Ga direct naar de content

Jrg. 26, editie 1327

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 25 1941

25 JUNI 1941

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economischo-rStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID,FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

26E JAARGANG

WOENSDAG 25 JUNI 1941

No. 1327

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. G. Koopmans, P. Lie ftinck, N. J. Polak, J. Tinbergen

en F. de Vries.

Secretaris van de Redactie: M. F. J. Cool.

Redactie en Administratie: Pieter de Hoochweg 122,R’dam-T4″

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ru igeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408 (ten name van

,,Economisch-Statistische Berichten”).

Abonnements prijs voor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Economisch- Statistisch Maandbericht,

franco p. p. in Nederland f 21′. per jaar. Buitenland en

koloniën f 23.— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden van het i’Vederlandsch Economisch Instituut ontvan gen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere

publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan de Administratie.

Advertenties voorpagina 10.50 per regel. Andere pagina’s

f 0.40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

INHOUD.

BIz.

Nederland’s positie ten opzichte van de ontwikkeling der sneivriescoriservenindustrie door
Mr. H. J.
Onnes………………………………..890

Financiering van de vlottende staatsschuld door
Dr. A. Houwink ……………………….393

1-let kampwerk voor jonge menschen door
Meyer

de

Vries

……………………………….
394

De

Rijksmiddelen

over Mei

1941

…………….
396

Buitenlandsche

medewerking.

De spoorwegverbindingen van Italië mt Noord- en
Noord-West-Europa door
A. Ciordano ………
397

Overheids m a a t r e gele n

op

e c o no-
m

isch

gebied

……………………..
398

M a a n d cij f e r s.

Overzicht van den stand van de Rijksmiddelen
. .
399

S t a t
i
s t
i
e k e n.

Wisselkoersen

Bankstaten ……
. ……..

399-400

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
geldmnarkt
zijn geen bijzondere factoren te ver-
melden. De invloed van de stijging dei buitenlandsche
wisselportefeuille van De Nederlandsche Bank blijft ge-
stadig aanhouden. Terwijl aldus de ter beschiJking van
de markt staande middelen toenemen, is bij een deel
van de credietvraag een vermindering te constateeren.
De omvang van de voorschotten tegen effectenonderpand
loopt, mede als gevolg van de maatregelen inzake den
handel in certificaten van Amerikaansche aandeelen,
geleidelijk terug. Voor zoover de koopers der uit dien
hoofde geliquideerde posities niet uit gehamsterden
bankpapiervoorraad putted, dan wel uit middelen, uit-
gezet op een dusdanige wijze, dat zij niet uiteindelijk op
de

geldmarkt waren geplaatst, beteekent deze ontwikkeling
dus een op zichzelfstaande verruiming van de markt.
Vindt de betalingdoor de koopers plaats uit bankdeposito,
dan is ei’ evenwicht tusschen de vermindering van de
credietuitzetting en van het credietaanbod.

De
obligatiemarkt
heeft in de afgeloopen week, waarin
van de uitbreiding van het oorlogsgebied nog niets bekend
was, een uitgesproken vaste stemming aan den dag gelegd.
De omzetten waren niet bijzonder omvangrijk, maar de
koersen stonden onondei’broken onder een opwaartschen
druk. Verschillende factoren zullen daartoe hebben mee-
gewerkt. In de eerste plaats is daar het verslag van De
Nederlandsche Bank, dat om. duidt op den wensch van
de autoriteiten, om het beschikbare spaarkapitaal in de
allereerste plaats te kanaliseei’en in de richting van de
obligatiemarkt. De desbetreffende uitlatingen konden
niet nalaten, een psychologische steun voor de obligatie-
markt te zijn. Vervolgens verneemt men niets meer inzake
de nieuwe leening, en de geruchten daarovei’ waren toch
de voornaamste ôorzaak van den druk op het koei’speil,
die eenigen tijd geleden inzette. En tenslotte realjseert
men zich meer en meer, welk een groote beteekenis de
koppeling van de Nederlandsche kapitaalmarkt aan de
Duitsche met zijn overvloedï aanbod beteekent.

De
aandeelenmarkt
was over het geheel genomen on-
geanimeerd. De omzetten ter beurze werden nog eenigs-
zins op peil gehouden door transacties in Amerikaansche
certificaten, waarin nog slechts korten tijd handel mo-
gelijk is. Nederlandsche waarden lagen ovei’ het algemeen
verwaarloosd, hoewel af en toe de stemming, voor zoover die uit het koersverloop bleek, niet ongunstig was. Enkele dagen gaven zelfs een flinke koersstijging voor de hoofd-
fondsen te zien, maai’ die beweging werd toch tegen het
einde van de week weer door eeh reactie gevolgd. De ten-
dens was dus in de verslagweek onzekei’; de omzet bleef
onvei’aderlijk uitei’mate gering. De daghandel zorgde
af en toe voor eenige opleving, maar het. publiek hield
zich over het algemeen afzijdig. De nieuwe week, politiek
en militair sensationeel begonnen met het plotseling uit-
breken van den oorlog met Rusland, opende ter beurze met een vaste stemming op de aandeelenmarkt.

390

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

25 Juni 1941

NEDERLAND’S POSITIE TEN OPZICHTE
VAN DE ONTWIKKELING DER SNELVRIES-

CONSERVENINDUSTRIE.

In een tweetal vorige artikelen is een overzicht gegeven
van de ontwikkeling van de sneivriesconservenindustrie
in Amerika
1)
en van de ten deele ten uitvoer gelegde plannen tot opbouw van een dergelijke organisatie in
Duitschland
2).

In dit opstel zal de beteekenis van de ontwikkeling
val) zulk een industrie voor Nederland aan een bespreking
worden onderworpen.
Het ligt voor de hand, dat Nederland groot belang
heeft, niet in de eerste plaats bij een eigen selvries-
coservenindus1rie, maar vooral bij de ontwikkeling van dergelijke industrieën met eigen d istributie-apparaat in
naburige landen. De producten toch, die voor verwerking
in de snelvriesconservenindustrie in aanmerking komen
en geëxporteerd kunnen worden, zijn vrijwel alle voort-
brengselen van die takken van agrarische productie, die
steeds een aanzienlijk grootere opbrengst gaven dan ons
eigen land verbruikte, en die dan ook de laatste jaren
vôér den oorlog met afzetmoei]ijkheden hadden te kam-
pen. Groente en fruit, twee zeer belangrijke grondstoffen
voor de snelvriesconservenindustrie, worden door den
hoog ontwikkelden
tuinbouw
in verschillende streken
van ons land in overvloed en in prima kwaliteit voort-
gebracht. Onze intensieve
veeteelt
levert vleesch en boter,
beide geschikt voor verduurzaming door middel van het
snelvriesprocédé. Van onze
pluimveeteelt
komt niet slechts
het gevogelte daarvoor in aanmerking, maar evenzeer
de eierstruif, voor zoover die voor bakkerij- en industrie-
doeleinden dient; al zal het Nederlandsche ei door zijn bij-
zondere kwaliteiten en daardoor gemotiveerde hooge
productiekosten aangewezen blijven
01)
den afzet voor de
versche consumptie.
En tenslotte heeft onze nationale
visscherij,
waarvan
de veroudei’de uitrusting en de dientengevolge nood-
lijdende positie slechts door een gelijktijdige rnoderni-seering en rationalisatie van zoowel het vangst- als het
verwerkings- èn het distributie-apparaat, kan worden
verbeterd, het grootste belang bij, ja, zelfs het recht
op de toepassing van deze moderne wijze van onser-
veeren. 1-her is men ons niet alleen in Amerika, Japan en
Duitschland, maar ook reeds in Engeland voorgegaan.
Naar het voorbeeld van de drijvende walvisclifabrieken
is zelfs een grQot schip uitgerust, met een gecombineerde
vischmeel- en snelgevroren vischfiletfabriek met vries-
opslagruimte, waardoor van verafgelegen vischgronden,
noordelijke zoowel als zuidelijke, de visch volkomen
versch kan worden aangevoerd. Hoewel de ontwikkeling en ook de eigen practijkstudie in Amerika juist bij visch een aanvang nam, zal allereerst
het meest actueele Nederlandsche belang: de groente- en
1 ruitverwerking in Nederland, worden bezien. De betee-
kenis van een snelvriesconservenindustrie
op breeden
grondslag
is voor ons land intuschen evident.
In de zooeven genoemde artikelen over de ontwikkeling
in Amerika en Duitschland is geconstate.erd, dat een
aantal factoren op de ontwikkeling van dit bedrijf een
stimuleerenden invloed uitoefenen, zelfs voorwaarden
zijn voor die ontwikkeling, en dat de groei van het bedrijf
op zijn beurt weer invloed op andere bedrijfstakken kan hebben. Voor een juist overzicht heeft het zin deze pun-
ten nog even in het kort te resumeeren.

Factoren, die de ontwikkeling van de sneivriesconseroen-
industrie bevorderden.

De allereerste factor, die de ontwikkeling van de snel-

‘) De sneivriescoxiservenindustrie in de Vereeiiigde
Staten, E.-S. B. van 14 Mei 1941, No. 1321, blz. 304/307.
2)
De snelvriesconservenindustrie in

Duitschland,
E.-S. B. van 21 Mei 1941, No. 1322, blz. 319/321.

vniesconservéni ndustrie mogelijk heeft gemaakt, is van
technischeri aard: het behoud van de natuurlijke eigen-
schappen van het volrijpe, bederfelijke product van de
allerbeste kwaliteit, ondanks vervoer over langen afstand
of opslag gedurende een seizoen. Daardoor opent de snel-
vriesconservenindustrie een perspectief, dat niet binnen

liet bereik van andere conserveeringsmethodea ligt. 1-let
product van de sneivrieSconservenindustrie kan practisch
met het versche gelijk staan; de vraag naar deze versche,
resp. snel-ingevroren, producten, kan dus zoowel naar
plaats als naar tijd worden uitgebreid.

Bij het snel-ingevroren pro&uct, dat bij den consument
niet de plaats inneemt van de conserven in blik, glas èf
zout, maar in de sfeer van de versche producten past,
is de voor het versche goed noodzakelijke bewerking
in de keuken overbodig en de kookduur kort. 1-let
is schoongemaakt, kant en klaar afgepast in standaard-
hoeveelheden en, uniform van kwaliteit, voor zooveel
noodig, door voorafgaande variëteitenselectie.

De aan de distributie voorafgaande industrieele be-
werking, waarbij het versche goed naar gewicht en volume
gereduceerd wordt, na te zijn ontdaan van afval
(peulen van doperwten, schillen en steenen van bepaalde vruchten, ingewanden, koppen en graten van visch, huid,
ingewanden en beenderen van vee) geeft, doordat anders
dan hij de blikconserven geen water wordt toegevoegd,
groote besparingen
01)
vervoerkosten – zoowel van pro-
ducten als van afvallen – en maakt centralisatie van
afvalverwerking mogelijk.

Voorwaarden voor de ontwikkeling van een sneivriesconser-
venindustrie.

Zoowel de techniek van het snelvriesrocédé als de
doelstelling daarvan – verduurzaming met behoud van
de natuurlijke eigenschappen – vereischen prima kwali-
teit en geschiktheid van grondstoffen. Verwerking van
minder geschikte variëteiten en kwaliteiten brengt de
ontwikkeling van dezen bedrijfstak van meet af aan in
gevaar.

liet delicate karakter van de teelt, de bewerkings-
methode en het product zelf eischt waarborgen van deug-
delijkheid voor den consument. Aflevering onder be-
trouwbaar merk in standaard kwaliteit is dus noodzakelijk.
maar daarnaast ook deskundige bewaring bij de weder-
verkoopers en dus installatie van vrieskasten met lage
temperatuur (-18
°
– —20° C) tot bij den detailhandel.
Deze factoren maken een sterke concentratie van het
bedrijf met een uitgebreide, systematisch opgezette eii
goed gecontroleerde verkooporganisatie tot een voorwaar-
de voor de ontwikkeling. De uiteenzettingen over Amerika
en Duitschland toonden reeds aan, dat in ieder dezer
groote landen bij deze industrie een paar concerns domi-
neeren. In Duitschland zijn dat het Andersen-Reemtsma
concern en het Unilever-Solo Feinfrost concern.

Invloed van de snelvriesconserven industrie op andere be-
drijfsta/c ken.

Concentratie in de verwerking en
vergrooling van de
e.rportvraag naar een allereerste kwaliteit, volkomen rijp,
volkomen versch product
zullen moeten eb kunnen leiden
tot verfijning van de gradeering der artikelen, volgens
criteria, die voor distributie in verschen toestand en voor
invriezing analoog zijn. Zulk een gradeering met rationeele
prijsdifferentiatie naar kwaliteit en netto rendement zal
haar invloed op de teelt niet missen, zoowel wat btreft
de keuze van variëteiten als ten aanzien van de zorg
voor het gewas en de opvoering van de hoedanig-
heden, waar het op aankomt. Ook de wijze waarop
en de plaatsen waar de variëteitenselectie, de teelt, de
verzameling, de verwerking van het goed en de verkoop
plaats zullen vinden, alsmede de structuur van de distri–
butie van het versche product, (èn voor directe consumptie,

25 Juni 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

391

èn als grondstof ter verwerking) zullen door een syste-
matischen opzet van de sneivriesconservenindustrie wor-
den beïnvloed.
Anderzijds zal het in standaard-kwaliteiten, standaard-
hoeveelheden en standaard-verpakkingen onder merk
aangeboden product van de srelvriesconservenindustrie
een verschuiving en een rationalisatie teweeg kunnen
brengen in de distributie, waar de detailhandel de hand-
having van vaste prijzen en marges, de uitschakeling van
bederf- en gewichtsverlies en de beperking van het aantal
distributiepunten op prijs zal weten te stellen.

Belangen oan 4en iVederlandschen tuinboun.

Wenden wij ons thans tot de specifiek Nederlandsche
problemen, dan zullen wij ons, zonder de beteekenis van
de artikelen visch, vleesch, gevogelte, eierstruif en boter te
veronachtzamen, beperken tot de behandeling van groente
en fruit, waarvoor het project hier te lande het meest
actueel is. Nederland neemt onder de tuinbouwlanden een vooraanstaande plaats in, vooral door de van ouds
uitstekende kwaliteit van zijn primeurs. Naast landen
als Frankrijk, Italië, België, Spanje en Bulgarije met veel
warmer, klimaat, hebben de Nederlandsche tuinders
zich op hun allereerste plaats weten te handhaven, niet
alleen door uitbuiting van de gunstige natuurlijke factoren
als geschikten bodem en relatieve luchtvochtigheid met
wisselende dag- en nachttemperatuur, maar vooral ook
door de groote werkkracht, zorgvuldigheid en kundig-
heid, die zij, onderricht door prima vakonderwijS en met
de practijk nauw verbonden tuinbouwconsulenten, aan-
wenden ter verkrijging van een versch product van de
allereerste kwaliteit. De unieke organisatie van de vei-
lingen, de kwaliteitscontrale op den export en het snelle
vervoer hebben het opvoeren en de handhaving van de
kwaliteit op den weg naar de binnen- en buitenlandsche
verbruikers mogelijk gemaakt.
Zonder twijfel zal de vraag naar vèrsche groenten en
vruchten een overwegende rol blijven spelen hij den
binnenlandschen afzet, al
is
dan ook de Nederlandsche
consumptie van conserven – in 1938/39 alleen al voor
f 24.000.000.— aan groente en fruit in blik – niet gering.
1-let is een bekend feit, dat niet alleen in de groote keukens
van ziekenhuizen, cafetaria’s, pensions en dergelijke,
maar ook in de zeer vele dienstbodenlooze huishoudens,
de
arbedsbesparende,
qualitatief uniforme conserve nu
reeds een groote rol speelt, zelfs (voor pensions speciaal!)
in den tijd, dat het desbetreffende versche product aan de markt is. 1-Jet snelvriesprocédd nu opent daarnaast
de mogelijkheid, den afzet van het kant en klaar schoon-
gemaakte, versche product uit te strekken tot buiten het teeltseizoen, en tot gebieden, welke te veraf zijn
gelegen om van de versche waar in onbewerkten toestand
te worden voorzien, zooals Midden- en Oost-Europa en
Scandinavië, waar kennelijk behoorlijke ‘vraag bestaat
3).

De vraag in deze afzetgebieden, uiteraard gebaseerd op de aldaar heerschende gewoonten en den smaak van de
verbruikers, behoort niet slechts de verwerker, maar ook
de telers van de groente en het fruit te leiden. Zoodoende
wordt de snelvriesconservenindustrie geen , ,Verwertung”
van in de markt voor versche waar onverkoopbare over-
schotten, maar een prikkel tot de teelt van die bepaalde
soorten, rassen en variëteiten, welke door de afnemers –
directe consumenten zoowel als (eventueel) hlikconserven-
fabrieken – van de snel-ingevroren producten worden ge-
vraagd, juist alsof zij die artikelen versch ter plaatse
koopen, resp. verbruiken.
Bij het kiezen van de te telen soorten, rassen en va-
riëteiten en bij het niet volkomen rijp oogsten (aard-

3)
Voor visch zijn zelfs vrij nabijgelegen gebieden
al
te
veraf om van versche waar te worden voorzien. Zoo is
werkelijk versche zoutwatervisch in Twente en in het
Limburgsche mij ngébied vrijwel onbekend.

heien, kersen e.d., kunnen nooit volrijp worden vervoerd)
heeft men zich tot dusverre laten leiden door de vraag
in de nabijgelegen afzetgebieden en de houdbaarheid in
verschen toestand bij export daarheen; Doperwten in
peul en boonen moesten b.v. wegens vatbaarheid voor
broei binnen ca. 10 uur en dan nog zéér luchtig gestuwd,
naar de plaats, van bestemming vervoerd zijn. Nieuwe
criteria worden thans: de per variëteit en grondsoort zeer
wisselende geschiktheid voor snelvriesconserveering en de
smaak en corisumptiegewoonten ook in verderaf gelegen
afzetgebieden. Laatstgenoemde factor is dâârom van
temeer beteekenis, omdat ook in die verder afgelegen
streken concurrentie zal worden ondervonden van andere exportlanden, die tegelijkertijd door het snelvriesprocédé
ook ons nabije afzetgebied met lagere transportkosten beter dan tot dusverre zullen kunnen bereiken. Vooral
de goedkoopere productie van zuidelijker gelegen landen kan een ernstige concurretit blijken.
Voor binnenlandschen afzet en speciaal voor export
zal het daarom noodzakelijk zijn, dat ons land groote
kwantums werkelijk allereerste, zooveel mogelijk uniforme
kwaliteiten van alle soorten levert en dat zulks wordt
bevorderd door prijs-vaststelling naar een rationeel ge-
differentieerde kwali teitsgradeering, volgens de eischen,
die de directe consumptie daaraan stelt, t.w.: volkomen
rijpheid, verschheid en gaafheid met uniforme sorteering.
Bij de vaststelling van de thans aan de veilingen bestaande
gradeeringen wordt natuurlijk voornamelijk naar export-
kwali..eit geagreëerd en juist tegeiwoordig weinig verfijnd.
Met de sneivriesconservenindustrie kon uiteraard nog geen rekening worden gehouden, zoodat men zich ook nog geen
oordeel heeft kunnen vormen omtrent nieuwe mogelijk-
heden, welke de export van b.v. asperges, peultjes e.d. naar
Scandinavië biedt, noch ook van eventueel afwijkende
eischen, welke aldaar gesteld worden aaft zac
)
t fruit,
boonen en doperwten, die in verschen toestand dâârheen
tot nu toe niet konden worden uitgevoerd.
Zoowel bij de verfijning dezer gradeering als bij de
daarop afgestemde variëteitenselectie kunnen de Ame-
rikaansche, deels nog particuliere gradeeringen voor snel-
gevroren groente en fruit een richtsnoer vormen. Daarbij
zullen de practijkervaringeri hier te lande van een zelf
inkoopenden detaillist in versche primneurs, getoetst aan
die van de verwerkers in de Snelvriesbranche, van groote
waarde blijken.
Indien ons land zich, geprikkeld door deugdelijke
voorlichting en door middel van betaling van kwaliteits-
premies, ‘gebaseerd op objectieve ,,versche” gradeeringen,
blijft toeleggen op het opvoeren van de kwaliteiten van
onze prima producten, heeft het alle kans, aan de spits
te blijven, ondanks de lagere productiekosten in de zui-
delijker landen. Dit geldt vooral voor de
groenten.
1-let
feit, dat in Amerika de voornaamste productiegebieden een gematigd klimaat hebben, gevoegd bij de ervaring,
dat vele Amerikanen het aroma en den smaak van ons
zacht jruit
meermalen, en niet enkel uit beleefdheicl, hebben geroemd, stemt tot gerustheid, mits wij ook in
deze diligent blijven. Voor zacht fruit is variëteiten-
selectie met het oog op de concurrentie van geuriger
en kleuriger zuidelijke producten urgent. –
Van groote betekenis is bij dit alles, dat het productie-
seizoen voor verschillende soorten groente en fruit zal
kunnen worden verlengd door aan de verwerkingsperiode
aangepaste keuze van vroege en late variëteiten, welke voor de snelvriesconservenindustrie bijzonder geschikt zijn. Daarvan zal weer een prikkel uitgaan en daardoor
zal de mogelijkheid geopend worden voor een absoluut
‘noodzakelijke ontwikkeling, die ook voor het overige be-
drijf van belang is, ni. vergrootingvart de per rayon of
teler per soort of variëteit te betelen oppervlakten en
bovendien rationalisatie en versnelling (bij toename van den afzet van bijv. doperwten ook mechanisatie) van de
oogstmethoden, teneinde de groente en het fruit
binnen

1

•.-

392

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1941

enkele uren oolrijp en oersch oan het geld of den boom gaard
in de fabriek te kunnen af lece,’en, om het daar onoerwijid te
oerwerken.
Voor bepaalde groenten is een regeling in die
richting reeds nu absoluut urgent en doorvoerbaar.

Het QerwerkingsbedriJf.

De in normale omstandigheden door het snelvervoer als het ware verkleinde afstanden en de geringe opper-
vlakte van ons land, waar op talrijke plaatsen een inten-
sieve teelt wordt aangetroffen, dragen het gevaar in zich
van te groote versnippering van krachten, indien, nu de
transportmogel ij kheden tijdelijk beperkt zijn, bij teveel
productiecentra sneivriesbedrijven zouden worden ge-
vestigd. Concentratie in dezen bedrijfstak – welke de
bestaande donserveiiindustrie geenszins overbodig maakt
– kan en moet tot rationeele keuze van het aantal fa-
brieken en van de plaatsen van vestiging leiden. De
reeds bestaande gunstig gelegen fabrieken zullen daarbij
met eigen of voor derde rekening te installeeren sneivries-
apparaten vermoedelijk groote ndeels als, loonbedrijven
wordefl ingeschakeld.
Slechts wanneer de inkoop, de verwerking en de distri-
butie in één hand zijn, kan op den duur het volle profijt
van dezen bedrijfstak worden verkregen. Kleine zelf-
standige bedrijven, die voor export niet over behoorlijke transportmiddelen en over een wijdvertakte en goed met
vriesinstallaties toegeruste landelijke Of internationale ver-kooporganisatie tot aan den consument beschikken, zouden
voornamelijk slechts aan grootverbruikers kunnen leveren,
zooals restaurants, pensions, passagierschepen, ziekenhui-zen, banketbakkerijen, bedrijfskeukens, legeronderdeelen,
fabrieken van prima jams e.d.; evenals thans nog, nu door
de oorlogsomstandigheden het net van detaillisten met
vrieskasten in Europa, zelfs in Duitschland, nog beperkt is, de afnemers in het groot het voornaamste debiet vor-
men. Op den duur bleek een dergelijke, eenzijdig gerichte
afzet een kwetsbaar punt van een dei’ Amerikaansche
bedrijven. Intusschen zal ons land, gezien de hooge kwali-
teiten van onze primeurs en van ons zacht fruit, zich op
den duur vooral moeten oriënteeren op de productie
voor den afzet aan particulieren, die bewerkelijker is en
dus, zoowel in de teelt zelf als in de fabricage, de hulp-
bedrijven en de distributie meer werkgelegenheid schept.
Daarvoor is noodig, het kan niet genoeg worden herhaald,
een prima volkomen rijp, versch product en nauw contact
tusschen teelt van de grondstof en distributie van het
geconserveerde product; concentratie dus, verticaal zoowel
als horizontaal, van den inkoop der groenten en vruchten
af tot aan den detaillist, resp. consument.
Concentratie kan ook voorkomen, dat een te sterke
expansie den bedrijfstak reeds na korten tijd voor af zet-
moeilijkheden plaatst. 1-let voorbeeld van Amerika is ten
deze veelzeggend. Aldaar is in 1937 en 1938 een zoo groote
uitbreiding aan de snelvriesconservenindustrie gegeven,
dat, ondanks de toeneming van den afzet in de Westelijke
Staten, een vrij ernstige terugval, speciaal voor de
slechtst geoutilleerde bedrijven, in 1939 niet is uitgebleven.
Zulks blijct uit de volgende Amerikaansche productie-
cijfers van enkele der belangrijkste artikelen:

Groente
1937 1938 1939
in

duizenden
poxiden

Oostelijke

Staten

…………
52.297
55.831
42.984
Westelijke

Staten

…………
20.212
30.921
29.592
Totaal Vereenigde Staten

……
72.510
89.752 72.577

Daarvan:

Asperges

………………..
6.259
8.030
7.366
Doperwten

………………
26.198 34.084
26.594
Gedopte versche witte boonen
.
17.995
19.650
15.412

Spinazie

………………..
4.333
3.773
3.753

Vruchten

Aardbeien

……………….
43.507
55.533
50.779
Appelen

…………………
2.302
1.070 2.172
Boschbessen
4
)
337
1.681
1.106
Bramen

………………..
6.781
3.990
7.415
Druiven (mcl. druivonpulp en
-sap)

………………….
3.590 7.076 8.787
Frambozen

………………
11.553
10.530 10.362
Kersen

………………….
33.264
29.017
39.733
Perziken

………………..
964
4.407
6.812

Deze cijfers geven ook eenigszins de ervaring in Amerika
weer ten aanzien van de soorten groente en fruit, welke
voor het snelvriesprocédé het meest in aanmerking komen.

Al zullen verschillende factoren hier anders zijn dan in
Amerika, toch kan deze ervaring in zooverre van nut zijn,
dat zij een aanwijzing vormt om vooi’eerst met enkele
hoofdproducten te beginnen.

Ontwikkeling in de naaste toekomst en daarna.
Waai- het initiatief voor de ontwikkeling van de snel-
vriesconservenindustrie ter
voorziening
van het Euro-
peesche continent momenteel onmiskenbaar in Duitsch-
land ligt, mag men verwachten, dat Onder leiding van
Duitsche instanties dit bedi’ijf vooral in handen van

de aldaar werkende twee groote concerns zal worden
geconcenti’eerd.
De voorwaarden voor een ontwikkeling in de aan-
gegeven richting kunnen dan worden vervuld, tenzij de
transport-, distributie-, en verkoopkosten tengevolge van
den geforceerden groei onder oorlogsomstandigheden te
sterk zouden stijgen.
Gezien de in Duitschland bestaande tendens, om de
prijsschaai’ tusschen agrarische gi’ondstoffen en industrieele
prestaties en producten ten gunste van de bodemproductie
te beïnvloeden, mag bovendien Met stelligheid worden
verwacht, dat bij de vaststelling van de prijzen voor teelt
en verwerking der in aanmerking komende eerste kwa-
liteiten groente en fi’uit een zeer behoorlijk loonend niveau
zal worden nagestreefd. Dit is een praemisse voor de
opheffing van veel sociale en economische misstanden
in diverse tuinbouwdistricten. Daarbij zullen van in-
dustrieele – vooral OOk Duitsche – zijde in ruime mate
niet te dure industrieproducten moeten beschikbaar
komen.

De voorziening van het thans economisch als één gebied
geldende, op zelfvoorziening aangewezen, Europeesche
vasteland, kan de Nederlandsche tuinbouwproducten in
bevroren toestand tot ver in Midden-Europa en in Scan-
dinavië doen doordringen. Zoodi’a het overzeesche verkeer weer mogelijk zal zijn,
zal allereerst Engeland weer als afnemer in aanmerking
kunnen komen. De snelvriesconservenindustrie met eigen
distributie-organisatie was vOOr den oorlog ook in dat land
reeds in opkomst en men zal er in de toekomst een groot
deel van zijn vroegeren import aan versche groenten,
vei’sch fruit en vruchtenpulp ongetwijfeld in snel-ingevro-
ren toestand aankoopen. Terecht werd daar te lande uit
hygiënische overwegingen steeds sterker geageerd tegen
het conserveeren met zwavelig zuur van de door ons land
in tientallen millioenen kilo’s daarheen geëxporteerde
vruchtenpulp, waardoor het gehalte aan vitamine C ge-
heel verloren gaat; een der redenen, waarom dit conser-veermiddel in Amerika sinds jaren is verboden. Proeven
tot het onmiddellijk na den oogst verwerken van met het
oog op den afzet in Engeland op variëteit goed geselec-
teerde topkwaliteiten zullen oék in deze richting nut
afwerpen.
Voorts zal ook transoceanische export tot de mogelijk-

4)
Exclusief on’geveer 5 millioen pond invoer uit New-
Foundland.

25 Juni 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

393

heden gaan behooren. 1-let staat vast, dat men in Oost-
en West-Indië belangstelling zal hebben voor het in bijna
verschen toestand geconserveerde product van Neder-
landschen grond. Ook Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en
Aulstraië, waar onze zomergroenten en ons zomerfruit
in den winter snelgevroren kunnen arriveeren en vanwaar
terugvracht aan vriesgoed beschikbaar is, zullen voor
onze bodempvoducten bereikbaar zijn.
De sneivriesconservenindustrie opent, gelijk men ziet,
bij juist inzicht en volle activiteit perspectieven voor eenige
vitale Nederlandsche bedrij fstakkën.

Mr. Ii. J. ONNES.

FINANCIERING VAN DE VLOTTENDE
STAATSSCHULD,

Blijkens de wekelijksche publicatie van den stand van
‘s Rijks kas zijn de geidbehoeften van den Staat in het
laatste jaar sterk toegenomen; het uitstaande bedrag aan
schatkistbiljetten en promessen had volgens de opgave
per 14 Juni 1941 de som van f 1,5 milliard overschreden.
liet loont de moeite na te gaan, hoe de financiering van
deze wassende vlottende schuld zich voltrekt en in het
bijzonder, welke functie de particuliere banken hierbij
vervullen.
‘s Rijks schatkist,
onderscheidenlijk
de instanties, die
zij financiert, heeft uit hoofde van haar taak uitgaven te
verrichten. Voor zoover de schatkist deze uitgaven niet
uit loopnde ontvangsten, als hoedanig in de eerste plaats
de belastingen in aanmerking komen, kan dekken, moet
zij zich de middelen verschaffen door te leenen op korten
termijn. Dit geschiedt door plaatsing van schatkistpapier
bij De Nederlandsche Bank en bij andere banken of licha-
men, die het papier voor liquide belegging kunnen ge-
bruiken. 1-let gevolg van plaatsing bij De Nederlandsche
l3ank of bij andere finantieele instellingen is verschillend;
in het eerste geval worden nieuwe geldmiddelen in het
verkeer gebracht en in het tweede geval wordt van de cre-
dietcapaciteit van de finantieele instellingen gebruik ge-
maakt. Beide factoren dienen nader in oogenschouw te
worden genomen.
De vermeerdering van de geldhoeveelheid via het actief
l)edrijf van De Nederlandsche Bank vindt uiteraard niet alleen plaats door onderbrenging van schatkistpapier bij
deze instelling, maar ook door de andere operaties. Bij
een vergelijking van de weekstaten der centrale back,
die tegen het einde van October 1940 en Mei 1941 werden
gepubliceerd, blijkt, dat uit hoofde van de verschillende
operaties een toeneming van de opeischbare schuld plaats vond van ongeveer 1 240 millioen. Ook wanneer rekening
gehouden wordt met een aanmerkelijke oppotting van
geld, mag uit dit cijfer toch tot een aanzienlijken toevoer
van geld aan het verkeer en dus uiteindelijk aan de Ii-
nantieele instellingen geconcludeerd worden.
Wat de plaatsing van schatkistpapier bij anderen dan
de centrale bank betreft, iS het aannemelijk, dat de par-
ticuliere banken in overwegende mate de houders van dit papier zijn; de vijf groote banken hebben, zooals uit haar
maandstaten valt af te leiden, reeds ongeveer de helft
van het in totaal uitstaande bedrag aan schatkistpapier
in portefeuille. In aanmerking nemende, dat de crediet-
verleening aan en de uitzetting van gelden in het, buiten-
land door de particuliere banken tot dusverre van beperkte
beteekenis is geweest, heeft het opnemen van schatkist-
papier door debanken tot gevolg gehad, dat de gelden,
w’aarover de schatkist de beschikking kreeg, na het ver-
richten der staatsuitgaven, weder naar de banken toe-
vloeiden en in het land bleven. Er heeft het bekende
proces van schepping van giraal geld plaats gevonden,
dat het onderbrengen van schatkistpapier bij de banken
vergemakkelijkt. Wij zien dus, dat zoowel de ontwikke-
ling van de positie van DeNederlandsche Bank als van de

particuliere banken aan de financiering van de geldbehoeften
van den Staat dienstig w’as. Als derde factor kan nog
worden gewezen op de uitbreiding van de chartale geld-
hoeveelheid in den vorm van een toegenomen uitgifte van grof zilver en zilverbons; deze factor heeft ëchter
,in vergelijking met de andere genoemde ondergeschikte
heteekenis mede door het bekende verschijnsel van op-
potting van zilveren teekenmunt.
De hiervoor aangeduide toevloeiing van gelden naar de
particuliere banken voltrekt zich in den vorm van af-
lossing van debetsaldi en het kweeken of vergrooten van
creditsaldi. Deze ontwikkeling laat zich in de door publi-
catie beschikbare cijfers naspeuren. •De factoren, die
hiervoor van belang zijn, zijn de toeneming van het door
middel van uitgifte van schatkistpapier opgenomen staats-

crediet en de positie van de Linantieele instellingen. Als
representatief voor deze laatste kunnen de vijf groote
banken worden genomen, de Amsterdamsche Bank,
De Twentsche Bank, de Incasso-Bank, Nederlandsche
1-1 andel-Maatschappij en Rotterdamsche Ban kvereeniging;
sinds de Nederlandsche I-landel-Maatschappij haar bedrijf
tot ons land heel’t beperkt, oefent het Indische bedrijf
geen zoodanigen invloed meer uit, dat de becijferingen
voor ons doel onzuiver zouden worden. De maandstaten,
die door deze banken volgens een uniform schema worden
gepubliceerd, kunnen voor het onderzoek goede diensten
bewijzen. Zopals reeds werd opgemerkt, bevindt zich ruim
de helft van het uitstaande schatkistpapier in portefeuille
van genoemde banken, zoodat bij het beschouwen van
haar positie’ een belangrijke sector van de finantieele in-stellingen wordt bestreken.
De cijfers van het uitstaand schatkistpapier en de
bedragen, die zich in de portefeuilles der vijf groote ban-
ken bevonden, zijn opgenomen in de völgende tabel
uitgegaan is van einde October, omdat sommige storings-
factoren toen waren uitgewerkt.

Uitstaanci schatkistpapier In portefeuille
bij 5 groote
banken
biljetten
prornessen
totaal

(in millioenen gid.)

31 Oct. 1940
176,5 872,8 1.049,3
557,7
30 Nov.,,
171,3
1.035,8
1.207,1
620,7
31

Dec.,,
171,0
1.134,0 1.305,0
617,3
31 Jan. 1941
168,4 1.128,1
1,296,5
636,1
28 Febr.
160,8
904,0 1.064,8
566,1
31 Mrt.
156,9 1.096,8
1.253,7
617,3
30 April
148,8
1.316,8 1.465,6
705,9
31 Mei

,,
143,3
1.360,2 1.503,5
782,8

Uit de vergelijking vn de voorlaatste en laatste kolom
blijkt, dat de

stijging van het uitstaande schatkistpapier
tusschen October 1940 en Juni 1941 in Februari werd
onderbroken; dit hield uiteraard verband met de uitgifte
van de 4 pCt. Staatsleening 1941. Afgezien van deze ge-
beurtenis valt, te constateeren, dat het schatkistpapier
in
de portefeuilles der groote banken een proportioneel vrij-
wel gelijke toeneming vertoonde met het uitstaande schat-
kistpapier; de toeneming bedroeg in beide gevallen om de
50 pct. De groöte banken zijn derhalve in staat geweest
haai bezit aan schatkistpapier uit te breiden in even-
redigheid met de behoeften van de schatkist. 1-loe de f i-
nanciering geschiedde, is op te maken uit de andere cijfers
in actief en passief van meergenoemde banken. Tengevolge van de economische omstandigheden heb-
ben verscheidene cijfergroepen, die belangrijk zijn uit een-
oogpunt van credietcapaciteit der banken, een tamelijk sta-
biel verloop gehad. Dit geldt in passief voor de termijn-deposito’s en in actief voor het kassaldo (de December-
termijn uitgezonderd), het andere overheidsppier, de
wissels, bankiers in binnen- en buitenland en effecten,
syndicaten en deelnemingen. De post onder de passiva,

394

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1941

waarin een belangrijke wijziging is ingetreden, is de post
crediteuren, die, zooals bekend, tevens de zichtdeposito’s
omvat; onder de activa zijn dit de prolongaties en voor:
schotten tegen effecten, alsmede de eigenlijk gezegde
debiteuren. Wanneer de posten, waarin zich belangrijke
mutaties hebben voorgedaan, uit de maandstaten der
groote banken worden gelicht en getotaliseerd, verkrijgt
men de volgende cijfers, die opgemaakt zijn per dezelfde
data als in hoogergeplaatsten staat vermeld.

Vijf groote banken

Prol. en voor-
schotten tegen
Debiteuren
Crediteuren
effecten
(in millioenen gid.)
31 Oct. 1940
115,0
259,3 792,1
30 Nov.
107,7
257,9
842,4
31 Dec.
103,4
256,7
855,4
31 Jan. 1941
102,4
245,9 901,8
28 Febr.
151,8
246,6 826,8
31 Mrt.
140,6
245,2
875,1
30 April
115,4
238,3
920,3
31 Mei
97,5
217,6
955,4

Sinds 31 Oct.’40 – 17,5

– 41,7

+ 163,3

Afgezien van den termijn van ultimo Februari om de reeds vermelde reden, valt een voortschrijdende daling
der credietgeving aan anderen dan de overheid op te
merken en een stijging van de crediteuren. Beide factoren
weerspiegelen den toevloed van middeler, resulteerende in een inloopen op debetsaldi en vorming of vergrooting
van creditsaldi bij’ de banken.
Een opstelling van de cijfers betreffende de toeneming
der portefeuilles van de vijf groote banken en de finan-
ciering daarvan volgt hier.

31 October 1940-31 Mei 1941:

Toeneming schatkistpapier in portefeuille

£ 225,1 In/In
rroeneming crediteuren

f 163,3 Daling beurscrediet

i 17,5
handels- en md. crediet

,, 41,7

,, 59,2 f 222,5 m/m

1-let verdient opmerking, dat de blijkens voormelde
cijfers te constateeren zeer nauwe overeenstemming
tusschen de stijging van het bezit aan schatkistpapier der
vijf groote banken en de middelen om dit bezit te finan-
cieren, eenigszins. toevallig is. Bij grootere mutaties in de
overige posten van de maandstaten zou bedoelde over-
eenstemming minder zuiver zijn gewees t.

Dr. A. 110 UWINK.

HET KAMPWERK VOOR JONGE MENSCHEN.

De zeer snelle ontwikkeling van allerlei zaken nf 10
Mei 1940 heeft ook in het kampwerk voor jonge werk-loozen en in het internaatswerk voor meisjes (opleiding
tot dienstboden) principieel groote veranderingen ge-
bracht. Vele kampen zijn door den Arbeidsdienst overge-
nomen, terwijl de zoogenaamde vakwerkkampen niet
meer, zooals tot voor kort, door vereenigingen worden
georganiseerd, doch rechtstreeks door het Departement
van Sociale Zaken. Onder vakwerkkampen verstaat men
kanpen, waar de deelnemers een bepaald vak, bv. schip-
perij, melkerij en landbouw leeren, terwijl in de algemeene

kampen ongeschoolde arbeid op den voorgrond stond.
Aanvankelijk droeg Sociale Zaken in de exploitatie-kosten van alle hierbedoelde kampen 75 pCt. bij, later
werd dit 90 pCt. en tenslotte 100 pCt.
Gelet op het grootsche werk, dat hier is verricht, is er
alle aanleiding, mede om den huidigen stand van zaken
goed te begrijpen, bij de historische ontwikkeling ervan
stil te Staan.

De historische ontwikkeling van liet kampwerk.

Het initiatief tot de Regeeringsbemoeiing met het
vraagstuk van de werkloosheid onder de jeugd is uit-
gegaan van den toenmaligen Minister van Binnenland-

sche Zaken, Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck.
Dit was in 1931, het eerste jaar, dat de economische wereld-
crisis met haar nasleep van massale werkloosheid qnder
oud en jong, zich ook in ons land in vollen omvang deed
gevoulen.

In een tweetal circulaires, gedateerd respectievelijk
10 Maart 1931 en 18 November 1932, heeft de Minister
zich tot de gemeentebesturen gewend; hij wekte deze
daarin krachtig ertoe op, dezen nieuwen tak van zorg ter hand te nemen, met behulp van en in samenwerking met
het Rijk en de daarvoor in aanmerking komende sôciale
organisaties, welke zich hier en daar reeds eigener bewe-ging met dit opkomende probleem waren gaan bemoeien.
Het eerste punt, waarop de circulaire van 10 Maart
1931 den nadruk legt, is de eendrachtige samenwerking,
welke ten deze tot stand gebracht ‘moest worden tusschen
gemeentebesturen, vakbeweging, j eugdorganisaties en
andere corporaties, welke geacht kunnen worden recht-
streeks belang te hebben hij het treffen van maatregelen
ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De Minister
beoogde hiermede te voorkomen, dat deze zorg, welke
uiteraard ook een paedagogische en geestelijke strekking
had, uitsluitend een zaak van Overheidsbemoeiing zou
worden. Deze opvatting heeft zich sedertdien altijd in
dit werk gehandhaafd.
Aanvankelijk herustten de algemeene leiding en contrôle
niet bij het Departement, maar hij de in 1932 opgerichte
Landelijke Commissie ter bestrijding der gevolgen van
de Jeugdwerkloosheid, waarvan het bureau te Amsterdam
gevestigd was. Naderhand, nI. in Mei 1935, zijn de leiding
en de administratie naar het Departement van Sociale
Zaken overgegaan. De samenwerking met de vertegen-
woordigers van allerlei maatschappelijke organen is, zoo-
wel plaatselijk als centraal, behouden gebleven.

Wanneer we nu, met het oog op hetgeen thans in dit
artikel behandeld wordt, meer in het bijzonder stilstaan hij het kampwerk en dan tevens letten op den groei van
de gedachten inzake den arbeidsdienst, dan moet dit
voorop worden gesteld, dat denkbeelden omtrent arbeids-
dienst aanvankelijk in ons land niet nkar voren kwamen.
Zulks is verklaarbaar, omdat deze gedachten eerst na
1933 geleidelijk meer gemeengoed werden. De arbeid in’
de kampen werd dan ook meermalen niet ten nutte van
de gemeenschap verricht, doch tea bate van derden.
Aanvankelijk zat al. noch bij de leiding, noch bij de deel-
nemers de gedachte voor, dat deze arbeid middel was
om een hooger sociaal idee te dienen. Het voornaamste
doel was toch de jonge werkloozeri werk te geven.
In
het
begin stond dan ook de sociaal-opvoedkundige zijde niet
bepaald op den voorgrond. Dit is hieruit te verklaren, dat de verkkampen in Nederland geboren zijn uit den
nood der werkloosheid; de lediggang met alle gevolgen
van dien moest worden tegengegaan, vandaar dan ook,
dat aan den arbeid, het bezig zijn, de meeste aandacht
werd geschonken.
Dit vooropstellen van het tegengaan van den ledig-
gang, dus bestrijding van de werkloosheid, komt ook tot
uiting in de principieele grondslagen, door Minister Ruys de Beerenbrouck gelegd.

Uitgangspunt, afwezigheid van eiken dwang.

Uitgangspunt was, en zulks is als karakteristiek voor
het in ons land georganiseerde werk ten behoeve van de

25 Juni 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

395

jonge werkloozen van gioote beteekenis: de afwezigheid
van eiken dwang op de jonge werkloozen, om aan de van
Overheidswege getroffen voorzieningen deel te nemen.
De Regeering was steeds van de verwachting uitgegaan –
een verwachting, welke, voor wat de jongeren betreft, ge-
deeltelijk beschaamd is -, dat de jonge werkloozen zelf,
hun ouders, hun helpers en raadgevers in jeugdvereeni-
gingen en andere organisaties, het belang van dit werk
voor het herkrijgen van een plaats in het bedrijfsleven
en vooi’ hun toekomst zouden, inzien en dat de betrok-
kenen daardoor tot deelneming zouden worden bewogen.
Men bestempelde dit werk dan ook als ,,crisiswerk”,
d.w.z. als arbeid, welke georganiseerd werd met het oog
op de groote abnormale werkloosheid onder de jeugd.
Op deze wijze kwam ook tot uiting, iets waarop sterk:werd
gestaan, ul. het principieele onderscheid tusschen de zorg
voor jeugdige werkloozen en de normale jeugdzorg.
Er is, gelijk aalmoezenier Bannenberg terecht opmerkt
in ,,Dux” van Februari van dit jaar, in ons land op vol-
komen natuurlijke en regelmatige wijz& – men verplaatse
zich in den gedachtengang van die dagen – de volgende
ontwikkelinggang ontstaan: le tijdvak: jengdwerldoos-
heid, cursussen voor vakonderwijs en algemeene ont-
wikkeling, centrale werkplaatsen en ontspanning;
2e tijdvak: werkkampen, welke een systematischen opzet, vooral ook in den arbeid, zouden geven; 3e tijdvak: werk-
kampen, welke de opvoeding en vorming van den min of
meer ontredderden jongeman vooropzetten, •die ook
anderen dan werkloozen toelaten, den arbeid als dienst
aan de gemeenschap beschouwen en wélke het gemeen-
schapsleven in het kai’np idealiseeren; 4e tijdvak: kwestie arheidsdienst komt ter sprake, met of zonder verplichting,
jeugdregistratie ontstaat met het plan tot invoering voor
alle jongeren en 5e tijdvak: invoering verplichten arbeids-
dienst na Mei 1940.
Evenals in verschillende andere landen, heeft ook in
Nederland de jeugdbeweging aanvankelijk sterk haar
stempel op dit geheele werk gedrukt. Ook het initiatief
werd door haar genomen. Reeds in 1930, bij het begin
dus van de laatste crisisperiode, werden door de jeugd-
organisaties de eerste maatregelen genomen, gevolgd
in 1931 door de instelling van een Commissie ter bestu-deering van het probleem.
Na 1931 werden opgericht de Landelijke Commissie
ter bestrijding van de gevolgen der Jeugdwerkloosheid,
opgeheven nadat het Departement van Sociale Zaken
de directe leiding nam, de Nationale R.K. Commissie
voor Jeugdwerkloozenzorg, de Centrale voor Werkloozen-
zorg, gesticht op initiatief van den Raad van Neder-
landsche Kerken voor Practisch Christendom, de Mo-
derne Centrale voor Werkloozenzorg, de Federatie voor
Werkkampen en het Algemeen Comité voor het orga-
niseeren van opleidingen tot dienstbode.
Overeenkomstig de bestaande opvattingen, kwamen in
de kampen van elk der genoemde groepen de geestelijke
en cultureele geest van de organiseerende corporatie
tot uiting.
Niet aaiistonds was de organisatie der kampen, noch
de doelstelling gelijk aan die, welke we tot voor kort
ken,den. Duidelijk schetst aalmoezenier Bannenberg in
,,Dux” deze ontwikkeling. Na verteld te hebben van den
groei van de zgn. korte kampen – duur 2 of 3 weken –
van kampperiodes van langeren duur en, van de in-
richting der kampgebouwen, wijst hij erop, dat deze
vornr yan kampwerk in groote barakken, toonaangevend
werd en een stap in de goede richting bleek te zijn. Een
leemte in het plan was, naar later tot uiting kwam, de
idee, dat de jonge werkloozen vooral arbeid te kort kwa-
men. Voorts was het een leemte, naar later bleek; dat
alles in deze kampen, zoowel bij leiding als bij inrichting
van het kamp en het werkobject zelf, zich niet richtte
op opvoeding en vorming van den jongen mensch, doch
op werkverschaffing.

Te veel bleven deze kampen dan ook werkverschaffings-
kampen, te w’einig waren het vormingsinstituten, te veel
jeugdzorg, te weinig jeugdbeweging, te veel werkloozen-kamp, te weinig jeugdkamp, dus centrale van opvoeding,
waarin alles sprak van datgene, wat men met deze
jonge menschen bereiken wilde.

Eoolutie op het ‘gebied oan het Icampeerwerk.

Doch niet alleen ons land maakte op dit gebied een
evolutie door, ook vele andere landen, welke met dit
probleem worstelden. Het 2e Internationale Congres over
Arbeidsdienst, in 1937 te Seelisberg in Zwitserland ge-
houden, gaf daarvan ten duidelijkste blijk, liet probleem
der jeugdwerkloosheid, aldus was daar de opvatting,
culmineert niet in de eei’ste plaats in een tekort aan geeste-
lijk en lichamelijk weerstandsvermogen, in een tekort
aan ai’beid, tekort aan vakkennis of ontwikkeling, doch
in een tekort aan vorming van den jongen mensch zelf.
En bijna algemeen drong dan ook dë gedachte n,aar voren,
dat de voorzieniig in die tekorten niet alleen te ver-
wachten was van ci’isismaatregelen door een verblijf
in een werkloozenkamp, doch dat die maatregelen vooral
een sociaal-opvoedkundig karakter moesten hebben.

Deze opvatting van vorming van den, jongen mensch,
die hier bedoeld wordt, opende voor het kampwerk weid-sche en vei’heugende perspectieven en lag de jeugdbewe-
ging volkomen. liet op den, voorgrond stellen van den
mensch in den jongen werldooze, in dozen het verlangen te
rijpen naar een nuttig en maatschappelijk leven en aldus
in hun ontvankelijke jeugd een onvei’woestbare hoop te
wekken naar een betere toekomst in een maatschappij,
waarvan zij zelf bouwsteenen geworden zijn tot nieuw-
bouw.

Ook de leiders in de Nederlandsche kampen kwamen
door studie en ei’varing tot de opvatting, dat intense
vorming in een kamp een totalen omkeer hij de jongens
teweeg kon brengen. Het beste paedagogisch milieu blijft
nog steeds het gemeenschapsleven, mits de sfeer in dat
gemeenschapsleven maar opvoedend is en alles op de
vorming gericht wordt.

Ook het internaatswerk voor meisjes en de arbeid in
de meisjeskampen wei’den geleid volgens de hiergeschetste
beginselen. Aalmoezenier Bannenberg drukt dat als
volgt uit:

,,I

Ietzelfde kan gezegd worden van, de meisjeskampen,
,,waar ook de driemaandelijksche vorming, zoowel boven-
,,natuurlijk, paedagogisch en technisch van geweldige
,,beteekenis is geworden voor bijna alle deelnemende
,,meisjes, zoo zelfs, dat door deze vorming de meisjes
,,niet alleen bekwaam zijn geworden voor de huishouding,
,,maar vooral zijn uitgegroeid tot degelijke, diep gods-
,,dienstige meisjes, die offerbereid en gedienstig zijn voor
,,anderen en daardoor ook later uitnemende huisvrouwen
,,en moeders zullen zijn. Deze opvatting en vorming
,,van de jonge werkloozen door alle in het kamp tea dienste
,,staande middelen kan inderdaad den jongen mensch èn
,,als mensch èn als arbeider rijker en beter het kamp
,,doen verlaten, zoo zelfs, dat de deelnemer met meer
,,zelfvertrouwen en kans op succes in de samenleving
,,terugkeert. Wil deze opvatting slagen, dan zijn mi.
,,een drietal factoren onmisbaar: vooreerst een leiding,
,die dit inzicht deelt en het met alle middelen verwezen-
,,lijken wil, vervolgens behoorlijke inrichting, en vol-;,doende hulpmiddelen van het kamp en eindelijk een
,,ideëel, zinvol werkobject. De leiding moet
VOO!’
haar
,,taak volkomen berekend zijn en dezQ opvatten als een
,,kleine werkgemeenschap, waarvan de resultaten als-
,,mede het werken van ieder afzonderlijk moet ten goede
,,komen aan ieder, allen en de kampgemeenschap.

1-lomogeniteit, solidariteit, openhartigheid en onder-
,,linge waardeering voor en in elkaars arbeid zijn daar-
,,voor de noodzakelijke grondslagen.”

396

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1941

Niet alles was feilloos – hoe kan het ook, waar het
menchenwerk was – maar het werd gedragen door liefde,
inzicht en toewijding. Deze vrouwen en mannen treden
nu terug, anderen zetten op hun wijze den anders ge-
aarden arbeid voort; mogen die anderen diezelfde mate
van liefde, inzicht en toewijding tooneri, ons volk zal er dan wel bij kunnen varen.
In een volgend artikel zullen over den arbeid, welke is
verricht, verschillende feitelijke gegevens worden mede-
gedeeld.

CIEYER DE VRIES.

DE RIJKSMIDDELEN OVER MEI 1941.

Algemeen beeld.

De lange reeks van fiscale maatregelen, die met be-
trekking tot verscheidene bronnen van inkomt zijn ge-
nomen, manifesteert zich op verrassende wijze in het
overzicht van den stand der Rijksmiddelen over Mei jl.
Weliswaar hebben de niet-directe heffingen het topcijfer
van April 1941 (f 62.290.100) niet gehaald, doch, indien
men in aanmerking neemt, dat de eerste maand van het
kwartaal gunstig wordt beïnvloed door de omzetbelasting,
die alsdan de ruimste baten afwerpt, dan is een, maand-
ontvangst van f 55.417.600 voor Mei nog bijzonder hoog.
De opbrengst van dezelfde maand van het vorige jaar
werd met niet minder dan f 31.169.200 overtroffen, waarbij
evenwel valt te bedenken, dat de zoo juist uitgebroken
oorlog toen, een funesten
invloed op den 1001) van
‘S
Rijks
middelen uitoefende. Van den vooruitgang komt ruim
f 10.6 millioen voor rekening van een paar nieuwe belas-
tingen, waarvan de loonbelasting alleen f 10.5 millioen
verschafte; de rest is aan de stijging in opbrengst van de
bestaande middelen te danken, welke stijging zich over
vrijwel de geheele linie voltrok. Alleen de invoerrechten,
de geslachtaccijns en de vijnaccijns wezen, een dalend
opbrengstcijfer aan. Bij sommige heffingen was de toe-
neming zeer sterk; zoo gaven de tabakaccijns en de omzet-
belasting resp. f 9.299.100 en 18.745.100 meer dan in
dezelfde maand van het vorige jaar.
1-let overzicht over de eerste vijf maanden van het jaar
geeft eveneens gunstige cijfers te zien. De totale ontvangst
bedraagt f 253.800.400, tegen f 178.378.700 in hetzelfde
tijdvak van 1940. Veertien middelen droegen tot dezen
vooruitgang bij met een gezamenlijk bedrag van
f 111.784.300, waarvan resp. f 40.2, 1 29.1 en 121.5 inil-
lioen door cle loonbelasting, den tahakaccijns en de omzet-
belasting werden opgeleverd. De resteerende drie belas-
tingen liepen te zamen met £ 36.362.600 in opbrengst
terug, waarvan 1 36.017.500 op rekening komt van de

invoerrechten.

Loonbelasting.

1-let peil van de loonbelasting blijkt zich tusschen de
f 10,5 en f 11 millioen per maand te bewegen. Tot dusver
werd in totaal een bedrag van t 40177.000 ontvangen.
De jaaropbrengst lcan op minstens 1125 millioen worden

geschat.

InQoerrechten.

De invoerrechten gaven iets meer dan in de vooraf-
gaande maanden. Toch is een ontvangst van 12.21.6.500
wel zeer aan den .lagen icant. In de maand Mei van het
vorige jaar kwam zelfs nog 14.984.700 binnen. De daling
is voornamelijk toe te schrijven aan de vermindering
van den buitenlandschen handel; daarnaast is de afschaf-
fing van het invoerrecht op Duitsche goederen van groote
beteelcenis. 1-let statistielcrecht leverde ditmaal 1 144.400
op (in Mei 1940 f105.711; in April 1941 f143.300).

Accijnzen.

De accijnzen dragen in niet onbelangrijke mate in de
stijging van ‘s Rijks middelen bij. Gerelcend over vijf
maanden hebben deze heffingen te zamen 140.856.800
méér in de schatkist gebracht dan in dezelfde periode van het vorige jaar. Alleen de geslachtaccijns vormt een zwak
punt; door het verminderen der slachtingen gaat het

afbrolckelingsproces nog geregeld voort. In de afgeloopen
maand bedroeg de ontvangst nog slechts £ 573.400 (in
Mei 1940 1737.400). Ook de wijnaccijns loopt terug.
Zooals belcend, is met ingang van 1 Februari 1941 voor de
belasting op wijn een geheel nieuwe regeling getroffen,
alS gevolg waarvan de heffing hij wijze van invoerrecht zal worden ontvangen. De wijnaccijns zal derhalve bin-
nenlcort uit den middelenStaat verdwijnen. De overige
accijnzen gaven in de afgeloopen maand flinke stijgingen
te zien. De
zoutaccijns
klom, door de belemmering van
den uitvoer, en voorts door de met ingang van 1 April jI.
ingevoerde verhooging van het tarief, waarbij oolc na-
vordering plaats vindt, tot 1850.600. In vergelijking niet
dezelfde maand van het vorige jaar bedraagt cle voor-

uitgang f 92.300. De gedistilleerdaccijns ging vooruit met
1528.400, waarbij evenwel valt te beclenlcen, dat de op-
brengst van Mei 1940 bijzonder laag was. Op zichzelf
beschouwd is een maandontvangst van 1 2.406.200 niet
zoo hoog; door de beperlcende afleveringsvoorwaarden,
die te dezen aanzien zijn getroffen, zijn de ontvangsten,
die in het laatst van het vorige jaar boven de f 5 millioen
per maand gestegen waren, weer tot meer normale pro-
porties teruggebracht. liet bier verschafte f 843.100 mér,

hetgeen louter aan het toegenomen verbruilc is te danken.
De met ingang van 1 Februari jI. ingevoerd.e verhooging
van het recht van 1 1.50 tot f 2.20 per hectolitergraad
heeft nI. wëinig of geen invloed op de opbrengst van den
hieiaccijns, aangezien het recht slechts is verhoogd om den
invloed van het slapper worden van het bier te neutra-
liseeren. De suikeraccijns blijft nog steeds op peil; ditmaal
bedroeg de ontvangst f4.792.300, U. t 764.000 meer
dan in Mei 1940. Evenwel is ditmaal een crediettermijn
meer ontvangen dan in het vorige jaar. Feitelijic is de
suilceraccijns den laatsten tijd niet onbelangrijk terugge-
loopen, doordat verschillende industrieën van suiker-
houdende artilcelen het bedrijf slechts in beperkten om-
vang kunnen voortzetten. Tenslotte moet worden vast-
gesteld, dat de tabakaccijns het recordcij[er van de
maand April jI. al
weer heeft overschreden. Er kwam thans
f 12.514.100 binnen, of 19.299.100 meer dan in Mei 1940.
De verschillende tariefsverhoogi ngen van den laatsten
tijd en de in verband daarmede gotroffen overgangs-
bepalingen heb ben de opbrengst krachtig gestimuleerd.

A ncicre indirecte belastingen.

De omzetbelasting is icort geleden niet onaanzienlijk verzwaard en de werlcing van deze wijziging doet zich
thans gevoelen. Hoewel de tweede maand van het lcwar-
taal van minder belang is dan de eerste, bedroeg de ont-
vangstin Meijl. niet rninderdanf 12.690.300, di. f 8.745.100
meer dan in dezelfde maand van het vorige jaar. Uiter-
aard is oolc de prijsstijging van diverse artikelen een factor
van beteekenis. Gerelcend over vijf maanden is het loo-
pende jaar reeds f 21.498.600 in, het voordeel. De coupon-
belasting vertoonde ditmaal een accres van t 244.200,
waardoor het nadeelig verschil over de reeds verstreken
maanden van het jaar verminderde tot 127.300.
Met de conjunctuurgevoelige middelen gaat liet op en
neer. De zegelrechteri verschaften f 1.069.400, hetgeen
een teruggang beteelcent bij de opbrengst van April jI.
In vergelijicing niet dezelfde maand van het vorige jaar
bedraagt het accres 1460.300, waarvan 1 190.400 is te danlcen aan een ruimer vloeien van de beursbelasting.
Daarentegen zijn de registratierechten weer verbeterd.
Bij dit middel bedroeg de ontvangst f.1.683.400 (in Mei

25 Juni 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

397

1940 f781.300; in April jI. f 1.309.200). De successie-
rechten gaven 1 4.267.600, als gevolg van het heffen
van 15 extra opcenten; het surplus bedroeg 1 1.495.600,
maar de ontvangsten in Mei 1940 waren ook bijzonder
laag. De waardevermeerderingsbelating verschafte f 91.800
en de belasting op gouden en zilveren werken 1 95.500.
Indien men bedenkt, dat de opbrengst in Mei 1940 niet
meer dan f 38.300 bedroeg, kan men nagaan, hoezeer de vraag naar edelmetaalvoorwerpen is toegenomen.

Directe belastingen.
Met diverse directe belastingen bevinden wij ons thans
in een overgangsstadium. Door de invoering vn de
loonbelasting zullen op de aanslagen van het oude dienst-
jaar ontheffingen moeten worden verleend. Van een af-
gifte van belastingbiljetten op grond van het nieuwe
Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 is nog geen sprake.
De nieuwe regeling berust trouwens op geheel andere
grondslagen dan de oude. Onder deze omstandigheden
heeft een zich verdiepen in de cijfers van het overzicht
der afgeloopen maand weinig zin. Wij mogen daarom vol-

staati met te vermelden, dat de grondbelasting, dank zij
de invoering van 100 extra opcenten, t 25.297.400 hooger
te boek staat dan op ultimo Mei 1940, en dat het zuiver
kohierbedrag der winstbelasting is opgeloopen tot
J• 25.304.800.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE SI’OORWJdGVERIHNJ)INGEN VAN ITALIË MET NOOED-
EN NOORD-WEST-EUROPA.

De heer A. Giordano te Bassano del Grappa schrijft ons:

De mededeeling in de pers, dat de regeeririg besloten
heeft, de lijn Trento—Verona–Bologna te electrificeeren,
heeft het vraagstuk van de spoorwegverbindingen van
Italië met Midden-, Noord- en Noord-West-Europa op-
nieuw in het middelpunt van de belangstelling gebracht.
Door deze electrificatie zal namelijk een rechtstreelcsche
verbinding met electrische tractie tusschen München en
Reggio Calabria worden tot stand gebracht.
De verbindingen van Italië met Duitschland zullen hierdoor stellig verbeteren. Toch zijn de Italiaansche
havens hiermede nog niet geheel tevreden. In handels-
en scheepvaartkringen te
Venetië
is door de aankondiging
van deze electrificatie de kwestie van de verbetering van
de spoorvegverhindingen van Venetië met zijn achterland
opnieuw ter sprake gekomen. Venetië heeft spoorwegplan-
nen voor de verbinding Italië—Duitschland uitgewerkt,
welke beoogen, zijn havenverkeer te bevorderen zonder de
belangen van de overige havens te schaden. Om hiertoe te
geraken, zouden de spoorwegverbindingen van Venetië met
Duitschland verbeterd moeten worden, daar de huidige ver-
bindingen bijna uitsluitend op de lijn Venetië—Treviso-
Udine—Tarvisio—Villach zijn gebaseerd. Als gevolg van
de geringe capaciteit van de lijn Venetië—Primolano-
Trento (enkel spoor) moet, bij gebruikmaking van de
Brennerlijn, een omweg over Verona worden gemaakt.
Bovengenoemde kringen zijn van meening, dat een
nieuwe spoorlijn op het oogenblik niet kan worden aan-
gelegd, zoodat de lijn Venetië—Primolano—Trento ver-
beterd zou moeten worden door wijziging van de route,
aanleg van dubbel spoor en electrificatie. Anderen echter
achten een verbetering van de lijn Trento—Venetië niet
voldoende voor de haven van Venetië; zij meenen, dat
ieder uitstel van den aanleg van een nieuwe spoorwegver-
binding tusschen Venetië en Zuid-Oost-Duitschland de
ontwikkeling van de haven zou tegenhouden.
In
Genua
ziet men, naast de noodzakelijkheid van
verbetering van de spoorwegverbindingen met Zwitser-
land, Duitschland, Nederland en België, eveneens het
belang in van versnelde verbindingen met Beieren, de
Oostmark, Bohemen en Moravië. Opnieuw is het vraag-

MDn,hefl

DUITSCHLAIID
Rosu,huim

Bregenz
SibZ,ur

/

Insbruct,
Londeok
Rattobvii ZWITSERLAND
_…
.3

Brenner

••

:-
M.
0

•-.
te
3
,

SIvopao

………
ViI!a:h_
8oIza,,0

P.
P0
Ta
n. A.
JOEGO

Perg

:
Tr

Ver…

m,
G.

ifl:3TV.

BologVe
/ADRIATISCHEZE/

Verklaring der afkortingen.
Be = Bormio

Po =
Ponlebba
Ce

= Cervignano

Pr = Priniolano
CT =
Campo Tures

Jre = Resia
M
a = Malles

So =
Sondrio
Mc =
Merano

Ta = Tarvisjo
Pe = Pcrarolo

Ti =
Tirano
Perg = Pergine

Tr = Treviso
Pi

=
Piedicolle

U =
Udine
P.n.A = Ponte nelle
Alpi

stuk opgeworpen – reeds na den oorlog 1914-1918 ter
sprake gekomen – van den aanleg van een spoorlijn over
dan Stelvio-pas, die Genua via Milaan-.-Sondrio—Tirano-
Bormio—Resia met Landeck en het verdere Inn- en
Donaugebiecl, en langs clezen weg ook niet Midden-,
Ndord- en Oost-Europa zou moeten veibinden.

De belangen cnn de hacen can Venetië.

Ten einde het vraagstuk van de spoorvegverbindingen
tusschen Italië en Noord- en Noord-West-Europa te kunnen
beoordeelen, moet men in de eerste plaats rekening hoûden
met de positie, welke de haven van Venetië inneemt. De
spoorwegverbindingen tusschen Venetië en zijn achter-land beantwoorden stellig niet aan de door een haven te
stellen eischen, ten minste niet aan de eischen, welke aan
een programma gesteld mogen worden, dat een haven als
Venetië tot ontwikkeling wil brengen. Dit is licht verklaar-
baar, daar de spoorlijnen werden aangelegd, toen Venetië
in een geheel andere positie verkeerde en de grens van
Oostenrijk op een afstand van nauwelijks 90 1cm lag. De aanleg van de tusschen Venetië—Ponte nelle Alpi—Pe-
rarolo—Cimagogna—Campo Tures—Rattenberg ontwor-
pen lijn zou stellig een verbetering van de positie van de
haven van Venetië beteelcenen, zooals ook uit de navolgen-de cijfers t.a.v. de afstanden tusschen Venetië en zijn achter-
land blijkt:

huidige
Nieuwe
verbindingen
verbindingen
km
kn
München—Rosenheim—Brennei–
TeronaMilaan
…………..
597
542
München—Rosenheim—Breiiner-
Verona—
Venetië

…………..
569
423
Mïinchen—Rosenheim—Brennei-
Trento—Primolano—
Venetië

.
512
423
Miinchen—Salzburg—Villach-
Pontebba—Udine—Cervignano
Triëst—
………………..
558
447
München—Salzhurg—Villach-
Piedicolle—Triëst
…………
555
447

Anderzijds mag men echter niet over het hoofd zien,
dat de belangen van de haven van Venetië tea aanzien
van zijn achterland niet slechts betrekking hebben op de
gebieden, waarheen de wegen langs den Donau of over de

398

ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1941.

Brenner of de Semmeringleiden, maar eveneens op de meen
naar het Noord-Westen gelegen landen, zooals Zwitserland
en Wet-Duitschland. Inderdaad werd reeds lang geleden re-
kening gehouden met de mogelijkheid, de haven van Venetië
als uitgangspunt te beschouwen voor de zoogenaamde ge-
mengde verbindingen – d.z. de verbindingen deels langs de
rivieren en anderdeels per spoor – tusscheii Westfalen en
de Adriatische Zee, ni. langs den Rijn tot Bregenz (althans
na de regularisatie van den Rijn tusschen Bazel en het
Boden-Meer) en vervolgens per spoor van Bregenz via
Malles, Merano,’ Bolzano, Trento tot Venetië. Op dit ge-
bied zijn talrijke publicaties verschenen, waaronder die van
Ir. R. Ge]pke, lid van den Zwitserschen Bondsraad, wel
het meest de aandacht trekt. Hij wijst daarin name-
lijk op de vooideelen, welke de haven van Venetië voor
Zwitserland biedt voor zijn betrekkingen met den Levant,
indien daarbij gebruik zou worden gemaakt van den Rijn
tot Bregenz. Bij de discussies over het vraagstuk van
den invoer van Duitsche kolen in Italië over land werd,
onafhankelijk van de aan de plannen van Ir. Gelpke
ten grondslag liggende gedachten, om. het denkbeeld
geopperd, zoo spoedig mogelijk den Bovenrijn te regulari-
seeren en een spoorlijn Bregenz—Malles aan te leggen,
ten einde het kolenvervoer van de Rijnprovincie en West-
falen langs deze route te leiden.

De verwezenlijking van al deze plannen zal minstens
tien jaar duren. Zoowel voor de spoorlijn van Genua over
den Stelvio-pas als voor de lijn Venetië—München moet
immers een weg over of door de hoogste Alpenketens worden
gebaand. Het verkeer van de Italiaansche havens met de
verschillende hierboven genoemde gebieden vereischt daar-
entegen een directe oplossing, althans uiterlijk onmid-
dellijk na den oorlog; tijdens den oorlog zal het immers
wel niet mogelijk zijn, nieuwe spoorlijnen aan te leg-
gen. Bovendien is het nog de vraag, of de situatie na
den oorlog wel zoodanig zal zijn, dat aan de spoorlijn
Venetië—München de voorkeur moet worcleii gegeven
hoven die over den Stelvio-pas. Om deze reden is men clan
ook overgegaan tot verbetering van de bestaande lijn
Venetië—Primolano—Trento. Zoodra de route zal zijn
gewijzigd —inzonderheid op het traject Pergine—Trento—,
de lijn van dubbel spoor zal zijn voorzien, alsmede de dec-
trificatie tot stand zal zijn gekomen, verwacht men, als
gevolg van de aanzienlijke verkorting van het traject en
de groote vermeerdering van de capaciteit, een belangrijke
toeneming van het vervoer tusschen Venetië en Duitsch-
land. Door dezen maatregel zullen ook de betrekkin-
gen tusschen Venetië en het industriegebied van Bolzano
verbeterd kunnen worden, terw’ijl verder het achterland van
Venetië in Italië zelf naar het Noord-Westen zal kunnen
worden uitgebreid. Bovendien omvat liet plan nopens
den aanleg van de lijn over den Stelvio-pas, welke in de
eerste plaats Genua met Innsbruck, München en Weenen
zal verbinden, tevens den aanleg van een verbinding
tusschen Landeck over Resia en Malles met de lijn Me-
rano—Bolzano, waardoor Venetië oolc met Zuid-West-Duitschlünd en via den Rijn met Wetfalen en Nederland
beter zal zijn verbonden.

Het tijdstip is nog niet aangebroken om voorspellingen
te doen ten aanzien van de voorrangsbeslissing, welke
men zal nemen, nl. of de aanleg van de lijn over den Stelvio-
pas zal voorafgaan aan dien van de lijn Venetië—Mün-
chen. Anderzijds iS het echter duidelijk, dat, zoodra de
haven van Venetië aangesloten zal zijn op de lijn Venetië-
Pi
,
imolano—Trento zelfs wanneer de beslissing ten gunste
van de lijn over den Stelvio-pas zou uitvallen en niet van
de lijn Venetië—München, de positie van Venetië reeds aan-
meikelijk zou verbeteren. Door den aanleg van een tunnel
van 20 1cm tusschen Resia en Malles zou Venetië namelijk,
hetzij door een nieuwe directe lijn naar München, hetzij
door een directe verbinding met West-Duitschiand ge-
baat zijn. De Italiaansche spoorwegkringen trachten in een gun-

stiger positie te Icomen ten aanzien van de contrôle der
spoorwegverbindingen met Noord- en Noord-West-Europa. In een rapport, gevoegd bij het plan inzalce
den aanleg van een spoorlijn tusschen Venetië en Parma
ter verkorting van den afstand tusschen Genua en den
Brenrier, staat om. ., ,Ten einde het vraagstuk van de
spoorwegverhindingen tusschen Italië en Noord- en
Noord-West-Europa te kunnen overzien, zullen wij als

basis nemen de lijn München—Würzburg—Flannover-
Bremen, en op deze lijn het station Gmünden (40 1cm ten
Noorden van WTürzburg) aan een nadere beschouwing
onderwerpen. Op dit station heeft de lijn Frankfort—Keu’
len—Dusseldorp—Nederlandsche havens aansluiting. Van
Genua naar Gmünden is de lengte vair de route 940 km
via Chiasso en 986 1cm via den Brenner over Parma. De
route over. Zwitserland zou dus 46 km korter zijn, maar
– voegt het rapport hieraan toe – in het eerste geval liggen
397 1cm in Duitschiand, 342 km in Zwitserland en 201 1cm
in Italië en in het tweede geval 517 1cm in Duitschiand en
469 1cm in Italië. hierdoor zal het mogelijlc zijn – aldus
besluit het rapport – de samenwerking tusschen Italië en
Duitschiand op het gebied van de spoorwegtransporten in
het Europa van morgeti beter tot ontwilciceling te brengen”.

Electrificatie oan oude en aanleg oan nieuiee lijnen.

Uit het vorenstaande blijkt, duidelijk, dat, indien men
al
voor het oogenblilc t.a.v. de eischen van het verkeer
tusschen Italië en Midden-, Noord- en Noord-West-Europa
zou kunnen volstaan met electrificatiè van de lijn Trento-
Verona—Bologna en met wijziging en electrificatie van
de lijn
rçFentopl,imolano
enetië,
men toch te eeiiger
tijd tot aanleg van nieuwe lijnen zal moeten overgaan. Deze
verbindingen zullen dan zoowel gebaseerd moeten zijn op
de eischen, welke Venetië aan het verkeer met Zuid- en
West-Duitschland en Noord-West-Europa stelt, als op die,
welke door Gealja voor het verkeer met Midden- en Oost-
Europa gesteld worden. Hierbij is dan nog geen relcening ge-
houden met den toestand, weilce zal ontstaan als gevolg
van de toeicomstige verbeteringen van de groote rivieren;
zooals Rijn, Donau en Po.
Een te Rome verschijnend dagblad, La Critica, dat
over het geheel goed is ingelicht omtrent de verkeersvraa-
stuklcen van Italië, schreef Icortgeleden in een redactioneele
aanteelcening het volgende:
,,Zoowel in Frankrijk als in Joego-Slavië bestudeert
men het vraagstuk van de verbinding van de verschillende
Middellandsche-Zeehavens met den grooten scheepvaart-
weg binnendoor, welke Duitschland thaits tifschen den
Rijn en den Donau aanlegt. Oolc in Italië dient men deze werlczaamheden met belangstelling te volgen, daar zij in
de bestaande verlceerswegen van Centraal- en Zuid-West-
Europa wijziging zullen brengen. Bij elke poging, die
wordt aangewend, om het verkeer van de Middellandsche Zee af te leiden, of er beslag op te leggen, dient ons land te waken
voor de verdediging en de behartiging van zijn belangen”.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVEImEID.

Afval. Nadere regeling van de inzameling van slaclit-
afvallen. (E.V. 6/6/’41, pag. 831).
Papier. Voorschriften met betrekking tot het gebruik
van en den handel in sulfiet- en ratronspinpapier. Nadere regeling inzalce de organisatie van verwerkers
van oud papier. (E.V. 6/6/’41, pag. 830; 13/6/’41, pag. 866).

GELD-, CIIEDIET- EN BÂNJdWEZEN EN BELASTINGEN.
Inkomstenbelasting.
Aflondiging van een tweetal be-
sluiten betreffende de inkomstenbelasting. Het eerst be-
sluit bevat bepalingen inzalce een nieuwe inkomstenbelas-
ting, welke bepalingen gedeeltelijk van de Wet op de In
komstenbelasting 1914 verschillen. Voor een deel betee-
kenen deze verschilpunten een aanpassing bij het belasting-

25 Juni 1941

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

399

stelsel, zooals dit in Duitschand bestaat. Nadat reeds
per 1 Jaiivari, alg deel van het nieuwe inkomstenbelas-
tingstesel, de loonbelasting was ingevoerd, is thans de

nieuwe inkomstenbelasting tot stand gekomen, die de
strekking heeft ook andere inkomsten dan die uit dienst-
betrekking te belasten: nl. opbrengsten van ondernemingen
of arbeid, van vermogen, alsmede inkomsten in den vorm

van periodieke uitkeeringen en inkomsten uit speculatie.
lIet tweede besluit bevat hoofdzakelijk bepalingen van
belastng-technischen aard, in het bijzonder betreffende
het berekenen van het zuivere inkomen en van de belas-tingen voor 1941 en ten deele vooi 1942, betreffende de voorloopige aanslagen, alsmede betreffende de verreke-
ning van de laatste ontheffing
0
1
)
de oude inkomstenbe-
lasting. (Zie ook E.-S.B. van ii Juni j.l. pag. 360 e.v., en
pag. 369 e.v.). (E.V. 6/6/’41, pag. 829/30; V.B. No. 24).

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT VAN
DEN STAND
VAN
DE RIJKSMIDDELEN. Uit. Mei 1941 (in Guldens).

AFDEELING la
Kohieren
voor den dienst
Dir.
belastingen

1941
1)

to

0
Bedragen,
welkezijn
e

Benaming der
Totaal
terugge-
geven of
Zuiver
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
wegens
betaling
op de kob.
afgeschr.

Grondbelast. a)
34.961.515

34.961.515 9.664.146
Inkomst.bel. b)
34.997.315 1.140.841 33.856.474
32.392.972
Vermogensbel. c)
6.944.578
47.106
6.897.472
6.995.263
Verdedig.bel. 1
3.204.147 28.495
3.175.652
3.550.546
Opc. v. d.

Gem.
fondsbelasting
11.555.556 307.649 11.247.907
7.857.325
Winstbelasting

)
25.304.709

28.304.769

Totaal
116.967.880
1.524.091
i15.’i43.789
60.460.252

a) ‘/ hoofdsom + 120 opcenten op de hoofdsom der gebouwde
eigendommen en 100 opcenten op de hoofdsom der ongebouwde
eigendommen. b) Hoofdsom + 70-88 opcenten. c) Hoofdsom + 75
OpCenten.
1)
Voor de belastingen, waarvan het belastingjaar op 1 Mei
aanvangt, beslaan de vermelde bedragen uit
2
/
s
gedeelte van het
belastingjaar 1941/42 en
1/,
gedeelte van het belastingjaar 1940/41.
) Voor de belastingen, waarvan het belastingjaar op 1 Mei
aanvangt, beslaan de vermelde bedragen uit ‘/ gedeelte van het
belastingjaar 1940/41 en ‘/ gedeelte van het belastingjaar 1939/1940.
) In mindering te brengen van de opbrengst van cle Winstbe-
lasting, de negatieve opbrengst van de Dividend- en Tantitme-
belasting ad 11.810.447

AFDEELING Ib
Overige
middelen
SIei
1941
Sedert
t Jan.
1941

Overeen-
komstige
periode
1940
Benaming der middelen
40.177.049
-.
Rechten op den invoer
.
2.216.517
10.085.741
46.103.230
Statistiekrecht
144.359
623.777
941.625
Accijns op zout
350.560
2.065.485
937.695

Loonbelasting ………..10.546.783

Accijns op geslacht
573.415
4.564.493
3.987.846
Accijns op wijn
22.533
965.128
688.344
Accijns op gedistill
2.406.249

.. 1.069.373

15.791.696
12299.907
6.133.096
3.652.038
Accijns op suiker
4.792.325 26.170.499
22.368.106
Accijns op tabak
.2.514.113
46.446.307 17.345.943 62.293.485
40.794.883
Couponbelasting
415.786
1.926.209
1.953.467
Rechten van zegel ……
5.502.282
4.481.953

Omzetbelasting

………12.690.270

Rechten

van

registratie
1.683.410 5.984.778
3.938.109
Rechten van successie v.

.

Accijns

op

bier

………1.537.060

overgang bij overlijden
en v. schenking …….
4.267.616 24.331.019
18.616.033
Waardevermeerderingsbe-
91.755 206.647

Belasting op gouden en

..

belasting …………..

zilveren werken
95.515
532.673
269.511

Totalen ……
.55.417.639
253.800.364 178.378.690
‘) Hieronder begrepen wegens zegel, recht van nota’s van ma-
kelaars en commissionnairs in effecten enz. 1 229.460 (Beursbel.).
‘) Idem t 1.414.053.

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS

Dienst 1940/1941

Zuiver bedrag derko-
Zuiver beorag der bieten voor den dienst
kohieren tot en met 1939/’40 tot enm. de-
de maand Mei ’41 zelfde maand v. 1940

Gemeente.f.belast. . .

73.892.929

69.375.617
Opc.verm. t. get. v.50
1

5.810.941

5.871.444

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1940.

Zuivere op-
brengst over het
Benam

tijdvak van
1
ing der middelen

Jan. 1940 tot en
met de maand
Mei 1941

Grondbelasting.
(1 hoofdsom
+
20 opcenten op cle hooîdsom
der gebouwde eigendommen)
10.737.178
99.372.938
20.891.274 9.917.027
Opcenten op de Gemeen tefondsbelasting

. . .
31.053.584
22.771.684
Dividend- en

tantièinebelasting …………..
11.095.483
80.071.927

.
…………..

1.650.477

Inkomstenbelasting

……………………..
Vermogensbelasting

……………………

Accijns

op

zout ……………………….
2.476.647

Verdedigingsbelasting

1……………………

10.988.603

‘2.248.660

Rechten

op

den

invoer

………………….
Statistiekreclit

………………………….

61.513.129

Accijns

op

geslacht

…………………….

10.282.670

Winstbelasting

…………………………

Accijns

op

wijn

………………………..

62.088.110
55.954.221

Accijns

op

gedistilleerd

………………….
Accijns

op

bier

………………………..

Belasting op gouden en zilverwerken
830.727
108.944.225

Accijns

op

suiker

……………………….

3.960.070

Accijns

op

tabak

……………………..

Omzetbelasting

………………………..

Rechten en boeten v.

zegel

…………….
12.647.631
Couponbelasting

……………………….

18.422.696
Rechten en boeten v. registratie ………….
Rechten en boeten v. successie, v. overgang
bij overlijden en v. schenking

………..
42.037.772

Totalen ……1

659.956.733

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN HET
WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
1

fli..,,,F 10/0
1

.i
401.1
Zuiver bedrag Zuiver bedrag
Benaming der middelen.

kohlereli tot en kohieren tot en
met de maand met de maand
Mei 1941

1

Mei 1941

Grondbelasting

(veertig

ten

hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom

wegens

ongebouwde
9.708.317
9.063.905
Personeele

belasting

(tachtig

ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweeden en derden
19.057.499 6.535.093
Gemeenteîondsbelasting

(vijf

en

eigendommen)

……………….

twintig opcenten op de hoofd-
18.374.063

grondslag)

………………….

Vermogensbelasting (t*ee en twin-
som)

…………………..

lig opcenten op de hoofdsom)

.
2.568.060

Inkomstenbelasting

(tien opcenten
op de hoofdsom)

………….
5.859.488

Totalen

………55.567.427

1

15.598.998

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

Mei 1941
L
1941
1940

Motorrijtuigen- belasting
669.504
3.970.373
9.955.743
Rijwielbelasting

Totalen

. . . .
669.504
3.970.373 9.955.743

STATISTIEKEN.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen ‘)
N. York
)

A’dam ‘)
Lond en’)
17

Juni 1941..

23/,
34
8
/

17

Juni

1941..

2125
168/-
18

.,

1941..

/,
23′
34
2
/

18

1941..

2125
168/—
19

,,

1941..

23’/,,
34
3
/

19

1941..

2125
168/—
20

,,

1941..

23’/,,
345/t 20

1941..

2125
168/-
21

,,

1941..


21

,,

1941..

2125
168/-
23

,,

1941..

23/,
345/t 23

,,

1941..

2125
168/-
24

Juni 1940..

21
7
/
1

34/
t
24 Juni 1940..


168/-
23 Aug. 1939..

18’/,
37
1
/

23 Aug. 1939..

2110
148/6
1
e
‘)
In pence p. oz. stand.

) Foreign silver in 8e. p. oz. line.
‘) In guldens per kg 1000/1000. ‘) In sh. p. oz.
line.

KOERSEN VASTGESTELD DOOR HET
NEDEJILANDSCRE CLEARINGINSTITUUT.
(met data van vaststelling)
Belga’s…..

30.14

7 Aug.
’40
Turksche Zw. Francs

43.56 11 Oct.
’40
Ponden

1.451 29 Dec.

’39
Fr. Francs.
.

3.77

6 Mrt.
’41
Lewa(Bulgarije)2.30 25 Nov.

’40
Lires

……9.87

3

Sept.
40
Pengoe (Hongarije)
Deensche Kr.36.37 17 Febr.
’41
(oude schuld) 36.52 20 Dec.

’40
Noorsche Kr.42.82 21 Dec.
’40
Pengoe
ZweedscheKr.44.85 13 Aug.
’40
(nwe. schuld)

45.89 20 Dec.

’40
Tjechiscbe Kr.
Zloty (Polen)
(Oude schuld) 6.42 16 Aug
’40
(oude schuld) 35.00 28 Jan.

’41
Dinar (Joego-Slavie)
(nwe. schuld) 37.68 11 Febr.

1
41
(oude

schuld) 3.43

IS Aug.
’40 Lei

1.28 24 April

’41
Dinar
(nwe.

schuld) 4.23 16 Aug.
’40

400

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25 Juni 1941

OFFICIIIELE WISSELKOERSEN NEDJIRLANDSCJIE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)

1
N.-York
I
Brussel
I

Zürich
I
Stockh.
I
Helsinki
10 Juni 1941
1.88°/
s

30.14
4367
44.85*
3.81+
Ii

,,

1941
1
.88’/,
30.14
43.67
44.85*

12

1941
1.88
3
/,
30.14 43.67
44.85*

13

,,

1941
1.88
3
f,
30.14
43.67
44.85*

14

,,

1941
1.88
8
/
t

30.14 43.67
44.85+

16

,,

1941
1.88°f
30.14
43.67
44.85*

Laagste d.w.
1.88
3
f,,
30.11
43.63
44.81 3.81
Hoogste d.w.
1.88
1
f,,
30.17
43.71
44.90
3.82
Muntpariteit
1.469
24.906
48.003
66.671
6.266

KOERSEN Til NEW-YORK. (CaSio).
Londen

Parijs

Berlijn

Amsterdam
(8 ver £) (8 per
100
fr.) (8 p.
100
Mb.) ($ p.
/ 100)
17 Juni1941
18

1941
19

,,

1941
20

1941
21

1941
23

,,

1941
24 J. 1.940
1lIuntpariteit
‘)
Nominaal.

Plaatsen en
landen
Not.
eenti.
16-21
Jorn”4i
Laagste

Hoogste
21
Jwoi
1941
9-14
Jua,
’41
LaagatelHoognel
16
Jwo
1941

Officieel:
New York
8 p.
£
4.02*
4.03+
4.03
4.02*
4.03+ .4.03
Parijs
Fr.p.
i






Stockholm
Kr.p.f
16.85
16.95
16.90 16.85
16.95
16.90
Montreal
8 p.
£
4.43
4.47 4.45
4.43
4.47 4.45
Buenos Aires
Pes.pE
16.951 17.13
17.041
16.951 17.13
17.041
Niet.Officieel:
Alexandrië
P. p.
£
97.50
97.50
97.50
97.50
97.50 97.50
Athene
Dr.p.i
525 525

525
525 525
Bangkok
Sh. p.tical


. –
– –

Bombay d. p. r.
17.96
‘17.96 17.96
17.93
17.96 17.96
Budapest
d. p.
£

Hongkong
P.p.
$
15.-
16.-
15.-
IS.-
15.-
IS.-
Istanbul
Tgp.g
Kobe
d.

p.

yen
14.25
14.25
14.25
14.25 14.25 14.25
Lissabon
Escu.p.2
99.80 100.20
100.-
99.80
100.20
100.-
Madrid
Pt.p.
£
40.50
40.50 40.50 40.50 40.50 40.50
Montevideo
d.p. p.






Rio de Janeiro
d. p.

mii.

– –
– –

Sjanghai d. p.
$
3.34 3.39
3.36
3.31
3.36
3.36
Singapore
d. p.
$
28.16
128.16

128.16
128.16
28.16 28.16
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
V o r d e r i n g e n
1

7

Juni 1941

1
14

Juni1941
Saldo van
‘5
Rijks Schatkist
hij de Nederlandsche Bank


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

……………
f

121.059,35
f

236.760,39
Voorschotten op uit. Mei resp.
Apr.

1941aandegemeenten
verstrekt

op

aan

haar
uit te keeren hoofdsom der
pers, bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel.

en

der
gem.fondsbel., alsmede opc. op die belastingen
en
op de
vermogensbelasting

……
…..3.394.487,62
,,

6.120.928.81
Voorschotten aan Ned.-Indi8′)
,,

138.317.478,73
,,

138.389.450,64
Idem voor Suriname
1)
10.281116,69
,,

10.281.116,69
Idem

aan

Curaçao

1)
209.788,71
239.788,71
ICasvord.

wegens

credietver

strekking a. li.

buitenland
,,

70.534.557,02
,,

70.411.905,77
Daggeldleeningen tegen onder-
pand………………


Saldo der postrek. van Rijks-
comptabelen

…………
68.770.954,40
76.334.622,40
Vordering op het Alg. Burg.

…….


Pensioenfonds

‘)

……………
Vordering op andere Staats-
bedr.

en

instellingen

1)

..,,
36.083.763,41
,,

32.798.562.86
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi

verstrekt

……..
f

15.000.000,-
f

15.000.000,-
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt ..,,
2.026.446,80
,,

1.586.771 ,58
Schuld

aan

de

Bank

voor
Ned. Gemeenten

..

.

Schatkistbiljetten

in

omloop
,,

140.492.000,-
,,

140.416.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,1360.100.000,-‘)
,,1374.400.000,-°)
Daggeldleeningen


82.790.536,-
,.

82.931.068,-
Schuld opult Mei resp. Apr.’41
aan

de

gemeenten

weg.
a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand. I. d. hoofds.

Zilverbons In omloop

………

grondb. e. d. gein. fondsb. d.
alsm. opc. op die bel,
en
op

Schuld

aan het Alg.

Burg.
Pensioenfonds
1)
1.754.743,38
,,

296.329,33
Id. aan het Staatsbedr. der P.

de vermogensbelasting………

T.

en

T.

‘)

…………..
160.159.884,83
158.782.584,99
Id. aan

andere Staatsbedrij-

…..

ven

………………

….

32.735.073,27
32.688.027,44 Id. aan div. Instellingen
°)

..,,
….
221.206.172,04
,, 221.297.136,45
1)
In
rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist

‘) Rechtstreeks
bij
De
Nederlandsche Bank

t 126.000.000,-
‘) Idem
1 93.000.000,-.

DE NEDERLANDS(JHE
BANK.
Verkorte balans op 23 Juni 1941.
Activa.

Binneni. VTlssels,

(
Hfdbank.

t
75.500.000
Promessen, enz.

Bijbank.,,
Agentsch. ,,
78.355
75.578.355
Papier op het Buitenland
. .

t 284.098.224
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet

afgeloopen

284.098.224
l3eleeningen
mcl.

Hfdbank. 1
146.270.487
‘)
voorschotten in

Bijbank.
2.885.221
rekening-courant( Agentsch. ,,
32.937.639
op onderpand
182.093.347
Op

Effecten en?
.
.

……..

t
181.896.548
‘)
Op Goederen en Ceelen ……
196.800
182.093.348
0)

Voorschotten

aan het

Rijk

………………
15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….f1.022.577.231
Zilveren munt, enz.

……

..
15.257.939


1.037.835.171
Belegging vkn kapitaal, reserves en
pensioenfonds
,,

51.627.045
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4.000.000
Diverse rekeningen

……………………….
211.094.101
1.861.326.244

I°asslva.

Kapitaal

…………………………….t

20.000.000
Reservefonds …………………………..5.368.354
Bijzondere reserves ……………………….16.583.835
Pensioenfonds …………………………..11.772.063
Bankbiljetten in omloop ………………….1.646.1 89.110
Bankassignatien. in omloop ………………..63.275
Rek.-Courant Van het Rijk t –
saLdo’s

Van anderen

,,
159.838.312 159.838.312
Diverse rekeningen

……………………..1.511.315
f1.861.326.244

Beschikbaar metaalsaldo ………………..t

318.613.026
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is …………..796.532.506
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

…………………………….69.000.000
‘)
Waarvan aan Nederlandsch-Indi8
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) t

57.977.150

Voornaamste posten
in
duizondon gul(lcns.

Gouden
Andere
1

Beschihb.
1
Dek-
Data
I
munt
en’)
.


latte
opeischb.
1

Metaat-
1
kings-
muntmater.
schulden
1

saldo
1
perc.
23 Juni ‘411
1.022.577 1.646.189
1

159.902
1

318.613
1

57
16

,,

‘411
1.021.869 1.644.988
1

153.515
1

322.410
1
9

,,

’41!
1.021.891
1.650.100
1

159.348
1

318.055
1

57
6 Mei

‘401
1,160.287 1.158.613
l

255.183

1

607.042

1

83
1
Totaal
Schatkist-
Belee-

1
Papier

1
Div.
Data

1
bedrag
prom.
1
op
het
reken.
disconto’s
rechtstr.
ningert

1
buitenl.

1
(act.)
23 juni’411
75.578
1

69.000
1

182.093

1
284.098
211.094
16

,,

‘411
94.575
88.000
1

181.564

t
248.453

1231.422
9

,,

‘411
124.575
118.000
1

185.599
231.422

1223.069
6
Mei

‘401
9.853

1

217.756

1
750

1

20,648

‘)
Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in miii. francs)

0)
,O
0
)
so
0)
ee
05
….Q)
005
‘0)
,5
u-
cd
çz
0
0
.
550

°

cd

°
0

12 Juni ’41
28.473
4
TY’
39.666
T’i
iTiï”
5

,,

’41
28.384
560
15.114
1.719
39.669 3.656
1.822
28

Mei ’41 28.673
548
14.463
1.742
39.235
3.511
2.048
21

,,

’41 28.421
530
15.017
1.735
39.054
3.526
2.691
15

,,

’41
28.350
538
14.635
1.735
39.168
3.465
1.994
8 Mei ’40
23.606
5.394
695
1.480
29.806

909

DUITSCHE RIJKSBANK.
Goud

1
Rent en-
Andere wissels
1
Belee-
Data _ en

1
deviez
en

1
bank-
scheine
chèques
en
schatkïstpapier
t
nintlen

15 Juni

1941
77,8
1

280,3
15.866,5
1

34,9
7

,,

1941
77,6
1

270,2
.
15.845,3
1

22,0
31

Mei

1941
77,7
1

256,4
15,917,6
1

23,2
23 Aug.

1939
77,0
1

27,2 8.160,0
i

22,2

Data
Ef/ec

1
Diverse
1

Circu-
1

Rek g.-

1
Diverse
ten

1
Activa

1

tatie

1

Crt.

1

Passiva
15

Juni ’41
1

17,2

1

989,6

1

14.706,3
t

1.935,2

1
370,3
7

,,

’41
1

25,2
1

1.322,7
1

14.904,5
1

2.051,5
347,4
31

Mei

’41
1

17,5
1

1.542,4
1

15.210,3
1

2.012,2

1
354,2
23 Aug.

‘391
982,6
1

1.380,5

1

8.709,8

1

1.195,4

1
454,8

Data

4.03°f,
2.32

60.05


4.03°f,
2.32


4.03
1
f,
2.33


4.03°f
4

2.33


4.03
1
f
4

2.33


4.0$’f5
2.33


3.72

40.100)


4.86
3.90′!,

23.81
‘/,

401f,,

KOERSEN TE LONI)EN.

Auteur