

Suriname ‘)

….
7.870.192,86
,,

7.910.192,86
Idem

aan

curaçao ‘)
280.283,23
,,

280.283,23
Kasvord.

wegens

credietver-
strekking a.

h.

buitenland

……

,,

18.626.890,69
,,

18.550.145,24
Daggeldieeningen tegen onder-
pand………………

…….


Saldo der postrek. van Rijks-
comptabelen

…………
108.512.325,28
,,

116.234.946,71
Vordering op het Alg. Burg.

……….

Pensioenfonds ‘)

……..

….

Vordering op andere Staats-
……..

bedr. en instellingen ‘)
34.499.359,48
,,

34.700.982,-
Verplichtingen,

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
t


t

8.689.252.44
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
..,,

,,

octrooi

verstrekt

……….

Schuld

aan

de

Bank

voor

,,

97.001,93
Ned.

Gemeenten

…………-
Schatkistbiljetten

in

omloop
,, 110.096.000,-
., 110.096.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,2579.000.000,-‘) ,,2.593.500.000,-‘)
Daggeldleeningen

……… ………

122.396.925,-
,,


122.345.275.50
Schuld

op

ultimo

Juli
1942

aan

de

gem.

weg.
a. h. uit té keeren hoofds. d.

Zilverbons

in

omloop

……….

pers.bel., aanti. i. d. hoofds.
d. grondb. e. d. geiti. fondsb.
alsm. opc. op (iie
hel,
en op

Schuld

het

Alg.

Birg.
aan
de vermogensbelasting

Pensioenfonds’)

……..
364.829,04
,,

511.956,91
Id.

aan

het

Staatsbedr.

der
P. T. en T.

‘)

…………..
338.206.925,87
,,

291.071.406,01
id.

aan

andere

Staatsbedrij-

……..

ven

‘)

………………
…19.294.531,08
,,

19.394.418
1
38
Id. aan div. instel]ingen ‘)

. .
,

405.759.964,20
,,

450.755.575,-

3In rekg. ert. met
‘s
Rijks
Schatkist.

1
1 Rechtstreeks
hij De
Nederi. Bank geplaatst fl96.000.000,-.
‘)
Idem
t 196.000.000,-.

DE NEDEItLANDSCIIE BANK.
Verkorte balans op 31 Augustus 1942.

Activa.

Voornaasetste posten in duizenden guldens.

Gouden
Circu-

Andere
Beschekb.
Dek-
Data
munt en
opeischb.
I
kin
muntmater.
dekkings-
I
.
5hfl
saldo
perc. 31 Aug. ’42
931.265
2.596.602
1

157.083
1.198.68
ruim 34
24

,,

’42
931.264
2.548.508
1

463.806
1.197.548
35
17

,,

’42
931.306
2.523.957
t

177.276
1.191.702
35
1

6

Mei ’40
1.160.282
1.151.613
1

255.183 607.042
83
Totaal
Schatkist-
Belee-
Papier
op

t
Die.
Data
bedrag
prom:
reken.
I

disconto’s rechtstr.
ningen
buiteni.
(act.)
IT’Xiig.’42
200.202
198.000

1
146.038
4.303.724
24

’42
.;
186.201
184.000

1
143.017
1.287.146
151.496
17

,,

’42
196.d00
.

196.000
1

141.743
1.263.332

1161.643

162.674
6 Mei ’40
9.853

1
217.726
750
120.648

DUI’J’SCHJt RIJKSBANK.
(In miii. R.M.)

Goud
Renten-
Andere wissels,
Belee-
Data
,

en
1
deviezen
bank-
scheine
chèque8 en
schatktstpapier
ningen

22 Aug. 1942
1

76,9
295,7
22.589,2
16.1
15

.,
.

1942
1

77,0
,

229,9
22.680,2
23.128,1
19,6
14,9
7

,,

1942
23 Aug. 1939

.1
76,8
77,0

228,1
t
1

27,2
8.140,0
1 1

22,2

Data
Ef/ec-
1
Diverse
1

Circu-
Rekg.-

1
Diverse
ten
1
Activa

1

latie

1

Crt.

1
Passiva
22 Aug.’42
23,1

1
1.359,0

1
20.700,1
1

2.577,7

t
572,7
15

,,

’42
t

21,6
1.802,8
20.903,8
1

2.841,5

1,
569,6
7

,,

’42
19,3
1.354,2
21.064,8
1

2.687,9

t
.
549,7
23 Aug.’39
1

982,6

1

1.380,5

1
8.709,8

1

1.195,4

1
94,2

GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in mill. “rancs)

.
O’ 0)
0
‘5
ct
u

t)

20 Aug.’42
‘T
1TÏÖ
59.675
iT’
W’
12

’42
44.014.
282
21.031
2.047
59.360
3.813
3.411
,,
6

,,,

’42
43.667
275
21.403
2.077
-59.219
3.889 3.526
30 Juli ’42
43.551
335
20.972
2.100
58.476
3.937
3.791
23

,,

’42
43.053
331
20.514
2.101
57.944
3.871 3.431
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480 29.806

909.

(Rfdbank.

t

198.000.000
Binnenl.

Wissels,

‘Bijbank
2.200.000
Promessen, enz

Agentsch.

:

2.000

-1

200.202.000
Papier op

het

buitenland

..

1.303.724.295
Af:. Verkocht maar voor de
Bank nog

niet

afgeloopen

Beleeningen

Ibak.

.. 1.303.724.295

b
rekening-courant

Aestscia.

14:621:796

t

146.037.616

Op Effecten

enz.

……….

t

145.935.966 ‘)
Op Goederen en Ceelen……..101.650
146.037.616 ‘)
Voorschotten

aan

het Rijk

………………..
5.322.742
Munt en muntmateriaal:
.Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal …………t

931.264.515
Zilveren munt, enz.

……..
..5.372.092
936.636.607
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,

60.713.922
Gebouwen en meubelen der Bank

………….
4.000.000
Diverse

rekeningen

……………………..
161.643.437
2.818.280.619

Passiva.
Kapitaal

…………………………….
t

20.000.000
Reservefonds

…………………………..
8.050.923
Bijzondere reserves

……………………19.564.874
Pensioenfonds

…………………………..
13.163.250
Bankbiljetten In omloop

………………..
2.596.602.410
Bankassignatlen

in omloop

…………………
,

81.961
Rek-courant
f
Van het Rijk

t


saldo’s

.
Van anderen

,,

157.001.157 11

157.001.157
Diverse rekeningen

……………………..
3.816.045
2.818.280.619

Beschikbaar dekkingssaldo

………………
f1.198.688.102
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is

…………..
2.996.720.250
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

…………………………….
198.000.000
‘) Waarvan aan Nederiandseb-IndlO (Wet van
15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)

……….
52.706.500

396

2 SEPTEMBER 1942

Alfabetische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1941 het Jaarregister
1941,
laatste bladzijde.)
BIz.
Aardappelen 33, 47, 248, 314, 335, 354, 364,
394
Aardolieproducten …………..102, 345
Accijns ………….33, 185, 195, 354, 364
Advertenties ……………………365
Afval ………………………..165
Arbeidstaken 113, 189, 215, 227, 248, 272,
305, 325, 345, 354, 364,.374
Bakkerij ………………….335, 345
Bank- en Credietwezen ……….33, 195
Bankwet 1937 ………………..195
Bedrijfsvorm

………………….59
Bedrijfsorganisatie Vee en Vleesch 59, 305,
315
Belastingen . . . 33, 59, 227, 248, 305, 355
I3indtouw ………………….33, 215
Binnenscheepvaart ……59, 156, 238, 248
Bloembollen ……………………364
Bloemkweekerij

…………………155
Boselibouw

……………………185
Bouwnijverheid ……….47, 58, 113, 325
Buitenlandsche Handel 47, 59, 75, 101, 113, 155, 204, 215, 227, 238, 272, 314, 325; 345,
374, 384
Chemische Industrie ………..58, 184, 248
Deviezenverkeer . . .

33, 59, 167, 335, 355
Diamant

……………………..113
Distributie

…………………….354
Dividendbeperking …………..59, 335
Drankwet

.

…………………..58
Drukwerk ……………………..345
Economische Sancties …………..194
Eieren

…………………….248, 354
Electriciteit

……………………334
Electrotechnische Industrie ……….58
Fruit ………………….59, 315, 345
Garnalen

……………………….123
Gas

………………………….334
Gasgeneratoren

………………..325
Gevogelte

…………………….47
Goederen voor Duitsche Weermacht .. 345
Gort …………………………335
Grafische Industrie ……….58, 75, 194
Granen ……………………….205
Gras…………………………354
Grasland
………..33,
67, 85, 155, 205
Groenten ……….33, 155, 315, 335, 345.
Handel . 204, 215, 227, 238, 248, 314, 325,
345, 354, 363, 374, 384, 394
Hennep

……………………..205

Publicaties van het Nederlandsch Economisch Instituut:

i.
Dr. W. L. VALK
Production, pricing and unmployment in the static state

……
(f
3,15*
geb.,
f
2,10*
ingen.)

Dr. H. J FRIETEMA

/
Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
niale

boter

…………………………………………………………
(1
3,15)*

Dr. Ir. A. BAARS’

Openbare werken

en ccinjunctuurbeweging

………………………………..
(/ 2,10)*

Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCHALK
Een analyse van d

arbeidsproductiviteit in Nederland

……………………..
(f
2,60)*

Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vaststellen van den omvang der bespâringen

………………….
(t 2,60)”

J. VAN DER WIJK
Inkomens-

en

Vermogensverdeeling

……………………………………….
(t 2,60)”‘

Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates

and tankship building

…………………
(t
3,15*
geb.,
/
2,10*
inge’n.)

Overzicht
van
de ontwikkeling dr handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden
‘van
1923
tot
en
met
1938,
‘samengesteld door, een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder

leiding

van

Prof.

Mr.

P.

Lieftinek

………………………………..
(/ 2,10)”‘

‘Dr.
A. WINSEMIUS

.
Economische

aspecten

der internationale migratie

…………………………….
(f
2,10)”‘

Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Egalisatiefondsen en monetaire politiek
in
Engeland, Nederland en de Verenigde Staten
(derde

gewijzigde

druk)

………………………………………………..
(f
2,10)”‘

M. J. SCHIJT
Tinrestrictie

en

tinprijs

…………………………………………………
(/ 1,55)”‘

82.
Dr.
J. R. A. BUNING
De
beleggingen der bijzondere spaarbanken
in
Nederland ………………………
(/ 3,65)”

Uitgac’e: De Er’en F. Bohn N.V. Haarlem

Verkrijgbaar in den boekhandel

P. 1299/3. – Verantwoordelijk voor het redactioneele gedeelte: Drs. M. F.
J.
Cool, te Rotterdam. – Verantwoordelijk voor de
advertenties:
H.
A. M. Roelants, Schiedam. – Uitgever:
H. A. M.
Roelants, Schiedam. – Drukker:
H. A. M.
Roelants, Lange
Haven 141, Schiedam, K 2193.

Blz.
Blz.
Heffingen

………………………354
Radio

……………………….
47
Hooi

……………………….335,

354
Rantsoeneering

………………..
227
Hout

…………248.

272,

335,

345,

354
Registratierechten

……………….
59
Inciustrie 238, 248, 345, 354, 363, 375, 384,394
Restaürants

……………………
75
Kaas

………………….75,

227,

315
Rijwielen

……………………..
47, 123
Kamers van Koophandel

……..47, 184
Rubber

………………..
113, 123, 305
Kantoormachi.nes

………………156
Ruwvoedergewassen ………………
355
Kapok

……………………101,

165
Slachtvee

…………
33; 59, 67, 248, 272
Keramische

Industrie

……….58, 194
Smeerolie

……………………..
102
Klaver

……………………….354
Spaar- en betaalzegelkasbedrijf 102, 227, 355
Klompen

……………………..272
Kunstmest

………………

59,215,

335
Spertijden

Kleinbedrijf
………..75,

123
Suikerbieten………………….
205
Kweekerij

………………..59,

354
Surrogaten

…………………….
155
Landbouw 33, 47, 59, 67, 75, 85, 93, 102, 155,
Tabak …………..
47, 58,113,

195,

355
165, .195,

205,

215,

227, 248, 305,

364,

375,
‘Tankgas

.

…………………….
205
385, 39/95
Textiel

………………
102, 325, 364
Landstand, Nederlandsche ..
. .
33, 102, 272
Tuinbouw ..33, 59, 102,
205, 227, 364, 395
Leeningfonds

1940

………………102
Turf

.’ ………………………
59, 335 Loonbelasting

………………….335
Tweelandenorganisaties
……………59
Lucerne

……………………….354
Uien

………………………….
33
Machines

………………………215
Varkens

………………..
59, 227, 315
Meel en -producten …………..101,

195
Vee 67, 165, 185, 195, 205, 227, 248, 272, 315,
Melk en -producten

…………..33,

205
355,

375
Merkengeld

…………………….113
Veenproducten

………………..
113
Metalen 17, 58, 75, 155,184,195,227, 238, 394
Veevoeder

………………
47, 102, 238
Middenstand

…………..195,

215,

272
Vennootschappen …………….
325, 363
Mijnbouw

………………………305
Vennootschapsbelasting
227.

305, 335, 395
Motorbrandstof
. . . .

58, 165, 215, 305, 325
Verf en -grondstoffen

……….
102,

165
Nationale

Plan

…………….101,

345
Vermogensbelasting

…………
227, 305
Nederlandtehe Coöperatieve Raad
. . . .

194
Vervoerswezen ……59, 102, 165, 248, 375
Nicotine

………………………102
Vestigingseischen

………………
102
Olif’n

en

vetten

……1 02,

195,

215,

305
Vezelstoffen

……………………
215
Omzetbelasting, 59, 102, 227, 315, 335, 364
Visscherij

33, 59,

102,
123,

215,

305,

325,
Ondernemingsbelasting

……….227, 364
385
Oorlogsschade

.
…………..123, 184,

195
Vlas

………………..
59, 75, 227, 248
Oost-Compagnie, Nederlandsche

……314
Vleesch

……59,

165,
185,

205,

315,

355
Organisatie Bedrijfsleven, 47, 102, 113, 123,
Voederbieten

…………………215
165,

195, 204,

215,

227, 238, 248, 305,

314,
Voedselvoorziening. 33, 47, 59, 75, 123, 155,
325, 335, 345, 354, 363, 375
185,

205, 227,

355, 364, 375
Paarden

……………………..215
Vruchtboomen’ ………………….
355
Pacht

……67,

102,

123,

165,

335,

354
Vijandelijk vermogen
…………..215
Papier

……..58,

102, 195, 204, 215,

335
Waardevermeerderingsbelasting ………

.385
Pelterijen

……………………..58
Warenwet

…………………….
305
Pensionbedrijven

…………….58,

248
Wol

…………………………..
205
Peulvruchten

………………….

205
Wijnbelasting

………………….
33
Pluimveehouderij

……….165,

248, 354
Zaden 47,

59,

102,

123,
156,

195,

205,

335,
Postverkeer

……………………59
364, 385
Prijsregeling 47,

58,

75,

101,

113,

123,

155,
Zuidvruchten

…………………
195
165, 184,

195, 204, 215, 227, 238, 248, 305,
Zuivel

……..227,

335,
355, 364,

385, 395
314,

325, 335, 345, 363, 384, 394

Auteur