Ga direct naar de content

Jrg. 25, editie 1283

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 21 1940

21 AUGUSTUS 1940


AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Econbï’iisch.-Statistische

Berich’ n
t

*

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,
WIJ VEHEID,FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDËRLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

25E JAARGANG

WOENSDAG 21
AUGUSTUS 1940

No, 1283

T

COMMISSIE VAN REDACTIE:
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
J. G. Koop;nans; P. Lief tinck;’ N. J. Polak;
j:
Tinbergen Da
wisselmarkt,

vorzoover daarvan

nog

gesproken
en F. de Vries.

.
kanvorden,dndergaat.vocsrtdurend een verderë inkrimping,

..
doordat steeds meer landen worden toe’govoegd aan de
rêeks

van

clearingverkeer-partners.

liet

is

natuurlijk

Secretaris van de Redactie: M. F. J. Gooi.
voor den handel minder bevredigend, dat maar een deel
van de cleaiingen tweezijdig is. Autonoom zijn de maat-
regelen thans nog me’t betrekking tot de drie Scandina-

Redactie-adres: Pieter de I-Ioochweg
122,
iotterdanL-W.
vische landen, Spanje en Zwitserland, terwijl de cleai’ing met België wel als autonome maatregel is geformuleerd,
Aan geteekende

stukken:

Bijkantôor

Ruige p1aatveg.

maar in Svezen neerkomt

op

een

tweezijdige

clearing,

Telefoon

Nr.

35000.

Postrekening

8408.

-”

die ‘vii de!’de’landsch-Duitsche clearing wordt geleid.
De andere autonome maatregelen zijn natuurlijk slechts


als overgangsstadium bedoeld, als -antwoord op soortge-

Abonnernentsprijs

voor

het

weekblad ,

warin

tijdeljk
-lijke maatregelen in het andere land (Zweden en Zwit-
serland),

terwijl

ongetwijfeld

de

bedoeling voorzit

om
is

opgenomen

het

Economisch-Statistisch

Maandbericht,
spoedig tot een tweezijdige regeling te geraken. Met be-

franco p. p. in Nederland
f
20
1

per jaar. Buitenland en trekking tot. de
.
draagwijdte van de autonome maat-

koloniën
/
23,—
per
jaar. Losse numnidrs
50
cent. Dona-
regelen zij e’ nog op gewezen, dat, aangezien de stortings-
plicht geldt voor alle verplichtingen, door de instelling teurs en leden van het Nederlandsch Edono,’nisch Instituut
der clearingen tevens alle banksaldi hier te lande ten name

ontvangen het weekblad gratis en genieten een reductie op,
van rekeninghouders uit de betrokken landen in feite
geblokkeerd zijti; oriidat dispositie daarover zonder ver-
de verdere publicaties.

Adreswijzigingen

ôp

te j’ein aan’
gunning van

het Nederlandsch

Clearing-Instituut niet
de

Redactie.

.,



toelaatbaar
1
is

Aldus wordt de beschikkingsvrijheid van
buitenlanders over hier aangehouden saldi ten behoeve
van ingezetenenbegunstigden, zooals die volgt üit art.
Advertenties voorpaginaf
0,50
per regel. Andere pagina’s
16

(a.
contrario, yan de Deviezenverordening, voor de

f
0,40

per

regel.

Plaatsing bij

abotinement

volgens, tarief..
.betrokken landen
di,i.
buiten, werking gesteld.
Administratie van.,adyertenties: JVijgh en van Ditmar

1′
De
geldmarkt
blijft ruim, zooals o.

m. blijkt uit den
weekstaat van De Nederlandsche Bank per 12 Augus-

tJït gevers,

Rotterdam,

Amsterdam,

‘s-Gravenhage.

Post-
tus ji.

De post binnenlandsche wissels is met 30 millioen

chèque-

en girorekening Nr.
145192.
Alres 1e Rotterdanz,
t’erugge’lopen,

dôordat

de schatkist een gelijk bedrag

voorheen rechtstreeks
~
> bij

De Nederlandsche Bank onder-
Erasmushuis, Tel. Nr.
31696.


gebracht

papier

heeft

kunnen

aflossen.

Hiertegenover

stond echter een lichte stijging van het rentelooze voor-
schot aan lhet Rijk, ‘met 4t millioen.
Zeer omvangrijke bedragen

aan schatkistpapier zijn

INHOUD:

Bl;.
in den laatstèn tijd bij de banken geplaatst en dit bedrag
neemt voortdurend toe. Gelet op de behoeften van de

De cirkelgang der clearing dooi’
Dr. A. ff’reep ……
514
schatkist is het. uitermate bevredigend, dat het direct

Nieuwe

aspecten

van

ons

clearingerkeer ……

519
bij de centrale bank ondergebrachte bedrag aan papier
nu tot 52 millioen is gereduceerd, bij een slechts gedeel-

Het

I.V.I.O.

en zijn

arbed

voor

wrkloozen oh

• ‘
telijk gebruik van het- rentelooze

voorschot

(waarvan

gemobiliseei’den door
Meijer de

Vries……….
520
S
een kleine 11

millioen is opgenomen).

En dit alles bij
ij”wel ônvaiderde geldioteeingen!
A a n t e e k e n i n ge n


De
obligatiemarkt
‘heeft deze week over het algemeen

De afstand van Bessarabië aan de Sivjet-Unie in


een gunstig verloop gehad. Opvallend was het sprongs-

zijn economische beteekenis voor de Roetneenscl’ie
gewijze herstel van de koersen

der meeste gemeente-

volkshuishouding

…………….
.

…. ……..

522′ obiigatiën die bij den onofficieelen handel sedert de herope-
ning van de beurs relatief zwaar onder druk hadden ge-.
Overheidsmaatregelen op economisch gebi4d
…’

.

5231
staan. lIet is frappant, dat dit herstel is ingetreden, nadat

s
t a t i s t i e ic e n.

.

,
de gemeentelijke en ,provinciale obligaties tot de officieele

nteering zijn toegelaten. Opvallend is ook het krachtige Bankdiconto’s

geld- en

isselk oerser

.

, ..
4

..’.

*
herstel

van-de

pandbriefkoersen

in

de

laatste week.
bankstaten

……………..
• . •…• …………..

523-524


‘Zaterdagmiddag.
“.

514

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Augustus 1940

DE CIRKELGANG DER CLEARING.

He te1sel van ‘deviezencontrôle heeft in vrijwel geheel
Europa het Vrije valutaverkeer Vervangen. Het zou echter
onjuist zijn hieruit af te leiden, dat de afzonderlijke stten
doelbewust naar opheffing’ van het vrije valutaverkeer
hebben gestreefd. Integendeel, overal heeft men deze
valutacontrôle aanvankelijk gezien als een maatregel uit
den nood, geboren, welken men niet langer *enschte te
handhaven dan strikt noodzakelijk zou blijken te zijn. Haar incidenteel karakter had de deviezencontrôle ge-
meen met zoovele andere economische maatregelen, die na
1929 werden afgekondigd om den ergsten crisisnood te lenigen.
De invoering der deviezencontrôle werd voor tal van
staten een door de praktijk gestelde gebiedende eisch.
Men bleef zich echter van de bezwaren, verbonden aan
een dergelijk ingrijpen in het finaricieele raderwerk, scherp
hewust, want hoe het stelsel in de praktijk zou voldoen
was door gebrek aan ervaring nog geenszins te overzien. Dat’Duitschland, als eerste staat, in Augustus 1931 tot
de invoering der deviezencontrôle overging, vond zijn
voornaamste oorzaak in het feit, dat de verhoudingen
t. a. v. de betalingsbalans daar te ,laide, tengevolge van
de zeer belangrijke betalingen inzake herstelschulden
eenerzijds en het excessief steunen op in hoofdzaak
door de Vereenigde Staten verstrekte korte credieten
anderzijds, dermate verstoord waren, dat het Vrije spel
der krachten tot een niet te overkomen economische
en sociale ontwrichting zou hebben geleid. Geen verant-
woordelijke Regeering zou de consequenties daarvan,
vooral na de bittere ervaringen van de infiatiejaren,
hebben kunnen aanvaarden.
Naarmate de wereldcrisis het financieele weerstands-
vermogen der debiteurenstaten verder aantastte, volgden ook andere landen het Duitsche voorbeeld, zij het veelal,
rfadat deflatie en/of devaluatie niet tot het gewenschte
evenwichtsherstel van de betalingsbalaná hadden geleid.
De crediteurenstaten, die uit den aard der zaak geen
behoefte gevoelden aan deviezencontrôle, zoolang’ men daarin slechts een middel zag om zich transfertechnisch
van al te drukkende buitenlandsche verplichtingen te
ontdoen, gingen eerst tot dit stelsel over, toen de be-
hoefte aan een centraal geleide economie zich tengevolge
van de, oorlogsdreiging ook aldaar deed gevoelen. Richt men thans den blik achterwaarts, dan constateert
men, dat de deviezencontrôle, ontstaan als een afweer-
maatregel, als een, instrument van economische zelfver-
dediging, geleidelijk aan is uitgegroeid tot een belangrijk
bestanddeel ‘van ‘de’ centraal geleide volkshuishouding, waarin’hët nationale belang boven particuliere belangen
praevaleert.

Onder dit i’iieuwe stelsel zou het vrijlaten van het devie-
zenverkeer en van de daarmee samenhangende internationale
credietverleening een totale doorkruising van de nationale
conjunctuurpolitiek tengevolge kunnen hebben. In hoe
sterke
mate
dit het geval kan zijn,’ heeft de financieele
criis van 1929 geleerd. ‘De stroom van korte credieten,
die ‘zich naar bepaalde landen richtte en die ad libitum
‘iti’iationaaI’geld kon worden omgezet, had een inflatorisch
‘k4raktér en had als het ware het effect van het opstellen
vbÏi de ‘nationale bankbiljettenpers in het buitenland.
Aldus hèeft de deviezencontrôle dezelfde evolutie door-gemaakt als tallooze andere maatregelen van economische
politiek der laatste’tien jaren. De chaos van maat-
regelen, waarin aanvankelijk geen enkel systeem te be-
keinen viel, blijkt achteraf tal van elementen te bevat-
ten
rdoi
den opbouw van een nieuwe orde. Ook de clearing-
ed betalingsverdragen hebben een soortgelijke ontwik-
keling doorgemaakt.
De eerste clearingverdragen werden aan Duitschland
opgelegd door zijn West-Europeesche crediteuren. Met
deze landen had Duitschland actieve handelsbalansen,
‘die dus aan Duïtschland deviezenoverschotten opleverden.
Deze deviezenoverschotten gebruikte Duitschland om de

handelsbalansen mèt de overzeesche grondstoffenlanden,
met welke het in he’t algemeen passieve handelsbalansen
vertoonde, te saldeeren. Toen Duitschland, ‘tengevolge
vafi de credietcrisis, niet meer in staat was rente en aflos-
sing op zijn financieele verplichtingen te voldoen, w’ensch-
ten de West-Europeesche crediteurenstaten daarentegen
het déviezenoverschot, dat de handel met deze landen aan
.Duïtschand opleverde, althans voor een gedeeltelijke
voldoening der financieele vorderingen te reserveeren. De
cleai’ingovereenkomsten, waarbij bereikt werd, dat de
betalingen voor ‘den invoer uit het land van den verdrags. partner uitsluitend, of bijna uitsluitend, aan het eigen land
ten goede komen, waren hiervoor het geëigende middel.
Was de deviezencontrôle dus het afweermiddel der debi-
teurenstaten, de clearing was het verdedigingsmiddel, dat
daar van de zijde der crediteurenstaten tegënover werd
gesteld. Actie lokt reactie uit.

Ilandelspolitieke gevolgen der clearingaerdragen.

Voor de debiteurenstaten, in casu Duitschland, had de
instelling der clean ngverdragen vèrstrekkende gevolgen
vooi’ de handelspolitiek. De deviezenovei’schotten, afge-zien van de kleine vrije .deviezenquota, die de verdragen
aan Duitschland toestoqden, waren niet langer beschikbaar
voor het saldeeren der passieve handelsbalansen met de landen van overzee. Piactisch kon men van deze laatste
landen dus voortaan niet méér koopen dan men er aan
verkoopen kon. Aan het z.g. driehoeksverkeer kwam
daardoor een einde. –

Duitschland trok hieruit de consequentie dooi- het z.g.
,,Neuer Plan” van 24 Septeinher 1934, waarbij Dr. Schacht
het ,,Gegenseitigkeitspi’inzip” tot grondslag van de han-
delspolitiek verklaarde. De invoer werd nu, wat den om-
vang betreft, systematisch aangepast aan de hoeveel-
heid deviezen, die de exporteurs aflevenden, en naar
de samenstelling geheel ingesteld op de behoeften der
binnenlandsche productie. Dooi’ dit nieuwe plan werden
de cleari’ngverdragen organisch als bestanddeel van de
deviezencontrôle opgenomen. Door middel van de daarin-
gen moest thans getracht worden de goederen, waarvoor
geen deviezen meet’ beschikbaar waren, geheel binnen
het kader van de markeneconomie te verkrijgen.
Dit was des te meer noodzakelijk, daar de resultaten
van de eerste clearingen voor den buïtenlandschen handel
van Duitschiand niet bepaald bemoedigend waren. Het
actiefsaldo van de Duitsclie handelsbalans maakte in
1935 zelfs tijdelijk voor een passiefsaldo plaats. Deze ont-
wikkeling w’as niet in de laatste plaats te ,wijten aan de
cleaningen, en wel meer in het bijzonder aan de fixeering van den clearingkoei’s.
De wisselkoers tusschen twee landen met vrij valuta-
verkeer weerspiegelt, zeet’ globaal gezegd, de koopkrachts-
verhouding diet’ valuta’s, gemeten in het eigen prijsniveau,
zoodait een zekere doorstrooming, een zekere samenhang
der wederzijdsche priJsniveaux en pnijsstructuren via
den wisselkoers ontstaat. 1-let spreekt vanzelf, dat deze
nivelleeringstendenzen, zelfs hij geheel vrij handels-
verkeer, op remmen stuiten en dus bij den huidigen graad
van protectionisme en de toenemende starheid van het
economisch apparaat slechts zeer onvolledig doorwei’ken.
Toch blijft hij vrij valutaverkeer, ondanks alles, nog een zekere mate van samenhang althans tusschen de prijzen
der internationaal verhandelbare goederen te constateeren.
Indien men echter den wisselkoet’s elke elasticiteit ont-
neemt en dezen, zooals hij valutacontrôle het geval is,
in een starren officieelen koers wijzigt, dan is het duidelijk,
dat hij van regulator tot een zuivere rekeneenheid is ge-
degradeerd, die ovei’igens toch nog onmiskenbaar invloed
op het verkeer uitoefent. Voor de landen, die het eerste
met valutacontrôle begonnen, ligt deze officieele koers per
se boven het niveau, dat door het vrije spel der krachten
zou zijn aangegeven. Immers, de valutacontrôle werd juist
noodzakelijk, doordat de spanning tusschen de binnen- en

21 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

515

de buitenwaarde van het geld te groot werd en men des-
ondanks niet tot dbvaluatie wenschte over te gaan. Deze overwaardeering van de huitenwaarde had voor de valutazwakke landen het gevolg, dat cle uitvoer naar
een valutasterk land minder aafltrekkelijk werd en om-
gekeerd werd de invoer uit de valutasterke landen relatief
voordeeliger. Doordat aldus4le clearingkoers voor Duitsch-
land als importpremie en als exportbelemmering werkte,
had de handelsbalans met de West-Europeesche landen
de neiging minder actief, ja zelfs passief voor Duitschland
te worden. Voor het valutasterke land had de clearing
daarentegen alleen dan zin,,indien Duitschland een export-
ovérschot met dat land kon toonen, dat immers in den
vorm van clearingstortingen voor de houders van finan-
cieele vordringen
01)
Duitschland werd gereserveerd.
Deze omkeeringstendenz van cle handelsbalansen, waarop
de Volkenbondsenquête van 1935 reeds de aandacht
vestigde, was het eerste onverwachte effect van de clearing.
1-let begon er daarom op te lijken, dat de clearing haar
doel voorbijschoot. In plaats van een gegarandeerde af-
w’ikkeling van de bevroren credieton te waarborgen mët
instandhouding van den normalen handel, constateerde
men, dat de stortingen in de valutasterke landen geleidelijk

afnamen, in overeenstemming met den gedaalden invoer
uit de valutazwakke landen, terwijl de achterstallige han-
delsvorderingen opliepen door den aantreklcelijken export
naar de laatstgenoemde landen.

FIet lcoersrisico was weliswaar uitgeschakeld door den
officieelen koers, doch het tijdstip, waarop men zijn vor-dering kon incasseeren, werd niet langer bepaald door de
betalingsconditie op de factuur, maar door den wachttijd
in de clearing. Dat deze wachttijden voor de valutasterke
landen de tendenz hadden steeds langer te worden, be-
hoeft onder deie omstandigheden geen nader betoog.
Intusschen spreekt het vanzelf, dat de autoriteiten deze
ontw’ikkeling, toen zij voldoënde waarneembaar werd,
niet werkeloos hebben aangezien. Men zag in, dat het niet
aanging, nu men den belangrijksten regulator der goederen-
stroomen, den wisselkoers, op non-actief had gezet, de
clearing verder op haar belooj te laten. Men moest derhalve
evenzeer de beide elementen, nl. de hoeveelheid der
goederen en de prijzen ‘in de reglementeering opnemen.
Zoo ontstonden de betalingscontingenten, die ten doel
hadden den export naar de valutazwakke landen aan de
dpaciteit van de clearing aan te passen. Deze werken als
rem op een al te grooten export, die immers extra aantrek-
kelijk in prijs is.
De valutazwakke landen, die teflgevolge van hun rela-
tief hoog prijsniveau een prikkel tot uitvoer noodig had-den, Iconden de vlotte werking der clearing stimuleeren
door exportpremies, die opgebracht werden in den vorm
van belasting door die industrieën, voor welke de hin-
nenlandsche markt w’as gereserveerd, door middel van con-
tingenteeringen of prohibitieve invoerrechten. Ook het toe-
passen van slechts voor bepaalde doeleinden aanwendbare
valuta’s (sperr- en askimarken, reismarken en reislires)
is een veel gebruikt middel tot dit doel.
Geleidelijk aan ontstonden, als achtergrond der clearin-
gen, systematische ramingen, waarin de wederzijds te
leveren goederen nauwkeurig werden vastgelegd, terwijl
eveneens betreffende de uitputting der overeengekomen
contingenten door de wederzijdsche regeeringen bindende
afspraken werden gemaakt.

Tan simpelen afweermaatregel groeide de clearing langs
deze, slechts schematisch aangegeven lijnen, uit tot een
bruikbaar instrument van geleide handelspolitiek.

1-Jet probleem der al te lange wachttijden kon door een
beheorlijke planning” w’orden opgelost, terwijl, naarmate
deze schattingen volmaakter werden, de clearinvorderin-
gen voor de banken een geëigend object voor beleening
gingen vormen. De exporteur werd daardoor in de gele-
genheid gesteld zijn vorderingen te verzilveren.

De overmatig lange wachttijderi, die somipigeclearingea

nog te zien geven, hoewel het aantal gevallen sterk ‘af-
neemt, zijn dan ook geen noodzakelijk kwaad, doch slechts
een bewijs van een nog onvoldoende clearingtechniek.

In haar herboren gedaante werd de clearing aldus, het
middel bij uitstek voor deviezenarme landen om het han-
delsverkeer tot ontwikkeling te brengen. Met groot succes
werd door Duitschland o.a. de handel met de landen van
Zuid-Oost Europa op deze basis opgezet. Dank zij een zorg-
vuldige voorbereiding en een tot in bijzonderhedën afstem-
men van de uit te w’isselen goederen, slaagde men er niet al-
leen in stabiele afzetverhoudingen te scheppen, doch tevens
een organischen groei van het handelsverkeer, met zeker-
stelling van de betaling, te bewerkstelligen,. Dat men hier-
bij groote moeilijkheden heeft moeten overwinnen en dat
in den eerstdn tijd zeker niet alles vlot verliep, spreekt
vanzelf. Gezien de geweldige hoeveelheid werk, die hierbij
moest worden verzet en rekening houdend met het feit,
dat men zich de noodige ervaring nog moest eigen maken,
kan dit moeilijk verwondering baren. Eén ding is echter
voor den onbevooroordeelden toeschouwer wel onomstoo-
telijk komen vast te staan, namelijk, dat de clearing haar
bruikbaarheid als fin’incieringsmiddel voor den buiten-
landschen handel ten volle heeft bewezen.
In den loop der jaren werd dit instrument nog belang-
rijk verfijnd. Bepaalde de clearing zich aanvankelijk vooral
tot den normalen goèderenhandel en zekere oude financieele
vorderingen, die men wenschte te ontdooien, naarmate
men meer ervaring in de werlcing van deze verrekenings-
methode kreeg, zien wij een uitbreiding van het aantal
over de clearing verrekenhare posten. Nevenkosten
van het goederenverkeer, betalingen voor diensten, en
deelen van het kapitaalverkeer werden geleidelijk aan
tot verrekening toegelaten, zoodat na verloop van’enkele
jaren vrijwel het geheele gebied van de hetalingshalans
binnen het kader van de clearing werd gebracht.

De vérschillen tusschen de afgesloten clearingverclragen
zijn ook nu nog aanzienlijk. Vorderingen, die volgens het
ééne clearingverdrag zijn toegelaten, zijn veelal van ver-
rekening uitgesloten in andere verdrageni. Niet alleen de
capaciteit van de clearing beperkt soms de verrekenings-
mogelijlcheid voor bepaalde posten, doch daarnaast zijn
sommige categorieën vorderingen voor het ééne land veel
belangrijker dan voor het andere, zoodat het accent in
het ééne verdrag anders komt te liggen dan in het
andere.

Zelfs nieuwe credieten worden thans over de clearing
gegeven, doordat men aan bepaalde staten het recht geef L
vooraf zorgvuldig uitgewerkte bestellingen in hel crediet-
gevende land te plaatsen, die eerst na jaren worden be:
taajd. In dat geval moet dus hetzi
j
het bankwezen worden
ingeschakeld, hetzij, wat men tot dusverre meestal ziet, de
staat zelf. Meestal betreft het hier nl. credieten door
den éénen staat aan den anderen gegeven, waarbij beide staten dan de verdeeling der opdrachten over de diverse
particuliere en overheidsondernemingen regelen. De leve-
ranciers van den credietgevenden staat worden betaald
door hun eigen regeering. De aflossingen, die in natura
geschieden, zijn eveneens vooraf nauw’lceurig vastgelegd
en bestaan in hoofdzaak uit producten, die door de met
de leening gefinancierde en aldus tot hooger capaciteit
opgevoerde bedrijfstakken zijn voortgebracht. Deze stij-
ging der productiecapactieit, zoowel voor nieuw op te
richten als uit te breiden ondernemingen, is vooraf be-
rekend, waardoor tevens de garantie bestaat, dat de af-
lossingsverplichtingen kunnen worden nagekomen. In
sommige gevallen bepaalde de credietgever zelfs, dat een
deel der leening in een blijvende investeerïng werd om-
gezet, zoodat in dat geyal alleen maar de verrekening
van rente of dividend over de clearing behoeft plaats
te vinden.

Deze ontwikkeling is van groote beteekenis, daar het
op deze wijze ook in een stelsel van deviezencontrôle
wederom mogelijk wordt -vooi’ economisch hooger

516

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICW1EN

21 Augustus. 1940,

ontwikkelde landen aan landen, die nog groote ontwikke-
lingsmogelijkheden hebben, çloch niet in staat zijn, zonder
buitenlandsche hulp hun outillage op hooger plan te.bren-
gen, kapitaal te verscha,ffen. Uiteindelijk wordt de ruil-
mogelijkheid tusschen beide landen daardoor aanzienlijk
vergroot. Zoo kon de clearing, die men aanvankelijk als
de grootste hinderpaal zag voor het internationale kapitaal.
verkeer, ook weer tot medium voor kapitaalverstrekking

worden ontwikkeld.
., .
Hoewel de clearing langzamerhand van haar aanvan-
kelijke euvelen werd ontdaan, beteekent dit nog geenszins,
dat aan deze wijze van schuidvereffening niet bepaalde
eigenaardigheden kleven, die de moeite ;loonen er even
bij stil te staan.

..

.’
Ofschoon, zooals, reeds werd opgemerkt,, abnorm.aal
lange wachttijden. hij een behoorlijke hanteering, van
de clearing kunnen worden voorkomen, is er.’practisch
steeds, aan één der zijden een wachttijd, aanwezig In
laatste instantie is deze wachttijd niets anders,, dan de
crediettermijn van de clearing. Is er in een bepaalçl land
A een wachttijd voor uitbeta]ing van de clearingvor,deringen
op land B, dan geeft deze .achttijd aan, hoeveel weken
crediet het édne land, aan het andere geeft. Die )vachttijd
wijst erop, dat in land B meer gestort is op de ,clearing-
rekening ten gunste van A, dan in land A ten gunste
van B. Land A heeft dus een clearingvordering ,op land
B, doch kan de crediteuren in A op B eerst voldoen na
verloop van den wachttermijn, wanneer de stortings-
nunmers ,van deze crediteuren, die,
,
immers in chrono-
logische volgorçle worden uitbetaald, aân de beurt komen.

Het spiegelbeeldeffect dër, bilaterale cleéring.

De ciearingvorderingen en Plearingschulden kunnen op
verschillende wijze ontstaan. In de eerste plaats, doordat
de handelsbalnsen resp. dienstenbalansen, niet in even-
wicht zijn. Zijn de handels- en dienstenbelangen van land A met land B ‘actief, dan is ook de ,clearing actief, d.w.z.
de stortingen jn B zijn eveveel grooterdan die in,A als
de handelsbalans voor A actief is
1
). Dez’e clearingtöp in
B, hoewel het eigendom v”an land A,. kan nièt naar A
worden getransfereerd. l?e creditèureii irl,,A op B

worden
betaald, als de clearingstortingen ‘in A ten gunste van B

het noodige fonds verschaft hebben. Een actieve handels-
balans voert dus door de werking van het clearingmecha-
nisme onvermijdelijk tot een geblokkeerd crediet in B.
Een tweede’oorzaak van den wachtteFmijn kn g’elegei’i
zijn in het ver’schil in de betalingscondities van’de tweè
linden. Gewoonlijk ziet men
in:
het feit, dat de clearing
een waçhttijd vertoont, het bevijs, dat”het ,goe’leenver-
keér niet in evenwicht
iS.
Deze meening’is bij een diepere analyse evenwel onhoudbaar. Zelfs’ als het handelsverkeér
volmaakt in evenwicht is, kan’een wachttijd zich voordd
Men kan dit met een eenvoudig vdorbeeld aantoonen.
Land A, een agrarisch land, levext uitsluitend è contant
naar land B. Land B, een industrieel land, levert daarente-
gen naar land A uitsluitend op drie maanden ,betalingscon
ditie. lIet handeisverkeer is in evenwicht. In land A geschie-
den de cleai’ingstortingen steéds drie maanden, na factuur-
datum. In lând B wordt daarentegen contant ‘gestort.
Dientengvolge moeten de agrarische ‘exporteurs steeds
drie maanden op hun geld wachten, terwijl de industrieele
exporteurs steeds prompt op vervaldag wor’dei voldaanl
Dit zelfde voorbeeld brengt ons op een ‘ander intees-
sant punt, nl. het effect vân de clearirig”op de’n crediet
termijn, ‘een effect,’ dat wij lit spiegelbeeldeffect van de
clearing zouden willen noemen. ‘

Bij vrij valutaverkeer ±ou de tegenwaarde der ararisch
producten steeds direct wo’den g’ere’mitteerd, terwijl ‘het

1)
In plaats.van handelsbalans zouden wij strikt geno-
men moeten schrijven de handelsbalans en de waarde der tot de.clearing toegelaten posten van het dienstenverkeer.

Wij zullen het woord ,,handelsbalan” ter bekorting ,verder
in dien zin bezigen.

industrieland continu, een crediet van drie maanden ver-
leent. Geheel anders ,wordt de credièfiguur, indien het betalingsverkeer op nleaj’inbasis ‘ordt afgewikkeld.
De agrarische 1eerancier in land A.verkoopt nog steds
contant, doch kn zijn vordering eerst incaseeren, indien
de, binnenlandsche ,koopers der industrieproducten de
tegenwaarde pp de,, clearing,storten. De leverancier der industrieele productén in land B verkoopt, evenals vroe-
ger, op drie maanden, ‘zoodat de gelden, waaruit de agra-
risc,h lev,erajciers ivorden ‘betaald,, eei’st ‘na drie maan-
den dobr de in’dust’rieele koopers in land A wrden gestort.
anden oorspronkelijken opzet is dus niets tei-ephtgekomen. IDe industriëele lèveranc,ier merkt geen verschil. Zijn fac-
tuur wordt prômpt’ op vei-valdag betéald, daar in feite het
geld
al
drie maanden op hem ligt te wachten ‘in den vorm
van de contante stortingeii van zijn landgenooten-impor-
teurs – in kin’d B ,.- van” agrarische producten.
‘Hoe is nu de toestan4 in het agrarische land? Daar moe-
ten de exporteûrs drie maanden op hun geld wachtén,
hoewel zij contant verkôcht hebben, nl. tot het moment,
dat, hun landgenooten-importeurs van industrieele pro-
ducten moeten: storten. Hier zijn dus de agrarische expor-
teurs in, de plaats getredeti van den buitenlandschen
credietgever,, tengevolge .vai het compensatiemechanisme,
dat de clearing’eigen is. Zij zijn aldus noodgedwongen
mede tot credietgevers geworden. Sterker nog, den duur
van dit ,crediet hebben deze ‘credietgevers tegen wil en
dank niet ‘eens zelf in de hand. Zij zijn in dit opzicht geheel
afhankelijk van de condities, waarop de importeurs koopen.
Zoo komt men dus tot do volgende stelling:

Indien twee landen op ongelijke betalingscondities aan
elkaar leveren en indien de verrekening van het handels-
verkeer op clearinghasis.plaatsvindt, worden, van nationaal
standpunt gezien, ,de, oorspronkelijke buitenlandsche cre-
dietgevers gesubstitueerd .door de binnenlandsohe expor-
teurs van dat land, dat op de kortte betalingsconditie
heeft verkocht. , ,

Aangezien diegenen, die het minst geneigd zijn crediet
te verleenen, de meeste kans loopen door het spiegelbeeld-
effect der clearing daartoe ,gedwongen te worden, zal het
tot de taak der met het toezicht op de clearing belaste
autoriteiten ‘behooren,,toe. te zien, ‘dat de eventueele ver-
schillen in de betalingscondities tot normale proporties
beperkt blijven.. Dit te meer, daar deze tendenz ver-
sluierd .wordt, zoodra het. handelsverkeer niet geheel in
evenwicht is. . ,. .

Wij hebben .voorts ,in dit simpele voorbeeld nog af-gezien van seizoenfactoren, die vooral’ bij . agrarische
landen ‘een rol spelen en waarvan het effect eveneens
averechts ‘is bij .verrekening over de clearing.
Al kan behoorlijk toezicht hier excessen voorkomen,
toch blijft dit nadeel de’ clearing eigen. FIet industrieele
land calculeert zijn prijzen op drie maanden crediet, het-
geen het ‘agrarische land, hoewel het contant verkoopt,
voortaan ook moet doen. In feite ontstaat dus door de
clearingde tendenz tot nivelleering der betalingscondities.
Wel mag men aannemen, dat de clearingvorderingen be-
leend zullen’ kunnen worden bij de banken, maar het is
waarschijnlijk, dat het land,’ dat steeds op de langste be-
talingsconditie léverdë, ook het financieel krachtigste is
en banktechnisch het beste is uitgerust. Dientengevolge
zal
dit’ spiegelbeeldeffect een financieele extra-last voor
het minst kajittalkrachtige der beide landen beteekenen,
terwijl het de vraag is
1
of het practisch mogelijk is, dezen
kostenfactor in de prijzen te verwerken. In het bijzonder voor jong- enhalfkapitalistische landen kan daarom deze
factor van’groote beteekenis zijn..

`Op’ zichzelfzou v’or dit probleem wel een oplossing te
vinden’ijn. Indien het industrieele land aan het agrarische
land’ rente zou’vergoeden over de clearingschuld aan het agrarische land, zou de oude toestand weer hersteld zijn. In de praktijk is een dergelijke rentebe]asting echter nog
nooit toegepast; hoewel hiervoor zeker alle aanleiding zou zijn.

1r21 Augustus1910

“ECONOIv1ISCH.STATISTISCHE ‘BERICHTEN

5171

,ATadeelen oan hei bilaterale’ karakter
1-let grootste’ hdel der tegenwordige clearingve’rdragen
blijft evenwel het bilaterale kar4kter, dat deze n’iethod’e,
op heel enkeleuit’zonderingen n5, tot’ ‘dus’ver’re heeft ge-
kenmerkt. – –

Het Vrije vahita,’erkeer had iii dit opziéht ,ht ‘enorme
voordeel, dat nien de tegenwaarde der goè’deren en dien-
sten ontving in rije deviezeir, d.w.z. een hbeveelheid koop-
kracht, die piactisch overal terwereld kon wordeii aan-
gewend en die slechts via het 6iehoeks”e’r1ceer uitêinde-
lijk âan het land van oorsprong sias’g’ebo’ndn, liet Vrije
devies kennrkte zich dus door iiji alghelîiingibiliteit.
Bij gebonden deviezeôverkeer “evenv’el, ki’ijgt”men van
overheidswe’& een ‘bepaalde hoeeélheid”kdopkracht’ toe-
gewezen, die •streng gebonden is aan eén bdpaald land
en daarenboven veelal aan een concreet angegoveh doel.
Daar het land met gebonden valutavorkeer véér alles
bedacht is op evénwicht in de ‘betalingsbalansen’rnet’ de
afzonderlijke landen, wordt” het ‘driêhôbksverkeer on-
mogelijk gemaakt. ‘

Dit tweezijdige karakter vrihéf ièbóiidèd deviezen-
verkeer moest ônherröèpëlijk tot îerminde’ring van den
internationalen handel leiden. De omvang van het handels-verke’èr tus3chen tweé landen wordt’dan n.1 uitsluitendbe-
paald door diegene der beidepartners, die het eerst zijn
yerzadigingspunt oor de goécleren’ en diensten, die zijn
iederpartij hem kan aanbieden, bëreikt. Dit verzadigjngs-
punt kan voor t-w’ee lânden, die mt elkaar’beaaldegoê-
deren wenschen’ uit te wisselen, zesr ver uitéenloopen.
In zooverre herinnert de ruil tûsschen’ twee landen aa’n
den geïsoleerden ruil. De ruilmoelijkheden nemen echter
zeer sterk toe, naarmate meer partijen, dus in dit’ geval landeii, tot den ruil toetreden. ‘De omvang van’den ruil
wordt dan bepaald door de maxinnim-opnamecapaciteit
van dat land’voor’allé goederen van de deelnemende staten.
1-let is dan odk geen wonder, dat men naar een middel
heeft gezocht om het gebonden valutaverkeer dusdanig
uit te bouwen,’ dat liet driehoeksverkeer één der belang-
rijkste voorwaarden voor een werkelijk’effectieve internati-
onale arbeidsverdeeling
i
opnieuw tot zijn recht zou komèn.
hoezeer dit driehoeksverkeer in de verdrukking is ge-
komen, toonen de Volkenhond3onderzoekirigen op dit-ge-
bied, die aangeven, dat dit dniehoeksvérkeer, dat in 1929
nog 18.4 pCt. van den wereldhandel”uitmaakte, in’ 1934
reeds op 13,8 pCt. gezonken was’
2),
tHoewel deze daling
met ca. 25 pCt. reeds indrukwekkend genoeg is;-moet men
hierbij bovendien nog in het oog houden, dat de deviezen-
contrôle eerst nbdien haar g:oote’vlucht heeft genomen.
T-let is daarom waarschijnlijk, dat de’ daling sindsdien nog
veel aan’zienlijker is geweest, en zeker voor ons wereiddeel.
rrooI de Volkenbondsenquôte over’ clearingen(in 1935
werd gehouden, werd, onder meer ii vraag.25, ook het
idee van de universeele clearing opgeworpen. Zoo werd
gevraagd, of de di’verse staten deze wijze van verrekening
practisch mogelijk achtten. De antwoorden der deelnemen-
de staten waren weinig bemoedigend. Hoewel men in het
algemeen toegaf, dat de multilaterale clearing een natuur-
lijk complement van de bilaterale clearing vormde, ‘wer-den de practische mogelijkheden niet hoog ‘aangeslagen
Heer perspectief zag men in een ‘uitbreiding van de :twee-
zijdige tot een dniezijdige clearing. Men zal evenwel goed doen de waarde der-Volkenbonds-
enquête niet te overschatten, De ‘belangrijkste clearing-
staat, Duitschiand, waar men terzake over’ de ‘grootste
ervaring beschikte, nam aan de enquête geen’deeL-in-1935
zag men de clearing nog als een tijdelijken crisismaatregel, die uiteindelijk de wederinvoering van .het -vrije deviezen-
verkeer al dan niet op basis.van den gouden standaard
moest helpen bevorderen. De,enquête. stond, derhalve
nog geheel onder den ban van het,, verleden, l3ovendien

2)
Geciteerd bij Wagemarin: Wirtsc.haftspoiitische Stra-

teie, blz. 190.

‘ .

-.

spreekt het’ vanzelf, dat saldov’drrekesing van ‘een aantal
los ‘van elkaar ‘opgezette clearinen, die organisch niet ht
minste verband vertoonen, een onlegônnen– werk is. Het is dan ook zeker niet in dezen vorm, dat -men dit
denkbeeld nieuwe ‘levenskracht ‘zal wenschen in te blazen.

Multilaterale clearing.

– ‘ De ‘multilaterale’ of alzijdige clearing heeft alleen dan
levensvatbaarheid, indien de van land tot land getroffen
betalinsarrngementen onderworpen blijven aan een ‘een-
trae ‘,planning”. – –
1-let is in dezen gédachtengang niet mee- noodig (het-
geen i’oorwalirde was voor het goed functionnéeren van
de tweezijdige (learing), dat de waarde der uitgewisselde
goederen en diensten tusschen twee landen in evenwicht
is’ Dit is-in zekeren zin zelfs strijdig met het begrip van
alzijdig betalingsverkeer.

IIoofd”o’o-waarde voor de vlotte werking dezer beta-
lingsfiguur is daarentegen, dat het geheel van goederen
en diensten; dat elk deelneménd land ifzonderlijk uit-
wiselt met alle ovenige deelnernetide statén tezamn
,ii evènwicht is’ met het geheel iran goederen en diensten,
dat men van het geheel betrekt. Vooi’ elk individueel land iioet cle betalingsbalans ‘met den ring van deel-
neme’nd ‘staten in zijn geheel in ‘evenwicht zijn’. ‘Wordt
deze voorwaarde niet vervuld,

dan ‘stokt de geheele
kringloô’p.

1-Toe meei’ de afzonderlijke deelnemers elkaars economie
aanvdllen, dès te gro’oter kan het onderlinge handelsyer-
kier zijn, waardoor- eed zeer vérgaande arbeidsverdeeling en dientengevolge eèn veel hooger welvaartspeil voor alle
bij het blok aangesloten staten bereikbaar wordt.
1-let spreekt vanzelf, ‘dat hierbij buitengewoon hooge
eischéni gesteld ni’oeten worden aan de organisatie, daar,
naarmate het radérwerk ingewikkelder van constructié
wordt, eventûeele st6ringen op één bepaalde plaats zich
direct over het geheel voortplanten. Stokt de stroom op
één punt; dan stokt thans onermijdelijk de geheele kring

loop. Een uiterst nauwkeürige voorbereiding en een feil-
boze planning ‘an het goederen,-‘ en diensteisverkeer voor liet geheel en voor ieder afzonderlijk, is daarom essentieel
voor het slagen van -dit plan. In principe is de alzijdige
cleé.ring op twee wij zeis technisch doorvoerbaar. –

– In de ee’ste jlaats door oprichting van één centrale
cleaningbank voor: het geh’eele deelnemende blok van
stisten, bij welkebanlc elke déelnensende stat een rekening
aanhoudt waarofi alle stortingen ten gunste van dien staat
‘ordéri overgeschrevn en waarover de ,bégunstigd bin-
nen het hlk vrij kan beschikken, indien de transactie
slechte past in het kader van de planning”. Deze stor-
tingen zijn voor de circulatiehank van het betreffende
land te beschouwen als vrije” valuta binnen het econo-
nuische blok van de aan de totale clearing deeluiemende
staten. Zij kunnen dehalve,als volwaardige dekking van
de nationale bankbiljettencirculâtie worden beschouwd eiszelfs als’éisdanig de plaats innemen van de vroegere
metaaldekking. Betalingen binnen het blok kunnen der-
halve plaatsvinden’ d.m.v. chques, getrokken op het
giraalg’ëldsaldo b;j de ‘centrale bank van het blok, nadat
de cor:espondeerende storting bi,j de nationale circulatie-
bank, ei’entueel via een élearinginstantie, is verricht
3),

In-de tuveedé plaats kan elk land met de afzonderlijke
deelnemers afzonderlijke betalingsarrangementen treffen,
waârbij bepaald ,w’ordt, dat de saldi worden overgeboekt
naar de centrale bank van ,het blok. Nu worden dus niet meer alle stortingen gecentra’iseerd, doch uitsluitend de
saldi, die uit den aard der zaak binnen het blok vri,j aan-
wendbaai iijn. Feitelijk is hét’ verschil er niet een van
principe’; maar vaij techniek, daar’ in beide gevallen de
;

– –
3).
Een voorbeeld -van een dergelij ken clearingopzet

is vermoedelijk de onlangs ingevoerde clering van Ne-
derland met België. –

518

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Augustus 1940
zelfde coördinatie tusschen de afzonderlijke verdragen en
dezelfde centrale leiding noodig is. Ook onder dit systeem worden bevroren clearingvorder 1 ngen verneden, doordat
de saldi onderling veirekenbaar zijngesteld, zoodat ook
hier de clearingvorderingen als vrije valuta binnen het
blok mogen worden beschouwd.
Onder het stelsel van de alzijdige clering is voorts
credietverleening op langen termijn evenzeer mogelijk als
dit bij de bilaterale clearing het geval was. Ook hier zullen
vooraf ‘leveringen en tegenleveringen worden vastgelegd,
waarbij men dan nog het voordeel heeft dat de terughe-
taling eventueel in driehoeksverkeer kan plaatsvinden.
Naast de plannen op korten termijn, biedt dit systeem
de mogelijkheid afspraken over langere tijdsruimte te
treffen en kan het aldus dienstbaar gemaakt. worden aan
ccii systematischen opbouw van het geheele blok.

Gezien de buitengewone ingewikkeldheid van dit vraag-
stuk, rijst de vraag, op welke wijze men tot de practiscbe
toepassing denkt te komen.
Volgt men den weg, dien de gewone clearingverdragen
hebben gevolgd, dan zou men etappegewijs te werk gaan
en dealzijdige cl’etring slechts geleidelijk over alle posten
van •het betalingsverkeer uitbreiden. Men zou dan dus
beginnen met de goedorenbalansen en eerst later de dien-
stenbalans, alsmede ‘de verplichtingen en vorderingen
uit hoofde van kapitaalverkeer, moeten inviechten.
liet is evenwel ook denkbaar, en zelfs ivaarschijnlijker;
dat men aan een andere methode de voorkeur zal geven.
Flet voorloopig beperken der totale clearing tot de goederen-
posten en de direct met het warenverkeer samenhangende
kosten heeft nl. het groote bezwaar, dat men dan later de
overige posten in het geheel moet gaan verwerken. liet
goederen- en dienstenverkeer is trouwens zoo nauw met
elkaar verbonden, dat scheiding daarom al onjuist is.
Voor vele der deelnemende staten, zoo b.v. Duitschland,
zal gelden, dat zij de betalingsbalanspositie van hun eigen
land met de respectievelijke andere deelnemers reeds
exact kennen. Er is dus reeds veel ervaringsmateriaal be-
schikbaar, doordat deze deelnemers reeds jarenlang het
-deviezencontrôlestelsel hebben toegepast. Het lijkt daarom
niet onwaarschijnlijk, dat men
01)
dit ervaringsmateriaal
reeds direct zal willen voortbouwen, temeer, daar de meéste
staten, die eerst onlangs het vrije valutaverkeer den -rug
-toekeerden, met de eerstgenoemde staten reeds geruimen
tijd bilaterale overeenkomsten hadden loopen. liet is
daarom ook mogelijk om aan de hand van een betrek-
kelijk. ruwe ,,planning” te beginnen en de cii-culatie–
banken der deelnemers op te dragen na een bepaalden
termijn de debiteuren uit te betalen, waartegenover deze
circulatiehanken dan een vordering op de centrale ver-
rekeninstantie verkrijgen, die, naarmate -het, systeem
wordt geperfectionneerd, automatisch het karakter van vrije valuta binnen de groep verkrijgt.. Men anticipeert zoodoende op het toekomstig evenwicht.

In het begin zal het evenwicht dan nog niet verkregen
w’orden, maar het zal steeds dichter benaderd worden,
naar gelang de plannen meer worden uitgewerkt.. Trouwens
dit evenwicht mag men niet al temechanisch opvatten,
hoew’el de afwijkingen binnen betrekkelijk nauwe grenzen
beperkt moeten blijven.

De vraag rijst in dit verband, of aan het goud hier niet
een ondergeschikte rol kan worden toebedeeld. Onderge-
schikt n.l. in dien zin, dat het niet meer, zooals vroeger,
de dekking vormt van de valuta, maar, dat wel beperkte
hoeveelheden edel metaal door de circulatiebanken worden
aangehouden ter vereffening van kleine saldi der heta-
lingsbalansen, die toch ook hij de meest nauwkeurige
schattingen zullen voorkomen. liet soepel function-
neeren van het stelsel zou aldus wellicht wordenbevorderd.
1-let goud is dan niet meer een belangrijk hestanddeel
der valutapolitiek en zeker geen basis van het stelsel,
doch slechts een ondergeschikt hulpmiddel, dat evenwel
op een beperkt terrein goede diensten zou kunnen bewijzen.

Met het idee van de alzijdige clearing heeft de ontwik-
keling van liet internationale betalingsverkeer bijna een
cirkel beschreven.

liet uitgangspunt was het vrije valutaverkeer, steunende
op de gedachte van een betalingsbalans, waarvan de sal-
deering automatisch tengevolge van het prijsmechanisme
via de wisselkoersen plaats vond. Naarmate men tot de
erkenning. kwam, dat dit prijskon’ipas ten gevolge der
steeds toenemende starheid van prijzen en kosten steeds
minder in staat was zijn oorspronkelijke functie als richt-
snoer van de productie te vervullen, en ook de wisselkoers
door de toenemende protectionistische afsnoering der
landen niet langer als medium tot verkrijging van het
betalingsbalansevenwicht kon optreden, zag men zich ge-
noodzaakt ‘ het evenwicht kunstmatig door bilaterale
overeenkomsten tot stand te brengen. Hoewel men er in
slaagde om dezen vorm van betalingsverkeer tot een alles-
zins brui.kbaar instrument om te vormen, ging men toch
gaandeweg de behoefte aan een meer soepele wijze van ver-
rekening gevoelen. Deze methode heeft men thans gevon-
den in het toepassen van de multilaterale clearing, waar-door liet
,
mogelijk is het vrije valutaverkeer. binnen de
groep van deelnemende staten te herstellen. IIierdoo
vervalt liet grootste bezwaar,- dat de bilaterale clearing
aankleefde, nl. liet in het buitenland geblokkeerde
clearingsaldo, dat thans binnen de groep weer vrij aan-w’endbaar zal worden. hierdoor komt het spiegelbeeld-
effect, dat de bilaterale clearing te zien gaf, te vervallen. Op deze wijze kan vrij valutave’rkeer binnen de groep
weer worden hersteld, hetgeen mogelijk is, daar men nauw-
lettend voor behoud van het evenwicht aan de hand van
vooraf opgestelde schema’s zal waken. 1-Jet is niet meer
de oude Vrijheid in ongebondenheid uit den tijd, toen men
eenerzijds het valutaverkeer vrijliet, doch tegelijkertijd de
goederenbeiveging dusdanig aan banden legde, dat er prac-
tisch geen verband tusschen financieele en reëele transfer
meer bestond, hetgeen vroeg of laat tot ernstige verstorin-
gen aanleiding moest geven. Tegen divergentie van mond-
taire en reëele transfer zal in het nieuwe stelsel nauwlet-
tend dienen te worden gewaakt. Geen nieuwe credieten
zullen mogen worden verleend, indien niet vooraf is vast-
gelegd, langs welke kanalen zoowel de credietverleening
als de latere betaling van rente en aflossing zal plaats
vinden.

De alzijdige clearing is een gebouw, waarvan de îunda-
mentèn nog moeten worden gelegd. 1

let stelsel kan Europa
uit liet financieele moeras voeren, indien bij dezen-centralen
opbouw ieder der deelnemers in de gelegenheid wordt ge-
steld zijn natuurlijke plaats in het geheel te herwinnen.
Een verstandige interpretatie van de ruilverhoudingen
vanhet verleden, d.w.z. uit den tijd, dat deze nog niet
werden verstikt dooi’ kunstmatige belemmeringen, en èen
open oog voor de toekomst kunnen- een waarborg schep-pen, dat deze nieuwe opbouw in het belang van alle deel-
nemende staten afzonderlijk zal zijn, waarmede tevens
het geheel uiteindelijk het beste gediend wordt. Voldoet
de opbouiv van het blok aan dezen eisch, dan zal een hecht
geheel kunnen ontstaan op basis der natuurlijke verhou-
dingen, van waaruit dan teven§ de betrekkingen tot de
niet met het blok aangesloten staten kunnen worden
geregeld.
De cirkelgang is hiermede bijna gesloten. Bijna……. immers is niet zeker, dat de zoo tot stand gekomen si-
tuatie samenvalt met die, welke bij een werkelijk vrij
spel der economische krachten zou zijn ontstaan.
Indien men zich tracht in te denken, welk een ontzaglijk
werk het opstellen van een dergelijke volledige betalings-
balans voor het totaal der deelnemende landen beteekent,
w’aarbij bovendien nog afspraken voor de ontwikkeling
over langeren termijn zullen moeten w’orden getroffen, dan
schijnt dit een duizelingwekkende opgave, evenwel een
taak, onzen dynamischen tijd waardig.

Dr. A. TRISEP

%/$Lj
aJj.(
1′?

21 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

519

NIEUWE ASPECTEN VAN ONS CLEARING-

VERKEER.

Een medewerker uit bankkringen schrijft ons:
Met de invPering van de Deviezenverordening 1940
werd formeel de basis gelegd voor een herstel van ons
huitenlandsche betalingsverkeer, dat tusschen 10 Mei
en 27 Juni onder de vigueur van den Deviezennoodmaat-
regel volkomen was geblokkeerd. Voor een feitelijk her-
stel van het betalingsverkeer is natuurlijk meer vereischt
dan het scheppen van een apparaat van contrôle
0
1
)

en reglenienteering van het deviezenverkeer. In de eer-
ste plaats is daarvoor noodig: het bezitten van een ze-keren beginvoorraad aan deviezen, waaruit geput kan
worden, om aan hen, die vergunningen ontvangen om
deviezen te verwerven, deze ook inderdaad te verschaffen.
T-let leeuwendeel van de ,,monetaire reserve”, die wij bezaten, is thans geblokkeerd. In de eerste plaats geldt dit voor den goudvoorraad van de centrale bank en het
egalisatiefonds, terwijl bovendien het overgroote deel
der buitenlandsche banksaldi in Nederlandsch bezit –
t. w. dollarsaldi – voor het oogenblik eveneens be-
vroren is. Daarnaast bestaat een zekere reserve ter be-
schikking van het buitenlandsche betalingsverkeer in
den vorm van goud en huitenlandsch hankpapier, op-
gepot door particuliere bezitters. Ingevolge de bepalingen
van de Deviezenverordening wordt deze reserve thans
ten behoeve van de gemeenschap opgevorderd. Zij is
echter betrekkelijk gering, terwijl met het inzamelen
tijd gemoeid is. De voornaamste bron, waaruit wij de-
viezen voor de dekking van onze importbehoeften zullen
moeten putten, is derhalve: export van goederen en
diensten. En juist het weder op gang brengen daarvan
gaat onder de heerschende omstandigheden met groote
moeilijkheden gepaard.

Onder de geschetste verhoudingen is het begrijpelijk,
dat de meesten onzer partners in het internationale goe-
derenverkeer, voor zoover zij als leveranciers in aan-
merking komen, Qnze deviezenpositie,niet als bijzonddr
sterk kunnen beschouwen. Ons land heeft thans een plaats
ingenomen onder de landen met gereglementeerd inter-
nationaal betalingsverkeer, en bovendien met een uiter-
mate geringe monetaire reserve, zoodat het voor de
hand ligt, dat weinig leverancierslanden geneigd zijn op andere basis dan via een clearingregeling de financieele
afwikkeling van hun verkeer met ons te organiseeren.
Niet alleen hebben zij door zulk een regeling zelf de ver-
effening van de aan ons land verrichte leveranties in de
hand, maar bovendien kan aldus het evenwicht in het
wederzijdsche verkeer worden gehandhaafd. Immers,
als regel waren doel en wezen van het clearingverkeer:
de blokkade van commercieele vorderingen te voorkomen
en anderzijds te vermijden, dat de deviezenrestricties
een leveranciersland zwaarder trolfen dan door den stand
van de handels- en dienstenbalans tusschen dit land en
dat van den.partner gemotiveerd was. Voegt men hieraan
toe, dat door de ontwikkeling van de laatste maanden
verschillende andere landen eveneens in een situatie zijn
gekomen, waardoor zij het vrije deviezenverkeer moesten
stopzetten of bestaande beperkingen moesten verscherpen,
zoodat er ten aanzien van die landen onzerzijds weer aan-
leiding is om tot invoering van een clearing over te gaan,
dan is het niet te gewaagd om te voorspellen, dat in de
toekomst een steeds toenemend deel van ons buitenlandsch
verkeer via clearingrekeningen zal worden vereffend.
Reeds zijn verschillende nieuwe clearingen aan ons finan-
cieele arsenaal toegevoegd, terwijl daarnaast de omvang
van de bestaande clearing met Duitschiand belangrijk
werd uitgebreid. Wat deze laatste betreft vallen de vol-
gende bijzonderheden te vermelden, die een heel ander
aspect verleenen aan het organisme van deze clearing.-

hetzij bilaterale, hetzij eenzijdige. Bij de laatste was
het natuurlijk de opzet om deze, zoo spo,edig als de onder-
handelingspositie zulks mogelijk maakte, om te zetten
in een tweezijdige. –
De nieuw ingestelde clearing met België nu is een
tveezijdige, nl. in dier voege, dat zoowel Nederlandsche
debiteuren hier als Belgische debiteuren in België hij het
vereffeningsinstituut hun storting verrichten, terwijl de
afrekening in het crediteurland door het betreffende
vereffeningsinstituu t plaats vindt.
– Een bijzonderheid van de Nederlandsch-Belgische clea-
ring is echter, dat dé afwikkeling wordt geleid via de
Nederlandsch-Duitsche clearing. Op zichzelf behoeft dit
feit nog geen principieele beteekenis te worden toe-
gekend. De maatregel kan van zuiver administratieve’
strekking zijn, wanneer het in het voornemen ligt de stor-
tingen met betrekking tot het betalingsverkeer Nederland-
België geheel gescheiden te houden van die, welke het
Duitsch-Nederlandsche verkeer betreffen. Er zijn echter
geen aanwijzingen, die erop duiden, dat de beide reke-
ningen aldus gescheiden zullen blijven en in dat geval
gaat dus de beteekenis van het nieuwe systeem het zuiver
administratieve verre te buiten.
Er is in den jongsten tijd van Duitsche zijde, wanneer
het inter-Europeesche betalingsverkeer ter sprake kwam,
meermalen gewag gemaakt van het nut van een soort
centraal verrekeningssysteem, waarbij het betalings-
verlçeer tusschen Europeesche landen over Berlijn zou
worden geleid. Het behoeft wel geen betoog, dat zulk
een stelsel groote voordeelen kan hebben boven den tot
nu toe gebruikelijken vorm van clearing. Immers één van
de grootste bezwaren tegen het clearingsysteem is de
bilaterale binding, waardoor het handelsverkeer onder-
geschikt wor:lt gemaakt aan het, betalingsverkeer en de
im- en exportbeweging (zichtbare zoowel als onzichtbare) wordt gewrongen in het keurslijf van de tweezijdigheid
1).

Had reeds dé actieve handelspolitiek in de laatste jaren de tendens geschapen om via het reciprociteitsbeginsel
een van-land-tot-land-everjvicht tot stand te brengen,
die ontwikkeling werd nog belangrijk versneld naarmate
meer en meer de clearing de basis voor het internationale
betalingsverkeer werd. Men behoeft slechts eeiï blik te
slaan op de handelsbalaiisen tusschen onderscheiden landen
om te zien, dat zulk een bilateraal evenwicht allerminst
,,natuurlijk” is. 1-Foe intensiever de internationale arbeids
verdeeling is, des te meer zal de toestand zoo zijn, dat
een land uit het ééne land veel meer koopt dan het daar-
heen levert, terwijl uit, andere landen daarentegen veel
meer wordt geïmporteerd dan daarheen, wordt verkocht.
Zou men nu met elk dier landen een tweezijdige clearing in-
voeren, zonder dat op eenigerlei wijze in devereffening van
clearingsaldi voorzien was, dan zou er een sterke verschuiving
in het handelsverkeer moeten plaats vinden. Wil men de
voordeelen van het vrije betalingsverkeer niet onnoodig
prijs geven, dan dient, wanneer clearing regel en deviezen-
verkeer uitzondering wordt, gezocht te worden naar een
oplossing om dit inconve’niënt op te heffen. Dat is mo-
gelijk, wanneer hetzij – de bilaterale clearingen, wat de
saldi betreft, ria een soort centrale topclearing kunnen
worden vereffend, dan wel alle. clearingen worden geleid
over een centraal verrekeningskantoor, waardoor min of
meer automatisch de ,,spitsen” tegen elkaar wegvallen,
mits alle aangesloten landen elk voor zich ten aanzien
van de rest der clearingpartners
in totaal
een sluitende
,clearingbalans” hebben. Wanneer de opzet, waarvan
hierboven terloops melding werd gemaakt, inderdaad
dit doel zou beoogen, dan vervalt daarmee het geschetste
bezwaar tegen een stelsel van clearingen en kan
zulk een systeem even soepel functionneeren als een
stelsel van – al of niet ,,gebonden” – deviezenverkeer.

Clearing met België oia Duitschiand.
Alle clearingen, welke wij tot nu toe kenden, Waren,

1)
Zie in dit verband het artikel van Dr. A. Treep:
,,De cirkelgang der clearing” in dit nummer. (Redactie.)

520

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÉN

21 Augustus 1910

Wanneer men de Nederlandsch-Belgische clearing als
éen eerste begin van zulk een opzet zou moeten beschou-
iveri,
dan kan terecht gezegd worden, dat zij een mijlpaal
beteekent in de historie van de organisatie van het inter-
nationale betalingsverkeer
2)

De clearingen met Zweden en Zwitserland.

Deze beide clearingen dragen vooralsnog een autonoom
karakter, terwijl afgewacht moet worden, of, wanneer zij
in een tweezijdige worden omgezet, de afwikkeling geheel
– zooals bij België – dan wel gedeeltelijk oVer de Neder-
landsch-Duitsche clearing zal plaats vinden, dan wel of
zij tenslotte een strikt hilateraal karakter zullen krijgen.
Voorloopig valt er met betrekking tot deze beide clea-
ringen één bijzonderheid van pr.incipieelen aard op te merken. Bepaald werd nl., dat, om tot storting in deze
clearingen te mogen overgaan, de debiteuren, behoudens
één uitzondering voor betalingen ter zake van goederen-
import véôr 10 Augustus bewerkstelligd, in het bezit moe-
ten zijn van een desbetreffende vergunning van het
Deviezeninstituut. Tot het moment van insteUen dezer
clearingen gold de algemeene regel van de Deviezenver-
ordening 1940: dat niet betrekking tot handelingen, val-
lende onder een verdrags- of autonome clearing, de genoem-
de verordening niet van toepassing is (zie art. 3 der DV.)
In het algemeen kan men zeggen, dat, aangezien elke
clearing feitelijk een sluitende deviezenregeling-per-land
is, waardoor de deviezenpositie als zoodanig nimmer
bezwaard kan worden, verdere beperkende voorschriften
ook inderdaad achterwege kunnen blijven. Daarbij moet
men zich echter realiseeren, dat hoewel een eventueel
deficit in de clearing te onzen laste buiten de betalings-balans blijft in dier voege, dat zulk een tekort geen niet
door vraag gedekt aanbod van guldens, c.c. geen niet
door aanbod gedekte vraag naar deviezen veroorzaakt
toch een clearingtekort niet wenschelijk is. En indien
al onzerzijds tegen het oploopen van een deficitair saldo
geen bezwaar zou bestaan, dan zouden onze verdrags
partners daartegen des te meer bezwaar kunnen hebben.
Om die reden is bégrijpelijk, dat men terzake van de
betrokken clearingen aan debiteuren, die daarin moeten
betalen, evenzeer het bezit van een vergunning van het
Deviezeninstituut heeft voorgeschreven als hij betalingen
in deviezen of guldens buiten een clearing om. In dit
opzicht heeft men dus het systeem overgenomen, dat
sinds jaar en dag ook in Duitschland bestaat, waar als regel een ,,Devisenbescheinigung” evenzeer verlangd
wordt voor clearingstortingen hij de Verrechnungskasse
als voor het verwerven van deviezen of betaling op ,,freies
Reichsmarkkonto” ten gunste van een buitenlander. In
dit opzicht is te onzent de situatie natuurlijk geheel anders
dan voorheen. Terwijl vroeger onzerzijds het standpunt
kon worden ingenomen: hoe meer stortingen aan Neder-
landsche zijde in de clearing hoe beter, want hoe meer
export naar den clearingpartner mogelijk is – het was
immers steeds die partner, welke deviezenbeperkingen
had ingevoerd – is nu de toestaind anders. Thans zijn wij
zelven het land met de deviezenrestrictie en wij moeten
zorgen, dat niet door te omvangrijke importen – zulks
te bezien in verhouding tot onze contraprestaties aan het
betrokken land of de betrokken landen – bij ons een geblokkeerd saldo ontstaat, althans niet een grooter
saldo dan wij eventueel, hetzij in deviezen kunnen af-
dekken (indien dat in de betrokken afspraken is voor-
zien), hetzij via een centrale topclearing kunnen vereffenen.
Onder die omstandigheden moet dus rekening worden
gehouden met de waarschijnlijkheid, dat, voorzoover
daartoe in elk individueel geval aanleiding bestaat, in de
toekomst ook voor clearingbetalingen de vergunning
van het Deviezeninstituut als rem zal worden gebruikt.

2)
Inmiddels zijn zoowel met het Pïotectoraat Bohe-
men en Moravië als met Zuid-Slavi.i cleairingen op de-
zelfde leest geschoeid tot stand gekomen.

Uitbreiding clearîmtg niet Duitschi and.

Door de recente uitbreiding van de clearing met Duitsch-
land – voorheen alleen geldend voor betalingen uit hoofde
van het goederenverkeer, nevenkosten daarvan, licentïes,
bepaalde vrachten en andere met name aangewezen
posten van de betalingsbalans – tot een
totale
clearing

(met uitsluiting overigens van kapitaalposten, voor zoo-
ver remises van Duitschland naar Nederland betreft)
is liet karakter ,van deze clearing weliswaar niet prin-
cipieel, maar toch gradueel noemenswaard veranderd.
Nu,rnen er van Duitsche zijde geen belang meer hij heeft
orh remises van Nederland uit, die tot nu toe, buiten de
clearing vielen, daarbuiten te houden, omdat deze gelden
voor dit land toch geen ,,deviezen” meer beteekenen –
hetzelfde gelde trouwens voor dat gedeelte der clearing-
stortingen, dat voorheen op vrije rekening van de Reichs-
bank verd goedgeschreven en waarover buiten de clea-
ring om beschikt kon worden – mag men aannemen, dat,
waar de ratio daarvoor geheel weggevallen is, deze af-
spraak ook wel ongedaan gemaakt zal zijn. Om. de ver-
melde redenen was het invoeren van een totale clearing
thans de meest logische oplossing.
Aangenomen mag worden, dat er in de naaste toekomst
meer cleaningen zullen worden ingevoerd, en daarom
zijn de gewijzigde aspecten van dezen vorm van buiten-
landsch betalingsverkeer juist nu van beteekeni.
Etin van de vragen, die thans het meeste belang in-
boezemen, is deze: zal de gedachte van centralisatie van
het clearitigverkeer, derhalve niet doorbreking van het
zuiver bilaterale karakte .-, zooals hierboven omschreven,
in noenienswaarden omvang ivorden toegepast, en, zoo
ja: hoe zal de practische uitwerking hiervan zijn?

HET LV.LO. EN ZIJN ARBEID VOOR WERK-
LOOZEN EN GEMOBILISEERDEN.

Ontstaan ç’an het 1. V.I.O.

liet I.V.i.Q., of zooals het voluit heet, het Instituut
voor Individuel Onderwijs, is geboren uit den nood der
werkloosheid. Toen in 1939 en volgende jaren duizenden
buiten liet normale arbeidspröces kwamen, was het groote
probleem, waarvoor de Overheid zich zag gesteld: hoe
kunnen deze menschen niet slechts financieel worden
geholpen, maar, op welke wijze kan gezorgd worden, dat
zij voor geestelijken achteruitgang worden behoed.
In vorige artikelen gaf ik een beschrijving van de
werkverruiming in ons land. lIet behoeft geen betoog,
dat deze vorm van hulp in de eerste plaats genoemd kan
ivorden onder de zedelijke middelen tot bestrijding van
de werkloosheid, te meer daar waarden van blijvenden
aaird worden geschapen. Verkverruiming toch beteekent
arbeid en zinvolle arbeid geeft nu eenmaal inhoud aan
het leven, ook wanneer de normale werkgelegenheid ont-
breekt. De werkverruiming bereikte echter slechts een
deel der wei’kloozeni en tienduizenden bleven over, tot
vollecligeri lediggang gedoemd.
Vl’ie in de arbeiderswereld geen onbekende is, weet, dat ondanks het voortreffelijke onderwijs, waarop Ne-derland terecht trotscli kan zijn, het peil der algemeene
ontwikkeling der groote massa, welke na het verlaten
der school geen onderwijs meer heeft genoten, nog heel wat te wenschen overlaat. Zoo lag het voor de hand, dat
getracht werd door middel van cursussen den werk-
loozen gelegenheid te geven hun kennis te hernieuwen
en aan te vullen. Men begon met het oude en beproefde
klassikale stelsel. Ondanks energieke pogingen werd
dit geen succes. Dit laat zich ook wel begrijpen. Vol-
wassen mannen, vaders dikwerf, voelen zich nu eenmaal niet meer thuis op de schoolbanken en wennen niet meer
aan schoolsche rnethQden.
Ook de practische moeilijkheden bleken zeer groot.
Een klas werkloozen toch is geen constante grootheid,
zooals een klas kinderen, liet aantal varieert steeds.

21 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

521

Vandaag heeft de een, morgen de ande.r voor korten of
langen tijd weer werk, waardoor het verloop steeds
aanzienlijk is.
Ook het bevattingsvermogen en het ontwikkelingspeil
der deelnemers loopen zeer uiteen. Reeds spoedig bleek
derhalve, dat, wilde men werkelijk tbt resultaten van
beteekenis komen, individueel onderwijs noodzakelijk
was. Een belangrijk werk om tot oplossing van dit
vraagstuk te komen is vericht door het Amsterdamsch
Centraal Comité voor Jongere Werkloozen. Voorgelicht
door Prof. Dr. Ph. Kohnstamm, Hoogleeraar in de Pae-
dagogiek aan de Amsterdamsche Universiteit, werden
proeven génomen met onderwijsmethoden, welke, nauw
verwant aan het I)altonsvsteem, bestonden uit schrifte-
lijke cursussen, verdeeld in een groot aantal z.g. ,,taken”.
De stof zou zöo min mogelijk op schoolsche wijze worden
verwerkt, doordat men het materiaal zou ôntleenen aan het
werkelijke leven van allen dag.
Deze proeven slaagden dérmate goed, dat een Orga-nisatie werd gesticht om in geordend verband dit werk
op ruimer schaal ter hand te nemen. Zoo ontstond de
stichting ,,Instituut voor Individueel Onderwijs”, welke
zich, blijkens de statuten, tot doel stelt ,,het onder-
wijs op ontwikkelingscursussen van oudere en jongere
werkloozen en andere cursussen met een heterogene en/of
vlottende bevolking mogelijk te maken”. De leiding van
liet Instituut kwam in handen van paedagogisch en
modern didactisch geschoolde krachten. Een groote staf
van medewerkers werd aan het Instituut verbonden,
waardoor het op den duur mogelijk bleek bui
01)
een zeer
ruim terrein werkzaam te zijn.
Zoowel voor meer als voor minder ontwikkelden wor-
den cursussen georganiseerd op het terrein der algemeene
ontwikkeling als Nederlandsche taal, aardrij kskunde,
geschiedenis, rekenen en wat er verder tot de lagere school-
vakken kan worden gerekdn.d. Daarnaast kwamen alge-
meen vormende cursussen op het gebied der vreemde
talen, eenvoudige wiskunde, boekhouden, handelsrekenen,
radioleer, gezondheidsieer, landbouw, tuii
t
rbouw, huist
houdelijke beroepen, enz., enz.

JVcrkuijze

Van de organisatie van het werk kan op geen duide-
lijker wijze een beeld worden gegeven dan door het
overnemen van het navolgende citaat uit den gids voor
liet I.V.I.O.-werk, welke door één der huidige directeuren,
den heer C. J. J. Wiedhaup, werd samengesteld:

,,In de I.V.I.O.-taak wordt de natuurlijke ,,leer”-
,,methode op een hooger plan geheven,door-
,,dacht en geordend. Hoe. voltrekt zich dit natuur-
,,lijke ,,leer”-proces? Wij lezen een krant of een
,,boek. Door onze belangstelling blijft onze aan-
,,dac.ht bij de lectuur. Misschien begrijpcn wij niet
,,alles; het geheel is ons echter ,,im groszen Ganzen”
,,duidelijk. Bewust of onbewust vullen we onze
,,kennishiaten aan door waarnemen, vergelijken,
,,afleiden, enz. Nu en dan breekt een nieuw inzicht
,,door, wij bostijgen als het ware een heuvel: het
,,terrein, dat wij overzien, wordt ruimer. Na deze
,,bestijging gaan wij soms weer naar het vlakke
,,land van de concrete feite.n terug. Maar wij voelen ,,ons daar dan meer thuis dan voorheen. Wij hebben
,,op den heuveltop het terrein verkend. Niet altijd
,,echter kunnen wij de hiaten in onze kennis en
,,ons tekort aan inzicht zelf aanvullen. Vaak
,,hebben wij daarbij hulp noodig. Wij gaan dan
naar een persoon, die meer weet dan wij, of wij
,,nemen een boek, een encyclopaedie, een atlas
,,of een van de tallooze andere geordende kennis-
,,reservoirs, die de menschheid in den loop der
,,eeuwen heeft aangelegd. Dit lukt ons echter
,,uitsluitend, wanneer wij het systeem begrijpen, ,,dat aan de ordening van deze kennis ten grond-
,,slag heeft gelegen. Wie het alphahet niet kent,
,,heeft bitter weinig aan een woordenboek!”

Door de verdeeling van iederen cursus in een aantal
taken, gewoonlijk 50, wordt het mogelijk, dat ieder in
een tempo, dat bij zijn aanleg en beschikharen tijd past,
een geheelen cursus doorwerkt. Iedere taak bevat een
tekst en een interessant verhaaltje, waarin enkele moei-
lijkheden zijn verwerkt, zoodat de cursist zelf actief
moet denken. Noeilijkheden worden in aanteekeningen
na den tekst toegelicht, waarna de cursist de opgaaf
krijgt een werkstuk samen te stellen en een aantal vragen
te beantwoorden, welke het noodig maken, dat de voor-
afgaande tekst volledig is verwerkt. Zoo leert de cursist
zelfstandig werken. De correctie geschiedt door den (on-
ontbeerlijken) cursusleider en wel in tegenwoordigheid van den cursist, zoodat de leider gelegenheid heeft hem
met zijn individueele moeilijkheden te helpen. Zoo lang
hij een ontwikkelingscursus bezoekt, of in een kamp is
opgenomen – bij de zorg voor jeugdige workloozen
speelt het I.V.I.O.-werk een belangrijke rol – kan de
leider hem de noodige voorlichting geven. Moet hij den
cursus of het kamp verlaten, b.v. omdat hij weer werk
gevonden heeft, dan beteekent dit intusschen niet, dat
nu ook de schriftelijke cursus moet worden afgebroken.
In vele gevallen is het nI. mogelijk gebleken in plaatselijke
avondcursussen deze menschen op te nemen. Zônder
leiding is het verwerken der taken, hij gebrek aan
correctie, daarentegen niet goed mogelijk.

Het tverk van iverkloozen.

Doordat het I.V.I.O. bij het ontwikkelingswerk voor
werkloozen hoofdzakelijk optreedt als ,,taken”-leveran-
nier, is het moeilijk om in cijfers een volledig beeld van liet
werk te geven. De volgende tabellen geven een overzicht
van het aantal geleverde taken:

Aantal afgeleverde taken over 1936 tot en met 1940.

1.936

1937

1
1938 1939
1

1940

le
kwartaal.
71.03
65.957
118.248
414.800
2e
kwartaal
23.260 25.332
72.390
266.650
3e
kwartaal
33.5591
55.926
77.400
4e
kwartaal
84.012
98.590
135.633
401.918

Totaal

1
84.012226.4411 282.8481 669.9561

Aantal afgeleverde taicen over 1940.

110
Miii-

!
tairen
Werk-
loozen
gestag-
neerde
scholen
Overige
1

Totaal

1

1

.iotaai
1039
Jan.
144.200
11.000

5.600
160.800
40.775
Febr.
112.550
8.600

7.700
128.850
37.426
Maart
114.800
8.600
-.
1.750 125.150 40.047
April

55.250 21.250

11.750
88.250
32.758 Mei
2.700
350
12.700
1.550 17.300
23.355
Juni

10.700 140.500
9.900 161.100
16.277
Juli
Opb.
dienst 3.800 17.750
32.500
9.6501

63.700
12.755

Totaal 1433.300
1
78.250 1185.700
1
47.900 745.150 1203.393

Er zullen uit den aard der zaak vele cursisten zijn, die meer dan één cursus volgen, zooals er ook velen
zijn, die bij het begin of halverwege stranden.
De groote omvang van het werk rechtvaardigt echter,
mede door hetgeen de schrijver van dit artikel
daaromtrent weet, de conclusie, dat vele cursisten voor zichzelf de waarde van dit werk hebben leeren kennen,
omdat zij hebben geleerd, dat verrijking van kennis en
belangstelling winst beteekenen voor hun persoonlijk leven
en dat vergrooting van vakkennis een daadwerkelijke
verbetering beteekent van de kansen om in het maat-
schappelijk leven weer een plaats te veroveren.
Gaat men de gemeenten na, waarin liet I.V.l.O. voor werkloozen werkzaam is of geweest is, dan krijgt men

522

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Augustus 1940

een goeden indruk van de verspreiding ervan over het
geheele land ‘).

Het (verk poor getnobiliseerden.

Thans nog een enkel woord over de inschakeling van
het J.V.I.O. hij het werk voor de militairen toen ons
land gemobiliseerd was. 1-let eerste contact tusschen het
I.V.I.O. en de militaire autoriteiten dateert van Juli-
Augustus 1939. Reeds op 12 Juli had de toenmalige Opperbevelhebber
van Land- en Zeemacht de aandacht van de betreffende
Commandanten gevestigd op de beteekenis van het
I.V.I.O. De volledige mobilisatie van 28 Augustus maakte
echter, dat de oorspronkelijke opzet van de ontworpen
organisatie niet kon worden gehandhaafd, omdat de
militaire groepeeringen geheel werden gewijzigd.
liet behoeft geen betoog, dat de opeenhooping van
mannen uit allerlei kringen, die plotseling uit hun nor-
malen werkkring waren gerukt, de militaire autoriteiten
voor de moeilijke vraag stelden: hoe worden deze menschen
bezig gehouden gedurende den tijd, dat zij geen mili-
tairen dienst hebben.
De oprichting van het Bureau Ontwikkeling en Ont-
spanning bij het Algemeen I-Ioofdkwartier was een bewijs,
hoe de a.itoriteiten de noodzaak gevoelden om hier leiding
te geven. T-let l.V.I.O.-wer.k bleek een hulpmiddel van
beteekenis te zijn.
Dezelfde moeilijkheden, waarmede het onderwijs aan
werkloozen te kampen had, deden zich uit den aard
der zaak ook hier voor: uiteenloopend ontwikkelingspeil,
groot verschil in belangstelling, enz. Ook andere be-
zwaren kwamen voor. Zoo bleekin de practijk, dat het intrekken van de militaire verloven een sterken terug-
gang in het volgen van cursussen tot gevolg had. Waar-schijnlijk werd door de spanning, welke hiervan het ge-
– volg was, de belangstelling voor studie verminderd. Het
grootst was de belangstelling gedurende de winter- maanden.
1-let aantal groepen taken, dat aan militairen werd uit-
gereikt, bedroeg circa 700.000. Procentsgewijze was de belangstelling als volgt verdeeld:

Middenstandsopleiding …………33 pCt.
Nederlandsche taal …………….7
Vreemde talen

………………17
Boekhouden en handelsrekenen …

9
Rekenen en wiskunde …………8
E.FI.B.O.

……………………..

4

Overige vakken ………………22

Uit dit ovefzicht blijkt wel, dat de belangstelling het
grootst was voor het middenstandsdiploma. Ook vreemde
talen namen een zeer belangrijke plaats in. Gering daar-
entegen was de belangstelling voor vakken als geschiede-nis, economie en staatsinrichting. 1-Jet aantal cursisten, dat werkelijk serieus aan dit werk
deelnam, kan geschat worden op ongeveer 30.000.
De oorlog en de daarop gevolgde demobilisatie hebben
het werk onverwacht beëindigd. Laten wij echter hopen,
dat velen den arbeid van het I.V.I.O. hebben leeren waar-
deeren en dat zij, thuis gekomen, het begonnen werk
zullen voortzetten. In hoeverre dit daadwerkelijk het
geval is, is mij nie
;
t bekend.

1)
De gemeenten, waarin sinds 1936 het I.V.I.O.
heeft gewerkt, zijn: Amsterdam, Almelo, Amersfoort;
Apeldoorn, Arnhem, Baarn,’ Bennebroek, Bennekom,
Boxtel, Ireda, Budel, Delft, Deventer, Dronrijp,
Edam, Egmond-Binnen, Eindhoven, Emmen, Enschede,
1-lattem, Giessendam, Ginneken, Den 1-laag, Groningen,
1-laarlem, Heerlen, 1-leilo, ‘s- l-lertogenbosch, Kerkrade,
Leiden, Maastricht, Markelo, Middelburg, Noordwijk,
– Heesch, Nijmegen, Ommen, Ossendrecht, Princenhage,
Rockanj e, Roosendaal, Rotterdam, Brunssum, Sliedrecht,
Sprang, Stadskanaal, Tilburg, Utrecht, Velsen, Venlo,
Vught, Winschoten, Wormerveer, Zuidland, Zwolle. Verder in alle kampen voor jonge werkloozen.

Slotop merk in gen.

Tenslotte dient nog te worden vermeld, dat het I.V.l.O.-
werk ook de aandacht heeft getrokken van het Depar-
tement van Onderwijs, Kunsten en- Wetenschappen.
Toen na den oorlog een aantal scholen niet in staat was het normale onderwijs te hervatten, heeft de Secretaris-
Generaal, waarnemend Hoofd van dat Departement,
het I.V.I.O. ingeschakeld om tijdelijk hulp te bieden.
Ook bij het Amsterdamsche onderwijs is voor sommige
scholen gebruik gemaakt van het l.V.I.O.-werk.
Resumeerende kunnen wij zeggen, dat het I.VI.O.
zijn sporen heeft verdiend. Veel ervaring werd in den
loop der jaren verworven, aanvankelijk gemaakte fouten
konden worden hersteld, waardoor het gehalte van het onderwijs steeds kon worden verbeterd. Het is te ven-
schen, dat het I.V.I.O. in staat zal blijken om dit werk
met kracht te blijven voortzetten.

MEIJER DE VRIES

AANTEEKENINGEN.

De afstand van Bessarabië aan de Sovjet-Unie in

zijn economische beteekenis voor de Roemeen-

sche volkshuishouding.

Over den invloed van het verlies van- Bessarabië op de
economische structuur van Roemenië verschaft Werner
Zimmermann eenige helangwekkênde gegevefis in ,,Der
deutsche Volkswirt” van 26 Juli 1940.
Deze invloed doet zich, volgens hem, in

hoofdzaak ge
voelen in den agrarischen sector van het economisch
leven. Op industieel gebied zijn de wijzigingen van onder-
geschikte beteekenis. Van de ruim 3500 fabrieken, welke
Roemenië telde, wat-en er slechts 126, voornamelijk levens-
rniddelenindustrieën, in Bessarahië . gevestigd, die niet
meer dan 2 pCt. van het in de gezamenlijke Roemeensche
industrie geïnvesteerde kapitaal vertegenwoordigden. In
het afgestane gedeelte van de Boekowina was de heteeke-
nis der industrie weliswaar grooter, maar, alles tezamen
genomen, bedraagt het verlies aan industrieele capaciteit
voor Roemenië nauwelijks 5 pCI. De nog geringe dichtheid
van het verkeer in de betrokken gebieden is oorzaak, dat
zich ook in verkeerstechnisch opzicht geen wijzigingen
van beteekenis voordoen.

De inploed op agrarisch gebied.

Van het totale Roemeensche territoir, ter grootte van
circa 295.000 km
2
, met 18 millioen inwoners, nam Bess-

arabië ongeveer 54.000 km
2
met 4 millioen inwoners in
beslag. liet overwegend agrarische karakter van het land
komt beter tot uitdrukking in de cijfers betreffende Bess-
arabië dan in die betreffende het geheele vroegere Roemeen-
sche staatsgehied. Terwijl in geheel Roemenië 80 pCt.
van de bevolking op het platteland gevestigd was, bedroeg
dit percentage voor Bessarabië 87. Van de bodemopper-
vlakte van geheel Roemenië was 45 pCt., van die van
Bessarabië 70 pCt. akkerland. Opmerking verdient, dat
het aandeel der haridelsgewassen in de totale bebouwde
oppervlakte van Bessarahië 8,7 pCt. bedroeg en van de
overige deelen van het land gemiddeld slechts 3 pCt.
Van de meeste der belangrijkste agrarische export-
producten van Roemenië: tarwe, maïs, veeteeltproducten
en handelsgewassen, was een vrij aanzienlijk gedeelte af-komstig uit Bessarabië.
De verbouw van graan neemt ongeveer 85 pCt. van de
bebouwde oppervlakte van Bessarabië in beslag. 1-let aan-
deel van de productie van de belangrijkste graansoorten
in de totale Roemeensche graanproductie blijkt uit de

navolgende cijfers betrffende 1937:

21 Augustus 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

523

Voortbrenging van granen in 1937.

(in duizenden tonnen)
Roemenië.

Jiessarabië.

Tarwe

3800

760 (20 pCt.)
Maïs

4660

740 (16 pCt.)
Gerst

950

310 (33 pCt.)
Rogge

450

130 (30 pCt.)

De totale met handeisgewassen bebouwde oppervlakte
is, vooral sinds de uitbreiding der handelsrelaties met
Duitschland, sterk toegenomen. Zij bedroeg in de periode
1931-’35 voor geheel Roemenië gemiddeld 379.000 ha,
waarvan 189.000 ha in Bessarabië. De belangrijkste pro-
ductiecijfers zijn hier naar schatting als volgt:

Jaarlijksehe voortbrenging van handelsgewassen.

(in duizenden tonnen)

Roemenië.

Eessarabië.
Soaboonen

50 â 70

ca. 70 pCt.
Zonnebloempitten 170 ë 200

65 ë 70 pCt.

Van de met
tabak
bebouwde oppervlakte van Roemenië
lag circa 25 pCt. in’Bessarabië; van den
vijnboun
bedroeg
dit percentage ongeveer 35 en van de
notenteelt
bijna 50.
T. a. v. den
oeestapel
van Roemenië, bezat Bessarabië
14 pCt. van de runderen, 19 pCt. van de schapen en IS
pCt. van de varkens. Deze voorzagen echter voornamelijk in de eigen behoeften van Bessarabië.
Alles tezamen genomen, blijkt Roemenië derhalve op agrarisch terrein een niet onbelangrijk verlies te hebben
geleden. De schrijver van bovengenoemd artikel acht het
echter niet ondenkbaar, dat Roemenië dit verlies door
middel van verbeteringen in de bodembewerking, zorgvul-
d ige zaadselectie en andere intensiveeringsmaatregelen te
hoven zal komen.

Overhcidsmaatregelen op economisch gebied.

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIEMNG.

Kaas en melkproducten.
Sedert 28 Juli j.L is de steun-
uitkeering op deze producten vevallen. Voor voorraden
melkproducten geldt een overgangsmaatregel. Alle admi-
nistratieve verplichtingen bi ijven echter gehandhaafd.
(E.V. 2/8/’40, pag. 957.)

Mengvoetler. De verschillende soorten mengvoeder,
welke zijn vermeld op den bestelbon voor de periode
van 22 Juli tot 19 Augustus, mogen in andere dan de
op den bon aangegeven hoeveelheden worden afgenomen,
mits het totaal gelijk blijft en nooit meer ochtendvoer,
opfok- en overgangsvoeder voor kippen en kuikens, als-
mede gemengd eendenvoeder, afgenomen wordt dan de
van deze soorten op den bon vermelde hoeveelheden.
Deze regeling geldt ook voor volgende toewijzingsperioden.
(E.V. 2/8/’40, pag. 958; Stct. No. 142).

GELD-, CREDIIET- EN
BANK WE ZEN
EN BELASTINGEN

Betalingen aan Dsiitsche schuldeiseliers. Voor zoover
niet anders bepaald, dienen alle betalingen van Neder-
landsche schuldenaren aan Duitsche schuldeischers thans
te geschieden door storting in de Nederlandsch-Duitsche
clearing. Dit betreft dus o. a. ook hetalingen voor rente en. andere financieele verplichtingen, pensioenen e. d.,
en voor eventueele overmaking van kapitaalbedragen
naar Duitschland. De bijzondere regeling voor den ver-
koop van reischèques en Registermarken voor onder-
steuning enz., blijft bestaan. (E.V. 2/8/’40, pag. 963.)

Deviezenverkeer. Met ingang van, 27 Juli is het, krach-
tens het Deviezenbesluit 1, aan ingezetenen veroorloofd
zonder vergunning van het Deviezeninstituut:
10.
Over in Duitschland geblokkeerde tegoeden (,,Sperr-
guthaben”) te beschikken, deze te bewaren en te ver-
vreemden, voorzoover zulks krachtens de daarvoor van

Duitsche zijde gegeven bepalingen zonder vergunning
kan geschieden, dan wel door de bevoegde Duitsche
instanties of in het Nederlandsch-Duitsche betalings-
verkeer door de in beide landen bevoegde instanties
vergunning is verleend.

20. Flandelingen te verrichten ter uitvoering van over-
eenkomsten, welke door groepen van Nederlandsche
hanken-schuldeischers met Duitsche schuldenaren met
toestemming der Duitsche Rijksbank over de behandeling
van tusschen de deelgenooten dezer groepen bestaande
schuldverhoudingen zij ii gesloten (,,Deutsche Kreditab-
kommen” van 1939 en 1940), met dien verstande, dat
voor het verkrijgen van registerniarktegoeden uit het
buitenland steeds vergunning van het Deviezeninstituut
is vereischt.
30 Van ingezetenen, , ,registrierten Berechtigten”, re-
gistermarktegoeden voor de in het ,,Kreditabkommen”
bedoelde dan wel door de Duitsche Rijksbank toegelaten
doeleinden tegen betaling in binnenlandsche geldsoort
te verkrijgen, zoomede over deze tegoeden overeenkom-
stig de bestaande bepalingen te beschikken.
40
Ten gunste van de ,,Treuhandverwaltung Îür das
deutsch-niederliindische Finanzabkommen, G.m.b. 1-1.”,. te
Berlijn betalingen in binnenlandsche geldsoort bij De
Nederlandsche Bank te verrichten.
5°. Aflosbaar gestelde binnenlandsche effecten, welke
aan niet-ingezetenen toehehooren, zoomede betaalbaar
gestelde coupons en dividendbewij zen van zoodanige
effecten te innen en den niet-ingezetene voor de opbrengst
te crediteeren.
6°. Betalingen in binnenlandsche geldsoort te verrichten
aan ingezetenen ter voldoening van verplichtingen op
grond van met of voor rekening van niet-ingezetenen
gesloten verzekeringsovereenkomsten.
7°. Over hun toebehoorende binnen het bezette Ne-
derlandsche gebied berustende, doch niet in het vrije ver-
keer ingevoerde goederen te beschikken, deze, te bezwa-
ren en te vervreemden, voor zoover zulks niet middellijk
of onmiddellijk geschiedt ten gunste van een niet-inge-
zetene. (E.V. 2/8/’40, pag. 962; Vërordeningenblad No. 14.)

Rijkseredietkasbitjetten. De invoer hiervan (Reichs-
kreditkassenscheine) uit het bezette Belgische gebied
is, met uitzondering indien het betreft loonbetalingen aan
• zgn. grensgangers (zie E.V. 9/8/’40, pag. 988), sedert 27
Juli slechts veroorloofd met toestemming van het De-
viezeninstituut. (E.V. 2/8/’40, pag. 962; Verordeningen-
blad No. 14).

STATISTIEKEN,

J3ANKDISCONTO’S.

N d

Disc. Wiss. 3

28Aug. ’39
1
e
Lissabon

. . .
.
4

11

Aug.’ 37
Bk..

Bel.Bi.Eff. 34 28 Aug. ’39
Londen

……..
2

26 Oct. ’39
Vrsch.inRC 34 28Aug. ’39
Madrid

……
4 29Mrt. ’39
1
)
Athene

……
6

4 Jan. ’37
N.-York F.R.B.
1

27 Aug. ’37
Batavia

……
3

14 Jan.

’37
Oslo

……….
.i421 Sept. ’39
Belgrado

……
5

1

Febr. ’35
Parijs

……..
2

3 Jan.

’39
Berlijn

……..
34

9 Apr.

’40
Praag
……….
3

1Jan. ’36
Boekarest

34

5Mei

’38
Pretoria
………
3415 Mei

’33
Brussel

……
2′) 25 Jan. ’40
Rome
……….
44 18 Mei

’36
Boedapest

. . .

4

28 Aug. ’38 Stockholm
……
34 17 Mei

’40
Calcutta

……
3

28 Nov. ’35
Tokio

……..
3.46 11 Mrt’38
Dantzig

……
4

2 Jan. ’37
Warschau
……
44 18 Dec. ’37 Helsingfors

….
4

3 Dec. ’34
Zwits. Nat. Bk
14 25 Nov. ’36
Kopenhagen

.

4422Mei

’40
‘)

11
%

bankwissels i.z. verk.
Belgische prod: in
1meI buitenland.
‘) Niet officieel bevestigd.

OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSCI-IE BANK
aluta’s (schriftelijk
en

t.t.)

IN-York
1
Berlijn
1Brussel
1
Zürich
IStockhl
Helsinki 13Aug. 1940
1.88
1
1,
78.354
30.14
42.804
41.854
3.814
14

,,

1940
1.88’1,
75.354
30.14
42.844
41.854 3.814
15

,,

1940
1.88
1
/,
78.354
30.14
42.88
41.854
3.814
16

,,

1940
1.88’1,
78.354
30.14
42.88
41.854
3.814
17

,,

1940
1.88’1,
75.354
30.14
42.88
41.854 3.814
19

,,

1940
1.88’1
8

75.354
30.14
42.88
41.854
3.814
Laagste d.w.
1.88
1
1,,
75.28
30.11
42.76
41.81
3.81
Hoogste d.w.
1.88
1
1
1
,
75.43
30.17
42.92
41.90
3.82
Muntpariteit
1.469
59.263
24.906
48.003
66.671
6.266

524

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Augustus 1940

KOERSI4N Tit LONI)EN.

Ptaats(-nen
tanden

Not.
cent].
5110 Aug.
’40
Laagste Hoogste
10 Aug)
1940
12117
Aug.’40
1
Laagste

floogste
17Aug 1940

Officieel:
New York
S P.
£
4.024

4.034
4.03
4.024 4.034

4.03
Parijs

1er.p.
.-



– –


Stockholm
Kr.p.£
16.85

16.95
16.90
16.85 16.95

16.90
Montreal
$
p.
£
4,43

4.47
4.45
4.43
4.47

4.45
Buenos Aires
Pas.p2
16.90

17.13
17.014
16.90
17,13

17.014
Niet-Officieel:
AlexanclriO
P. p.
£
97.50

97.50 97.50 97.50 97.50

97.50
Athene
Dr.p.
525

525 525 525 525

525
Bangkok
5h. p.tical
22.12

22.12 22.12 22.12
22.12

22.12
l3ontbay
Budapest


d.p.r.
P. p.
£
18.-

18.-
18.75

19.37
8.-
19.37
18.-
19.37
18.-

18.-
19.75

19.75
hongkong
d. p.

$
IS.-.

15.-
15.- 15.-
IS.-

IS.-
Istnbul
515

515
515
515 515

515
Kobe
d.

P.

yen
14.3,7

14.75
14.37
16.25
14.37

14.25
Lissabon
Escu.
p £
100.- 100.-
00.- 00.-
100.- 100.-
Madrid
Pt.p.
£
37.70

1
37.70
37.70
37.70
37.70

37.70
Montevideo
d.p. p.
22.25

22.50 22.50 22.50
23.- 23.-
Rio dc Janeiro
d.p.

mii.
3.25

3.25
3.25
3.25′) 3.25′)

3.25′)
Shanghai
cl. p.
$
3.75

3.87
3.75
3.75 3.75

3.75
1
Singapore
cl. p.
$
28.18

j
28.18
28.18
28.18 29.18

28.18
‘) Nominaal.
ICOI4RSEN TIl NEW-YORK. (Cabic).
Data

Londen

Parijs

Berlijn

Amsterdam

($
per £)

($
per
100
fr.)($ P.
100
Alle.) ($ P.
/100)
13 Aug. 1940

4.00’1,

40.00


14

, 1940

4.02′!,


1
0.00


15

1940

4.02’1,

40.00


IS

1940

4.02′!,

40.00


17

,, 1940. 4.02’/,

40.00


19,, 940

4.01’1,

39.95


21 Aug. 1939

4.68
1
1,

2.64″/,,

4 0. 10

53.60
Munipariteit

4.86

3.90’1,

23.81’1,

40
1
1
1
,
ZILVERPIUJS

,

GOuDI’IUJS
,onden
‘)

N. York
‘)

A’darn
‘)

Londen’)
13 Aug. 1940.. 23
1
1,

34
1
1, 13 Aug. 1940.. 2105

1 681-
14

1940.. 23
1
1,,

34
3
1, 14

1940.. 2105

1681-
15

,,

1940.. 23
1
1,

34
3
/, 15

,,

1940.. 2105

1681-
16

,,

1940.. 23’/,

34
1
1, 16

1940.. 2105

1681-
17

,,

1940..

34
3
/, 17

,,

1940.. 2-105

1681-
19

.,

1940.. 23′!,,

34
1
/, 19

,,

1940.. 2105

1681- 21 Aug. 1939.. 17
1
1,,

36
1
1, 21 Aug. 1939.. 2105

14817

23 Aug. 1939.. 18
1
1,,

37
1
1, 23 Aug. 1939.. 2110

148/6
1
1,
‘)
In [tente p.
0e.
stand.
‘)
Foreign silver In $e. p. oz. line.
‘)
In guldens per lIg. 1000/ludO.
‘)
In sh. p. oz. line.

STAND
VAN
‘s
R1JKS
KAS.

Vorderingen

15 Aug. 1940

7 Aug. 1940
Saldo van ‘s 1-tijks Schatkist
hij de Nederlandsche Bank

1 10.789.067,21
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten …………….1

19.330,04

,,

102.461,47
Voorschotten op uIt. Juli resp.


Juni 1940 aan de gemeenten
verstr. op a. haar uit te kee-
ren hoofds. der pers. bel.,
aand. in de hoofds. der
grondbel. en dergem. fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
laslingen en op de vermo-
gensbelasting ………………..-

1.467.483,81
Voorsehotten aan Ned.-Indi8′) ,, 73.194.122,82

72.711.711,56
Idem aan Suriname
‘)
……
….
9.616.982,70

,,

9.616.982,70
Kasvord. weg. credietverst.
a/b. buitenl
.

…………
….79.009.087,96

,,

79.400.393,62
Daggelclleeningen tegen onder-
pand

…………………..


Saldo der postrek. v. Rijks-

comptabelen …………
…67.453.138,13

,,

68.589.056,69
Vord. op het Alg. Burg. Pen-
sioenfonds
1)

…….


Vord. op andere Staatsbedr.
en instellingen
‘)

45.535.040,07

,,
54.536.478,20
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank
ingev. art. 16 van haar oc-
trooi verstrekt ……….
..11.180.417,35

Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt

Schatkistbiljetten in omloop

78.912.000,-
,,
78.912.000,-
Schatkistpromessen in omloop

597.600.000,-
1
)
,,
590.400.000,-‘)
Daggeldleeningen ……….
……..

Zilverbons in omloop ……
….23.929.964,50

,,
22.667.112,-
Schuld opultimo Juli resp.Juni 1940a/d.gem. wegensa.h.uit
te keeren hoofds. d. pel’s.
bel., aand. i. cl
. hoofcls. d.
grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
dc vermogensbelasting….,, 5.405.564,43

Schuld aan Curaçao
‘)
……
…….
250.738,05

250.738,05
Schuld aan het Alg. Burg.


Pensioenfonds
‘)

……..
…….
426.884,
2
8

,,

30.889.870,03
Id. a h. Staatsbedr. der P.T.
en T.
‘)

……………….
209.337.71 1,86

,,
199.321.889,55
Id. aan anderO Staatsbedrij-
– ven
‘)

.

………………

21.500.000,-

,,

21.500.000,-
Id. aan div. instellingen
‘) ..,,
60.901.287,59

,,
169.943.467,59
‘)
In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist.
‘)
Rechtstreeks hij De
Nederlandsche Bank t 42.000.000,-
‘)
Idem t 82.000.000,–

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Verkorte Balans op 19 Augustus 1940
– Activa.
Binnenl. Wissels,

(
Ilfdbank.

t
49,837.660
I’romessen, enz.

Bijbank.,,
483.500
Ageiltsch.

,,
2.244.538
t
52.565.698
Papier op het Buitenland
.

f
300.000
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen

300.000
Beleeningen mcl.

Ilfdbank.

f
154.309.308
‘)
voorschotten in

Bijbank.,,
5.574.409
rekening-courant
(
Agentsch.,,
66.196.435
op onderpand
226.080.152
Op Effecten

ene.

……..

t
224.870.536 ‘)
Op Goederen en Ceelen …….
1.209.616
226.080.152
‘)
Voorschotten

aan

het

Rijk

………………
15.000.000
Munt en inuntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….f

1.133.808.396
Zilveren

munt,

enz.

…….

..
15.201.704
1.149.010.098
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,

47.866.567
Gebouwen en meubelen der Bank

…………..
4.500.000
Diverse rekeningen

……………………..
..18,963.803

11.514.286.318
Passlva.
Kapitaal

…………………………….
t

20.000.000
iteservefonds

…………………………..
4.454.252
Bijzondere

reserves ………………………..
13,494,514
Pensioenfonds

…………………………..
10.910.341
Bankbiljetten

in

omloop

…………………..
1.285.837.625
Bankassignation

in

omloop

………………..
8.939
Rek.-Courant

Van het Rijk

1


saldo’s

Van anderen

,,

176.361.401
176.361.401
Diverse

rekeningen

…………………….
3.21 9,246
1.514.286.318

Beschikbaar

metaalsaldo

………………..
564.151.525
Minder bedrag aanbankbiljutten in omloop dan
waartoe de Bank gerechtigd is

…………..
1.410.378.810
Schatkistpapier, rechtstreeks hij de Bank onder-
gebracht

…..

….

…………………..
..42,000.000
Waarvan aan Ncderlandsch-Indiê
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) t

57.977.150

Voornaamste posten
In
duIzenden guldens.

Gouden
t

u.rcu-
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
munt en
‘)I
latie
opeischb.
Metaal-
kinsgs-
muntmaler.
1

..
schulden
saldo perc.
19Aug.
‘4vt
1.1
33.808
1.285.838
1

16.370
564.152
±78.5
12

‘4I
1.131.278
1.281.464
1

180.367
560.976
±78
5

,,

’60’
1.127.610 1.286.806
J

193.647
549.098
78
6 Mei

‘401
1.160.287 1.158.613

1
255.183
607.242
83
Totaal
Schatkist-
Betee-
Papier
Data
bedrag
prom.
1
op het
reken. disconto’s
rechtsir.

nvrtgen

1
buitent.
(act.)
19 Aug. ’40
52.566
t

42.000
1 226.080
300
iTTï4
12

’40
64.127
t

52.000
1

221.832
300
118.754
5

,,

’40
94.836
1

82.000
1

222.211
300
117.605
6 Mei

’40
9.853
1


1

217.756
750
1
20.648
‘) Per 1 April 1940 herwaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-perccntage van 18 pCt.

DUITSCI-IR RIJKSEANK.

Goud
1

Renten-
1

Andere
wissels
Belee-
Data
en
bank-
1

chèques en
ninoen
dcvi
ezen
1

schuine
schatkistpapier
7 Aug. 1940

1
77,8

i
355,1

1
12.571,0
1

18,8
31

Juli

1940
t

77,6
1
334,7

1
32.61 3,1
1

28,5
23

,,

1940
1

77,8
1

426,1

1
11.825,4
1

22,7
23 Aug.

1939
1

77,0

1

27,2
1
8.140,0
1

22,2

Data
i.ffec-
Diverse
1

Circu-
1

Rekg.-

1
Diverse
t
en
Activa latie
1

Cr1.

1
Passiva
7Aug.’40
97,5
1.661,6
12.520,2
i
1.650,1

i
462,2
31

juli
’40
114,3
1.814,4 12.769,6

1
1.620,4

1
452,8
123,3
1.779,4
12.015,4
1

1.808,3

1
443,0
23Aug, ’39
982,6
1.380,5
8.709,8
1

1.195,4

1
454,8
BANK
VAl!
ENGELAND.

Bankbitj.
Bankbilj.
Other Secturities Disc,
and
Secu
5

Data
Metaal
in
in Bank.
circutatie Departm.
Advances
ritjes
14 Aug.

’40
1.180
613.910 16.330

5.390
20.760
7

,,

’40 .110
613.670
16.570 3.130 22.020
31

Juli

‘4 01
1.110
1

609.540 20.700
3.270 21.500
25

,,

‘401
1.260
607.590 22.640
3.140 22.240
23 Aug. ‘39247.263
508.064
38.353
5.711
24.334

cov
Public
Other Deposits
Dek-
Bankers
Other
Data
Sec.
Depo
.
Reserve
1

kings-
Lerc.
Acc.
‘)
14 Aug. ’40
161.7

10
30.690
107.620
68.780
47.210
9,2
7

,,

’40
157.330
19.240
114.090
48.570
17.430
9,6
31

Juli’40

152.860
22.680
106.260 52.270
21.560
1

1,9 25

,,

’40
154.100
30.270 103.960 50.970 23.650
12,8
23 Aug. ’39
99.666
22.371
92.132
36.229
1

39.199

26,0
‘) Verhouding tusschen Reservè en Deposits.

Auteur