8 JUNI 1938
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Statistische
Ben*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR
HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEEUNGEN
VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
23E JAARGANG
WOENSDAG 8 JUNI 1938
.
.
No. 1171
COMMISSIE VAN REDACTIE:
–
‘ ‘
GELD., KAPITAAL- EN ‘WISSELMARKT.
P. Iiie! tinck N. J. Polak J. Tinbergen; F. da Vries en
La
de verslaguweek waren de mutaties op de ‘issehnarkt
beti
–
ekkelijk gerbng. Over het algemeen kan men zeggen,
11. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretarms).
r1f
h
et
fn,,nri,f, h1çpf
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatwe.g.
‘Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh G van Ditmar N:V., Uitgevers, Rottedam, Am-
sterdam, ‘s- Gravenhage. Pos tchè qua- en tjiro-rekening
No. 145192.
ii,bonnementsprijs voor het weekblad franco p., p. in
Nedrland f 16,–. Ab onnements prijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Jloloniën resp. f 18,—.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en laden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
BIz.
VIJF EN TWINTIG JAAR NEDERLANDSCHE KUNSTZIJDE
door Prof. Ir. Is. P. de Vooys …………………424
Dc beteekenis van octrooien voor de kunstzijdeinds-
trie door Mr. L. J. van der Valk ……………… 426
Nederland ontwaakt! door
M. F. J. Goot …………429
Een triest record. Rubberrestrictie
55
pOt. door
J. F.
Haccoû………………………………….430
Obligatie- en aandeelenmarkt in tijden van kapitaal-
overvloed en politieke spanning door
Dr. W. Maiitver 431
BUII’ENLANDSOHE MEDEWERKING:
Frankrijk’s productie en koloniaal-programma door
Dr. R. Weichmann……………………….433
AANTEEKENINGEN:
Het jaarverslag
1937138
van de Nederlandsche Bank
435
Enkele gegevens over de ontwikkeling van de kunst-
zijde-industrie …………………………..
438
BOEKAANONDIGINGEN………………………..
438
Statistieken:
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………..
439, 442
Groothandeisprijzen ……………………………….’.’.
440-441
Het kapi aal, .dat Europa als tOekOmsllg slagveld mydt,
zoekt nog een toevlucht in dc Vereenigde Staten. De J)ol-
Lar bleef de heele week vast gestemd op om en nabij
1.81
Y4.
Onder die omstand’iglhedesi doet het vreemd aan,
dat Minister Moegenthau liet noodig oordeelde, devaluatie-
geruchten te dementeeren. De vraag- en aanbodsverhou-
ding op de markt voor Dollars is allerminst een aauvij-
zing dat algemeen of zelf’s op eanigsziu.s ruime schaal
devaluatie wordt gevreesd. Lndeidaad is hc’t waar, dat
in de Voreenigde Staten zelve telkens deze geruchten op-
duiken, en objectief gezien moet men dc ‘mogelijkheid, dat
‘te gelogeeei- tijd, wanneer men geen naderen uitweg uit
da depressie slot, naar dit ‘middel zal worden gegrepen
allerminst al’s uitgestoten beschouwen. Het dementi geldt
natuurlijk slechts voor het oogenbli’k en de naaste toe-
komisst. Verdere beteakenis kan men daaraan niet hech-
ten. De Ameri’kaansche Regeeriingheeft’meer dan eens blijk
gegeven niet voor dubieuze ezperi.menten terug ‘te schrik-
lcn indien de omstandigheden tot noodsprongen dringen.
Tin Europa is, zooads gezegd, het vertrouwen ‘in dan
Dollar ‘nog voldoende om de k’ade kansen van deze munt
lager aan ‘te slaan dan de bedreiging van kapi.taa.lsconser-
veel-ing elders. Ook de” stijgimïg ‘van het termijudisagio
voor Dollars is geenszins een aanwijzing voor devaluatie-
angst, doch ‘slechts een natuurlijke reactie van de termijn-
noteering ‘op een contanten koers, waarvan men zich reali-
seerit, dat ‘hijihet uitvloeisel is van tijdelijke omstaindigihedan.
De Pondenno’teering heeft te ouzent maar heel weinig
geschonmmol’d, deze bleef om en iaibij
8.96.
Tegen het
eind van de week waren zoosveil Dollars als Ponden iets
lager, op wolk ‘ntveau de koersen zich in het begin van de
nieuwe w’eek kenden handhaven. Het Egalisatiefon’ds hoef-
de slechts zelden te ijutervenieeren, en dan nog voor ge-
i’inge bed I’agen.
Fransche Franes waren over het geheel ‘ieits luier ge-
stemd, echter met weinig fluctuatie. Het Fr.an’sche Egali-
satiefonds moest meestal wat Franes opnemen om verdere koereinninking te vermijden. De kapitaalteruigvloei’in’g is
teneinde, uit niet zoozeer in vem-‘baud met intem’niutionale
cli-eigingen als wel in verband mt weer toenemende kans
’01) bin iienimendsei,h’e nioeulj.kiheden, waardoor de sartenrings-
plan neem wed’ sterk belemmerd zullen blijken. Dientenge-
volge was ook ‘het termnijndisagiio weer iets grooter.
Beligische Franos waren contant vester op
30.65 h
30.67.
Men schrijft de steumting toe aan del&ings’vraag
voor posities die waren aangegaan toen voor het eerst
deze valuta te lijden had ondeir baisse-aami-vallen. Indem-daad
zijn een deel van die posiitiie gladgesteld, terwijl ook wl
prol’oagatietr’ansaofiies wenden geregistreerd. Het is altijd
een open ‘vraag of men een vaste stemming op de con-
tante niarict in’ noemnenswaai
–
‘d’igen omvang mag toeschrj-
ven aan dekkiingsaankoopeu, omdat men zich toch dient te realiseeren dat de ‘tegenpartij, die de contante valuta’s
geleverd krijgt deze 61 weer moet liquideoren dan wel een
aankoop achterwege moet latei, die zonder de termijn-
transactie zou zijn geschied (liet eerste bij specuiatie’ve,
het tweede bij reëele tegenaffalres). Een voorbij;gaanden
invloed is ‘natuurlijk niet ondenkbaar. Wet da termijn-
markt betreft, deze toonde eerst
–
cen herstel tot
55
ets.
voor dnie.maandsleveri’ng, daarna weer een reactie tot
90
ets., waarna weer een lichte verbetering intrad.
De beleggingsmarkt ‘vertoont weinig verandering, de
stemming ‘is niet ongunstig, m’aaf de beleggers blijven
positief terughoudend, zoodat voor nieuwe uistgiften de
sithilitie niet gunstig is.
424
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Juni 1938
VIJF EN TWINTIG JAAR NEDERLANDSE
KUNSTZIJDE.
Onsaan van de kunstzijde-industrie.
Over de naam kunstzijde is in de laatste jaren
veel te doen geweest. In Amerika, Engeland, Italië en
Frankrijk is men tot een herdoping overgegaan. De
nieuwe naam luidt: ,,rayonne” wijzende op de glans,
die aan het product eigen is. Aanleiding daartoe was
de afgunst van de oude echte zijde-industrie, die aan
het artificiele product. het zijdekarakter wenste te
ontzeggen. De jonge industrie had er geen bezwaar
tegen de naam te wijzigen. Bij een groter publiek
toch schijnt het woord ,,kunst” als voornaamwoord
meer argwaan dan bewondering te wekken. Bovendien
was men van mening, dat het nieuwe product van
een dergelijke betekenis in de textielindustrie was
geworden, dat het niet als een imitatie van zijde
mocht worden beschouwd, maar een eigen zelfstandig
bestaan had veroverd.
In Duitsland is blijkbaar vroeger een gelijksoor-
tige poging gedaan, zoals wel blijkt uit het woord
,,Glanzstoff” voorkomende in de naam der grootste
producente, de Vereinigte Glanzstoff-Fabriken.
Bij ons is het woord kunstzijde gebleven en toen de
Nederlandsche .Kunstzijdefabriek in Arnhem, kortweg
aangeduid als ENKA, in 1929 zich met de Ver-
einigte Glanzstoff-Fabriken verbond, kreeg het con-
cern de naam Algemeene Kunstzijde Unie.
Tegenwoordig wordt er wel eens gesproken van
synthetische vezelstoffen of van synthetische textiel-
grondstoffen in tegenstelling met de natuurproduc-
ten. Hierbij is te bedenken, dat men onder synthe-
tische stoffen verstaat stoffen, die door een opbouw
uit andere stoffen met chemische middelen
zijn
ver-
kregen. Men zou dit kunnen beperken tot de produc-
ten voor wier vervaardiging uitgegaan werd van
lucht, water en kolen. Daaran staat de kunstzijde-
industrie verre. Zij gaat ook volledig uit van plant-
aardige stoffen, wier opbouw in de natuur is ge-
schied. Voor 3 soorten kunstzijde is dit de cellulose,
zoals die voorkomt in de katoen, omdat men van
katoenafval uitgaat en slechts voor één soort kunst-
zijde is het de cellulose, zoals die in hout wordt aan-
getroffen en vrijgemaakt is van harsen en lignose
door het koken met chemische stoffen.
Wat aan de
kunstzijde
het artificiele karakter geeft
is het volledig imiteren van wat in de natuur door
de spin en door de zijderups geschiedt. Deze persen
ul. een in hun organisme gevormde en verzamelde
taaie vloeistof door een fijne opening tot een einde-
loze draad, die daarna in de lucht verhardt. De spin-
newebben zijn wel nooit voor menselijke kleding ge-
bruikt, maar de
zijden
draad, die in een cocon ver-
zameld was, is eeuwen lang voor een van de edelste
handelswaren gehouden.
Het is b.v. interessant de uitvoerige beschouwing
te lezen, die G-ihhon daaraan wijdt in zijn ,,Decline
and fall of the Roman Empire”.
Wat de
zijde
voor China, voor de Phoeniciërs, voor
Byzantium, voor Venetië, Italië en Zuid-Frankrijk
geweest is, kan men niet te gering schatten. Onge-
twijfeld dankt de kuustzijde-industrie haar bestaan
aan de pogingen om het natuurproces van de zijde-
vorming kunstmatig na te bootsen.
Reeds in 1862 vindt men het denkbeeld door een
Japanner geopperd om de zijde-afval, die een belang-
rijk deel van de zijde-cocons uitmaakt, in oplossing
te brengen en dan door fijne gaatjes uit te persen.
Nog verleden jaar is precies dezelfde mededeling als een nieuwe Japanse uitvinding in de pers verschenen
en vermoedelijk zal men wel al die
tijd
in Japan zich
met dit probleem hebben bezig gehouden.
Toen in Europa de kiemen der moderne industrie
tegelijk met het begin der natuurwetenschappeljke
ontwikkeling zich vertoonden, werd
bijzondere
aan-
dacht gewijd aan het ontstaan van de echte zijde en is
de gedachte geopperd, b.v. door Robert Hooke, in 1655
en door Réaurnur in 1734, om een imitatie te be-
proeven. Zij dachten aan een vervanging van de
taaie vloeistof, die de
zijderups
vormde, door lijm
en gummi.
Zonder nu verder al te diep in historische bijzon-
derheden te treden kan men de gehoortedata der
kunstzijde-industrie sterk afgerond aldus aangeven:
In 1890 fabriekmatige bereiding der nitrozijde naar
de proefnemingen van I. W. Swan en Hilaire de
Chardonnet; in 1900 de koperzijde, waaraan de, namen
Bronner, De Fremery en Urban verbonden zijn en die
meer algemeen bekend is als Bemberg-zijcle; in 1905
de viscosezijcle; en pl.m. 1920 de acetaatzijde onder
leiding van de drie gebroeders Dreyfus.
De nitrozijde, waarbij salpeterzuur en aether een
belangrijke rol speelden, is praktisch geheel van het
toneel verdwenen. De koperzijde en acetaatzijde heb-
ben zich vooral daardoor gehandhaafd, dat zij voor
speciale producten een kwaliteitsvoorrang verwierven
en dientengevolge een hogere prijs konden blijven
bedingen.
Van de grootste betekenis echter is de viscosezijde
gebleken te zijn, die berust op de ontdekking van
Cross, Bevan en Beadle in 1891 om de houtcellulose
in een oplossing te brengen, die viscose genoemd
wordt en de naam aan het product gaf. De uitvin-
dingen, die op dit gebied liggen, zijn vooral van che-
mische aard, waarbij niet het minst een rol speelde,
het z.g. spinbad, waarin de uitgespoten draden tot
verharding werden gebracht.
De geschiedenis der kunstzijde-industrie is dan ook
te zien als een aanzwellende stroom van octrooien,
waarvan enkele van diepgaande economische beteke-
nis en invloed waren.
Ook op mechanisch gebied was er veel te doen,
aleer er van een fabrieksprocédé sprake kon zijn.
Het ging nl. om de constructie en de materiaalkeuze van een geheel nieuw systeem van toestellen en ma:
chines, die het mogelijk maakten om een standaard-
kwaliteit prodi.ct op enigszins grote schaal te ver-
vaardigen.
Het zijn vooral de pioniers der afdeling nitrozjde,
die veel konden bereiken, zodat de voornaamste stap-
pen op dit gebied om en
nabij
het jaar 1900 liggen. Toch zouden er stellig nog 10 jaren mee heengaan
eer de verbeteringen en vernieuwingen de voor alle
mechanische inrichtingen noodzakelijke kinderziekten
te boven waren.
Hoe belangrijk het ook is, dat natuurwetenschappe-
lijke grondslagen gevonden worden en dat de tech-niek wordt ontwikkeld om aan de nieuwe procédé’s
en methoden toepassing te geven, zo is dat nog niet
genoeg voor de opkomst en groei ener industrie. Wat
gemaakt werd, moest met voordeel verkocht kunnen
worden en dan kwam het er op aan leiding te geven
aan een groei, die de eerste levensgevaren had door-
staan. Aanvankelijk was het geheel duidelijk; dat de
kunstzijde een goedkoper. surrogaat was voor de goed
betaalde
zijde.
De echte zijdefabrikaten, die een grote
verscheidenheid vertoonden, moesteit in ‘de nieuwe
stof worden nagebootst. De zijdeweverijen, de zijde-
bandfabrieken enz., dienden te experimenteren ook
lang nog nadat in beginsel de concurrent van dé zijde
was aanvaard. Voordat echter successen konden wor-
den geboekt, moesten verschillende eigenschappen
verbeterd worden, nl. de fijnheid van de elementaire
draad, die evenals bij de echte zijde met een groter
aantal werd samengedraaid, de sterkte en de elastici-
teit vooral in natte toestand, verder de regelmaat,
het bijna geheel ontbreken van knopen, pluizen en
dergelijke fouten en tenslotte het aannemen. van een
grote varieteit- kleuren op zodanige wijze, dat geen
verschillen optrtden. ………
Hierin d.w.z. in het samenwerken met (in het kort
gezed) ‘de weerij 6m goedé, houdbare en aangename producten te leren vervaardigen, gepaard gaande aan
een onafgebroken zoeken en beproeven tot veredeling
van het vervaardigde garen, ligt een – terrein van
8 Juni 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
425
grote omvang, waar veel arbeid dikwijls schaars be-
bond werd.
Zeer interessant is het onderwerp van de leiding,
die cle groei der kunstzijde-indistrie heeft oncervon-
den. Alvorens hierover iets te zeggen, zij in ht kort
samengevat hoe die groei is geweest.
Groei van de 1cunstzijde-industsie.
Tot het jaar 1900 is het in alle 1ann- een zoeken
en tasten geweest met proeffabriekjes en lahoratoria.
Alleen de thans verdwenen nitrozijde geleek eniger-
mate op industrie. Van 1900 tot 1914, dus tot het
uitbreken van de wereldoorlog, ligt de periode der
jeugdontwikkeling. Daarin ligt het begin van de Ver-
einigte Glanzstoff-Fahriken (1899), Oourtaulds (1904),
Erste Oesterreichische Glanzstoff-Fabrik, St. Pölten
(1904), het uit verschillende Franse fabrieken ge-
vormde Comptoir des Textiles Artificiels (1910), die
onderling banden hadden aangeknoopt van technische
en finantiele aard.
Vcl6r het jaar 1914 en naast de sterke Duits-Frans-
Engelse combinatie ontstonden de fabriek in Em-
rnenbrücke, Zwitserland (1906), van Toinaszow, Polen
(1910) en de Enka (1911), die korte tijd technische
samenwerking hadden, alsmede onafhankelijk de Bem-
berg (1912). Hoe2eer de industriele betekenis nog be-
trekkelijk gering was, kan hieruit blijken, dat de
kunstzijde aan het eind van deze veertienjarige pe-
riode nog slechts een vierde van liet zijdeverbruik
had bereikt en van alle textielgrondstoffen tezamen
nog geen
1%
pOt, omvatte. Het zij hier, vooruitlopende op de
beschrijving
der
verdere ontwikkeling, aangegeven, dat in de volgende
kwarteeuw het verbruik van echte
zijde
niet verdron-
gen werd, doch integendeel steeg met 50 pOt.
Echter was aan het eind dier periode dus in 1938 het verbruik van kunstzijde negenmaal zo groot als
dat van echte zijde, terwijl het percentage van het
totaal textielgrondstoffenverbruik van de
Y4
pCt. tot
5.2 pOt. was gestegen of zelfs tot ruim 8 pOt., in-
dien de celvezel (kunstkatoen uit stukgeaneden kunst-
zijdedraad) meegerekend wordt.
Het is duidelijk, dat deze winst onheduiderid wei-
nig ten koste van de echte
zijde
werd bereikt, maar
in hoofzaak ten koste ging van katoen 3.3 pOt. en
van wol 4.25 pOt. Deve resultaten zijn slechts lang-zaam en met een versnelde toeneming tot uiting ge-
komen.
Van 1914 tot 1920 is, gedurende de oorlog en de
directe gevolgen daarvan, geen grootse ontwikkeling
mogelijk geweest, maar de bestaande fabrieken kon-
den onder finantieel gunstige omstandigheden toch
hun productie verdubbelen en tot de helft van het
zijdeverbruik opvoeren. Ahnormaal gebruik h.v. voor
munitie bevorderden de vraag. De toepassing van
acetyl-cellulose als vernis voor vliegtuigvleugels leer-
de hoe uit deze stof ook kunstzijde te maken was.
Daarop volgde in 1918 de officiele stichting en pim.
1920 het beginnen der industrieën van de Arnerican
en British Celanese. Alvorens nu na te gaan wat er
na 1918 gebeurde, zij herinnerd aan enige namen
uit de eerste internationale combinatie ni. Dr. Jordan
voor Duitsland, Bernheim en Gillet voor Frankrijk,
Samuel Oourtaulds, Tetiey, Latham en Johnson voor
Engeland.
Vanzelfsprekend bracht de oorlog een wijziging in
dit samengaan. De V.G.F. verloren niet alleen hun
Engelse filialen, maar ook hun aandelen in de firma
Oourta.ulds. Deze laatste was al in 1915 begonnen in
de Verenigde Staten te produceeren, terwijl ook kort
na 1918 Japan, in 1922 met behulb van de V.G.F.,
de kunstzijdefahricage aanving. Trouwens met 1918
was een stichtingsperiode ingegaan b.v. 1918 Ohatil-
lon in Italië, 1919 Hollandsche Kunstzijde Industrie,
1920 Harben’s in Engeland, Senica in Tsjecho-Slo-
wakije, Snia in Ita}ië, 1921 Böhmische Glanzstoff-Fa-
brik, 1922 Soclété Lyonnaise in samenwerking met
Enka, Theresienthal in Tsjecho-Slowakije, 1923 Soie
Belge in samenw’erking met H.K.I.; Courtaulds in
Canada, 1924 Oawallen door de mijnbouwonderneming
Giesche’s Erhen in Breslau, Matarazzo in Brazilië.
Het jaar 1925 zag de stichting van een fabriek in
Keulen als gevolg ener samnwerking van VGF en
Oourtauids, welke firma tegelijk een fabriek in Calais
bouwde. Verder begonnen Enka en IIKI beide een
fabriek in Engeland, dat onder de firma Kirkiees een
verdere ondernening zag beginnen. HKI richtte
haar filiaalhedrijf in- Barcelona op en de Vereenigde
Staten kreeg, behalve de uitbreiding van Oourtauids
en Oelanese, een Bemberg fabriek en een zelfstandige:
de Industrial Rayon. Ongeveer in die
tijd
begon ook
de I. G. Farben in Duitsland met de kunstzijdefa-
bricage. Een verdere opsomming zou eentonig wor-
den. Kenmerkend is echter tweeëriei.
Ten eerste, dat kunstzijdefabricage de onderne-
minslust alom prikkelde, ondanks het feit, dat de
techniek nog verre van gemeen goed was. Dc- sterke
uitbreiding der bestaande grote bedrijven lokte echter
tot navolging. In de tweede plaats bleken de verschil-
lende regeringen zozeer gesteld op de vestiging van
deze
bedrijfstak,
dat zij door protectiemaatregelen
nieuwe ondernemingen begunstigden.
Productiestijging, prijsdaling en kwa.liteitsv erbetering.
Van het jaar 1920 tot 1926 steeg de wereldproduc-
tie snel van 25 tot pl.m. 104 millioen kg om na een
kleine malaise in 1926 de
stijging
te hervatten tot
pl.m. 200 millioen kg in 1930. Vanaf dat jaar zat ook
de kunstzijde-iudustrie volop in de crisis, vat echter
niet wegnam, dat de productie zo snel bleef stijgen,
dat in 1937 pl.m. 540 millioen kg werd hereilct. Dat
er desondanks een crisis woedcle, werd niet alleen ver-
öorzaakt, doordat de productie herhaaldelijk het ver-
bruik voorhijjoeg en periodiek een wanverhoudiug
tussen vraag en aanbod schiep.
De voornaamste oorzaak was een instorting der
prijzen, zoals geen andere bedrijfstak te zien -gaf. Voor
een bepaalde soort zijde daalden de prijzen in de
jaren 1920 tot en met 1937 van
f
32 tot
f
1.50, be-
halve daar waar de
prijzen
kunstmatig werden opge-
houden. De eerste daling die samen viel met de be-
kende prijsinstorting van 1920 en 1921 ging van
f
32
tot
f
13, maar daarna komt een geleidelijke van
f
13
in 1921 tot
f
8 in 1925. Door de enorme stijging der
geproduceerde hoeveelheden stoorde deze daling zeer
weinig de inderdaad grote winstkansen. Een zeer
kleine crisis in 1926 bracht een gevoeliger prijsverval
tot
f
6.50, maar cle technische verbeteringen der f a-
brieken waren van dien aard, dat een geleidelijke
daling tot
f
5 in 1928 de droom van de gouden tijd
nauwelijks verstoorde. Toen was het echter uit.
In 1929 begint een nieuwe periode voor de kunst-
zijde-industrie, die de periode der aanpassing moet
heten.
De prijsdaling hield niet op bij de grens van de
kostprijs en de dreigende verliezen noodzaakten ciras-
tische maatregelen te nemen om met die kostprijs
naar beneden te gaan. Dr. Fentener van Vlissingen
vergeleek in het midden dezer periode deze toestand
met een scherpe wedren, waarin nu eens het paard
kostprijs, dan weer het paard opbrengst een voor-
sprong verwierf.
Ofschoon de kunstzijde-industrie vanaf haar wor-
ding een nauw verband had gekend, dat door de oor-
log wel deels”verbroken, maar niet geheel vernietigd
werd, zijn talloze pogingen om een internationaal kar-
tel tot regeling van-productie en prijs op te richten
steeds mislukt. Het zou interessant zijn de oorzaken
hiervan te bestuderen. In het begin ging het voor
karteblering – de
kunstzijde
veel te goed. Zij lokte eer speculanten dan organisatoren. Daarna ging het de kunstzijde veel te slecht en scheen de selectie door
on.dergang der zwakkeren te nabij om een poging te .doenom hen te redden. Tenslotte eisten de nationale
426
ECONOjM’jSCILSTiTISTISCHE. BERICHTEN
8 Juni 1938
economieën van elk land zoveel, dat de verschillen en
de geschillen te gropt wefçloeen kartel, mogelijk
te maken. V66r de period
4ezfaanpassing,s
er wel-
licht nog een korte periode van speculatie-invloed en
stichtingskoorts te kenmerken, o.a. van ,,kunstzijde-
holding”-mijen., maar na bijna 10 jaar aanpassing is
deze ziekte zo goed als vergeten.
Oniwi1i7ieling van de lcunstzijde in Nederland.
De schets van de achtergond voor de kwarteeuw
Nederlandse kunstzijde is wel wat breed geworden,
maar veroorlooft nu ook beter de. betekenis te zien
van deze vaderlandse bedrijven.
Toen Dr. J. 0. Hartogs in 1911 hulp zocht voor
zijn stichting was de kunstzijde-industrie inderdaad
nog in haar prille jeugd, en men moet de moed en
het inzicht bewonderen van hen, die Dr. Hartogs
steunden. In de jaren 1911, 1912 en 1913 is èr hard
gewerkt om op 10 Juni 1913 de eerste kunstzijde te
kunnen verkopen. Maar daarna tot 1920 heeft het
fabriekje in Arnhem een voorbeeld gegeven van de
moeite om het leven te kunnen hôuden. In 1920. daagt
•ook voor de Enka de gouden tijd, die zich niet tegen
de overmoed kon verweren, bv.
bij
de stichting in
1925 van de British Enka en in 1926’van de Italenka.
De concurrentie van ,.Breda” door. de Hollandsche
Kunstzijde Industrie, die al in 1919 was gesticht en
veel later van de Nyma (1925), scheen aanvankelijk
van geringe invloed. Het merkwaardige toch van de
Nederlandse kunstzijde-industrie is, dat
zij
begonnen,
gegroeid en groot geworden is als exportindustrie.
Zolang de wereldmarkt groot genoeg was, kon con-
currentie weinig deren.
In de aanpassingsperiode van de laatste 8 jaren
zou dat geleidelijk anders eruit gaan zien. De inter-
nationale vrije markt werd hoe langer hoe kleiner, en
de muren om de vrije markten hoe langer hoe hoger.
Onder die omstandigheden werd het voor de Neder-landse kunstzijde-industrie steeds bedenkelijker, dat
aan de verwerking van haar product in het eigen land
zo weinig gedaan was. Hoewel dit sedert enige jaren is ingezien en alom de hand aan de ploeg is geslagen
om de verhoudingen te wijzigen, gaat het niet zo een-
voudig. Kenmerkend voor ‘de kunstzijde-industrie is
het verband tussen haar en haar afnemers, omdat
leverancier en verwerker van het garen tezamen zo-
veel problemen op het gebied van techniek, handel,
mode en inarktanalyse samen hebben op te lossen.
In deze richting is nog veel te bereiken, al is het
ontbreken van protectie, die praktisch overal elders
ter wereld voor de kunstzi.jde-industrie bestaat, een voortdurende verstoorder der samenwerking, omdat
de dumping-leveranciers bij de kunstzijde-verwerkers
in het gevlei komen en zich tussen hen en de kunst-
zijde-industrie plaatsen.
Daar deze soort aanpassing door samenwerking met
de weverij, kousenfabrieken en tricotfabrieken noch
vlot, noch snel ging, trad een andere soort aanpas-sing voor de Nederlandse kunstzijde-industrie met
fatalen dwang op.
De kostprijs moest en zou omlaag en de gemiddelde
daling van de opbrengst moest door kwaliteitsverbe-
tering zover mogelijk geremd worden. Deze taak
heeft de laatste 8 jaren van de kwarteeuw kunstzijde
volledig beheerst, en is dank
zij
de medewerking van
alle bij de onderneming betrokkenen zover geslaagd,
dat er verlangen was in de viering van een lustrum
even uit te blazen.
De Nederlandse kunstzijde-industrie is er niet in
geslaagd’om de lage kostprijzen van Japan en Italië
te ‘bereiken, maar zij is er wel in geslaagd om haar
kwaliteit zo gezocht en haar
prijs
zo laag te maken,
dat zij van de wereld-export haar deel verkrijgt. Daar
in de Ver. Staten en in Japan de kunstzijde-industrie
verbazingwekkend groeide en daarna door autarkisch
streven zowel in Japan als in Duitsland en Italië
opgedreven werd om deviezen voor de aankoop van
katoen en wol te sparen, kon onmogelijk de Neder-
landse industrie”geljket’red houden met ide expansiè
owdia1 e’ldërs :ni “i lii
t. ‘ ‘
vx
‘;Waar van 1913 .t64938 de wereldpr’ducti& toéi
nam vani 11 tot 538 .millioen kg, heeft: Nederland
daaraan slechts een aandeel van ruim 10 millioen of
pl.m. 2 pOt. In 1928 was dat pl.m. 4 pOt. Toch is
in de periode van aanpassing (1930-1937), toen de
afzet oortdurend moeilijker werd, de productie kun-
nen toenemenhet 3.8 millioen of met pim. 55 pOt.
De aanpassingsresultaten kunnen het best hierdoor
worden uitgedrukt, dat de daling van de opbrengst
tot op slechts kon worden goedgemaakt, behalve
door andere grote besparingen doordat het aantal
kilometers garen, dat per werkzame arbeider ver
vaardigd is, vertienvoidigde.
Bijna alle groepen, die hieraan hebben medege-
werkt, hadden een zware opgaaf. De research moest
de kwaliteit dubbel zo goed maken en op alle kosten
sparen.
De technici moesten de machines zodanig vervol-
maken, dat minder arbeiders voor de bediening noçlig
waren.
De mechanisatie eiste voor verdere rationalisatie
een innig samengaan der wetenschappelijke leiding
met de strengst rationele bedrijfsorganisatie.
Textieldienst en verkoop hadden zich tot het uiter-
ste in te spannen.
Wanneer door dit alles bereikt is, dat een belang-
rijke tak der Nederlandse industrie niet alleen behou-
den bleef, maar, toenemende in gezondheid, met an-
dere, eveneeis tot sterke aanpassing genoopte takken
der textielindustrie vruchtbaar kan samenwerken, is
de angstige crisis-tijd niet voor niets doorstaan.
Is. P.
DE
VooYs.
DE BETEEKENIS VAN OCTROOIEN VOOR DE
KUNSTZIJDE-INDUSTRIE.
Niettegenstaande de geweldige ontwikkeling van
de techniek, en de omwenteling welke deze ook in het
leven van den enkeling heeft teweeggebracht, is de
waardeering voor den geestelijken eigendom, waarop
di.e ontwikkeling van de techniek, voor een niet ge-
ring deel steunde, bij dienzeifden entkeling nog zeer
weinig ontwikkeld. De grenzen, die men hetzij uit
innerlijke overwegingen, hetzij op grond der dwin-
gende wettelijke bepalingen, bereid is tusschen het
mijn en dijn op materieel gebied te trekken, blijken
bij de groote massa te vervagen zoodra het ,,dijn”
0
1)
geestelijk gebied komt te liggen. Niet dan met steeds
groeienden tegenzin wordt voor een geoctrooieer(I
artikel een
prijs
betaald die hooger ligt dan de mate-
rieele waarde en ook éen vergoeding voor het genie
van den uitvinder inhoudt, en het verschijnen van een
dergelijk artikel prikkelt oogenblikkeljk tot naboot-sing, zonder dat de inbreukmaker zich in de meeste
gevallen ook maar realiseert, dat hij zich daarmede
evenzeer vergrijl)t aan den eigendom van een ander
als de zakkenroller, die zijn medemensch een horloge
ontfutselt.
De groote massa ziet in de octrooibescherming
slechts een middel, waarmede enkele bevoorrechten
kans hebben gezien zich ten koste der gemeenschap te
verrijken, en het is daarom van het grootste belang
veel algemeener de waarheid te doen doordringen
dat het juist de gemeenschap is welke zich heeft
kunnen verrjken, immers een grootere welvaart deel-
achtig is geworden, dank zij de oétrooibescherrning,
welke aan de uitvindingen van enkelingen werd ver-
leend. Immers, zonder het daarin besloten monopolie
zouden de uitvinders nooit bereid zijn geweest tot
voortzetting hunner dikwijls zeer kostbare experimen-
ten, die dan uiteindelijk een voor de menschheid zeer
waardevol resultaat opleverden.
Ook de geschiedenis der kunstzijde-industrie levert
hiervan een zeer sprekend bewijs. ‘Alleen op de basis
van grondleggende octrooien werd omstreeks een
halve eeuw geleden een aanvang gemaakt met de fa-
8 Juni 1938
ECONOMISCH-STATISTISCfljBERiCHTEN
427
bricage van kunstzljde, welke
1fl4s
niast de natu:ur-
lijk0, zoowel clierlijke als plantaardige, text1stoffen,
een der belangrijkste grondstoffen Vöor de.textielin-
dustrie is geworden, en cle breede massa in staat stelt
tot een kleeclingwijze, welke anders voo haar waar-
schijnlijk onbereikbaar zou zijn gebleven.
I-let belang van octrooien voor de inclustrieele ont-
wikkeling treedt in de kunstzijdefabricage nog dui-
delijker aan het licht, nu vier principieel verschil-
lencie procédé’s tot ontwikkeling zijn gekomen, en de
industrieele toepassing van elk dier procédé’s eerst
werd aangevangen, nadat de betreffende werkwijze
door octrooien was bescherd. Al wordt namèlijk
momenteel ongeveer 90 pOt. der wereld-kunstzijde-
productie vervaardigd volgens het zgn.
VSC
08e-pro-
cédé, zoo zijn daarnaast ook de vervaardiging van
witro-, acetaa-
en
lcoperammoniak-kunstzijde
nog
steeds van belang.
Vanzelfsprekend kan er in het bestek van dit ar-
tikel ook niet bij benadering naar gestreef cl worden
een volledige bespreking van de octrooien op het ge-
bied der kunstzijde-industrje te geven. Daartoe zou
zelfs een artikel van belangrijk grooter omvaiig geen
gelegenheid bieden, doch zou een geheel boekwerk
noodig zijn. Een dergelijk werk van de hand van
Süvernis ook inderdaad verschenen. In den druk
van 1926 worden de 1.250 belangrijkste kunstzijde-
octrooien behandeld, terwijl in 1931 de eerste aanvul-
liiig op dit werk alweer 1035 nieuwe octrooien be-
schreef. Het spreekt dus wel vanzelf, dat hier slechts
de grondleggende octrooien kunnen worden behan-
deld, hetgeen achtereenvolgens voor de vier verschil-
lende kunstzijde-procédé’s zal geschieden.
Nitro-procédé.
De kunstzijdefabricage is feitelijk een paradox, in
zooverre als het eindproduct, dat de fabriek verlaat.
clezelf de chemische samenstelling heeft als de grond-
stof, welke in de fabriek werd gebracht. Dat is name-
lijk hetzij. cellulose als zoodanig, hetzij een bepaalde celluloseverbinding. En het geheim der fabricage be-
staat nu slechts daarin, dat de eene gedaante van
cellulose, bv. papiervellen, in oplossing wordt ge-
bracht, om daaruit die andere cellulosegedaante, den
draad, weer neer te slaan.
Het oudste octrooi op deze paradoxale gedachte
werd in 1855 in Engeland aan
Audemars
verleend,
die ingevolge eener merkwaardige gedachtenassociatie
met het ontstaan van natuurzijde, cellulose in den
vorm van schors van moerbeiboomen behandelde met
salpeterzuur, het zoo verkregen cellulose-nitraat op-
loste in actheralcohol, en uit die oplossing niet be-
hulp van een stalen punt draden trok, welke aan de
lucht verhardden. De in dit Octrooi belichaamde ge-
dachte bracht het echter niet tot industrieele toepas-
sing, en eerst ongeveer dertig jaren later valt een
volgende stap waar te nemen. Het is merkwaardig,
dat hct zoeken niet was gericht op een textielstof,
doch op een geschikten gloeidraad voor electrische
lampen. Het was
Swan,
die in 1883 een Engelsch en
in 1884 een Duitsch octrooi kreeg op het vervaardi-
gen van draden, door een oplossing van cellulose-
nitraat door
fijne
openingen, dus analoog aan de
spinmethode van de zijderups, in een bad van ijsazijn to persen, waardoor het cellulosenitraat stolde en dan
onmiddellijk tot een draad werd uitgetrokken. De
zoo verkregen draden van cellulosenitraat werden
dan gecarhon i seerci tot koold raden.
Swan ontdekte echter reeds spoedig de waarde van
het door hem verkregen tusschenproduct, de drade.n
uit cellulosenitraat, want reeds in 1884 en 1885
waren op tentoonstellingen in Londen textiel-draden
en -weefsels te zien, vervaardigd volgens de methode
van Swan. Zelfs waren deze draden reeds gedeni-
treerd, d.w.z. de nitro-groepen, tengevolge waarvan
de uit nitrocellulose vervaardigde kunstzijde zoo ex-
plosief en brandbaar is, w’aren door een behandeling
met zw’avelainoniuei gedeelte] ijk weggenomen.
Toch braht ook dé)niethodè van Swan het nog
niet tot indnstrieele toepassing: daarvoor was het
procédé te duur. Industrieel bleef zijn werkwijze be-perkt tot cle bereiding van kooldraden, waarvoor cle
draden uit cellulosenitraat slechts een tusschenpro-
duet vormden.
in 1885 werd echter aan
Comte Hilaire de Char-
donnet
een Fransch en een Duitsch octrooi verleend
op een werkwijze ter bereiding van kunstmatige dra-
den, welke analoog was aan de methode van Swnn.
Hoewel Chardonnet nog met groote moeilijkheden te
kampen had, voornamelijk voortvloeiende uit den te
hoogen kostprijs en de brandbaarheid der draden,
welke behalve cellulose ook nitro-groepen bevatten.
slaagde hij toch in de oprichting van de eerste kunst-
zijdefabriek en werd daarmede de grondlegger van
de kunstzijde-inclustrje. In 1884 werd namelijk met
een kapitaal van zes mi]lioen fran.cs de S.A. pour la
fabrication de la soie de Ohardonnet te Besançoii
opgericht, gevolgd door de oprichting van een Zwit-sersche fabriek in Spreitenbach.
De octrooibescherming, welke door
Echner
werd
verkregen voor de verbetering van de spinoplossing,
door daaraan bepaalde stoffen toe te voegen, en voor een bijzondere methode van denitratie, om de brand-
baarheid weg te nemen, maakte het mogelijk, dat
deze met behulp van Engelsch kapitaal in 1894 even-
eens een kunstzijdefabriek oprichtte in Zwitserland.
De kunstzijdefabrjcage volgens het nitro-cellulose-
procédé is vooral tot ontwikkeling gelcomen in Bel-
gië, waar belangrijke fabrieken werden opgericht,
doch de brandbaarheid van deze kunstzijde in niet-
gedenitreerden toestand en de kosten verbonden aan
dit procédé waren oorzaak, dat de toepassing vrijwel
geheel ophield, toen andere werkwijzen, waaraan deze
bezwaren niet kleefden, bekend waren geworden.
Koperoxyd-ammonuiaic-procédé.
Zooals reeds werd medegedeeld, bestond het pro-
bleem der kunstzijde-fabricage in het maken van een
geschikte celluloseoplossing, waaruit die cellulose
dan als draad weer kon worden neergeslagen. In 1882
verlcreeg
Weston
nu een octrooi op een methode om
cellulose op te lossen in koperoxyd-ammoniak. Deze
methode bracht het echter niet tot industrieele toe-
passing, evenmin als die van
Despaissis,
welke in
1890 een Fransch octrooi verkreeg op een analoge
methode. Men kon namelijk de cellulose op die wijze
wel tot oplossing brengen, doch slaagde er niet in
een oplossing te verkrijgen, welke voldoende homo-
geen was, en gedurende de geheele spinperiode sta-
biel bleef.
Ook hier was het weer de vervaardiging van gloei-
lampen, welke de directe aanleiding werd tot het viii-
den van ee in de practijk toepasselijk procédé. Reeds
sedert 1892 vervaardigden namelijk
Fremery eii
Urban
in een gloeilampenfabriek in Oberbruch bij
Aken kooidraden voor gloeilampen door de carboni-
scering van cellulosedraden, welke verkregen waren
uit een oplossing van cellulose in koperoxyd-ammo-riiak. De successen, welke Ohardonnet behaalde met
zijn nieuwe kunstmatige textielstof, brachten hen er
toe verdere proefnemingen te doen met het tusschen-
product van hun gloeidradenfabricage, op grond
waarvan in 1897 een Duitsch octrooi werd verleend,
dat gesteld werd ten name van
Dr. Pauly.
De uitviri-
dingsgedachte bestond voornamelijk hierin, dat dc
oplossing van de cellulose in de koperoxyd-ammoniak
geschieden moest bij lage temperatuur, aangezien bij
hooge temperatuur de oplosbaarheid verminderde.
Urban verkreeg daarna een Zwitsersch octrooi op
een spinmachine. Deze beide octrooien, gecomple-
teerd door een serie aanvullingsoctz-ooien, waren de
directe aanleiding tot de oprichting in 1899 van de
Vereinigte Glanzstoff-Fabriken A.G., welke eerst in
428
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8
Juni 1938
–
.
–
Aken waren gevestigd, later naar Elherfeld werden
overgebracht en thans niet alleen de grootste Duit-
sche kunstzijdefahrieken beitten, doch een der lei-
clende kunstzijde-concerns van de wereld vormen.
Weliswaar werd, toen later een goedkoopere pr.-
ductiemethode bekend werd, cle vervaardiging van
kunstzijde volgens het koperoxyd-ammon 1 ak-procéd
door de V.G.F. opgegeven, doch de kleitiere fabriek
van J. P. Bemberg A.G., met haar hoofdzetel in
Duitschland en dochterfabrieken in verschillende an-
dere landen, bracht dit proèédé tot verdere ontwik-
kel ing.
Viscose-procédé.
De grondslag voor deze werkwijze, volgens welke
thans ongeveer 90 pCt. der werelclprodiicte wordt
vervaardigd, werd gelegd door
Cross, Beven cii
Beadie,
welke in 1891 een nieuwe mogelijkheid ont-
dekten om cellulose tot oplossing te brengen. Zij zet-
ten deze namelijk door drenking in een looghad om
in alkali-cellulose, welke door verbinding met zwa-
velkoolstof het zoogenaamde xanthogenaat vormde.
Deze oranjekleurige stof bleek oploshaar te zijn in
water. De uitvinders noemden de zoo verkregen op-
lossing
viscose
en verkregen daarop in 1892 en 1896
Engelsche en Duitsche octrooien. Een belangrijke
aanvulling daarop vormde de uitvinding van
Stea,rn,
welke in 1898 in Engeland en verschillende andere
landen een octrooi verkreeg op een goed spinhad,
d.w.z. de vloeistof, waarin de viscose, waneer zij
daarin wordt uitgespoten, tot stolling komt waar-
door hij uittrekking de draden kunnen ontstaan.
De Duitsche octrooieuvan Cross en Stearn werden
gekocht door Fiirst Renckel von Donnersntarck
en
maakten het mogelijk een fabriek op te richten in
Sydowsaue. Deze fabriek werd in 1911 overgenomen
door de V.G.F., die het viscose-procédé tot groote
ontwikkeling bracht, daartoe vooral in staat gesteld
door de bekende octrooien van
Muller,
die een beter
sp:inbad had gevonden.
De Engelsche. octrooien van Cross en Stearn wer-
den verworven door Courtaulds, welke op grond daar-
van in 1904 een fabriek oprichtte in Coventry, daar-
mede den grondslag leggende voor het grootste kunsl-
zijde-concern ter wereld. Na de Engelsche fabrieken
volgden fabrieken in verschillende andere landen,
waarvan de bekendste wel is de American Viscose
Company in de Vereenigde Staten.
Zoo werden dus de octrooien van Cross en Stear
de directe aanleiding tot de groote ontplooiing van
cle kunstzijde-productie volgens het viscose-procédé,
eenerzijds door de Vereinigte Glanzstoff Fabriken,
an clerzijds door Courtau lcls.
Acetaat-procédé.
Als vierde procédé valt dan nog te noemen de ver-
vaardiging van kuustzijde uit cellulose-tcetaat, welke
op grond van de hoogere daarmede verbonden kosten
procentsgewijze een bescheiden plaats in de kuustzijde-
industrie inneemt, doch een product van hooge kwa-liteit oplevert. De grondslag van dit procédé is even-eens te vinden in verschillende octrooien, betrekking hebbende op de oplosbaarheid van cellulose-acetaat.
De bekendste octrooien op dit gebied zijn die van
Henry Dreyfus, welke de oprichter en directeur werd
van de British Celanese Limited, met een zusteron-
derneming in de Vereenigde Staten.
Andere octrooien.
Reeds werd gewezen op de honderden oetrooien,
welke op het gebied der kunstzijde-industrie bestaan,
en welke niet alleen aanvullingen en vervolmakingen
van de chemische werkwijzen betreffen, maar voor
een groot gedeelte natuurlijk ook verband houden met
de apparatuur, waarmede het chemische procédé uit-
gevoerd w’ordt. Van deze laatste oetrooien moge
slechts een enkel vermeld worden, dat in 1900 aan
Topham
werd verleend vooi’ een Friethode van opwin-
ding van den gesponnén draad. Naast -de bekende
werkwijze; waarbij de kunstzijdedraad, wanneef deze
uit het spinhad te voorschijn treedt, op roteerende
cylinders, spoelen, wordt opgewonden, vond Topham
namelijk een werkwijze uit om de gesponnen kunst-
zijdedraad te laten neervallen in een met groote
snelheid roteerende ‘t waarbij de draad tengevolge
van de middelpuntvliedende kracht tegen den wand
van deze pot wordt geslagen. Zoo ontstaat binnen
in de pot een draadkoek. Nog heden vallen de kunst-
zijdefabrieken uiteen in die met spoelen- en die met
potspinprocédé, welke dus nog steeds de twee metho-
den voor de opwinding van den gesponnen draad
vormen.
u
*
*
De basisoctrooien voor de vier kunstzijde-procédé’s
zijn natuurlijk sinds lang verloopen, zoodat deze pro-
céclé’s zelf thans publiek eigendom
zijn
geworden en
door ieder kunnen worden toegepast. De vele oc-
trooien, welke nog steeds
01)
het gebied van de kunst-
zijdefabricage worden genomen, betreffen dan ook
niet meer de grondprincipes, maar detailpunten van
het fabricatiesysteem. Toch is er juist in de laatste
jaren omtrent één octrooi op een dezer detailpunten
moer te doen geweest, dan met een der basisoctrooien
het geval was, reden waarom dit detailpunt, dat
momenteel nog steeds in het middelpunt van cle
belangstelling der kunstzijde-industrie, en met name
der Nederlandsche, staat, in deze verhandeling niet
onbesproken kan blijven. –
Dit detailpunt betreft de uitwendige verschijning van den
kunstzijcledraad,
die
namelijk
van nature,
w’anneer geen bijzondere middelen worden aange-
wend, een sterk glanzend voorkomen heeft. Oorspron-
kelijk viel deze glans ook in den smaak van het pu-
bliek en men herinnert zich nog wel, hoe in den
aanvang van de meer algemeene verbreiding van
kunstzijdeproducten, deze producten, hijv. kousen, een
sterk glanzenden indruk rnakten. Oolc deze eigenschap van kleedingstukken bleek
echter onderhevig te zijn aan de wispelturigheden
van de mode, want na eenigen
tijd
kwam de eisch,
dat de glans, welke men eerst als bijzonder kantrek-
kelijk had gezocht, gedeeltelijk moest verdwijnen.
Daartoe w’erd een. zoogenaamde halfmatte ku nstzijde
op de markt gebracht, en er bestaat een onnoemelijk
aantal octrooien, welke tot doel hebben om den glans,
welke den kunstzijdedraad van nature eigen is, ge-
deeltelijk weg te nemen. De meeste werkwijzen daar-
toe bestaan in het brengen van bepaalde stoffen, als hoedanig voornamelijk olie moet worden genoemd,
binnen in den draad, waardoor lichtvem-strooiende
effecten ontstaan, die glansvermindering tengevolge
hebben.
De mode bleek echter met dit resultaat nog niet
tevreden,’ eu haar eischen gingen nog verder: zij
wilde nu kunstzijden kieedingstukken, waaraan de
glans nog meer was ontnomen, weilde nog matter waren. Om aan dien wensch van de mode te vol-
doen, welke immers de afzetmogelijkheid van kunst-
zijdegarens direct heïnfiuenceerde, werd het parool
dus het zoeken viin nog effectiever matteeringsmid-
delen. Wanneer men de kunstzijdevakbladen van om-
streeks 1928 opslaat
;
zal men daarin verscheidene
artikelen aantreffen, waarin de matteering als
het
probleem wordt aangeduid, dat niet alleen de kunst- –
zijde-produceerende, doch ook de kunstzijde-verwer-
kende industrie bezig houdt: Men overdrijft niet,
wanneer men +aststelt, dat naar de oplossing van dit
probleem in vrijwel alle kuustzijdelahoratoria
–
ter
wereld werd gezocht, en het was dan -ook een buiten-
gewone verrassing, toen de Amerikaan Singmaster in
1929 octrooi aanvroeg op een nieuw matteerings-
middel, titaarcdioxyde, dat in eenige phase van de
kunstzijdefahricage véér het spinnen van den draad
aan de fahricat.iemassa moest worden toegevoegd en
8 Juni 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
429
met behulp waarvan het mogelijk bleek om niet
alleen driekwart-matte, maar zelfs geheel matte
kunstzijcle te verkrijgen, waaraan practisch iedere
glans was ontnomen.
Van welke beteekenis deze uitvinding was, bleek
wel” zeer duidelijk uit het feit, dat vrijwel alle kunst-
zijdefabrieken ter wereld’ voor de matteering gebruik
gingen maken van het door Singmater aanbevolen
titaandioxyde, ja nog sterker, dat heden, negen jaar
nadat Singmaster zijn octrooi aanvroeg, nog geen
aequivalent voor dit titaandiocyde is gevonden, zoo-
dat men kan zeggen, dat nog steeds vrijwel alle ge-
matteerde kunstzijde door toevoeging van titaan-
dioxyde is vervaardigd.
Het valt dan ook niet te verwonderen, dat de
uitvinding van Singmaster, welke voor de kunstzijde-
industrie onontbeerlijk was, immers haar in staat
stelde haar product af te leveren met dt voorkomen,
dat door de mode verlangd werd, vrijwel zonder uit-
zondering door iederen belanghebbende werd bestre-
den, om, indien mogelijk, de schatplichtigheid aan
Singmaster te ontgaan. In Amerika werd deze strijd
reeds spoedig ten voordeele van Singmaster beslecht
en sedert jaren hebben alle Amerikaansche kunstzijde-
fabrieken een licentie verworven om met titaan-
dioxyde te kunnen matteeren.
In Europa bleken de kansen wisselend te
zijn.
In
Duitschland, Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije werd
het Singmaster-octrooi na een oppositie, waarin vrij-
wel alle Europeesche kunstzijdefabrieken optraden,
in de hoogste instantie niet verleend, hoofdzakelijk
op den grond dat de inatteering met titaandioxyde in
1929 geen uitvindingswaarde zou hebben bezeten.
In de andere Europeesche landen, waar het Sing-
master-octrooi was aangevraagd, werd het echter wel
verleend, zoo bijv. in Engeland, Polen en Hongarije,
zij het in dit laatste land ook in een formuleering,
welke volgens de bestrijders slechts een beperkte be-
scherming zou bieden. Ook in België, Frankrijk en
Italië werd het Singmaster-octrooi vrleend. Nu ech-
ter in die landen geen zoogenaamd vooronderzoek
plaats vindt, doch op iedere oetrooi-aanvrage, wan-
neer deze slechts aan de formeele vereischten vol-
doet, een octrooi wordt verleend, valt uit die ver-
leening omtrent de rechtsgeldigheid van het octrooi
in clie landen niets te conciudeeren. Daarover wordt eerst een beslissing gekregen, wanneer in een civiele procedure door een bestrijder van het octrooi de nie-
tigverklaring daarvan wordt geëischt. De mogelijk-
heid, dat dit nog zal geschieden, moet thans echter
uitgesloten worden geacht, sedert Oourtaulds, en
zulks in samenwerking met de andere groote Euro-
peesche kunstzijde-concerns, enkele maanden geleden
voor een zeer aanzienlijk bedrag de Europeesche Sing-
master-rechten, met – uitzondering van Nederland,
heeft verworven, daarmede wel hewijzend, welke be-
te’ekenis, alle bestrijding’ en ook de afwijzingen in
Duitschland, Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije ten
spijt, nog he:len ten dage aan cle Singmaster-octrooien
moet worden toegekend.
Ook tegen de Nederlandsche oetrooi-aanvrage van
Singmaster werd een oppositie voor beide instan-
ties van den Octrooiraad gevoerd, waarbij al het
nietigheidsmateriaal naar voren werd gebracht, op
grond waarvan men in de drie genoemde landen
de uitvindingswaarde meende te moeten ontkennen.
Beide instanties van den Octrooiraad beslisten echter
uitdrukkelijk, dat de matteering van kunstzijde met
titaandioxyde ten opzichte van het voorehoudeu
nietigheidsmateriaal zoowel nieuw was, als uitvin-
d ingswaarde bezat.
Het Nederlandsche Siugmaster-octrooi werd daar-
op door de Hollanclsche Kunstzijde Industrie voor
gemeenschappelijke rekening met de Algemeene
Kunstzijde Unie verworven, met als aanvulling daar-
op een importlicentie in de andere landen, zonder
welke een productierecht hier te lande, bij den groo-
ten export van bovengenoemde ondernemingen, im-
mei’s slechts een betrekkelijke waarde zou hebben.
Over dit Nederlandsche Singmaster-octrooi wordt
nu voor verschillende rechtscolleges hier te lande een
serie van processen gevoerd, teneinde een beslissing
te verkrijgen over de volgende vier principieele
punten:
Of iedere toevoeging van titaandioxyde tijdens
eenige phase der kunstzijdefahricage vôôr het moment
van het verspinnen, valt onder de werkwijze, zooals
deze in het Nederlandsche Singmaster-octrooi is om-
schreven. Deze vraag werd in Kort Geding door den
President van de Arnhemsche Rechtbank bevestigend beantwoord, welke uitspraak in tweede instantie door
het Hof te Arnhem volkomen werd bevestigd. Het
bodemgeschil over deze vraag is echter nog aan-
hangig.
Of, ook al wordt de onder 1. gestelde vraag be-
vestigend beantwoord, op grond van het Singmaster-
octrooi de invoer in Nederland kan worden belet
van kunstzijdegarens, welke in het buitenland zijn
vervaardigd volgens de door Singmaster hier geoc-
trooieerde werkwijze. De beantwoording van deze
vraag betreffende het Singmaster-octrooi, dat in Ne-
derland alleen verleend is voor een werkwijze en niet
voor het daarmede vervaardigde product, hangt, nu
art. 30 van de Octrooiwet de bescherming van een
werkwijze-octrooi uitstrekt tot de
stof,
volgens die
werkwijze verkregen, af van de beslissing, of kunst-
zijdegarens als een stof in den zin van de Octrooiwet
moeten worden aangemerkt. Deze vraag is door de
Haagsche Rechtbank bevestigend beantwoord.
Of, bij een bevestigende beantwoording van de
onder 2. gestelde vraag, de bescherming van het
Singmaster-octrooi zich ook uitstrekt tot de uit kunst-
zijdegarens vervaardigde producten, zooals kousen,
onderkleeding, enz. Ook deze vraag is door de Haag-
sche Rechtbank bevestigend beantwoord.
Of het Singmaster-octrooi door den Octrooiraad
terecht is verleend. In verband met deze vraag zijn
drie verschillende nietigheidsacties voor de Haagsche
Rechtbank aanhangig.
Het behoeft wel geen nader betoog, dat de uitslag
van deze processen niet alleen voor de betrokicen
kuustzijde-industrieën, doch voor de geheele Neder-
landsche textielindustrie van het grootste belang is.
Immers, wanneer de Nederlandsche rechter de H.K.I.
en de A.K.U. op de vier bovengenoemde punten uit-
eindelijk in het gelijk zou stellen, dan beteekent dat
niet minder dan dat de Nederlandsche textielindus-
trie dientengevolge een natuurlijke contingenteering
zou hebben verkregen op den invoer van de tegen-
woordig algemeen gevraagde gematteerde kunstzijde-
artikelen, een contingeuteering, waartegen zelfs de
meest principieele vrijhandelaar wel geen bezwaar
zal hebben. Op grond van een wettelijk erkend mono-
polie zou dan de werkgelegenheid zoowel in de na-
tionale kunstzijde-fabriceerende als in de nationale
kuustzijde-verwerkende industrie ten zeerste bevor-
derd worden, en zou daarmede dus bovendien een
zeer belangrijke bijdrage zijn geleverd in het thans sterker dan ooit op den voorgrond tredende beang-
stigende probleem der werkloosheid.
Mr. T.
J.
VAN PER VALId.
NEDERLAND ONTWAAKT!
De dagbladen meldden de oprichting van de N.V. Nederlandsche Maatschappij voor Nieuw-Guinea te
Amsterdam. Een aantal van de belangrijkste en groot-
ste Maatschappijen, vier werkterrein in Indië ligt,
verrichtten tezamen de oprichtingsdaad zij stichtten
een maatschappij, die zich ten doel stelt:
het exploreren van Nieuw-Guinea teneinde
te geraken tot de oprichting van ondernemingen van
landbouw en nijverheid in Nieuw-Guinea,
het oprichten en exploiteren van dergelijke on-
d ernemingen,
430
ECONO)IsQffSTXTtSTISCH BERICHTEN
8 Juni 1938
het verrichten van beheerswerkzaamheclen voor
soortgelijke ondernemingen van derden, en
het deelnemen in andreWeunootschappen, on-
dernemingen, consortia enz. enz.,’
t’
alles met uitzondering van ondernemingen tot het
winnen, verwerken en verhandelen van goud of aard-
olieproducten.
Menig oud-Indischman zal, evenals schrijver dezes,
bij het lezen van het bovenweergegeven bericht heb-
ben gedacht ,,eindelijk”. Eindelijk schijnt men in
Nederland. te gaan begrijpen, dat voor ons land in
ons gebiedsdeel in den Oost nog een grote taak is
weggelegd. Koloniën beheren is op zichzelf niet vol-
doende, het brengt den plicht mede die koloniale ge-
hiedsdelen tot ontwikkeling te brengen en daarvoor
onze volkskraeht en ons volksvermogen beschikbaar
te stellen.
*
De laatste decennia hebben sterk den indruk ge-
wekt, dat het besef van dien plicht bij ons volk niet
meer levendig was. Er
zijn
in die periode weliswaar
nog belangrijke bedragen in ons Indië geïnvesteerd;
ht aantal Nederlanders, dat in die gewesten werk-
zaam is, nam ook sinds den oorlog niet onbelangrijk
toe, maar dit alles betrof voornamelijk consolidatie
en verdieping van reeds verkegen winstbronnen. Met
uitzonderiiig. van de. zeer te waarderen exploratie- en
ontginningswerkzaamheden van: de olieconcerns
– ik denk daarbij mede aan de luchtkaartering op
Nieuw-Guinea – bleven grootscheepse ontginnin-
gen, openlegging van gehele streken en eilanden ach-
terwege. Weliswaar zijn er aanzienlijke kapitalen aan
nieuwbouw verwerkt – bijv. het in exploitatie nemen
van grote complexen voof de suikercultuur in Zuid
Oost-Java, de ontginningen aan Sumatra’s Wdstkust,
de oprichting van grote ondernemingen in Z.-Suma-
tra, de ontwikkeling van de oliewinning bij Palem-
bang en enkele andere – maar deze betroffen toch
vrijwel alle meer den verderen uitbouw van. het pro-
ductie-apparaat in reeds geheel in de bestuurssfeer
opgenomen streken.
Bij de beginnende industrialisatie van Indië was
hetzelfde . verschijnsel waar té nemen, buitenlanders
begonnen er bierfabrieken, een rubberverwerkings-
fabriek, een schoeneufabriek, een glasfabriek en ver-
schillende andere bedrijven; het oprichten van fabrie-
ken met Nederlands kapitaal en op Nederlands
initiatief dateert eerst van den’ allerlaatsten tijd. en
geschiedde (behoudens enkele gunstige uitzonderin-
gen zoals bijv. de vestiging van een Nederlands
textielbedrjf) veelal onder sterken aandrang uit
Indië zelf.
Wat gemist werd was het besef, dat daar nog veel
werk te wachten ligt, dat ,,de cost voor de baet uit
gaat”, dat wie niet waagt ook niet wint en dat het
openleggen van nieuwe gebieden meer vereist dan
de calculatorische zekerheid van het te verwachten
rendement. Zeker, dat rendement is noodzakelijk, wil
het streven op den duur succes hebben; alleen die
outginningen, die met een grote mate van waar-
schijnlijkheid rendabel zullen zijn, rechtvaardigen het
besteden van geld en inspanning. Maar toch. . . . er is
nog zoiets als de roeping van het koloniserende
volk!
Maar men kan niet van het bedrijfsleven en van
de kapitaalverstrekkers verlangen, dat
zij
uitsluitend
het risico zouden nemen en dat zij zich ertoe zouden
zétten
alleen
de vele weerstanden te overwinnen, die
liggen op den weg van hem, die van een onherberg-
zaam en vaak moeilijk bereikbaar oerwoud een bloei-
ende onderneming of een welvarend nijverheidscen-
trum wil maken.
Om zoiets met kans op succes te kunnen onder-
nemen moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn,
waarvan de belangrijksten als regel verre ûitgaan
boven de draagkracht van den particulieren onder-
nemer. Wil een dergelijke opzet kans van slagen heb-
ben, dan zal minstens de streek van vestiging uit
een’
bewdbarid
ten zijn gemaakt, dan zullen de transr’ëeis”takidë tussen dewinningsplaatsen en de meest in aanmer-
king komende markten moeten vallen binnen de marge
tussen een redelijke kostprijs en een vermoedelijke
verkoopprijs, dan zal de veiligheid van de betrokken
streek tot op zekere hoogte moeten zijn gewaarborgd.
Het verzorgen van deze voorwaarden nu kan niet
worden verlangd van die ondernemers, die de eer-
sten zijn om een gebied te willen helpen ontsluiten,
temeer niet omdat het op die wijze verkregen voor-
deel veel verder reikt dan het directe belang van de
betrokken ondernemers en zeker van veel duurzamer
aard zal zijn dan de mogelijkheid tot winstgevende
exploitatie van den eersten opzet. Hier ligt kennelijk
een taak, een grote taak, voor de Overheid.
* *
*
De opzet van de Nederlandsche Maatschappij voor
Nieuw-Guinea is voorlopig klein, van een statutair
kapitaal van
f
2.100.000 was bij de oprichting nog geen 5 ton geplaatst: voor exploratie voorlopig vol-
doende, maar duidelijk nog niet bedoeld voor meer.
Die voorzichtigheid is te begrijpeü; na de olie-indus-
trie – die in sterker mate haar eigen eisen heeft, en
zich met name voor wat betreft het transport van
het verkregen massaproduct zelve weet te helpen,
– tonen nu cultuurmaatschappijen, banken en gro-
te handelsondernemingen, dat ook zij initiatief dur-
ven nemen, een initiatief dat t.z.t., als de technische
exploratie-uitkomsten niet al te zeer tegenvallen,
zeker zal kunnen leiden tot bereidheid tot nemen van
risico’s en doen van daden in groten oud-Holland-
sen stijl!
Maar…, dan begrjpe de Regering de taak, die
hier voor T-Jaar ligt. Dan tone men in overheids-
kringen
ook
initiatief te durven nemen, dan wer-
ke men uit die projecten van assainering, van uit-
bouw van het gezagsapparaat en van het vervoers-
apparaat (wegenbouw en vliegveldaanleg, eventueel
spoorwegaanleg, al lijkt dat laatste in dezen tijd niet
waarschijnlijk meer), dan houde men voeling met de
initiatiefnemers en dan zorge men dat
tijdig
in die
streken, waar de proeven aantonen, •dat de technisch beste resultaten te verwachten zijn, de boven bedoel-
de voornaamste voorwaarden, noodzakelijk wil het
particulier initiatief kans van slagen hebben, zijn
vervuld.
Alleen als wij in dien geest de verdere uitbouw
van
Nederlands-Indië
aanvatten kunnen wij in
het oog van de wereld duidelijk aantonen, dat ook een
klein land in staat kan zijn een groot overzees ge-
hiedsdeel tot volledige ontginning en exploitatie te
brengen, tot heil van het gehéle Koninkrijk en zijn
inwoners.
CooL.
EEN TRIEST RECORD. RUBBERRESTRICTIE 55 pCt.
Wij eindigden onze beschouwing in het nummer
van 6 April jl. van dit weekblad met de mededee-
ling, dat hoewel aangenomen mocht worden, dat op
de vorige prijsdaling een technisch herstel boven
het toenmalig niveau van 5 Y d. zou volgen, een der-
gelijke prijs beter de werkelijkheid weerspiegelde dan
een redelijke prijs zou doen. Wij hebben toen uitvoe-
rig uiteengezet, dat de rubberpositie verre van fraai
is enbehoeven dus niet in herhaling te treden. Het
Internationale Rubbercomité heeft daarvan de con-
sequenties moeten aanvaarden en in zijn vergadering
van 31 Mei jl. de restrictie voor het derde kwartaal
op 55 pOt. vastgesteld. Indien men bedenkt, dat in
luttele maanden het toegelaten uitvoerperceutage van
90 tot 45, dus tot de helft, teruggebracht is, zijn er
niet veel woorden noodig om uiteen te zetten hoe de toestand der rubhermarkt is.
Ei nog zal dit niet voldoende zijn om tot een be-
langrijke vermindering van de voorraden tegenover
die op einde 1937 of zelfs ten opzichte van eind April
jl. te komen. Immers, zetten wij deze gegevens om in
8 3uni 1938
ECONOMISCH-STATISTjSÇH&)BERJ1CHTEN
431
cijfers
1
), çin doet de vo1gendt 1.zien hoe de toe-
tand.zich.)an ontwikkelen:
Geraamd
t
wereidverbruik
in oonsumptielanden
Totale netto-wereld-uitvoer
te
eernte
4
mud. …………
311.808 ton 273.918
ton
onder-export der quota-landen
mci.
carry-over ……….
20.433
export Mei t/nl. September
der quota-landen ………
275.11
export Mei t/in. September
Siam, Fr. Judo-China en
ou’tders …………….
42.518
t/in. September
338.192
ton
316.082
ton .)
Ex.po-rten,
real).
verbruik over
eerste
9
maanden geraamd
650.000
ton
590.000
ton
) Wereld verbruik van Mei t/in. September
Nu mag weliswaar worden aangenomen, dat de
onder-export ook per einde September nog gedeelte-
lijk zal bestaan – hoewel hij kan worden opgeheven
– doch zelfs dan zou het resultaat alleen nog maar
zijn, dat er evenwicht zou zijn tusschen de netto-uitvoeren en het verbruik. Wat dit laatste betreft,
wij hebben aangenomen, dat het zich zoo ongeveer
op het peil van April zal blijven bewegen; het is
uiteraard hij den tegenwoordigen wereldtdestaiad on-
mogelijk zich daarvan een nauwkeurig beeld voor de
nabije toekomst te vormen. Immers, aan den eenen
kant zijn er symptomen, die op een verdere daling
van de conjunctuur wijzen, doch daartegenover staan
ook feiten, die een grootere vraag naar rubber zou-
den kunnen brengen, feiten, die wij kunnen, samen-
vatten in de begrippen politieke onzekerheid en be-
wapening.
Bovenstaande cijfers bewijzen toch in elk geval wel
afdoende, dat er heel wat zou moeten gebeuren, om de
verhoudingen grondig te wijzigen en dit to meer, in-
dien men bedenkt, dat per einde April de wereldvoor-
raad buiten de restrictiegebieden niet minder dan
567.000 ton bedroeg, of op basis van het April-ver-
bruik bijna 9 maanden wereldcousumptie.
De markt, hoewel verrast door de onverwacht groo-
te verscherping der restrictie, reageerde, behoudens
0
1
)
het eerste moment, nagenoeg niet en bleef te Lon-
den op een niveau van 5
1
/s d. hangen. En tot een
reactie in gunstigen zin was dan ook, naar het ons
voorkomt, in het geheel geen aanleiding. Het Comité
had thans alle factoren eens niet tegen; ware dit
wel zoo geweest, dan zou de prijs vermoedelijk scherp
zijn gedaald, want feitelijk is een dergelijke verscher-
ping een zuiver baissemotief. Immers, zelfs al zou er
een verbetering van de statistische positie uit resul-
teeren, dan kan dit toch geen verandering van be-teekenis in de statistische positie teweegbrengen,
omdat het weinig verschil maakt of de voorraad
525000 of 575000 ton bedraagt, zoolang er nog een
dergelijk surplus is en de bedoeling kan redelijker-
wijze dus alleen zijn geweest, om een verder accumu-
leeren van den stock te voorkomen, d.w.z. dat ook het Comité niet optimistisch is tea aanzien van het
verbruik in de naaste toekomst.
De bedoeling kan immers al evenmin zijn geweest
een prijsstijging te veroorzaken; zulk een gedachten-
gang zou doen veronderstellen, dat men ware uitge-
gaan van de gedachte van een causaal verband tussehen
de mutaties in den voorraad en den prijs. Een dergelijk
causaal verband zou voor de prijsvorming een sim-
pele quantiteiten-theorie doen veronderstellen, die bij
personen, die in nauw contact met het economisch
leven staan, niet mag worden verwacht. Wel kan de bedoeling geweest zijn, om, gezien den algemeenen
toestand, door een extra-verscherping der beperking
een, psychologisch verklaarbare gunstige stemming
1)
Voer zoover bekend, ontleend aan het bulletin van
ht Lnternattionaje Rubber Comité.
te krijgen en daardoor een verdere prijsdaling te
voorkomen.i .J, jni;v
‘
11
Algerneeia- toch rekendé de markt met een ver-
grooting der beperking van 10 pCt. en door er nu
een schepje op te doen, trachtte men te voorkomen,
dat teleurgestelde haussiers tot afwikkeling van posi-
ties overgingen. En dit schijnt dan ook inderdaad
niet in groote mate te zijn gebeurd. Wel werden po-
sities afgewikkeld en kwam er eenig aanbod van de
eerste hand los, die met den verkoop op het besluit
van het comité had gewacht, doch van grooten om-
vang was dit niet. De prijs is ook inderdaad ongeveer
gehandhaafd gebleven en hoewel zulks dan, naar kon
worden aangenomen, moest geschieden beneden het
niveau, dat algemeen als redelijk wordt aangenomen,
heteekent dit op zichzelf reeds winst.
Overigens moet het besluit voor het Comité zeer
moeilijk zijn geweest, want voor de producenten be-
teekeut het, dat hun bedrijfsvoering verder zal wor-
den bemoeilijkt en dat de resultaten minder gunstig
zullen worden. Teneinde dit te voorkomen gaan er den
laatsten tijd stemmen op om ook voor rubber te komen
tot de vorming van een
bufferpool.
Daarover in een
volgend artikel. J. F. H.
OBLIGATIE- EN AANDEELENMARKT IN TIJDEN VAN
KAPITAALOVERVLOED EN POLITIEKE SPANNING.
(De kapitaalmarkt in Mei 1988.)
Obligatiemarkt.
in veel mindere mate dan de aandeelenmarkt heeft
dc
obligatiemarkt
den invloed der vooral in politiek
opzicht sterk bewogen laatste weken ondergaan. Op
zichzelf behoeft dit natuurlijk geen verwondering te
wekken, want een van de kenmerken van de obligatic-
markt is – of dient te zijn – de, vergeleken met de
aandeelenmarkt, grootere stabiliteit; maar dat de
koersverliezen die de goede Nederla.ndsche beleg-gingsfondsen hebben geleden zelfs in de dagen der
grootste spanning zoo miniem bleven, was méér dan
waarop men had mogen rekenen of hopen. Zeker,’ de
– ondanks eenige afvloeiing van buitenlandsch kIL-
pitaal – onverminderd aanhoudende ruimte op de
geld- en kapitaalmarkt, zal voor het koerspeil een
steun zijn geweest, waardoor ook het kleine bedrag Nederlandsche obligaties, dat b.v. na de stabilisatie van den Franschen Franc werd aangeboden, zonde
moeite te plaatsen was, maar zonder het vertrouwen
in deze fondsen zou het koersverloop toch wel anders
zijn gcweest.
Beide factoren, vertrouwen en geldruimte, maak-ten het voorts mogelijk, dat de activiteit op
emissie-
gebied, alhoewel niet bepaald van grooten omvang,
toch met slechts geringe onderbrekingen voortgang
kon vinden, en niet het minst interessante in de af-
geloopen maand waren juist de voorwaarden, waar-
onder nieuwe leeningen konden worden aangeboden,
al was om direct te noemen redenen, lang niet alleii
succes beschoren. Wat de emissievoorwaarden betreft.
hebben nu ook verschillende
gemeenten
en één
pro-vincie
leeningen van het
3-34′
pOt. rentetype aan-
-geboden (Haarlem, Voorburg II, Den Haag en te-voren Rotterdam, Dordrecht, Oldenzaal en Voor-
borg 1; voorts Noord-Holland), waarbij de
3 pOt.
rente in de meeste gevallen gedurende 10 jaren (in
sommige echter langer) en de
34
pOt. voor den
meestal langere rest van den looptijd van kracht is.
Groningen emitteerde een
3Y4
pCt. leening. Opmerkelijk is, zooals uit het volgende overzicht
t)
van alle ter openbare inschrijving aangeboden lee-
ningen met ,,gestaffelde” interest blijkt, dat in den
laatsten tijd de tendens naar voren komt, de periode
der lagere rente teii koste van den looptijd der hoo-
gere te doen toenemen,.
1)
Diit overzicht
‘is
samengesteld door Jet .Nder1andseh
Economisch Instituut.
over Mei
expo rtii
432
ECONOMÏSCH.ST.LTISTISCHE BERICHTEN
8 Juni 1938
Looptijden van
3-3f
0
/0
emisies.
–
Datum van Bedrag in
Koers van Looptijd van
Lptijd
v’n
uitgifte
miii. gld.”
uitgifte
3%
gedeelte
34
%
gedeelte•
S’taat
–
1938
0
10
jaar
01
jaar
0/
27
Jan.
1.672,000
99f
10
26
28
74
Provinciën
–
25
Febr.
34,883
lOOf
10
31
22
69
Koninkrijk der Nederlanden
………….
Gemeenten
11
Febr.
2,025
–
10
25
30
75
Provincie Noord-Holland ……………..
Mrt.
.
24,360
100
14
50
14
50
Gemeente Dordrecht ………………
.
5
,,
6,700
100
10
26
28
74
Gemeente Voorburg
………………..
Gemeente Rotterdam
……………….3
•
Gemeente Oldenzaal
………………
16
,,
0,719
10
26 28
74
Gemeente
Haarlem ………………..
12
Mei
.
13,193
99
10
39
16
61
17
,,
. .
3,000 991
15
43
20
57
Gemeente Voorburg
……………….
Gemeente ‘s-Gravenhage
…………….
1 Juni
12,140
.
100
15
–
43 20
57
Hypotheekbanken
N.V. titrechtsche Hypotheekbank
Mei
–
991
11
22
40
78
•
Looptijden
van
21-3 o,’
emissies.
Datum van
1
Bedrag in
Koers van
Looptijd van
Looptijd van
uitgifte
miii. gid.
uitgifte
1
24 %
gedeelte
3 %
gedeelte
De groote beleggers zijn natuurlijk aan de diree-
1
tieven van hét beleggea-afront gebonden en kunnen
het probleem, om toch minstens 3Y2 pOt.- rente van
prima beleggingen te maken (waartoe bijv. – tal van
verzekeringsmaatschappijen, die haar tarieven op of 3 pOt-basis hebben gebracht, gedwongen zijn) niet
anders oplossen dan door de opneming van weliswaar
groote zekerheid biedende, maar – toch minder con-
rante leeningen in haar portefeuille, •dus vaoral van
onderhandsche leenin gen.
Uit het jaarverslag van dc
Eerste Hollandsche Levensverzekering-Bank blijkt,
dat terwijl het effectenbezit van 20.44 pOt. der totale
beleggingen in. 1936 tot 12.25 pOt. in 1937 vermin-
derde, de leen.ingen op schuldbekentenis aan openbare
lichamen van 21.02 pOt. tot 27.77 pOt. zijn gestegen.
Naast deze groote beleggers staan andere,. eveneens
belangrijke,. die ëchter vooral als geldgevers op de
geldmarkt plachten op te treden, zooals sommige
groote cultuurmaatschappijen, vaarvan er een enkele
nu ook tot de afsluiting van onderhandsche leeningen
(kasgeldleeningen?) is overgegaan.
aar
1
°o
jaar
1
0
/0
8
53
7
47
3,340
101
1
10
29
1
10,189
99f
.
34
71
11,040
-.
101
8
1
50
12,281
100f
16
50
Een ongetwijfeld voor den particulieren belegger
en voor de groote ,,beroepsbeleggers” belangrijk
vraagstuk – de
samenwerking tusschen Spaarbank
en Levensverzekering –
zal op de algemeene verga-
dering van den Nederlandschen Spaarbankbond op
24 Juni a.s. worden behandeld; de beide praeadviseurs,
prof. dr. Holwerda en mr. E. Land, meenen, dat
elçere samenwerking mogelijk is, bv. door bevorde-
ring van sparen ter betaling der verzekeringspremies,
maar ‘ook storting der verzekeringspenningen op
spaarbankrekéningen.
Buitenlandsche obligaties.
Niet alle leëningen dragen ,,beleggingskarakter”,
en vooial kan slechts aan een vrij bêperkt aantal
buitenlandsche leenin gen
genoteerd ter Beurze van
Amsterdam deze kwaliteit worden toegekend. Men
dient
daarbij.
te onderscheiden tusschen de op Gul-
dens en op andere valuta’s luidende leeningen of –
in sommige gevallen – tuaschen de op Gulddns, Dol-
lars en Ponden luidende, en de overige leeningen.
Een bijzonder frappant voorbeeld van de uiteenloo-
pende koersbeweging dezer beide groepen van leenin-
gen hebben de
Belgische
te zien gegeven. Onder den
indruk van de stabilisatie van den Franschen Franc
op een peil ongeveer een zesde lager dan dat van den
Belgischen, hebben sommige kringen in België en in
het buitenland, een nieuwe – vierde – officieele de-
preciatie van het Belgisch ruilmiddel spoedig ver-
wacht, zooals ook uit het groote disagio voor termijn-
Belga’s bleek, en dat had tot gevolg, dat Belgische
leenirigen luidende in Belgische Francs tot een
niveau daalden, dat ongeveer overeenkwam met een
verlaging der Francwaarde van 6 op 5 Nederlandsche
cents. Alhoewel niet gehéél onbeïnvloed door deze
onrust, hielden zich echter Belgische Gulden- cii
•1ondenleeningen goed op peil.
Fransche leen.ingen
waren na de devaluatie van
den Franschen franc vast, al waren de koerswinsten
an de op Francs luidende leeningen relatief veel
steiker dan die van de Guldensleeningen-
Duitsche
leenirigen worden, afgescheiden van politieke facto-
ren, beïnvloed door het feit, dat de meesten door de creditchren mogen worden afgelost en wel in ,,Kre-
ditsperrmai-ken”, hetgeen. tot gevolg heeft, dat de
koeré, gezien de geringe waarde van de verschillende
soorten Sperrmarken, onder -permanenten druk staat.
Bij de a.s. onderhandelihgen betreffende een nieuwe
.ovinciën
–
010
J
Provincie Noord-Holland ……………10 Mrt.
6,180
100
Looptijden van gelijktijdig uitgegeven
21
en
3
0/
leeningen.
Provinciën
Provincie Noord-Holland
(2f
0/
leening)
10 Mrt.
(3
0
/0
leening)
Provincie Gelderland….
(2
0
/0
leening)
11 Mrt.
(3
0
/0
leening)
Ook
hypotheekbanken
hebben dezen leeningsvorm
gekozen (de Friesch-Groningsche, cle Nederlancische,
de Nationale en de Utrechtsche), terwijl twee instel-
l.ingen den stouten stap hebben gewaagd, om 3 pOt.
pandbrieven uit te geven (de Friesch-Hollandsche en
cle Rotterdamsche). Slechts terloops zij opgemerkt,
dat er van de Nationale en de Rotterdamsche Hypo-theekbank nog steeds 3 pOt. pandbrieven in omloop
zijn, geëmitteerd in het laatst der vorige eeuw.
Het betrekkelijk geringe succcs der nieuwe ge-
meentelijke leeningen is ongetwijfeld toe te schrijven
aan de actie van het
beleggersfront,
dat openlijk
verklaarde op de betrokken leeningen (Groningen,
Haarlem, Voorburg II, Leeuwarden, Arnhem en Den
Haag) niet in te schrijven, daar deze niet aan de
door het front bekend gemaakte minimum-eischen
voldeden. Maar omgekeerd blijkt uit het feit, dat deze
nieuwe leeningen op een enkele uitzondering na,
geen disagio deden, dat de emittenten overtuigd wa-
ren en zijn, de niet geplaatste bedragen zonder moeite
te kunnen ,,slijten” en daarom met de plaatsing geen
haast maakten.
De verlaging der pandbriefrente doet zich ook bij
de z.g.
scheepshypotheekbanken
gevoelen, waar de 3
pOt. (niet de 3-3> pOt.) pandbrief geleidelijk veld
wint.
4
8 Juni 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN
433
transferovereenkemst zullen vei’moedelijk deze en
andere nadeelen, die de Nederiandsche hezitter •van
Duitsche effecten, vorderingen op Duitschiand, on
roerend goed enz. niet zoozeer door de renteverlaging
dan wel door cle gestadige verscherping der Duitsche
deviezeubepaliugen ondervindt en waarover de dag-
bladen en de financieele pers herhaaldelijk schreven,
door de Nederlandsche delegatie onder het oog der
Duitsche gedelegeerden wordefi gebracht. Overigens hoopt men vrij algemeen, dat deze onderhandelingen
tot een verlenging en vernieuwing der bestaande
overeenkomst zullen leiden.
Aandeel enmarkt.
De minder optimistische beursstemrning heeft de
introductie ter beurze van Amsterdam van talrijke
Arnerikaansche aandeelen,
die te New-York tot de
meest courant verhandelde soorten behooren, niet
kunnen verhinderen. Daaronder waren in den laat-
sten
tijd
zoowel ,,zware” fondsen zooals Allied Che-
mical en Dupont de Nernours, als ook zeer ,,lichte”,
zooals Packard of sommige olie-aandeelen. Wat deze
laatste betreft, zijn er van de aandeelen der groote
Standard Oil maatschappijen alleen Standard Oil Co. of Indiana nog niet te Amsterdam genoteerd,
terwijl, wat betreft de groote onafhankelijke onder-
nemingen, juist de aandeelen van de twee allergroot-
ste, de Texas Corp. en de Gulf Oil Corp., hier ont-
breken, hetgeen des te opvallender is, omdat juist de
Texas Corp. sinds tientallen jaren in Nederland (en
sinds eenigen tijd ook in Nederlandsch-Indië) werkt
en één van de drie groote concerns is die op de Ne-
derlandsche henzinemarkt beheerschenden invloed be-
zitten (de Gulf Oil werkt, al is het in bescheiden om-vang, eveneens in Nederland). Van de groote Amen-
kaansche standaard-fondsen ontbreken er thans maar
weinige op de Amsterdamsche beurs
(bijv.
Union Car-
bide, Eastman Kodak, Westinghouse; ook Douglas
Aircraft ware, van beursstandpunt uit, in dit ver-
band te noemen). Van de zestien aandeelen, die ter
beurze van New-York in 1037 een omzet van elk
meer dan 3.000.000 stuks hebben bereikt, ontbreekt
er te Amsterdam nog maar één enkele: de aandeelen
Electric Power & Light. De Neclerlandsche kapitaal-
bezitter heeft dus, wat aandeelen betreft, zeer zeker
ook te Amsterdam een bijzonder ruinie en elders in Europa niet aan te treffen keuze uit goede (en soms
ook minder goede) Amerikaansche aandeelen.
Gebeurtenissen ter beurze van
Parijs
behooren
meestal niet tot de factoren, die het koersverloop te
Amsterdam sterk beïnvloeden, tenzij dat in tijden
van Fransche kapitaalvlucht of kapitaalrepatrieening,
aankoopen of verkoopen voor Fransche rekening ge-
schieden. Deze aan- en verkoopen betroffen in de
eerste plaats aandeelen Koninklijke, en in de tweede
plaats andere Nederlandsche fondsen met interna-
tionale reputatie zoon ls llandelsvereeniging Amster-
dam, Philips Gloeilampen enz. Ongetwijfeld was na de stabilisatie van den Franschen Franc een druk op
de koersen dezer fondsen – en daardoor ook
01)
die
van andere waarden – vast te stellen, maar van be-
slissenden invloed was zij toch niet.
Evenmin kan men dit van de talrijke
aanicondi-
gingen van dividenden
beweren, al beteekenden deze
declaraties in de meeste gevallen tevens de aan-
kondiging van een verhooging of van een hervatting
der dividendhetalingen. Afgezien daarvan, dat de
beurs sterker door politieke en conjunctuurzorgen
werd heheerscht, dan door overwegingen betreffend
de winstcapaciteit der afzonderlijke ondernemingen, bleek opnieuw, dat dividendaankondigingen meestal een sterkeren indruk maken wanneer zij verlagingen
of passeering van het dividend meebrengen, dan wan-
neer het tegenovergestelde het geval is. Men is in
beurskningen en daarbuiten geneigd, de betrekkelijk
geringe gevoeligheid van de beurs voor gunstige divi-
denddeclaraties daarmede te verklaren, dat •de beurs
zich niet -naar het verleden, maar naar de toekomst
pleegt te richten. Dit moge juist zijn; maar wie de mentaliteit der besturen der groote industrieele en
commercieele ondernemingen kent, die tot verhooging
of hervatting van het dividend slechts plegen te be-
slissen, wanheer de resultaten van het afgeloopen jaar
dit ruimschoots mogelijk maken en bovendien do
vooruitzichten gunstig zijn – anders houden
zij
liever
de met de dividendbetaling gemoeide bedragen geheel
in het bedrijf -, die zal in de
talrijke verhoogiugen
en hervattingen der dividendbetalingen toch wel een
aanwijzing zien, dat de leiders van Nederlands be-
drijfsleven niet al te pessimistisch betreffende de toe-
komst zijn. Tot zeer groote reserveeringen enz. heb-
ben vooral de scheepvaartrnaatschappijen
besloten, die
van de inderdaad schitterende winsten van het afge-
loopen jaar zestig, zeventig of tachtig procent in het
bedrijf houden, maar desondanks behoorlijke dividen-
den kunnen uitkeeren.
Men mag overigens het bedrag van dergelijke uit-
keeningen noch voor de aandeelenbezitters noch voor
de internationale en de nationale kapitaalmarkt in
zijn geheel onderschatten; met het 17 pCt. beloopende
dividend van de
Koninklijke is
een bedrag van iets
meer dan
f 85.000.000
gemoeid, ‘(waayvan meer dan
f
30.000.000 reeds als interimdividend betaald), met
de 25 pCt. van de Ha.ndelsvereen.iging Amsterdam
bereikt men de
f
10.000.000. Juist deze twee dividend-
aankondigingen waren het ook, die op de geheele
beursstemming gedurende enkele dagen hun stempel
drukten. Het dividend der Koninklijke heeft een
zekere teleurstelling tot gevolg gehad, en dat van de
H.V.A. scheen de – om met Vondel te spreken –
,,kommerziecke beurs” met een vleugje optimisme te
bezielen. Geheel zonder invloed op de beursstemming
bleven echter de
25
(18)
pCt. dividend der
Billi-
ton Mij.
Ook het dividend der
Unilever
had geen ver-
hoogde belangstelling voor de aandeelernuarkt tot ge-
volg; méér indruk maakten de gegevens, die de voor-
zitters der Britscime en der Nedenlandsche zuster-
maatschappijen in de aandeelhoudersvergadeningen
verstrekten. Men heeft daaiuit kunnen berekenen, dat
het
Unilever-concern
tot cle allergrootste industnieele
concerns van de wereld behoort, zooals uit de vol
gende vergelijking der omzetten van sommige w’ereld-
ondernemingen blijkt:
Omzetten van eeaige groote industrieele concerns met
i miie ruationaad bed rijf.
Maatschappij
Omzet miii. Gid.
General Motors ………………………
2892
U. S. Steel …………………………..
2512
Standard Oil Co., New Jerscy …………
2356
American Tel. & Tel . ………………..
1893
Unilever……………………………1700
Jammer genoeg publiceert de Koinkljlca-Shell
groep geen omzetcijfers, en doen dit ook tal van an-
dere groote Europeesche concerns zooals buy. I.G.
Farbenindustrie, Stahlverein, Impenial Chemical
niet. Een dergelijke publicatie zou echter, ook bij
kleinere ondernemingen, voor aandeelhouders een
waardevol gegeven zijn niet slechts om van jaar tot
jaar de dynamiek of statielc van hun ondèrnemingen
te volgen, maar ook om de plaats te bepalen,
die deze in den kring van gelijlcsoortige bedrijven
innemen.
In het loopende jaar zullen deze omzetten bij nage-
noeg alle ondernemingen Icleiner aijn. dan in 1937
immers zijn de grondstoffenprijzen sterk gedaald, en is ook de afzet volgens de hoeveelheid sterk vermin-
derd. Juist deze overwegingen zijn het, die, naast de
politieke, voor de trage en meestal lustelooze of zwak-
ke houding der meeste internationale beurzen en zeei
zeker ook der Amsterclamsche beurs aansprakelijk zijn.
W. MAUTNIIR.
434
ECONOMSCHTAFiSTISCHE.-;BERICHTEN
8 Juni 1938
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
FRANKRIJK’S PRODUCTIEL:EN KOLONIAAL-
PRoGRAMrIA.
Dr. E[erbert Weichmann te Parijs schijft ons:
In Economisch-Statistische Berichten van 11 Mei
ji. stelden wij oorop, dat een definitieve heoordee-
ling van de saneeringsmaatregelen der Fransche ze-
eering niet véér de afkondiging der
destijds
reeds
aangekondigde zgn. tweede reeks noodverordeningen
mogelijk zou zijn. Deze tweede reeks is thans bekend
gemaakt en bevat, zooals werd verwacht, na de maat-
regelen tot het in evenwicht brengen van de staats-
financiën, na de herwaardeering van de Fransche
munt en nâ de eerste credietpolitieke maatregelen tot
stimuleering van de productie, de
eigenlijke
verorde-
ningen op het gebied van de productiepolitiek.
De tweede reeks noodverordeningen kenmerkt zich
daarmede als het voornaamste gedeelte van het sa-neeringsprogramma van het kabinet-Daladier. Men
heeft het den vorm gegeven van een economisch 2
L
jaren-plan, waarin de Staat met inzet van groote
financieele middelen en van zijn wetgevende macht
zich tot taak stelt de industrieele bedrijvigheid te
stimuleeren. –
1.
De inhoud van het programma.
Van de vele verordeningen zijn inzonderheid van
beteekenis:
de maatregelen tot het stimuleeren van den
afzet op de binnenlandsche markt,
de bepalingen inzake de ontwikkeling van het
koloniale rijk, en tenslotte
de sociale maatregelen.
A. Maatregelen tot het stimuleeren va.n cle binnen-
landsche markt.
Dit deel van de verordeningen valt uiteen in twee
gedeelten:
eefl programma tot het uitvoeren van openbare
werken, en
een aantal maatregelen tot het doen herleven
van het particulier initiatief.
Het openbare werkenprogramma betreft in de eer-ste plaats den aanleg van havens, kanalen en wegen; den aanleg over het geheele land van water- en elec-
triciteitsverken; de oprichting van scholen en ziéken-
huizen en het op groote schaal verbeteren van de
woongelegenheid. Deze werkzaaihheden zullen een be-
drag van Frs. 1-1 milliard vergen in 2Y2 jaar, te be-
steden. Van dit bedrag zal de Staat Frs. 6 milliard
voor haar rekening nemen en de gemeenten Ers. 5
milliard.
Het is dan de bedoeling, dat dit programma van
openbare werken met overheidsmiddelen wordt aan-gevuld door opdrachten van het particuliere bedrijfs-
leven, daartoë gestimulèerd door overheidsmaatrege-
len. In de grootindustrie wordt de uitbreiding van
waterkrachtwerken voor een totaal van Frs. 3 mii-
hard uit de middelen van de
–
betrokken industrie zelf
aangekondigd; in de middel- en kleinindustrie zal
de regeering door wijziging van leeningvoorwaarden,
vergemakkelijking der herdisconteeringsmogeljkhe-
den en doteeren van de verschillende daarvoor in aan-
merking komende credietinstellingen, de noodige be-
drijfsmiddelen voor de uitvoering van investeeringen
ter beschikking van de ondernemingen doen stellen.
De in dit kader te mobiliseeren credieten worden op
Frs. 3 milliard geraamd.
In tôtaal genomen voorziet dus dit gedeelte. van
de nieuwe noodverordeningen in een kapitaalinves-
tatie van Frs. 17 milliard, over ongeveer 30 maanden.
verdeeld. Bovendien worden de mogelijkheden voor
de ondernemingen om zelf kapitaal op te nemen, ver-
groot, doordat onder bepaalde voorwaarden een zoo-
danige vergoeding
1
van rente in uitzicht, wordt ge-
steld, dat de effectieve rentelast voor investeerings-
credieten tot 3 â 4 pOt., dus tot ver beneden het
huidig renteniveau, wordt verminderd.
– .B,,Empire” .politielcijop grootere sch-aal.n
1
Het
w
e
r
k
v
ff
tgï
s
p
rogramma
, dalieiiP
het stimuieereii’van de
–
buiienlandsche mirkt, brdt
‘ervolgens aangevuld metriaatregelen ter bevorde-
ring van den uitvoer, in het bijzonder echter met
een samenstel van
bijzondere
maatregelen voor een
doelbewuste Fransche ,,empire”politiek.
Ter bevordering van den uitvoer in het algemeen
brengen de verordeningen weinig nieuws. Uitbrei-
ding van het stelsel van exportverzekering; belas-
tingverlagingen en – rentevergoedingen; bevordering
van aaneensluiten van exporteerende bedrijfstakken
en overheidsbijdragen in de kosten voor naar het
buitenland gezonden studiecommissies, ziedaar onge-veer de op dit gebied voorgestelde maatregelen.
De bovenbedoelde Fransche empirepolitiek is be-
lichaamd in een belangrijke reeks speciale verorde-
ningen, welke op het eerste gezicht weinig samen-
hang vertoonen, doch wel degelijk een doelbewust in-
nerlijk verband hebben.
In de eerste plaats wordt een reeks maatregelen
voorgesteld, met de bedoeling de uitvoer van de Ko-
loniën naar het Moederland te stimuleeren. Do reeds
bestaande kwaliteitsvoorschriften, welke betrekking
hadden op uit de Fransche koloniën geleverde pro-
ducten, worden nu uitgebreid tot uit de niet-Fran-
sche gebieden in Frankrijk binnenkomende koloniale
producten. Zelfs is de mogelijkheid open gehouden
om door een invoerverbod minderwaardige artikelen
te weren. Bovendien worden de locale koloniale over-
heden gemachtigd preferentieele uitvoerrechten in
te stellen met de strekking om den uitvoer naar
Frankrijk te bevorderen.
Voor Marokko
zijn
speciale verbeteringen aange-
bracht in de dounebepalingen teneinde de aanvoer
van Marokkaansche ruwe oliën naar Fransche raff i-
naderijen op gelijke basis te kunnen doen geschieden,
als de aanvoer van Fransche ruwe olie. Ook voor
Marokkaansche anthraciet zijn bepaalde tariefmaat-
regelen aangekondigd met de bedoeling deze anthra-
ciet in staat te stellen de invoer uit andere landen
in Frankrijk te verdringen.
Tenslotte wordt uitbreiding gegeven aan de be-
staande politiek van speciale tarieven. Voor koffie
bijv. kende men tot nu toe slechts een speciaal in-
voertarief, waarvan de opbrengst, voor zoover van
koloniale geïmporteerde koffie afkomstig, ten behoeve
van het betrokken gebied werd aangewend teneinde
daarmede de productie aan te moedigen en de kwa-
liteit te verbeteren. Dit invoerrecht is thans aanzien-
lijk verhoogd en wel van 20 op 40 centimes voor on-
gebrande en van 30 op 60 centimes voor gebrande of
gemalen koffie. Stimuleering van het gebruik van Indo-
Ohineesche thee in Frankrijk en Noord-Afrika wil
men bereiken door een bedrag van 500.000 frs., afkom-
stig uit reeds vroeger tot stand gebrachte tariefver-
hoogingen, te bestemmen voor een propaganda-fonds.
De afzet van cacao wil men bevorderen door het ver-
bruik eveneens uit de middelen van een fonds te
propageeren, welk fonds men wil voeden uit een
speciaal geschapen invoerrecht dat 1.3 milliard Frs.
moet opbrengen.
De uitvoer van Frankrijk naar de Koloniën is in
het nieuwe programma evenmin vergeten. Naar aan-
leiding van het uitvoeroverschot van Fransch West-
Afrika in het verkeer met het Moederland wordt de
reeds van vroeger dateerende politiek van tarief-be-
gunstiging nog . verder uitgebreid en een volkomen
aanpassing yen in- en uitvoertarieven van deze kolo-
iiie en Frankrijk zelf aangekondigd.
Ook het bedrijfsleven in de koloniën wil men sti-
muleeren, waartoe -de koloniale circulatiebanken ge-
machtigd worden op ruimere basis voorschotten te
verstrekken. Gelijktijdig verhoogt men de bedragen die
uit de alaatsleeningen bestemd zijn voor de verster-
king van de weermacht in de koloniale gebieden; op
deze wijze trekt men 400 millioen Frs. meeruit voor
8 Juni 1938
ECONOMISCH-SATHBEJCHTEN
435
Indo-Chind en 200 millioennFs.’oor Fransch West-
e Centraal-Afrika, inclusief, Madagascar.
Tenslotte wil men bij de groote Fransohe haven
plaatsen vrijhavengebieden instellen
•
om zoodoende
het scheepsverkeer met koloniën en buitenland als-
mede het transito-verkeer te bevorderen. De bedoe-
ling van deze rnaitregelen is tevens, dat daardoor op
die plaatsen internationale grondstofmarkten zullen
ontstaan.
0. Sociale maatregelen.
Op sociaal gebied brengt cle tweede reeks verorde-
ningen thans de eerste practische maatregelen inzake
cle verlichting van de bepalingen inzake den werktijd,
zooals in de eerste serie was aangekondigd. De 40-
urige werkweek wordt niet opgegeven, echter soepeler
toegepast. Niet-verbruikte werkuren kunnen in de
toekomst zonder allerlei administratievan rompslomp
worden ingehaald; de vaststelling van overuren is
vergemakkelijkt en eveneens het invoeren van het
meer-ploegenstelsel. De 40-urige werkweek is zoo-doende geworden tot een arbeidsregeling van 2.000
uren per jaar.
2. De beteelcenis van de noodverordeningen.
Na vele wederwaardigheden heeft dus nu ook
Frankrijk zijn economisch programma. Is het echter
in zijn opzet wel geschikt de crisis definitief te ii-
quideeren?
De maatregelen op sociaal gebied voldoen niet aan
alle eischen, welke van ondernemerszijde werden ge-
steld. Het gevaarlijke punt van het stakingsstatuut
heeft men nog niet aangedurfd. De nieuwe redactie
van de bepalingen voor de toepassing van de 40-
urige werkweek is ook thans nog steeds zeer gecom-
pliceerd. De bedrijven kunnen ook thans nog niet
zonder veel moeite die maatregelen snel doorvoeren,
die de bedrijfssituatie noodzakelijk maken. Niettemin
vormt de thans tot stand te brengen wijziging een
enormen vooruitgang. Ondernemers en arbeiders
konden eindelijk tot overeenstemming komen. Indien
nu eerst maar grootere arbeidsmogelijkheden ontstaan,
gepaard gaande met vermindering van de werkloos-
heid, bestaat er gegronde hoop, dat met de thans
beraamde doorbraak van de starre werktijdbepalingen
ook verdere, voor de economische ontwikkeling ge-
schikte, sociale maatregelen zullen kunnen worden
genomen.
Het productiaprogi-amma heeft bij vergelijking’ met
andere soortgelijke concepties v66r, dat de erin ver-
vatte pogingen tot het op gang brengen der bedrijvig-
heid niet uitsluitend steunen op het geven van orders
aan do bewapeningsindusteje, dus op de voortbrenging
van improductjeve goederen, doch integendeel op
maatregelen, welke de normale productieve krachten van het land prikkelen, betere rentabiliteitsvoorwaar
den scheppen en zoodoende ook tot daadwerkelijke
verhooging van de opbrengst der gemeenschap moeten
leiden.
Voor het eerst in de laatste jaren heeft dan ook
dit nieuwe programma van geenerlei zijde principierle
protesten uitgelokt. Gebaseerd op een orthodoxe
grondslag, namelijk op het streven naar een streng
budgetair evenwicht en een relatieve stabiliteit van
de valuta, houdt het tot op zekere hoogte het mid-
den, door den Staat slechts de taak toe te hedeelen
om de bedrijvigheid op gang te brengen om daarna het bedrijfsleven de mogelijkheid tot benutting van
de gecorrigeerde productievoorwaaj-den te geven. Dit
is in hooge mate in overeenstemming met-de Fran-
sche mentaliteit, welke nog steeds een gematigd pro-
gramma de voorkeur geeft boven een radicale op-
lossing.
De keru van het vraagstuk blijft evenwel, in hoe-
verre de injectie met de openbare middelen inderdaad
succes zal hebben. Natuurlijk doet zich ook de vraag
voor, of de Staat, waarvan de financieringszorgen
door de kapitaalrepatrieeringen weliswaar zijn ver-
minderd, echter nog niet uit den weg geruimd, de
geraande groote mmen zal kunnen opbrengen. Even-
eens wol it4et eezekre bezorgdheid gadegeslagen,
of het beroep op de -kapitaalmarkt, zonder hetwelk
aan de beschikbaarstelling van de middelen niet kan
worden gedacht, de zoo noodzakelijke rentedaling niet zal tegenhouden, ja mogelijk zelfs de valuta niet onbe-
invloed za.l laten. Men moet de te nemen maatregelen
echter niet in de eerste plaats beschouwen vanuit
het gezichtspunt der mogelijkheid om de henoodigde
middelen op te brengen. Van het allergrootste be-
lang is allereerst, dat nog in den loop van dit
jaar ongeveer 4 á 5 milliard in het bedrijfsleven
zal worden gepompt, wat geenszins onmogelijk schijnt,
temeer daar de Staat eerst na 1 Juli de grootste he-
lastinginkomsten mag verwachten. De soepeler toe-
passing van de werktijdbepalingen, de reeds gedecre-
teerde belastiugverlagingen voor meerderen uitvoer
en grootere productie, een voortdurende gunstige
toestand van de deviezen- en kapitaalmarkt kunnen
tezamen met de toevoering van dit bedrag aan het
bedrijfsleven reeds een zeer belangrijke opwekkende
invloed uitoefenen.
V66r alles komt het er echter op aan, dat deze
4 milliard, eenmaal in circulatie gebracht, ook in om-
loop blijft en niet weder de hoarding vergrooten of
naar het buitenland trekken. Het probleem is dus
welbeschouwd niet in de eerste plaats een vraag-
stuk van de mogelijkheid tot het opbrengen van het benoodigde geld, maar veel meer een probleem van
circulatie. Het schijnt niet uitgesloten, dat dit vraag-
stuk bevredigend zal kunnen worden opgelost – of
beter – zichzelf oplost. De in het bedrijfsleven ge-
pompte gelden zullen in circulatie blijven, wanneer
het vertrouwen in de valuta en in het Regeeringsbe-
leid kan worden gehandhaafd. Het resultaat van
het thans begonnen werk zal dus afhangen van de
bekwaamheid der Regeering om de voorgenomen maat-
regelen in daden om te zetten, remmende factoren;
welke zich bij de uitvoering voordoen, uit te schake-
len en door e.ell constante activiteit de bereidheid tot
investeeren van particulier kapitaal te behouden en
te vergrooten. Het spreekt vanzelf, dat deze gunstige
prog-nose echter slechts gerechtvaardigd is, op voor-
waarde, dat de ontwikkeling van de buitenlandsche
politiek het particulier initiatief niet verlat.
AANTEEKENINGEN.
Het jaarverslag 1937138 van de Nederlandsche
Bank.
In den aanvang van zijn verslag 1937/38 consta-
teert de President van De Nederlandsche Bank den
zoo merkwaardig schei-pen omslag in de conjunctuur in 1937, waardoor dat kalenderjaar uiteenvalt in twee
scherp te onderscheiden deelen. De eerste jaarheift,
een voortzetting van de opgaande lijn in 1936 aan-
gevangen, en de tweede jaarheift, die bijna in alle
opzichten een tegengestelde ontwikkeling toonde.
Mr. L. J. A. Trip wijst vervolgens op de sterke
interdependeutie yan het economisch gebeuren in
de verschillende landen, welke ditmaal zoo duidelijk
naar voren kwam door het algemeene karakter van
den omslag, niettegenstaande het alom te constatee-
ren streven naar afsluiting en zelfgenoegzaamheid.
I)e beperkingen, aan welke het .intei-aationaaj verkeer
in zijn ‘verschillende vormen werd onderworpen, hebben
n’it kunnen VOOrkomen, dat de conju nctuu rbewegiag haar
invloed algemeen deed gevoelen. De internationale betrek-
kingen hebbe.n opnienw getoond een zoodamnig omnrnisbaar
belang te vormen voor de welvaart en den vooruitgang van
de indini.due.ele landen en hun bevolking-en, dat het ver-
‘waarlooze.in
of
kunstmatig beperken van die betrekkingen
zich moet wreken ten koste van het levenspeil in de lan-
den, welke zich daaraan sohuldig maken.
in het bijzonder voor kleinere landen als Nederland, dat
bovendien door ligging, traditie en aard zilner bevolking
zoozeer op het internationaal verkeer is aangewezen, moet
het, een ijdel en schadelijk stre’vn genoemd worden,
zich
van de wereidonitwikkel’inig ‘te will&n losmaken. Zij, die
436
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8
Tuni 1938
]neEnen, dat dit doel door naaatre)gelen van handeJspo1ibie-
kn of fllOIletai tei aard zou bereikt ku nuei worden, zul-
inn blijkcn zich te vergissen. Het
is
wellicht niet oudjes’-
s’tig er hierbij op te wijzen, dat een streven als zooeven
bedoeld niet ten grondslag lag aan de in Nederland tot
26
Seitensbe’r
1936 gevolgde politiek tot handkavin.g van de geudwaarde van den gulden. Nimmer is door de voor-
standers van die politiek de noodzakelijkheid ontkend om
rekening te houden met en zich aan te pamen aan de
gevolgen van de interna.tjio’n’ale ontwikkeling. Wei ‘is hun
staud.pan’t geweest, dat deze aanpassing, in het duurzaam
algemeen belang van het land diende n’agestreefd te wor-
den, niet langs den weg der depreciaitie van de nationale
geldeeilheird, doch ‘door het rechtstreeks verlagen van het
nationale kosten- en .u’itga’venpeil. Toen door de bekende,
van ‘buiten gekomen, oorzaken deze laatste weg niet ver-
der gevolgd kon werden, dienden uit den aard der zaak de
consequenties daarvan aanvaard te worden. Zij, die tegen-
stellingen trachten ‘te cons’trueeren tusscien gedragslijn en
uitlatingen op monetair gebied In de tweé hierbedoelde tijd’vakken, zien zulks, naar het mij voorkomt, over het
hoofd.
Na
een beschouwing betreffende de oorzaken van:
de plotselinge en sterke vermindering van de econo-
mInche activiteit, vervolgt het verslag:
– De hoogst belangrijke ‘vraag, of het -terugleopen van de
conjunctuur zich zal voortzetten en ‘tot een nieuwe crisis
zal voeren dein wel na een’igen tijd -zal plaats niaken voor
een herstel, is op dit oogeubiik niet voor beantwoording
vatbaar. Op zu’i’ver economische en financieele gronden
zou er, naar jhet mij voorkomt, geen reden behoeven te
-bestaan om de eerstgenoemde ontwikkeling te vreezen.
Zijn de ‘te veel gestegen voorraden in de handen van de
verwerkende bedrijven verhruik’t, dan mag een geleidelijke
toeneming van de vraag ‘verwacht worden. Weliswaar zullen
nieuwe investeeringsmogelijkheden, ‘in verband me-t ‘het-
geen hierboven werd opgemerkt omtrent den omvang van
‘het p roductieapparaat, voorloopi’g nog beperkt bi ijven,
doch hier staat tegenover, dat voor ‘de instandhouding en
• ‘verbetering van het bestaande apparaat, in het bijzondEir in de Vereenigde Staten, volgens de daaromtrent gemaak-
te bereken’in-gen, helangrijke kapitalen zullen benoodigd
zijn. De bewapeningsuitgaven zullen, naar ‘helaas – ver-
wacht moet worden, in toenemende mate haar invloed doen
gevoelen, terwijl’ de voet, waarop de openbare lichamen
ook overigens ‘voortgaan ‘te leven, gepaard aan de groote
geld- en kapitaaira’im.te, d.ie in ‘verschillende landen te
oonstateeren ‘valt, blijft n’ijzen i’n de richting van over-
spanning.
De voornaamste twee factoren liggen intusschen niet op
economisch en f-inancieel terrein. Zij ibestaan ‘in de politieke
onzekerheid en in de vi-ees, dat het Overheidsingrijpen de
rentabiliteit der bedrijven ten onguns’te zal be’fnvloeden of wegelemen. Deze twee factoren verlammen ‘het particulier
rinitiatief en stellen de toekomst op losse schroeven.
Het verslag maakt vervolgens de opmerking, dat:
,,zelfs het rijkste land zich niet kan veroorloven
,,op lt&ngere?’b termijn
een belangrijk deel van de
,,taak ‘van het particuliere bedrijfsleven over te ne-
,,men door op zeer groote schaal overheidswerken
,,te doen uitvoeren ten koste van- enorme tekor-
,,ten op de Staatsbegrooting en een dienovereen-
,,komstige toeneming van de openbare schuld”
en motiveert deze door er op te wijzen hoe gevaar-
lijk het is er op te speculeeren, dat dit slechts zou
hehocveh plaats te vinden voor een korte en beperk-
‘te tusschenperiode, waarin de motor van het parti-
culiere bedrijfsleven weer op gang wordt gebracht.
– ‘Zonder versterking van het vertrouwen in de toe-
komst, op de twee voornaamste door den President
genoemde punten kan een spoedige verbetering van
de conjunçtuur niet worden verwacht.
Het verslag vervolgt dan met enkele monetaire ver-
handelingen als volgt:
Daalisme een het monetaire drichoeksaceoord.
In niet ndndei’e mate is de zoozeer wenschelijke -vcrbe-
tering der monetaire verhoudingen van de vervulling der
liie nboven ‘voo ropgesteide ‘twee ‘voo i-w”anrden afhankelijk.
De’ battaan’de, ‘thans ‘wel algemeen als slechts voorloopig
aangemar’kte regeling, w’elke is’ vervat
in
de overeenkomst
van 25 September 1936,’ het z.g: ,,tripartite aigreene’nt”,
‘aartoe ook l3elgië, Nederland en Zwitserland zijn toge-
ti-Oen, heeft ongetwijfeld goede diensten bewezen. Zij heeft
althans eenige stabiliteit.’ in de wisselkoersen. teweegge-
-bracht. Haar werking heeft zigh indirect ook buiten de
zes d’eelineTnen.d’e landen doen gevoelen. Afgescheiden van
den Fnansohen franc hebben groote schokken en schom-
melingen zich niet voorgedaan. Dit ‘blijkt uit het volgende
overzicht.
Wisselkoersen te Amsterdam.
Amerik.
dollar
Pond
sterling
Franche
franc
B
i
e ga Zwits.
franc
1 April 1937
1,826875
8,938750
8,41000
30,760
41,630
1 Mei
,,
1,823750
8,982500 8,16500
30,790 41,770
1 Juni
,,
1,878750 8,966250
8,10750
30,660
41,500
1
Juli
,,
1,820000
9,002500 7,00000 30,650
41,620
2 Aug.
,,
1,813125
9,023125
6,79500
30,510
41,635
1 Sept.
1,813750
9,005000
6,78250
30,545 41,635
1 Oct.
1,808750
8,953750
6,19500
30,455 41,525
1 Nov.
1,809375
8,977500 6,10500 30,630
41,860
1 Dec.
1,801250 8,986250
6,11250
30,610 41,610
3 Jan.
1938
1,796250
8,983750 6,10000 30,480
41,545
1
Febr.
,,
1,783750 8,970000 5,87500
30,300
41,480
1 Mrt.
,,
1,786875
8,968125 5,84500
30,340 41,525
1
April
,,
1,806250
8,968750
5,53000
30,500
41,415
Het in bovenstaande cijfers t&t uitdrukking komend
‘verloop van den Fransohen franc stelt reed’s aanstonds
boven twijfel, dat de overeenkomst een duurzame verhou-
ding tusscheii de valuta’s dr deelnemende landen aller
–
niiat waarborgt. Een daling, die op 5 Mei 1938 niet
minder dan 47.8 pct. bereikte, was mogelij:k zonder tot
-beëindiging van het ,.agreemen’t” te leiden. Zulk-s ‘is te
verklaren uit de voorbehouden vrijheid om, in geval de
in het ‘binnenland getroffen maatregelen ‘het economisch
en financieel evenwicht niet de andere voorname landen
lieb,ben- verbroken, het ‘herstel i’an dat evenwicht na te streven door een ‘verlaging van de waarde dci
–
-nationale
ge.ldeenheid -in verhouding tot de waarde der geldeen.heden
dier andere landen. Hier wreekt zich derhalve het dualis-iiie, hetwelk -liet monetair -accoord kenmerkt. Eenerzijds
staat de erkenning van het groote wcreidbelarig, dat de
-stabiliteit van de wi,ssel’koe rsen ei acht; anderzijds staat de
bovenomsehreven vrijheid, welke’ veroorloof’t die stabiliteit
en het daai-mede ver-bonden w’ereld’belang op te offeren aan
een blanc nland.sche fina.a-cieele, economische en sociale po-
‘l-i-tiek, d’ie de draagkracht van het land te boven gaat en
‘de -producbivitei’t. ‘van het bedrijfsleven ondermijnt. Voegt
uien hierbij, .dat elk dèr betrokken landen liet recht heeft
om zich met iinach-tnemi-n-g van een tei’mijn van 24 uren
van de overeenkomst los te ma.ken, dan blijkt duidelijk,
da-t de bestaande toestand onbevredigend is te aakten.
Op vei-‘betering ‘van dien toestand client dan ook het
streven gericht te zijn. Dat di-t streven nie,t los kan staan
-van de ontwikkeling op andere terreinen der internationale
betrekkingen, valt, dunkt mij, niet te ontkennen. Doch,
af-gescheiden hiervan, doet vieh degroote moeilijkheid ge-
-voelen, dat oni’ti
–
enit liet ‘te bereik-en doel geen redelijke
mate van overeenstemming en geen klaarheid bestaat. Blij-
kens de -uitlatingen der verantwoordelijke instanties in de verschillende landen, ‘staat een terugkeer i’oor oogen naar
een i’n-tei’nationaal monetair systeem, gebaseerd op liet
goud. Het besef, dat ‘liet goud als internationaal veref-
feiriuigsnsiddel niet kan gemist w’oi’den, is vrijw’el alge-
nice,, doorgedrongen. 1,ntu’sscihe-n verneeint men bij her-
haling, dat het in te voeren systeem overigens belangrijk
‘zal
moeten verschillen van den gouden standaard zooals
deze vroeger hoef-t gewerkt. Waarin die verschillen moeten
bestaan en hoehet systeem in de practij.k zou moeten
werken, zonder bij voortduring tot schokken en onrust
aanleiding te geven, ver’neenit men helaas niet.
TTeranderingen in den go-s cl prijs als middel voor con-
jnnotnurbemnvloedinçj verwerpelijk.
De .hoofdv rang, waarop het aankomt en w’aaromtren’t
te eeniger -tijd een beslissing zal genomen moeten wor-
deim, is deze, of in de onderscheidene landen een vaste aan-
en ‘verkoopprijs van -goud zal worden aanv’aai-d en gehand-
-leaaf.d. Bij gebreke ‘van dergelijke vaste prijzen ‘zij.n stabiele
wisselkoersen niet te verzekeren, in theorie zou het denk-
baar zijn, dat de voornaamste landen zich voerbebielden
n
om, waneer zij z
i
ulks ter befnvloedng van de wereld-
conjunctuur wenschelijik zouden achten, gezamenlijk en 01
hetzelfde oogeii’bl-ik een procen’tsgewijze gelijke verande-
ring ‘in ‘hun .goucl’prij-zeii te -brengen. Ook is het in ab-
sti’acto denkbaar, dat ieder individueel land een dergelijke
veraisderi.ng zou toepassen met de bedoeling om de ont-wikkeling in het eigen land te befnvloeden.
In’ de practijk acht i,k deze denkbeelden verw.erpe’lij’k en
8 Juni 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
437
iiit u’itvorbaar. Zij
–
zijn, naar mijn overtuiging, verwe•r-
pelijk omdat, zooals de ervaring de r 1aatste jar1l hcft
aangetoond, moetairc maatregelen v&ii den hierbedoeden
urcl nicit in &aat zijn om hc’t beoogde resu1rLat te be-
iciken. Zij
rOe)eii
zoodanige reacties op, dat elke moge-
lijlohekt van inst en orde in het internationale beba.1ings-
verkeer reeds bij voorbaat uitgesoten zou zijn. Zij zijn
11
1 et u’i tvoerbaar, omdat een gemeenehappe1 ijke ged rag.s1ijn
van cle ve’sohi11etide landen iiiot te veivezen1ijkeai zou
zijn en een individueele antie van elk laiicl afzoudeiIijk
tot afwee rmaatregcI e n en rpresai iles van de andere 1andei
zou voeren. Het aaarvaaalen van die denkbeelden zou den
chaos tot systeem verheffen en elke aetiie tot smmenwer-
king, zoowel op monetair als
01)
eoonomisoh cii fiinancieel
terrein, bij voorbaat tot mislukking doemen.
hei-bij is in aan.mcridng te nemen dat, ter wijl de grond-
sJa.g dier denkbeelden zich alIeimiint beperkt Lot een
ve r.hoogiing van den gou cl prijs, doch ook e ii ve riagi ng van
dien prijs als onmisbaar element heeft, in cle practijk een
zoodanige verlaging reclelijkerwijze iuet kan verwacht
worden. Gelijk vanzelf zprcokt, zouden dergelijke goud-
prijsveraruderingen slechts door de Regecringe.n en, in
parleanentair geregees-de landen, slechts bij de wet, gode-
creteerd kunnen w’ordii. En dan mag toch cle vraag ter
overweging en beantwoording worden voorgelegd, of immer
overeenstemming tussohen ook slechts een gering aantal
landen denkbaar is om, wanneer de conjunctuur een zelfs snelle opwaartsehe beweging volgt, een besluit te nemen,
dat die beweging niet alleen aal stuiten maar, wegens
zijn psychologische uitwerking, den terugslag en de
depressie tot gevolg zal hebben. In nog sterkere mate geldt
deze gedachtengang ten op’ai chte van een iincl i vid ueo.l land,
clait zich voorstelt zijn eigen conjunctuur
5
los van de we-
rcldontwikkeJi iag, door gordprijsveranderiugen te kunnen
beheersehen.
De slotsom kan sleChts zijn, dat deze weg van goud.prijs-veranderingen, werd ihij onverhoopt gekozen, he.t éCnrlch-
tingverkeer zou vertooneri en zou leiden naar een steeds verder voortgaande waardedaling der nationale geideen-
heden. :1e cotiscc1unties hiervan worden clusidelijk beliuht
door hetgeen de depreciaties en clevailuaties der laatste jaren hCbben veroorzaakt in den vorm van een oneven-
redig stecke stijging der in ‘de nationale gcldoenlieden uit-god rukte goudwaarde niet de daaraan verbonden gevolgen
en gevaren. Naar het iiiij voorkomt, zal men, ‘nu dc bedoel-de monet’aire maatregelen een feit zijn geworden, de gevol-
gen daarvan dienen te aanvaarden. De uit deze situatie
voortvloeiende gevaren moeten, door een gezond budige-
tair beleid en door ean voorzichtige en vooruitz:iende poli-
tiek bij heiL ondernemen van nieuwe invesiteeringen, zooveel
mogelijik worden afgewend. Doch liet ware nitermwtc be-
den.kelijik een gedragslijn te aanvaarden, die in de practijk
zou neerkoeneirs 01) een verdere ‘Loenenring van de riadoe-
lige gevolgen eis van de gevaren, die de monetaire oit-
wikkellng sedert 1931 in het leven heeft geroepen. Zoolang dc hicrvoren geformuleerde vraag niet een dui-
delijk antwoord heeft verkregen, hoeft het weinig zin
over den zoogenaamden njieuwen of gewijzl.gden gouden
standaard van gedachten te wisselen. Slechts dat antwoord
kan den grondslag vormen, w’aarop kan worden voort-
gebouwd, en de samenwerking tussehen de monetaire auto-
riteiten in de verschillende landen en tussehen die au.tori-
teiten en heiL partkaitiere bankwezen in elk land kan wor-
den verkregen ten einde het internationale monetaire sys-
toom zoo krachtig mogelijk ‘te maken en voor nieuwe sho.k-ken en onovetiwicihtighoden zooveel mogelijk te behoeden.
Na vervolgens de goudproductie en de monetaire
gouclvoorraden aan een beschouwing te hebben on-
clerworpen, gaat cle President over tot bespreking van:
De toestand in Nederland.
Voor ons land is 1937, aldus Mr. Trip, een gunstig
jaar geweest, al zijn de betere resultaten in het bij-
zonder tot uitdrukking gekomen in dat deel van het
bedrijfsleven, hetwelk zijn werkzaamheid richt op het
internationale verkeer. Hoewel de werkloosheid in
1937 verminderde, bleef de toestand hier te lande in
dat opzicht oflbevredigend.
De werkzaamheid van De Nederlandsche Bank,
aldus Mr. Trip, conce.ntreerde zich in het afgeloopen
jaar in sterke mate op het
Egalisatiefonds.
Zooa.ls bekend, is het beheer van dat fonds bij de wet
van 30 September 1936 (Staatoblad No. 403) opgedragen
aan dc 13aaik volgens rogelen, gesteld door den N3nister van Financiën en onder diens toezicht. De algemeene lijn
,
van de poliiitik, welke door het fonds werd gevolgd, heeft
de Minisite r
uitvoerig
bij de schriftelijke en nondelinge
gedacliteuwisseliing rnt de Staten-Generaal i) uiteengezet
en verdedigd. Zij bleef gedurende het geheele jaar be-
‘hoerseht door de sterke ‘vraag naar guldens, die zich na-
tionaal en ijiterna’tionaa.l deed gelden en iii belangrijke
mate liet aanbod overtrof. Het kan niet betwijfeld cor-
den, dat dit verschil tusscihen vraag en aanbod voor het
overgroote doel werd veroorzaakt door omvangrijke kapi-
taail.’bewegiiigen, die, zonder het reguleerond ingrijpen door
het fonds, ‘ongewenschte i nvlooclen zouden geoefend heb-
ben. Rokatiieeri lig vast Nedorlaudsch kapitaal, itoestroo-
imming van buirteuilandsli kapitaal, dat hetzij In liquiden
voirnid werd aangehouden, hetzij belegging in Nederland-
sohe of Nederlanclscih-Indische fondsen zoeht, gedeeltelijk of
geheele afbetaling vais door liet buitenland, met inbegrip
van Nederlandsch-[ndië, aan Nederiland versohulcligde be-
dragen, minder vraag naar buiteniandscihe valuta door
importeurs en anderen, die vÔôr het loslaten vals den
gouden standaard een grooteren voorraad in die valuta
aaiihiieldon dan tot dekking vais hun loopende behoeften
noodig was, verkoop van goud togen guldens, al desie
factoren werkten iii dezelfde CCnzijdige richting. Zij dragen
een tijdelijk karakter en komen derhalve te r bepaling van den normaleti en dun uzamen toestand der Nederlandsche
betalingsbalans niet in aaumerking. 1)at liet fonds onder
deze onistaidiighedcn ingreep cii aan de surplus-vraag naar
guldens voldeed, kan clan ook geen verwondering wekken
en lag geheel binnen de grenzen van de taak, die liet zioh
van den aanvang af zag toegewezen. Hierbij mag tweeiirlei
niet over liet hoofd worden gezien. In de eerste plaats
zouden de voreuledoelde factoren zigh eveneens hebben
doen gelden, walilieer de oude goudpariteit ware gehand-
haafd gebleven en zich geen twijfel aan de duurzaamhoid
dier handhaving had doen gevoelen. Dan zou, volgens de
regelen van dan gouden standaard, in de surplus-vraag
naar gulc ens eveneens door den aankoop van goud of
huisienlandsohe valuta zijn voorzien. in Januari 1933, toen
zeker niet gezegd kon worden, dat de gulden een onbo-
pdiikt vertrouwen genoot, was cle goudvooiiraad vals Dei Ne-
clerlandsche 13ank gestegen tot
f
1.032.595:000.
In de tweede plaats zij er op gewezen dat, had liet
fonds niet ingegrepen en ware niet duidelijk gemaakt, dat
een verdere stijging niet zou worden toegelaten, de ‘ver-
wacdrtiing ‘van een zoodanige stijging, naar aangenomen
moest worden, tot een sipeculatiove toeneming van de vraag
naar guldens geleid zou hebben. Het versohijnsel, dat ziah,
bij den terugkeer naar den gouden standaard na den
wereldoorlog, met name ton opzichte van het Pond Ster-
ling en de Scandinavische valuta’s, heeft voorgedaan, zou
herhaald zijn.
Gelcfmarkt, kapitaalmarkt en rentedaling.
Het komt uiij derhalve voor, dat de groote ruimte op de
gticmarlct, die ongetwijfeld bezwaren medebrongt, niet op
rekening mag gesteld worden van cle sedert September
1936 gevolgde monetaire politiek. Evenzeer geldt zulks
voor de daling van de kapitaalrenste. Zooals geineenlijk het
geval is, valt een zeker verband tussehen de ruimte op de geldnsarkt en het lage peil der kapitaalrente te constatee-
ren. Als gevolg vals dit lage peil worden gelden, welker
bositenimiug gelegen is in belegging 01) langen termijn,
tijdelijk op ce geklinarkt aangehouden; anderzijds worden
gelden, die op cle geldmarkt thuis hoorn, in verband niet
gebrek aan reniuneraitie in die markt, door banken en
andere groote lichamen voor aankoop van obligaties mt
een genviddeiden looptijd van omstreeks vijf jaren aange-
ivend, iieitJgeen
01)
ten renstevoct der leeningen met langen looptijd een verdeien druk uitoefent. Een grooten omvang
hebben de bedragen, ten opziChte waarvan deze laatste ge-
clragslijn werd gevolgd, tot dusvor nieit verkregen, terwijl cle indruk bestaat, dat de banken cle juiste politiek toepas-
sein om obligaties als zooeven bedoeld, evenals die, welke
uit niet volledig geslaagde ensissies ‘in haar eigeli porte-
feuille moeten opgenomen worden, als handolsobjecten te
bsehouiwen, die bestemd zijn om, naar gelang zulks moge-
lijk is, van de hand te worden gedaan. Hot zou enge-
wensoht zijn het voorbeeld -van andere landen te volgen en
01)
belangrijke schaal gelden, clie, naar hun aard, iiqnide
hohooreis gehouden ‘Le worden, voor langeren ‘tijd in obli-
gaties vast te leggen. Deze zienswijze legt De Nederland-
sehe Bank dan ook ten grondslag aan de politiek, welke
zij ten aanzien van beleenibaarverkiarinig volgt.
1)
Zie Memo rie van Antwoord
01)
liet Vooloopig Verslag
der Eerste Kamer betreffende hoofdstuk VII B der Sitaats-
begrooting 1938 (Handelingen der Staten-Generaal 1937-
1938. Bijlage A, pag. 13) en de Handelingen dicr Kamer
(1937-1938, bladz. 248 vlg.).
438
ECONOMISCHSTTISTISCHE BERICHTEN
8 Juni 1938
Zooals uit liet voorafgaande valt; af te laden, ben ik niet van meening, datde daling van den
–
ijentestndaard
mede het gevolg is vnu kunstiu4ige maatregelenin- Ne-
‘derland genomen. Wel heeft
–
tot iedahegnedegewerkt,
dat, in verband met de bebreurenswaardige afshiitin.g en
isoieeriisg, welke de we reldo’n-tiwikkeliug vertoont, de inter-
nationale kapitaalbeweging binnen enge
1
grenzen is terug-
bed rngen. De veaniwoordelij1ehe id liie rvoor kan zeker
niet op de schouders -van Ned-riand gelegd worden.
Zoo-
als bekend is, werd de toel:atin van buitcnla.n.dsche emis-
sies en intredndties in zeer aanmerkelijke mate vrruimd.
Intussehen liuijft liet aantal in aandierking komende bb-
jectan beperkt. Ook ii’ier doen zich de boven omschreven
factoren, welke het vertrouwen blijven ondermijnen,terdege
gevoelen.
Het is wellicht niet ondienstig te dezer plaatse in her-
innering te brengen, dat ook in het verleden tijrdvakkan
zijn voorgekomen, gedurende welke de rentestand-aard- zich
op- een laag peil bewoog. Als voorbeeld zij erop gewezen,
dat in
1896
de Nederlandsche Staatsechuld op een basis
van 3 pOt. kon gebracht worden. Tot het jaar
1911
kon de
Staat tegen dien rentevoot in zijn leeningbehoeften voor-zien. Hoewel het alleszins begrijpelijk is, dat de beleggers
tegen de sterke en snelle daling groote bezwaren koesteren
en traChten de gevolgen laarv’an te mitigeeren, -beteekent
-hetgeen tot dusver geschiedde niet meer dan een terug-
keer ‘tot een vroegeren toestand, d.ie door den -wereldoor-leg
en zijn nesleep voor een lange reeks van jaren werd
bédindigd.
Met een beschouwing over de geidmarkt, de wissel-
koersen en het betalingsverkeer met Duitschiand
wordt dan het algemeene gedeelte van dit als altijd
belangwekkend verslag besloten.
Enkele gegevens over de ontwikkeling van de
kunstzij de-industrie. –
–
De kunstzijde-industrie, welke nog zeer jeugdig is,
heeft zich gedurende de na-oorlogjaren, en in het
bijzonder sinds 1927, verrassend snel ontwikkeld
1).
De wereldproductie bedroeg in 1922 nog slechts 35
millioen kg, steeg in 1927 tot 134 millioeii kg en
bereikte in 1937 een hoogte van 541 millioen kg.
Merkwaardig is bij deze ontwikkeling het feit, dat
de kunstzijde aanvankelijk bedoeld was als substitutie-
product van natuurzijde; doch dat na den oorlog deze
nieuwe txtilstof al spoedig een geheel eigen plaats
in ging nemen. De kuustzijde opende geheel nieuwe
mogelijkheden op hèt terrein van de mode; men kan
zelfs zeggen, dat de kunstzijde de ontwikkeling der
mode miii of meer beheerscht heeft gedurende de
laatste 15 jaar. De voortdui-ende rationalisatie van
de productietechniek ‘had steeds lager prijzen tot
gevolg, waardoor de kunstzij-de, anders dan de natuur-
zijde, een artikel voor de groote massa kon worden.
Dat de beteekeis van de kunstzijde veel grooter is
dan die van vervanger vn de natuurzijde, blijkt wel
uit het feit, dat in 1936 de productie van de laatste
1) De in onderstaande beschouwing verwerkte gegevens
zijn grootencleels ontleend aan een opstelling, uitgereikt
ter gelegenheid van de door het Economisch Technologisch
Instituut te Tilburg georganiseerde persconferentie op
12 Mei
1938.
Deze opstelling is van den hand van Ir. E. van
]Sverdingen.
56 millioenjkg
3
hdroeg,ter%vijl in-dat jaar 541 mil-
lioen kg
b
stijçe, werçlj.vervaardigd. Me-imag,aaiu
nemen, dat.dezonelle-entwikke1ung van het gebruik
vaai. kunstzijde zich nog veder zal voortzetten. Welke
groote mogelijkheden er nog bestaan, blijkt uit de
volgende tabel:
Verihoud.i ngscijfers van het wereldverbruik.
kunstzijde natuurzijde katoen ‘ol stapelvezel
1936 …..5.8
pOt.
0.7
pot.
81
pCt.
11
pCt.
1.5
pOt.
Op het terrein van de research is men steeds in-
tensief bezig, nieuwe toepassingsmogelijkheden te zoe-
ken én de kwaliteit van het product (o.a. sterkte,
kreukhaarheid)
0
1) te voeren. De- stapelvezelproductie
heeft zich zeer snel ontwikkeld – o.a. onder invloed
van het streven naar autarkie – en de productie van
dit artikel bedraagt momenteel circa 140 millioen kg
per jaar. 1-let product vertoont groote overeenstem-
ming met de kunstzijde; daarentegen is de .productie
vrijwel geheel gemechaniseerd. -.
Nederland neemt,- met een gemiddelde productie
van 10 mil]ioen kg per jaar, een vrij belangrijke
plaats in de wrereldproductje van kunstzijdegarens in;
per hoofd der bevolking zelfs de tweede plaats (ach-
ter Japan). Daarentegen komt ons land, wat betreft
de verwerking, achteraan, hoewel het verbruik van
kunstzijden goederen normaal genoemd kan worden.
De industrie van kunstzijden garens is dan ook voor-
namelijk op export georiënteerd. Circa
80
pOt, van
de productie wordt uitgevoerd. Hierin ligt stellig
een element van zwakte. Het streven in vele landen,
zooveel mogelijk goederen in eigen land te producee-
ren, is voor deze industrie weinig gunstig geweest.
Nederland’s aandeel in de wereldproductie bedroeg
in 1932 nog 4 pCt. en in 1937 nog slechts 2 pOt. De
periode van belangrijke expansie der Nederlandsche
industrie was in 1932 reeds afgeloopen, terwijl deze zich elders in de. wereld nog steeds voortzette. Er is
weinig aanleiding te vermoeden, dat de tendens in dit
opzicht spoedig verbeteren zal.
De productie van kuristzijdegarens ii in Nederland
in vier kunstzijdebedrijven nl. te Ede, Arnhem (Aku),
Breda (H.K.I.), Nijmegen (Nijma) geconcentreerd.
De Aku en H.K.I. werken samen, hebben een gemeen-
schappelijk verkoopkantoor en een gemeenschappe-
lij-ke researchafdeelung.
BOEKAANKONDIGINGEN.
Theorie der Whrungsentwertw
–
&g
door
-Walter Frster. (Jena 1936. Verlag von
– Gustav Fischer. Prijs R.M. 6.-).
Dit -boek behandelt de algemeen theoretische vraag
van valutadepreciatie en stelt zich daarmede onmid-
dellijk op een hooger niveau dan de alledaagsche dis-
cussie over dit onderwerp. Daardoor wordt het groo-
te aantal argumenten op enkele principieele vragen
teruggebracht. De schrijver neemt door de algemeene
behandeling van het vraagstuk geen stelling t.o.v. de
depreciatie van een bepaald land (Duitschland). –
–
-.
AANVOER VAN GRANEN. (In tons van 1000 kg.)
–
–
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
29Mei-4Juni
–
Sedert
Overeenk.
29 Mei-4 Juni
Sedert
Overeenk.
–
1938
1Jan. 1938
tijdvak
1937 193$
1Jan. 1938
tijdvak 1937
1938
1937
5.516
–
491.060
758.815
–
4.250
17.735
495.310 776.550
380
62001
117.449
—
–
2.875
62.001
120,324
475
7.457
5.958
–
–
–
7.457
5.958
Tarwe……………….
Rogge
………………….
Maïs. -……………..
57. 918
555.187
514.950
1.720
52.801
69.733
607.988
584.683
Boekweit ………………..
5.803
158
:
315
143.893
1.609
8.626 6.189
166.941
150.082
Gerst
……………….
Haver ……… ……….
847
..
98.006 62.223
–
7.812
3.180 105.818
65.403
Lijuzaad
……………
60
–
57.295
105.567
–
120.801
111.536 178.096
217.103
992
30.574
29.961
–
100
–
30.674
29.961
Lijnkoek
…………….
Tarwemeel
………….
755
27.156
14.516 214
6.880
2.03-9
34.036
16.555
Andere meelsoorten
755
16.158
.
18.984
170
2.510
1.468
18.668
20.452
8 Juni 1938
ECONOMISCH-STAI1’STISCHE BERICHTEN
439
Allereerst worden behandeld het doel en de be-
zwaren tegen valutadepreciitie eni tenslotte wordt
een systematisch onderzoek ingesteld..
Do
vraag, hoe
depreciatie werkt op de deviezenpositie, op de bin-
neulandsche prijzen en de binnenlandsche conjunc-
tuur, kan niet definitief beantwoord worden, omdat
dit afhangt van den toestand, waarin de betreffende
volkshuishoudingen de wereld verkeert. Vandaar ook
de noodzakelijkheid om aan te geven, in hoeverre het
noodig is om de depreciatie gepaard te doen gaan
met andere maatregelen van economische politiek.
STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
1 Juni 1938 voor
telegrafieche
uitbetaling op:
Gulden per
Pari
Koers
disconto
Europa.
0
10
Londen *)
£
–
8.96*
2
..
Berlijn
*)
100 Mark
59.26
3
72.78
4
100
Franc
–
5.03
* 2*
Brussel
*)
100
Belga
24.906
30.66
3
100
Franc
6.22
6
7.
66
*
100
,,
–
41.30
4
100
Kronen
–
6.30
3
100 Pengö
43.51
35.75
4
100 Lei
1.48
8
1.37*
*
100 Leva
1.79
7
2.25
6
Belgrado ……….
100 Dinar
–
4.
1
7*
5
Turksch
£
–
1.44*
Istanbul ………..
100 Drachme
–
1.65
6
100 Lira
–
9.55
4
100
Peseta
48.-
–
5
Parijs
*)…………
Escudo
–
0.0815
4
Luxemburg
………
Zürich
‘)
…………
Praag
…………..
Kopenhagen
)
•
100 Kronen
–
40.05
4
Boedapest
……….
100
–
45.07*
‘
Boekarest
……….
Stockholm
*)
100
–
45
.07*
2*
100 IJsl.Kr.
..100 Gulden
–
40.48
Athene
…………
Milaan
…………
100 Zloty
27.90
9
34.15
41
Madrid
°)
……….
Lissabon ………..
………
Kovno (Litauen)
•
100 Lita
24.88
30.62*
5
*
………..
Oslo
)………….
Reickjavick
……..
Riga (Letland)
100 Lat
48.-
36.-
-*
Warschau
……….
Tallinn (Estland)
100 Estl. Kr.
–
50.25
*
100 Finnmrk.
–
3.97
4
Tjerwonets
–
36-
5
)
Sofia
…………..
Helsingfors
……..
Moskou
………..
(100 Roebel) 27.90
9
34.17*
4
Danzig
…………
Amerika.
New-York
*)
$
1.46
0
1.84
1
Montreal
……..
Canad.
$
–
1.79*
2*
Mex. Dollar
–
0.51
Buenos Aires ……
Peso (papier)
–
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
–
8.96*
Rio de Janeiro
Milreis (pap.)
–
0.101
31
Peso (papier)
0.15
0.07*
6
)
Valparaiso ………
Bogota (Columbia)
8)
Peso
–
0.99
Mexico
………..
Quito (Ecuador)
Sucre
..
–
0.15
Lima (Peru)
……
Sol
.
–
0.43
5
)
Montevideo (TJrug.)
Peso
–
0.86
5
)
Caracas (Venezuela)
Bolivar
–
0.56
Gulden
..
–
1.00
Paramaribo
…….
San
José (C. Rica)
(Jolon
–
–
Quetzal
–
1
.8
1
*
Willemstad (Curaç.)
Gulden
–
1.00*
Managua (Nicar.)
3)
Cordoba
–
–
San Salvador
8)
Colon
–
0.72
Azië.
Rupee
–
0.6
6
*
3
Gulden I.G.
–
1.00*
Calcutta ………..
Yen
–
0.5
2
*
3.285
Batavia
………..
Dollar
–
0.56
5
)
Dollar
,
–
0.3815)
Guatemala ………
Straits Doli.
1.41
1.05
Pilil. Peso
–
0.90
Teheran9(Perzië)
Pahlavi
–
11.15
Kobe
………….
Bangkok ………..
Baht
–
0.8
2
*
Hongkong ………
Shanghai
………
Afrika.
Singapore
………
Kaapstad
£
–
8.96
31
Manilla
………..
Alexandrië ……..
Egypt.
£
–
9.20
Auztralië.
Melbourne, Sidney
.
en Brisbane
£
–
7.17*
2
*
Nieuw Zeeland
£
–
7.234
1)
0ff. 0.36 vrije markt 0.09. ) Milreis Goud.
2)
Goudpeso.
4)
Munteenheid
=
Rail (=een Kran.)
5)
Nom.
) Not, te A’dam.
0v.
not, part. opg.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels.
Ned
2
3Dec.’96
Lissabon
. . .
.411 Aug.’37
Bk
Bel.Binn.Eff.
}Vrsch.inR.C.
2
*
3Ddc.’36
Londen ……2
80 Juni’32
2
*
3Dec.’36
Madrid ……5
9Juli’35
Athene ……….
6
4Jan.’37
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan. ’87
Oslo
……..*
5Jan.’38
Belgrado ……..
5
1Febr.’35
Parijs
……
2
*12
Mei’38
Berlijn ……….
4
22Sept.’32 Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest ……..
*
15Dec.’84
Pretoria
.. .3
15Mei’33
Brussel ……….
3
30 Mei’38
Rome ……..
*
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
..21
1Dec.’38
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Weenen ……
*
10Juli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau …. 4
18Dec.’37
Kopenhagen
….
4
19Nov.’36 Zwits.Nat.Bk.1*25Nov.’36
OPEN MARKT.
1938
4
30Mei!
23/28
16121
Juni
4Juni
Mei
Mei
1937
31 Mei/
5 Juni
1936
216
Juni
1914
20124
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
114
114
11
2)
1
1
116
–
’14
2
2
15-314
3I4-4
1
14
Prolong.
–
1122)
1
12)
12
1
211
4
3-414
(.onden
Daggeld.
1
12-1
1
121
‘/a-I
12-1 1
12_1
1
/i’i
1
/2.1
Partic. disc.
19
182-
5
18
17
132-5
I8
17
132
-9
1i6
17
19
19116-314
9
1,
6
91
15
31
4
Berlijn
Daggeld
.
–
2
3
14-3
1
14
211
4
32)
2
1
I4-2
5
1s
22I8-3
1
14
ij4315
3
2
5
18-3
1
I8
1aande1d
2
3
14-3
2314-3
231-32)
2
3
14-3
2/3-3/4
2314-3
2
1
12-j9
Part, disc.
2
18
23
18
271s 2)
2/8
2
7
/8
2
7
18
2
7
1s
Warenw.
, .
4_11
4.1/
4
4.21
4
2)
4.11
4
4.11
4
4.11
4
4.21
4
rqew York
Daggeld
1)
1
1
3)
1
1
1
1
3
118
Partic.dlsc.
113
113
113
112
9
11e
/io
t
Koers van 4Juni en daaraan voorafgaande weken tjm. Vrijdag.
30 Mei-3 Juni.
3)
31 Mei-4 Juni.
• WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.
D
aa
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavla
York)
0)
)
0)
0)
1)
31 Mei
1938
1.81% 8.P6%
72.72*
5.03k
30.61
100%
1
Juni 1938
1.81%
8.96%
72.78
5.03% 30.66
100
2
,,
1938
1.81%
8.96%
72.73
5.02%
30.65*
100
3
,,
1938
1.81%
8.96%
72.75 5.03
30.67*
100%
4
,,
1938
1.81%
8.96%
72.75 5.03
30.68
100%
6,,
1938-
–
–
–
–
–
Laagste d.w’)
1.80%
8.96
72.80 5.02
30.57*
100
Hoogste d.wl)
1.81%
8.97%
72.82*
5.04 30.70
100%
Muntpariteit
1
1.469
12.1071
59.2611
9.747
24.906
100
Data
Zwit-
serland
Praar
Boeka-
Milaan
Madrid
14
rest
1)
31 Mei
1938
41.27 8.30
–
– –
1
Juni 1938
41.30
6.29
–
–
–
2
1938
41.28%
6.32
–
–
–
3
1938
41.28 6.32
–
–
–
4
1938
41.27
8.31
–
–
–
8
1938
–
–
–
–
Laagste d.w
1
)1
41.20
6.26
1.37
9.50
–
Hoogste d.w
1
)1
41.32%
6.35
1.45
9.60
–
Muntpariteitl
48.003
7.371 1.488
–
13.094
48.52
D
a a
Stock-
Kopen-
o
i
°
•
Hel-
)
Buenos-
Mon
holm)
hagen*)
Aires’)
treal’)
31 Mei
1938
4625
40.05
45.07*
3.96 47%
1.79%
1
Juni 1938
46.25
40.05
45.071
3.96 47% 1.79%
2
,,
1938
46.25
40.021
45.05
3.97
47%
1.79%
3
,,
1938
46.25
40.02*
45.05
3.98
47%
1.79%
4
,,
1938
46.25
40.02*
45.05
3.96 47%
1.79%
6,,
1938
–
–
–
-.
–
–
Laagste d.w’)
46.17* 39.971
45.-
3.93
47
1.78%
Hoogste d.w’;
46.30
40.10
45.12*
3.99.
47%
1.80
Muntpariteit
46.671 66.671
66.671
6.266
195%
2.1878
9 Noteering te Amsterdam. •*) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
a
0
Londen
($
per
£)
Parijs
($ p. lOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.) Amsterdam
($
p. 100 gld.)
31 Mei
1938
4,94%
2,77%
40,17 55,16
1
Juni
1938
4,94%
2,77% 40,15
55,15
2
,,
1938
4,94y,
2,77%
40,13%
55,17%
3
,,
1938
4,94%
.
2,77% 40,15
55,22
4
,,
1938
4,94%
2,77% 40,18
55,21%
6
,,
1938
4,94% 2,77% 40,17%
55,2034
7 Juni
1937
4,93%
4,45%
40,05
54,99
)4untpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%,
440
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT
GERST
6415
kg
MAIS
R000E
TARWE
BURMA’R1JST
BOTER
per
kg.
KAAS:
Edammer
EIEREN
Amer.No.3′)
Rotterdam
per 2000
kg.
74kgRussi-
Rotterdam
per 100kg.
Loonzein
Alkmaar
Gem.
not.
Heffing
1)
Zie blz.418 loco
schei)
Rotterdam
loco
La Plata
1)
per Rangoon(Basseln
cwt.
f.o.b.
Leeuwar- der Co:
fli.
1
Crisis
Fabr.kaas
Eiermijn
RoermoniJ
Termijn-
.1.
Amerik.
Termijn-
van E.-S. B.
V.
1Juni f1.
–
Rotterdam
per2000kg.
noteer.
1 of 2
op mnd.
1
Mixed
No.
2′)
per 1
00
kg.
noteer.
012
op
mnd. Locoprijs
rt
Noteerii
1
Zvvel-
1_:.t
tr.
gang
per
exp.
50kg.
P.
ioo
St.
TX
1
%f
%
f,’%f[
7%Ish.T
7
–
r
–
rT
1927
237,-
110,2.
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,82
110,1
141!i
1
0
0
,3
1
l’83
104,5
11(31(
4
2,03
•-
43,30
95,0
7,96
99,
r.
.1928.
.
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,575
l0′,l
53,475
09,9 6,43
98,4
10(71/4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,1
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,875
89,4
II 275
89,R
12,25
90,8 6,34
97,0
10/6
2,05
99,4
–
45,40 99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225
51,2
8275
65,9
9,675
71,7
5,09
77,9
815
1,66
80,5
–
38,45
84,4
6,72
83,1
1931
107,25
.49.9
78,25
40,8
84,50 41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9
–
31,30
68,7
5,35
66,
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25 38,2
4,625
38,0 4,70
37,4
5,225
38,7
2,59
39,6
5/
1
1
1
j
0,94 45,6
–
22,70
49,8
4,14
51,1
1933
u.
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50 33,9 3,55
29,3 3,75 29,9
5,025
37,2
1,84
28,2
4(5
1
(
0,61
29,6
0,96
20,20
44,3
3,71
46,
1934
1
75,75
35,2 §4,75
33,7
70,75
35,0 3,325
27,3 3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4(71/4
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,(
–
1935
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25 30,3
3,075
25,3
3,87
5
30,9
4,125
30,6
2,07
31,7
5(8/
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,1
1936
0
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75 45,8 6,275
46,5
2,19 33,5
5(71(5
0,58
28,1
0,885
17,55
38,5
3,50
43,1
1937
137,75
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95 73,6
8,025
63,9
8,925
66,2
2,70
41,3
61-
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
49,
Maart 1937
o
1-•
133,-
61,8
104,25
54,3.
106,-
52,5 9,025
74,2
8,725
69,5
9,15 67,8
2,57
39,3
519114
0,68 33,0
0,80
18,825
41,3
3,86
48,1
April
Z
149,75
696
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2 9,40 74,9
10,175 75,4
2,72
41,6
61-
3
14
0,69
33,4
0,80
16,45
36,1
3,05
38,(
‘
Mei
144,50
672
107,-
55,7
110,-
54,5′
10,-
82,2
8,925
71,1
9,725
72,1
2,64 40,4
5/10
1
(2
0,71
34,5
0,725
17,325
38,0
20
36,(
1uni
.
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4
7,525
59,9
8,95 66,3 2,63
40,3
5(10
1
(4
0,74
35,9
0,70
19,825
43,5 2,98
37,
juii
149,25
69,4
108,25
56,4
III
–
55,0
9,85
81,0
8,575
68,3
9,975
73,9
2,68
41,0
5(111(4
0,77 37,4
0,68
20,15
44,2
3,74
46,1
Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5
112:-
55,4
9,30
76,4
7,825
62,3
9,225
68,4 2,86 43,8
.614
0,78 37,9
0,64
21,50
47,2
3,84
47,
Sept.
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,525 63,2
2,96
45,3
6(7
0,85
41,3
0,525
21,-
46,1
4,69
58,!
Oct.
,,
z
136,25
63,3
109-
56,8
114,75
56,8
8,57
5
70,5
7,625
60,7
8,50 63,0
2,96
45,3
6/71/
4
1,-
48,5
0,42
23,-
.50,5
4,99
62,
Nov.
133,50
62,1
10625
55,3
116,-
57,4
7,225
59,4 7,10 56,5
8,125 60,2
2,53 38,7
517
1
/
0,96 46,6
0,46
22,20
48,7
4,99
62,
Dec.
w
130,25
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
7,30
60,0
7,05
56,1
8.025 59,5
2,43 37,2
.
515
0,84
40,8
0,60
20,80 45,6 5,24
65,
0
k.
1938
>
130,-
60,4
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65
62,9
7,45
59,3
8,40 62,3
2,35
36,0
513
0,80 38,8 0,615 21,45
47,1
4,15
51, 129,50
60,2
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60 62,5
7,27
5
57,9
8,30
61,5
2,39
36,6
514
0,81
39,3
0,65
22,125 48.5
3,65
45,!
Mrt.
121,50
56,5
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4
6,775
53,9
7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
-39,3
0,56
21,70 47,6
2,80
34,
Apr.
116,75
54,3
107,50
56,0
117,75
55,2 6,65
54,7 6,55
52,1
7,35
54,5
2,42
37,1
515
0,87
42,2
0,475
19,60
43,0 2,90
36,
Mei
,,
24-31 Mei ’38
113,50 111,50
52,8
104,50
54,4
III
–
101:50
52,1
6,17
5
50,8
6,125
48,8
6,95 51,5
2,64 40,4
511011
1
0,89 43,2
0,45
20,-
43,9 3,25
40,!
31 Mei-8 Juni
109,50
51,8
50,9
100,-
100,25
52,1
52,2
103,-
47,6 48,3
5,95
6,20
48,9
51,0
5,675
5,52
5
45,2 44,0
6,50 6,50 48,2 48,2 2,63 2,65
40,3 40,6
5/l0
1
(
5111
0,85
0,81
41,3 39,3
0,45
0,50
19,75
19,75
43,3
43,3
3,30 3,35
41,1 41,1
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
R1JBBER
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed Mjddljng Upland Super Fine
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
–
,
Merino 64s
v.
–
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.
1
Herl.Ned.Ct.1
wit Gr. D. te
New York per Ib.
Sinoked Sheets
loco Londen p. Ib
–
Herl.Ned.Ct.
Herl.Ned.Ct.(
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
HerI.Ned.Ct.
i/t
HerI.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not
1
%
£ ets.
%
$ets.
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
f
%
$
ets.
%
pene
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1 17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,5(
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,7!
1929
395,49
92,4 32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,2!
1930
in
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25 134,8
57,7
26,75
8,50 66,4
3,42
30
45,2
5,81 1931
lx
192,15
44,
0
17.117
21,1
44,8 8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0
109,0
46,6
23,25
5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,1
1932
‘
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,31
1933
<
128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0
8,70
16,6
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21.
25,1
1,61
II
16,6
3,2!
1934
Z
115,85
27,1
15.9(9
18,3
38,9
12,30 13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6
6,2!
1935 134,52
31,4
18.11(8
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5
84,5 36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
c,
142,61
33,3 18.6/8
19,0
40,4
12,10
18,2
–
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7
7,7!
1937
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7 5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8 35,50 3,30
25,8
1,865
36 54,3
9,5(
Maart 1937
174,86
40,9
19.9(1
26,6 56,5
14,45
23,3 64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25
3,59
28,0
1,96
44
66,3
12,
April
,,
189,96
44,4
21.313
26,0
55,2
14,35
23,1
64,3
6,16
96,5
69,8
25,75
144,9
162,0
38,75 3,56 27,8
1,95
44 66,3
11,6
Mei
,,
‘
201,20 47,0
22.716
24,3 51,6
13,35
22,7
63,2 6,04
97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25 3,25
25,4
1,78
5
38 57,3
10,2!
Juni
,,
186,90
43,7
20.1617
22,9 48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50 3,28 25,6
1,805
36 54,3
9,81
Juli
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8
37,75 3,42
26,7
1,88
5
34
51,3
9,1
Aug.
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5 5,19
98,9
71,5
26,25
145,0
62,0
38,50
3,30
25,8
1,82
33
49,7
8,81
Sept.
u
186,01
43,5
20.14/3
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4 4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34
51,3
9,-
-Oct.
188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3
‘8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-
Nov.
185,91
43,4
20.12110
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3 4,04
74,6
–
54,0
20,-
103,9
44,5
27,75 2,86
22,3
1,58
5
27 40,7
7,1
Dec.
,,
1.73,86
40,6
19.71- 14,9
31,6
8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28 42,2
7,31
Jan.
1938
0
168,56
39,4
18.1518
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2,
4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,49
5
26 39,2
7,-
1ebr.
,,
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
.46,2
17,-
98,1
42,0
26,25
2,78
21,7
1,55
5
27
40,7
7,1
Mrt.
,,
165,08
38,6
18.81-
16,1
‘34,2
8,91
16,1
44,8 4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25
37,7
6,7!
Apr.
156,59
36,6
17.915
15,8
33,5
8,76
15,5 43,1
4,15
60,7
43,9
16,25
95,6
40,9
25,50
2,75
21,5
1,52
5
22 33,2
5,81
Mei
158,09
36,9
17.1212
15,3
32,5
8,48
15,2
42,3
4,06
61,7
44,6
16,50
98,9
42,3
26,50 2,82
22,0
1.56
21
31,7
5,81
24-31 Mei ’38
156,95
3,7
17.101-
1
14,4
30,6
7,92
14,9
41,5 3,98
61,7
44,6
16,50
98,1
42,0
26,25 2,82 22,0
1.56
.
21
31,7
5,7!
31 Mei-8 Juni
152,41
35,6
17.-/-
14,3
30,4
7,89
13,6
37,8
3,65
61,6
44,6
16,50
97,1
41,5
26,-
2,82
22,0
1,56
21
31,7
5,81
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng. ton
LOOD
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen per Eng. ton
.
,
‘IlN
n
ocoE
0
e
per
ng.
0fl
IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng. ton
GIETERIJ-IJZER
‘
(Lux
III)
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
ZINK
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen
p.
Eng, ton
]
Herl.Ned.Ct.1
ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
HerI.Ned.Ct.1
Not.
iïNeï.
‘r
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.( Not.
(Herl.Ned.Ct.(
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.(
Not
/
%
£
f
%
£
f
%
£
/
%
sh.
/
%
Sh.
f
%
£
ets.
%
penc
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
6416
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1
(1
1928
0
771,20
98,1
63.1419
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135 103,8
26
3
14
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18I10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
1
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95 91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89 68,5
171
–
1931
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-17 1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,96
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
5
/
1932
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
13
1
1933
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
/8
1934
1.3
226,80 28,8
30.615
82,65
29,8
11.11- 1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66/11
20,25
51,2
54/1
103,05
32,5
13.1516
66 50,8
2111
4
1935
230,95 29,4 31.18/1
J03,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87 66,9
28
15
/
1936
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4′
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65 50,0
20(i
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.5/6
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1
1
Maart 1937
II
638,40 81,2
71.916
292,95
105,5
32.161-
2498,25
86,0
279.141-
36,15
85,8
811-
48,20
122,0
10811
289,65
91,3
32.818
77
59,2
201
April
l
559,70
71,2 62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
86,3
81/-
54,25
137,3
120111
238,65 75,2
26.615 78
60,0
2015/
Mei
545,95 69,4
60.151-
214,95
77,4
23.1815
2256,45 77,6
251.21- 36,40
86,4
811-
59,65
150,9
132/9
209,35
66,0
23.5111
76
58,5
20513
Juni
Z
499,70
63,6
55.1315
205,40
74,0
22.1718
2245,10
77,3
250.216
36,35
86,3
811-
60,60
153,3
1351-
194,55
61,3
21.1315 75
57,7
20
Juli
510,10
64,9
56.11/3
213,70
77,0
23.13111
2365,20
81,4
262.5/-
45,55
108,1
lol!-
59,60
150,8
132(6
205,75
64,8
22.1316
75
57,7
20
Aug.
517,55
65,8
57.6
1
–
205,25 73,9
22.14
1
6
2388,50
82,2
264.9/-,
45,60
108,2
101
1
–
48,60
123,0
109
1
–
215,35
67,9
23.16
1
8
75 57,7
1
9/
Sept.
,,
474,25
60,3
52.15111
187,55
67,5
20.1718
2323,10
79,9
258.1216
45,35
107,6
1011-
44,65
113,0
9915
191,80
60,4
21.711
74
56,9
19
7
1
Oct.
Z
413,15 52,5
46.1111
164,80
59,4
18.718
2036,85
70,1
227.51-
45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov.
357,50 45,5
39.1319 150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4
191.141-
46,85
111,2
104/-
39,85
100,8
88
1
5
143,20
45,1
15.17
1
11
74
56,9
1911
1
Dec.
,,
u
362,70
46,1
40.7
1
2
144,90
52,2
16.2
1
6
1734,45
59,7
193.-/-
49,-
116,3
1091-
38,80 98,2
8614
139,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
1
Jan.
1938
367,75
46,8
40.1916
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5
182.16/-
48,90
116,1
109/-
36,50
92,4
81/4
134,05
42,2
14.18
1
9
74
56,9
1911/
Pebr.
353,70
45,0
39.8
1
9 137,35
49,5
15.6(3
1642,15
56,5
183.1/11
48,90
116,1
1091-
33,45
84,6 74/6
128,85
40,6
14.714
75
57,7
20/1
Mrt.
,,
Z
357,25
45,4
39.16
1
7
144,80
52,2
16.2
1
10
1649,65
56,8
183.18/2
48,90
116,1
109
1
–
31,80 80,5
70
1
11
128,90
40,6
14.7
1
4
75
71
57,7
205/i
Apr.
,,
354,85
45,1
39.11(7
141,35′
50,9
15.15(4
1536,80
52,9
171.915
48,85
115,9
1091-
32,80
83,0
7312
124,75
39,3
13.1814
54,6
18
7
1
Mei
,,
c,
328,80
41,8
36.1219 127,85
46,0
14.4/11
1452,30
50,0 161.16/6
48,90
116,1
109
1
29,75
75,3 66
1
4 113,50
35,8
12.12
1
6
70
53,8
183(4
24-31 Mei ’38
302,05
38,4
33.13
1
9
123,30
44,4
13.15/-
1445,80
49,7
161.51-
1
48,85
115,9
1091-
1
109j-
28,-
70,9
62/6
111,25
35,1 12.812
71
54,6
187(
31 Mei-8 Juni
312,601
39,8
34.1716
122,45
44,1
13.1312
1550,75
53,4
173.-/-
48,85
115,9
26,90
68,1
60/-
112,35
35,4
12.10(8
71
54,6
19
IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/in 1929
=
100.
.
441
GE-
•
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
1
BEVROREN
ARG.Rt.JND-
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam(A’dam
SUIKER
Wittekrist.
THEE
N.-lnd.thee-
RUNDEREN
VARKENS
niiddelgew.
No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
per
‘/2
kg.
suiker loco
vellinc’ Adam
c
(versch) (versch)
Londen per cwt. Londen per 8 lbs.
cii. Nederland
Rotterdam!
Gem.Tava-
en
0.02
Robista
Superior
ger 100 kg
oer 100 kg
Amsterdam
Sumatrathee
°
Ned.Ct.I Not.
H
Not.
Herl.
Ned.CtJ
Not.
iotterdam
—
totterdam
Herl.
Santos
per 100 kg.
per’!2kg.
1
%
— _7_
%
%
th.
Tƒ
%
sh.
TT
sh.
ets.
%
ets.
%
f
%
ets.
%
1927
–
–
– –
65,15
978
10716
2,73 92,2
416
41,21 119,4
68/-
4,87
5
95,5
54,10
91,4
19125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
57/3
49,62
5
101,1
63,48
1073
15,85
9,1
7525
99,3
102,2
1929
96,40 101,8.
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
2770
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
1012
13,-
81,3
69,25
91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4
9,60
60,0
6075
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
574
3/11 11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,325
39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5325
34,5
32,75
43,2
37,0
1934
1935
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
,42
48,0
319/2
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
1840
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8
34,9
48,12
5
50,8
51,625 60,5
32,-
48,1
8815
1,19
40,2
313/2
8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7 3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,425
56,4
48,60 57,0
36,37
54,6
9316
148
50,0
31912
12,05
34,9
3014
13,62
5
27,8
16,87
5
28,5
4,025
25,2
40
52,8
39,2
1937
71,275
75,3
61,85
72,5
4227
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5
33,9
22,37
5
37,8
6,225
38,9
53,50
70,6
53,6
Maart 1937
66,15 69,9
54,82
5
64,3
39,83 59,8
8912
1,67
56,4
318
3
14
23,-
66,7
5116
18
367
23,80
40,2 6,10
38,1
55
72,6
53,7
April
•,
71,-
75,0 56,25
65;9
42,32
63,6
9413
1,72 58,1
3110
20,83 60,3
4615
17,87
5
36,4
23,375 39,5
6,12
5
38,3
54,25 71,6
54,4
Mei
73,32
5
77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
95/-
1,90
64,2
412
3
j4
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5
38,0
55
72,6
53,6
luni
,,
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04 68,9
4(6
1
(2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9 6,52
5
40,8 50,50 66,7
52,7
)uli
n
78,45
82,8
6t),85
71,3
42,63
64,0
9416
1,97
66,6
4(412
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5
41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,87
5
82,2
67,87
5
79,6
46,32
69,6
10216
2,13 72,0
4/81(
2
17,61
51,0
39/-
17
34,6
23
38,9
6,50
40,6
54,75
72,3
55,3
Sept.
72,42
5
76,5 69,20
51,1
46,17 69,3
102110
1,06
66,2
41412
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9 6,325
39,6 56
73,9
55,1
Oct.
,,
69,97
5
73,7 70,20
82,3
43,70 65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
281-
15,75
32,1
22,875
38,7 6,40
40,0
55,25
72,9
55,0
Nov.
,,
68,17
5
72,0
72,37
5
84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20 33,8
6,425
40,2 53,75
71,0
52,2
Dec.
,,
68,95
72,8
72,15
84,6
43,23
649
9612
1,92
64,9
40(2
11,07
32,1 2418
13
26.5
17,25
29,2
6,40 40,0
47,75
63,0
51,0
k
n.
1938
70,82
5
74,8
70,37
5
82,5
43,54 65,4
97j-
1,96
66,2
41412
12,18
35,3
2712
13
26,5
16,10
27,2
6,175 38,6 51,25
67,7
51,1
br.
,
70,25
74,2 68,75
80,6
43,95
66,0
98J-
2,08
70,3
417
112
12,44
36,0
27(9
13
26,5
16
27,0
5,40
33,8 50,25
66,3
50,3
Mrt.
69,15
73,0 66,375
77,8
45,87 68,9
10212
1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2
5,05 31,6
52,25
69,0
40,6
Apr.
70,35 74,3 64,40
75,5
47,29
71,0
10516
1,88
63,5
412
11,68
33,8
2611
13
26,5
15
25,4
4,65
29,1
53,50
70,6
47,2
Mei
»
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031-
1,92
64,9
4/312
8,64 25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7 4,70
29,4
53,-
70,0
47,1
-31 Mei ’38
70,90
74.9
61,-
71,5
43,97
66,0
981-
1,98
66,9
415
7,97
23,1
1719
12,50
25,5
14
23,7 4,62
5
28,9 53,25
70,3
46,5
Mei-8 Juni
72,-
76,0
61,50
72,1
43,95
66,0
98/-
2,02 68,2
416
7,73
22,4
1713
12,50
25,5
14
23,7
4,625
28,9
51,50
68,0
45,7
GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
VUREN-
HOUT
KOE-
HUIDEN COPRA
Ned.-lnd.
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
LIJNZAAD
La Plata
GOUD
21(
2
X
7 per standaard
basis 7″ f.o.b.
Gaaf open kop
f.
m. s.
per longton
loco
cash Londen
ex opslagpI. Londen
Zweden/FinI.
57-61 pond
per 100 kg
c.i.f. Londen
Rotterdam
per ounce fine
perstandaard
van 4.672 M
3
.
Veiling te
Amsterdam
Amsterdam
per 1000 kg.
1)
__________________
Herl.Ned.Ct.I
Not.
.
EI,
E
Ti7ÏT’4ed. Ct. 1
Not. _____________________
HerI. Ned. Ct.
Not.
–
7
– –
r
£
–
1
— —
—
7_
—
%
_7_
—
-;:
1927
230,28
100,1
19.-/-
l6O,O
105,1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03
106,4
21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3
104,4
124,1 1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5
104,1
254,10
101,6
21..f-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0 100,2
94,6
1929
229,71
99,9
19.-(-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,375 89,4
23016
92,0
19-19
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,1 95,4 64,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3 22,625
.73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
41,6
54,6 44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
‘
70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1 10.1914
75,50
38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,0 34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1
137/8
31,6 37,3 36,5
1935
.
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25 34,5
51,50
100,1
14212
32,2 37,0 34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.1712 132,25
866
23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1
14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 51,8 56,3
Maart 1937
201,84
87,8
22121-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81-
106,75
54,6
6360
123,6
14214
57,5 61,5
64,8
April
,,
208,79
908
23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3 00,4
63,6
Mei
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41- 112,50
57,8
63,15
122,7
14018
56,7 60,2
58,2
Juni
n
21101
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
140174
54,8 59,0
56,1
Juli
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5
24,-
59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,2
56,3
Aug.
212,40
92,4
23.10!-
135,-
88,4
25,-
62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14-16
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,7
59,2
55,3
Sept.
211,08
91,8
23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.91
115,25
59,2
63,05
122,5
140j4
52,4 57,9
55,3
Oct.
,,
210,65
91,6
23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4
140/6
50,4
56,1
51,2
Nov.
»
209,46
91,1
2351-
132,50
86,8
18,-
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.3/3
110,50
56,7
63,10
122,6
140114
47,7 53,2 46,7
Dec.
1
206,69 89,9
23.-J-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.14/5
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
46,3
P
n
1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6
19,-
47,4
11,875
38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
51,9 44,7
r.
,,
199,56
86,8
22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
55,5
62,70
121,9
139/91
43,4 51,0
44,3
Mrt.
,,
197,49
85,9
22.-!-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,975
35,8
92,92
37,2
10.712
106,25
54,6
62,75
122,0
139111
41,8 49,9
43,2
Apr.
.
197,23
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,625
34,7
90,22
36,1
10.1/3
101,75
52,3
62,65
121,8
139J9
40,0
48,9
40,5
Mei
,,
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.41-
98,50
50,6
62,85
122,2
1401-4
39,4
47,8
39,2
.31 Mei ’38
192,83
83,8
21.101-
102,50
67,1
14,50
36,2
9,50
31,0
87,42
35,0 9.151-
92,50
47,5
62,95
122,4
140154
36,2
41,0
38,8
Mei-8 Juni
192,53
83,8
21.101-
102,50
67,1
14,50
36,2
9,75
31,8
90,76
36,3
10.216
92,50
47,5
63,-
122,4
14017
38,3 46,8
39,1
TÊÊNKOLEN
Westf./Holl.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
ST
E EN
EN
binnenmuurlbuitenmuur
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
33 tjm. 33.9° Bé
5
g.
per
franco schip
AMMONIAK
franco
levering bij
50ton franco A’dam per
te N.-York p. barrel
U.S.
gallon
Ned.perl0okg
schip
Ned. per 100kg voor den w p. 1000 stuksip.
Rood en
1000 stuks
I
Klinkers en
1000kg.
Herl.Ned.Ct.I Not. Herl.Ned.Ct.I Not.
bruto
Rotterda
Boeregrauwi
Hardgrauw
–
.
–
y
–
–
j
–
ets.
.sï
$
ets.
9__
_9_ _7_
._,;_
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0
14,86
11,48
102,6 11,44 102,5
18,-
99,0
13,65 104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60 104,0 19,50
104,5
96,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,55
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9 55,4
1932
8,-
–
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15 55,0 4,20
37,6
12,-
66,0 8,50 65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0 0,57 9,24
32,0
4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,-
60,5,
8,75 66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20 56,8
1,40
45,5
0.94 7,18 24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8 38,0
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94 7,65 26,5
5,18
5,89 52,7
4,81 43,1
II,-
60,5 6,75
51,6 8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70 51,0
4,82
43,2
10,50
57,7 6,75
51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75 51,4 4,97
44,5
11,35
62,4
7,50 57,3 9,50
50,9
66,4
60,5
Maart 1937
8,30 76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6 6,10
5,75
51,4 4,95 44,4
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
73,9 66,5
April
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 7,25 55,4 9,25
49,6
68,4 64,2
Mei
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6 6,30
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4 7,25 55,4 9,25
49,6
70,9 64,4
Juni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05 45,3
11,35
62,4 7,25
55,4
9,25
49,6
69,8 63,0
Juli
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80
43,0
11,35
62,4
7,45 56,9 9,50
50,9
70,3 63,4
Aug.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90
43,9
11,35
62,4 7,45 56,9
9,50
50,9
68,2 61,6
Sept.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0
6,38 5,75 51,4 4,95 44,4
11,35
62,4
7,45
56,9 9,50
50,9
65,6 59,6
Oct.
8,95
82,0
2,10
68,0
1,16
11,25
38,9
6,22 5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2
62,1
56,8
Nov.
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3
5,82
5,85 52,3 5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
59,0
53,9
Dec.
9,35
85,6
2,09
67,7
1,16
9,60
33,2
5,34 5,95
53,2 5,15
46,1
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2
58,5 52,3
P
n
1938
9,90 90,7
2,08
67,4
1,16
9,34
32,3
5,20 6,05
54,1
5,25
47,0
12,85
70,7
8,50.
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
r.
,,
9,90 .90,7
2,08
67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10 54,5
5,30
47,5
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
58,0
51,4 Mrt.
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16
9,08
31,4
5,05
6,15
55,0
5,35
,
47,9
12,85
70,7 8,50
65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
Apr.
9,90
–
90,7
2,09
67,7
1,16
8,89
–
30,7 4,94 6,20 55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
57,5
.
49.5
Mei
,
9,90 90,7
2,10
68,0
1,16
8,92
30,8
4,94
625
55,9
5,45 48,8
12,85 70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,6
48,3
-3
1
Mei
’38
9,90 90,7 2,10 68,0
1,16
8,95
31,0
4,94
6,25 55,9
5,45 48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
1
68,8
12,-
64,3
54,9
47,3
Mei-8 Juni
9,90 90,7 2,10 68,0
1,16
8,95 31,0
4,94
6,25
55,9 5,45
48,8
12,55
70,7
9,-
12,-
64,3
55,0
47,4
442
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Juni 1938
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Not eertngs- eenheden
21
Mei
1
1938
28Mei
1938
30Meij4Juni
19381
LaagstelHoogstel
4
Juni
1938
Alexandrië..
Piast.p.0
97j<
97X
97%
97%
973f
Athene
….
Dr. p. £
54734
547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1110%
11103.4 11103.4
1110%
Budapest
..
Pen. p. £
25%
25%
24%
25%
25%
BuenosAires’ p.pesop.
19.02
18.951
18.93
19.07
19.03
Calcutta….
Sh. p. rup.
115
29
1
82
11529159
1/5%
1/5
29
/
82
1/50%
Istanbul
..
Piast. p. £
620 620
620
620
620
Hongkong ..
Sh. p. $
112%
1/2%
1/2% 1/3%
1/2% Sh. p. yen
112 112
1/1
1
%6
1/2%
112
Lissabon….
Escu.p.
110%
110%
110
110%
110%
ti{exico
….
$per,
– –
– –
–
Montevideo
d.per
20%
20%
19%
21
20%
ontreal
..
$ per £
5.00% 5.00%
4.99%
5.01
5.00%
Kobe
…….
Rio d.Janeiro
d. per Mii,
2% 2%
2%
2%
2%
Shanghai
..
d. p. $
11
10%
9%
11% 30%
Singapore ..
Sh. p. $
213%
213%
213%
213%
213% Vaiparaiso 2).
$ per £
125
125
125 125
125
Warschau ..
Zi. p. £
1
26%
26%
26
26%
26%
‘; uinc. not. i
laten, gem.
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf
not., welke Imp. neonen te oetalen lu
13 Dec. 1937 laatste
export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.Yorki)
Londen
31 Mei
1938.. 18
1
%,
42%
31 Mei
1938….
140151
1 Juni 1938.. 18%
42%
1 Juni 1938….
140/71
2
,,
1938..
181%,
42%
2
,,
1938….
140/8
3
,,
1938..
19%,
42%
3
,,
1938….
14019
4
,,
1938..
19%
–
4
,,
1938….
14018
6
,,
1938.. –
42%
6
,,
1938….
–
7 Juni 1937.. 20%,
45
7 Juni 1937….
1408
27 Juli
1914.. 241%,
59
27 Juli
1914….
84110%
t)
in pence p.oz.stand.
2)
Foreign
silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p. oz. line
5TAND
VAN
‘
RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
23Mei1938
1
31Mei1938
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij
De Ne-
f149.214.792,01
/142.409.074,15
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
97.032,82
,,
28.969,08
Voorschotten
op
ultimo
April
1938
ald. gemeent. verstr. opa. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem. fondsbel., alsmede opc. op die belas-
derlandsche Bank ……………….
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-Indi€ ………
,,
6.432.165,57
5.630.406,24
Idem aan
Suriname ……………….
13.307,711,39
•
10.769.023,82
Kasvord.weg.credietverst.afh.buitenl.
,, 102.316.734,50
• 102.826.903,45
Daggeldieeningen tgen onderpand..
….
–
..
–
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
41.541.020,19
,,
38.266.141,60
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)…
–
–
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
11.135.214,01
,,
9.462.832,11
Verolichtlneen
t
voorscnot noor i ie iNea. isanK lngev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten In omloop ………
f234.233.000,- /234.233.000,-
Schatkistpromessen In omloop ……
12.500.000,-
•
12.500.000.-
,,
1.090.977,-
Schuld
op
ultimo
April
1938
afd.
.
Zilverbons in omloop ……………..1.090.322,50
gem. weg. a.h.uitte keeren hoofds.d.
pers. bel.,aand.i.d.hoofds.d.grondb.
…
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die bel, en op de vermogensbelastlng ..
6.906.101,76
•
6.906.101,7€
,,
1.040.247,36
,,
1.029.161,10
Schuld aan het Alg, Burg. Pensioenf.’)
• .4.608.578,38
•
15.966.176,-
Schuld aan Curaçao’) ……………..
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’) …
,21 1.509.628,11
•
214.71 1.293,40
Id. aan andere Staatsbedrijven
t)
…..
,,
25.500.000,-
..
25.500.000,-
1
77.761.797,46
•,, 177.423.967,53
Id. aan diverse instellingen’) ………..
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
Vrderingen:’)
.
Saldo Javasche Bank…………….
–
–
Saldo b. d. Postchêque- en Olrodienst
f
270.000,-
/
400.000,-
Verplichtingen:
…..
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
,,
4.575.000,-
,,
7.381.000,-
Schatkistpromessen in Omloop …….
16.500.000,-
,,
16.500.000,-
Schatkistbiljetten in aloop ……….
5.000.000,-
,,
5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
1.114.000,-
,,
1.114.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
.. ..
1.184.000,-
–
1.360.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,
510.000,-
,,
545.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
…
,,
725.000,-
,,
1.208.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands
Kas / 33.916.000,-.
CURAÇAOSCHE
BANK.
Vn
n
rn
AAm
Q
fp nosfen in
duizenden
aijldens
1
Circu- Ischotten
Voor-
Dis-
Data
Metaal
latie
1
aan de
Coflto’sning;ti,
reke reke-
1
kolonie
ningeni
1Mei
1938
6.698
6.837
321
64
‘1.712
103
1April
1938
6.715 7.016 195 ,
63
1.854
110
1 Maart
1938
6.427 6.789
72 .
63
1.930
124
1 Februari
1938
6.147
6.634
55
63
1.928
121
1Mei
1937
4.610
5.712
90 42 1.701 89
‘)
Sluitp. der activa. ‘)Sluitp. der passiva.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 7 Juni 1938.
Activa.
Binnenl.Wis-(llfdbk.
f
8.017.565,38
–
sels, Prom.,
Bijbnk. ,,
147.733,72
enz. in
disc.
(Ag.sch. ,,
483.034,97 8.648.334,07
Papier o. h. Buiteal. in disconto
……
Idem eigen portef.
f
5.400.000,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
.
–
5.400.000,-
Beleeningen
mci. vrsch.)
1
Hfdbk.
f
302.107.539,401)
Bijbnk. ,
4.264.223 95
in rek..crti,AgsCh
op onderp.
,,
23.373.914,53
f
329.745.677,88
Op Effecten enz.’.,
f
328.686.301,711)
Op Goederen en Ceel.
1.059.376,17
329.745.677,881)
Voorschotten a. h. Rijk …….. …….
Munt, Goud …..’.
f
112.937.535,-
Miuntmat., Goud .. ,,1.368.287.595,76
(1.481.225.130,76
Munt, Zilver, enz.
,,
19.229.103,84
Muntmat. Zilver
»
–
1.500.454.234,60
5
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………,,
42.556.195,66
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
8.562.71 3,23
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
8.905.871,61
f
1.908.853.027,05
Passiva.
Kapitaal ………………. ………
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………
………
,,
4.860.787,51
Bijzondere reserve
………………,,
7.102.179,67
Pensioenfonds
………………….,,
11.874.056,76
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
932.101.365,-
Bankassignatiën in omloop ……….,,
13.500,93
Rek.-Cour.
j’
Het Rijk
f
137.992.524,55
saldo’s:
‘
Anderen
,,794.595.992,10
,,
932.588.516,65
Diverse rekeningen ………………
,,
312.620,53
1.908.853.027,05
Beschikbaar metaalsaldo
……..
….f
754.522.190,88
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
1.886.305.470,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht
…………………,,
–
1) Waarvan aan Nederlandsch-lndlë
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……../
65.883.125,-
‘)
Waarvan in het buitenland ……………………. ..92.169.202,03
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Goud
Andere
Beschïkb.
Dek-
Data
.
Munt IMuntmat.
Circulatte
opeischb.
schulden
Metaal-
saldo
kings
1
perc.
.7 Juni ’38
112938 1.368.288 932,101
932.602 754.522
80
30 Mei
’38
112938 1.367.835 944.329
922.209
754.850
80
25 Juli ’14
65.703
98.410 310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist-
1
–
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
n1
e
nen
g
op
het reke-
disconto’s
s
rechtstreeks
buiteal.
ningen
1
)
7 Juni 1938
8.648
–
329.746 5.400
8.563
30 Mei
1938
9.221
–
330.684
5.400 11.270
25 Juli
1914
67.947
–
61.686 20.188
509
‘)Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
‘Data
Goud
Zilver
Circulatieopelschb. metaal-
schulden
1
saldo
4 Juni’38
2
)
1367940
188.910
61.650 36.716
28 Mei ‘382)
136.520
184.610
62.460 37.692
7 Mei 1938 116.574
20.140 190.95i
62.647 35.275
30 Apr. 1938 116.574 1 20.150 186.238
74.248 32.529
25 Juli1914 22.057 1 31.907 110.172
12.634
4.842
–
1
buen’
e-
1 1
Dis-
Bele
reke
Diverse
–
kings-
Data
1
N.-Ind.
1
conto’s
1
ningen
ningen’)
t
Percen-
1
betaalb.
1
.
1
1
laffe
4 Juni’38
2
)
2.450
75.120 50.560
55
28 Mei ’38
2
)
1.630
73.430 49.960
55
7 Mei 1938
1.648
‘13.748
50,311
52.901
54
30Apr.1938
1.259
13.582
50.868 61.588
52
25 Juli 1914
6.395 7.259
75.541
2.228
44
‘)
Sluitpost activa.
5)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.