Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1568

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 28 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

‘1’

1

1

Berichten

c

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VRKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARGANG

WOENSDAG 28 MEI 1947

No.
1568

—-
7

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. H. A. pan der Valk; F. deVries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie’: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.)
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408

BERICHT.

De redactie heeft ‘het voorncimen, een reeks artikelen

te wijden aan de economische unie met België/Luxem-
burg, waarin verschillende aspecten van deze unie telkens

door een Belgisch en een Nederlands auteur zullen worden
besproken. Deze eks wordt in dit nummer geopend

INHOUD:
Blz.

De artikelen van deze week………..
423

Uit

buitenlandse

bron

…………….

423

Het nieuwe Duitsland door
JI’Ir K. P. pan’ der Mandele
424.

Algemene aspecten van de Unie van Belgische zijde

gezien door
Prof. Dr Gaston Craen

…………
425

Wat verwachten wij van een Belgisch-Nederlands-
Luxemburgse economische Unie door
Prof. Dr P.
Kuin………………………………….
427

De volkstelling door
H. M. Brandt …………….
4’28

Geldsanering en. aflossing van statsschuld door S.
W.

Prins………………………………..
430

Boekbespreking:
Mr N. E. H. van Esveld, De ontplooiing van het individu
in het arbeidsrecht, bespr. door
Prof.
Mr C. W. de Vries
431

Mededeling van het Secetariat van. de Centrale
Commissie

voor de

Rijnvaart

…………….
432

A a n t e k e n
i
n g:
De

opbrengst

der

Rijkspiiddelen

………………….
432

Internationale

notities:
Naar een hogere lôveasstandaard In de Verenigde Staten?
433
Het

Franse

steenkolenvraagstuk

…………………
433

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………………….
434

Statistieken:
Ban.kstaten

………………………………….
434
Overzicht van de stand dor Rij ksiniddelen

…………..
436
Stand

van

‘s

Rijks

Ras

…………………………
437
In(iexctjfOEs van lonesi volgens regelingen in Nederland

.
437
Maandciflcrs van de jroto banicen in Nederland

……….
437
Verkeer en vervoer In Nederland

………………….
438
Ilavenheweging
………………..
…………………
439
Oroothandelsprijzon

Ijzer

………………………..
439
Orootbandelsprljzen eeliuioseen houtsiiJp

…………..
439

DEZER DAGEN
1
worden wij geteld. Nederland houdt inventarisatie, 7
jaar te laat, maar daarom niet van minder belang: de

voikstelling zal thans het economisch herstel dienen.

Tellen wij, wat dit betreft, ook mee in de ,,exhaustive

survey of world economic conditiçns”, die het Ameri-

kaanse Departement van Buitenlandse Zaken, volgens
,,The Times” van 22 Mei ji., in studie heeft? Thans sprak
ook Harold S Lassen zich uit voor steunverlening op lange

termijn aan de getroffen landen; Walter Lippmann feeft
zelfs een plan opgesteld voor een Europese economische

unie, ,,as bold and imaginatve as Mr Churchill’s, but
more precise and more promising”, -zoals ,,The Times
Weekly Edition” van 21 Mei het uitdrukt. FIet wikken en

wegen der Amerikanen komt echter economisch nog niet in
dollars tot uiting: Nederland maakt voorlopig slechts
kans op 115 gedeelte van het bij de Interbank aange-

.
vraagde crediet van 500 millioen dollar. En onze buiten-
landse handel blijft in de bilaterale sfeer: het nieuwste
handelsverdrag, met de Russische zône van Duitsland,
voorziet in wederzijdse leveranties van f 20 millioen.
,,Alles is veel voor
wi6
niet veel verwacht”, zegt J. C.

Bloem. Met belangstelling ziet Nederland daarom naar
de plannen van Amerika en Engeland om in West-Duits-
land definitief de breuken te helen; het blijft voorlopig
een kansrekening.

De Franse arbeiderswereld verwacht inmiddels meer
dan de Regering wil gevn. Er isin Frankrijk blijkbaar
weinig veranderd, sinds Montesquieu in één zijner ,,Lettres
Persanes” schreef: ,,Nous sommes Paris depuis un
mois, et nous avons toujours été dans un mouvement
continuel”. Ramadier staat inmiddels voor een vraagstuk, dat méér is dan enkel een optelsom; zo’ heeft zijn besluit,
om de datum van de algehele herziening der lonen van 1 Juli naar 1 December a.s. te verschuiven, reeds politieke
multiplier-effecten uitgelokt.

Daarentegen werd in Engeland de betekenis der Labour-
rebellie, toen op het congres te Margate de neuzen werden
geteld, tot normaler proporties teruggebracht. Kaarten
op tafel vergemakkelijkt de wederzijdse puntenwaar-
dering. Ook in hun buitenlandse politiek passen de En-
gelsen op hun tellen: Mountbatten heeft zijn plan voor de machtsoverdracht in India gereed; met Frankrijk en
België werd – nu het Middellandse Zeegebied bij de Ame-
rikanen in tel begint te komen – overeenstemming
bereikt over verbetering van de economische situatie
in Centraal Afrika.

Tellen èn wegen. Ten onent wacht het Indonesische
vraagstuk op nauwkeurige bepaling van de coëfficiënten,
met behulp waarvan de berekening zal moeten worden
voltooid. Eén daarvan blijkt zwaar te wegen: de ,,ern-
stige twijfel over de bereidheid tot samenwerken van de
Republiek met de andere gedeelten van Iiidonesië en
Nederland”, welke de Minister-President bij zijn terug-
komst uitsprak. De outsider ziet insiddels slechts de

massa der verschijnselen in onbewerkte vorm, die zich, zoals
Van Zanten het uitdrukt in zijn ,,Leerboek der statisti-
che methode”, aan hem voordoet ,,als een gewarrel van
talloze iidividuële gevallen”.

FO

rr

Wij sluiten ongevallenver2ke-

ringen. incluis molest
1
voor hen

die in Indië hun werkkring

hebben.

R. MEES & ZOONEN
ASSURM4TIEMAKELAARS

AMSTERDAM.
ROTTERDAM
. S.GRAVRNHAGE

DELFT . SCHIEDAM . VLAARDNCEN

Als 39e
Publicatie van het
N. E. 1.

is verschenen

Dr H. J. Witteveen

Loonshoogte

en werkgelegenheid

Prijs f6,-

(prijs voor leden en donateürs von het

N.E.I. f4,50)

N

Verkrijgbaar in den boekhandel en ‘bij de Uitgevers

De Erven F. Bohn N.V. — Haarlem

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage

DMIN1STRATIEKANÎOOR DORDRECHT

BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft d!irecte fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening.
Vraagt U eens welgedocumeisteerd advies aan ons
BUREAU VOOR
COLLECTIEVE
CONTRACTEN

ÂMSTERDÂMSCI

IE

BANK N.V.

KAPTA.AL
1
notaan
RESERVES t

1

Uw toekomst is veilio

met een polis van de

Algem. Friesche Levensverzekering-Mij

ofde

Groot-Noordhollandsche

LEEUWARDEN Y8fl
1845
AMSTEitDAM
Burrnaniahni.

v. Brienenhuis

,UriT1RiT#
MNMÏ
c/Ti&i i

Bouwkundig M.T.Ser

tevens in het bezit van einddiploma Gymnasium B,

zoekt, na jarenlang in Engeland te zijn geweest, een

commercieel-technische functie, al dan niet in het

buitenland. Gewend organisatorisch en zelfstandig te

werken Ongehuwd, leeftijd 30 jaar. Brieven onder no.

E.S.B. 914 bureau van dit blad, postbus 42, Schieçlam.

Koninklijke

N ederlandsche

Boekdrukkerij
H.A. M. Roelants

Schiedam

ijispen

rflTIYE1IznN.,Ie

I.Ir.Hflgjj

culemborg
amsterdam
rotterdats

llederlandsch Indische Handeishank, 11V.

Amsterdam”— Rotterdam – ‘sGyeflge

Alle
Bank
‘en Effectenzaken

28 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

423

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Mr K.
P. van der Mandele,
liet nieur’e Duitsland.

Na de conferentie van Moskou ligt het thans op de weg

speciaal van de Verenigde Staten en Engeland om de

reconstructie van West-Duitsland onverwijid ter hand te

nemen. Pe Duitse gemeenschap moet op korte termijn

kunnen worden opgenomen in een grote West-Europese
gemeenschap, die de gezamenlijke belangen zal hebben
te behartigen.

In feite is de reconstructie van West-Duitsland door

de Angelsaksische mogendheden reeds ter hand genomen.
Er blijven echter nog vele vr%agstukken op te lossen.
De mogelijkheid bestaat, datAJederland aan de betref-

fende besprekingen geen deel zal kunnen nemen, zodat

het van groot belang moet worden geacht, dat de Neder-
landse Regering wegen zal weten te vinden, om onze
hoogste belangen in deze te behartigen.

Prof. Dr
Gaston
tJraen,Algemene aspecten pan de Unie
pan Belgische zijde gezien.

Prof. Craen, Directeur-Generaal van Nijve’rheid en

1-landel bij het Ministerie van Economische Zaken en Middenstand te Brussel, spreekt in dit artikel de over-
tuiging uit, dat de Unie, op lange termijn bezien, zal
bijdragen tot verhoging van welvaart in beide landen. Schr. is niet blind voor de’ verschillende hinderpalen,
die de Unie in de weg staan; hij beschouwt ze echter
als, van tijdelijke aard. Daartegenover zijn vele positief
constructieve elementen aanwezig.

Schr. wil de Unie zo snel mogelijk tot stand gebracht
zien, zonder dat edaarbij de wegen der geleidelijkheid
uit het oog worden verloren. De in feite geboden aan-
passing tussen beide landen zal z.i. groeien uit ,,het niet
geforceerde spel der natuurlijke economische krachten”.
,

Prof. Dr P.
Kuin,
Wat verwachtenij pan een Belgisch-
Nederlands-Luxemburgse economiche unie?

Het
1
overleg tussen de unielanden staat in het teken
van de overtuiging, dat de moeilijke ptnten te beschouwen
zijn als problemen, die moeten worden opgelost om een
gezamenlijk doel te bereiken.

Er zijn inderdââd problemen, zoals de betekenis van

het nieuwe tarief van invoerrechten voor onze kosten

van levensonderhoud, de verschillen in prijspeil, de ver-
schillen in economische politiek. Zij kunnen, echter worden
opgelost, als men open staat voor de grote voordelen,
die in een economische unie liggen opgesloten. De grotere economisch-geografische eenheid zal het mogelijk maken,
de specifieke voordelen van landschap, arbeid en orga-

nisatie in elk der delen ten volle uit te buiten, ten gunste
van het geheel.

H. M.
Brandt, De volkstelling.

Per 31 Mei vindt een inventarisatie van het Neder-
landse volk plaats, die qen volkstelling, een beroepstelling en een woningtelling omvat. Op deze wijze kan. een over-
zicht worden verkregen van de samenstelling en de struc-
tuur van de bevolking, de beroepsstructuur, de woning-
voorraad en de wijze ‘an bewoning. Dit maakt het mo-
gelijk, de structuurwijziginge, die zich sinds de telling

van 1930 hebben voltrokken, te overzien.
De te verkrijgen gegevens zijn daarom van groot be-
lang voor de Overheid, die in de huidige periode van
herstel een veel ruimere taak heeft dan vÔér 1939; voorts
ook voor het bedrijfsleven – bijv. bij marktanalyses –
en de wetenschap.
/
S.
W. Prins,
Geidsanering en aflossing van staatsschuld.

g

Een voorstel om de geblokkeerde gelden, die niet door
de heffingen zullen wordei’t geabsorbeerd, om te zetten in
een verhandelbare, niet beleenbare lening, i.c. 21 pCt.
Spaarcertificaten ‘met een looptijd van bijv. 5 jaar.

UIT
BUITENLANDSE BRON.

De kosten vaii dc oorlogvoering
in pCt. in het nationaal

inkomen bedroegen, volgens een opgave van President

Truman” aan het congres – zie ,,The Times Weekly

Edition” van 21 Mei jl. -, voor enkele landen: –

1940 1941 ,1942 193 1944

in pCt. van het natiônaal

inlomen

Verenigde Staten ..

‘3

11

35

46

46
Engelând ………….
Rusland …………..27 ‘ 35

45

48

44
Australië …………12

25

43

48

‘ 44
Canada

.
…………10

23

40

54

52

Nieuw Zeeland

9

19

50

54

49

Hetongelimiteerd verzenden van sigaretten uit de Ver-

enigde Staten naar de Amerikaanse zône in Duitsland
is met ingang van 27 Mei door de legerautoriteiten ver-

boden. Vroeger fungeerden deze sigaretten als ruilmiddel. De soldaten betaalden voor een slof sigaretten (200 stuks)

.$
1 en kregen er, naar ,,The Times” van 21 Mei jl. meldt,
gemakkelijk £ 30 ‘â 50 voor.

De zwarte marktprijzon van goud en buitenlands bank-

papier te Parijs, zijn, na dedalingen sinds Januari van
dit jaar., in Mei weer iets gestegen;

Eind Dec. Eind Mrt 23 April 20 Mei

1946

1947

1947

1947

Louis d’or……….4.600

3.050

2.400

2.675
$ goud

……….1.070

680

550

600
$ papier ……….345

245

200

225

£ papier ……….1010

650

580

640
Zwitserse franc . . . ,

110

67

60

61

olgens ,,L’Economie” van 22 Mei jl. is de politike
onzekerheid in Frankrijk oorzaak van de verhoogde vraag
naar bovenvermelde valuta.
Italië’s voedingsmiddelenproductie toont, volgens ,,Fo-
reign Trade”
van 3 Mei jl., de volgende cijfers (wat de
vooroorlogse
periode

betreft vergeleken

met

de

con-
sumptie): Gem. con-

Gem. prci-

Productie

Productie
t
sumptie

ductie
1935-1940

1935-1940

1945

1946

in 1.000 ton

Tarwe

….
8.185

7.595

4.175

6.114
Maïs 3.039

2.893

1.416

2.124
Rijst

.
562′

768
.

377

479
Haver en
gerst


452

373

.

205

337
Aardappelen
2.713

2.771

1.472

3.064
Suiker


342

.

329

40

270
Olijfolie

..
279

278
.

92

160

/
De handelsbalans van Australië
weerspiegelt de over.-
gang van oorlogs- naar vredeseconomie. ,,The Banker”
van deze maand vermeldt althans de volgende cijfers:

in millioenen Australische ponden

Invoer

Uitvoer

Saldo
Civiele
sector

Overheid Totaal

1938-’39..
. .
119,2

,

5,2

124,4

121,5

2,9
1943-’44. . ..
98,1

165,0

263,1

146,7

—116,4
1944-’45….
100,2

132,8

233,0

155,3

– 77,7
1945-’46 ….
122,7

71,9

194,6

189,5

5,1
1946-’47
(8 mnd)
. .
127,6

13,3

140,9
1
)

203,4
1
)
+

62,5

1)
=
voorlopig
cijfer.

/

424

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947

HET NIEUWE DUITSLAND.

Het scherm in Moskou is gevallen. Het scherm jn
Duitsland is gebleven: voorlopig ul1en West- en Oost-

Duitsland gescheiden zijn. Het Oosten onder Ruslands

invloed, het Westen onder die van ‘de drie andere mach-

ten. Het is duidelijk, dat het thans op de weg van deze

drie en wel’ in het bijzonder van de Verenigde Staten

en Engeland ligt, om zonder verwijl de reconstructie

van West-Duitsland ter hand te nemen.

Die reconstructie – zij is zonder twijfel al in gang –

zal niet alleen gericht moeten zijn op het wederoprichten

van de Duitse gerheenschap in al haar vormen, staats-

rechtelijk, politiek, economisch, cultureel, maar 66k

om die nieuw-herstelde gemeenschap – of gemeeh-

schappen – z6 te construeren, zé in te richten en, z6 te

leiden, dat zij op korte termijn zullen kunnen worden

opgenomen in een grote Westeuropese gemeenschap, niet
als lid van een algemene statenbond, maar als lid of leden

van een
gemeenschap,
die voorop en v66r alles de geza-

menlijke economische belange zal hebben voor te staan
en te regelen en die verdér een algemene leiding zal voeren

in zaken van buitenlands beleid en van gemeenschappe-

lijke defensie.

Al dadelijk komt men voor de vraag te staan, hoe

West-Duitsland zal worden gevormd, als eenheidsstaat
of gesplitst, meer unitaristisch of federalistisch? Uit_welke

– gedeelten het nieuwe Rijk dan zal komen ‘te bestaan;

– of de vrije steden zullen worden hersteld, of de Saar

alsnog deel ervan zal kunnen uitmaken? Of er nog con-

trôle van de zijde der geallieerden zal worden uitgeoefend
en hoe en voor hoelang? 1-let zijn allemaal dingen, die
zullen moeten bepalen, hoe het nieuwe instrument Duits-

land zal kunnen moeten leven en werken. /

Maar als dat gereed is, komt de hoofdvraag. Hoe zal

dat leven en werken economisch gericht moeten zijn?
Zullen de primaire grondstoffen, of welk deel ervan, ter
beschikking moeten worden gesteld van de nieuwe te

verwachten , ,Western European Reconstruction Cörporat-

ion”, die deze ten bate van de gehele Europese economie

zal aanwenden? Zullen de zware en de basisinduslrieën,
of welk deel ervan, in Duitsland opnieuw kunnen en

moeten worden opgebouwd, of zullen zij gedeeltelijk – voorzover zij voor bewapening in aanmerking komen –
verschoven moeten worden naar andere Staten aan de

rand in het Westen gelegen, z6, dat zij zullen’ strekken
ten algemenen nutte, 66k van Duitsland, maar zonder

gevaar voor toerusting op een nieuw te ontketenen aan-
valsoorlog. Zal de Duitse handelsvloot weer – ten dele

worden opgebouwd of zal men – immers ook een handels-
marine is zeemacht – de weg van de Verenigde Staten
volgen, die hun schepen bemannen met Duitse matrozen?
**
*

Op verschillende punten kunnen, naar het schijnt
reeds positieve antwoorden op al deze vragen gegeven

worden. –
De reconstructie van West-Duitsland is door de Anel-
saksische mogendheden in feite al lang ter hand genomen.
Zij is eigenlijk al begonnen met de fusie van de twee grote
zônes, de Engelse en de Amerikaanse. En uit deze samen-
werking – op paritaire basis – blijkt duidelijk het ver-
bond, de ,,understanding” tussen Engeland en de Ver-
enigde Staten op het gebied der buitenlandse politiek ge
schapen. Ook al is zulks niet in een verdrag met zoveel
artikelen vastgelegd: die ,,understanding” zal aan het licht treden en is reeds aan het licht getreden op con-creie punten van actueel, politiek belang, in het verre
Oosten, in het nabije Oosten, in de Middellandse Zee,
66k in het Duitse vraagstuk. –
Over de beantwoording van de vraag, hoe West-Duits-
land staatsrechtelijk zal worden ingedeeld en hoe die
delen innerlijk zullen zijn verbonden; behoeft 66k al niet
grote twijfel ie bestaan. De taart is al in parten gesneden:

zes ,,Lânder” en twee steden – Hamburg en Brernen,.

die hun oude Hanze-vrijheid terug hebben gekregen –

zullen de toekomstige Westduitse staten vormen. En het’

is nauwelijks nodig om veel verder te meditern over het

minder-of-meer-federalistische van de staatkundige band

tussen deze staten onderling, omdat ook voor hen domi-

neren zullen de economische verhoudingen, interregionaal

en internationaal, waarvan aanstonds regelingen zullen

worden ontworpen en die aan hen zullen worden voôr-

gelegd, of – als het niet anders kan – opgelegd.
Belahgrijk bij die constructie van dit nieuwe Duits-

land is de vraag, of het Saargebied als zoveelste ,,Land”
hierin zal kunnen worden opgenomen, maar uiteindelijk.J

zal ook hier weer de economie regeren en het is volstrekt denkbaar, dat de Saar, staatkundig bij Frankrijk gevoegd,

deel zal hebben aan de economische regelingen voor de

Europese gemeenschap gesteld.

Van groot belang is dan daarbij de vraag, of al deze

bestuursregelingen van bovenaf, – van geallieerde zijde,

zullen worden gedirigeerd en gecontroleerd, of dat zij
door het Duitse volk zelf tot uitvoer zullen worden ge-
bracht. Ook daarop is het antwoord al gegeven en zeer

duidelijk gegeven: zodra mogelijk zal Duitsland zichzelf
moeten regeren en zal de gem3enchappelijke geallieerde

contrôle moeten worden opgeheven en overgedragen aan

de interne organen. –
**
*
En wat zullen die economische regelingen dan kunnen

en moeten bevatten? Allereerst, dat dè grondstoffen 66k

van West-Duitsland – de kolen van de Ruhr en de kali
in de eerste plaats – ter verdeling worden gesteld van de ,,Western European Reconstruction Corporation”,

ter distributie in die zin, dat ook Duitsland zijn deel

ervan zal krijgen.. Dat verder de openbare nutsbedrijven

ter beschikking zullen komen van diezelfde Corporation,
die ze in dezelfde geest ten dienste van het algemeen
belang zal stellen. Voorts, dat Duitsland deel zal nemen
aan de internationale Jroepsvorming van de grote in-

dustrieconcerns, en dat het erin zal moeten berusten, dat

zijn basisindustrien,voorzover zij voor de toekomst gevaar-

lijk ivorden geacht, overgebracht worden naar andere,
mogelijkerwijs de naburige westelijke landen.
Daarnaast, het valt niet te ontkennen, zijn ook andere
minder of niet gevaarlijke industrieën al overgebracht
naar Frankrijk, men spreekt van horlogefabrieken, naar
de Verenigde Staten, men spreekt van de Zeiss-fabrieken,
naar Engeland, men spreekt van textiel. En ht is daarbij
niet gebleven bij inrichting en machinerieën, 66k de
staf, ook de arbeiders zijn overgebracht soms ,,en masse”, soms man voor man. En terwijl na de vorige oorlôg alleen
de patenten aan de Duitsers werden onttrokken, maar de
fabrieken en het personeel met rust werden gelaten, gaan
nu ook de mensen over. En het is wel zeker, dat deze
maatregelen in de Russische zône in verhoogde, versterkte
en verscherpte mate genomen zijn.
Toch, de geallieerden, aan wie de belangen van West-
Duitsland nu zijn toevertrouwd, zullen er tenslotte on-
mogelijk toe kunnen medewerken, dat de nieuwe ,,Lander”

economisch worden ,,uitgekleed” en geen basis van nieuw leven meer zullen hebben. De positieve verklaring daartoe
is in Stuttgart gegeven, war de Amerikanen en Engel-
sen de verklaring hebben afgegel,ren, dat het hun be-
doeling is ,,to make a going concern of Western Germany
in a very short time”. Daarbij zal niet alleen de landbouw
moeten worden verzorgd en de overblijvende industrie
op de been gezet, de mijnen op volle capaciteit gebracht
en met de woningbouw althans zijn begonnen, 66k een

stukje eigen zeescheepvaart, een stukje eigen .visserij
en vooral ook een stûkje eigen Rijnschipperij zal aan
Duitsland moeten worden toebedeeld. Want Duitslnd
zal Rijnoeverstaat in zijn, volle .6mvang moeten blijven.

*
Tenslotte voor de geallieerden nog een hoogst belang-

/

,
vw’
,
‘-

28 Mej 1947

ECONOMISCH-STATIsflSCHE BERICHTEN

425
‘S

rijke taak: de regeling van het monetaire vraagstuk’ van

West-Duitsland. Het verluidt, dat daarvoor een Com-
missie is ingesteld, dat die te Berlijn vergaderd heeft,

maar ,,er niet uitgekomen is”. Het is duidelijk, dat de

moeilijkheden, welke hier overwonnen moeten worden,

aanmerkelijk zijn en dat al dadelijkde vraag gesteld wordt
van ,,praematuur”.

Toch wil het voorkomen, dat geen grotere weldaad

aan het Westduitse volk kan worden. gedaan dan het

creëren van een nieuwe Mark, aangezien een hechte sta-
biisering van de bestaande munt nauwelijks denkbaâr is.

Het is begrijpelijk, dat de geallieerden ook aarzelend
tegenover deze kwestie staan, omdat de ,,goedkope mark”

hen enorm helpt bij de zware financiering van de be

zettingszônes. Maar zij z1len, willen zij werkelijk van

Western Germany ,,a going concern” maken, toch op
korte tijd de solide monetaire basis moeten geven, die
voorwaarde is voor elk economisch gezond leven.
**
*

Er is nog een vraag te beantwoorden, die van imminent
belang is vdor de kleine geallieerde staten, in de aller-
eerste plaats voor Nederland.

Gaan de grote geallieerden indèrdaad de weg op hier-
boven omscreven, gaan zij dus de ,,vrede organiseren”
zonder dat er vrede is en zonder dat er een vredesverdrag
bestaat, gaan zij naar hun wensen de toestand ,,consoli-
deren”, die daarna als een feit moet worden aanvaard,
om later in een vredespact te worden geïncor5oreerd,
dan bestaat de mogelijkheid, neen, zelfs de grote waar-
schijnlijkheid, dat Nederland aan de besprekingen over
al de te maken regelingen geen deel zal kunnen nemen,
zijn wensen en eisen niet of gebrekkig naar voren zal

kunnen brengen en als he’t pact inderdaad te zijner tijd
ter tafel komt, ,,het nakijken zal hebben”.
Daarom is hel te hopen, dat de Nederlandse Regering
eIin slagen moge, de deur te vinden, de kruk en het sleutel-
gat om binnen te komen in dat zeer geheime vertrek,
waar de hoogste belangen, ook van ons land, wrden
bedisseld en’ beraamd. 1-let Nederlandse volk zal de ont-
wikkeling der dingen in grote spanning volgen.

K.’ P. VAN DER MANDELE.

ALGEMEENE ASPECTEN VAN DE UNIE

VAN BELGISCHE ZIJDE GEZIEN
1).

Door sommige commentators van de Nederlandsch-
Belgisch-Luxemburgsche Unie Werd de probleemstelling
van dit merkwaardig experiment wel eens vergeleken bij
dat van het huwelijk.

Wanneer gevraagd wordt of een voorgenomen huwelijk
een succes zal zijn, dan zal geen ernstig mensch daarover
een definitieve uitspraak, durven geven. Er zijn natuur-lijk beredeneerbare elementen in het gevkl; ze laten toe

een rationeel gemotiveerd antwoord te verstrekken.
Maar er zijn ook vele onbekenden, die d4 uitkomst met
twijfel omkleeden. Het wordt meer een kwestie van over-
tuiging danvan onbetwistbare zekerheid.
‘ik wil de vergelijkingsbasis niet compliceeren met
het bekénde alternatief, een huwelijk uit liefde of een
huwelijk uit berekening. De diepere motieven, die beide
partners naar een inniger verbintenis drijven, hebben
eigenlijk slechts een ondergeschikt belang. Waar het op
aankomt, is te weten
ofAe
band, dien de belanghebbenden
willen-smeden, van aard is om hun collectief welzijn te
bevorderen en een vollediger verwezenlijking van hun
beider persoonlijkheid in de hand te werken.

Zoo staat het ook met de ‘toekomstmogelijkheden van
de Nederlandsch-Belgisch-Luxèmburgsche Tolunie, die
dient uit te groeien tot een Economische Unie.

Ik wensch hier bondig aan te toonen, op welke gronden

‘)
Gezet in de oorspronkelijke spelling.

ik beho6r tot diegenen, dieovertuigd zijn, dat de Unie

eqn suc9es moet worden en zal bijdragen tot en grooter

welvaart van onze landen op langen termijn gezien.

Ik wil, nochtans niet doorgaan als iemand, die zijn

wenschen voor, werkelijkheid, zou houden. en blind zou

zijn voor de vele hinderpalen en struikelsteenen, die zich
voorgedaan -hebben en nog liggen op den moeizamen

weg der economische toenadering tusschen onze landen.

Deze hinderpalen zijn zoowel van historischen als van
psychologischen en materieelen aard. Ze kennen en ze

naar hun juiste waarde schatten is een nopdzake1ijkheid,

wil men niet door de eerste moeilijkheid of ontgoocheling
zijn moed laten zakken, zijn wil tot welslagen zien ver-

:zwakken.

Hist’orisch zijn reeds talrijke psychologische verschil-
len en economische divergenties gegroeid. Tijdens de
115 laatste jaren van hun afzonderlijk bestaan hebben
de twe’ landn zich ontwikkeld zonder speciale aandacht

te wijden aan de economische evolutie van hun neven-

,buur. Dichter bij ois was de door den Duitschen bezetter

tijdens den laatsten oorlog gevolgde economischë politiek

in diverse opzichten oek in beide landen verschillend.
Niettegenstaande
1
de beloftevolle overeenkomst onzer
,Regeeringen van Londen van September 1944, is daaren-
boven de sedert de bevrijding in beide landen gevolgde

èconomische politiek niet op elkaar afgestemd geworden,
hoofdzakelijk als gevolg van de verschillende bevrijdings-
bmstandigheden en het verschil in de oorlogsgevolgen.

Dezê historisch verklaarbare wisselvalligheden leggen
*ok uit, waarom voor het oogenblik een gebrek aan weder-
zijdsch kennis en éen gemis aan wederzijdsche ver-
trouwdheid met elkaars economische toestanden kan

vastgesteld worden. Ook de volksaard is verschillend:
het Noorden is meer gesteld op–discipline, het Zuiden
meer op losheid. Deze gesteldheid van het volk heeft har
weerslag op de gevoerde economische politiek en op de
psychologische mogelijkheden er van. In Nederland steunt
zij meer op dirigisme en overheidsbemoeiing en is zij meer
geschoeid op een strakkere regeling van het bedrijfs-leven. In België en Luxemburg is men echter veeleer’
voorstander der vrijheid en van het loslaten der econo-
mische ‘reglementeering.

Ook de-devieenpositie van Nederland geeft aanleiding
tot moeilijkheden en tot verkeerde beoordeeling van de
juisté toedracht der zaken.”Zoo hoort men in sommige
kringen soms de meening uite,,n, dat Nederland zijn herstel
financiert uit Belgische middelen en eenzijdig voordeel
haalt uit de Unie.
Wegens het verschillend statuut der ‘wederzijdsche
overzeesche gebieden vormen deze gebieden ook een nete.
lig probleem. Vele vraagstukken tenslotte kunnen niet
vast omlijnd worden wegens het onopgelost Duitsch pro-
bleein. Voegt bij dit alles den weerstand van sommige
belangengroepen uit nijverheid, handel en landbouw, de
,,vested interests”, die zich in hun bestaan bedreigd meenen

door een concurrentie van over de grens, concurrentie, die
niet meer door tolmuren zal kunnen bestreden worden.

Denkt eveneens aan de collusie dierzeifde ,,vsted interests”
van beide landen, die er naar streven de onontkombare

gevolgen van de Unie te compenseeren door restrictieve
ondernemrsovereenkomsten, waardoor men de ver-
worven pôsities wil handhaven.

Dit alles is niet van aard om de verantwoordelijke
Regeeringen en hun helpers van zware drukking en be-

invloeding vrij te houden en het voorgestelde doel ge-
makkelijk te laten bereiken.

Deze moeilijkheden weerspiegelen zich ook in de werk-
zaamheden van het administratief apparaat, dat, in-
gevolge het protocol van April 1946, opgericht werd.
Maar ze zijn te overbruggen als de wil tot zegeviern

aanwezig is. Zoo heeft de Administratieve Raad voor de
Douaneregelingen het gemeenschappelijk

tôltarief reeds

/

426

ECONOMÏSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947

opgesteld en aan de drie Regeeringen voorgelegd. Na

goedkeuiing zal aldus een eerste stap gedaan zijn naar

de Tolunie. Een eerste stap slechts, want de gemeen’-
schappelijke grens met talrijke belemmeringen zal nog

steeds blijven bestaan. Naast den Raad der Hande1s

accoorden is vooral van belang de Raad der Economische

Unie, waarvan de naam oorspronkelijk ,,Administratieve

Raad voor de Regeling van den Buitenlandschen Handel”

luidde. Gelet op den omvang der hem toegewezen taak,
nl. de economische politiek der beide landen te coördi-

neeren met ‘het doel de Economische Unie voor te be-

reiden en te bevorderen, werdén in den schoot van den

Raad der Economische Unie verschillende sub-commissies

opgericht. Deze commissies zijn belast met de studie

van industrieele ontwikkeling, landbouw en vischvangst,
bevoorrading, prijzen en bonen, verkeer, verdeelingen,

prioriteiten en statistische coördinatie. De commissie

voor Koloniale Vraagstukken heeft haar werking nog niet

aangevat. Verschillende commissies hebben reeds nuttig

werk geleverd en vruchtbare contacten tot stand gebracht.

Ze zijn op goeden weg. Ze moeten

zich echter hoeden

voor- den waan alle bezwaren te kunnenvoorzien, er een

oplossing voor gereed te hebben en ze definitief uit den

weg te ruimen. –

Eer typische moeilijkheid werd door de Commissie

voor Industrieele Ontwikkeling ontmoet: bij voldoende

productiecapaciteit of onbetwistbare superioriteit van een
bepaalden bedrijfstak in een der twee landen leek het

logisch, ten einde overoutilleering te vermijden, het op-

richten van dergelijke ondernemingen in het andere land’
te ontmoedigen. Nederlan, beschikt hiervoor over de
,,Bedrijfsvergunningswet”. Alhoewel België talrijke on-

rechtstreeksche middelen kan toepassen om de vestiging

van nieuwe bedrijven te beletten en beschikt over de

bekende wet van 13 Januari 1985 over de verbindend

verklaring van ondernemersovereenkomsten, bleek het
afwezig zijn van een identiek regelend apparaat in België

een ernstige struikelsteen te zijn in de gevoerde bespre-

kingen. Een geleidelijke aanpassing van de wetgeving
in de twee landen zou natuurlijk zeer bevorderlijk zijn
‘-voor de eliminatie van vele wrijvingspunten- De laatste

besprekingen gevoerd in den schoot van de Nederlandsch-
Belgisch-Luemburgsche Parlementaire Unie trokken de
aandacht op de noodzakelijkheid er van. Doch men hoeft
zich geen illusies te maken over de gemakkelijkheid

zulk opzet door te voeren. Een volledige gelijkschakeling

is trouwens overbodig. 1-Jet volstaat dat identieke ob-
jectieven nagestreefd worden, zij het ook met juridisch of
formeel verschillende middelen. Maar zelfs het opstellen van gemeenschappelijke oogmerken zal veel begrip voor
wederzijdsche nooden en doorzettingsvermogen vereischen.
Indien aldus talrijke moeilijkheden aan te stippen

zijn, die de vlotte verwezenlijking van het doel in den
weg staan, dan moet nochtans vastgesteld worden, dat
ze meestal van voorbijgaanden aard zijn, met goe€len wil
kunnen overwonnen worden en geenszins onoverkomelijke

hinderpalen uitmaken.
Daarnevens – echter zijn vele factoren van definitieven

en blijvenden aard aanwezig, die, als positief constructieve
elementen bijeengezien, de toekomstige gemeenschappe-
lijke economische huishouding op een begeerenswaar-
digen en
I
soliede
i
n grondslag plaatse4. .
-Er is eerst het bewustzijn van de historische samen-
hoorigheid en lotsverbondenheid der lage landen bij de zee.
Het gemeenschappelijk lijden en ellende der bezettings-
jaren heeft beide landen overigens nader tot elkaar ge-
bracht.
.,

De aaneenMuiting der beide volkeren tot een econo-
misch blok van 17 millioen werkzame en behoeftenkrachtige
menschen vormt een binnenlandsche markt van niet te
onderschatten beteekenis. In de internationale betrek-
kingen zal zulk productief en consumptief compact blok
als handelspartner een groote aantrekkingskracht vormen

en beschikken over een aanzienlijke ,,bargaining power”

in de handelspolitieke besprekingen met derde landen.
De verstandhouding van de toekomstige Unielandén op
de voorbereidende besprekingen voor de Internationalé

Conferentie voor-Handel en Tewerkstelling was reeds zeer

vruchtbaar. Zonder de koloniën of overzeesche gebieden
hadden Nederland en België in den totalen wereidhandel

van 1938 en aandeel van 5,4 pCt. en bekleedden aldus de

vierde plaat na Groot-Brittapnië, de Vereenigde Staten
en Duitschland. Tezamen zullen beide landen een eco-

nomische entiteit uitmaken waarmee te rekenen valt.

Het in gemeenschap stellen van beider ervaringen zal
de Unielanden slechts ten goede komen. Nederland is

inderdaad zeer beslagen op handels- – organisatorisch-
maritiem- en exportgebied, terwijl. België veeleer uitmunt

op industrieel gebied. –

De Unie zal- waarschijnlijk de verdwijning van bepaalde

activiteiten in beide landen medebrengen. Indien dit

individueel schade zal berokkenen, zal het globaal gezien

in het voordeel der Unie uitvallen: hoe langer hoe meer

zal den weg der spedialisatie en der rationalisatie kunnen
opgegaan worden, wat op zijn.beurt lageren kostprijs en

hoogeren levensstandaard ‘zal tot gevolg hebben. De uit-

gebreide consumentenmarkt zal hierin niet weinig toe,

bijdragen. De Unie zal ook geen beperkend verband voor
beide landen blijken te zijn: noch de verdere uitbouw

van den Belgischen landbouw, noch de uitbreiding der

Nederl,ndsche industrie moeten a priori verhinderd

worden: in vele gebieden kunnen immers nieuwe be-
– drijvigheden gerechtvaardigd worden en het is maar
billijk, dat het privaat initiatief hierin een voldoend
vrijen teugel gelaten wordt. Een zekere concurxentië kan

tenslotte slechts een weldoenden invloed hebben: vele

bedrijven in een der beide landen zullen aldus gedwongen

worden tot betere inrichting van hun bedrijf en grootere
verzorging van hun productie. Minder geschikte produ-
centep zullen uitgeschakeld worden zoo zij zich niet toe-

leggen op specialisatie. Gezonde en boyale concurrentie

zal een spoorslag zijn tot meer volmaking.
Naarmate de tijd verder gaat zal tenslotte de aanvan-

kelijke belhngenoppositie wel verminderen. Overeenkom-

sten tusschen de verschillende producenten zullen ge-
sloten worden naar vroegere voorbeelden op het national
plan. Wederzijdsche participaties kunnen ten slotte de

tegenstellingen ook verminderen. Kapitaalvervlechting
is inderdaad en uitstekend middel om, de wederiijdsche

interpenetratie te bevorderen en om scherpe tegenstel-
lingen te verminderen. –

Een grooter streven iaar specialisatie blijkt dus een
uitstekend middel te zijn om de concurrentie, die overigens
op veel gebieden eerder fictief is, in vruchtbare samen-
werking om te zetten. Deze specialisatie zal verder de

uitbreiding van vele ondernemingen toelaten.
Door de Unie zullen de beide landen ook minder afhan-
kelijk worden van andere staten, alhoewel të hopen ware,
dat dergelijk argument nooit meer belangrijk zal worder,
want. Nederland, België en Luxemburg hebben er alle
belang bij, dat de weg naar het protectionisme niet meer

bewandeld wordt. De geschiedenis der laalste decennia
heeft overigens bewezen, dat kleine economische eenheden
een te gemakkelijke speelbal zijn van de conjunctuur-
schommelingen. Het ligt dan ook in de lijn van een ge-‘
zonde evolutie, dat deze kleine eenheden zich samen-
sluiten. Deze aansluiting is des te natuurlijker voor België,
Nederland en Luxemburg, daar beide gebieden feitelijk
één geograpisch geheel vormen met de daaruit voort-
vloeiende samenloopende belangen. Gelegen dân de mon-
ding der groote rivieren hebben zij een groot belang bij
de heropleving van West- ‘en Midden-Europa en’ bij den bloei van Europa in het algemeen, om aldus hun centrale
verkeerspositie ten volle te kunnen benuttigen. Niet
alleen zal de consumentenmarkt van de Economische
Unie vergrooten, ook hun grondstoffenbasis zal door de

28 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

427

1

/
bijdragen der overzeesche gebieden vergroot worden.

De drang in beide landen naar meer vrijheid, uitgaande
van het bedrijfleven, en het streven naar het uitleven

van het privaat initiatief zijn kenmerken, die beide expan-

deerende, arbeidzame en hoogstaande bevolkingen slechts
nader tot elkaar kan brengen.

Dit alles kan ons slechts hoopvol stemmen en er ons
toe aanzetten de Economische Unie zoo vlug mogelijk

tot stand te brengen, natuurlijk langs wegen van geleide-
lijkheid. Eerst moet de douane-overeenkomst in werking
treden met .de daarbij passende regelingen van de ermee
samenhaigende vraagstukken, zooals taxeering, vrij-
dommen, tijdelijken invoer, accijnzen, omzetbelasting,
enz. Daarna zal de tolgrens gansch kunnen opgeheven

worden en de ongehinderde omloop van goederen en dien-

sten tusschen beide gebieden kunnen plaats grijpen. Dan
zullen de voorwaarden geschapen zijn voor het tot stand

brengen eener Economische Unie.

Laten we dan niet al te aarzelend blijven stilstaan bij

de vele onzekerheden, die nog zullen ontmoet worden op
het gebied van bonen en prijzen, van geld en crediet, van
economische structuur en orgânisatie. Er zal een feitelijk
geboden aanpassing plaats grijpen, die zal groeien uit het
niet geforceerde spel der natuurlijke economische krachten. Alles willen oplossen, alles berekenen, alle onzekerheden
uitschakelen, vooraleer men den stap waagt, is een on-

begonnen taak, en beteekent een gebrek aan vertrouwen
in het verwachte resultaat.
Dergelijke methode zal vanzelfsprekend gevolgd worden
door een bewogen aanpassingsperiode, waarbij sommige
private belangen in beide landen geschaad zullen worden,
doch zij zal ten slotte’ doeltreffender’ blijken te zijn dan een langzaam en weifelend voortschrijden. Deze laatste
manier heeft daarbij nog het nadeel, dat ze psycholo’isch

groote gevaren biedt De beide bevolkingen worden zich
aldus hoe langer hoe minder bewust van de realiteit

der Unie en talrijke beslissingen worden genomen, die
hiermede in strijd zijn. Daarom ook dringt een regel-

matige voorlichting zich op het publiek moet op de hoogte
gehouden worden van den stand der onderhandelingen

en den gang der werkzaamheden. Sommigen vragen zich
soms af of er van de Tolunie, laat staan van de Economi-
sche Unie, iets zal in huis komen. Daarom alleen dringen
zich eerste verwezenlijkingen op, die evenwel zonder offers
langs beide zijden niet mogelijk zijn.
Zonder vrees voor de toekomst en zonder ons door
het verleden te laten beïnvloeden, zonder angst voor
concurrentie, moeten wij dan ook tot verwezenlijkingen

overgaan: waar den wil is, is een weg!

BItUSSEL

Prof. Dr GASTON CRAEN’

WAT VERWACHTEN WIJ VAN EEN

BELGISCH-NEDÉRLANDS-LUXEMBURGSE

ECONOMISCHE UNIE.

Wanneer.onze Regeringen – in de verbanning – niet
reeds in 1944 het principiële besluit hadden genomen,
dat zij nu aan het uitwerken zijn en waarop zij de be-
krachtiging der parlementen hopen te verkrijgen, zou er
wellicht toch nog een discussie zijn ontbrand over het
voor en tegen van een douane-unie en een economische
unie tussen onze landen. Zoals het nu is heeft ieder, die
er mede te maken heeft,’ het gevoel, dat de unie er in
ieder geval komt en dat het slechts de vraag is, hoe en
wanneer. Dit algemene gevoel is, dunkt mij, een mani-
festatie van het gezonde instinct, waarmede onze volkeren
zich in de woelingen van deze tijd richten op aaneensluiting
en onderlinge hulp. Nu en dan komt ef nog wel eens
een aarzeling op dan in het ene en dan in het andere land, maar de algemene houding is gelukkig vast en
positief.

Juist omdat di9 zo is, behoeft men niet de ogen te

sluiten voorde n’oeilijkheden, die de Unie 56k meebrengt.

Zou een gebeurtenis van een dergelijk historisch belang

mogelijk ‘ijn zonder één enkele: schaduw’zijde? 1-let i
gemakkelijk, tegenover de grote voordelen ook de nadelen

op te sommen. Maar er hangt veel van af, in welke geest

men dat doet. Er zijn drie manieren om de punten, waarop

ik hier doel, in het licht te stellen. In de eerste plaats

kan men ze zien als bezwaren, die breed worden uitge-

meten om een afwijzend oordeel te motiveren. Tot dust

ver ontmoeten in Nederland vrijwel niemand, die op
deze manier over de Unie met België en Luxemburg
spreekt. Een tweede manier is het opmaken van de balans
van
pro en contra, om het oordeel te bepalen. Hiermede
zijn nog wel kleine groepen bezig, hoewel de ervaring leert,

dat de meesten, die er bewust over denken, er zonder veel /

aarzeling véÔr zijn. Dezen volgen dan verder de derde

manier, zij beschouwen de moeilijke punten niet als
redenen voor een verwerping, maar als problemen, die

moeten worden opgelost om het gezamenlijke doel te be-reiken. In deze positieve geest wortlt gelukkig hetoverleg

tussen de Ministers 9fl tussen de ambtelijke specialisten


van de Unielanden gevoerd, en
/
ik ben er zeker van-, dat
de particuliere studiecommissies en de persorganen tot
dezelfde opvatting zullen komen, voorzover e -die al
niet aanhangen.

Zulke problemen zijn er natuurlijk wel. Ik zal ze ijiet
allemaal opnoemen; er iijn problemen van min of meer
technische aard, die men pas na enige studie ontdekt.
Zij bewegen de openbare mening in Nederland niet.
Maar wel vraagt men zich bijv. in sommige kringen af, of het
gemeenschappelijk tarif van invoerrechten, dat door zijn
compromiskarakter enigszins hoger ligt dan het Neder-
landse tarief van voorheen – en dat bovendien zal worden.
toegepast, terwijl het oude tot dusver voor het grootste
gedeelte werd opgeschort – de kosten van levensonder-
houd niet zal verhogen. Het Nederlandse volk hecht er
aan, het moeizaam vercregen evenwicht tussen lonen en
prijzen niet weer te verstoren. Floe lost men het pro-
bleem op, dat hierdoor wordt gesteld? Naar mijn per-

soonlijke mening is de opschorting van de invoerrechten
een abnormale toestand, die niet als uitgangspunt voor

kosten en prijzen op enigszins langere termijn mag worden
beschouwd. Instelling van de heffing van rechten zal men
op de koop toe moeten nemen. Vergeleken hierbij zal
dan blijken, dat de verhogiig van het oude tarief,welke
in het nieuwe ligt besloten, veel van zijn betekenis ver-
liest. Bovendien valt bij dit laatste te beÏenken, dat in
vele gevallen het nieuwe tarief nog verlaagd zal worden

tengevolge van de tarifonderhandelingen te Genève in
het kader der Verenigde Naties, waardoor wel het laagst
mogelijke compromis met België wordt bereikt. Voorts
zou men de werking van het nieuwe tarief in het licht van deze ‘overweging voortdurend in het oog moeten
houden. 1-let is tensltte niet onveranderlijk. Bovendien
verschaffen de hogere ontvangsten van de schatkist
desgewenst de middelen 9m op bepaalde kritische punten
de kosten van levensonderhoud door het verlenen van
subsidie voor een te sterkë stijging te behoeden.
Een andere vraag: hoe zal men een economische eenheid
tot stand brengen tussen gebieden, die vooralsnog een
vrij’aanzienlijk verschil in prijspeil vertonen? Het is geen
geheim, dat bij de bestaande koersverhoudingen de prij-
zen en lonen bij onze Zuiderburen hoger liggen dan bij
ons,
di
zijn nauwkeurige cijfers moeilijk te geven. Het
indexcijfervan prijzen en industriële lonen ligt, ruw ge-
sproken, in Nederland in de buurt van 190, in België
omtrent 300. Het verschil is minder groot dan het lijkt
(het Belgische uitgangspunt was lager), maar het bestaat
toch wel degelijk. Het antwoord op deze vraag is, dat men eenvoudig het gunstige tijdstip moët af%vachten. Er komt
zeker een tijd, waarop de verschillen minder groot zullen
zijn, en dan moet men toeslaan. Onze taak is, te zorgen

428

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947

op dat moment klaar te zijn met de organisatoiische

voorbereiding.


Misschien is het om een andere reden nog wel goed,

dat de economische Unie niet
oniniddellij/c
tot stand

komt. Ieder weet, dat de voorzieningssituatie in België en

Luxemburg over het algemeen gunstiger is dan bij ons.

Een opheffing van de goederengrens bij ongeveer ‘gelijke

prijzen zou zonder twijfel de Belgische voorraden naar

Nederland doen stromen. Dit kan voor ons als consu-
menten zijn aangename kanten hebben, maar het zou

ons gezamenlijk diep in de schuld steken.


Er
is dus, naast een vaste wil tot aaneensluiting en een

geschoolde kijk ‘op de problemen dier aaneensluiting, ook

een zekere wijsheid nodig om het goede ogenblik te kie-

zen. Maar niet alleen dârvoor. Wijsheid zullen onze

volkeren en hun regeerders ook nodig hebben om de ver-

schillen in geaardheid niet te verwaarlozen en toch de

eenheid te doen groeien. Belgen en Luxemburgers stellen
zich wel eens voor, dat de Nederlanders een soört liefde

voor regelend ingrijpen hebben, terwijl men hier soms

beducht is voor de vrijheid, die men over de grens voor
zichzelf wil handhaven, terwijl men ons in sommige op-
zichten gaarne aan banden zou leggen, naar men gelooft.

De ene noch de andere beduchtheid is geheel gegrond.

De verschillen in de economische politiek zijn voor een
deel uit veranderlijke economische omstandigheden te

verklaren en zullen minder worden, naarmate die omstan-

digheden minder verschillen. Nochtans is een zeker ver-
schil in geaardheid en temperament niet te ontkennen.

Verhindert dat een economisch naar elkaar toegroeien?

Neen; de karakterologische verschillen tussen bijv. Gro-
ningers en Brabanders hebben de economische eenheid van Nederland niet belet. Weliswaar zal in. de Unie het

,ene staatsgezag ontbreken, dat in Nederland de een-
wording heeft bevorderd, maar het gezamenlijk voeren

van een in hoofdlijnen gecoördineerde economische Po-
litiek zal niet nalaten de temperamentsverschillen te

helpen overbruggen.
Natuurlijk moet men rekening houden met wat ge-

geven is. ,,Il faut prendre les mariés tel qu’ils sont” zegt

mijn zeer gewaardeerde Belgische collega Baron Snoy op
dit punt. Deze wijsheid zal er wel eens toe leiden, dat de

vormen der econoiisch-politieke maatregelen verschil-
lend zijn, hetgeefi hiet hindert, als maar de strekking
hetzelfde is. Men behoeft bijv niet precies
dezelfde
sociale

lasten en bedrijfsbelastingen te hebbep, mits maar de
druk daarvan (rekening houdend met gebruikelijke ver-
schillen in perceptie) gelijk is. Waar het op aan.komt, is,
dat de reële voorwaarden, waaronder bedrijven zich in,

het Noorden of in het Zuiden kunnen yestigen en kunnen
werken, zoveel mogelijk gelijk zijn.
Al deze problemen kunnen opgelost worden, en zullen opgelost worden, wanneer men een voldoende open oog. heeft voor de grote voordelen, die een economische unie
meebrengt voor alle betrokkenen. In het higemeen kan het
welvaartspeil van een gebied alleen stijgen, wanneer de
hulpbronnen, gelegen in de bodem, de werkkracht der
bevolking en het productieapparaat beter worden ge
bruikt of wanneer de ruilvoet met het buitenland verbetert.’
Beide gevolgen zijn van een economische aaneensluiting, onzer gebieden te verwachten. Op de ruil met het buiten-
land kunnen wij door gezamenlijk optreden en een ver-standig gebruik der, wederzijdse troeven zonder twijfel een gunstige invloed uitoefenen. Een begin hiermede is
reeds gemaakt. Verhoging van de productiviteit v’an ons
aller arbeid zal geleidelijk worden bereikt, wanneer de
grotere geografische eenheid de mogelijkheid opent voor

een natuurlijke werking der economische,krachten. Het
is één vande ernstige kwalen van öns werelddeel, dat het
te verdeeld is om de voordelen van grote economisch-
geografis5he eenheden te verwezenlijken. De Belgisch-
Nederlands-Luxemburgse economische Unie zal een stap in de goede,!’ichting vormen; een stap, die te belangrijker

is, omdat hij ondernomen wordt dor volkeren, die reed’s

een vrij hoog peil van economische ontwikkeling bereikt

hebben en die gelegen zijn in een voor de wereldhandel
belangrijke hoek îan Europa.
Hebben wij een complementaire, elkaar aanvullende

economische structuur? Gedeeltelijk wel, en gedeeltelijk

niet. In alle drie de landen zijn zowel de landbouw als de
industrie belangrijk en voorgoed geworteld. Voor handel

en verkeer geldt in zekere zin hetzelfde. Dat er raak-

ylakken en zelfs wrijvingsvlakken zijn, kan niet worden

ontkend. Maar dat er reeds nu typische specialisaties zijn,

ep dat die zich in de toekomst’ nog verder zullen ont-

wikkelen, staat eveneens vast. De grotere economisch-

geografische eenheid zal het mogelijk maken, dat de

specifieke voordelen van het landschap, de arbeid en de

organisatie in elk ,der delen ten volle kunnen worden uit-

gebuit, ten gunste van het geheel. In de overgangstijd zal
men in bepaalde sectoren zeker nadelen ondervinden van

de grotere openheid, maar op de duur kan de totale
productie niet anders dan stijgen. En daarmede ‘het ver-

bruik, want bij alle aandacht, die de producenten vragen,’
mogen wij niet vergeten, dat tenslotte de verhoging van

het levenspeil der consumenten het doel is van iedere
economische inspanning. Grotere’ productie en consumptie

zullen het resultaat van de eenwording moeten zijn,

maar ook grotere stabiliteit. Het draagvlak wordt groter,
de gezamenlijke structuur wordt gev’arieerder, de partiële

schommelingen worden gemakkelijker opgevangen.’
Dit verschiet zullen de Regeringen en degenen, die in

het bedrijfsleven staan, in het oog moeten houden bij het
bepalen van hun economische politiek, niet alleen in de
toekomst, maar ook reeds vandaag. Wat ons van elkaar
verwijdert moeten wij vermijden, wat de eenwording

dient moeten wij bevorderen. Dit alles natuurlijk binnen

de welbegrepen verantroordelijkheid voor het welzijn

van het eigen volk. Maar dat welzijn vraagt om de groei
van deze Unie, die wij samen bouwen, die reeds nu de

aandacht van de wereld trekt en die, eenmaal volbracht,

zal blijken van historische betekenis te zijn. Mogen wij
niet te klein zijn voor de grote taak, die de geschiedenis
ons hier heeft gesteld.
‘s-Gravenbage.

Prof. Dr P. KUIN.

DE VOLKSTELLING.

Per 31 Mei a.s. zal er een inventarisatie plaats’ hebben
van het Nederindse volk, d.w.z. er wordt een volkstelling
met woningtelling, gezinstelling en beroepstelling
,
ge-

houden. Het juiste aantal inwoners is daarliij slechts een
gegeven van ondergeschikte betekenis, al spreken we
meestal van volkstelling. Het gaat in de eerste plaats
om de samenstelling, de structuur van de bevolking.
Wegens de oorlog is de normale tienjaarlijkse volks-
telling van 31 December 1940 niet’doorgegaan. De laatste
nauwkeurige gegevens’ betreffende de samenstelling van
onze bevolking dateren daardoor van 31 December 1930,
dus ruim 16 jaar .geleden. In een normale priode van
tien jaren kunnen reeds grote veranderingen optreden.
Sedert 1930 zijn echter eerst de crisisjaren, en

daarna de

oorlogsjaren over ons volk gegaan, en deze tijden hebben
grote verschuivingen in de ‘structuur teweeg gebracht.
Men kan dan ook gevoeglijk zeggen, dat de cijfers van
1930 thans volkomen verouderd zijn. Een nieuwe selling
is nodig om de grote structuurwijzigingen in lanbouw,
handel en nijverheid te registreren. Dit is van groot belang
voor Overheid, bedrijfsleven en wetenschap.
In de eerste plaats voor de Overheid. In deze tijd van
toenertiende overheidsverantwootdelijkheid kan geen Re-
gering behoorlijk haar taak vervullen, indien zij niet be-

schikt over gedetailleerde en accurate kennis betreffende
het volk en’ de omstandigheden, waaronder ‘het leeft. In
een periode, waarin de economische activiteit werd over-

/

28 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

429

gelaten aan het vrije spel dei maatschappelijke krachten,

had de Overheid voor haar administratie reeds behoefte
aan.tal van statistische gegevens. Nu ra de ontreddering

van deze oorlog ons volk een uiterst moeilijke periode
doormaakt, waarin de strijd om het bestaan zwaarder is

ddn ooit, rust
01)
de Overheid een enorme taak hij het
geven van richting aan de economische activiteit. Zonder

de grondslag van uitgebreile statistische gegevens kan zij
die taak niet nar behoren vervullen. Dit zal in de toe-

komst ongetwijfeld zo blijven, want ook indien de ont-
wikkeling niet gaat in de richting van een straf geleide

economie, zal de Regering toch de grote lijnen moeten
blijven beheersen. 1-Jet economisch herstel kan niet be-
hoorlijk worden geleid zonder een inzicEt in de huidige
economische structuur van onze samenleving.’ Vraag-

stukken van industrievestiging, arbeidsbemiddeling, scho-

ling en verplaatsing van arbbidskrachten kunnen niet
goed worden beoordeeld, indien men geen gedetailleerde
gegevens heeft over de beroepsstructuur, en deze zijn
slechts te verkrijgen door middel van een beroeptelling.

Ook ten aanzien van het gebruik van de bodem heeft

de Overheid een belangrijke taak, die der ruimtelijke
ordening.’ In ons dicht bevolkte land is de bodem een
schaars goed, waarmede wij
1
uiterst zorgvuldig moeten
omspringen, en bij de sterke groei van onze bevolking
zal dit in de toekomst in nog grotere mate het geval zijn.

De Rijksdienst voor het Nationale Plan met de daar-
onder ressorterende Provinciale Planologische Diensten
zijn de organen, die moeten waken over het juiste ge-

bruik van de bodem, het behoud van cultuurgrond en
van natuurschoon, het reserveren van de juiste plaatsen
voor woonwijken en industriewijken, en daarvoor hebben

zij nodig recente en gedeti1eerde gegevens van volks-
telling, beroepstelling en woningtelling.
Hoe moet de wederopbouw van onze verwoeste steden
en dorpen worden- aangevat? Iedereen weet, dat er een
enorm woningtekort is. Dat is niet allëen eén gevolg
van de oorlogsverwoestingen; zes jaar lng heeft de

woningbouw vrijwel stilgestaan. De bevolking’ bleef
echter groeien. Ondanks de circa 250.000 oorlogsslacht-
offers, die ons volk verloor, is het bevolkingsaantal sedert

1940 met 700.000 zielen toegenomen. Het geboorte-
overschot, dat in de jaren véÔr de oorlog ongeveer 100.000
per jaar bedroeg, was in 1946 niet minder dan 200.000,

en het aantal inwoners, dat op 1 Januari 1946 ca. 9.295.000
bedroeg, had kort voor het einde van het jaar de 9 mii-
‘lioen bereikt en heeft thans vermoedelijk de 9.600.000 overschreden. Het zeer hoge geboortecijfer van 1946,

dat niet minder dan 50 pCt. boven het vooroorlogse ligt,
is ongetwijfeld niet blijvend.. Of het tot het peil van vÔér de oorlog zal terugvallen en zijn dalende tendens zal her-
nemen, valt thans nog niet te zeggen. Wel’is het echter
zeker, dat men de eerstkomende jaren in ieder geval met

een sterke toeneming van onze bevolking zal moeten
rekenen. Het zal de eerste jaren niet mogelijk zijn, de
woningbouw zodanig op te voeren, dat men deze toe-
neming zal kunnen opvangen, en de woningnood zal dus
nog blijven stijgen. De Regering zal ervoor moeten waken,

dat daar gebouwd wordt, waar de nood het hoogst is.
Er moeten honderdduizenden woningen worden ge-
bouwd, dat is zeker. Maar waar moeten ze gezet worden,
en hoeveel en vân welke soort? Waar hokken de meeste
gezinnen in bunkers, schuren of kippenhokken bijeen?
In welke gemeenten zijn de toestanden het meest critiek?
Geen partieel onderzoek, geen krantenverslag, geen per-
soonlijke indruk kan daarvoor de doorslag geven. Wil de
Regering in staat zijn, het bouwbeleid in de komende
jaren in goede banen te leiden, dan moet zij beschikken
over een gedeti1ieerde kennis betreffende de woning-
voorraad en de wijze van bewoning. Die is slechts te ver-
krijgen door een Rijkswoningtelling.
In gesprekken, en zelfs in de pers, duiken dezer dagen

geruchten op, dat de Overheid deze woningtelling zal ge-
bruiken voor de woningvordering, en men meent, dat de
vele clandestiene bewoners daarom onjuiste gegevens

zullen verstrekken. Dergelijke geruchten zijn niet alleen

schadelijk voor de uitkomsten van de woningtelling;
zij zijn bo

endien loos alarm. Want het is niet alleen
verboden aan de, gemeenten om de telling daarvoor te
gebruiken, het is bovendien ondoenlijk. De meest ge-
schikte vorm voor het verzamelen van gegevens voor

woningvordering zou een enquête zijn, die in een rustig
tempo wordt uitgevoerd. Bij een massale en plotselinge

telling, ‘zols een volksteliing nu eenmaal is, zoullen de

gemeenten deze slechts dienstbaar kunnen maken aan
de woningvordering, indien zij geruime tijd na de telling

over de telformulieren zouden kunnen beschikken om
de zaak uit te zoeken. Dit nu is niet het geval. Vrijwel
terstond na de telling moet ditmaal het volledige telmate-
riaal worden opgezonden naar het Centraal Bureau voor

de Statistiek, en wannéer dit met de bewerking zover
klaar is, dat het télmateriaal weer terug zou kunnen gaan

naar de gemeenten, dan is er inmiddels zo veel tijd ver-

streken, dat de daarop vermelde gegevens voor een woning-
vordering practisch van weinig waarde meer zouden zijn.

Immers, wegens de locale en interlocale verhuizingen zijn
dan een dusdanig aantal mutaties voorgekomen, dat het
gemeentebestuur toch practisch de zaak opnieuw zou
moeten enquetêren. 1-let is jammer, dat deze 6njuiste

geruchten de telling komen doorkruisen. Ze zijn kennelijk
ontsproten aan breinen, die zich schuldig weten en zich
derhalve niet veilig voelen.

Enige jaren geleden is.reeds van de zijde van het Ne-
derlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedenbouw
gewezen op de wenselijkheid van een Rijkswoningtefling.
Er werd toen niet gedacht aan koppeling aan een vol’ks-
telling, daar een voikstelling, als een momentopname,
gelijktijdig ‘over het gehele land dient te geschieden.
Bij een woningtelling dacht men aan ,,woningdeskundige
beoordeling”, iets, wat men van debijna 100.000 tellers

van de voikstelling niet kan verwachten. Men had dan
ook gedacht, de woningtelling met een betrekkelijk klein
legertje van geschoolde tellers uit te voeren en uit te
spreiden over een Vrij aanzienlijk tijdsverloop. Dit is
voor een voikstelling niet mogelijk, en nu wegens de tijds-
omstandigheden een snel beschikbaar komen van gegevens
over de woningvoorraad urgent is en een koppeling aan
de volkstelling daartoe een prachtige gelegenheid bood, heeft men zich beperkt tot de belangrijkste onderschei-
dingen bij de woningteiling en ook de ,,woningdeskundige
beoordeling” laten vallen. Men heeft nu een eenvoudige
definitie aan het begrip ,,woning” gegeven, dat gemak-kelijk te vatten is voor alle 100.000 tellers. Als woning

wordt beschouwd elk perceel of perceeisgedeelte, dat
volgens zijn bouw blijvend bestemd is voor bewoning
door één huishouden. Als maatstaf geldt de aanwezigheid
van een eigen voordeur, die, hetzij van de openbare weg,
hetzij van een gemeenschappelijk trappenhuis of portaal
toegang geeft tot de woning. –
Door deze definitie -tevens voor de woningbouw-.
statistiek te gebruiken zal het mogelijk zijn, de woning-
-telling als uitgangspunt te gebruiken voor een ,,iopende”
woningstatistiek.
Bij de woningteiling worden de woningen, die

voldoen
aan de definitie, onderscheiden van ,,andere bewoonde
• ruimten”. Tot deze laatste worden de vele zeer primi-
tieve behuizingen, zoals bunkers, schuren, kippenhokken,
e.d. gerekend,, maar ook alle behoorlijke woonruimten,
die gebouwd zijn voor tijdelijke bewoning, zoals hotels,
zomerhuisjes en noodwoningen. Tal van noodwoningen
– en zomerhuisjes zijn uitstekende woongelegenhederi, die
nog vele tientallen van jaren goe diensten zullen be-
,wijzen. Doch in normale tijden zouden ze niet permanent
bewoond zijn, en het is de bedoeling van de woningteliing,

het abnormale van de huidige toestand in al zijn gradaties

r

430

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947

te leren kennen. Op die wijze wordt het mogelijk, de

woningbehoefte te bepalen; door het onderscheiden der

verschillende soorten ,,andere bewoonde ruimten” wordt

h9t mogelijk, graduele verschillen in urgentie af te leiden

Voor de beroepstelling is het van belang, zo nauw-

keurig mogelijk vast te kunnen stellen, welke soort van
werkzaamheden men ‘verricht. Het isderhalve niet vol-

doende, wanne&r een routine-bankwerker invult ,,metaal-

bewei’ker”, daar de benaming ,,metaalbewerkei” niet de

aard van zijn werkzaamheden aangeeft. Blijkens de er-

varing is de beroepsvraag het zoigeiikind van de volks-

telling, en daarom is ernaar gestreefd, ‘deze zo te stellen, dat men enigermate geleid wordt tot een juiste invulling.

Bij de beroepstelling wordt ook een onderzoek ingesteld

naar degenen, die een leidende positie in het bedrijf in-,

nemen; hierbij wordt het ook mogelijk het aantal der zgn.

kleine zelfstandigen vast te stellen. Voor het eerst is er

een vraag betreffende het forensisme opgenonen. De

steeds toenemende scheiding van woon- en werkgemeente

maakt het wenselijk, een inzicht te verkrijgen in de om

vang van dit verschijnsel.

De eigenlijke’ volkstelling verschaft tal van gegéven’s
over de getaisverhouding der geslachten, de burgerlijke
staat, de gezinsgrootte, de plaats in het huishouden, het

aantal alleenwonenden de leeftijdsopbouw, de huwelijks-

vruchtbaarheid, de kerk’elijke gezindte. Behalve dat al deze

gegevens van belang zijn voor de bestudering van de
demografische gesteldheid van ons volk, zijn veel gegevens

belangrijk voor het particuliere bedrijfsleven (markt-
analytisch onderzoek) en voor de Overheid. Zo is de
leeftijdsopbouw van belang voor het kennen van de ver-

houding tussen de productievé en de niet-productieve

leeftijdsgroepen. Onder de ,,productieven” verstaat men
de 15- tot 65-jarigen, onder de ,,nog niet productieven”
de 0- tot 15-jarigen, onder de ,,niet meer productieven” degenen, ¶lie 65 jaar en ouder zijn. Door de verbeterde

levenskansen van de laatste decennia kwam er een sterkere
bezetting van de productieve en niet meer pi-,oductieve

klassen, terwijl de daling van het geboortecijfer een
zwakkere bezetting van de nog niet productieve leeftijds-

klassen bracht. Dit heeft belangrijke consequenties voor
de toekomst wat betreft de sociale maatregelen ten be
hoeve van ouden van dagen. Bij een bevolking, die aan

het verouderen is, moeten de productieve leeftijdsgroepen
zorgen voor een steeds groter wordende groep, die niet

meer produceert, teiwijl door een zwakkere bezetting
van de jeugdklassen de productieve groep in de toekomst
minder sterk bezet zal zijn. Bij een ,,jeugdig” volk daaren-

tegen ontvangt de productieve groep straks een groot
contingent nieuwe krachten uit de nog niet productieve
leeftijdsgroep. Het is derhalve duidelijk, dat de leeftijds-
opbouw van groot belang is voor het kennen van het
aantal ouden van dagen, het aantal beschikbare werk-
krachten en de te verwachten aanvoer van jeugdige werk-
krachten in het productieproces op een bepaald moment

in de toekomst. Het feit, dat het geboortecijfer in 1946
anderhalf maal zo hoog was als vôôr de oorlog, betekent,
dat men over 14 i 18 jaar een sterke stroom van jongb

arbeidskrachten kan verwachten, en ook, dat men over
6 of 7 jaar een plotselinge sterke ,toevloed naar de lagere scholen zal krijgen. Met dit laatste moet rekening worden
gehouden, opdat tijdig voorzien kan worden in de béhoefte
aan scholen en ondervijskrachten. Voor de minister van
Oorlog is de leeftijdsopbouw van belang voor het schatten
van de grootte van de jaarlijkse lichtingen. De levéns-
verzekeringmaatschappijen hebben behoefte aan juiste

gegevens betreffende de leeftijdsopbouw, om nieuwe
sterftetafels te kunnen berekenen. Voor de marktanalyse
is kennis van de leeftijdsopbouw van belang voor alle
bedrijven, die werken met artikelen voor bepaalde leef-
tijdsgroepen. –

Zo zijn er tal van instanti
1
es, die grote behoefte hebben
aan een spoedig beschikbaar komen van de uitkomsten
van de voikstelling.

Tenslotte schept de volkstelling de mogelijkheid om

de uiteindelijke balans van de oorlogsverliezen op te

maken, en de bevolkingsregisters nog eens te controleren
en te verbeteren. Ook vormt zij een nieuw uitgangspunt

voor de statistiek van de loop der bevolking.

De eigenlijke volkstelling vormt het geraamte van het,

hele complex dezer algemene tellingen; Men kan ook

zeggen,dat zij de kapstok is, waaraan woningtelling en

beroepstelling worden opgehangen.

Door combinatie van de gegevens der verschillende tel-

lingen krijgen deze gegevens nog weer een bijzonder relief.

Zo krijgen de uitkomsten van de .voningtelling pas hun

werkelijke waarde, wanneer zij worden gezien in het

licht der bewoning, dus door ze in verband te brengen

met de samenstelling der gezinnen en de gegevens der

individuele gezinsleden. En door de beroepstelling in

verband te brengen met de gegevens over geslacht, leef

tijd, kerkelijke gezindte, huwelijksvruchtbaarheid, enz.,
krijgt men tal van belangrijke aanwijzingen.

1-let is de bedoeling, de meeste gegevens van deze tel-

lingen per gemeente te publiceren. Tal van gemeente-
besturen wensen niet alleen gedetailleerde gegevens over
hun eigen gemeente te hebben, doch tevens over onder-
delen van hun gemeente, zoals wijken en buurten. Deze

laatste zullen niet worden gepubliceerd (behalve het

aantal inwoners en het aantal
ingen), doch door in de

ponskaarten het onderdeel der gemeente te ponsen, kim-
nen te allen .tijde de gegevens voor elk
j
onderscheiden
onderdeel van een gemeentevoor rekenitig van belang-

hebbenden machinaal worden bewerkt.

Een bedrijfstelling heeft thans nog niet plaats. Het ligt
in de bedoeling, die in 1950 te houden.

Uit dit overzicht blijkt wel, dat de volkstelling tal van
aanrakingspunten heeft met de economische research.
Het is dan ook te hopen eri te verwachten, dat de eco-
nomisten, die in het bedrijfsleven, in overheidsdienst en
in dienst van de wetenschap arbeiden, hun volle mede-

werking aan de telling zullen verlenen, en niet alleen zelf
de juiste inlichtingen zullen verstrekken, doch ook hun
omgeving zullen aansporen dit te doen. Ook mag men

verwachten, dat de economische studenten in groten
getale als teller daadwerkelijk- hun medewerking- aan de
telling zullen verlenen. –
Drs H. M. BRANDT.

GELDSANERING EN AFLOSSING

STAATSSCHULD,

Minister Neher sprak onlangs in de Eerste Kamer dé
volgende woorden: ,,Wanneer het enthousiasme in Ne-

derland niet sterk genoeg is om door de moeilijkheden

-heen te komen en-ondertussen te blijven critiseren datgene,
wat moet worden gecnitiseerd, opdat het worde gewijzigd,

geloof ik, dat het enthousiasme toch niet zo stevig gefun-
deerd is als enthousiasme in de beste betekenis van het
woord behoort te-zijn”.

Dit zijn ware woorden. Het is echter geen wonder, dat de

criticus op het gebied der financiën zijn enthousiasme verliest, wanneer hij ziet, dat geargumenteerde critiek
bij de betrokkenen geen weerklank vindt.
Het gaat bij critiek niet om its persoonlijks, doch slechts

hierom, of de discussie kan bijdragen tot het benaderen van
het juiste inzicht. Elk vertoon van ijdelheid is misplaatst;
de criticus heeft dan ook de plicht, de onjuistheid van zijn
critiek te erkennen, zodra deze mpt kracht van argumenten
wordt aangetoond. –

In de woorden van Minister Neher kan de ontmoedigde

28 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

431

criticus, die het ernstig meent, een aansporing vinden

zijn critiek voort te zetten, opdat ,,hetgeen met reden
wordt gecritisêerd, inderdaad gewijzigd worde”.

Onlangs vestigde schrijver dezes er de aandacht op, dat

het in betaling nemen van staatsschuld in strijd wat met
hetgeen met de geldsanering werd beoogd. Het ‘komt ôns

voor, dat deze gedachte van voldoende practisch belan
is, om haar nader uit te werken.
Zeer in het kort willen wij nagaan, wat het doel der
geldsanering is.

In de eerste plaats werden monetaire doeleinden na-

gestreefd; de overmatige geldomloop nioest tot meer
normale proporties worden teruggebracht.

Dbbr
middel van de geldsanering trachtte men een

fiscaaldoel te bereiken, in zoverre ze dienst deed als

onderdeel van de algehele vermogensregistratie.

De sanering zou dienstbaar kunnen worden gemaakt

aan een vermindering van de staatsschuld.

Nu dient men op te passen, dat de onder a. en c. genoem-
de doeleinden niet met elkaar in strijd komen. Naar onze

mening is dit bij de gevolgde methode inderdaad het geval,

omdat bij de beide heffingen staatsobligaties in betaling
zullen worden genomen. Indien de opbrengst der heffingen
zou worden besteed tot aflossing van
ç’lottende
schuld, ligt
de zaak anders. Aflossing van
gefundeerde
schuld (hetgeen
het in betaling geven van staatsschuld in feite betekent)
heéft uitbreiding van de geldomloop tengevolge, terwijl
met de heffingen juist een inperking wordt beoogd. Deze
tendentie tot uitbreiding der circulatie verandert geenszins,
doordat de obligaties met de aanslagen in de heffingen

worden verrekend in plaats van in contanten afgelost.
In het eerste geval vindt de uitbreiding op indirecte wijze
plaats, nl. doordat de inkrimping der circulatie, welke
het gevolg van de heffingen zou zijn geweest, wordt te niet
gedaan tot het bedrag, waarvoor staatsschuld in betaling wordt gegeven. Het monetaire effect, dat menmet de sa-

neringhoopte te bereiken, wordt door deze wijze van be-
taling dus ten dele ongedaan gemaakt:

Nu achten wij het ‘ten enenmale onjuist, te trachten
de eventuele monetaire bezwaren te ondervangen door het
,,overtollig-geblokkeerd” geld vast te houden.

Persoonlijk kennen wij aan de geldomloop niet de bete-
kenis toe, welke hieraan hier té lande doorgaans’ wordt

gehecht. Doch laten wij ons nu eens stellen op het stand-
punt van onze tegenpartij en aannemen, dat de hoeveel-
heid geld in omloop inderdaad van doorslaggevende be-

,tekenis is, dan dient men toch vooral niet uit het oog te

verliezen, dat geen geldsanering of blokkering is vereist,
om de omloop in te perken. Hiervoor bestaat een veel een-
voudiger en normaler middel, t.w. het draineren van de
geldcirculatie door i5iddel van een verhandelbre, niet
beleenbare lening. Wanneer men de bezitters van over-tolliggeblokkeerd tegoed in de gelegenheid zou stellen,

in te schrijven op 2j pCt. Spaarcertificaten met een loop-
tijd van bijv. 5 jaar, vrij verhandelbaar en niet beleenbaar,
dan zou aan de rechtmatige eisen van deze groep zijn
voldaan, zonder dat hiertegen monetaire bezwaren kunnen
worden aangevoerd. Wat deze bezwaren betreft, zal men,
(zolang de begrotingstekorten voortduren, op den duur
toch tot het plaatsen van een langlopende lening moeten
besluiten, aangezien dit de enige manier is, om de geld-
omloop in te perken.

Wij zijn van oordeel, dat op de door ons voorgestelde
wijze een billijke verdeling van lasten kan worden bereikt
en dat hierdoor wordt voorkomen, dat de lasten der geld-
sanering eenzijdig worden gelegd op de schouders van
hen, die ten tijde van de blokkering toevallig over vele
liquide middelen beschikten. De lasten behoren door het
Nederlandse volk in zijn geheel te worden gedragen.
Slechts bij het volgen van deze methode kan naar ons inzicht van een ,,sluitstuk” der geldsanering worden ge-

sproken. Zolang men de blokkade, met alle administra-‘

tieve en psychologische nadelen, hieraan verbonden, ltat

voortbestaan, kan van een sluitstuk geen sprake zijn.
Moge de geldsanering thans metterdaad ‘en op recht-
vaardige wij ze worden afgesloten.
S. W. PRINS.

BOEKBESPREKING.

Mr N. E. H. van Eseld,
De ontplooiing van het indiQidu
in het arbeidsrecht.
N.V. Noord-Hollandsehe Uit-
geversmaatschappij, Amsterdam 1946.

Het is moeilijk het karakter van dit boek te bepalen.
Is het een strijdgeschrift? Is het bedoeld als een weten-
schappelijke uiteenzetting, als een handboek of leerboek?

In het slothoofdstuk V wordt gehandeld over het be-

grip van het arbeidsrecht. De tweede conclusie geeft al
een zeer ouderwets ,,begrip” weer: ,,I-Iet arbeidsrecht
beoogt de sociaal-afhankelijken – dus die arbeidenden,

die het behoeven en daartoe uit eigen kracht niet in

staat zijn – de mogelijkheden te verzekeren zich in en

door hun arbeid materieel en geestelijk te ontplooien”.
Tegen deze conclusie is in een korte aankondiging niet

te redeneren. Zij was rond 1890 verouderd. Het arbeids-

recht is het recht van de arbeidenden. Nu meent de schrij-
ver wel als uitbreiding van de groep, die geholpen wordt,
de kleine zelfstandigen op, maar anderzijds beperkt hij

de kring der arbeidenden, der werkgevers, ambtenaren en
arbeiders zeer.

In de drie staatkundige hoofdstukken: ,,liberalisme”,
,,socialisme” en ,’,de christelijke kerk’erihet sociale vraag-

stuk” worden inleidende beschouwingen gegeven, waarin
niets niejws is te ontdekken. Het is wel merkwaardig,
dat onder het ,,liberalisme” veel aandacht wordt be-

steed aan een klein Nederlands verschil- en geschilpunt,
aangeduid met ,,Thorbecke en van Houten”, en verder
aan de Nederlandse staatkundige geschiedenis, maar dat
een overeenkomstige bhan’deling onder ,,socialisme”
(hoofdstuk II) en in hoofdstuk III ontbreekt.

Men had onder sociâlisme toch verwacht een evenwich-
tige beschrijving van Troelstra’s strijd’ 1-let kleine menings-

verschiLThorbecke-van Houten is werkelijk in het verband
van dit boek niet belangrijker dan het standpunt van
Trolstra.

Hoofdstuk II bevat nu alleen: Inleiding, Marxisme,

andere vormen van Duits socialisme, Engels socialisme,
Frans socialisme, Religieus en Christelijk socialisme en conclusiën. Over Troelstra alleen een terloops woord.
Hoofdstuk III is uit het oogpunt van de staatkundige
geschiedenis, vooral vergeleken met hoofdstuk T, geheel
onvoldoende. Lohman wordt één enkele maal genoemd!

In dit hoofdstuk III wordt veel te weinig aandacht gege-ven bijv. aan Talma (zie J. M. Vellinga: Talma’s sociale ar-
beid). Met de tegenstelling en de overeenstemming Thor-

becke-van Houten had met meer recht de tegenstelling en de
overeenstemming Kuyper-Talma kufinen zijn vermeld.
Er is tusen de drie hoofdstukken geen evenwicht. En
dit is een bepaalde fout,
**
*

De kern van het boek is hoofdstuk IV: Het ol5ject
van het arbeidsrecht. Het uitgangspunt is wanhopig
verouderd: het arbeidsrecht bepaalt zich principieel tot

de arbeid van sociaal afhankelijken en heeft daarbuiten-
om met de arbeid als zodanig niets uit te staan. De
schrijver wijst op de ,,volk6nen eigen aard der rechts-
bepalingen betreffende den arbeid”, maar verzuimt die eigen ,,aard” aan te geven.

Het arbeidsrecht, dat Overheid, werkgevers en werk-
nemers, bindt, is een juridische discipline, niet kennende
normen van eigen aard of normen zich onderscheidende
van de normen des’rechts. Wanneer men dit niet aan-
vaardt, vervalt men onwillekeurig in de theorie van het
,,doit de classe” en dit wil schrijver stellig niet. Het

/

.1

r
7 ”
-1

7

432

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947

,,droit de classe” is niet een uitinding van de rechts

wetenschap geweest, maar van de politiek. De ,,eigen’ politiek beheerst het boek van Mr van Esveld wel al te

sterk, maar juist die politiek.voert niet tot de beperkte

opvattingen van den schrijver.

Het privaatrechtelijk arbeidsrecht en het publiek-

rechtelijk arbeidsrecht vallen binnei’de ,,leer” van het

recht en de ,,l’eer” van de macht. Het publiekrecht is de

,
)
leer van de spanning tussen gezag en vrijheid en de

geschiedenis van het recht en vân het arbeidsrecht is het

kennisnemen van de groeiende, zich wijigende rechts- en

machtsverhoudingen op het gebied vani de werkende,
zwoegende mensheid. Daar 1eleven wij de geschiedenis

van het (arbeids)recht, wij beschrijven die veranderingen,

wij verklaren die veranderingen en .wij maken die ver:

anderingen Wij maken de geschiedenisvan de arbeidende

mensheid en wij beleven het aibeidsrecht.

De schrijver meent het arbeidsrecht te kunnen groeperen

om en te beperken tot het recht, dat steunt op het motief:

de kracht der ,,sociaal-afhankelijken” te ontplooien. Op

deze wijze wordt uit het iarbeids,,recht” uitgeschakeld
wat sedert jaren traditioneel tot het arbeidsrecht behoort
(bijv. de Veiligheidswet). Omgekeerd zoude men onder

de samenvattende kracht van dit motief vele ovèr-

heidsmaatregeln kunnen begrijpen, welke niemand tot

het arbeidsrecht rekent.

Maar men kan nog,beter doen te ieggen, dat de uit

drukking ,,sociaal afhankelijk” te vaag is en dus ondeugde-
lijk om enige omlijning te geven, welke arbeidsrecht van

ander rceht zonde kunnen afsluiten. Of zijn wij reeds nu

allen ,,sociaal-afhankelijk”?

C. W. DE VRIES.

MEDEDELING VAN HET SECRETARIÂAT VAN

DE CENTRALE COMMISSIE VOOR

DE RIJNVAART.

TWEEDE ZITTING IN
194 VAN
DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR l)E RIJNVAART.

VERSLAG VAI HET SECRETARIAAT.
De Centrale Commissie heeft van 7 tot en met 9 Mei haar tweede
zitting van dit jaar gehouden, welke werd voorafgegaan door
talrijke vergaderingen van comité’s, welke reeds op 3 Mei aan-
vingen. Van de behandelde vraagstukken, van belang voor de
gebruikers van de Rijn, kunnen de volgende worden vermeld:

,,Laissez-pa.sser” voor Rijnschip pers.
Hoewel het groene ,,laissez-passer” voor Rijnschippers zonder
visum wordt erkend voor het betreden en verlaten van Zwitser-
land, Frankrijk, Nederland en België, eisen de autoriteiten van de
Amerikaanse en Britse zônes in Duitsland nog steeds een visum:
Daar de zône-autoriteiten hebben besloten om met ingang van
45 Mei van dit jaar de ,,military entry perniits’ te vervangen door
een visum met een betrekkelijk korte geldigheid, te
plaatsenin
het
gewone paspoort, hetwelk niet in het bezit is van alle schippers,
zal er een hoogst verwarde toestand
ontstaan,
welke ernstige moei-
lijkheden aan de scheepvaart zal berokkenen.
De Centrale Commissie heeft het dan ook noodzakelijk geacht
onmiddellijk in te grijpen. Zij heeft .een dringend telegram aan
de hoogste gezagdragers in de drie zônes gezonden, waarin er op
wordt aangedrongen, dat onmiddellijk tijdelijke maatregelen worden
genomen, in afwachting van erkenning van het groene ,,Iaissë

z-pas-
ser” zonderverdere formaliteiten. De Commissie heeft dit systeem,
dat practisch dezelfde faciliteiten zal geven als voor de oorlog,
reeds sinds meër dan een jaar voorgestaan:

internationale cont’rôlekaart voor de levensmiddelendistributie aan
Rijnschip pers.
Deze kaart, welke bestemd is om de levensmiddelenvoorziening
aan Rijnschippers langs de gehele Rijn te vergemakkelijken en mis-
bruiken te voorkomen, werd t April ji. door de betrokken diensten
in Zwitserland, Frankrijk, en België ingevoerd, overeenkomstig de voorschriften, welke dienaangaande reeds eerder werden ge-
publiceerd. In Frankrijk zullen als overgangsmaatregel nog tot
1 Juni aanstaande bepaalde afwijkingen van dit systeem worden
toegelaten. –
Als gevolg van de discussie zouden’de Nederlandse autoriteiten
bereid zijn in voorkomende gevallen de vraag van de uitreiking
der
internationale
contrôlekaart aan de Nederlandse schippers
opnieuw te overwegen.

Rijnscheepsregister.

.
Er werd besloten, onder auspiciën van de Centrale Commissie,
met behulp van een privaatrechtelijke.vefeniging van internationaal
karakter, een scheepsregister op te stellen en uit te geven. Het
speciale Comité, dat dit vraagstuk al uitvoerig heeft overwogen,
zal deze organisatie verder bestuderen met het oog op de publi-
catie van een volledig register, gelijkend op dat van voor de oorlog.

Teruggave pan schepen.
Er werd vastgesteld, dat sinds de laatste zitting talrijke Rijn-
schepen werden teruggegeven. Bepaalde vragen, door deze restitutie
aan de orde gesteld, konden echter nog niet worden geregeld, zodat
deze verder moeten worden onderzocht.

Douane en contrôle aan de Duits-Nederlandse grens.
Het tijdelijke Comité voor het Rijnverkeer heeft een onderzoek
ingesteld naar de vertragingen, welke men aan de Duits-Neder

landse grens had ondervonden. Uit het betreffende rapport valt
af te leiden, dat deze vertragingen niet bij de Nederlandse contrôle
in Lobith
ontstaan,
wkar de gang van zaken bevredigend is, doch
in Emmerik. De moeilijkheden worden grotendeels veroorzaakt
door de plaatselijke toestanden en door de schaarste aan aanleg-
mogelijkheden en snelle motorbootjes. Verbeteringen zijn reeds
ingevoerd en verdere zijn in voorbereiding. –

Rijnschippers patent.
De wettelijke bepalingen, noodzakelijk voor het ten uitvoer
leggen van de verandering in het reglement betreffende het uitreiken
van het Rijnschipperspatent (met het oog op de verlagkag van
het minimum van de ouderdom voor het verkrijgen van,dit patent),
waartoe op de laatste zitting besloten werd, zijn in Frankrijk reeds
gepubliceerd; binnenkort zal dit eveneens in Zwitserland het geval
zijn.

Onderzoehing der Rijnschepen.
Een comité bestudeert op het ogenblik een revisie van het Scheeps-
onderzoekingsreglement; dit zal gedurende een vergadering, die
deze zomer zal worden gehouden, vertegenwoordigers vanrederijen,
particuliere schippers en varend personeel horen, teneinde die in-
lichtingen te verzamelen, welke de Centrale Commissie nodig heeft om een nieuwe regeling vast te
kunnen
stellen ten aanzien van .het
minimum aan bemanning dat met het oog op de veiligheid der
scheepvaart aan boord moet zijn.

Reglement van politid voor de Rijnvaart.
De toestand van eerste urgentie in het herstel van de technische voor-
waarden voor de scheepvaart kan als geëindigd worden beschouwd,
dank zij het werk der autoriteiten van die zônes, waarde vernie-
lingen,
veroorzaakt door de militaire operaties, het ernstigst waren.
Derhalveoverlegt het comité van het Politiereglement, op welke wijze de: bepalingen, die de plaatselijke autoriteiten tengevolge
van buitengewone omstandigheden der laatste twee jaren hebben uitgevaardigd, in het kader van het Politiereglement
kunnen
wor-
den gecoördineerd.

Technische vraagstukken.
Het Permanent Technische Comité bracht verslag uit over zijn
werkzaamheden sinds de laatste zitting. Ontwerpen voor de bouw
van een permanente spoorbrug te Roppenheim, van een perma-
nente verkeersbrug te Mannheim, van dijken hij de zuidelijke
voorbaven te Straatsburg en voor het leggen van een gaspijp in
het rivierbed te Neuwied werden goedgekeurd.

Betrekkingen met andere internationale organisaties.
Aangezièn
dè oprichting van een Europese verkeerscommissie
in het kader van de Verenigde Naties in studie is, ging de Centrale Commissie over tot een gedachtenuitwisseling over dit onderwerp
en bereidde het contact voor met de instanties, die de oprichting
van deze nieuwe organisatie zullen moeten voorbereiden. Zij zond bovendien een waarnemer naar de conferentie van le binnenlandse
verkeerscommissie van de
Internationale
Arbeids Organisatie te Genève, teneinde op de hoogte te worden gehouden. over de op-
vattingen van’ çlit lichaam betreffende de vraagstukken, die be-
trekking hebben op de scheepvaart op de Rijn.

AANTEKENING.

DE OPBRENGST DER RIJICSMIDDELEN.

In de statistieken op blz. 436/7 van dit nummer wordt
een overzicht gegeven van de opbrengst van de Rijks-
middelen, gesplitst naar 1 Directe belastingen, d.w.z.

belastingen volgens kohieren geheven, II Overige middelen,
d.w.z. niet-kohierbèlastingen en III Zekerheidsstellingen.
Het systeem, volgens hetwelk de belastingbedragen in
deze staten worden’ verantwoord, is vrij ingewikkeld en voor groep T niet hetzelfde alsvoor groep II. Hieronder volgt daarom een korte toelichting; voor een .uitvoerige
uiteenzetting zij verwezen naar. de betreffende mede-
delingen van het Ministerie van Financiën en een tweetal
artikelen van Prof. Dr M. J. H. Smeets in het ,,Weekblad
der Belastingen” van 1 en 8 Februari 1947.
1 Het
kohierenstelsel
draagt het karakter van een debi-

teurenadministrati. In de staten worden de vorderingen
vermeld, welke ontstaan door het opleggen van een
aanslag door de belastingdienst aan de bélastingplichtige
Bij sommige der belastingeii van deze groep bestaan er
twee soorten iaanslagen, nl. voorlopige pn definitieve
aanslagen. De eerste worden normaliter
i?i de loop oan

‘het betreffend belastingjaar opgelegd; de laatste na af-
loop van dat jaar, als nl. alle gegevens bekend zijn. De
in de staten egens definitieve aanslagen geboekte be-
dragen stellen voor de saldi van definitieve boven, voor-

1

28 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

433 –

lopige aanslagen. Zijn de laatste groter dan de erste, dan kunnen dus negatieve bedragen voorkomen.

Het totaal belastingbedrag, waarvoor 66ii belasting-
plichtige over één belastingjaar in.een bepaalde belasting

wordt aangeslagen, wordt derhalve vaak in twee opeen-

volgende
jaren
geboekt. Als voorbeeld diene de inkomsten-

belasting: voor inkomstenbelasting over het inkomen

verdiend in 1947 wordt (normaliter) een voorlopige aé.n-
slag opgelegd in 1947 en een definitieve aanslag in 1948.
De Belastingdienst houdt nu zoveel mogelijkdeze aan-

slagen
over
een bepaald belastingjaar bijeen. Inboven-

staand voorbeeld worden beide aanslagen op één hoofd
verantwoord: dit hoofd draagt de naam: boekingstijdvak
1947/’48. Bij de inkomstenbelasting loopt dit van 1 Ja-

nuari 1947 tot 31 December 1948, bij de vermogens-

belasting van 1 Januari 1947 tot 30 Juni 1948, enz.;
aanslagen over 1947, na 31 December 1948, resp. 30 Juni

1948, nog opgelegd, worden in een volgend boekingstijdvak

geboekt.
In elk willekeurig jaar, bijv. 1947, zijn. er
dus voor
deze categorieën belastingen tegelijkertijd twee boekings-

tijdvakken lopende: nl. 1946/1947 en 1947/1948.
Een in 1947 opgelegde definitieve aanslag over 1946
wordt in het eerste, een in 1947 opgelegde voorlopige aanslag over 1947 in het aatste geboekt.
Bij andere belastingen van groep 1 is er slechts één
soort (definitieve) aanslagen, welke in de loop van het
betreffende jaar, of ook geleidelijk na afloop ervan, worden
opgelegd. Ook hier zorgt het systeem van de.boekingstijd-
vakken, dat in normale tijden.bedragen, op verschillende jaren betrekking hebbend, van elkaar gescheiden blijven.
De laatste jaren is er bij de belastingdienst een achter-
stand ontstaan in het opleggen vaiaans1agen, o.a. ten-
gevolge van de verwoesting van de machinecentrale der

administratie in Arnhem, extra werkzaamheden i.v.m.
zekerheidsstellingen; nieuwe heffingen, enz.
Hierdoor worden vele aanslagen pas opgenomen in
latere boekingstijdvakken dan zij thuis horen. Om deze reden kan aan de gepubliceerde staten der kohierbelas-
tingen thans slechts een geringere waarde worden toege-
kend dan in normale jaren is geoorloofd.
Het.verdient nog opmerking, dat de
betaling d
er aan-
slagen buiten de boeking op de kohieren om gaat; slechts
in geval bedragea later oninbaar blijken te zijn, worden
zij als negatieve bedragen in de kohieren opgenomen.
Ook in normale jaren geeft de opbrengst der Rijks-
middelen, voorzover het kohierbelastingen betreft, dus
niet zozeer een inzicht in dewerkelijke ontvangsten van
het Rijk, doch’meer in de snelheid waarmee aanslaen
worden opgelegd. In normale tijden moeten aanslagen
worden voldaan in een van 1 tot
5
(soms nog langer)

variërend aantal maandelijkse termijnen. Thans bedraagt
dit aantal termijnen in het algemeen
5.
Een overzicht van het binnenkomen van de gelden
wordt door het Rijk niet gepubliceerd.

II
Niet-hohierbelastingen;

Bij deze belastingen wordt in de staten het werkelijk
in elke maand ontvangen bedrag vermeld (kasadmi-
‘nistratie). –
Bij enige der belangrijkste belastingen van deze groep,
nl. de omzetbelasting, en, sinds 1946, ook voor loon-belasting en vereveningsheffing, vindt de afdracht der
belasting per kwartaal plaats. Het Januaricijfer heeft
dus bijv. betrekking op in October t/m December ver-
i richte verkopen, resp. uitbetaalde lonen.

III
Zekerheid.sstellingen.

Zekerhidsstellingen zijn bedragen, welke vrijwillig of veplicht door belastingplichtigen zijn gedeponeerd

bij ontvangers der directe belastingen, waartoe sinds
medio 1945 de mogelijkheid, resp. verplichting bestaat.

Zij zijn te beschouwen als een vooruitbetaling op bL,

staande belastingen, waarvoor tengevolge ‘van de boven onder 1 vermelde achterstand, nog geen aanslag was op-

gelegd, en op toekomstige aanslagen in vermogensaanwas-
belasting en vermogensheffing. –

Staat III vermeldt zowel de opgelegde zekerheids-
stellingen als de betalingen daarop (dus zowel debiteuren-

als kasadministratie) en voorts nog de afschrijvingen,

die op de zekerheidsstellingen wegens de opgelegde aan-

slagen plaats (den.
Door midd

zekerheidsstellingen kon het Rijk
in 1945 en 19

s grote bedragen innen, welke anders
pag veel later

et gereedkomen der aanslagen waren
binnengekomen ‘of zelfs nooit binnengekomen zouden

zijn, omdat dé. belas,tingplichtigen hun middelen, voor-
dien zouden ‘ïebbh verteerd.

INTERATIONALE NOTITIES.

NAAR EEN HOGERE LE.VENSSTANDÂARD IN DE
VERENIGDE STATENI

Het is een algemeen erkend feit, dat de Verenigde Sta-ten in een tijd van economische voorspoed verkeren. Het
is echter eveneens een feit, dat men daar te lande in brede
kringen voor een conjunctuuromslag vreest. In vele
toonaarden treedt die vrees aan de dag. Kort geleden nog
werd door President Truman zelf op de noodzaâk van

een daling van het prijsniveau gewezen.
Een enigszins ander geluid liet Henry Ford Jr. horen
1).

Hij wees op de mogelijkheid van het opvoeren van de
Amerikaanse levensstandaard. Men is zo vaak geneigd
om te denken, dat reeds een punt van verzadiging, een
maximum van voorspoed is bereikt. In een rede, op de
29ste April jl. voor de ,,U.S. Chamber of.Commerce” te
Washington gehouden, wees deze ,,captain of industry”
op enkele nuchtere feiten.
Het is waar, aldus spreker, dat 92 pCt. van alle bad-

kuipen ter wereld in het bezit zijn van Amerikanen. Men
vergeet echter, dat 21 pCt. van alle Amerikaanse woningen
geen stromend water hebben, 50 pCt. van de boerenhof

steden en 10 pCt. van de huizen geen electrisch licht.
Waar is ook dat 60 pCt. van alle koelkasten zich in
Amerikaanse woningen bevinden. Even waar is echter, dat ruim 10 millioen gebruikers van electrische stroom geen electrische koelkasten hebben en ruim 12 m
4
hlioen

geen wasmachines.
Amerikanen gaan er prat op, dat 2j millioen huizen
oliestookinstallaties in hun kelders hebben, maar vergeten,
dat 58 pCt. van alle Amerikaanse woningen geen centrale
verwarming bezitten.
Millioenen Amerikanen rijden in auto’s, maar 40 pCt.
van alle Amerikaanse families bezitten er geen.
Verder hebbefi 2.800.000 volwassenen ternauwernood enig
onderwijs gehad; 60 pCt. van alle volwassenen zijn niet
verder gekomen dan de lagere school, terwijl niiiider
dan 5 pCt. hoger onderwijs heeft’ genoten.
Tenslotte heeft men het zo vaak over de Amerikaanse
welvaart, maar 20 pCt. van alle gezinnen in de Verenigde
Staten verdienen minder dan $ 1.000 per jaar en 47 pCt.
minder dan $ 2.000.
Daaromis er, volgens Henry Ford Jr., in de Verénigde
Staten nog genoeg ruimte voor grotere voorspoed en een
hogere levensstandaard.

‘) Zie: ,,Tbe Commercial and FlnanciaiChronic1e’ vali 1 Mei ji.

HET F1ANSÊ STEENROLENVRAÂGSTUK.

In 1938 produceerden de Franse steenkolenmijnen 47,6
millioen ton. Deze hoeveelheid was niet voldoende voor de
binnenlandse behoeften. Er werd daarnaast nog ingevoerd
uit:

r
434
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947
Duitsland

……….
7.000.000 ton
Engeland…………
5.500.000
Belgie

.
…………
4.700.000
Polen

……………
1.600.000

Totaal ………….. 18.800.000 ton

In 1946 bedroeg de binnenlandse productie, dank zij’

uitbreiding van het aantal arbeiders en langere werkuren,
meer dan vÔÔr de oorlog, t.w. 49,3 millij
eton. De aanvoer
uit het buitenland echter nam in sterte af:

Duitsland ……….3.30ton

Engeland …………

71
België

…………426.000
Polen …………..

000q.’
Ver. Staten …….. 5.2000O0′

Totaal …………..10.204.000 ton

In hoeverre de productie,,van de steenkolenmijnen ge-
handhaafd kan blijven, is de vraag, whnt de Duitse krijgs-

gevangenen, die er werkten (50.000) zullen huiswaarts g
r
aan.
Meer dan ooit is Franki’ijk dan aangewezen op invoer uit
het buitenland.

Het plan-Monnet schat de Franse behefte aan steenkolen
in 1947 op 73′,6 millioen ton (,,E.-S.-B.” van 29 Januarijl.).

In 1946 had het land de beschikking over 49,3 + 10,2 of
circa 60 millioen ton.

De Verenigde Staten schijnen, naar ,,l’Economie” van
8 Mei ji. meldt, weinig enthousiast te zijn voor export van

‘steenkolen naar Europa. De binnenlandse behoefte is er
groot en men levert liever aan Canada en andere landen
van’ het Amerikaanse continent. De schepen hoeven dan
niet leeg terug te keren. Van Polen kan misschien iets

meer worden verwacht- en Engeland zal op den duur, in

het belang ”an zijn deviezenpositie, weer tot export over-

gaan. Voors
j
iands is dé hoop gevestigd op Duitsland,
waarvan men krachtens de ovei’eenkomst met de Engelsen

en Amerikanen meer kolen zal ontvangen, t.v. te beginnen

met 1 Juli a.s. 440.000 ton per maand uit het Ruhr-Saar-
gebied, vooropgesteld, dat de productié een omvang,be-
reikt van 370.000 ton per dag (momenteel 250 h 270.000

ton per dag). Men rekent in Frankrijk echter op een pro-
ductie van niet meer dan 300.000 ton per maand. Alles bij elkaar genonen constateert het Franse blad, dat ,,les
perspectives charbonnières dans une Europe affamée de
charbon sont peu brillantes pour la France”.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De geldmarkt bood in de afgelopen week weinig ver-
anderingen, en ook de gepubliceerde weekstaat van De

Nederlandsche Bank gaf geen belangrijke mutaties ‘te
zien. De disconto’s waren vrijwel gelijk aan de in het
voorgaande overzicht vermelde, met dit verschil, dat nu
4 t/in 9 maandspromessen tegen 142 pCt. werden ver-handeld. Junipapier ncfteerde 1k.- pCt. en callgeld was

tegen 1 pCt. vrijwel niet te plaatsen, waarmede de be-
trekkelijke ruimte op de geidmarkt voldoende wordt ge-

illustreerd.
In de afgelopen week maakte het Ministerie van Fi-
nanciën bekend, dat, de dividendstop in zoverre is ver-

zacht, dat zij van 6 pCt. qp 9 pCt. is gebracht en dat
boven dit percentage pas superçlividendbelasting zal
worden geheven. Dez,e verzachtin is belangrijk voor aandeelhouders en heeft wellicht tevens de tendentie
buitenlandse kapitaalbelegging aan te tréJken. Overigens
is belegging in Nederlandse aandelen voor bijv. Ameri-
kaanse beleggers thans niet zo erg aantrekkelijk, daar,
afgezien van transferbezwaren, de htildige rendementen
op Amerikaanse aandelen vrij hoog zijn. Hoe lang dit laatste echter ‘nog zal duren, valt moeilijk te bepalen,

zodat in de toekomst misschien een voor Nederland
gunstige, verandering kan ‘intreden. –

De markt reageerde niet erg op de verzacliting van de dividendbeperking. Hoewel het moeilijk is hiervoor een

oorzaak aan te wijzen, is het zowel mogelijk, dat de aan-

neming door de Tweede Kamer van het w.o. Vermogens-

heffing – ineens compenserend werkte, alswel dat men geen

reële verandering in de feitelijke toestand zag, omdat
ontheffing van de bepalingen ter zake van de dividend-

beperking telkens wanneer hiervoor aanleiding was,

toch reeds vlot werd gegeven. Het is overigens vreemd,

dat de Raad voor het Rechtsherstel, welke in 1945 het

uitkeren van meer dan 6 pCt. dividend voor alle ven-

nootschappen afhankelijk stelde van een bijzon
,

dere ver–
gunning, niet tegelijkertijd met het Ministerie van Fi-

nanciën een overeënkomstige verzachting aankondigde.

De aandelenkoersen kwamen in .de afgelopen week

voor alle groepen- van fondsen per saldo op een lager

niveau. Scheepvaartwaarden boden nog de meeste weer-

stand tengevolge van de zeer goéde gang van- zaken in
deze bedrijfstak, waarmede vrij behoorlijke dividenden

gepaard gaan. De Stoomvaart Mij. Nederland bijv. de-
clareerde over 1940-1944 en 1946 tezamen een dividend

van 37 pCt., waarvan’ 25 pCt. in aandelen. Voor het

overige krijgt men de indruk, dat de hausse op de aan-delenmarkt voorbij is, zodat de koersen wellicht zullen

dalen tot een niveau,’ dat meer in overeenstemming is
met de dividendkansen. Overigens zijn voorspellingen

moeilijk te maken, omdat herbleggingsvraag ‘ door de
vooifgaande liquidatie’ van Amerikaans bezit steeds

invloed kan doen gelden en inflatiegeruchten nog wel
niet tot het verleden zullen gaan behoren.

Emissies voor gemeenteleningen vinden in de laatste

tijd over het algemeen geen goed onthaal. Dat is begrij-
pelijk, wanneer de 3-31 pCt. 1947 tegen 99
1
/
16
pCt. ver-
krijgbaar is, zodat ‘het alleen voor grote beleggers, dié

belangrijke posten willen verwerven, zin heeft om op
emissies van gemeenteleningen,Jmet over het algemeen
niet veel gunst’ger voorwaarden, in te schrijven.
Ter oriëntering volgen nog onderstaande aandelen-
koersen:
I

16 Mei

23 Mei 1947


1947

A.K.0…
…………………
170 166
v.

Berkel’s

Patent ……………
127F

123
Lever Bros Un. C.v.A
278
2671
Philips

G.b.v.A.

…………..
372
360k
Koninklijke Petroleum

……….

402
387
H.A.L
.

……………………
202
197
‘N.S.0
191 181

H.V.A
…………….’
235 230
Deli

Mij.

C.v.A .

………
143


137k
Amsterdam Rubber

…………
144J
1:6

STATISTIEKEN.

FEDERAL RESERVE
BkNKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad

Data
Other U.S. dlovt.
Totaal
Goudcer-
Cash


securities
tificaten

26 Mrt 1947
19182
1

18.391
329
22.810
2April 1947
.
19.250
1

18475
302
21.938
9April 1947
19.258 18.498
283
22.276
16 April 1947


19.346

,j
18.625
288
21.905

FR

bil

Deposito’s

1
Member-
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Govt.

banks

26 Mrt 1947
24.143
18.30

1
f.600
15.658
2April 1947
24.185
17.580
1

‘946
f5.540
9,Apr11j1947
24.170
17,720

1
(

753
15.934
16 April 1947
24.086
17.480′
[

613
15.987

b

28 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

435

DE NEDERLANDSCHE
BA?4K.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

cd

073

dQ

O

n

S
,

‘0

0

31
Mii
’47 521.929 56.645
52.510
0
1
9
173.986
8April’47
522,043
56.645 55.926
101
155.342
14

,,

’47
522.085 156.076 19.433
101
152.047
21

;,

’47
522,151
140.377
41.623
101
154.476
28

,,

’47
520.380 140.377
128.722
101
155.355
6Mei ’47
522.409
126.894 122.789
101
157.176
12
,.

’47 520.685
131.755 175.448
101
154.825
19

,,

’47 520.237
130.168
167.227
101
156.399

0

cd

Saldi in rekening-courant

02
,

n

çb.

0

31
Mrt
’47
2.765.891
680.418
31.739 41.844
688.649
8April’47
2.760.301 635.954
63.600
39.942 698.458
14

,,

’47
2.719.259
687.124
45.982
38.573
763.908
21,

,,

’47
2.700.130
733.610
43.907
37.172 751.784
28

,,

’47
2.736.968
789.631
65.457
37.141
726.235
6 Mei ’47
2.754.067
780.167
54.693
35.635
721.301
12

,,

’47
2.736.901
807.929
46.270 36.670
715.076
19

,,

’47
2.721.059
831.434
53.082
40.471 686.701

NATIONALË BANK VAN BELGIË.
(voornaamste oosten in millioenen francs).

0

10
Data


0U)N
0)0,9
a,,E
0)0
10
0.

10 April

1947

27.736,
10.331
4.258
370
793
52.812
17

1947

27.736
10.523
4.305
356 844
52.247
24

,,

1947

27.771
10.556
3.598
261
881.
51.937
30

,,

1947

27.792
10.516
4.361 319
806
52.497
8

Mei

1947

27.794 10.723
4.505
321′
828
52.432
14

,,

‘1947

27.961
10.276
4.436
306
852
52.082
21

1947

27.982
,,
10.249
3.790
322
870
52.317

keffg-
.
courant
saldi
.•’
10
0)
0)
Data

no
0
.0
cs

0

10 April 1947
637
163.272
75.793
3
5.834
585
17

,,

1947
637
162.609
75.131
2
5.761
584
24

,,

1947
637
162.040
74.814
2
5.523
573
30,,

1947
637
163.319 75.996
1
5.596
567
8

Mei

1947
637
163.769 76.243
4
5.638
566
14

1947 637
162.963 75.755
2
1
5.501
559
21

,,

1947
637
162.549
75.369
5
5.542
553

1)
Warvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
1)
Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
¶lde biljetten.

BANK VAN FRANKRLIK.
(Voornaamste posten In millioenen francs).

London’s Econonic Scene

SO
TUMULTUOUS
and rapid are the events
of

world and British economy that the mornings

news marks changes
of
concern to everyone

who owns capital ‘investments, an4 to men
of

affairs throughout the world.

The financial scene in London, and in other

countries as viewed from London,
is
faithfully

presented and subjected to expert comment
in

THE
FINANCIAL
TIMES
day by. day.

London’s only financial daily newspaper
is

despatched by air to Holland every morning.
Order it from your usual newsagent who can

obtain all the copies he needs from one
of
our

Wholsale Agents listed below

M.
Van Gelderen & Zn.,

Damrak,
35,
Amsterdam.

V/H Vai Ditmar,

Saftlevenstraat, 40b, Rotterdam.

THE
•FINANCIL TIMES

IncorporatinÉ THE FINANCIAL NEws

By Air from London every morning

ZWEEDSE -RIJKSBANR.
(Voornaamste oosten in millioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen
,
0

Data

0)
0
‘0
3
0 0
0jO)
C_
‘-‘•
;.
.n’o
p,10

23April1947
30 April 1947
7 Mei

1947
14 Mei

1947

503 478 465 440

319
303
282
279

1.707
1.812
1.876
1.867

377
308
292
f291

200
205
248
175

94 94

.94l82

941182

1

182
t

182

Deposito’s
0″
Direct opvraagbaar
Data


00
0)
‘0
Cd
CI)
11

23 April 1947
2.427
759 566
121
204
175
1
30April 1947
2.608
1

663
526
66
196 167
3
7 Mei

1947
2.514
1

793
577 147 196
172
3
14 Mei 1947
2.453
848
702
51
195
171
3

‘-4

Voorschotteii aan de Staat

Data

.
0)

8
‘.

•E

24 April

1947
82.817
132.052
99.449 49.800
426.000
30 April

1947
82.817 130.478
99.449
55.000
426.000
8 Mei

1947
82.817
135.834
99.449
55.700
426.000
14

,,

1947
82.817 133.414
99.449 56.600
426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie

24 April 1947
753.025
65.421 1.079
63.509
30 April

1967
770.670
63.074
770
61.484
8 Mei

1947
774.219
62.795
823
61.391
14

,,

1947
770.235
62.857
752 61.198

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste oosten in millioenen francs).

•’0

1

,.

,
•,0
0)
0
1

0

Data
°°
1

0
)0
.E
,

l
0)

23 April 1947

1
30April 1947

1
7
Mei

1947
14 Mei

1947

5.027,2
5.038,5
5.030,3
5.035,5

1.44,1
147,3 144,9 141,5


62,4

1

67,0

1

69,7

1
65,1

52,4

1

52,3

1

52,3

1
52,3

3.804,5 3.918,0 3.857,7 3.817,6
1.270,3 1.184,7 1.228,8
1.263
1
0

Annonces
;
waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is,

kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van

dezelfde week worden opgenomen.

kI

436
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Mei 1947

OVERZICHT
VAN
DE STAND DER RLJKSMIDjELEN.
STAAT I.
BoeklngsttJdvak
1945/146.
x

1 1.000
Directe
Belastingen.

Benaming der middelen
0

. .

1
A.
Voor
het Rijk.

Inkomstenbelasting
. . .
4.456 212
4.453
5.468 4.130
2.699 2.109
956
7.479
13.580
744
4.417
5.402.
53.105
Vermogensbelasting
. . .
13.623 412
723
980-
128
46-
439
– – – –


15.217
Winstbelasting
833-
27

240-
82-
10-
65

999


– –



590
Vennootschapsbelasting
37.092-
185

186

593
-1.695

363
-3.705
– – – –
– –
30.&67
Vermog.bel. v. lichamen
8.466-18
-161
42-
61

39

793
– – – –


7.46
61.470
394 4.591
.5.815
2.236 2.278
-3.827
956
7.479 13.580
744
4.417 5.402
105.535

B

Voor
het Gemeente.

fonds.

Totalen

,
……..

19.790
2.311
2.459
330-
21

11

75
– –
.-.
– –

24.783
G-rondbelasting ………
Personele belasting
. . .
9.347
3.002
3.667 2.968
2.969 3.000
2.372
1.673
1.93554

1

224

228
0

30.307
Ondernemingsbelasting
15.381
634 524
841

341

169
-1.263

3
– –
2 2

15.602
Vennootschapsbelasting
53

– –

53



– –
.



– –
-Totalen

……..
1
44.5711

5.9471

6.6501

4.1191

2.5541

2.8201

1.0341

1.6731

“1I31-

1541-

224-

2281-

21 70.692

Hoeklngstljdvak 1946/
1
47,

Directe
Belastlngen
,

x

11.000


.”
.

(0
.
•-‘
.,.
,_,•
-‘
-,•
(0
-‘
-.
cd
i.,

-‘
bO..’
Benaming der middelen

ci
e3
n)

0 o
0
z
c?

A.
Voor hot Rijk.

Inkojnstenbelasting
. . .

– – –
16
34
1.388
2.158
10.610 35.514
66.423
48.767
164.910
890.000
Vermogensbelasting
. . .

– –

418
536
852 548
513
1.312
3.700
7.391
6.052 21.322 100.000
Winstbelasting

……..61
10
61
61
95
1.012-
92
116-
103
11

12
2.366
3.586

Vennootschapsbelasting
4
1.298 1.679
3.823
1.468
6.240 6.220
4.212
5.070 8.473
3.441
7.376 6.309
55.609
115.000
l,rermog,bel, v. lichamen
‘607
395
732
527
1.160
1.421
1.103
706
1.538
627
942
816
10.374
33.000
1
.
766

2.084 4.616 2.474
8.047
9.539
7.159
.8.563
21.830 43.293
82.120 64.310
255.801
1.131.010

B. Voor het
Gemeente.
fonds.

Totalen

………

– –
269
980
652
861
978
2.334 4.058
12.826
1.918
288
25.164
23.000
Grondbelastlng ………
Personele belasting
– . .



– –
19
0
4
278
544
1.112
2.547
4.504
45.000
Onciernemingsbelasting

2
6
620
1.346
2.480
1.388 1.314
2.085 3.884
5.319
4.632
23.074 30.000
Vennootschapsbelasting




– – –


– –



Totalen

……..
1

21

2.731

1.6001

1.9981

3.3601

2.3661

3.6521

6.4211

17.2541

8.3491

7.4671

52.7421

68.000

STAAT 2.

Kalenderjaar
1946.

.

x 11.000

cc

0
0)

Benaming der


middelen
..

.

.

.
cdo

26.609
19.496
13.076 37.521
29.282
9.604
7.694
35.428
22.957
58.659 28.859 18.519 337.704
250.000
Dividendbelasting ..
1.002
374
1.238
269
514
690 1.050
9.128
781
566
22.667
3.087
41.366
8.000
Commissarissenbelas-

177
57
108
79
38
174
112
24
235 108
46
1.425
1.000
Vereveningsheffing
..
11.720
7.576
5.2.16
14.138 13.039
4.439
14.762
15.089
8.575
22.272
12.401
7.253
136.480 110.000
Voorheffing op In het
buitenland geaccu-
muleerde inkomsten



6.061
13.179
1.972
1.784
7.987

3

130
10
356
31.216
55.000

Loonbelasting-‘ ……

Superdividendbel.



1
‘9


33-
11
52


79
97
memorie

ting

.- …………267

Herkapitalisatlebel

– –
. –
– – –

640



640
memorie
Rechten op de invoer
1.949
3.362 3.192
4.016
3.964
3.844
3.524
6.439
4.364
4.562
5.609
5.382
50.207
25.000
Statistiekrecht

.
. .
45
66
81
117
124
185
339
394 327
342
422
625
3.067 4.300
Bijz. wi.jnbelasting. .
30-
5
34
11
39
.

19
12
40
59
58
83
83
463
300
Accijnsopzout
30
441
603

919
1.027 412
88
246
498
340
128
2.205 6.937
6.500
Accijns op gedestill
2.878
2.302
2.369
2.540 2.042
2.692 2.162
2.816
2.411
4.331
3.132 4.037
33.712
22.000
Accijns op bier


. .
1.840 2.179 1.965
2.081
2.778
3.701
3.139
2.497 3.648
2.466 2.469 2.085
30.848 25.000
Accijns op suiker

.
1.961
2.654 2.343
9.202
3.677 3.199
4.087
‘2.894
2.809
1.329
4.699
6.001
44.655 50.000
Accijns op tabak

.

9.799
7.761
12.884 10.264
12.881
19.198
-8.143
%
8.187
9.531
7.516
12.734
12.179 131.077 120.000
Accijns op wijn

.,
9
8
29
31
45 34
13
30 84
84
’47
137
551
600
Bel, op gouden en

zilveren werken
.
59
58 66
61
75 76 70
68 74
87
96
74

864
600
-Omzetbelasting
– . . –
21.428 25.858 19.854
26.320
30 617
16.504
34.364
39.7-60
24,690
47.261
35.956
21.625
344.237
30.000
Rechten van zegel

)
414
371
577
477
585
628
750
2.613
1.226
1.361
1.208 1.543
11.753
.

8.000
Rechten van registra-
tie …………..
549
620 905 ‘1.081
1.627

1.056 1.387
1.092
2.092
1.284
j.563
1.621

14.677
10.000
Rechten van succes-
sie

enz.

……..

….

6.404
8.064 7.527
7.347
7.053
.
7.292
6.609 ‘
7.441
6.832 8.260
7.403
6.778 87.010
60.000
Motorrijtuigenbel.

1.1571 1.1261 2.2401
1.988
1.573 1.826 1.592
1.731
1.886
1.691
t.902
19.849
15.000
‘ïTÏ’b
Totalen

. . . .
8

T13 [‘O5 it’?, “7:136 ?i4 iTZ

4’2. i’ï9 1’ZT85

9T17 1.328.835 1.068.000 •)Hjeronderbegrepen-

,

.


Zegelrecht

nota’s,
effecten
46

41

36

43

109

150

187

814

155

182

150

161

1.446

t


I

INDEXCIJFERS VAN LONEN VOLGENS REGELINGEN IN
/

NEDERLAND
i
)
,

1938/1939.100 Nijverheid ‘)
Landbouw’)
Nijvçrheld
en
landbouw

Aug.

1939….

101
I
t

100
101
Mei

1945….
116 190
126
Oct.

194′. .
. . 164
241
175
Nov.

1946.. .
.
165,0
4
)
,

240,5
1,5,6 ‘)
Dec.

1946..
. .
164,8
4)

240,6
(75,4′)
Jan.

1947….
164,8

)
240,6
175,4
4
)
Febr.

1967….
165,6
4)

240,6
171,6
4)
Mrt

1947…
.
161,1
4)

240,6
.

175,7
4)
Apr.

1947.
. . .
164,8
4
)
240,6
175,4
‘)
‘)
Bron:,Statistlsch Bulletin van het C.B.S.’.
‘) Gemiddelden 24 bedrijfstakken. ‘) Akkerbouw en veehouderij.
4)
Voorlopige cijfers.

MAANDCIJFEb.

GECOMBINEERDE MAANDSTAAT
VAN ‘DE VIER NEDER-
LANDSE GROTE
BANIEN
EN VAN
lIET NEDER-
LANDSE BEDRIJF VAN DE NEDERLANDSCHE
HANJ)EL-MAATSC}IAPPIJ.

28 Mei 1947

,ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

487

1′

TAAT 3.
x f1 millioen.

T
+

;
Cz
Kalenderjaar

1
-c
1946.
1
Q) .0

c

Zekerheids- ,

1
C1
C
d
E

stellingen 1).

1
en
‘n
Cd
“C
04)

Sept.
t/rn.Dee. 1945
-,.
000
576

1.176

15
Januari

1946
116 716
596
7
1.312
22
Febivarl

1946
1
101
817
642
8
1.459
30
Maart

1946
80
897
1 747
6
1.644
36
April

1946
101
998 820
7
1.818
43
Mei

1946 102
1.100
797
5
1.897
48
Juni

1946
85
1.185
748
5
1.933
53
Juli

1946
78
1.263
.748
15
2.011
68
Augustus

1946
71
1.334
737
9
2.071
77
September1946
56
1.390
727
9
2”117
86
October

1946
65
1.455 752
15
207
101′
Npvember 1946
52
.1.507
735
12
2.242
113
December 1946
46
1.553
729
14
2.282
127
Totaal 1946
953
1
1)
Vrijwillig + verplicht.

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaëmste posten in millioenen ponden).
CI)
41
‘CI

1)

ce

4)
41


.
cbo

30April’47
0,2
1.449,3
1.450
1.387,6
62,6
7 Mei ’47
0,2
1.449,3
1.450
1.391,8
58,5
14 Mei ’47
0,2
1.449,3
1.450
1.390,4
.

59,9
21 Mei ’47
0,2
1.449,3
1.450
1.390,6
59.6

Other securities Deposits
,•


.
nu
,C,C.)
‘en
0
1

_i1!_
30April ‘7I
1,0
317,1
I

18,0
27,7
408,6
6,9
303,7
7 Mei

’47’
1,0
311,1
1

17,9
26.4
397,1 13,0
‘288,4
14 Mei

47I
1,1
320,4
14,3
18,1
395,9
9,1
290,6
2f Mei

‘471
1.3
329,8
11,5
17,8
402,1
13,7
292,6

L
IM

Bron: . Percommuniqués Ministerie van Financiën: Opbrengst
Rijksmiddelen. Zie ook: ,,De opbrengst van de eekerheidsstellin-
gen” dooi’ Prof. Dr M. J. H. Smeets lr ,,Weekblad der Belas-
tingen”, 25 Januari 1947.

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

Vorderingen

14 Mei 1947
1

7 Mei 1947

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
/
bij De Nederlandsche Bank
f

810:493.445,40 t

784.537.699,14
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten
……
/

Kasvorderingen

wegens

cre-
2.016.354,72
,,

dietverstrekkrng . aan

het
‘buitenland

…………..


Daggeldlening

tegen

kouder-

……..561.277,55


pand………………
Saldo der postrekeningen van

Rijkscomptabelen

……..
416.462.087,99
408.494.737,41
Voorschotten

op

uIt.

April,

……..

resp. Maart ’47 aan de ge-
meenten wegens aan haar

……..

uit te keren belastingen

..,,
81.455.028,42
,,

84.140.613,85
Vordering in rek.-courant op:
669.834.316,21 ,,

669.452.666,92 37.263.197,52
,,

37.263.197,52
Nederlandsch-Indjê

…….
Suriname

……………
7.098.855,64
,,

7.098.855,64
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

Curaçao

……………..

Het Staatsbedrijf der P., T.
enT.

………..

. ……

sioenfonds

……………

Andere Staatsbedrijven en in-
stellingen

………….565.016.391,27
,,

563.549.056,31

Ve

plich1ingen

Voorschot door De Nederland-
sche Bank N.V. verstrekt


Voorschot door De Nederland-
sche Bank N.V. in rekening-
courant verstrekt
– –
Schuld

aan

de

Bank voor
Nederlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten

in .omloop t

694.222.600,-
t

672.222.600,-
Schatklstpromessen bij De Ne- derlandsche Bank N.V. inge-
volge overeenkomst van 26
2100.000.000,- ,,2100.000.000,-
Schatkistpromessen

in

om-
loop

(rechtstreeks

hij

De

Februari

1947 ……………

Nederlandsche Bank N.V. is
geplaatst nihil)

……….
6207.000.000,-
,,6256.900.000.-
Daggeldleningen


Muntbiljetten in omloop ….
147.293.881,-
,, 147.277.709,-
Schuld op ultimo April, resp.
Maart ’47 aan de gemeenten

wegens

aan

haar

uit

te
keren belastingen


Schuld in rek.-courant aan:
Nederlandsgh-Indjl

….



Suriname

…………..


Curaçao

…………….


Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..
22.062.641,67
,,

21.569.490,47
Het

Staatsbedrijf der P., T.

………

en

T.

………………

………

464.256.056,10
,, 417.307.662,79
Andere Staatsbedrijven

….
…..

3.542.057,29
,,

3.536.355,13
Schuld aan diverse instellingen

….
……

in rekening met

‘s

Rijks
Schatkist

………………
3226.838.943,98
,,3222.949.144,18

Nederl. Nederl.
Banken Banken
en Ned.
Handel-Mij.
(In mililoenen guldens)

28
31
28′
31
Febr.
Mrt
Febr.
Mrt
1947
1947
1947 1947

Activa:
Kas, kasslers en daggeldleningen
Ned. schatklstpapler

………..
71
2147
70
2174
80
2585
92
2618

Ander overeldspapler

……..

Bankiers In binnen- en buitenland
Prolong. en voorsch. tegen effecten

24

1103
41

25
4
103
41

44
6
159
’53

45
6
163
53

Wissels

…………………..4

/
172
173
262
267

354
363 632
446
Debiteuren ………………….

Deelnemingen (mcl. voorschotten)
10 30
10
30
15
42
15
42
Effecten en syndicaten………….

394
403
489

503

Diverse rekeningenj …..,
Belegde bestemmlngsreseren.

12

1

12

.

1

16

1

16

1
2797 2833 3433 3497

Passlva:

Gebouwen

………………….

Crediteuren

………………..
Wissels

……………………

Kasslers

en genom.

daggeldl. .-

2352
2
120
11
63
1

2390
2
132
7
.53
1

2886
2
144
11
89
1

2951
2
161
7
75
t

Deposito’s op termijn

…………

Diverse rekeningen

…………..
Bestemmingsreserven

………….

2549
2585
3133 3197

Aandelenkapitaal

……………
Reserve

……………………
170
78
170
.

78
211i
.90
210
90

2797 12833 13433 13497

438

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

28
Mei
1947

VERKEER EN VEflVOE1
IN
NEDERLAND.

Om

lir


sc

ijving
E

li

d
en ei
Maandgem. Nov.
Dec.
Jan. Febr.
T[aart
1938 1946
1946
i947
1947
1947

Indexcijfer vervoer wilde bIi’nonvaart
100
.156
89
82
6
100
1.000 t
917
1.430
816
751
60
.920
Vervoer wilde binnenvaart

………………..
,,
260
414 239
269
15
276
miii. t/km
127
206
121
119
8
117

IndexciJfer eigen vervoer
to water
100
i2l
79
31
4
/
1.000 t
600
727 473
183
26
Eigen

vervoer

te

water

………………….
Idem,

prestatie

………………………..
miii. t/km
45 43
29
13
0
1
3

Indexcijfer Internat. binnenvaart •(laadverm.)

.

.

100
.31
21
18
1
23

waarvan

brandstoffen

……………… ……

Aantal

6.146 1.883
1.382
1.025
63
1.067

Wilde binnenvaart, prestatie

……………..

L000 t.
3.572
939 679
542
19
630
Binnengekomen

schepen

………………….

Lading

…………………………….
,,
2.092

423 309 277
40
335
waarvan onder:

Nederlandsche vlag
,,
1.566
319
239
196
5
230
,,
126
.

97
69 79
5
101

Laadvermogen

………………………….

6.082
1.997
1.220
1.081 32
1.037
Belgische

vlag

……………

1.000

t.
.

3.494
978
596 599
11
535
Vertrokken

schepen

…………………….ntal
Laadvermogen

………………………..
,,
2.252
393′
203
.
1

226
1
197
Lading

…………………………. ….
waarvan onder:

•Nederlandsche vlag
,,

.
1.559
270
134
169
1
142
Belgische

vlag

…………..
Sçhepen in doorvaart
,,
229
112
63
45

39
Aantal
1.000

t.


2.144
1.427
854
631
574
408 485
329
67 75
750
561

waarvan onder:

Nederlandsche
,
1.051 499 246
174 176
23
297

Belgische

vlag

…………
544
73
126
34
108
51
97
6
10
.

92
158

Indoxeijfer zeevaart (inhoud)
100
27 27
33
31
35

……………………

Aantal
1.738
616 656 573
461
516

Lhadvermogen

………………………….

1.000 R.T.
4.416
1.183
1.275
1.485 1.356 1:557
,,
3.834
1.097 1.107
1.342
1.269 1.488
.
538 657 563

602

805

Lading

……………………………….
vlag

………..

Binnengekomen zeeschepen

…………………
Bruto

inhoud

………………………..

Vertrokken zeeschepen

………………….
Aantal
1.738
601
556
586 448
530
1.000
R.T.
4.418
1.212
1.111
1.460
1.348.
1.519

Idem, alleen geladen schepen

……………….
waarvan in lijnvaart

……………………….

,,
3.216
767 773 913 786
869
Vaarvan

in

lijnvaart

……. . …………….. …
.
547
547
634
642
741
Goederenverkeer ter zee.
Bruto

inhoud

………………………..
Idem, alleen geladen schepen………………..

Gelost

bij

invoer

………………….
1.0

t
.00
1.018
616
632
432
1.090
882
/
doorvoer
.

……………….
………………….

G-eladen’)bij
uitvoer

«
1.738
56
53
62
143
78
….
..

484
1.421
150
102
133
101
139
89
95
131
85 34

Iudexcijfer goedorenvorvoer Ned. Spoorwegen

.
.
100 110
92
.

99
92*
110*

doorvoer

………………

Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal
1’000

t.

1.207
1.322
1.110
1.190
1.111*
1.332
,,
412
.

251
252
233
179
230*
1 millioen
242
454
454 432
366
439*
waarvan

grensoverschrijdend

……………….

1 millioen
.

21.2
49,4
48,0
47,6 42,4
-.

Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen

………

Interloc. autobusdiensten,_veryoerde reizigers
. .
.,,
5,7
13,5
13.2
13,4
11,7
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
. . . .
,,

4,4
6,7
7,1
7,6 7,3

Tramwegen, vervoerde reizigers

……………

Indexeijfer
vkeer op
de rijkswegen
100
134
127
117
110
128
Slachtoffers verkeersongevallen:
Overleden

………………………..
Aantal
65
103
81
48
21
42*
Ernstig

geond ………………………
,,
368
558
452 442
257
319*
,,


918
469
362
371
213
347*

Indexcljfcrs:

.
Licht

gewond

………………………..

Overleden ……………………………

100 158
125
74
32
65*
Ernstig gewond
.
100
152

123
120
70
85
Light gewond

………………………..
.
100
51
39
40
23
38*
1)
Bunkermateriaal e.d. niet inbegrepen.

.
Voorloopig cijfer.

STATISTIER VAN DE NEDERLANDSE BINNENVLOOT
1)
3.
Ouderdom van de Nederlandse binnenvloot.
.1. Aantal schepen van de Nederlandse binnenvloot per laadvermogen-
1

Jan. 1942
1 Jan. 1946 1 Jan. 1947
Bouwjaar
Aantal
aadverm.
Aantal

la-dverm.
Aantal

laadverm.
1

Jan.

1946
1 Jan. 1947
in 10001.
in 1000
t.
in 1000
t.
Laadvermogen
lan.
1942

abso-
I
in
%
abso-
in
% ,
luut
v. 1942
tuut
v. 1942
Totaal

………..19.905

4.703

13.129

2.728

15.741

3.371
t/m 1870

..

17

3

6

1

8

::

1

3

85

3

97
Totaal

………………19.905

13.129

66

15.741

79
21-<

100 ton

.

10.240

6.945

68

8.113

79

1891

t/m 1900

.

1.918

487

1.260

273

1.494

331
100-<

200 ton

. . .

4.404

3.236

73

3.824

87

1901

t/m 1910

5.340

1.187

3.810

760

4.279

884
.
200-<

400 ton

. . .

2.035

1.200

59

1.544

76
1911 t/m 4920

.

3.661

774

2.637

497

2.999

587

400-<

600 ton

. . .

1.138

691

61

925

81
1921

t/m

1930

5.605

1.618

871

4.451

1.115
.

.3.638
600-<1,000 ton

1.058

494

47

671

63
1931 tlm 1940

1.140

313

601

149

824

214
1.000-.
684

370

54

443

65
4941 tm 1946

31

14

32

16

59

28
.

.
1.500 ton en meer

346

193

56

221

64
Onbekend ……..
.1.598

117

782

63

1.201

97

t
‘)
Deze cijfers hebben uitsluitend

betrekking op

het

intacte

t
gedeelte van de binnenvloot. Vergelijking met vdöroorlogse cijfers

2.
De Nederlandse brnnenvloot naar wzize van voortbewegvng.
is niet mogelijk, aangezien de statistieken van de binnenvloot vôÔr
1 Jan. 1942 onvolledig waren. Wel is bekend, dat tot 1′ Januari
1942 werden gevorderd 679 schepen mët een totaal laadvermogen

1Jan. .1942
1Jan

!L
1947

_±…
Voortbeweging
van 303.010 ton.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Aantal
laadverm.
Aantal

laadverm,
Aantal

aadverm,
in 10001.
in

oost.
in 10001.

Totaal

………..
19.905
4.703
13.129 2.728
15.741 3.371
7.558
3.413
3.792
1.807 5.315
2.265
.
1
Annonces voor het volgend nummer
295
61
208
34
239
47
1
Zeil en motor
113
12
17
8

79
8
1

dienen

uiterlijk

Maandag

2

Juni

a.s.

in

het

bezit

Sleep

………..

6.571
718
4.818
498
5.709
621
..

.

Stoom

………….

2.847
221
1.950
153
1.921
149
te zijn van de administratie. Lange Haven
141,
Schiedam
Motor

………..
Zeil

………….
Opduwer
1.905
173
1.523
131
1.760
159
Zijschroef
616
.105
587
97
718 122

r.

FA

428 Mei 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

439.

‘S

,..

HAVENBEWEOIIqG.
Te Rotterdam, Amsterdam en AntwerpOn Langekomen !eesehepon
1).

.
Rotterdam


Amsterdam Antwerpen.

Tijds ak
aantal
net

register
aantal
netto register
aantal
netto register

..
1939

…………….12.026

19.392.128

3.110

4.024.738

9.524

15.888.710,

Januari

1947

…………..

‘364

628.527

191

223.086

422

.855.334

1945

…………..1.344

2.063.622

470

458800

3.585

11.129.932
1946

……………4.464

5.911.539

1.706′

1.833.381

5.284

9.311.899

Februari

…………………329

635.622

149

209.969

503

1.050.345
..

Maart

……………………441

742.747

146

.

215.633

611

1.272.384
30 Maart t/m 5 April

132

226.425

43

47.123
6

t/m

12 April …………..

148.700

37

62.562
13

t/m

19

April …………..

.
18

156.395

46

65.362
..94

20 t/in

26

April


.
………

102

160.509

43

55.520
.

27 April t/in

3 Mei

94

171.971

36

47.754
.

4 t/in. 10 Mei

1947

109

.

199.875

‘.

62

65.339

1)

Bronnen: ,,Ilededelingen Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Handelsinrichtngen, Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.

OROOTHANDELSPIUJZEN IJZER.

Prdducten.

.

.

/

Datum:
1 Jan 1947
14 JaIî. 1947
1 Febr. 1947
1 Mrt 1947
7 Mrt 1947

Ruwijzer.


Gieterij ijzer.
105
105
105
105
105
3
2
,51
32,51 32,51 36,51 36,51
169/3
2)

169/3
2
)
169/3 ‘)
169/3
8)
.

169/3 ‘)
1.920
.

1.920
1.920
,.4.920
1.920
3.300
3.300 3.300
4.400 4.400
Ruwijzer voor de staalbereiding.
125
125
125
125 125
31,93 31,93 33,67 35,67
36,92
Engeland

ah.

per

long

ton

‘)

……… ………………..
160/-
2
)
160/-
2
)
160/-
2
)
160/-‘)
2.450
.

2.450 2.450
2.450

.
2.450 3.700 3.700 3.700
5.030
5.030

Nederland

1

per

metr.

ton


………………………………

Walserijprodueten.
II alffabri k aten
platines.
38 50
50
50 50

verenigde

Staten

$

per gross ton

‘)

………………………..
Engeland

sli.

per

long

ton

‘)

…………………………….
België

frs

per

metr.

ton

………………………………

België .frs

per

metr.

ton

………………………………
……160/-‘)

247/6 247/6
247/6 247/6
247/6

Frankrijk

frs

per

inetr.

ton

………………………….

Frankrijk

frs

per

itietr.

ton

……………………………

België

frs

per

inetr.

ton

……………………………

2.65,0
2.650
2.650 2.650
2.650

Nederland

/

per

metr.

ton

………………………………
Verenigde

Staten

8

per gross ton

8)

……………………….

5.387
5.387 5.387
6.550
6.550

Verenigde

Staten

$

per gross ton

‘)

………………………
Engeland

sh.

per

long

ton

‘)

……………………………

Afgewerkte

producten
Frankrijk

frs

por

metr.

ton

…………………………..

staa!staal

..

Verenigde

Staten

$

per

gross ton

‘)

………….. .. ……
58,24 58,24
58,24
58,24
58,24
Engeland

sh.

per

long

ton

‘)

………… .. ………….
378/-
3)

378/-
3)
3781-
8)
378/- ‘)
378/
0
)
2.970
2.970
2.970
3.150 3.150
7.070
7.000 7.000
8.550
8.550
profielen.

…..

België

frs

per

rnetr.

ton

……………………………
Frankrijk

frs

per

,netr.

ton

…………………………

Verenigde Staten

$
per gross ton

1)

…………………..

….

56

.
56
56
56
332/-
3)
..56
332/_
8
)’
332/-
3)
332/-
8)
3321-
8)
Engeland sh.

per long ton ‘)

…………………………….
België

frs

per

metr.

ton

……………………………
2.876
2.876
2.876
3.050 3.050
Frankrijk

frs

per

me.tr.

ton

…………………………
7.000 7.000
7.000
8.550 8.550
zware platen.

.
56
56
56
56
56
Engeland sli. per long ton
1)
349/6
3)
349/6
3)
349/6
8)
,

349/6 ‘)
349/6
8)

3.064
3.064.
3.064
3.250 3.250
8.581 8.581 8.581
10.510
10.510

Verenigde Staten

$

per gross ton

…………………………

dunne pta(en.

België

frs

per

metr.

ton

……………………………..
Frankrijk

frs, per

metr.

ton

………………………….

Verenigde

Staten

$
per gross ton

‘)

………………….
73,9
2
‘)

….

73,92 ‘)
73,92
1
)
73,92 ‘) 73,92 ‘)
Engeland sh. per long ton ‘)

………………… . ……
497/6
0)

497/6
3)

497/6 ‘)
497/6
8)

497/6 ‘)
België

frs

per

inetr.

ton

…………………………..
3.677

…..
….
3.677
3.677 3.900
3.900
Frankrijk

Irs

per

rnetr.

ton

………………………….
10.236 10.236
.

10.236
12.630
‘12.630

‘) 1 grpss ton
=
1 long ton
=
1.016 kg.

2)
rabat 5/- per long
ton.

3)
rabat
15/- per long
ton.

‘)
blackplate.

ORO0TLIANDELSrRLJZEN
CELLIJLOSE
EN HOU’FSLIJP.

Gebleekte sulfietcellulose

.
GebleektesuUaatceilulose
Ongebleckte sulfietcellulose

a um
D t
Zweden
HerI.
Noorwegen
HerI.
Zwêden

.
Hen.
Zweden
HerI.
fob.Zveedse haven
Ned.
10h. Noorse haven
Ned. fob.Zweedse haven
Ned.
fob.Zweedse haven
Ned.
per 1.000 kg 90/100
Crt.
per 1.000 kg90/100
Cr1.
per 1.000 kg 90/100
Crt.
per 1.000 kg 90/100
Crt.
Z. Kr.
/
N. Kr.
/
Z.
Kr.
f
Z. Kr.
/

1

Jan.

1947 450
332,96
825
642,20
,
450
332,96
330
244,17
1 Febr.

1947 450
332,96
825
442,20
450
332,96
330
244,17
1 JunI

1947
450
332,96
825
442,20
450
332,96
330.
244,17
1

Apr.

1967.
. . . 650
332,96
825
442,20
450
332,96
330
244,17
1

Mei

‘1967….
600-630 ‘)
462,44
±

1.000
536,00
625-675 ‘)
480,94
1

475-500 ‘)
360,17

1

Ongebleekte soilfaatcellulose
Houtslijp

Dat
um
Zweden
HerI.

Noorwegen
Her]. Zweden
HerI. Noorwegen
Her].
fob.Zweedse haven
Ned.
10h. Noorse haven
Ned. Ned.
Ned.
per 1.000 kg 99/100
Crt.
per 1.000kg 90/1 00
Cr1.
per 1.000kg 50
0/, Crt.
per 1.000kg 50
0
/0
Crt.
Z. Kr.

/
N. Kr.
/
Z.
Kr.
/
N. Kr.


t

1

Jan.

1947….

325

240,47

650

348,40

95

70,29

.

170

91,12
1

Febr.

1947….

325

240,47

650

.

348,40

.

95

70,29

170

91,12
1

Mrt.

1947….

325

240,47

.650

.

348,40

95

70,29

200

91,12
1

Apr.

1947..
. .

325

240,47

650

348,40


95

70,29

200

91,12
1
Mei

1967….

470-495 2)

.

357,00



betekent gegevens ontbreken.

S


8)

vrije prijzen, elf. Rotterdam (Amsterdam); ‘de Zweedse Regering heeft de prijzeneontrôle opgeheven.

Ondernemingen, dle het

beste leidende personeel

zoeken, speciaal met eeo-

nonsische scholing, roepen

sollicitanten op door nd-

del van een annonce in de

rubriek ,,Vacatu.res”. Ret

aantal reactIes, die deze

annonces tengevolge heb-
ben, is doorgaans uitermate

bevredigend: begrijpelijk,

omdat or bIjna geen grote

Instelling Is, dle dit blad
niet regelmatig ontvangt

en waar liet niet circuleert.

Opdrachten voor het vol.

gend nummer dienen 2

Juni a.s. in ons bltzit te zijn

11

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLAND.SCHE

ZO U
T
I N D U S T R I
£

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERI.J

Fabriek van:.

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog –

natronloo& caustic soda.

-. __y•_.
ö
.r
.
!!:

…,,, ‘
rT
—1
7

1

NATIONALE ZETMEEL INDUSTRIE N.V. te
TEENDAM vraagt voor spoedigé indiensttreding

All- round Textielexpert

Opleiding H.T.S. Chemische afdeling. Practische
ervaring in drukken en appreteren is noodzake-
lijk. Beheersing van de moderne tlen in woord
en geschrift vereist.

Het Provinciaal Electriciteitsbedrjf in
Friesland
te Leeuwarden, Emmakade N.Z. 59,
roept sollicitanten op naar de betrekking van

Administrateur

Vereisten: leeftijd 35-45 jaar, bij voorkeur
een Drs. in de Economie met als studievak
accountancy of in ‘het bezit van het volledige
diploma van het Nederlandse Instituut van
Accountants. Voldoende ervaring van het lei-
den ener omvangrijke administratie. Op de
hoogte van bedrijfsstatistiek en beheersdocu-
tnentatie.
Tegenwoordige grondwedde van
f
5500.-
tot
f
6750.— met 3 twee-jaarlijkse verhogin-
gen (verhoogd met 20 pCt.,
f
240.— overbrug-
gingstoelage en vermoedelijk later pim. • 10
pCt. verhoging). Aanstelling boven het mini-mum niet uitgesloten.
Sollicitaties met volledige inlichtingen over
opleiding, verworven diploma’s, vroegere en
tegenwoordige werkkringen en wat verder ter
staving kan dienen, uitsluitend schriftelijk te
richten aan de Directeur van het Provinciaal
Electriciteitsbedrijf in Friesland vôôr 15 Juni
1947. –
Bezoek alleen na uitnodiging.

Voor het Secretariaat te Utrecht worden gevraagd een

ACADEMISCH GEVORMD ECONOOM
en een

JURIST MET KEUZEVAK ECONOMIE

Bij de bezoldiging kan met practijkervaring rekening
worden gehouden

Sollicitaties met foto aan de 2e Afdeling van de Algemene
Dienst der N.V. Nederlandsche Spoorwegen te Utrecht.

•0′

Maakt gebruik

van onze speciale rubriek ,,Vacalurés” voor hef

oproepen van sollicifanf en voor leidende funcfies.

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande
ui

4 Dienstet

1-let V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken

te zijn.

Onze V.VS.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonaen

Van der Graaf 8 Co’s hureaux voor den handel N.V.
Amsteistraat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (6 lijnen)
.1


gONSWER

0

l&DYSERCHGEN
t
W
F
r

VERWARMING

VENTILATIE

LUCHTBEHANDELING
‘PIJPLEIDINGEN

AMERSFOORT
– AMSTERDAM

ROTTERDAM
APELDOORN – LEEUWARDEN –
SITTARD
– VLISSINGEN

International Business Machines Corporation New York

-kondigt 2 belangrijke nieuwe machines aan:

IBM Calculating Punch, Type 602

IBM ProoI Machine,, Type 801.

Vraagt nadere inlichtingen aan:

Internationale ,Bedrijfsmachine Mij N.V.

Frederikspieln 34, Amsterdam_C., Tel. nrs. 33406, 33656, 31356

Verzendt per

VAN GEND & LOOS

Vervoer in één hand

door ‘t geheele land

maximum service, minimum kosten

N.V. LANKHORST
/

TOUWFABRIEKEN

SNEEK. TEL. 3041 – 3042

SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ SEDERT 1803

Alle corresponden tie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche- Boelcdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelnts, Schiedam

Auteur