25 FEBRUARI 1942
conomisch
,
—
,
Statis tisch e
Berichten
ALGEMEËN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
27E JAARGANG
WOENSDAG
25
FEBRUARI 1942
.
No. 1362
N.V.
Stoomvaart-Mij. ,Nederland”
Amsterdam
N.V.
Rotterdamsche Lloyd
Rotterdam
Zooeven verschenen:
DE BELEGGINGEN
DER BIJZONDERE
SPAARBANKEN, IN
NEDERLAND;
door
Dr. J. R. A. BUNING,
32ste Publicatie van het Neder-
• landsch Economisch Instituut.
PRIJS t
3.65
(Prijs voor donateurs en leden
‘van het N. E. 1. f 2.75)
Verkrijgbaar in den Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
ROTTERDAMSCHE
BÂNKVEREEN JGI NG
ROTTERDAM AJ.ISTERDM 5 CRAVENHAGE
KAPITAAL EN RESERVE
1 62.000.000
SFE LOKETTEN
M BERGING
VAN WMDE1I
150 k,AN1OfEN IN NEDERLAND
Qpenbai Werken en
Conjunctuurbeweging
door
Dr. Ir.
A.
Baars
PRIJS f 2.10*
Prijs voor donateurs en leden
van liet N. E. 1. f 1.50.
In den boekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
IF-.B.OHN N.V., HAARLEM
R.Mees8Zoon
‘en
Ao. 1751
BÂNKiEBS EN ASBVRANTIE-MAKELR5
ROTTERDAM
AMSTERDAM
AsL)
‘..GRA VE NH AGE
DELFT – SCHIEDAM
V LA ARD 1 NGEN
0
BEHANDELING VAN ALLE
BANK ZAKEN
BEZORGING VAN ALLE
ASSURANTIEN
Wat is de
HOL L ER 1 TH
Boekhoud- en Statistiek-
D 1 .E N S T
Deze dienst vormt een afdeeling van ons bedrijf,
dle ovèr een “uitgebreide, moderne WATSON
Much me Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,
alsmede over een staf van deskundig bedienend
personeel, om
alle administratieve werk-
zaamheden en statistieken,
tegen een rede-
lijk tarief, feilkos en snel volgens het HOLLERITH
Systeem uit te voeren.
Vraagt
nadere Inlichtingen aan de:
WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR NEDERLAND DER
INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te
NEW-YORK..
Frederlkspleln 34, Amsterdam C
Telef. 33656-31856
•6
24
~rW
«’
NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N
.
V.
69 KANTOREN IN NEDERLAND
Aan- en verkoop van effecten
Adviezen in zake beIegging
Bewaarneming
ei
Zeu
tetv:
Derde Gewijzigde Druk
van
Eg’alisatiefondsen
èn Monetaire Poli-
tiek in Engeland,
Nederland en de
Vereenigde Staten
door
Prof. Dr. H. M.
H. A. van der Valk
Na’
Nieuwe belastingbesluiten gevn nieuwe
BELASTINGMOEILIJKHEDEN
Daarom is voor U vt belm
–
g
D
E
MAANliLAfl OEWIJD AAN
BELASTING ÜONSIIËNT
BELASTINGVRIAGSTUKKÈN
Wczarvcm de prijs slechts f 4.— per jaar bedraxgt
ADMiNISTRATIE:
PROEFNUMMER
LAAN
VAN MEERDERVOORT la
OP
AANVRAAG
DEN HAAG.
KONINKLIjKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS
—
SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
•
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten In groote verscheidenheid van werk.
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3
lijnen)
advies te Uwer beschikking.
Ter
vervanging van haar dooi brand verlopen geganen voorraad nummers van
Economjsch-Sfafisljsche Berichien en Economisch-Staf jsflsch t’laandberichf
van den jaargng 1940,
zou ie redactie hef zeer op prijs stellen, indien de
lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan haarzouden willen afslaan.
30ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut,
Prijs
f 2.10
(Prijs voor donateurs en leden
van hetN, E. 1. fl.50)
Verkrijgbaar in den .Boekhandel
Uitgve: De Erven
F. BOHN N.V., HAARLEM
Laat Uw
JAARGANG
11
inbinden!
Stort f 0.75 op giro 5858 ten name
van H. A. M. Roelants, Schiedam
met vermelding: Bcmd E.-S. B.
1941 en U ontvangt, zoodra de
oplaag gereed is, franco per
post Uw band toegezonden.
Bij franco opzending van Uw
jaargcmg aan
II. A. M, ROELANTS
SCHIEDAM
onder gelijktijdige storting van
f 2.40 op giro 5858, ontvangt U,
zoodra de banden gereed zijn,
Uw. Jaargang keurig gebonden
franco huis terug.
–
(Uitvoering van den band linnen
rug, verder stevig beplakt bord)
1..
t-
25 FEBRUARI 1942
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
Betichten
ALG EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ÛITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
27E JAARGANG
WOENSDAG
25
FEBRUARI 1942 ‘
No. 1362
9
HOOFDREDACTEUR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
H. W. Lambers (Zwariewaal).
Redactie en administriitie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaat weg.
Telefoon Nt. 35000. Postrekening 8408..
Abonnemenis prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch- St atistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland / 20.85′ per jaar. Buitenland en
holoniën / 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo van
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ontvangen
het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere
publicatie.9. Adreswijzigin gen op
te
geven aan de administratie.
Advertenties voorpagina f 0.50 per regel. Andere pagina’s
/ 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
INHOUD:
Blz
De Kapitalisatie bij naamlooze vennootschappen door
J. Brands
………………………………..88
De vischvoorziening van West- en Midden-Europa’
door
A. G. U. Hildebrandt ………………..90
Na het vervallen van de couponbelasting door
Mr. H. F. R. Dubois ……………………93
Overheidsmaatregelen
op
econo-
• misch
g e b i e d
…………………….
93
S t a t i s t i e k e n.
,Wisselkoersen – Bankstaten …………
……
94
GELD- EN KAPITAALMARKT. –
Van de
geldrnarkt
valt in het geheel geen nieuws te mel-
den. De beschikbare middelen blijven de behoeften
van
de Schatkist overtreffen, en dat surplus-aanbod op de
geidmarkt zal blijven aanhouden en een neiging tot accen-
tieering vertoonen, zoolang uit hoofde van de stijging
der buitènlandsche wisselportefeuille en der ,,diverse
rekeningen” meer geld aan de markt wordt toegevoerd
dan de stijging der biljettencirculatie absorbeert. De
omvang van de financieringsbehoeften van de Schatkist
staat daar eigenlijk min of meer buiten. Op den duur
immers (behoudens dan den invloed van overheids-
uitgaven op den chartaalgelds-omloop) financieren de
schatkistbehoeften zichzelve via de depositocreatie. Een
overschot van geldaanbod boven geldvraag, of omgekeerd,
kan alleen ontstaan uit een dispariteit tusschen den
biljeLtenomloop en de geldci’eëerende uitzettingen van de centrale bank. Sedért geruimen tijd zijn de laatstgenoemde
in de meerderheid boven de toeneming der circulatie,
maar tot voor kort was daar nog de corrigeerende factor,
van de overheveling van schatkistfinanciering vancen-
trale bank naar open markt. Nu die factor is uitgew
•
erkt,
moet langzaam maar zeker de overvloed op de geldmarkt
toenenien, moeten de ,,saldi van anderen” aangroeien,
en daarmee voor de banken weer het probJeem der over-
tollige, ,,werkelooze”, liquiditeiten ontstaan, zooals . in
de jaren
1937—’8.
Op de
obligatiemarkt
is de stemming deze week voor
het eerst na geruimen tijd minder gunstig geweest. De
meeste koersen hadden van eenige reactie te lijden; de
gestaffelde leening kwam zelfs op den laatsten beursdag
een oogenblik onder de
95
pCt., de nieuwe
31
pCt.-leening
daalde tot beneden de
97-,
pCt., én zoo waren ook de
koersen der andere leeningen naar verhouding lager. De
4
pCt.-leening
1941
daarentegen lag wat vas,ter in. de
markt, een verschijnsel, dat een min of meer logisch pen-
dant vormt van de koersdaling der leeningen met lager
rentetype. Immers de lage koers voor de
4
pCt.-leeningen
hing direct samen met de mogelijkheid van conversie.
De kansen daarop dalen, wanneer het koerspeil der
3
en 3 pCt.-leeningen omlaag gaat, .zoodat voor de
4
pCt.-
obligatiën een tendens, omgékeerd aan de andere lee-
ningen, rationeel is.
Een duidelijke aanleiding voor de ietwat zwakkere hou-
ding van de obligatiemarkt valt niet te noemen. Wellicht
zou men van een psychologische ‘reactie op de oorlogs-
gebeurtenissen in het Verr,e Oosten kunnen spreken.
Indische obligatiën met staatsgarantie waren ook weer
meer aangeboden en ondergingen een behoorlijke koers-
daling., • :.
L
Ook op de
aandeelenmarkt
waren Indische aandeelen zeei
sterk aangeboden, en het koerspeil onderging een zeer
heftige reactie, die feitelijk de geheele week door onver-
minderd aanhield.
Tegenover vrij omvangrijk aanbod stond slechts beperkte
vraag.
Verscheidene fondsen zijn thans aangeland op een koers-
peil, dat rond één derde van dat van begin December
beloopt. –
88
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
25 Februari1942
DE KAPITALISAÏIE BIJ NAAMLOOZE
E1NObÏScI1APPEN
1),
De N.V. is ontstaan als vennootschap van commandi-
taire deelhebbers in eenzelfde onderneming, toen omstreeks
1600 de behoefte aan groote kapitalen ontstond voor de
riskante zeevaart in den verren handel. Bij het uitgroeien
der, onderneming vormde zich het belangrijke beginsel der
beperkte aansprakelijkheid der deelhebbers.
Na de actiën-compagnieën, gesticht in de 17de eeuw,
welke alle een min of meer publiekrechtelijk karakter
hadden en waarvan de voornaamste door den Staat werden
opgeriht en met een ‘monopolie begiftigd, volgde in de
18de eeuw het oprichten van actiën-compagnieën in grooten
getale, welkè een ander karakter hadden. Wel bleef de
Oveiheid bij de oprichting in belangrijke maté invloed uit-
oefenen, doch het vereischte, dat de compagnieën ten alge-
meenen nutte moesten strekken – den vijand afbreuk
doen, kolonisatie bevorderen, e.d. – kwam te vervallen.
Winstbejag voor de aandeelhouders werd als gerecht-
vaardigd doel erknd; het kapitaal – anders dan vroeger
– van tevoren vastgesteld en vedeeld in aandeelen van
gelijk bedrag. Alle aansprakelijkheid der deelhebbers boven
het bedrag der inteekening werd uitdrukkelijk uitgesloten
2).
Onze oudste, nog bestaande, N.V., de Maatschappij van
Assurantie, Disconteering en Beleening-der Stad Rotterdam.
Anno 1720, werd in 1720 opgericht, het jaar van den wind-
handel in actiën.
Tusschen 1770 en 1810 had de oprichting van vele
actiën-sociëteiten plaats, buiten elke medewerking van de
Ovérheid om. Het meerendeel werd opgericht tot uitoefe-
ning van het verzekeringsbedrijf. In de 19de eeuw kwamen
de aandeelen aan toonder.
Zoo is de N.V. in den loop van twee eeuwen zeer ge-
leidelijk en op natuurlijke wijze tot ontwikkeling gekomen.
Bij de invoering van de nationale wetgeving in 1838
werd de N.V. nog beschouwd als een bijzonder soort van
maatschap. In 21 artikelen werd de materie in het Wetboek
van Koophandel geregeld. Deze regeling liet groote vrijheid
voor de N.V. Door deze vrijheid kon de N.V. zich ontwik-
kelen tot den ondernemingsvorm bij uitnemendheid.
Het ondernemingswezen heeft zichin de19de en de 20ste
eeuw buitengewoon ontwikkeld; de organisatie der onder-
neming vereischt een doelmatigen rechtvorm, en daaraan
voldoet in het algemeen de N.V. in bijzondere mate.
Meer en meer is de groote, zich ontwikkelende, onder-
neming een zelfstandig instituut geworden, met een eigen
karakter, met eigen belangen, die eigenlijk los staan van
oprichters of juridische eigenaren. Deze ontwikkeling
speelt zich af binnen het kaderderN.V. De 19deen de 20ste
eeuw zagn in het bijzonder de kolcssale opkomst van de
industrieele onderneming en den uitgroei daarvan tot
concern, en van de.groote fihancieele instituten, die’even-
eens tot concernvorming kwamen. Indien hiervoor geen
passende rechtsvorm beschikbaar was geweest; zou deze
ongetwijfeld in het leven zijn geroepen. De groeikracht
dezer economische lichamen staat los van den rechtsvorm,
doch uiteraard kan de juridische regeling den uitgroei
vergemakkelijken of belemmeren.
Het kartel- en trustverschijnsel geeft hiervan een illus-
tratie. De uitgroei naar groote economische eenheden
wordt niet verhinderd door wettelijke hindernissen, maar
wel ontstaan, onder invloed vân de rechtsverhoudingen,
organisaties van uiteenloopenden aard. Bij vrijheid van vorm
Ontstaat door overmâat van concurrentie, bij economische
vrijheid en marktontwrichting, als eerste ordeningsvorm.
het kartel. Verhindert het nationale recht dit, zooals in
Amerika het geval was, dan werken wel dezelfde origineele
krachten tot sanenbinding, maar de vorm is anders: het
trustverschijnsel treedt op.
2)
Eerste gedeelte van een inleiding voor den VijîfJenden Jaar-
lijkschen Verzekeringsdag der ,,Vereeniging voor Verzekerings-We –
tenschap”.
2)
Mr. E.
J. J.
van der Heyden, ,,Handboek vpor-de Naamlooze
Vennootschap naar Neclerlandsch Recht”.
Zou de N.V. niet in ons rechtsstelsel zijn opgenomen, dan
zoij toch de groote onderneming met het onpersoonlijke karakter tot ontwikkeling zijn gekomen, maar op andere
wijze. De.vrijheid, die aan de N.V. werd gelaten, heeft in
‘hooge mate den natüurlijken ontwikkelingsgang bevorderd.
Daarbij.is
.het meest naar voren gekomen de scheiding
•tusschen leiding en kapitaalverschaffing, waarôp de N.V.
in het bijzonder is ingesteld.
Uiteraard moest de investeeriig van groote kapitalen
in kostbare installaties, in groote productie- of verkoop-
organisaties, in het opbouwen van een naam als betrouw
–
bare instelling op financieel gebied, leiden tot het stichten’
van zelfstandige instituten. De onderneming moet blijven
voortbestaan, # terwijl geslachten van belanghebbenden
wisselen. De onderneming krijgt een eigen karakter, eigen
,belangen en eigen ontwikkelingskrachten.
Deze onderneming kent dan verschillende belangheb-
benden:
de leiders;
het prsoneel, welks economisch bestaan ermede
samenhangt;
de kapitaalverschaffers, waaronder de aandeelhou-ders: juridisch de eigenaren, ecônomisch een bijzondere
groep van crediteuren;
de fiscale Overheid;
de Overheid, als léidster van de ordeningspolitiek.
Kenmérkend voor het veranderde karakter der N.V.,
die zich van overeenkomst tusschen’personen, op winst
bedacht, heeft ontwikkeld tot zelfstandige economische
figuur, is bijvoorbeeld het systeem van reserveeren: de
dividendstabiliseering. Typisch is het streven van het be-
stuur zich een blij venden invloed te verzekeren door in-
voering van de oligarchische clausule in de statuten.
Tenslotte -is ook de fiscus belangstelling voor de naam-
boze vennootschap gaan toonen; eerst waren zijn eischen
matig, maar deze zijn in zeer sterke mate gestegen.
De moderne onderneming in N.V.-vorm is inderdaad
een zelfstandig instituut geworden, waarbij verschillende
groepen groot belang hebben. Hie’ronder is de fiscus in de voorste rij komen.te staan; men kan wel zeggen, dat hij in feite de plaats van den grootsten deelhebber heeft
ingenomen.
De onderneming, zelfstandig lichaam in economisch op-
zich’t, staat echter niet los van den rechtsvorm. Bij de
regeling der NV., zooals deze in ons land gold en geldt,
levert dat weinig bezwaren op. Er zijn weliswaar eigenaar-
digheden, die echter niet bezwaarlijk zijn: namelijk
een N.V. kan niet door één persoon worden opgericht;
geen winst mag worden uitgekeerd, zoolang vorig verlies
niet is ingehaald; aandeelen mogeh niet beneden pan
worden uitgegeven; en: er is een
nominaal kapitaal.
Het nominale kapitaal der naainlooze oennootschap.
Voor zoover de inbreng der aandeelhouders bestemd is
om voor
werkkapitaal
te dienen, is er geen bijzondere aan-
leiding öm de waarde van den inbreng op het moment,
van inbreng te fixeeren, en verder vast te houden aan
een nominaal vermogen van die grootte onder den naam
van aandeelenkapitaal.
Anders is het met het vennoôtscliappelijk kapitaal als
waarborg fonds
‘ten behceve van crediteuren. Als waarborg-
fonds moet het als bepaalde geldsom worden gefixeerd,
en dan is het ook noodzakelijk, dat deze grootheid onaan-
tastbaar is. Dat de wetgever in 1838-dit laatste in het bij-
zonder naar voren heeft gebracht, is begrijpelijk, waar in de
halve eeuw daarvéôr in het bijzonder verzekeringmaat-
schappijen als N.V. werden opgericht, en voorts bijvoor-
beeld de Nederlandsche Bank en d&Nederlandsche Handel-Maatschappij.
Zoo bepaalde art. 53, dat jij vennootschappen van ver-
zekering op bepaalde voorwerpen bij de akte een
maximum
zal worden bepaald, boven hetwelk op eenzelf de voorwerp
niet zal mogen worden verzekerd, tenzij de,vennooten het
uitdrukkelijk aan het Bestuur hebben overgelaten.
25 Februari 1942
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
89
Typeerend is echter vooral, dat, bij een verlies van 50
pCt. van het maatschappelijk kapitaal, aankondigiiig
daarvan’ was voorgeschreven, dat bij een verlies van 75
pCt. de vennootschap van rechtswege was ontbonden, en
dan volgde art. 48: ,,Teneinde de ontbinding in voege
voorgeschreven te voorkomen, xal de akte bepalingen
kunnen bevatten tot het oprichten van een reservekas,
waaruit de ontbrekende penningen geheel of gedeeltelijk
kunnen worden aangevuld”. :Het behoeft geen betoog, dat
hierbij niet is gedacht aan industrieele concerns, doch in het
bijzonder aan verzekerings
;
en credietinstellingen, waarbij
het aandeelenkapitaal de functie vervult van garantiefonds.
Het nominale kapitaal moet in stand worden gehouden.
Ook na de wetswijziging yan 1929 is het onveranderd de eisch gebleven: geen dividend, zoolang vorig verlies niet
is ingehaald; geen uitgifte.van aandeelen beneden pan.
Dit is zeer belangrijk geworden, toen de opkomst van
de industrieele onderneming een geheel nieuw gebied
voor toepassing der N.V.opende, en voorts het conjunctuur-
verschijnsel van steeds grooteren invloed werd op de
financieele organisatie der ondernemingen.
Het voordeel van een gefixeerd nominaal kapitaal is,
dat vaststaat welk bedrag als waarborg aanwezig moet
blijven. In het bijzonder moet dit vaststaan als volstorting
niet heeft plaats gevonden.
Veel minder van veen1ijk belang is het nominale kapi-
taal bij de productieonderneming, waarde inbreng der aan-
deelhouders voornamelijk als werkkapitaal moet dienst doeft.
Hier komt meei en meer naar voren, dat het aandeel
toch eigenlijk moeilijk als een bewijs van eigendom kan
gelden, dat het veel meer is een vorm van een credietbe-trekking, welke kan *ordën gewijzigd, indien bijzondere
omstandigheden het noodig maken, de credietstructuur,
waartoe ook het aandeelenkapitaal behoort, te wijzigen.
Hier begint het er op te lijken, dat de structuur van het
nominale kapitaal ernstige bezwaren kan opleveren. Als de onderneming, na een .pèriode van ernstige verliezen,
in den toestand is gekomen, dat nieuwe geldmiddelen
dringend noodig zijn, is het niet mogelijk, nieuwe aandeelen
zonder meer uit te geven.Immers uitgifte beneden pan is
niet geoorloofd. De beneden pari uitgegeven aandeelert
zouden moeten worden beschouwd als niet te zijn volge-
stort, zouden op naam moeten luiden, en op de aandeel-
houders zou de verplichting tot volstorting blijven rusten.
Het is noodig, de dividendkansen voor de nieuw uit te
geven aandeelen zoodanig te verbeteren, dat zij ten minste
bL
pari kunnen worden geplaatst. Daarvoor is het dan noo-
dig, de rendementskansen van het oude kaiptaal te ver-
minderen, om aan de nieuwe kapitaalverschaffers het
noodige surplus te kunnen geven.
Daarom zal, bij reorganisatie, vrijwel steeds blijken, dat
de dividendkansen van het oude aandeelenkapitaal veel
meer worden ingeperkt, dan dat men zou kunnen spreken
van het in overeenstemming brengen met den feitelijken,
reeds bestaanden, toestand. Het oude kapitaal wordt niet
afgestempeld om den werkelijken toestand tot uitdruk-
afgeking te brengen; het wordt tot op een veel lager be-
drag stempeld, om dê niuve kapitaalverschaffers extra
kansen te kunnen aanbieden.
Juist door de organisatie met het nominale kapitaal
krijgen aandeelhouders bij reorganisatie veelal nadeelen
toegeschoven, die bij een anderen organisatiêvorm mis-schien te vermijden zouden zijn geweest.
Het spreekt vanzelf, dat bij dezen anderen organisatie-
vorm wordt gedacht aan aandeelen zonder nominale
waarde, aan ,,stock without par value”, voor het eerst
toegelaten in den Staat New-York in 1912 en sindsdien
in de meeste Staten der Vereenigde Staten.
Op de constructie van ii.andeelen zonder nominale waar-
de wordt veelal critiek uitgeoefend, en liet kan niet worden
ontkend, dat het verschijnen ervan op groote schaal nogal
eens gepaard is gegaan met speculatieve uitwassen op de
effectenmarkt. –
Ook het ontstaan heeft een niet onbedenkelijke oorzaak.
De promotor, die de onderneming in het leven heeft ge-
roepen, is aansprakelijk voor het opwegen van het reëel
actief tegen de kapitalisatie. Bij aandeelen zonder nomi-
nale waarde is er enkel de verplichting tot betalen van
een bepaalde som per aandeel, zoodat de promotor verder
yan positieve aansprakelijkheid is ontheven.
Toch heeft het aandeel zonder nominale waarde voor
de industrieele onderneming stellig voordeelen. In het
bijzonder wordt de bedreiging met reorganisatie voor den
aandeelhouder.
eringer. Immers kan, indien er dringend
nieuw geld noodig is, uitgifte van aandeelen tegen lag
prijzen plaats vinden. De aandeelen zijn van tijd tcit tijd
te plaatsen tegen de actueele waarde.
Eigenlijk is deze constructie bij de industrieele onder-
neming logischer dan die met nominaal kapitaal.
Kap italisatie.
Het woord kapitalisatie treft men in onze wet op de
N.V. niet aan. Het gebruik van dezen term is overgekomen
uit Amerika, waar de promotor.een groote rol heeft ge-”
speeld bij de oprichting van tallooze ondernemingen, en
waarbij de kapitalisatie op basis van den ,,earning power”.
tot uitdrukking brengt, wat de totale kapitaalwaarde der
onderneming zal zijn op grondslag van de te verwachten opbrengst in de toekomst.
De kapitalisatie omschrijft, op welke wijze en onder
welke voorwaarden het duurzaam aan de .onderneming
verstrekte vermogen is verkregen, zij leert de nominale
waarde van het uitstaande aandeelen- en obligatie-kapitaal
kennen. Bij ,,kapitalisatie” heeft men dus te denken aan het geheel van voorwaarden, die gelden bij de kapitaal-
verkrijging op langen termijn, en met name aan de nominale
grootte der bedragen.
Bij de eenmanszaak of de firma heeft men het kapitalisa-
tie-probleem niet. Wel kan daar bestaan het vraagstuk der kaiitaalverkrijging; niet dat der kaita1isatie.
Bij productie-ondernemingen in N.V.-vorm bestaat het
kapitalisatie-vraagstuk, en daar doen zich ten aanzien
van bedragen, soort der kapitalisatie, en in het algemeen
ten aanzien van de winstverdeeling, ingewikkelde proble-
men voor. Niet alleen bij oprichting kan het voorkomen,
dat het werkelijk vermogen ver beneden het nominale
kapitaal blijft. Het kan zich ook voordoen na reeksen van
verliesjaren, en tevens bij snelle uitbreiding door emissie
en dividend in aandeelen tijdens een ,,boom”periode.
Reorganisatie, d.w.z. terugbrengen van het uitstaand
kapitaal tot een lager nominaal bedrag, is gewoonlijk in
al deze gevallen het eindresultaat.
Geen wonder, dat voorzichtige bestuurders eener onder-neming zullen trachten uit dit vaarwater te blijven. Zij voe-
ren een conservatieve financieele politiek; zij taxeeren het
actief op de balans laag, het passief, in voorkomende ge-
vallen, hoog; zij voeren de open en de stille reserves
zooveel mogelijk ‘op en komen tot onderkapitalisatie,
d.w.z. dat het werkelijk vermogen der onderneming ver
uitgaat boven het bedrag van het nominale kapitaal.
Tegenover de verdunning bij overkapitalisatie staat hier
een condensatie-proces. –
Voor de ondernçming had deze onderkapitalisatie groote voordeelen en weinig nadeelen. De innerlijke kracht wordt
opgevoerd, onvoorziene tegenslagen kunnen worden op-gevangen en een politiek van stabiel dividend en stabiele
aandeelenkoersen, van zooveel belang ook voor andere
ondernemingen dan bankinstellingen, wordt mogelijk.
De politiek’ van winstinhouding ter reserveering kân
leiden tot zelffinanciering, tot meerdere onafhankelijkheid
van de kapitaalmarkt bij uitbreiding, hetgeen weer niet
altijd zonder bezwaar is.
In een volgend artikel zullen deze beschouwingen verder
worden uitgewerkt, meer in het bijzonder met betrekking tot het verzekeringsbedrijf.
J. BRANDS.
90
ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
25 Februari 1942
• DE
.XISCHVOORZIENING
yAN ‘VET- . EN.,
‘MIDDEN-EUROPA,
.
De visscherij behoort tot de oudste takken viii bedrij’f.
De bederfelijke, aard van versche visch beperkte
•
den
afzet echter langen tijd tot een klein gebie& Niet ten
onrechte vormt dan ook de uitvinding van het haring-
kaken, één der weinige economische jaartallen
.
, in onze
geschiedenisboekjes. Deze uitvinding immers maakte
et mogeljk haring zoodanig te ,verdui.irzarnen, dat de
opslag, gedurende geruimen tijd, en het transport over
grooten afstand mogelijk werden.. Daar eenerzijds de
vraag, naar visch in de Middeleeuwen groot was, terwijl
anderzijds,de,techniek van het conserveeren van andere
voedingsmiddelen van dierlijken oorsprong zeer primitief
was, werd de haringvisscherij in Holland en Zeeland
in de lGde en 17de eeuw van zeer groote economische
beteekenis.
.
I
–
–
-)D& overige, zeevisch werd tot in de,, 19de eeuw verscl
aangevoerd, zoodat zij.slechts in de locale en.onmiddellijke
behoefte kon voorzien. Eerst in de tweede helft der, 19de,
eeuw ging men natuurijs, en nog later kunstijs, aafl-
wenden .alstconserveeringsrniddel voor yersclie zeevisch.
De visch kon, op deze wijze eenigen tijd worden bewaard.,
Deze verbetering der conserveeringsmethoden, leidde.
tegen het einde van’ de vorige eeuw tot de, opkomst der
trawlvisscheiij, welke wordt. uitgeoefend :,1e stoom,-,en
moQrvisschersvaartuigen, die hun bedrijf op langdurige.
reien’ uitoefenen en waarmede groote. hoeveellleden
zeevisch kunnen worden aangevoerd.. Aan de problemen,,
welke ,door deze moderne visseherij.. zijn ontstaan,1 is
de volgende beschouwing gewijd. Voordat, wij echter, tot
de problematiek overgaan,, zullen wij ,een overzchLgeven
vande landen van aanvoer en de aangevoerde hoevee1
heden van’ .de verschillende soorten .zeevisch. – ,–
De ddijOoer vtzn zeevisci
Vôôr 1940′ bedroeg de West-Europeesche aanvber
van alle zeevisch ruim vier milliard kilogram per jaar,
met een waarde van ongeveer 450 millioen gulden. . In,
totaal warèn ongeveer 250.000 arbeiders direct bij de
zeevisscherij betrokken. Tabel 1- geeft een overzicht
Van de zçevisch, gerangschikt naar de voornaamste soor-
ten, aangevoerd
,
in 1937, welk jaar representatief is .te
achten.
-. .’-
.
. –
TABL
I.
.
S
.
De hoeveelheden der in
1937
czangëvoerde vtschsoorten
est-Edropa
,Nedr1and
exclusief
Aanvoer 1937
ml-
mii-
West-.
Neder-
•
1
.,
lioenen
pCt.
lioenen
•pCt.
Europa
land
kg
.
kg .pCt.
.
pct.
Haring
-.
.
.’..
.
1.590
38
118
63
L141
27
4
2
44.
.6
Schelvisch
235
6
8 4 9
12
Koolvisch.
‘i
174
4 3
2
7
4
Kabeljauw. …….
82
2 8
4 3
12
Wijting
68
2
2
1
3
3
Schol
………..
63
2
6
–
3
—
2
9
–
27
1
–
–
1
.-
–
Makreel ………..
Heillot
13
–
.-
–
Leng
………….
11
2
t
3
Tong’
…………
Andere soorten
768
18
35
20
31 51
Totaal
………
4.172
1
100
186
100
100
100
Totale waarde
. .
f 428.000.000._I
f21.000.000.—
Uit deze gegevens blijkt, dat ongeveer twee-derde van
den totalen aanvoer bestond uit haring en kabeljauw, terwijl alleen de haring reeds 40 pCt. van den totalen
aanvoer bedroeg. Flaringis dus door de eeuwen heen een zeer
belangrijk product van de zeevisscherij gebleven 1 Vooral
voor, Nederland is de haringaanvoer’ ton opzichte van
den totalen aanvoer zeer hoog; twee-derde van onzen
totalen aanvoer-bestaat uit: haring.
–
1
TabelI1 geeft een overziçht yande vischaanvoeren in
de jaren 1913, 1936 en 1937 verdeeld naarde voofnaamste
aanvoerlanden. Opvallend is hierbij de domineerende positie
van. Engeland en Noorwegen.-,ppt, verschil tusschen
beide lânden is echter,.dat Noorwegen 90 pCt. van den
aanvoer exporteert, terwijl voor .Engêland daarentegen,
alleen de uitvoer van haring van belang is.
Van de overige landen,is de aanvoer vanDuitschiand’
en IJsland snel toegenomen; voor Duitschiand uitsluitend
ter voorziening in de binnenlandsche behoefte, voor Ijs-
land. in verband met. den toenemenden uitvoer. Opmer-
kelijk is voorts, dat voor, zeer gunstig gelegen landen,
zooals Denemarken, Nederland en België, de zeevisscherij
van betrekkelijk geringe bteeke’nis is gebleven. En dit
wel in drieërlei zin, namelijk ten opzichte van de overige’
landen, welke de zeevisscherij uitoefenen, ten opzichte
van dë andere nationalè bedrijfstakken, en tenslottë
nog ten aanzien van de binnenlandsche afzetmogelijkheden.
,
1
.
T4I3EL
II.
–
Tôtale’vischaanvoer der West-Fwopeesche aanvoerlanden.
Aanvoer In niiiioenen kg
1937 in
–
pCt. van
.1913
1936
1937
1913
Ghibt-ittannI
.
1274
. 1147
1175
92
Noorwegen
732
1147
1035
142
Duitschiand
181
569
633
349
IJsian’d
.. .
i..
.
92
281
336
365
Frankrijk ….. ….
193
275
313
162
–
Portugal …………-
199
192
–
Nederland’ •
147
•’ 160
186
126
zweden…….
, 73
.110
119
164
Deneniarken
……..65
. 83
.
85
130
..
1
Beiglê
…………’13
37
35
269
Andere landen
..
. .
16
72
63
–
Totaal ………….2786 . 4030
1
4172 150
•’ Tabel’flI geeft een overzicht vn den aanvoer van de
véiséhullendè vischgronden. Uit deze gegevens blijkt,
dat van’ dèn ‘totalen aahvoèr ruim 30 pCt. afkomstig
is
van de ‘Noordzee. –
‘Eéridiiide1ijker inzicht krijt men echter door den
tôtalen aanvoer te splitsen in den aanvoer van haring
en iverige (versche) zeevisch. Dan blijkt, dat alle haring
afkomstig is van de Noordzee en de daaraangrenzende
vischgronden bij IJsland en- de Noorsche kust. Van de overige (versche) zeevisch is echter slechts 20 pCt. af-
komstig van de Noordzee; hiervoor zijn de verafgelegen
grbnden van groot belang.
Dit visschen op grooten afstand van de aanvoerhaven,
bij IJsland en het ‘ijèrre ‘Noorden, is na 1910 van steeds
grootre beteekenis geworaen. De oorzaak hiervan moet
worden’ gezocht in de toenemende vraag naar visch,
waârin “de Noordzeevisscherij ‘niet ‘kân voorzien, eener-
‘zijds, doordat het productievermogen van de Noordzee
TABEL
III. – -.
–
Overzicht der vischgronden.
–
Totale
waarvan
.
haring
________.
versche
aanvoer
.
1937
–
_.!is_
mii-
,
mii-
mli-
–
lioenen
pCt
iloenen
pCt
lioenen
pCt
a
kg
kg
kg
1499
36
986
62
514
20
66
Oostzee
..
lersche ‘Zee
.
. .
160
4
72
5
88
3
4
237
6
49
3
188
7
2
IJsiandenFaroer
749
18
•234
15
514
20
31
Noordzee
…….
Noorsche Kust enLofodden
.
726
17
246
–
15
–
480
19
34
–
Barentszee ……
257
6
256
10
Spitsbergen en
–
–
Bereneil
144
‘
‘
3
. –
–
144
6
–
‘New-Foundiand
‘
95
2
– –
–
95
4
Goif
v.
Biscaye
66
.
2
66
2
–
Portugeesche
–
–
–
159
4
159
6
kust
………
Overige visch-
gronden’
.
..
–
80
2
3
–
78
3
–
Totaal
1
4172
1
1001
1590
1 1001
2582
1 1001 –
25Februari 1942
ECONOMISCWSTATISTfSCHE ERIC’H’ÇE?’
91
daarvoor te klein is,’ andèrzijds, ddordat tengevolgé
van overbevissching de vischstand’ van d&’ Noordzee aan-
zienlijk is achteruitgegaan.
Wij zullen thans in een tWeetal achtereenvolgende arti-
kelen enkele actueele problemen der zeevisseherij ‘nader
bespreken, en weh
De ovorbevissching van’ de Noordzeé.
De econoilische beteekenis van de verschillende
vischgronden voor de aanvoerlanden.
Het verschil in economisch karakter der Noordzeè-
en der verre visscherj.
De toekomst van de West-Europeeschè zeevisscherij.
De positie van Nederland.
In dit artikel zullen voornamelijk de problemen, ont-
staan door de overbevissching der Noordzee, nader wor-
den belicht.
De overbevissching van de Noordzee.
Onder overbevissching verstaat men het
te
intensief
visschen, en wel zoo intensief, dat de vischstand, de
,,stock”, achteruitgaat, waardoor tenslotte een heël gebi61.
kan worden ,,doodgevischt”. Overbevissching is dus
een vorm van roofbouw. Aanvankelijk komt overbevis-
sching niet tot uiting in vermindering van de aange-
voerde hoeveelheid, integendeel,’ deze’ kan zelfs geruimen
tijd aanzienlijk toenemen! Een typisch kenmerk van
overbevissching is echter het in toenemende mat& aan-,
voeren van jonge visch, hetgeen tot uiting komt’ih het
kleiner worden van de ter markt gebrachte zeevisoh.
Tenslotte bestaat de aanvoer dan in aanzienlijke mate
uit visch, welke nog niet geslachtsrijp is en dus nog niet’
aan de ‘voortplanting heeft kunnen deelnemen
De invloed van de wijze van vis
‘
schen.
Het vraagstuk van de overbevissching is op het eerst
gezicht een probleem van technischen aard, indien’rnen
namelijk beschouwt de wijze, waarop de visch wordt
gevangen. In werkelijkheid is het echter een economisch
vraagstuk, dat samenhangt met de vraag naar visch en
met den economischen toestand van de visschersvloot.
Twee van de oudste
vischmethoden
zijn het drijfnet .yoor
de haringvisscherij en de beug voor de visscherij op ver-
sche zeevisch. Het haringdrijfnet is een verticaal in zee
drijvend net, waarin de haring met de kieuwen verstrikt
raakt, en aldus wordt gevangen. Indien men de maas-
wijdte voldoende groot neemt, zwemt de voor het ver-
bruik nog te jonge visch door de mazen van het net
.
heen
en blijft aldus gespaard.
De beugvisscherij wordt uitgeoefend met lange,, van
levend aas voorziene, lijnen, waarmede alleen de groote
exemplaren worden gevangen, zoodat de jonge visch
gespaard blijft. Drijfnet- en beugvisscherij zijn dus voor
het beschermen van den vischstand een wel zeer geschikte
wijze van visscherij.
Reeds vroeg, en wel voornamelijk langs de kust, ging
men echter de visscherij uitoefenen met een schrobnet. Als schrobnet gebruikte men eertijds den boomkor. Dit
is een net, dat den vorm heeft van een geopenden-zak,
welke, opengehouden met een meterslangen boom, door
een zeilvaartuig over den bodem wordt geschrobd. Ook
bij dit net is de maaswijdte van grooten invloed, want
deze kan zoodanig worden genomen, dat de te jonge visch
grootendeels ontsnapt.
Het is echter duidelijk, dat het schrobnet voor het
behoud van den vischstand gevaar kan opleveren, indien
de visseherij érmede zeer intensief wordt uitgeoefend.
Door het sleepen van het net over den grond wordt eener-zijds het voedsel van de visch op den zeebodem gekneusd
of gedood, en bestaat anderzijds de kans, dat in den paai-
tijd het vischbroed wordt vernietigd.
Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat er reeds in vroeger eeuwen, met name van de zijde van de beug-
visschers, verzet kwam tegen de schrobnetvisscherij,
waaraan de al of niet vermeende achteruitgang van den
vischstan1 wrd iogeschMven. ‘eeds’ ii 1676 ‘vr-
digden de Staten van Hôlland’ erlio’dsbepalingen uit
tegen het visschen met het schrobnet, welke echter niet
strikt werden nagekomen.
In de tweede helft vân ‘de 19de eeuw ko’n’echter het afzetgebied voor visch aanziemilijk worden verruimd,
tengevolge van de ontwikkeling van het snelvervoer
te land en van de toepassing van ijs als conserveerings-
middel. Om aan.de toegenomen vraag te kunnen blijven
voldoen, werd toen ook in de visscherij de stoommachin
in toepassing gebracht en de schrobnetvisscherij’ met
zeilvaartuigen vervangen door de trawlvisscherij ‘met
stoomvaarttiigen. Zonder op de technische details’ verder
in te gaan, kunnen wij vaststellen, dat de
r
v
a
ngca
p
ac
it
e
it
vaii het ‘trawinet aanzienlijk grooter is dan van de ôude
vischnetten.
De mede hierdoor intensievere v’isscherij behoeft echter
niet noodzakelijk tot overbevissching te leiden; het uit-
4unnen van den vischstand is zelfs tot op zekerehoogte
voordeelig: overbevolking wordt voorkomen,; waardoor
de ‘voedselpositie guistiger wordt en- de visch sneller
groeit. Teneinde aan de toenemende vraag naar versche
visch te-kunnen blijven vo1doen ging men, behalve tot
een verbtëring der ‘vangstmethoden, ook Over tot het
opzoeken van rijkere vischgi’onden.’ Dit bracht met zich:
het visschen op grôotere diepte, onder minder gunstige
weersomstandigheden en op grooten afstand van de aan-
voerhavei’i, hetgeen ëen grooter vaartuig met éen grodter
machinevermogen vereischt. In dien echter’ de. reederij
economisch iiiet’ in staat is het modernste materiaal aan
te schafféii, is zij gedwongen met verouderde schepen op
de ‘oifde vischgronden ‘te blijven visschen: ‘.
Téneindé de’ concurrentie’ mèt ‘moderne vaartuigen,
welke kunnen visschen op de verder afgelégen rijkere
vischgronden, te kunnen volhouden, gaat de visscher
de mazen van zijn trawlnet verkleinen en andere middelen
toepassen om nog zooveel mogelijk te vangen., Daardoor wordt’ ‘de visscherij op deze gronden spoedig te intensief
uitgeoefend, waardoor de visch niet meer voldoende
kan opgroeien en nog slechts jonge visch wordt guvangen.
Tenslotte wordt, dan nog’ slechts in hoofdzaak voor menschelijke consumptie’ te kleine visch gevangen en
gaat de visscher over tot de zgn. pufvisscherij, in het
bijzonder
of
de broedplaatsen van visch. De vangst is dan
vrijwel geheel bestemd voor de vischmeelfabrieken.
Deze opzettelijke pufvisscherij, waarvan de te kleine
visch niet een onvermijdelijke bijvangst is, is dus iuiver ‘roofbouw. De practijk heeft dan ook geleerd, dat, door-
dat een visschersvloot verouderd is, in betrekkelijk weinig
jarén voorheen rijke vischgronden , ,doodgevischt” zullen
worden. ‘
Thans zal de mate van overbevissching van de Noordzee
worden toegelicht aan de hand van gegevens over één
der belangrijkste Noordzeevisschen: de schelvisch.
De samenstelling ‘van den aanvoer van Noordzee-
schelvisch te IJmuiden was in de jaren 1936 tot en met
1938 als volgt:
In 1000 kg
–
groote schelvisch
50 cm’ en daarboven
370
2 pCt,
groot-middel schelvisch
44-50 cm
421
.
2
klein-middel,
,,
37-44cm
‘
1.614
8
kleine schelvisch 1
34-37 cm
2.830
13
II
30-34 cm
•
11.470
58
III
27-30 cm
3.766
19
Totaal
….
20.471 100 pCt.
88 pCt. van den aanvoer, bestond dus uit de categorie ,,kleine schelvisch”, dus uit het 2e en 3e levensjaar”
In deze cijfers is echter niet begrepen de aanvoer van’
puf, dus voor menschelijke consumptie te kleine vis’ch. In werkelijkheid bedraagt het percentage ,,kleine schol-
viscli” dan ook meer dan 90 pCt. van den totalên aanvôer
van schelvisch.
92
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Febriari 194
H
Een dergelijke overbevissching leidt niet onmiddellijk
•tot volledige uitputting der beschikbare ,,stock”. Wel
vermindert de voorraad Noordzeevisch, door visscherij
en andere oorzaken, doch zij ‘vermeerdert ieder jaar
weer door den groei van de overblijvende exemplaren
en het ontstaan van nieuwe generaties. Deze aanvulling
wordt echter door de bovenomschreven wijze van vis-
scherij elk jaar geringer.
Het is dus van belang de biologische en economische
beteekens te bepalen van het wegvangen der kleine,
jonge visch, waarvoor wij de gegevens zullen ontieenen
aan publicaties van D. S. Raitt en den bekenden Neder-landschen zeevisscherij-bioloog Dr. J. J. Tesch.
Grafiek 1 geeft eenig inzicht met betrekking tot het
.beloop van lengte, gewicht en vruchtbaarheid, naar mate
schelvisch ouder wordt. Uit deze grafiek-blijkt wel dui-
delijk van welk een groote beteekenis het is, de jonge
visch te ontzien. Immers het gewicht neemt bij het ouder
worden zeer veel sneller toe dan de lengte van de visch.
GRAFIEK 1.
Het verloop ‘an lengte, gewicht en 9ruchtbaarheid Qan Noordzeeschelisch in verband met den lee/tijd.
lengte
gewicht
–
vruchtbaarheid
r
nU
leeftijd
Bovendien leerden onderzoekingen, dat gedurende de
afgeloopen jaren van elke 100 schelvisschen in het le
levensjaar er nog beschikbaar waren:
in het 2e levensjaar 80
3e
68
4e
26
5e
12
Het derde levensjaar van de schelvisch is dus econo-
misch van het meeste belang. Dit blijkt ook duidelijk
uit de aanvoercijfers vân Ijmuiden: ongeveer 75 pCt.
bestaat uit de nog kleine jonge exemplaren van het 2e
en 3e levensjaar, welke voor de voortplanting nog geen
beteekenis heeft gehad.
Dit is dan ook de oorzaak, dat de’beugvisscherij eco-
nomisch niet meer mogelijk was; doordat de visch geen
gelegenheid. meer kreeg om op te groeien en de groote
exemplaren zeer schaarsch werden.
Het behoeft dus niet te verwonderen, dat de zee-
visscherijbiologen in den ,,Internationalen Raad voor
het onderzoek der Zee” de overbevissching der Noordzee
reeds vele jaren bestudeeren en sinds lang aandringen
op beschermende maatregelen. Als zoodanig noemen zij:
een ininimum-maaswijdte. .
–
Proefnemingen’ met netten met een maaswijdte van
7 cm leerden, dat.bij een lengtevan 23 cm van elke 100
schelvisschen er 75 door de mazen van het net ontsnappen,
terwijl ér 25 gévangen worden en als onvermijdelijke
bijvangst zijn te beschouwen. Bij een lengte van 26 cm
ontsnapt nog de helft door de mazen van het net. Neemt
men de maaswijdte grooter, dan ontsnapt een overeen-komstig grooter deel van de kleine visch.
De commercieele belangen van de reederij stellen echter
weer een grens aan de minimum-maaswijdte. een verbod van aanvoer van ondermaatsche Qisch.
Dit is het complement van het eerste voorstel om ont-
duikingen van de minimuin-maaswijdte te voorkomen.
het be’orderen van bepaaldè Qischmethoden.
Het bevorderen van de snurrevaadvisscherij, een me-
thode van visschen, waardoor de vischstand zoo weinig
mogelijk wordt benadeeld.
Deze methode wordt in hoofdzaak door de Denen toe-
gepast, doch hij voldoende ervaring is het een zeer eco-
nomische en – daar zij alleen overdag kan worden uit-
geoefend – voor de opvarenden zeer gemakkelijk uit te
oefenen visscherij.
het beç’orderen ç’an het pisschen met moderne schepen.
Aan de door de biologen voorgestelde maatregelen
voegen wij als vierden, economischen, maatregel toe: het
bevorderen van het uitoefenen van de visscherij met het
modernste materiaal.
.,
–
–
Immers elke reeder en ‘isscher weet, dat de aanvoer
van te veel kleine jonge visch den vischstand zeer
Qfl-
gunstig beïnvloedt. De oveihet algemeen
geringe kapitaal-
kracht
maakt het echter niet mogelijk de kostbare nieuwe
vaartuigen en materialen aan te schaffen, waarmede het
mogelijk is verder afgelegen rijkere vischgronden te gaan
exploiteeren. Dientengevolge is men gedwongen met
oude vaartuigen op de’ oude vischgronden te blijven wer-
,ken met alle nadeelige gevolgen van dien, tenzij er een
voorlichtings- en financieringsinstituut aanwezig is, het-
welk op zakelijke basis de moeilijkheden ondeivangt.
Na den vorigen oorlog bleek de vischstand van de
Noordzee zich volkomen te hebben hersteld, waardoor
de vangst in de eerste na-oorlogsjaren groote hoeveel-
heden visch leverde. De aan geen regels gebonden vissherij
heeft dit herstel echter in weinige jaren tehiet gedaan.
Wel werd de ‘overbevissching van de Noordzee ‘door de
biologen druk besproken,
çl
och het duurde tot 1933 al-
vorens Engeland, op grond van de ,,Sea Fishing Industry Act 1933″, voorschriften gaf in zake de minimum-maas-
wijdte van netten en miiiimum-maten voor visch. In
1934 volgde Duitschland i’iet voorschriften, terwijl Ne-
.derland pas in 1938 met de eerste voorschriften kwam.
Na afloop van den huidigen oorlog zal de vischstand
van de Noordzee zich naâr alle waarschijnlijkheid we-.
derom hebben hersteld. De’ervaring naden vorigen oorlog
• heeft echter geleerd, dat dor te intensieve visscherij een vischgrond spoedig doodgbvischt kan worden.
Om
e
dez reden
is het noodzakelijk, dat onmiddellijk na
afloop can den huidigen oorlog maatregelen worden genomen
om den eischstand blijeend te beschermen,
hetgeen de vis-
scherij in de toekomst slchts ten go&de zal komen.
De overbevissching van de Noordzee heeft betrèkking
1
op versche zeevisch, met nitzondering van haring.
De haring heeft namelijk, ofschoon in groote hoeveel-
heden gevangen, volgèns deskundigen nog niet te lijden
gehad van overbevissehing.
Ook ten opzichte van ‘de haring zal men echter be-
schermende maatregelen onder het oog moeten zien,
in het bijzonder, omdat in’de toekomst, naast de haring
drijfnetvisscherij, de hariiVgtrawlvisscherij waarschijnlijk
van veel grootere
beteke$is zal worden dan tot nog toe
het geval was, omdat in het bijzonder in de laatste jaren
vaartuigen met aanzienlijk grooter machinevermogen,
welke voor dee wijze van’vischvangst noodzakelijk zijn,
in bedrijf zijn gebracht. ‘
Door het nemen van ‘rnaatregelen zal het mogelijk
worden ongeveer de optimale productiecapaciteit van de
Noordzee te bereiken. De
1
Noordzee-,,stock” is ook dan
echter te gering om te kuihen voorzien in iie totale vraag
naar versche zeevisch vaii West- en Midden-Europa.
Om deze reden gingen Engeland en Duitschland, voor-
namelijk na 1910, er to& over verder afgelegen rijkere
vischgrondeu, ‘bij IJslanct en in de Noordelijke Zeeën,
te exploiteeren. Aan deze verre visehgronden, welke in
de toekomst van nog’ veel grootere economische betee-
kenis zullen worden, zal id het volgende artikel aandacht
worden besteed.
,
A. G. U. HILDEBRANDT
25 Februari 1942
ËCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
93
NA HET VERVALLEN VAN DE COUPON-
BELASTING.
Nu’ na 31 December 1941 decouponbe1asting, welke
was ingevoei’d bij’de wet van 29December 1933, Staats-
blad No. 780, niet meer ,wordt geheven, is het wellicht
‘nuttig een kort overzicht te geven van den levensloop
“kan deze belasting.
In de zitting 1932-1933 van .de Staten-Generaal was
de heffing van der couponbelasting – waaronder dan
veelal werd verstaan een belasting op de opbrengst van
effecten – eenige malen .ter sprake gekomen. Minister
De Geer verklaarde, dat de in’oering van een zoodanige
belasting bij hem in ernstige overweging was, maar somde
tevens een aantal bezwaren op
1).
Deze bezwaren hingen
ten deele samen met den aard yan de heffing, die men
zich voorstelde als een voorheffing van inkomstenbelasting
bij de bron, ioodat later verrekening met die belasting
zou moeten plaats hebben.
De ‘door minister Oud voorgestelde couponbelasting
2)
had een ander karakter; zij was niet een belasting, welke
later zou moeten worden verrekend, doch een zelfstandige
heffing, welke als zakelijke heffing tot een laag peicentage
(2 pCt.) naast de andere zakelijke belastingen, de grond-
belasting en de dividend- en tantièmebelasting, alleszins
verdedigbaar was.
Het voorstel-Oud bereikte metslechts geringe wijzigin-
• gen het Staatsblad; de voornaa1T4e wijziging was gelegen
in de bepaling, dat de heffing zou komen te vervallen met
ingang van 1 Januari 1939 (bij de wet van 27 December
1938, Staatsbiad No. 413, is deze datum vervangen door
1 Januari 1942).
De wijze Qan heffing dei’ belasting.’
De belasting was afzo’ndèrlijk geregeld ten aanzien van
de
bnnenlandsche
en de
buitenlandsehe
effecten. Van de
binnenlandsche effecten werden getroffen die, welke niet
aan dividend- en tantièmebelasting (na 1940: winstbe-
lasting) waren onderworpen, dus in het algemeen de binnen-
landsche obligaties. De belasting bedragende 2 pCt. van
de opbrengst, werd geheven bij dé bron, d.w.z. de schulde-
naar van de rente was verplicht de belasting aan den fiscus
af te dragen en was gerechtigd bij de uitbetaling van de
rente de belasting af te houden.’Uit een en ander volgt,
dat het onverschillig was, wie de eigenaar der effecten was,
zoodat ook niet-ingezetenen door deze heffing werden ge-
troffen.
De opbrengst van buitenlandsche’ effecten (obligaties
en aandeelen) was belast, indien zij toekwam aan een
persoon, die hier te lande wooiide of aan een lichaam,
dat hier te lande was gevestigd. De belasting werd geheven hij de uitbetaling hier te lande van de coupons en dividend-
bewijzen. In den regel werd te dier zake een zgn. coupon-
nota opgemaakt, Qaarop de belasting werd voldaan door het plakken van een couponbelasting-zegel. In gevallen,
waarin de voldoening niet op deze wijze kon plaats vinden,
was men verplicht tot aangifte, waarna een aanslag werd
opgelegd.
Van de vrijstellingen mogen als voornaamste worden
genoemd: de opbrengst van de Nederlandsche staats-
leeningen, waarvan bij de wet was bepaald, dat zij niet
aan eenige belasting naar de opbrengst zouden zijn onder-
worpen, alsmede de opbrengst van Indische effecten,
mits die in Indië was belast met coupcinbelastin’g of winst-
belasting.
Opbrengst der belasting.
De opbrengst werd in de Memorie van Toelichting ge-ranmd op f 6,4 millioen per jaar. Dat deze opbrengst niet
geheel is bereikt, is te wijten aan de daling van den rente-
standaard, alsmede aan de vermindering van de opbrengst
van buitenlandsche fondsen.
‘) Gedrukte Stukken Tweede Kamer, zitting 1932-1933, No. 142.
‘) Gedrukte Stukken, zitting 1933-1934, No. 170.
Opbrengst
van
de
couponbelasting.
(in duizenden
guldens).
1934 ‘)
……….
4.720
1938
…………
4.997
1935
……….
5.705
1939
……….
4.682
1936
………..
5.778
1940
……….
3.960
1937
……….
6.321
1941
………..
4.613
‘)
Sedert 25 Februari 1934, invoering der wet.
Derhalve in de acht jaar van haar bestaan in totaal
40/
4
millioen gulden.
Wijzigingen in de aet.•
De wet heeft gedurende haar bestaan drie maal een
.vijziging ondergaan. Bij de wet van 27 December 1988
(Staatsblad No. 413) is haar duur verlengd tot 1 Januari
1942. Voorts werd bij Besluit van den Secretaris-Generaal
van het Departement van Financiën van. 6 Juli 1940
9
een uitbreiding gegeven aan het begrip effecten. Door
sommigen toch werd als bezwaar gevoeld, dat wel coupon-
belasting moest worden betaald, indien publiekrechtelijke
en privaatrechtelijke lichamen (de zgn. institutioneele
beleggers) bij het opnemen van geld ter voorziening in de
kapitaalbehoefte meerdere gelijksoortige stukken (obliga-
ties) uitgaven, doch niet als zij één (onderhandsche) schuld-
bekentenis afgaven. Bij evengemelde wijziging werden
daarom onder de ,,effecten” ook gebracht de hierbedoelde
vorderingen, indien zij in wezen dezelfde strekking hadden
als obligatieleeningen.
Tenslotte werd bij artikel 44 van het Besluit van ge-
noemden Secretaris-Generaal d.d. 26 Juli 1940) de tekst
van de wet op de couponbelasting in overeenstemming ge.
bracht met de bij date Besluit geregelde winstbelasting.
Volledigheidshalve worde nog opgemerkt, dat, ter uit-
voering van eenige bepalingen der wet, de minister van Financiën eenige voorschriften had, gegeven bij de Uit
voeringsresolutie-Couponbelasting d.d. 26 Januari 1934,
No. 185 (Staatscourant van 29. Januari 1934, No. 20),
gewijzigd bij beschikkingen van 20 Maart 1934, No. 206,
23 Mei 1934, No. 1, 6 November 1934, No. 77 en 31 Juli
1940, No. 134, Staatscourant No. 147.
De belasting werd na het verstrijken van den geldigheids-
termijn, welke 31 December 1941 eindigde, niet verlengd.
Vermoedelijk werd de heffing niet ‘in overeenstemming
geacht met het toen voorgeschreven systeem van belasting-
heffing, dat er blijkbaar van uitgaat, dat naast de inkom-
stenbelasting een zakelijke ‘belasting op obligatierenten
niet juist is. Hierbij zij opgemerkt, dat van de andere
zakelijke heffingen de dividend- en tantièmebelasting ook
is vervallen (de dividendbelasting zooals geregeld in het
‘Besluit 117/1941 is een voorheffing op de inkomsten-
belasting), maar dat de grondbelasting is gehandhaafd
en zelfs verhoogd.
De couponbelasting heeft in de bijna acht jaren van
haar bestaan weinig ernstige moeilijkheden gebracht.
Slechts in enkele gevallen is een uitspraak van den Hoogen
Raad noodig geweest om een geschil te beslissen. Naar verhouding heeft de wijziging van 1940 nog de ‘meeste
moeilijkheden gebracht in een vlakken levensloop.
H. F. R. DUBOIS.
) Verordeningenbiad 63/1940, Staatsblad No. S 402.
) Verordeningenblad 83/1940, Staatsbiad No. S 405.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.
LANDBOUW EN VOEDSELVOOitZIENINO.
Landbouwinventarisatie.
Nadere vermelding van de
data in 1942, waarop veehouders uiterlijk de periodieke
opgave van hun voorraden vee en veevoeder dienen te
doen, welke krachtens het Landbouw-inventarisatie-
besluit veréischt is. (E. V. 30/1/’42, pag. 147 Stct. No. 13).
94
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
25 Februari 1942
STATISTIEKEN.
•
ZILVERPRIJS.
OOUDPRIJS.
Londen
1)
N. York
‘)
A’dam
)
Londen 4)
I6Febr.1942..
–
–
16 Febr. 1942.. 2125
168/-
17
,,
1942..
–
–
17
,,
1942..
2125
168/-
18
,,
1942.
–
18
1942.. 2125
168/-
19
,,
1942..
–
.
–
19
,,
1942..
2125
168/-
20
1942..
–
–
20
,,
1942.. 2125
468/-
24
4942..
–
–
21
,,
1942.. 2125
168/-
22 Febr. 1941
. .
238/5
34
1
1
4
22 Febr. 4941
. .
2125
168/-
23 Aug. 1939..
18/1,
378/4 23 Aug. 1939..
2110
14816
1
1
2
1)
In pence p. oz. stand.
‘)
Forelgn silver in 8e.
p. oz. (me.
‘)
In guldens per kg 100011000.
4) In sh. p. oz. (me.
KOERSEN VASTGI
NEDERLÂNDSCH
0
(met data va
Belga’s .. . .30.14 7Aug. ’40
Zw. Franes. .43.56 14 Oct. ’40
Fr.Francs .. 3.77 6 Mrt. ’44
Lires ‘…… 9.91 3 Juli ’41
Deenscbe Kr.39.34 2 Febr. ’42 Noorsche Kr.42.82 21 Dec ’40
ZweedscheKr.44.85 13 Aug. ’40
FinscheMark 3.82 2 Juli ’41
Dinar (Joego-Slavle)
(oude schuld) 3.43 16Aug. ’40
Dinar
(nwe. schuld) 3.77 1 Juli . ’41
Turksche
Ponden . . . .1.45k 29Dec. 39
SPELD DOOR lIET.
[EARINGINSTITUTJT.
ri vaststelling)
Lewa(Bulgarije)2.30 25Nov. ’40
Pengoe (Hongarije)
(oude schuld)36.52 20 Dec. ’40
Pengoe
(nwe. schuld)45.89 20 Dec. ’40
Zioty (Polen)
(oude schuld)35.00 28 Jan. ’41
(nwe. schuld)37.68 11 Febr. ’41
Lei ……..1.28 24 April ’41
Slow. Kr. .. 6.48 10 Juni ’39
Drachmen
(Griekenland) 1.26 8 Oct. ’41
Kuna
3.77 29 Oct. ’41
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLA1DSCRE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
N.-Xork
I
Brussel
I
Zürich
I
Stockh.
I
Helsinki
16Febr.1942
–
.30.14
43.67
44.85+
47
,,.
1942
–
30.14
43.67
44.85*
–
18
,,
4942
–
30.14
43.67
44.85*
–
19.
,,
1942
–
30.14
43.67
44.85+
–
20
,,
4942
–
$0.14
43.67
44.85+
–
21
1942
–
30.14
43.67
44.85*
–
Laagste d.w.
–
30.11
43.63
44.81
–
Hoogsted.w.
–
30.17
43,71
44.90
–
Muntpariteit
1.469
24.906
48.003
66.671
6.266
STAND VAN ‘s RIJKS KAS
Vorçlerin g e n ‘
1
7 Febr. 1942
1
14 Febr. 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandselie Bank
t
4:422.097,57
t
–
Saldo b. d. Bank voor Ned.
3.348.471,06
326.404,69
Voorschotten op ult..Dc. resp.
Jan.
1941/42 aan de
geiii.
verstrekt
op
aali
haar
uit te keeren hoofdsom der
pers. bel., aand. in de hoofd-
.
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
Gemeenten
.
…………………
op die belastingen en op de
vermogensbelasting
……
11.294.539,71
,,
8.691.761,42
Voorschotten aan Ned.-Indiê’)
,,
178.471.195.43
182.363.170,23
Idem
voor
Suriname
)
….
7.459.247,74
7.680.865,66
Idem
aan
Curaçao
1)
250.076,78
265.283,23
…..
strekking
A.
h. buitenland
,,
50.376.075,52
,,
50.248.087,44
Daggeldieeningen tegen onder-
……
–
Kasvord.
wegens credietver-
…….
–
.
..
–
pand……………………..
94.601.331,27
,,
105.643.615,25
Saldo der postrek. van Rijks-
Vordering op het Alg. Burg.
comptabelcn
…………….
–
–
Pensioenfonds ‘)
…………….
Vordering op andere Staats-
bedr. en instellingen ‘)
73.634.425,20
,,
65.574.569,01
Verplichtingen
Voorschot door cle Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi verstrekt
–
t
501.927,18
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
..,,
–
–
,,
Schuld
aan
cle
Bank
voor
Ned.
Gemeenten
……..
–
–
,,
Schatkistbiljetten, in
omloop
,,
110.106.000,-
,. 110.106.000,-
Schatkistpromèssen in omloop
.1636.400.000,-‘)
,,4622.500.000,-‘)
– –
Zilverbons in omloop
……
………
121.109.621,-
,;
121.030.925,50
Schuld op uIt. Dec. resp. Jan.
1941/42
aan de gein, weg.
Daggeldleeningen
………………..
d. a. h. uit te keeren hoofds. …
pers.bel., aand.
i. cl
.
hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting
Schuld
aan
het
Alg.
Burg.
6.375.036,47
242.471,92
Id.
aan
het
Staatsljedr.
der
Pensioenfonds ‘)
………….
255.692.815.38
279.564.734,15
P. T. en T.
‘)
……………
Id. aan andere Staatsbedrij-
.vep
‘
……………….
.
,,
19.346.545,86
,,.
18.346.545,86
Id
aan dlv. Instellingen ‘)
..,,
359.692.581,88
359.712.268,58
‘) In rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.
‘)
Rechtêtreeks
bij de
Nederl. Bank geplaatst nihil.
.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
-Verkorte balans op 23 Februari 1942.
Aetiva.
Binnenl. Wissels,Mentsch.
dbank. t
–
Promessen, enz.
bank
,,
42.080
78.000
PapIer op het Buitenland .. 11.082.326.416
90.080
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet atgeloopen
–
Beleeningen mcl. Mentsch.
dbank. t 132.876.337 ‘) 1.082.326:416
voorschotten in
rekening-courant
bank.
4.888.993
op onderpand
,,
42.648.792
t
147.414.122
Op Effecten enz
.
……….
t
147.429.963 ‘)
Op Goederen en Ceelen ……..284.159
447.414.122 ‘)
Vôorschotten aan het Rijk
……………….
–
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal …………(1.026.236.965
Zilveren munt, enz.
……..
..7.873.803
–
,
4.034.140.768
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
, ,
53.626.694
Gebouwen en meubelen der Bank
…………
4.000.000
Diverse rekeningen
…………………….
155.044.308
11
2.476.612.385
–
Passlva.
Kapitaal
………
…………………….
t
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
5.368.354
Bijzondere
reserves
…………………….16.583.835
.
Pensioenfonds
………………………….11.735.924
Bankbiljetten
In
omloop
………………..
2.138.926.730
Bankassignatiën
in
omloop
……
…………
.,
40.981
Rek.-Courant
Van het Rijk t
2.125.142
saldo’s
Van anderen
,,
274.954.115
,,
277.079.257
Diverse
rekeningen
…… ………………..
6.907.304
11
2.476.612.385
Beschikbaar metaalsaldo
……………….t
70.950.929
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is ……………177.377.322
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht
……………………………..-
‘)Waarvan aan Nederlandsch-Indi6 (Wet van
15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……….55.341.825
Voornaamste posten In duizenden guldens.
Gouden
.
Andere
Beschikb.
Dek-
–
Data
munt en
!j’
opejschb. Met aat-
I
kins-
.muntmater.
I
1
.
schulden
aldo-
perc.
23 Febr.’42
1.026.237
2.138.927
277.090
70.951
1
42.5
16
,,
’42
1.026.257
2.123.097
276.2)7
77.657
I –
43
9
,,
’42
1.026.298
2.119.320
253.157
88.427
43
6 Mal ’40
1.160.282
1.158.613
255.183
607.0421
83
Totaal Schatkist-
Betee-
Papier
TiiE
Data
bedrag
prom.
op het
reken.
I
disconto’s
rechtstr.
fhen
buitent.
(act.)
90
.. –
147.414 1.P82.316
16
,,
‘421
78
–
149.314
4.057.684
160.893
9
,,
’42l
83
–
149.033
4.048.188
1155.044
140.734
6 Mei ‘401
9.853
–
217.726
750
20.648
DUITSCHE RIJKSBANK.
(in mml, R.M.)
1
Goud
Renten-
1
Andere wissels,
1
Belee-
Data
1
en
bank-
1
chèques en
1 1
deviezen
scheine
1
schstkistpapier
j
nin0en
14 Febr. 1942
1
77,1
3487
1
20.356,7
1
25,0
7
,,
1942
1
76,9
337,1
1
20.509,0
1
21,0
31
Jan. 1942
1
77,3 316,5
1
20.884,3
t
27,7
23 Aug.
1939
1
77,0
27,2
1
8.440,0
1
22,2
Data
Ef/ec-
–
Div
1
Circu-
1
Rek g.-
1
Diverse
t
en
Activa
1
latie
1
Cr1.
1
Passiva
14 Febr.’42
1
147,4
1.405,4
ï515,8
1
2.522,9
1
597,9
7
,,
’42
1
151.6
1.076,3
18.675,8
1
2.507,1
1
560,1
31
Jan.
1
42
1
151,0
995,6
18.987,2
1
2.416,6
1
611,2
23 Aug. ’39
1
982,6
1.380,5
8,709,8
1
1.495,4
t
454,8
OEZA1INLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELIjIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSCL.
(in milI. francs)
mo
o
..a
‘a.,
.1
cce
.
2
.
co
c
.c
Q
0
0
I2Febr.’42
5o
iT
T38
TW
45
TTT W
5
,,
’42
35.376
896
18.839
2.488
49.851
3.783
2.941
29 Jan.’42
35.215 802
18.062 2.250
49.334
3.733
2.633
22..
,,
’42
34.99.1
885
17.711
2.337
49.146
3.730
2.331
45
.
•,
’42
34.719.
1
1
2a.606.
–
•960
47.615
2.379
49.008
3.766.
2.183
8 Mei ’40
5.394
695
1.480
29.806
–
909
Alfabetische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied
(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)
Blz
Blz.
Aardappelen
………………..33, 47
Wijnilelasting …………………….33
Accijns …………………………33
Zaden
………………………47, 59
Bank- en Credietwezen ……………33
Bedrijfsvorm …………………….59
Bedrijfsorganisatie Vee co Vleesch …..59
S
Belastingen …………………..33, 59
Bindtouw
……………………..33
Binnenscheepvaart ………………..59
Bouwnijverheid ………………..47, 58
Buitenlandsche Handel ………47, 59, 75
.
.
.
.
5.
Chemische Industrie ………………58
l)eviezenverkeer ……………….33, 59
Dividendbeperking
………………59
])rankwet ………………………58
–
Electrotechnische Industrie
……….58
Fruit………………………….59
Gevogelte ………………………47
Orasland
………………..33, 67, 85
Grafische Industrie
…………..58, 75
Groenten ………………………..33
..Kaas ………………………….75
Kamers van Koophandel ………….47
Keramische Industrie ……………..58
Kunstmest ………………………….
Kweekerij ……………………..59
Landbouw ……33, 47, 59, 67, 75, 85, $3
Landstand, Nederlandsche …………33
Melk en -producten ………………33
Metalen …………………..47, 58, 75
Môtorbrandstof ………………….58
Omzetbelasting ………………….59
Organisatie Bedrijfsleven ………….47
Pacht ………………………..67
S
Papier …………………………58
Pelterijen
……………………..58
Pensionbedrijven
………………..58
Postverkeer ……………………..59
Prijsregeling ……………..47, 58, 75
t
Radio
…………………………47
. .
Registratierechten ………………..59
Restaurants …………………….75
Rijwieten ……………………….47
‘1
Slachtvee ………………..33, 59, 67
S
Spertijden Kleinbedrijf ……………75
Tabak
……………………..47, 58
Tweelandenorganisaties ……………..59
Tuinbouw …………………..33, 59
Turf …………………………..59
Uien………………………….
,
33
Varkens ……………………….59
Vee……………………………67
Veevoeder ……………………… 47
Vervoerswezen ………………….59
Visscherij ………………..33, 47, 59
Vlas ……………………….59, 15
S
Vleesch ………………………..59
Voedselvoorziening ……..33, 47, 59, 75
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspolitiek . van het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/. 1938
(Samengesteld door een groep mede-
werkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof.
Mi’. P. Lleftlnck)
28e publicatie van het Nederi. Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
.
S
(Prijs
,
voor – donateurs Fen
lieden
‘van het N. E. 1.
f 1.50)
Verkrijgbaar in den boekhandel
UITGAVE:
..-,’.
DE ERVEN F.. -BOHN N.V., HAARLEM.
Tanker’Frei-ght
Rates and Tank-
ship Building
door
Dr. T. Koopmans
27e Publicatie van
het Nederlandsch
Econom. Instituut
Prijs:
Ingenaaid f 2.10*
Gebonden
f 3.15*
(Prijs voor donateurs
en leden v. h. N.E.I.
resp. fl.50 en t 2.25)
Pl
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave:
Be Erven F. Bohn N.Y.
Daarlent
25 FEBRUARI 1942
Publicaties van het Nederlandsch Economisch Instituut:
i.
A. J. W. RENÂUD
Groot- en kleinhandeisprijzen in Nederland en België
………………….(2 din.
f
5,25)*
2.
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
–
D,e betrekkingen tusschen
banken en industrie in België
………………………
(/
4,20)*
3a.
•D. C. RENOOIJ
J3eschouwingen over een tolunio tussehen Nederlând en België-Luxemburg.
1
……
(/
4.20)*
8b.
en 3e. D. C. RENOOIJ
Beschouwingen over een tolunie tusschen Nederland en België-Luxemburg
–
II
(2 din
/
4,20)*
Ir. A. BAARS
Het verbruik van algemeen benoodigde consumptie-artikelen
……………….
S
(f
2,35)”
Dr.
F. L. VAN MUISWINKEL
.
iib.
verzamelende graanhandel in de V.S. van Amerika, Canada en Argentinië
(f
3,65)*
•
6.
Dr. G. Z. JOL
Ontwikkeling en organisatie der Nederlandsche brouwindustrie
………………..
(f
4,20)*
7..,
Dr. A. J. VERHAGE
De
handel
in
bloembollen
……………………………………
(f8,15)
Dr. A. TREEP
–
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Frankrijk
………………….
(/
4,20)
Mej. Dr. ROSA PHILIPS
De invloed vau de Braziliaansche koffieverdedigingspolitiek op de koffie-importen der
hoofdconsumptielanden
……
…………………………………………..
(f
2,10)”
Jr. A.
.
BAARS en Dr. H. M. .}-. A. VAN DER VALK
Seizoensbewegingen in het economisch leven van Nederland
………………….
(f
1,55)
Dr. J. C. M. VAN RHEE
–
De betrekkingen tusscher
banken en industrie in Zwitserland
………………..
(/ 3,65)
HENRI REUCHLINM. A.
Werkverruiming en haar gevolgen voor volkshuishouding en overheidsfinanciën ……
(/ 1,05)
13..
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK’
I.
•
Economische politiek
in
België in de
depressie
…………………………….
(/ 1,05)
14
Dr. W. L. VALK
.
–
•
Conjunctuurdiagnose
………………. …………………
(/ 6.30* geb.
/
5,25*
gekart.)
CH. GLASZ
–
Hypotheekbanken en Woningmarkt in Nederland
……………………………..
(/ 1,55)”‘
Ir. J. W. BONEBAKKER
De Scheepsbouwnijverheid in
Nederland
…………………………………..
ij 1,55
)
*
F. WEINREB
Statistische bepaling van de vraageurve. Toepassing op de Nederlandsche vraag naar
suiker……………………………………………………………….
(/ 3,15)
Dr. E. VAN DER WIEL
De betrekkingen tusschen banken en industrie in Zweden
…………………….
/
2,60)”‘
Dr. J. J. J. DALMULDER
.
—
On
econometrics
……………………………………….(/2,65* geb.,
/
1.55*ingen.)
Dr. T. KOOPMANS
–
Linear regression analysis of economie time series
.
…………..
(f
3,15*
geb.,
1
2,10* ingen.)
Dr. W. L. VALK Production, pricing and unemployment in the static state
……
(f
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Dr. H. J. FRIETEMA
Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
nialeboter
…………………………………………………………..
(f
3,15)*
Dr. Ir. A. BAARS
Openbare werken
en conjunctuurbeweging
………………………………..
(f
2,10)”
Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCHALK
Een analyse van de arbeidsproductiviteit in Nederland
……………………..
(f
2,60)*
Dr. L.. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen
………………..
(/ 2,60)”‘
J. VAN DER WIJK
Inkomens
–
en Vermogensverdeeling
……………………………………..
(/ 2,60)
*
Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates and tankship building
………………..(/
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)
Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden
van 1923 tot en met 1938, samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder leiding van
Prof.
Mr.
P.
Lieftinek
………………………………..
(/ 2,10)*
Dr. A. WINSEMIUS
Economische aspecten der infernationale migratie
…………………………..
(f
2,10)”‘
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Veréenigde Staten
(derde
gewijzigde
druk)
………………………………………………..
(/ 2,10)*
M. J. SCHUT
Tinrestrictie
en
tinprijs
…………………………………………………
(f
1,55)”‘
32.
Dr. J. R. A. BUNING
De beleggingen der bijzondere spaarbanken in Nederland ……………………..
(/ 3,65)’
Uitgave: De Erven F. Bohn N. V. Haarlem
Verkrijgbaar i 1h boekhandel
DRUK H. X. M. ROELANTS, SCHIEDAM