Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1161

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 30 1938

30 MAART 1988

4UTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistischie
,

Bérichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN
VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

23E JAARGANG

WOENSDAG 30 MAART 1938

No. 1161

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lieftinck;
N. J.. Polak; J. Tinbergen; F. le Vries en

H. Al. H. A. van der Vatk (Redacteur-Secretaris).

Th. van Luytelaer (waarnemend Relacteur-Secretaris).

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekeniag 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. i
Andere pag

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh
d
van Ditmar NV., Uivgevers, Rotterdam, Am.-

sterdan-t, ‘s-Graven hage. Postchêque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco P. P. in

Nederland f 16,—. Ab onncmentsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Ncderlandsch Economisch instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

Blz.

EET VOOR-ONTWERP WERKLOOSHEIDSWET VAN MINISTER

ROMME door Jhr. Mr. P. A. van Hoithe tot Echten..
232

Stelsels van verplichte verzekering inzake werkloos-

heid door
I. G. ICeesing ……………………..
233

Het Wetsvoorstel tot herziening van de omzetbelasting

1933 door
Mr. Dr. E. Tekenbroek ………………
236

De ijzer- en staalindustrie in 1937 door
J. W. F.

Sligting ………………………………….
240

Statistieken:

Groothandeisprijzen ………………………………..- 244-245
Geldkoersen.-WisseLkoerscn-Bankstaten ………………….246

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De omvang van de affaire op de wisselmarkt was in cle
verslagweek aanmerkelijk gei-iisger dan in de voorgaande
periode, toen de internationale onzekerheid nogal kapitaal-
verschuiving tengevolge had. De vlucht naar overzee is
nog wel niet geheel ten einde, maar de stemming is toch
aanmerkelijk kalnier. In hoeverre het Egalisatiefonds in
de vorige periode van deiniag heeft moeten -intervenieerea
om aan de vraag naar devieqen te voldoen, is natuurlijk
niet met zekerheid te zeggen. De cijfers van De Nedei-
landsee Bank zijn vrijwel onigewijzigd, maar dat zegt niets
omtrent de operaties van het Egalisatiefonds. Men heeft
vrij algemeen den indruk, dat van omvang.rijke.n steun geen
sprake is geweest en dat onze betalingsbalans uit anderen
hoofde de middelen voor den kapitaalstroom heeft kunnen
fourneeren. Tegenover die afvloeiing stond immers ook
nog een naar ons land gerichte stroom van kort geld door
banken hier uitgezet, nu met de daling van den Gulden-
koers het termijnagio voor onze valuta weer verder is op-
geloopen, zoodat voor bankdi.sponibiliteiten, die elders in
het geheel geen rente kunnen maken, hier een aantrek-
kelijke belegging is te vinden.
Dat de spanning op de wisselmarkt nog geenszins geheel
gew’eken is, blijkt wel uit het feit, dat de Dollarkoers na
een ain-vankelijke inzinking weer op hetzelfde niveau van
circa 181 is gekomen. Het Pond is iets teru-ggeloopen, de koers ligt nu bijna weer op het peil, dat destijds het inter-
ventiepunt van het Egalisatieforids was. De Fransche
Franc heeft deze week weer tei-rein moeten prijsgeven. J)e
situatie in Frankrijk blijft nog steeds w’einig bemoedigend,
de Regeering krijgt een nieuwe infiatievolmacht, en heeft
weer eenige adempauze, voordat per sé met een financieel
reconstructieplan voor de Kamer moet worden verichenen;
nieuwe bezetti-itgsstakingen doen voorzien, dat van een rus-
tige ontwikkeling van den econemisehen en financieelen toestand nog geen sprake kan zijn, tenzij er zeer radicale
wijzigingen in mentaliteit en Regeering komen.
De geldmarkt heeft practisch geen invloed ondergaan
van de jongste gebeurtenisen. Voor de korte termijnen is
dat ‘volkbmen begrijpelijk, want kwantitatief is het aanbod
dermate overvloedig, dat zelfs bij een zeer behingrij.ke reductie
van de

beschikbare middelen nog dezelfde nominale rente
zou kunnen blijven ‘heerschen. In.
perkoden
‘Yan onze-
kerheid ten aanzien van de verdere toekomst merkt men
echter vaak, dat voor de langere termijnen de rentekoersen
-aantrekken, omdat daarbij immers de veiwachtingen om-
trent het verdere verloop een grootere rol spelen dan de
oogenbli-kkelijke marktpositie. Ook voor het langei-e papier
blijven echter de rioteeringen, hoewel steeds min of meer
nominaal.
01)
hetzelfde peil. Wat het korte papier betreft,
kan gereleveerd worden, dat bij de jongste emissie voor
het Egalisatiefonds- de 4- en 5-maands biljetten, op
i/o,
de
6- en 7-maands op
3/,6
en de aehrt-maands 01)
1%
pOt. gin-
gen, voorwaar geen tarieven, die van nervositeit blijk
geven!
I)e kapitaalmarkt. toon-de in het begi.n -der week een aar-
zelend herstel, maar later kreeg de onzekerheid weer de
ovei-hand en liepen de meeste notéeringen -terug tot on-
geveer het punt van uitgang. Aangesien de koersen voor
langloopen.de
obligatiiën ‘na;tuu rlijk veel meer
01)
long-ru ii-
verwachtingen ingeschoten zijn dan op de geldmarkt, is
dit verschil in stemming op beide markten volkomen ver-
klaarbaar. Dat onder deze omstandigheden de eissiemarkt
verlaten ligt, is ook niet anders dan logisch.

232

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Maart ‘1938
HET VOOR-ONTWERP WERKLOOSHEIDS-

WET VAN MINISTER ROMME.

Indien men de werkgevers tot bijdragen in de kos-

ten eener verplichte weikloosheidsverzekering wil
verplichten, behoort daarvoor een rechtsgrond te be-

staan. Onder zekere voorwaarden is die mi. aanwezig.

Willen de ondernemers op juiste wijze het produc-
tieproces voeren, dan hebben ook zij belang bij een

voldoende reserve aan geschikte arheidskrachten te

meer naar mate de bedrijvigheid in hun bedrijf on-
regelmatiger is. Dit is dan ook, naast redenen van

menschlievenden en anderen aard,, oorzaak geweest,

dat werkgevers personeel in dienst hielden in tijden
dat het bedrijf niet loonend was, dat ondernemers

ontslagen arbeiders op wachtgeld zetten, dat het be

drijf ook wel op andere wijze een arheidsreberve in
stand hield.

Uit deze keuze van rechtsgrond, voor het laten
mede-betalen van den werkgever in de kosten eener
verplichte werkloosheidsverzekering vloeit noodwen-

dig voort, dat deze voorziening zich heperke tot een
verzekering tegen geldelijke gevolgen van normale
onvrijwillige werkloosheid. Doen buitengewone oor-

zaken, die buiten den wil van den ondernemer,

buiten den aard van het bedrijf liggen, zich gelden,
dan zal daarvan voor vele werkgevers staking van

het bedrijf het gevolg kunnen zijn; van een over-
matig vergroot leger van werkloozen zal niet

gezegd kunnen worden, dat, deze normaal hehooren
tot de arbeidsreserve, wraaraan de zoo gedunde be-

drijfstak behoefte heeft en voor voorziening in hun
levensonderhoud ten koste van de over’ebleven he-
drijfsgenooten – werkgevers en werknemers –

schijnt naar mijn oordeel geen rechtsgrond te bestaan.
Die kosten dienen ten laste van de gemeenschap te
komen.

Het onlangs ter fine van advies aan den Lloogen
Raad van Arbeid aangeboden voorontwerp van wet
houdende wettelijke regelen inzake de verzekering
tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid i) gaat dan

ook van het weergegeven uitgangspunt uit. Het groo-
te voordeel van het voorstel is de verplichte verzeke-
ring, die alle arbeiders in den zin der wet van de
voordeelen der regeling doet genieten.

Deze opzet van de zaak breng-t verschillende conse-
quenties mede.
Op cle moeilijkheden, die er aan zijn verbonden, om
voor elk bedrijf vast te stellen welke de jaarlijksehe
gemiddelde duur der w’erkioosheid van alle in het be-
drijf werkzame arbeiders is, zal ik niet ingaan.

Evenmin op de vraag, of die gemiddelde duur, gelet
op het feit, dat er in het bedrijf gemeenlijk een kern
van vast personeel is, dat een geiinge kans op werke-

loos worden heeft, een geschikte maatstaf is hij het
bepalen van een zoodanigen maximum-duur der uit-
keering, dat het gedekte risico inderdaad slechts dat
van
normale
werkloosheid is.
Al zou men, hij toepassing van een andere methode
die de moeilijkheden, waarop hiervoren werd geduid,
beter zou ontgaan,’ oogenschijnlijk een bevredigende
oplossing verkrijgen, er blijft steeds over dat, van-
neer buitengewone
factoren inwerken, daarvan niet
alleen het gevolg zal zijn een langere werkloosheid

van hen, die tot de arbeidsreserve
zijn
te rekenen,
maar ook een werkloosheid, van, veel meer personen
dan de bovengenoemden; dat alsdan derhalve de stel-
ling, dat men door het vaststellen van een maximum-
duui der uitkeering alleen steeds op het terrein der
normale werkloosheid zal blijven, niet opgaat.,
Voor een Overheidshijdrage wordt, zoo zegt de
Memorie van Toelichting, in het gedachte systeem
geen plaats geacht.
In verband met het voren.staande lijkt mij dat niet

• i) Vgl. ook: Enkele opmerkingen naar aahleding van
het voor-ontwerp van de wettelijké verzekering tegen de
geldelijke gevolgen van de werkloosheid door W. J. van ‘de
Woes’tijne in E.-S.B. van 26 Januari
1938
(Rad.).

een consequent uitvloeisel van de hoofdgedachte van

het voorontwerp; integendeel, juist omdat een crisis

de verzekering tegen normale werkloosheid niet ôn-
gemoeid laat, is noodwendig gevolg van het gekozen
uitgangspunt, dat de Overheid de werkloozenkassen

wèl terzijde behoort te staan. Dit behoeft dan niet

te geschieden in den vorm van een onvoorwaardelijke
subsidie, maar logisch
lijkt
mij, dat de Overheid werk-
gevers en arbeiders garandeert, dat de verzekering
hun niet meer zal kosten dan zij hun aan offers zou

hebben gevraagd, ware de crisis, niet ingetreden. Ge-
steld dus, dat de premie in een bedrijfstak voor het

•te verzekeren risico van normale werkloosheid’ 2 pOt.
van het loon zou bedragen, dan zal de Staat hebben
te dragen’ wat een goed beheerde verzekering voor dat bedrj’f
bij
heffing van dusdanige premie tekort
mocht komen.

*

Een ander logisch gevolg van den gekozen rechts-
grond is, naar het mij wil voorkomen, dat de kosten
der verzekering bedrijfsgew’ijze moeten worden gedra-
gen; de wetgever, stellende dat het billjk is, dat

werkgevers en werknemers in een bedrijf opkonen
‘oor de gevolgen ‘an normale werkloosheid in den
bedrijfstak, sluit daarmede mi. uit, dat er een recht-
vaardigingsgrond voor zou bestaan, het eene bedrijf
de arbe:idersreserve van andere bedrijven mede te doen

onderhouden. Dat brengt ook mede, dat daar, naast

een hedrijfsvereeniging, nog een ander instituut, de

Rijkswerkloozenkas, drager der verzekering kan zijn,
de tarifieering van de verschillende bij dien risico-
drager ondergebrachte risico’s in orde dient te zijn. Aangezien het . hedrijfsorgaan, met zijn zeer waar-
schijnlijk grooter draagvlak, de premie, ria voldoen-

den tijd van ervaring, wel met beter kans op drage-
lijke uitkomsten zal bepalen, verdient het toejuiching,
dat de wet bepaalt dat, wanneer in de uitvoering van
de verzekering door een heclrjfsvereeniging w’ordt

yoorzien, de premie voor de werkgevers, die zijn aan-
gesloten hij de Rijkswerkloozenkas, doch hehooren tot
hetzelfde
bedrijf
als waarover de hedrijfsvereeniging
haar werking uitstrékt, niet lager mag zijn clan is

vastgesteld voor de hedrijfsvereeniging.
Zal nu het hedrijfsgewijze dragen van het risico er
niet toe leiden, dat in bepaalde bedrijfstakken de kos-

ten voor de werkgevers en werknemers overmatig
hoog zullen blijken te zijn? Voor zulk een bedrijfstak
zou dat geen overwegend bezwaar behoeven te zijn, indien hij zijn productiekosten zonder nadeel op den
consunient kan afwentelen.
Wie de kosten der sociale verzekering draagt, is
‘een moeilijk vraagstuk. Het wil mij voorkomen,dat
in de gevallen waarin een voorthrengsel een mono-
polieproduct is of waarin liet product onontbeerlijk en
het bedrijf een heschut bedrijf is, afwenteling
01)
den
consument mogelijk zou kunnen zijn. In het algemeen
worden de prijzen van goederen niet door de produc-tiekosten. bepaald. Integendeel de waarde der dingen
regelt de kosten der voorthrenging; dat neemt niet
weg dat, onder den druk der concurrentie, de prijzen
de neiging hebben om ‘de daling van de productie-
kosten, te volgen. Afwenteling op den consument van
de productiekosten – wraaronder de kosten der sociale
verzekering – moge derhalve niet steeds mogelijk
zijn,’ roet den consument heeft het bedrijf terdege rekeniiig te houden. Derhalve is er mi. aanleiding
voor steun van Rijkswege aan ons bedrijfsleven,
indien dat op de wereldmarkt heeft te concurreeren
met staten, die een verplichte werkloosheiclsverzeke-

ring niet kennen; een steun, die het beste den vorm
zal kunnen aannemen van een garantie van den Staat,
dat in geen bedrijfstak cle gezamenlijke bijdragen der
werkgevers en werknemers voor de verzekering tegen
nornale werkloosheid een bepaald percentage van het
loon, zeg 2 pOt., te hoven zouden gaan.

* *
*

Een andere belangrijke vraag, die ik in dit artikel

30 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

233

wil behandelen,
regardeert
de organisatie van de ver-

zekering.
Dat het tezamen betalen medebrengt, dat de werk-
gevers en werknemers de verzekering tezamen uitvoe-

ren, lijkt mij een stelling, de voor geen redelijke be-
strijcling vatbaar is. Tezamen uitvoeren van de socia-
le verzekering heeft o.m. het voordeel – cle uitvoe-
ring van wetten als de Ziektewet en de Land- en
Tuinhouwongevallenwet 1922, heeft dat bewezen –
dat werkgevers en werknemers, elkander ontmoetende
op een terrein waar gemeenschappelijke belangen lig-

gen, elkander beter leeren verstaan en zoodoende een
steentje wordt bijgedragen tot bevordering van de

rust in de maatschappij.
Uit het vorenstaande volgt, dat de arbeidersvak-
bonden als dragers der werkloosheidsverzekering wor-

den uitgeschakeld.
De vraag is gesteld of het h:istorisch gegroeide
totaal over boord gezet dient te worden.

Op zichzelf ligt dat in de rede; indien de wetgever
nieuwe normen voor de toekomst prefereert, doet hij
zulks, omdat hij dat in het algemeen belang acht;
ook al moge het verleden zijn beteekenis hebben ge-
had,
hij
kan zich daardoor niet laten weerhouden.
Maar zoo wordt betoogd, de uitvoering van de werk-
loosheidsverzekering kan er niet mede gediend zijn,
indien daarbij niet gebruik wordt gemaakt van krach-
ten, die door jarenlange werkzaamheid ruime erva-
ring
0])
dit gebied hebben verkregen, terwijl de nieu-
ve organen ook helpers, met practische ervaring toe-
gerust, zullen behoeven. Wanneer wij de practische toepassing van deze stel-
ling op haar juistheid moeten toetsen, moeten wij
onderscheid i.n de o.nderdeelen van de taak van uit-
voering door werkgevers en arbeiders maken.
Overzien wij die taak, dan komt vooreerst aan de
orde de oprichting van zulk een orgaan, de vaststel-ling van zijn statuten en van het reglement van zij.n
werkloozenkas, de samenstelling van de inwendige
maatregelen die voor de uitvoering van de verzeke-ruig noodig zijn als voorschriften van administratie
(aanmeldingslijsten, contrôle- en uithetalingsstaten,
kashescheiden e.d.) en van inrichting van statistie-
ken –

Ten opzichte van dit alles zal de hedrijfsraad, clie
met Koninklijke machtiging een werkloozenkas
wenscht op te richten, de werkgevers- en arbeiders-
organisaties, clie een als hedrijfsvereeniging te er-
kennen vereeniging voor werkloosheidsverzekering
willen in het leven roepen, de bevoegde organen van
een krachtens de Ziektewet erkende hedrjfsvereeni-
ging, die de werkingssfeer dier vereeniging tot de
werkloosheidsverzekering willen uitbreiden, zich kun-

non richten naar wat de werkloozenkassen der vak-
bonden tot stand gebracht hebben, hetgeen publiek
domein is.

Is eenmaal die taak van organiseeren verricht, dan
wordt de verzelcering uitgevoerd door den heclrjfs-
raad of door het bestuur der bedrijfsvereeniging
of door den Raad van Arbeid.

Die organen hebben de premiën vast, te stellen en
over het verleeiien van uitkeering te beslissen. Het
is zekerljk aan de betrokken arheidersorganisaties toe-
vertrouwd, als lid van het bestuur der bedrijfsveree-
niging (op den bedrijfsraad kom ik nader terug) die
personen aan te wijzen die reeds over ruime ervaring
met de werkloosheidsverzekering beschikken.

Degenen, die de zuiver administratieve behande-
ling van zaken in de hestuurscolleges hebben voor te
bereiden – zij mogen dan zijn degenen hehoorende tot
het personeel van een volgens artikel 27 of artikel 47 van het voorontwerp aangewezen administrateur dan
wel anderen, die de hedrijfsraad of de bedrijfsver-
eeniging rechtsreeks in dienst neemt – hebben een
taak te verrichten, waarbij de noodige ervaring door
geschikt personeel; gemakkelijk te verkrijgen is. Die
administrateur, dat rechtstreeks in dienst van het
uitvoeringsorgaan zijnde personeel speelt echter een

ondergeschikte rol; het bestuur van het orgaan blijft

de verantwoordelijkheid dragen.
Waarom het gaat, wanneer men den nadruk legt

op de met de werkloosheidsverzelcering door de arbei-

dersvakboriden verkregen ervaring, is ongetwijfeld de

in deze materie uitermate bclangrijke taak der con-
trôle op de werklooze verzekerden. Daarbij kan ken-

nis van plaatselijke toestanden en van personen een

voorname rol spelen.
Nu spreekt het wel vanzelf, dat clie taak een dor-

gelijk integreerend deel der uitvoering van de werk-

loosheidsverzekering is dat een bestuur van een uit-

voeringsorgaan, hetwelk zich van zijn verantwoor-

delijkheici bewust is, den ganschen gang der contrôle

zelf zal hebben te bepalen, de functionarissen bij

dezen dienst zelf zal hebben aan te stellen an te ont-

slaan, zelf hun salarieeri.ng
zal hebben vast te stellen.
Het tezamen uitvoeren vergt, dat ook
bij
dit be-
langrijke onderdeel van het verzekeringsinstituut werkgevers en werknemers betrokken zullen zijn

en derhalve ligt de
mogelijkheid
niet alleen open,

maar zullen de besturen der verzekeringsorganen
goed doen bruikbare kriichten uit de vakbeweging

over te nemen en aan hun instelling te verbinden.

Benutting van de ervaring van personen uit de vak-
beweging met de werkloosheidsverzekering is derhalve
een aangelegenheid, welke alle kans van slagen moet

hebben.

Tenslotte nog enkele opmericingen over de mede-
werking van de bedrijfsraden aan deze verzelcering.
Het voorontwerp, men bedenke dit, staat niet
Op
zichzelf; een voorontwerp-K inderhijsiagwet heeft het
in zijn gang naar den Hoogen Raad van Arbeid ver-
gezeld; een voorontwerp tot wijz:iging van de Onge-
vallenwet is er aan voorafgegaan.
Wil :in de reorganisatie der sociale verzekering
eenige teekening komen, dan hanclele men met voor-
zichtigheid. Elk soort van uitvoeringsorgaan, dat aan de reeds bestaande wordt toegevoegd, kan straks een
definitieve regeling op dit punt bemoeilijken.

Nu is de hedrijfsraad een onbelcende op het terrein
van de sociale verzekering; zijn taak als orgaan van overleg maakt bovendien, dat de daarin zitting heb-
bende personen om andere qualiteiten zijn aangewe-
zen, clan om hun deskundigheid op het gebied der sociale verzelcering. Het instituut der l)edrijfsver-
een iging heeft hij cie Ziektewet zijn bestaansrecht
daarentegen bewezen. Zijn er enkele misstanden op
dit terrein te constateeren geweest, die zijn te ver-
beteren. 1-Jaar bestuursleden zijn in de uitvoering van
een tak van sociale verzekering doorkneed geraakt.

Daarom wil het mij toeschijnen, dat de tijd om op
het terrein der sociale verzekering bedrjfsradeu te
doen optreden niet gekomen is. Eerst dan ware dit
te overwegen, wanneer dit instituut in het bedrijfs-
leven waarlijk ingehurgerd zij.
P. A.
VAN HOLTHE TOT EOFITEN.

STELSELS VAN VERPLICHTE VERZEKERING INZAKE

WERKLOOSHEID.

Nu hier te lande een voorontwerp van wet op de
verplichte werkloosheidsverzekering aan de openbare
belangstelling is prijs gegeven, gaat die belangstelling
tevens uit naar de ervaringen in het buitenland met

stelsels van verplichte werkloosheidsverzekering op-
gedaan.

In de tweede helft van het jaar 1931 wijdde ik in
mijn Prae-advies aan de Nationale Vereeniging tegen
de Werkloosheid, terzake van de vraag: ,,Welke
grondslagen der Nederlandsche regeling der werkloos-
heidsverzekering moeten hij de as. wettelijke regeling
dier verzekering overgenomen worden, gelet op de
ervaring, de laatste jaren verkregen in het buiten-
land, betreffende de wettelijke regeling dier werkloos-
heidsverzekering, in het bijzonder wat Duitschiand.
en Engeland aangaat?”, alle gewenschte aandacht aan

234

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Maart 1938

dat onderwerp. In het Tijdschrift van dén Nederland-

schen Werkloosheids-Raad, waarheen ik hij dezen ver-
wijs, beslaan 62 hlz. van mijn prae-adries een’ schets

van den oorsprong en de ontwikkeling van de beide
genoemde stelsels. Thans moge, in kort bestek, voor

de ontwikkeling dier stelsels tot op heden, de aan-
dacht gevraagd worden.

Tot de goede informatorische geschriften, uitgege-
ven door den
Social Security Board
te Washington,
DC., behoort ook de 54 blz. tellende brochure
,,.Unem-
ployment Corn penscttion Wha.t and Wiv
y
” (
Publica-
tion No. 14,United States Government Printing Of-fice, Washington 1931) van de hand van
Gladys R.
Friednsan,
Technisch Adviseur in de Af d. Wettelijke
Hulp
van het
Bureau of Unemployment. Corn pensa-
tien
weiks Directeur is, R. Gordon Wagenet.

Het derde hoofdstuk van deze heldere studie,
draagt tot titel: ,,A short history of Unemployment

Insurance in Foreign Countries”. 1-let vangt aan met
een citaat uit het rapport 1927 van het Britsche
Blanesburgh-Committee,
deel 1, hlz., 28, luidend als
volgt: ,,In alle geledingen is men het er over eens,

dat het risico van de werkloosheid door verzekering
gedekt moet worden. Niemand heeft het denkbeeld
géoppérd, dat van het principe der werkloosheids-verzekering afstand dient te worden gedaan. Door

allen, die voor ons yerschenen, is erkend, en wij zijn

zelf ook deze meening toegedaan, dat een stelsel van

werkloosheidsverzekering thans beschouwd moet wor-

den als een permanente karakteristiek van onze code
van sociale wetgev:ing”.
1)
En daarop volgt deze korte
aanhaling uit het rapport 1931 van een
Adviescom-
missie der Dwitsche Rijksregeerivg
(hlz. 78): ,,Zon-
der voorbehoud beveelt de commissie aan, dat de ‘hulp
inzake werkloosheid bij voortduring georganiseerd
moet blijven op een grondslag van verzekering”.
2)

Uit een beknopt overzicht blijkt, dat, volgens de
jongste gegevens, in de landen met stelsels van vrij-
willige W.V. verzekerd zijn ruim 4 millioen personen,

en in de landen met wetten inzake verplichte ver-
zekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloos-
heid rond 36 millioen personen, waarvan 28 mil-

lioen personen resp. in Duitsehland en in Engeland.
De meeste ervaringen heeft het Engelsche stelsel,
dat van December 1911 dateert. Het Duitsche stelsel
is van Juli 1927 en onderging aanpassing bij de
gewijzigde politieke, inzichten daar te lande.

*
*

Het Engelsche stelsel
van’ 1911 betrof oorspronke-
lijk 214 millioen verzekerden in een beperkt aantal
bedrijven; 5 jaar later omvatte het 3.750.000 verze-
kerden. In 1920 had opnieuw uitbreiding plaats tot
meer dan 11 millioen personen, hetgeen practisch
neerkwarn op de geheele in loondienst
zijnde
bevol-
king, behalve die in den landbouw en in huiseljken
dienst. In April 1936 kwam een speciaal stelsel voor
den landbouw tot stand; dat 620.000 personen omvat,
met een lageren standaard van premies en uitkeerin-
gen. Behalve de diensthden, niethandarbeiders met
een inkomen van meer dan £ 250 jier jaar, en “enkele
kleine groepen in vasten dienst zijnde’ personen, zijn
thans alle arbeiders tagen veikloosheid verzekerd.
,

Het Engelsche stelsèl berut op gelijke bijdragen
van werkgevers, werknemers en het Rijk. Geheel en-

,,We have found in all ‘quarters a genera.l agreement
that the
cisk
of unenTployment should be insured. Nobody
has suggested to us ‘that the pcinciple. of uneniployment
insurance should be abandoned. It has been recognized by
all who have appearod before us, and we ‘ourselves share
the ‘view, that au uneniployrneut insurance soheniê niust
now be regarded as a pérniiuent feaiture of our côde of
social legislation.”

.

. .

Verwezen, zij in dit verband naar het hoofdstuk Die
unterstiitzende Arbeitslosenhilfe”
(bIs. 49) in
het Denk-
schrift ,,Zehn Jahre Reichaanstalt für Arbetsvermitt1ung
%
und Ar.beitslosen’versicherung
1927-1937″,
en naar hoofd-
stuk IV (bIs.
52
e.v.) van ‘het. Neunter Ber)cht
1937
van
voormelden Dienst.

ders dan bij de Duitsche en Amerikaansche stelsel’s,
zijn die premIes uniform
(f lat)
in verband niet leeftijd
en sekse der verzekerden. Zij .bedragen 0 pence per

weel voor mannen en S pence ‘ooi vrouWen. Ook dle
wekelijksche uitkeeringen zijn uniform en beloopen

17 Shilling voor mannen en 15 Shilling voor vrou-
wen, tusschen 21 en 65 jaar. Voor jongeren gelden

lagere normen. Er zijn gezinstoeslagen ten bedrage

van 9 Shilling voor elk afhankelijk kind. De uitkee-
ri.ngsduur is 26 weken pér jaar, doch speciale gunsti-
ger uitkeeringsvoorwaarden zijn mogelijk voor verze-

horden met een goeden staat van loondienst.

Sinds 1911 is het Engelsohe stelsel’ herhaaldelijk
gewijzigd. De voornaamste wijziging leidde tot het

verstrekken van uitkeeringen na dle statutaire perIodien
genoemd in de National Insurance Act.
Deze over-
gangsuitgaven (transitional payment.$)
of verlengde
uitkeeringen
(exten.ded benefits),
zooals zij afwisse-
lend betiteld worden, verstrekt in perioden van groote

werklooshetd aan hen, clie statutair ,,uitgetrokken”
waren, leidden tot het ontstaan van een groote schuld
van het Rijk aan het Werkloosheidsfonds, die in
Maart 1932 opliep tot £ 115 millioen, omdat de aan-
gegane verplichtingen niet gedekt werden ‘door de
inkomsten op een smaller basis.
Uit practische overwegingen was het veizekerings-

stelsel gecombineerd met eën steunstelsel .sedert zij,
die tnders onder de bepalingen der Armenwet zouden
vallen, ,in het genot bleven van verzekeringsuitkee-
ringen. Het is discu.tahel, zegt Friedman, of daaruit

ernetige bedenking tegen liet verzekeringsstelsel is te
distilleeren.

Het staat wel vast,, dat Ehgeland in 1921 eed revo-

lutie voorkwam, toen het door zijn programma van
werkloosheidsverzekering het zelfrespect vestigde van
een groot leger van werkloozen. Inplaats van bedeel-
den werden zij deelhebbers aan een nationaal program-
ma van verzekerdheid
‘). Williarn Beveridge,
een van
de meest erkende autoriteiten op dit gebied, zei: ,,Het

voornaamste resultaat der nieuwe ervaringen gedu-
rende en• na den oorlog was de waarde der werkloos-

licidsverzekering met premiebetaling te bestendigen
als een maatregel ter voorkoming van ellende door

werkloosheid. In eenvoudigheid, algemeenheid, soe-
pellieid en goedkoopheid van uitvoering, is het on-

overtroffen. Het Engelsclie Stelsel, op de proef ge-
steld onder omstandigheden van buitengewône en on-

nood ige moeilijkheid, heeft met opmerkelijk succés
den druk veeritaan”.
Toen de diepste depressie voorbij was, kwam in
1934 een nieuwe wet tot stand, met behoud van het
premiestelsel voor hen,, die regelmatig in loondienst
zijn, doch die, rekening houdende met de na-oorlogsche.
ervaringen, voorziet in het scheppen van een nieuw
stelsel
van iverkloozenhulp
(unemployinent assistance
systenz),
toepasselijk op alle gezonde loonarbeiders,
inbegrepen die in den landbouw en in huiselijke dien-
sten, tusschen 16 en 65 jaar, die in aanmerking zou-
den komen voor hulp naar behoefte
(assistance. on the
basis of need)
nadat zij hun verzekeringsuitkeeringen
tot den maximumduur zouden hebben genoten., Dat
was niet een stelsel van, armenzorg,. doch het diende
als .overgangsphase tusschen het einde van het ver-
zekerings- en het begin van het ondersteuningstijdvak.
Vertrouwd werd, dat de Wet van .1034 het vrze-

keringsstelsel
self-supportiiig zou
maken. De opge-
!oopeO schuld .van liet Werl,cioosheidsfonds zou ge-
amortiseerd worden door halfjaarlijksche betalingen
van £ 2
1
1
2
millioen en uit liet Fonds zouden slechts
de reglementaire uitkeeringen betaald worden.
De. huidige prémies leveren een batig saldo op,
waaruit.de
amortisatie kan geschieden. Dat blijkt niet
slechts uit de door
Friedrnan,
gegeven
cijfers,
doch
mede uit het onlangs verscheneh verslag van het
Werkloosheidsfonds (Unemployment Fund; Accounts 1936;
Ordered by the House of ‘Commons to 5e priiit-

1)
,,Inst.ead of being reoipients ‘of charity théy, beciuue
members of a natiional program of security”, •blz.
16-17.

80 Maart 1938

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

235

ed 11 February 1938).
Daar vinden wij iievens en

saldo per 1 April 1936 van rond £ 24.241.006, een

inkomen uit de drieledige premën, groot rond
£ 63.832.331., en onder de uitgaven: reglementaire uit-

keeringen rond £ 33.656.742, terugbetalingen aan

Vereenigingen van toelagen :inplaats van uitkeerin-

gen, rond £ 1.262.204, terugbetalingen aan plaatse-

lijke onderwijsinstellingen
(Education Authorities)

rond £ 120.191; enz.; vergoedingen aan werkgevers en

werknemers van bijdragen door hen betaald ter zake

van niet-verzekerden arbeid, rond £ 99.549, enz.; sub-

sidie op kosten van erkende cursissen van opleiding

en training, rond £ 381.600; Administratieko&ten,

rond £ 4.706.61.0; Terugbetalingen (Instalments, in

respect of interest and repayment of principal, paid

snder the arrangensents for funding of the debt out-

standing at 1 July
1934,
Section 60.), rond £ 5 mii-
lioen.
Saldo per 31 Maart 1937
. met inbegri.p van be-
leggingen, rond £ 42.928.81.2, ongeacht het saldo per
dien datum van het Landbouw-W. F. groot, rond

£ 817.1.54. Door de geregelde terugbetaling van £ 5
millioen per jaar uit de voordeelige saldi zal de oude
schuld automatisch in 1971 geheel gecleigd zijn.
1)

Jntusschen hebben, binnen het raam van het mogelij-
ke, verlagingen van premies plaats.
* *
*

Het Duitsche stelsel
van 1027 verschilt in belang-

rijke mate van het Engelsche. De premies worden
enkel door werkgevers en werknemers opgebracht. Zij
zijn niet uniform, doch wisselen naar gelang van de
bonen. Zij veranderden van peil. Sinds 1930 liepen
zij op tot 6
1
12 pOt. van de bonen die 300 R.M. per

maand niet te boven gingen. Werkgei’ers en werkne-

mers betalen ieder een gelijke helft. Het bedrag der
uitkeering is niet uniform voor alle soorten arbei-
ders, (och houdt verband met het bedrag aan ont-
vangen loon, met toeslagen

voor afhankelijken.

In 1932 kwam er verandering in de uitkeerings-

schaal en wel in drie klassen naar gelang van de
grootte der gemeente. De maximum uitkeering per
week beweegt zich tusschen 4.50 en 12.30 R.M. voor
iemand zonder kinderen en van 7.80 tot 21 R.M. voor
iemand met 1-3 of meer afhankelijke gezinsleden.

De gewone uitkeeringen worden 20 weken per jaar

verstrekt, niet dien verstande, dat na 6 weken de
uitkeering verband houdt met gebleken behoefte.

Toen het Duitsche stelsel, 16 jaar na cle eerste En-
gelsche wet, in werking trad, gevoelde men, dat iets
gedaan moest worden ten bate van de ,,uitgetrokke-

nen”, die n:iet in staat waren werk te vinden. Als
aanvulling
OP
het verzekeringsstelsel kwam toen een
Crisisfonds tot stand, weiks kosten kwamen voor vier
vijfden voor rekening van het Rijk en voor één vijfde
voor rekening der gemeenten. Verstrekkingen uit dat
Fonds zouden alleen krijgen zij, die 5f nog geen

recht, 5f geen recht meer op de verzekeringsuitk-ee-
ring hadden, doch met toepassing van een
means test
(onderzoek naar bezit en inkomsten). Dat onderzoek
zou echter niet z56 scherp zijn als dat bij plaatselijke
armenzorg Van tijd tot tijd is de duur dezer nood-
uitkeeringen gewijzigd. Als de arbeider werkloos
bleef, nadat hij het maximum bedrag van normale
en crisisuitkeeringen had genoten, was zijn eenige
toevlucht tot armenzorg. Het intreden der depressie
maakte het nood:ig boven cle gewone verzelceringspre-
oliën een loonbelasting te heffen, om het Rijk cle
kosten der crisisuitkeeringen te helpen dragen. Uit
pohtieke overwegingen werd in 1033 wijziging in dat
stelsel gebracht, zooclanig, dat çle geheele last van
gewone en crisisuitkeeringen op de schouders van
werkgevers en werknemers werd gelegd.

Evenals bij het Engelsche stelsel moest bij het
Duitsche stelsel geld geleend worden van de Regee-

1)
Vgl.
,,Repoi’ts
of
the Uneniployment Insurance Statu-
tory Comipittee” (Chairinan
W. H. Beveridge)
February
1937, blz.
15.
Prijs 9 d.net
.

ring. De industrieêlè omstandigheden waren slecht in 1929 en in 1031 had men 2elfs met een ernstige

financieele crisis te kampen, tengevolge van het Qflt-

brelcen van ,buiteulanclsch crediet, groote herstelbeta-

lingen en verminderden export. Onzekerheid betref-

fende de politieke stabilite:it en de financieele sol-

vabiliteit van liet land, schiepen een pan ielcstemming

en hadden tot gevolg beperkingen in den verleenden

bijstand, verlaging der uitkeeringsgrondslagen, en

verlenging van den
wachttijd
voor recht op uiticee-

ring. Deze maatregelen bewerkten in de daarop vol-

gende jaren overschotten op de inicomsten van het

Rijks-W. F., dat thans niet slechts
seif

supporting is, doch tevens in staat den vollen last van noo(Iuitkeerin-

gen te dragen, een risico dat niet tot zijn oorspron-

kelijke bestemming behoorde.

Wie :in het bezit is van het
,,Neunter Bericht der
Reichsanstait für Arbeitsvermittiung und Arbeits-
losenversicherung
für die Zei.t vom 1 April 1936 bis

zum 31 MSrz 1937″ raadplege daarin hoofdstuk V

,,Finanzen der Eeichsanstait”
(blz. 58 e.v.). Daaruit

blijkt, dat de gezamenlijke eigen inicomsten der

iteichsanstalt over het boelcjaar 1036 hebben bedragen
rond 1.544.100.000 R.M., waarvan premiën voor de

werkloozenverzekering rond 1.538.700.000 R.M. De

gezamenlijke eigen uitgaven bedroegen in dat jaar
rond 1.500.300.000 R.M., waarvan rond 827.800.000

R.M. voor eigen doeleinden en rond 672.500.000 R.M.
ingevolge opdracht van het Rijk
,,für fremdeZwecice”
nl. 450.000.000 R.M. als deelneming van cle Reichsan-
stalt aan Rijksmaatregelen voor werkverschaffing en
rond 222.500.000 R.M. afgiften aan het
Rijk
voor

,,sonstige Zweige der Arbeitsbosenhilfe und an die
Tritger der Invaliden-, Angestellten- und lcnapp-

schaftlichen Versicherung”. liet boekjaar 1936 sluit
bijgevolg bij de eigen middelen der Reichsanstalt met
een voordeelig saldo van rond 43.800.000 R.M. Te-

zamen met een vorig voordeelig saldo wordt dat rond
128.300.000 R.M. Van dit saldo moest echter rond
75.100.000 R.M. als schuldpost voor toegestane uit-
gaven op rekening van het boelcjaar 1937 getranspor-teerd worden.
Behalve de 612 millioen R.M. voor uitkeeringen in

,,Saarland” werd aan wericloozen uitgekeerd rond
544.800.000 R.M., van welk bedrag niet meer als voor-
heen gepubliceerd wordt welk deel er van besteed is
voor werkloozen- resp. voor crisisondersteuning. )
Ongeveer 10 pOt. van dat bedrag werd besteed aan

bijdragen voor de ziekenkassen. De hoofcbonclersteu-
ning niet de gezinstoeslagen vorderden derhalve rond

490.900.000 R.M. Met deze middelen werden in 1936
gemiddeld 802.828 ontvangers van hoofclondersteu-

ning geholpen met een doorsnee-bedrag per hoofd en
per maand van 56.55 R.M. Vooits waren er nog

groote en kleine uitgaven voor ondersteuning aan
gedeeltelijk werkboozen, voor Kerstgaven aan de Tief-

bauarbeiter, voor maatregelen ter voorkoming en be-
eindiing van werkloosheid, voor maatregelen voor
de ,,schulentlassene jeugd”, voor herstellingen aan
wo-
ningen van landarbeiders, voor ,,wertschaffende Ar-

beitsbosenhilfe” en voor vro uwenarbeiclsd ienst.
Zoowel in het Engelsche als in het Duitsche stel-
sel ziet men derhalve een duidelijk, onmislcenbaar ver-
band tusschen ,,n ormale” en ,,extra-normale” ui tkee-
ringen. De grenzen chiartusschen zijn blijkbaar zooda-

nig getrokken, dat er samenhang is tusschen midde-len en lasten, èn beïnvloeding van de arbeidsmarlct.
Uiterst duidelijk treedt aan den dag de gecompli-
ceerdheid van het probleem en de verbondenheid er-
van met de nationale en de internationale politiek.

Het is nuttig zich daarvan goed relcenschap te
geven. Men kan zich anderer ervaringen voorzelcer

ten nutte maken,
1. G.
KEESING.
1)
,,der nicht mehr wie in der Vergangenheit nach
Auf-
wendungen fUr die Arbeitslosen – und fOr die Krisetiun-
terstützung getrennt veröffentiicht wird” (b]z.
58,
regels
8-10,
Zde
koloni).

236

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30
Maart
‘1938

WETSVOORSTEL TOT HERZIEN

OMZETBELASTING 1933.

Het reeds lang verwachte wetsontwerp tot wijziging

van de Omzetbelasting 1933 is hij Kon. boodschap dd.
22
Maart 1938, bij de Tweede Kamer ingediend.

Het bnderhavige wetsvoorstel zal men, kwalijk als

een louter technische wijziging van de omzetbelasting-
wet kunnen kwalificeeren. Zulks moge reeds blijken

uit het feit, dat de Minister zelf de meerdere op-

brengst, die van de voorgestelde wijzigingen het ge-

volg zal zijn, op eenige millioenen schat. De
1100(1

van de schatkist, niet het minst veroorzaakt door de

financieele consequênties, die de versterking van de

landsverdediging met zich breng-t, is een sterk argu

ment voor dan ,1inister voor de verdediging van deze
verzwaring van den belastingdruk. Men vindt dan

ook op verschillende plaatsen in de M. v. T. dit argu-

ment aangevoerd en het werkt als een tooverwoord,
dat den kritikasters het zwijgen oplegt.

Een bespreking van het onderhavige wetsontwerp

kan derhalve slechts zin hebben, als wij dit argument
passeeren. Wij zijn er ons echter vaii bewust, dat wij

daarmede tot op zekere hoogte een onbilljkheid be-
gaan t.o.v. den ontwerper, want hij heeft er nu een-

maal voor te zorgen, dat het benoodigde geld er komt.

Naast den wensch om een aantal onvolmaaktheden

van de wettelijke regeling, die aan het licht zijn ge-

komen, weg te nemen, zijn het een vijftal beweeg-
redenen geweest, die tot de indiening van het wets-
voorstel hebben geleid.

Wij meenen deze in § 1 der M. v. T. opgesomde

beweegredenen het best âls leidraad van onze be-

spreking van het wetsvoorstel te kunnen nemen.

Als beweegredenen worden in de eerste plaats ver-
meld:
De wenscheljkheid om zooveel mogelijk te voor-
komen, dat voor de heffing van de belasting zekere,

al’ dan niet opzettelijk met het oog op die heffing

gekozen, vormen van bedrjjfsuitoefning zonder vol-
doenden grond in een meer oordeelige positie komen
dan andere vormen van bedrijfsuitoefening, ten ge-
volge waarvan de belastingheffing de bestaande con-currentievoorwaarden kan verstoren.
De wenscheljkheid om den binnenlandschen fa-
brikant voor de heffing van de belasting niet te doen

achterstaan bij den buitenlandschen producent.
De wenschelijkheid om de opbrengst van de be-lasting te verhoogen door belastingheffing ook in die
gevallen, waarin zulks thans niet mogelijk is, doch.
niettemin volgens de bedoeling van den wetgever, of
in redelijkheid behoort te geschieden.

In. §
2
tot en met 6 van de M. v. T. wordt dit nader
uitgewerkt. In § 2 wordt gewezen op den maatkieer-
maker, die van de stof door den cliënt geleverd, een
pakje maakt, den dyukker, die het papier, hem door
zijn opdrachtgever verstrekt, bedrukt, den juwelier, die

een diamant van zijn cliënt bewerkt. De ontwerper
meent, dat deze fabrikanten, want dat zijn zij krach-
tens art. 1 der wet, den dans ontspringen, omdat bij
de levering van het afgewérkte product volgens het
civiele recht geen eigendom overgaat, terwijl de om-
zetbelastingwet in art. 2 leveringén waarbij eigendom
overgaat voor het ontstaan van de belastingschuld als
eisch stelt.

Dit criterium van levering, waarbij eigendom over-
gaat.(dus de z.g. Juridische levering) laat de’ontwer-
per nu vervallen om daarvoor in de plaats te stellen
de feitelijke leverixg. Hij doet’ dit op een zeer eigen-
aardige wijze, nl. door het opneen van een fictie-
bepaling. Zooals verderop zal blijken, wordt dit op-
nemen van fictie-bepalingen ‘door den ontwerper in
deze tot een systeem gemaakt. Het is een wijze van
wetgeving, die ons sterk doet denken aan de Succes-
siewet, die ook een serie, door de casuistiek aan de
hand gedane fictie-bepalingen bevat, waardoor die
wat v,rjwrel onleesbaar is geworden, zelfs voor ervaren
juristen, laat staan voor het gewone publiek. Op zich
ze]f ligt hierin reeds een ernstig’grief tegen de vobr-

gestelde wets’vijziging opgesloten. De omzetbelasting

laboreert in zijn huidigen vorm reeds op ernstige wijze
aan het euvel, dat zij werkt met begrippen, die het
publiek niet liggen Dit’ euvel wordt door dit wets-
voorstel aanmerkelijk vergroot.

Met levering krachtens overeenkomst van koop en
verkoop, wordt in het nieuw voorgestelde arti1el 3

sub letter a gelijk-gesteld: ,,oplevering van een werk

in roerenden staat, tenzij de oplevering geschiedt aan
een opdrachtgever, die als fabrikant van het werk
moet worden beschouwd”.

De toevoeging: ,,tenzij, enz.” houdt verband met

het feit dat, als iemand in zijn beroep, dus nietals

particu1ier, door een ,,aannemer” ‘uit door hem ge-

leverde stof iets laat fabriceeren, hij, krachtens cle

indertijd zonder eenige ‘motiveering bij nota van wij-

ziging in art. 1 opgenomen, eenigszins duistere, zin-

snede ,,of een of meer dezer handelingen in
zijn
be
roep doet verrichten”, als fabrikant wordt beschouwd.
Ten minste de Tariefcommissie heeft dit er o.i. ten

onrechte uit gelezen. Waar nu bij die ,,doet-fabiicee-

ren”4abrikant belasting gebeurd kan worden, en wel
Haar een hoogeren. prijs (ni. diené verkoopprijs) wordt

hier met de toevoeging: ,,tenzij, enz.” de toepasselijk
heid van art. 18
1)
uitgesloten.

In § 3 vraagt de ontwerper de aandacht voor de
,,productje” van onroerend goed. Het onroerend goed

is niet belast. Betrekt een bouwer de bouwmaterialen
van een fabrikant of handelaar, dan betaalt hij daar-

over omzetbelasting, zoo deze tenmiaiste op hem afge-
wenteld wordt. Fabriceert de bouwer die bouwmate-

terialen zelf, dan kan geen omzetbelasting daârover

gebeurd worden, want er ontbreekt een levering,
waarbij eigendom overgaat. Hetzelfde is het geval
als de fabrikant dier bouwmaterialen (b.v. stalen ra-
men, radiators, buizen, goten, deuren, enz.) als aan-

nemer of onderaannemer, (loodgieters, leidekkers,
constructie-werkplaatsen, installateurs, e.d.), did ma-
terialen zelf aan het onroerende goed van een ander
aanbrengt, immers er gaat dan wel eigendom over,
maar niet krachtens levering, maar door natrekking.
De fiscus heeft wel getracht hier toch omzetbelasting
te beuren, maar de Tariefcommissie heeft een ander
standpunt ingenomen.
2)

De ontwerper constateert hier eeh onbillijkheici

jegens den bouwer, die niet zelf de materialen fabri-
ceert en wil deze uit den weg ruimen.
O.i. zou dit, als het werkelijk de bedoeling was het
onroerend goed, geheel buiten de omzetbelasting te
houden, bewerkstelligd kunnen worden, door een

recht te verleenen om omzetbelasting, betaald over
bouwmaterialen, zoodra deze materialen aan een on-
roerend goed worden aangebracht, terug te vorderen.

Men zou dit kunnen motiveeren met een verwijzing
naar de Registratiewet, die reeds een overdrachts-recht voor onroerend goed heft en zulks zelfs niet
eenmaal, ni. als het door den fabrikant (den bouwer)
in eigendom wordt overgedragen, maar bij elke eigen-
domsoverdracht.

De ontwerper heeft echter gemeend de ongelijk-
heid in deze, of, zooals hij het zegt, het verstoren der
bestaande concurrentieverhoudingen, te moeten ver-

helpen, door van alle bouwmaterialen, onverschillig

1)
Art.
18
luidt: ,,Vrjgestel’d van omzetblasting zijn:
1

……..
2
de’ levering van niet nader bewerkte of verwerkte
goederen, waarvoor reeds ornietbeiasting….blijkt te zijn
vol’d aan…..
2)
Zie om.: ,,Eenige der nog tot oplossing te brengen
quaestiet de omzetbelasting betreffende” door D.
C. Kim-

kenberg (Weekblad Ddr. Bel.
No. 3314).
,,La’vering van roerende goederen” door H. Dijkstra
(Weekblad Dir. Bel.
No.’s 3287
en
3319).
,,Belastbare eigendomsle’vering van roerend goed of ver-krjging vami den eigendom door natreleking” dooi” Mr. Dr.
E. Tekeubroek (Weekblad Ddr. Bel.
No.’s 3349
en
3350).

30 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

237

0
1) welke wijze zij worden aangebracht aan een onroe-

renci goed, omzetbelasting te heffen. Daartoe is in

art. 2 letter cl de fictie-bepaling opgenomen, dat met

levering krachtens overeenkomst van koop en ver-
koop wordt gelijk gesteld: ,,het beschikken over goe-

deren ten behoeve van een onroerend goed, waarvan
zij deel gaan uitmaken”. Als
prijs,
waarnaar de omzet-

bélsting dan moet worden berekend, moet krachtens
het nieuwe art. 7bis genome.n worden, de prijs van

die materialen zonder dat daarin kosten van den aan-
bouw, aanleg, enz. van het onroerend goed, inclusief
montagekosten, zijn begrepen. (Zie M.. v. T., pag. 5).

Formeel kan de ontwerper nu wel stellen, dat hij
coiiforni de bedoeling der wet de omzetbelasting van

het terrein van het onroerend goed heeft gehouden
(zie pag. 5 M. v. T.), materieel beschouwd is dat

maas’ een halve waarheid. Voor de bouwondernemers,
de constructiewerkpiaatsen, de i.ustallateurs van cen-
trale verwarming, de electriciens, de timmerlieden,
de loodgieters, enz. zal de dag, waarop het onder-

havige wetsvoorstel ongewijzigd als wet in het Staats-

blad zal verschijnen, een donkere dag zijn.
Aan den oorspronkelijken opzet der omzetbelasting-
wet wordt o.i. hier afbreuk gedaan. In het euvel (er ver-

verstoorde concurrentie-verhoudingen zou de ontwer-
per o.i. hebben kunnen voorzien, op een wijze, die meer
strookte met dien oorspronkelijken opzet. Als hij, gelijk
wij reeds betoogden, de bouwmaterialen had vrij ge-
laten, (door ze op te nemen in Tabel B), dan wel
daarvoor een recht op teruggaaf van reeds betaalde
omzetbelasting in de wet had opgenomen, dan zouden
de verstoorde concurrentie-verhoudingen ook hersteld
zijn. Echter op kosten van de schatkist.

Het is ook de vrees voor de verstoring der concur-
rentie-verhoudingen geweest, die dan ontwerper er
toe gebracht heeft, een geheel ander standpunt in te
nemen t.a.v. het zg. eigen gebruik door fabrikanten

van door hen zelf gefabriceerde goederen. Krachtens
de thans geldende wet is alleen het z.g. consumptieve
eigen gebruik belast. De fiscus heeft ook hier getracht
een andere meening ingang te doen vinden, maar ook
hier heeft hij de Tariefcommissie niet mede kunnèn
krijgen.
1)

Het gevolg daarvan is, dat bijv. een fabrikant, die
bepaalde artikelen, die hij in zijn bedrijf gebruikt,
zelf vervaardigt, daarover geen omzetbelasting be-
hoeft te betalen, terwijl een concurrent van hem, die zulks niet doet en het desbetreffende artikel van een
fabrikant moet koopen, wel omzetbelasting moet be-
talen.

Aangezien de wet in zijn huidigen vorm grond- en
hulpstoffen reeds vrijstelt (resp. een recht op terug-
gaaf van belasting daarvoor kent), betreft het hier

slechts clie goederen, welke in het productieproces
gebruikt worden, welke niet zijn grond- en hulpstof-
fen; dus hijv. machines, gereedschappen, werktui-
gen e.d.
De hierboven geschetste ongelijkheid is den ont-werper blijkbaar een doorn in de oogen geweest en
het onderhavige wetsvoorstel beoogt deze ongelijkheid
weg te strijken.

Het meest voor de hand zou nu o.i. gelegen hebben
om de vrijstelling voor grond- en hulpstoffeu uit te
breiden tot al clie goederen, die in het productieproces
gebruikt worden. Zulks zou niet alleen het meest
voor de hand gelegen hebben, maar o.i. ook het meest
in overeenstemming met de ratio van de omzetbelas-
tingwet zijn. Uit den treure toch is indertijd door Minister Oud naar voren gebracht, dat men in de
omzetbelasting een verteringsbelasting en geen he-drijfsbelasting heeft te zien. In zoo’n belasting past
niet een belasting van machines, gereedschappen en
dergeljken. Een belasten van dergelijke goederen met
onzetbelasting leidt, als niet gelijktijdig een recht op

1)
Zie Om, beslissing der Tariefcommissie d.d.
21
Sept.
1936 No. 639O
slechts consumptief eigen gebruik door
den fabrikant en zijn gezin is krachtens art.
3
belast.

teruggaaf van die belasting wordt verleend, boven-

dien tot een niet te motiveeren opéénstapeliug van

belasting, daar de eindproducten met die machines,
enz. vervaardigd, nog eens belast worden.

Er bestond hier dus alle aanleiding voor te stellen,
ons deze ongerechtigheid in de wet, zooals zij thans
luidt, er uit te lichten, waarmede dan het beoogde
doel: herstel van de verstoorde concurrentie-verhou-

dingen, tevens bereikt werd. Het zou de schatkist
echter weer iets gekost hebben.

Vermoedelijk ligt daarin wederom de oorzaak, dat
de Minister de oplossing in een andere richting ge-

zocht heeft (een en ander na overleg met zijn ambt-
genoot voor Economische Zaken, gelijk hij in de M.

v. T. mededeelt) en de verstoorde concurrentiever-

houdingen niet tracht te herstellen door het versto-
rende element dat, gelijk wij betoogden, in het systeem
der omzetbelasting niet past, er uit te lichten, maar
door dit aan de omzetbelasting vreemde element te
veralgerneenen.

Het beproefde middel van de opneming van een

fictie-bepaling wordt ook hier gebruikt en in art. 3,
letter e, wordt met levering krachtens overeenkomst
van koop en verkoop gelijkgesteld: ,,het – anders
dan als grond- of hulpstof ten behoeve van het be-
drijf van fabrikant – voor eigen gebruik beschikken
over goederen”.

Zonder twijfel zal de schatkist bij deze oplossing
gebaat zijn, maar in het systeem van de omzetbelas-
ting als verteringsbelasting hoort de voorgestelde
wijziging niet thuis. Het is opportunisme in zijn zui-
vel-sten vorm. Het percentage stelselloosheid en op-

portunisme, dat in ons belastingstelsel toch reeds
aanzienlijk hoog is, wordt er weer door verhoogd. Men
meene toch niet, dat een dergelijke stelselloosheid
geen kwade economische gevolgen heeft, ook al ont-
trekken deze zich door ‘de ingewikkeldheid der econo-
mische verhoudingen aan den gezichtskring van den
oppervlakkigen en economisch niet geschoolden be-
schouwer. De kwade gevolgen, die dergelijke stelselloo-

ze wetten bovendien voor cle rechtspraak en daarmede voor de rechtszekerheid met zich brengen, onderschat-
te men ook niet.

Er is nog een verstoring der concurrentie-verhou-

dingen, die de ontwerper beoogt uit den weg te rui-
men, en zulks op een wijze, die o.i. au fond een ver-
andering in het systeem der wet met zich brengt. In
§ 5 van de M. v. T. wijst de ontwerper op de zg. on-
zelfstandige verkoopmaatschappijen. In § 5 van de
M. v. T. leest men:

,,De omzetbelasting wordt, in beginsel, geheven naar
de door de fabrikanten voor lun producten werkelijk
bedongen verkoopprijzen, zulki onverschillig of afle-
vering door hen plaats vindt aan groothandelaren of
kleinhandelaren, dan wel rechtstreeks aan particulie-
ren.
Aangezien van dat stelsel van heffing een be-
langrijke verstoring van de concurrentie-voorwaarden
het gevolg is ten laste van het bedrijf, dat, met be-
hulp
van een eigen verkooporganisatie, afwijkende
van het normale verkoopapparaat in gelijksoortige be-drijven, groepen van personen bereikt, die gewoonlijk
niet rechtstreeks door fabrikanten in dien tak van be-
drijf worden bereikt, kan de Minister van Financiën
in zoodanige gevallen, onder door hem te stellen voor-
waarden, krachtens art.
4
der wet, een splitsing van
het bedrijf toestaan in een fabrieksafdeeling en en
handelsafdeeling, in w’elk geval de overdracht van
goederen van de fabrieksafdeeling naar de handels-
afdeel.ing wordt aangemerkt als een levering krach-
tens overeenkomst van koop en verkoop. Uitgaande
van deze beperkte toepassing van artikel
4
der wat, welke de ondergeteekende, na een aanvankelijk ilige-
nomen ruimer standpunt, tot leidraad heeft geno-
men, w’ordt derhalve geen splitsing van het bedrijï
verleend in gevallen, waarin enkel groepen van per-sonen worden bereikt aan wie aflevering door fabri-
kanten in dien bedrijfstak normaal is, zij het, dat in
dien tak van bedrijf voor aflevering
ook
wel van
tussehenschakels – groothandelears, kleinhandelaa rs
– wordt gebruik gemaakt. Al naar gelang van den
persoon, aan wien de aflevering geschiedt, wordt dan

238

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

30
Maart
1938

de belasting berekend over eerstehandprijzeu, groot-
haudeisprijzén of kle’in’handelsprijzen.”

Vooral d beperkte toepassing door den fiscus van

de bevoegdheden, hem bij art. 4 der wet gegeven, heeft

er toe geleid, dat tal van fabrikanten hun, verkoop-
afcleeling in een afzohderlijke N.V. hebben , inge-
bracht, waarmede beoogd wordt de omzetbelasting uit-

sluitend te laten heffen over dn typischen fabrikan-

tenprijs. Waar het verpakken, sorteeren en behandelen

van goederen, waardoor de aard der goederen niet

verandert, niet wordt aangemerkt als een, bewerking,

die dengene, die ze verricht, tot fabrikant stempelt,
kunnen hier, wat de ontwerper noemt, belangrijke be-
lastingbesparingen plaats vinden en dusdoende de

concurrentie-verhoudingen worden verbroken. Van-

daar dat de ontwerper in art. 4bis voorstelt, de ver-

koopmaatsehappij, die ,,niet als onafhankelijk en

wezenlijk zelfstandig kan worden beschouwd”, door

wetsduiding als fabrikant te beschouwen, waardoor

het dus weer mogelijk is omzetbelasting te heffen

over de verkoopprijzen dier verkoopmaatschappijen.
Dit voorstel staat en valt met de juistheid van de
hierboven cursief gedrukte stelling van- den ontver-

per t.a.v. het beginsel der omzetbelastiugwet en de

daarop aansluitende beperkte toepassing van, art. 4
door den fiscus. G-ereede tv•fei aan de juistheid van

die stelling lijkt ons echter alleszins gemotiveerd. Toen

Minister Oud in 1933 het stelsel van het oorspronke-
lijke ontwerp-De Geer
prijs
gaf en juist omdat dit
stelsel de concurrentie-verhoudingen zou verstoren,
een eenmalige heffing bij den fabrikant voorstelde,
is er in de bespreking van dit voorstel-Oud op gewe-

zen, dat ook door het stelsel-Oud de concurrentie-ver-

houdingen worden verstoord. Er werd op gewezen, dat

als in de wet de fabrikantenprijs, waarover de om-

zetbelasting geheven zou moeten worden, niet nader
omschreven werd, fabrikanten, die een eigen ver-
kooporganisatie hebben en dus niet aan de eerste
hand verkoopen, maar met voorbijgaan van de gros-

siers direct aan de winkeliers of zelfs aan de parti-

culieren verkoopen, in een zeer nadeelige positie zou-

den ‘komen te verkeeren, en dus in plaats van een prikkel tot uitschakeling, ‘zooals men van het ont-
werp-De Geer vreesde, ‘nu een prikkel tot inschake-ling in het leven zou worden geroepen.

Zonder eenige nadere motiveering is toen door den
Minister bij Nota van Wetswijziging het tegenwoor-
ige art.
4
ingelascht; dat aan’den fiscus het recht
gaf, voor de heffing van de onderhavige belasting het bedrijf van een fabrikant te splitsen in een fa-
brieksafdeeling en een handelsafdeeling. Bij de mon-
delinge behandeling in de Kamers is aan die wijzi-
ging weinig aandacht besteed; wel is het van belang
hier de aandacht te vestigen op hetgeen Minister
Oud t.d.a. in het midden bracht in de vergadering
der Eerste Karher, dd. 25 October 1933. ,,Eén van
de groote voordeelen”, aldus de Minister, ,,van het

iysteein is juist, ‘dat de belasting wordt geheven bij
de bron en gelegd wordt
op den eersten prijs, den
prijs, dien de fab’ikant in rdkening brengt en die
uit ‘den aard aanmerkelijk lager is dan de detailprijs,
die ten slotte betaald wordt door den consument

.
‘(Cursiveering van ons, T.).

Geheel in overednstemrning daarmede is ook de
officieele ,,Leidraad” van den Minister, dcl. 6 Dec.
1933, voor zijn ambtenaren geschieven. T.a.v. art. 4
der wet leest men daarin.:

Voor de toepasselijkheid van dit artikel zitoet déze
fiduur bestaan, dat Sen ‘fabrikant de ‘door hem ver-
vaardigde .producteti aan anderen dan groothandelaren
aflevert, zoodat hij feitelijk één of meer schakeh in
het d.istributieledrijf overslaat ‘Hij levert zijn artike-
len aan detaillisten of rechtstreeks aan particulieren
;

de prijzen waartegen wordt geleverd zijn dus hooger
dan de gi-oothan’del’sprij’s. Hij zou derhilve, zonder toe-
passiag van ‘artikel
4,
nâai een hoogeren’ grondslag
omzetbelasting betalen, dan gesohiedt ten aanzien van
goederen die via den groothandel in het verkeer vor-
den gebracht.”

Ook de voorbeelden, die in den ,,Leidraad” gege-

ven wrorden, wijzen er op, dat Minister de Wilde in

§ 5 van zijn M. v. T. ten onrechte thans als beginsel
der omzetbelastingwet noemt, dat de belasting gehe-

ven zou worden over den prijs, dien de fabrikanten

weten te bedingen, zulks onverschillig of aflevering
door hen plaats vindt aan groothandelaren of klein-

handelaren, dan wel rechtstreeks aan particulieren.
Het beginsel der wet was veeleer zich ten deze te

oriënteeren naar de eerstehandsprijzen. Trouwens uit
niets kan dit duidelijker blijken dan uit het feit, dat

het bijzonder invoerrecht (d.i. de omzetbelasting ge-
heven van in het buitenland gefabriceerde goederen)

geheven wordt over de eerstehandsprjzen. (Zie art.
17 der wet, juncto art. 120, van de Algemeene Vet
van 26 Augustus 1822).

Niemand zal, vooral als hij in aanmerking neemt

den geest, die er op handelspolitièk gebied heerschte,
toen het ontwerp-Omzetbelasting-wet in de Staten-

Generaal behandeld werd (najaar 1933), durven bewe-

ren, dat het de bedoeling van den wetgever zou zijn
geweest de buitenlandsche artikelen te belasten naar
de z.g. eerstehandsprijzen en de binnenlandsche artike-

len naar de veel hoogere
inkoopprijzen
van de detaiL-
listen, ja zelfs naar den nog hoogeren consumenten-

prijs. Het verband tusschen a’-t. 4 en art. 17 is on-
miskenbaar.

Ook Minister De Wilde erkent trouwens dit ver-
band. In § 0 van zijn M. v. T. schrijft hij:

,,Het in de vorige paragraaf ‘ter sprake gebrachte
uitgangspunt om de omzetbelasting te heffen van de
doo’r dan fabrikant werkelijk bedongen verkoopprijzen,
nu eens eerstehandsprj.zen, dan weer groot- of klein-
handeisprijzen, geeft een aanknoopingspuut voor de
verklaring van de in artikel XII vervatte wijziging,
welke in hoofdzaak strekt – vgl. nummer 2 in
§ 1
hiervoor – om den binnenlandschen fabrikant niet te
doen achterstaan voor de heffing van de belasting bij
den buitenlandschen producent.”

In aansluiting daarop stelt hij nu voor het bijzo-
dere invoerrecht te verhoogen, door de waarde waar-

naar het berekend wordt (di. de eerstehandsprijs)
met 25 pCt. te verhoogen.

Wij kunnen ons dan ook niet aan den indruk ont-trekken, dtt de ontwerper met zijn motiveering van

de maatregelen tegen de z.g. onzelfstandige verkoop-
maatschappijen gederailleerd is. Men kan het met
hem eens zijn, dat de figuur van die alleen om der wille van de omzetbelasting in het leven geroepen
verkoopmaatschappijen niet sympathiek is en dat hier
inderdaad concurrentie-verhoudingen verstoord wor-
den, maar de oorzaak daarvan lig-t niet in het systeem

van de wet, maar in de wijze waarop de fiscus van
zijn bevoegdheid hem bij art. 4 der wet toegekend, na eerst te dien aanzien een ruim (en o.i. een juist)
standpunt te hebben ingenomen, allengs is gaan ge-
bruik maken.

De fiscus heeft de vestoring.der concurrentie-ver-
houdingen, die de ontwerper thans wil repareeren,
zelf in het leven geroepen, waarbij ongetwijfeld de
bedoeling om de opbrengst der belasting zon hoog
mogelijk te doen zijn, hem parten gespeeld heeft. Zou
het nu niet logischer en voor het bedrijfsleven ook
hillijker zijn, een herstel van de verstoorde concur-
rentie-verhoudingen te bewerkstelligen door den f is-
cus te laten terugkomen op zijn dwalingen’ in deze
en dus art. 4 te gaan toepasen op een wijze, die aan-
sluit op de bedoeling van dé wet? De onsympathieke
figuur van de niet zelfstandige verkoopmaatschap-
pijen, die de fiscus voor een goed deel feitélijk zelf
in het leven heeft geroepen door zijn verkedrda toe-
passing van art. 4, zal dan vanzelf verdwijnen.
Als het de bedoeling van’ den’ ‘ontwerper is, om met
het oog op de behoefte’o van de schatkist, de opbrengst
der belasting’ te verhoogen door het heffingsunt
dichter naar den consument te verschuiven, waar de
prijzen hoog-er• zijn, dan zal’ hij daa.rvoor geen beroep
op het ‘beginsel der vet, zooals deze thans luidt, kun-
nen doen, maar een andere motiveering moeten geven.

30 Maart 1938

ECONOMÏSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

239

De motiveering, die de ontwerper thans geeft, is overi-

gens een levendig bewijs, dat een delegatie van macht
aan deü fiscus, zooals art. 4 thans inhoudt, in een be-
lastingwet een hoogst gevaarlijk experiment is.

In § 7 van de M. v. T. vordt mede met een beroep
op verstoring der concurrentie-verhoudingen gemo-
tiveerci de schrapping van het laatste lid van art. 21.
Dit laatste lid houdt in, dat een fabrikant, die slechts

een klein gedeelte van de goederen, die hij verkoopt, zelf vervaardigt uit grondstoffen, waarover reeds be-
lasting is voldaan, vrijstelling van omzetbelasting kan

worden gegeven .Den Minister wordt, daarbij de be-voegdheid verleend, dit nader uit te werken.

Bij de invoering van de omzetbelastingwet heeft
men zich in middenstandskringen veel voorgesteld van

dit artikel. De Minister heeft er echter slechts een

zeer beperkten uitleg aan gegeven, Icetgeen in de krin-
gen van den middenstand terecht ernstige teleurstel-
• ling heeft gewekt, vooral omdat de administratieve

rompslomp, dien cle ornzetbelasting met zich brengt,

des te zwaarder op ben bedrijf drukt, des te kleiner
• het is.

Als men kennis neemt van het antw’oorcl, dat Minis-
ter Oud in de vergadering van de Tweede Kamer dd.
8 September 1933 gaf aan het lid Van Hellenberg

Hubar, dan moet men erkennen, dat de fiscus van de bevoegdheid hem in art. 21 laatste lid toegekend een
gebruik heeft gemaakt, dat niet in overeenstemming
is met dit antwoord. De Minister zegde met zooveel
woorden toe, dat het zijn streven zou zijn om cle fabri-
kanten-detaillisten zoo min mogelijk in de belasting
te betrekken.

Als criterium om van art. 21 laatste lid te kunnen
profiteeren heeft de fiscus echter aangenomen een
jaar-omzet van ten hoogste
f
1000. Veel om het lijf
had die vrijstelling dus niet; geen wonder, dat men
zich in de kringen van het kleinbedrijf eenigszins
bekocht geveeld heeft.

De schrapping van de onderhavige vrijstelling
wordt gemotiveerd met te wijzen op de concurrentie,
die middenstandsbedrjven van clie kleine vrijgestelcie
fabrikanten (o.a. van z.g. thuiswerkers) ondervinden.
De vrijstelling, die voor de kleinbedrijven bedoeld
was, heeft zich dus blijkbaar tegen hen gekeerd.
De billjkheicl gebiedt echter er op te wijzen, dat

een vrijstelling als vervat in art. 21 laatste lid nood-
zakelijkerwijze in de praktijk onbilljkheden met zich

zou brengen, waar men de grens voor clie vrijstelling
ook zou willen trekken.

Als vierde beweegreclen voor de voorgestelde wij-ziging noemt de ontwerper:

,,De wenschelijkheid om, zoowel
in
het ‘belang van
de belastingsohuldigen, niet name in dat van de kleine
fabrikanten, als in het belang van de belastingadini-
nistratie, de thans in vele gevallen plaats hebbende
belastingheffing door middel van aanslagen, waarbij
min of meer belangrijke bedragen achteraf nog niet
groote moeite moeten worden betaald of’ met dwang
moeten worden ingevorderd, te vervangen door een
wijze van heffing, waarbij de belasting bij, althans niet
lang na de belastbare levering, in den regel door inid-
dcl van plakzegels, moet worden voldaan.”

De opzet vanwet was, dat de belasting zou worden
betaald door zegels te plakicen op cle ,vcrkoopfactu ren.
Slechts fabrikanten, di.e direct aan particulieren leve-
ren, dit zijn voornamelijk middenstandsfabrilcanten,
werden periodiek aangeslagen.
De groote bezwaren, verbonden aan het plakken van
zegels op elke uitgaande factuur, hebben er toe geleid,
dat de fiscus allengs ook aan andere categorieën van
fabrikanten is gaan toestaan de verschuldigde belas-
ting middels aanslagen te voldoen. Art. ii gaf den
fiscus het echt zulks. te doen.
Een bezwaar, aan de heffing der belasting door
middel van aanslagen verbônden, is, dat ‘zij eenerzijcls
voor den fiscus veel administratie met zich brengt,
terwijl anderzijds cle belasting veelal lang achteraf

wordt betaald. Vooral voor de niet lcapitaalkrachtige
fabrikanten is dit een bezwaar; het leidde menigmaal
tot moeilijkheden met de invorclering.

Dit heeft den ontwerper ertoe gebracht thans voor
te stellen, de heffing der belasting door middel van

aanslagen te vervangen door het plakken van zegels
op een kaart, waarop tevens door den belastingplich-

tige de voor contrôle benoodigde gegevens moeten

Worden vermeld en welke kaart periodiek moet wor-

den ingeleverd bij de Inspectie. Daarnaast blijft de
heffing van de belasting door zegeling der verkoop-
facturen gehandhaafd.

Aagezien de perceptiekosten door de voorgestelde

regeling zullen verminderen, lijkt ze ons alleszins toe

te juichen. Een bezwaar is slechts, dat ook het voor-

gestelde nieuwe art. ii evenals het dnde art. ii aan

cle fiscale ambtenaren de bevoegdheid verleent deze
wijze van voldoening der belasting bij
wijze
van gunst
aan een fabrikant toe te staan. Een recht daarop
heeft de fabrikant niet met uitzondering dan voor

zijn leveranties aan particulieren. Dit lijkt ons een

principieele fout, waarop wij terugkomen bij een meer

juridische bespreking van het onderhavige voorstel.

Een bijzonder gunstige zijde van het voorstel lijkt
ons voorts, dat de mogelijkheid geopend wordt om het

bedrag aan belasting, waarvoor een recht op terug-

gaaf bestaat, direct te verrekenen met de verschul-
digde belasting.

Als vijfde beweegreden voor de voorgestelde wijzi-
ging noemt de ontwerper in § 1 tenslotte:

,,De wenschelijkheid om een wettelijken grondslag te
geven aan in het belang van zekere takken van het
bedrijfsleven getroffen bijzondere regelingen.”

Reeds spoedig na de invoering van de wet bleek,
dat voor tal van branches de heffing van omzetbelas-
ting volgens de letter van de wet op groote admini-
stratieve moeilijkheden stuitte.

De fiscus is daaraan tegemoet gekomen door voor
dergelijke branches buiten de wet om speciale rege-
lingen te treffen.

Die speciale regelingen hebben bijna alle hetrek-
king op typische middenstandszaken (slagers, bakkers,

café- en restaurants, boekbindersbedrijven e.d.), waar-
uit weer eens mag blijken, dat de onderhavige belas-

tingwet vooral op de middenstandszaken als een zware
last drukt. Die speciale regelingen hadden geen
enkele wettelijke bais. Was men het niet eens met
het’ bedrag aan belasting, dat men moest betalen, dan
kon men daarvoor niet bij de Tarief-Oommissie -te-
recht.

De ontwerper beoogt nu aan die speciale regeling
een wettelijke basis te geven. Het wil ons voorkomen,
dat dit in principe toe te juichen valt, daar het de
wijze van heffing van de omzetbelasting beter kan
doen aansluiten op de eigenaardigheden, die het zoo
gevarieerde bedrijfsleven kent.

Geheel in overeenstemming met den juridischen
opzet der omzetbelastingwet is de nadere uitwerking
van de juridische positie van hem clie onder zoo’n spe-
ciale regeling komt te vallen gedelegeerd aan den
Minister van Financiën., In een volgend artikel, waarin

wij meer de juridische zijde van het wetsvoorstel zul-
len behandelen, zullen wij gelegenheid hebben na te
gaan pf zulks wel bevredigend genoemd mag worden.

Een voor een belastingwet wel uitzonderlijk voor-
schrif t is vervat in het voorgestelde nieuwe art. 31,bis,
waarin strafbaar wordt gesteld het ten verkoop aan-
bieden en aankondigen van goederen op een wijze g&
schilct, om den indruk te weklen, dat de betaalde be-
lasting niet of niet geheel op den koopei wordt ver-
haalci.

De bezwaren, die tegendit uitzonderlijke voorschrift
aangevoerd kunnen worden, ôntzenuwt de ontwerper
‘dor ee.n goed deel door, in zijn M. v. T. zelf te er-

kennen, dat de vraag ofde omzetbelasting in werke-
lijkheid zal worden verhaald in laatste instantie door
economische factoren en niet door wetsbepalingen
wordt beheerscht. . . .

240

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30
Maart
1938

Wij zien in het voorgestelde art. 31-bis dan ook

slechts een inwilligen door den Minister van een ver-
zoek, dat hem van de zijde van het kleinbedrijf heef t

bereikt, waartoe hij gemakkelijk zal hebben kunnen

besluiten, omdat het toch ,,buiten bezwaar van ‘s lands

schatkist geschiedt”. Toch hopen wij niet, dat de Mi-nister op dczen weg zal voortgaan, want dan zal men

o.i_ binnenkort voor cle inkomstenbelasting een nieuw

artikel kunnen verwachten, waarin het strafbaar ge-

steld wordt een uiterlijken staat te voeren, die door

de 1100gte van het inkomen niet gemotiveerd wordt,

daar dit misleidend is voor leveranciers.
In een volgend artikel zuilen wij bepaalde punten
in het w’etsvoorstel nader bekijken, waarbij wij dan

tevens gelegen].eicl hopen te vinden om op den juri-

dieken opzet van de omzetbelastingwet en het onder-

havige wetsvoorstel nader in te gaan.
Mr Dr. E.
TEKENBRoEI.

DE IJZER- EN STAALINDUSTRIE IN 1937.

De wereldproductie van ijzer en staal heeft in 1931

een record omvang gehad. Wanneer wij echter nagaan,
in w’elke mate het thans bereikte niveau dat van het

topjaar voor de depressie, 1929, te boven gaat, komen

wij tot de conclusie, dat de productie in 1937 nog

betrekkelijk laag is geweest, dat althans na vijf jaren

van herstel sedert het diepste punt van de depressie

in 1932 de ijzer- en staalproductie in veel geringer

mate het peil van voor de crisis heeft overschreden,

dan na vroegere depressieperioden het geval placht

te zijn.

•I

111•1


-. -.
.1

-•

-•


___

Â1
1


•1
•1

_i_.

__
wAi
r
wi•,


.1


1

___

M0
om

01
.1

__

EN

U0,

1

1
Is

Bovenstaande grafiek, die het verloop van cle
ruwstaalproductie sedert 1900 in beeld brengt, laat
dit duidelijk zien. In het jaar 1913 b.v. was de staal-
productie 23 millioen ton hooger of bijna 50 pOt..
grooter dan in het daaraan voorafgaande topjaar 1907.
In 1929 overschreed de productie die van 1920 met

48 millioen ton of met ongeveer 65 pOt.
In 1937 was de ruwstaalproductie 1.36.1 millioen
ton tegen 121.5 millioen ton in 1929 het verschil
is slechts 14.6 millioen ton of 12 pOt. Men moet

hierbij nog in aanmerking nemen, dat in Rusland
in 1937 11.8 millioen ton ruwstaal is gemaakt tegen
4.8 millioen ton :in 1929, zoodat bijna de geheele stij-
ging voor rekening van dit land komt. In de overige

wereld, als geheel genomen, is de
stijging
dus wel

zeer gering geweest.
Moet hieruit – en trouwens uit het geheele verloop van de productielijn, die, vooral wanneer wij in aan-

merking nemen, dat in 1938 (Ie productie wel lager
zal zijn clan die van 1931, asymptotisch ne.igt te wor-
den – geconcludeerd worden, dat de wereld zon
langzamerhand verzadigd raakt aan ijzer en staal?

Productie van

Ruwijzer
1

Ruwstaal

1929

1936

1937
1
)
1
1929

1936
11937′)

In
niillioenen
tonnen

Vereen.Staten
43.2
31.1
37.1
55.1
34.9
50.2
Duitschiand
15.5 15.3
16.0
18.5
19.2 19.8
Engeland ………
7.7 7.8
8.6
9.7
11.9 13.2
Frankrijk ……
10.4 6.2
7.9 9.7
6.7
7.9
7.0 5.2
6.3
6.5
5.2
6.4
Rusland

..

4.3
14.3 14.5
4.9
16.3 17.8

België enLuxem-

1.5 2.2
2.8
2.3 4.9
5.5

burg

………..

Japan

……….

Wereldproductie
met inbegrip van
1136.1
andere landen
.
99.0
91.2 104.6 121.5
124.1

‘) Gedeeltelijk
geschat.

Inderdaad mag het niet waarschijnlijk geacht worden,

dat de wereldproductie van staal in het stormachtige

tempo van vroeger zou hebben kunnen blijven stijgen,

ook al was op de crisis van 1929 geen zoo ernstige

depressie gevolgd kis wij hebben gehad. Toch komt

het ons voor, dat de betrekkelijk geringe staalproduc-
ti.e van 1931 vooral een gevolg is van de omstandig-

]ieid, dat er na die depressie nog veel aan het
economisch leven is
blijven
haperen. Hierbij moet in
liet bijzonder gewezen worden op het
verschijnsel,
dat
het herstel van de laatste jaren zich vooral voltrok

in min of meer sterk geïsoleerde gebieden door mid-

del van daartoe genomen ,,Ankurhelu ugs’ ‘ -maatrege-
len, zonder dat de eigenlijke wereldhuishouding veel

verbetering onderging, terwijl bovendien nog in som-

mige landen, die overigens geheel aan liet herstel

deelnamen, bepaalde deelen van het economisch leven

in een gedeprimeerden toestand bleven verideeren.
* *
*
1931 heeft aanvankelijk alle verschijnselen te zien
gegeven, die kenmerkend zijn voor een hausse. De

prijzen van ijzer en staal liepen sterk op; de lever-

tijden werden ongewoon lang; in sommige landen

werden invoerrechten verlaagd, opdat buitenlandsch
materiaal gemakkelijker kon worden ingevoerd en
over de geheele wereld was men bezig aan de ijzer-
en staalindustrie zoo snel mogelijk uitbreiding te

geven. Het jaar is echter geëindigd in een duidelijke
clepressi e.

Deze depressie is liet duidelijkst tot uiting gekomen
in de
Vereenigde Staten
en wel reeds in Mei 1937,
doch meer definitief in September. De staalindustrie
werkte in begin 1937 op 75 á 80 pOt. van de capaci-

teit. De productie liep gedurende de eerste maanden

sterk op. Eind 1936 waren de prijzen omhooggegaan;
begin 1937 was een tweede verhboging gevolgd en
int vrees voor verdere prijsstijgingen haastten de ver-bruilders zich hun orders te plaatsen. Een sterk stimu-
leerende invloed ging ook uit van cle arbeidsconflic-
ten. In de automobielinciustrie was een staking uit-

gebroken, hetgeen op zich zelf natuurlijk veroorzaak-te, dat van deze zijde minder orders bij de staalindus-
trie geplaatst werden, doch daar stond tegenover, dat
andere verbruikers des te meer kochten, uit vrees,
dat de stakingsbeweging zich tot de staalindustrie

zou uitbreiden en er groote schaarschte zou ontstaan.
Begin Maart was de staalproductie gestegen tot
85 pOt. van de capaciteit. De prijzen der verschillen-

de staalproducten werden opnieuw verhoogd in ver-
band met een loonsverhooging en met de toepassing

van de 40-urige werkweek. De orders bleven binnen-

stroomen en de productie bleef stijgen. Door sommi-
gen werd echter toen reeds de situatie ,,too good to
be healthy” geacht.
Het was in dien tijd, dat President Roosevelt ver-

klaarde, dat naar zijn meening de prijzen van grond-
stoffen als koper en staal te veel w’aren gestegen.
Enicele staalprod ucenten vond en hierin aanlei cl ing
mede te deel.en, dat zij de prijzen voor het derde
kwartaal 1931 ongewijzigd zouden laten. Dit bracht

30 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

241

aanvankelijk eenige rust; nu. geen verdere prijsver-
hooging voor de deur bleek te staan, naih de stroom
van nieuwe orders af. Er was echter nog zulk een achterstand, dat de productie bleef stijgen. Tegen

het eind van Mei bereikte deze het hoogste punt
0
1)
ruim 01. pOt. van de capac:iteit. Daarna trad een

scherpe daling in als gevolg van stakingen. Toen (leze

omstreeks 1 Juli waren opgeheven, volgde wel cn

gedeeltelijk herstel, doordat nog vele orders mocstcn

worden uitgevoerd, doch nieuwe orders kwamen in
onvoldoende mate binnen. De situatie was vcrandercl.

Het bedrijfsleven bleek verontrust te zijn door de

sociale en fiscale politiek van cle Regeering. In het
begin van het jaar had men gevreesd voor schaarschte

aan staal, nu vreesde men andere moeilijkheden en
men zette zijn aankoopen stop. in het
bijzonder
in
het laatste kwartaal van 1937 daalde de staalprocluc-
tie sterk en het jaar eindigde met een productie van
nog geen 20 pOt. van de capaciteit. In Januari volgde

hierop wel eenig herstel, maar de s;ituati.e is toch
uiterst ongunstig gebleven.
Zooals uit de
bij
dit artikel behoorende tabel blijkt,
was de Amerikaansche productie in 1037 hooger clan
in 1036, doch lager dan in 1020. Dit laatste is vooral
het gevolg vn de daling gedurende het laatste kwar-

taal, want gedurende de eerste negen maanden van
1037 bewoog de productie zich op het niveau van
1029.

De volgende gegevens, die wij aan ,,The Iron Age”
ontleenen, doen zien, hoezeer de vraag naar staal
plotseling is afgenomen. De automobielproductie in
de Vereeiïigde Staten bedroeg in 1037 bijna 5 millioen
wagens, tegen 4.6 millioen in 1036 en 5.6 millioen

in 1020. Van de productie van 1037 hadden echter drie
vijfden in het eerste halfjaar plaats. De orders der
spoorwegen voor wagons en locomotieven waren lager

dan in 1036, doch geconcentreerd in de eerste maan-
den van het jaar. Zoo werden in 1936 67.500 goede-
renwageus besteld, in 1907 slechts 40.700, doch daar-
van 60 pOt. in het eerste kwartaal en ruim 91 pOt.
in het eerste halfjaar. Van cle bestelde personen-
wagens en locomotieven werd bijna 80 pOt. in het

eerste lcwartaal beateid. liet is duidelijk, dat onder
zulke omstandigheden op de ,,boom” een ernstige
daling van de bedrijvigheid moest volgen.

Van veel meer beteekenis clan gewoonlijk was in

1037 de Amerikaansche export. In totaal bedroeg. cle

uitvoer van ijzer en staal, zonder schrot, 3.5 millioen
ton tegen 1.2 millioen ton in 1937 en 2.4 millioen ton

in 1920. Naar het Verre Oosten werd 1.4 millioen
ton geëxporteerd, naar Europa 0.8 mi.11ioen ton.

hierin is begrepen de uitvoer van ruwijzer, die
in 1937 782.000 tön bedroeg tegen slechts 5.000 ton

in 1036. De invoer van ruv’ijzer bedroeg 112.000 ton
tegen 166.000 ton in 1036. Amerika is dus een export-
land van ruwijzer geworden en tegelijk de belang-
rijkste exporteur.

Dit wijst erop, evenals trouwens het cijfer van den
totalen export van ijzer en staal, dat in de overge
were]d, juist als aanvankelijk in de Vereenigcle Staten

het geval was, een aanmerkelijke behoefte aan clez
grondstoffen was ontstaan, althans, dat daar nog
minder gemaickeljk dan in Amerika door uitbreiding

van de productie in die behoefte voorzien kon wor-
den. Een feit is ook, dat in de overig.e wereld lang
niet zulk een plotselinge daling van de vraag he3f t
plaats gevonden.

De Amerilcaansche uitvoer van schrot bedroeg in
1037 41 millioen ton tegen 1.0 millioen ton in 1936.
De overige staalproduceerende landen hebben hun
schrotuitvoer ingekrompen of geheel stopgezet. hier-
uit blijkt het belangrijke verschil in grondstoffen-

basis. De Amerikanen staan er, wat dat betreft, veel
gemakkelijker voor dan hun collega’s in Europa en
Azië. De sterk oploopende sehrotprijzen deden het
schrot dan ook het land uitstrooni.en.
De in de eerste helft van 1937 opgeloopen ijzer-

en staÉtlprijzen, zijn door de Amerikaansche producen-

ten, ondanks de vermindering van de vraag tot nu
toe gehandhaafd.
De Regeering heeft zich w’el voor verlaging uitge-

.sproken, maar zij steunde tegelijkertijd de arbeiders
in hun streven naar handlhaving van de bonen. De

producenten zijn van oordeel, dat de kooplust door

lagere prijzen nauwelijks gestimuleerd zou worden.
* *
*

De in den loop van 1937 in de Vereenigde Staten
uitgebroken depressie heeft, zooals men weet, niet

nagelaten invloed uit te oefenen op den algemeenen
gang van zaken in de overige wereld. Wat de ijzer-

en staalindustrie betreft, was die invloed tot nu toe

vooral merkbaar op de exportmarkt. in landen, waar
d.e producenten in hoofdzaak te maken hebben met

een door bepaalde omstandigheden gestimuleerde bin-
nenlandsche markt, is van dien invloed nog niet veel
te bespeuren geweest.

Zoo is in
Duischland
nog in het geheel geen ver-
mindering van de ijzer- en staalproductie ingetreden.
Dit land heeft een groote binnenlandsche behoefte,

om niet te spreken van een nijpend gebrek aan ijzer
en staal in verband met cle herbewapening en vooral

ook in verband met de uitvoering van het vierjaren-
plan, waarvoor groote investeeringen noodig zijn. In het
kader van dit plan zijn ook de Reichswerke ,,hlermann

Göring” opgericht, die in het bijzonder tot taak heb-ben binnenlandsche ei’tsen met een laag ijzergehalte
te verweriden. Op deze wijze hoopt men Duitschiand’s
behoefte aan buitenlanclsche ertsen belangrijk te be-

perken. Ondanks de nieuwe methoden, clie bij het
verwerken van arme ertsen worden toegepast, vormen
deze geen basis voor een rendabele ijzerproductie. liet
is dan ook volkomen begrijpelijk, dat in Duitschland
maatregelen zijn genomen, om te voorkomen, dat het

duur geproduceerde ijzer gebruikt wordt voor minder
belangrijke doeleinden! Men heeft een uitvoerige lijst
opgemaakt van voorwerpen, die niet meer van ijzer

of staal gemaaict mogen worden. Verder geschiedt de
verdeeling van het geproduceerde materiaal over de

verwerkende takken van nijverheid door middel van
een contingenteeringsstelsel, waarbij natuurlijk zij,

die leveranties hebben voor de bewapening, maar
vooral voor het vierjarenplan, voorgaan. Oolc voor
clan export wordt gezorgd, want die brengt deviezcn
op.

De totale uitvoer van ijzer en staal uit Duitschland
is echter slechts weinig gestegen en bedroeg in 193 t
3.7 millioen ton tegen 3.6. millioen ton in 1036 en
5.6 millioen ton in 1929. Hieruit blijkt wel, hoe zeer

de uitbreiding, welke de productie onderging, uitslui-
tend op de binnenlanclsche markt steunde.

In verband met zijn deviezenpositie voert Duitsch-
land bij voorkeur eindproducten ui.t en halffabrilcatcn
in. Er is dan ook een verschuiving te constateeren

in de samenstelling van den in- en uitvoer, die
duidelijk uitkomt in de cijfers betreffende het in-
en uitgevoerde ruwijzer. De invoer hiervan overtrof
in 1937 den uitvoer, zoodat Duitschland een invoer-
saldo aan ruwijzer had en wel van 56.000 ton tegen
een uitvoersaldo van 129.000 ton in 1936. Om den
invoer te vergemakkelijken is in October j.l. het in-

voerrecht van RM 10.— per ton verlaagd tot RM 1.-per ton.

Ondanks de groote behoefte zijn de Duitsche bin-
nenlanclsclie prijzen voor ijzer en staal niet gestegen.
De prjssituatie is zeer eenvoudig, aangezien de laat-

ste jaren deze prijzen in het geheel niet veranderd
zijn, niettegenstaande de wereldmarkt cle gevolgen
van een diepe depressie, een hausse en opnieuw een
depressie. onderging. Geruimen tijd werd dan ook in
het binnenland verkocht tegen prijzen, die hooger
waren dan die op de wereldmarkt; tijdens de hausse
waren ze lager en nu zijn ze opnieuw aan den hoogen
kant.

Dat eenvoud echter niet altijd het kenmerk is van

2’42

S
EÇONOMISCHSTATISTISCHEBERICHTEN

30 Maart 1938

het ware, mag blijken
uit hetgeen wij. vermeidden. om-

trent de lijst van goederen, die in Duitschltnd niet
meer van ijzer en staal gemaakt mogen worden. De waardeering van dit materiaal komt in. de Duitsche
prijzen slechts onvolkomen tot uiting!

De ijzer- en staalindustiie in
‘Engeland
iserledeii

jaar het onderwerp geweest van een rapport, dat is

uitgebracht door de Import Duties Advisory Oom-

mittee. Aanleiding tot het onderzoek, waarvan de

resultaten
in
dit rapport zijn neergelegd, was de

vrees, welke in breede kringen heerschte, dat de
industrie misbruik zou maken van de monopolieposi-
tie, die zij door de beschermende rechten had verkre-

gen en dat
zij
niet in staat zou zijn in de behoeften

van het bedrijfsleven en van de bewapening te voor-

zien.
Het Comité erkent, dat door de tarievenpoli-

tiek en meer nog door de regeling van en de con-

trôle op import, productie en prijzen den verbruikers de gelegenheid is ontnomen het buiteiilandsche ijzer en staal tegen het Engelsche en de Engelsche produ-
centen onderling tegen elkaar uit te spelen. Het is

begrijpelijk, dat de vrees wordt gekoesterd, dat de
bescherming, waarbinnen de industrie zich veilig

voelt, tot gevolg heeft, dat de efficiency van de pro-

ductie uit het oog wordt verloren, en dat
bij’
de prijs-

politiek te veel rekening wordt gehouden met de be-
langen van de zwakste producenten. Ook zou het
opkomen van nieuwe producenten verhinderd kun-

nen worden, waardoor de mogelijkheid van concur-
rentie zou worden uitgeschakeld, zooals in een be-
kend en uitvoerig in het rapport besproken geval is

voorgekomen.
De Rapporteurs stellen zich echter op het stand-
punt, dat een terugkëer tot het ongeorganiseerde be-
leid, de welhaast toevallige,ontwikkeling en de groo-
tendeels ongebreidelde concurrentie van voor 1932

niet mogelijk is. Bovêndien mag de Staat zich niet
onttrekken aan de verantwoordelijkheid ten aanzien

van den gang van zaken in een industrie, die van zoo
vitale beteekenis is voor de natie. Daarom zal voort-
gegaan moeten worden met het systematisch ordenen
van de geheele industrie door middel’ van een volle-

dige organisatie van haar bedrijfstakken, van flexi-
bele invoerrechten en van overeenkomsten met bui-
tenlandsche producenten. Tegelijkertijd zal ervoor

gewaakt moeten worden, dat de euvelen van het mo-

nopolie zich niet voordoen, zoodat het publieke belang
in acht wordt’ genomeh, wat de prijzen betreft en ook
ten aanzien van de uitbreiding en verbetering van de.

productiecapaciteit.
Gezegd moet worden, dat de Engelsche ijzer- en
ttaali’ndustrie, die zich in de d’epressiejaren in een zier précaire situatie bevond, zich na de. instelling

an de ‘beschermende rechten in 1932 krachtig her-
steld en uitgebreid heeft; De capaciteit der staal-
industrie is’ thans grooter dan ooit tevoren en be-
draagt 13’/2 millioen ton per jaar. In den ‘loop van
1938 zal nog een uitbreiding tot 14 millioen ‘ton

plaats vinden.
Evenmin als in Duitschiand heeft de conjunctu-
reele omslag in de Vereenigde Staten eenigen invloed
op de productiecijfers in Engeland gehad, die gedu-rei’idë 1937 nog voortdurend gestegen zijn. De pro-
ductie is belangrijk hooger daii in 1936 en ook veel

hooger dan in 1929 ‘
Evenals in Duitschiand is de productie sterk ge-
stimuleerd, door de binnenlandsche markt en vooral
door de bewapening. Volgeni een taxatie is in 1937
direct en indirect voor bewapening 334 millioën’ ton
staal gebruikt. In den loop van 1938 zal deze’ be-
hoefte wel vermindéren, aangezien niet meer iii de-
zelfde mate fabrieken behoeven te worden gebouwd

en machines vervaardigd ten dienste van de pro-
ductie van oorlogsbenoodigdheden. Enge’and krijgt
dan een belangrijke capaciteit vrij, die het zeker door
grooteren export in bedrijf zal trachten te houden. Er
is dan ook alle aanleiding om te verwachten, dat,

ondanks de overeenkomst, die tusschen’ de Engelsche
producenten en het’ continentale ruwstaalkartel be-
staat, de situatie op ‘de exportnarkt,’ die’ nu reeds

met al te rooskleurig is, er niet beter op zal worden.
Te mee’ is er. aanleiding hieiomtrent eenigszins
somber gestemd te zijn, omdat het natuurlijke afzet-
gebied van Engeland, de Empire-landen, als zoodanig
in beteekenis achteruitgaat, doordat deze landen zich-
zelf als ijzer- ,en staalpioducenten zijn gaan ontwik-

kelen.
De totale export van ijzer en staal, zonder schrot,

bedroeg in 1937 2.6 milliöen ton, tegen
2.2
millioen

ton in 1936 en 4.4 millioen ton in 1929. De invoer was ook zeer belangrijk, ni. 2.0 millioen ton tegen

1.5 millioen ton in1936 en 2.8 millioen ton in 1929.

T-Jet Engelsche uitvoersaldo is dus niet heel groot

geweest. ,

Wat
ruwijzer
betreft, is Engeland de laatste jaren

een invoerland geweest. 1h 1929 had het nog een
uitvoersaldo van meer dan 300.000 ton; in 1936 be-

droeg het invoersaldo 150.000 ton en in 1937 bijna
500.000 ton. In verband met de groote behoefte aan
ruwijzer werd het in 1932 ingestelde invoerrecht van

33Y
3
pOt. in. Maart 1937 ‘opgeheven. Het invoerrecht

op staal werd in twee etappen belangrijk verlaagd.
1-let bedraagt thans 234 pOt. voor invder onder cer-
tificaat en 1234 pOt. voor den overigen invoer. On-

der certificaat worden in hoofdzaak de hoeveelheden
ingevoerd, waaromtrent de Engelsche producenten
een overeenkomst hebben met het ruwstaalkartel.
De Engelsche staalprijzen werden per 1 Mei 1937
verhoogd in verband met de verhooging van de prij-

zen voor erts, kooks en schrot en de stijging van de
bonen. De ruwijzerprijzen zijn eenige malen ver-
hoogd. Z,ij zijn thans hoog in verhouding tot het

niveau van de wereldmarkt, maar een stelsel van
trouwrabatten bemoeilijkt de concurrentie zeer. Ove-rigens overweegt men het in Maart 1937 afgeschaf te
invoerrecht op ruwijzer opnieuw in te stellen. Ook de
invoerrechten op staal zullen verhoogd worden. Men heeft zich niet voor niets uitgesproken voor flexibele

invoerrechten!
*

In. Frankrijk, België en Luxemburg heeft de ijzer-
en staalproductie het niveau van 1929 nog niet be-

reikt. Vooral in
Frankrijk is
men daar nog ver van

verwijderd gebleven. De oorzaak van dit achterblijven
bij de ontwikkeling in Duitschland en Engeland is
uit den aard der zaak gelegen in de nog steeds in
Franlrjk heerschende depressie. De industrie vond
geen willig afzetgebied in eigen. land. Natuurlijk

heeft men wel eenigermate geprofiteerd van de op-
leving elders, maar in het begin van het jaar vorm-
de de verkorting van den arbeidstijd een hindernis

voor een sterke uitbreiding der productie en in de
laatste maanden had de exportma.rkt weer veel van

haar aantrekkelijkheid verloren.
Intusschen is de uitvoer van ruwijzer uit Frank-
rijk in 1937 aanzienlijk geweest, ni. 421.000 ton tegen
149.000 in 1936. De Fransche binnenlandsche prijzen,
die ôrider contrôle van de Regeering staan, waren
in begin 1937 veel lager dan hetgeen op de wereld-
markt te bedingen nas. Zij zijn in den loop van het
jaar eenige malen vérhoogd, doch deze verhoogingen
werden voor een groot deel teniet’ ‘gedaan door de
waardevermimidering van den Franc. De’ Fransche

staalprijzen stegen nog minder, vrijwel niet neer dan
omgekeerd evemïredig met’ dedepreciatie van het ruil-

middel.

In
‘België
en
Luiiemburg
heeft de productie het

niveau van 1929 dichter benaderd’ dan in Frankrijk.
Gedurende ,de laatite ‘niaanden i de bedrijvigheid
echter , sterk achteruitgegaami,’ hetgeen,’ samenhangt
niet den gang ‘van ‘zaken op’ de exportmarkt, waal’van
België en Luxemburg zeer afhankelijk zijn. Per hoofd
der bevalkin’g ‘wordt in ‘deze landen meer . ijzer en
staal gemaakt dan in eenig ander land ter wereld;
de van’ de h’mnnenlandshe economische

30 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

243

situatie was dan ook niet voldoende om de ijzer- en
staalindustrie een goeden afzet te verzekeren, zooals

in Duitschiand en Engeland het geval was.
De prijzen staan hier ook in meer direct contact
met cle wereldmarkt. De ruwijzerprijzen liepen scherp
omhoog tot Mei om daarna te dalen tot ongeveer het
niveau van het begin van het jaar. De staalprijzen
zijn in de eerste helft ian 1937 eveneens eenige malen
veihoogd en daarna door het kartel ongewijzigd ge-

handhaafd. Alleen de prijzen van halffabrikaten zijn
in Februari 1938 eenigszins verlaagd.
De verschillende minder belangrijke Europeesche

productielanden hebben een min of meer stijgende of
een gelijkblijvende voorthrenging te zien gegeven. Vrij
belangrijk is de productie gestegen in
Tsjecho-Slo-

wa/cije,
belangrijker nog in
Zweden. Polen is
ongeveer

op het niveau gekomen van 1929,
Oostenrijk is
daar

nog onder gebleven. in
Italië is
de staalproductie iets
lager dan in 1929, de ruwijzerproductie is echter ge-

stegen. Dit hangt samen met de omstandigheid, dat

Italië, evenals andere landen, onafhankelijker wil

worden van het buitenland wat zijn grondstoffen be-
treft. Het is voor de staalproductie sterk aangewezen
op invoer van buitenlandsch schrot, dat het nu door
eigen ruwijzer poogt te vervangen.
De gedurende de laatste jaren sterk gestegen pro-

ductie van
Rusland is
in 1937 belangrijk achterge-

bleven
hij
hetgeen in het productieplan. was begroot.
De ruwijzerproductie bedroeg 14.5 millioen ton tegen
14.3 in 1936; de ruwstaalproductie 17.8 millioen ton
tegen 16.3 in 1936. Begroot was resp. 16 en 20.1 mil-
lioen ton. Voor 1938 heeft men nu veel bescheidener cijfers in de hegrooting opgenomen, nl. resp. 15.8 en
15.6 millioen ton. Men heeft dus zelfs lagere cijfers
vastgesteld dan in 1937 zijn behaald. Zeer merkwaar-
dig is, dat de staalproductie iets lager dan de ruw

ijzerproductie is begroot.
De productie van ruwijzer en ruwstaal in
Japan
be-

droeg in 1936 resp. 2.2 en 4.9 millioen ton In 1937
is veel meer voortgebracht; de juiste
cijfers
zijn ech-
ter niet bekend, aangezien Japan sinds het begin van
het conflict in China geen statistische gegevens ver-
strekt. De ruwijzerproductie wordt geschat op 2.8
millioen ton, de ruwstaalproductie op 5.5 millioen

toil. Evenals Italië is Japan zeer afhankelijk van den invoer van schrot, dat in groote hoeveelheden uit de Vereenigde Staten ingevoerd wordt. Japan tracht nu
door het stimuleeren van de binnenlandsche erts-
productie en door grooteren invoer van erts minder

afhankelijk van schrot te worden.

* *
*

Tat
de
export?narlct
betreft, wordt de situatie ten
aanzien van ruwijzer duidelijk gekarakteriseerd door
de noteering van Lux III fob Antwerpen. Deze no-
teering bedroeg in Januari 1937 ongeveer 77/6; steeg
daarna tot 135/- in Mei en daalde vervolgens tot on-
geveer 80/- in het eind van December 1937. Gedu-
rende de eerste maanden van 1938 is deze daling
voortgegaan. De prijs lig-t thans onder he.t niveau
van Januari 1937. Hieruit kan blijken hoezeer de
stemming op de exportmarkt is omgeslagen, toen de
aanvankelijk bestaande vrees, dat zich een tekort aan
ruwijzer zou voordoen, werd verdreven door omvang-
rijke exporten uit Frankrijk en de Vereenigde Staten.
De exportrnarkt voor staal was in het begin van
het jaar zeer vast. De verbruikers wilden tot 40 goud-
shillings boven de officieele exportprjzen betalen
voor spoedige levering, maar het materiaal was
schaarsch. Het Internationale Staalkartel verhoogde
eenige malen de prijzen, waardoor bv. de noteering
voor staafstaal van £ 4.5.- goud op £ 6.-.- god kwam
te liggen. Hierop werden nog extra’s betaald.
Ook hier kwam in Mei een kentering. Wel bleef
de stemming voorloopig nog vast, doch de extra’s
krompen in en de producenten, die niet meer zulke
groote orders kregen, konden hun achterstand inhalen,
zoodat de levertijden korter werden. In October sloeg

de stemming definitief om. De verbruikers onthiel-

den zich meer en meer van het doen van aankoopen,
terwijl daarentegen de concurrentie van Amerikaan-
sche zijde dringender werd en de kartelprijzen onder-

boden werden. Het Staalkartel vond hierin nog niet
dadeljk aanleiding de prijzen te verlagen; men wilde
nog trachten met de Amerikanen tot een overeen-

stemming te komen. Alleen
01)
de Oost-Aziatische

markten, waar de concurrentie zeer actief was, ging
men tot een officieuze verlaging van de prijzen over.
Ook werden de prijzen voor scheepsplaten, een be-
langrijk Amerikaansch uitvoerproduct, voor Neder-

land en Scandinavië verlaagd.

Er
zijn
met de Amerikanen verschillende bespre-

kingen gevoerd met het doel tot handhaving van

minimumprijzen te komen. Een oogenblik leek het
of deze besprekingen wel resultaten hadden opge-
leverd. In het begin van 1938 werden echter de
onderbiedingen, die nooit geheel hadden opgehouden,
weer veelvuldiger. Het kartel ging toen tot prijsver-

laging over (voor staafstaal van £ 6.-.- tot

goud), doch er moesten ook nog concessies op de
prijzen worden toegestaan, die voor de verschillende producten verschillend waren. Nieuwe besprekingen
met de voornaamste Amerikaansche producenten heb-
ben thans te New-York plaats gevonden; deze moeten
wel eenig resultaat hebben gehad, maar veel positiefs
is er niet van bekend geworden.

* *
*

Tenslotte nog iets over
Nederland.
Welk een be-

langrijke markt voor ijzer èn staal ons land is, blijkt
wel uit den omvangrijken invoer, die in 1937
1.260.000 ton bedroeg tegen 920.000 ton in 1936. De
belangrijkste posten daarvan zijn staafstaal, beton-
staal, profielen, balken, stalen platen en verder blik
en rails. Ruwijzer wordt in ons land niet veel in-
gevoerd. In de behoefte daaraan wordt vrijwel ge-
heel voorzien door het Hoogovenbedrijf te IJmuiden.
De ruwijzerproductie van dit bedrijf, welke 250.000

it
300.000 ton per jaar bedraagt, gaat die behoefte
ver te boven, zoodat het grootste gedeelte van de pro-

ductie op de exportmarkt verkocht moet worden. De uitvoer bedroeg in 1937 circa 240.000 ton.
Tot uitbreiding .van de Nederlandsche ijzer- en
staalindustrie, waartoe de grootte van de Nederland-
sche markt alle aanleiding gaf, zijn in den loop van
1937 enkele belangrijke besluiten genomen.
De Nederlandsche Staalfabrieken v/h J. M. de

Muincic Keizer
te Utrecht hebben een uitbreiding
0fl-

clergaan, waardoor de fabr.icage van staafstaal, kleine
profielen en walsdraad ter hand genomen kon worden.
De afzet van staafstaal en profielen geschiedt op de
binnenlandsche markt ingevolge overeenkomsten met
het Internationale Staalkartel en de Vereeniging van
IJzerhandelaren.. Het geproduceerde walsdraad word t
in de eigen draadtrekkerij verder verwerkt.
De Nederlandsche Kabelfabrielc
te Delft heeft be-
sloten haar bedrijf uit te breiden met een Siemens-
Martinstaalfabriek en met een wajserjj, trekkerij en
verziukerij voor de fabricage van ijzerdraad en hand-

ijzer.
Verder zijn Van Leer’s Vereentigde Fabrieken
over-

gegaan tot het bouwen van een walserij in de onmid-
dellijke nabijheid van cle Hoogovens te IJmuiden,
voor de vervaardiging van dunne stalen platen, die door deze onderneming gebruikt worden om vaten

te maken.
.Tenslotte heeft het
Hoogovenbedrijf
zelf in het be-
gin van 1937 een fabriek voor het maken van gegoten
ijzeren buizen in bedrijf genomen en later in het
jaar besloten tot het bouwen van een staalfabriek,
waarin een gedeelte van het vervaardigde ruwijzer
verder verwerkt zal worden.
J. W. F. SLIGTING.

244

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENO1

GERST
64;5 kg
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
1

KAAS
1 Edammer
EIEREN
Russische

Rotterdam per 2000 kg.
74kg Russi- Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
1

Alkmaar
Gem. not.
Heffing
L)
Zie btz.205
loco
schei) loco
‘Rotterdam

per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein
Leeuwar- der Comm.
Crisis
Fabr.kaas
Eiermijn
Roermon
Termijn-
Amerik.
Termijn-

La Plata
1) van E.-S. B.
v. J6Mrt.jl.
Rotterdam
per2000kg.
noteer. op
1 of 2 mnd.
Mixed
No. 2′)
per 100kg.
noteer. op
1 012 mnd.
Locoprijs

_
_
ii7
:
tNed.Ct.!

Not.
Noteering

Zuivel-
Centr.
gang exp.
per 50kg.
P. 100 st.

1
%
f
%Tirf
%
f
%f
%
f%
sh.
7
%7
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
1113
1
14
2,03 98,4
43,30
95,0 7,96
99,
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,575
100,1
13,475
99,9 6,43 98,4
10!7(4
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,(
1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5

89,4
11,27
5

89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
2,05 99,4

45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,225 51,2 8,27
5

65,9 9,67
5

71,7
5,09
77,9
815
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72
83,E
1931
107,25
49,9 78,25
40,8 84,50
41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7 5,35
66,
1932 100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2 4,62
5

38,0 4,70 37,4 5,225 38,7
2,59
39,6
5111
1
/2
0,94 45,6

22,70
49,8 4,14
51,t
1933
Z
70,-
32,5
60,75 31,6 68,50
33,9 3,55 29,3 3,75
29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
4(51(
0,61
29,6
0,96
20,20
44,3
3,71
46,
1934
5

75,75
35,2
64,75
33,7 70,75
35,0
3,325 27,3 3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
4(7
3
(
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,C
1935
lu
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,12
5

30,6 2,07 31,7
518’12
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,
1936 1937
0

86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8
6,27
5

46,5
2,19
33,5
5(71/2

0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,€
137,75
64,0
105,75 55,1
III,-
55,0 8,95
73,6
8,02
5

63,9 8,92
5

66,2
2,70 41,3
61-
0,78
37,9 0,67
19,75
43,3 3,96
49,

Jan.

1937
Febr
132,-
61,4
99,75
52,0
97,50
48,3
7,975

65,5 8,07
5

64,3 8,40
62,3
2,74 41,9
6/1′!,
‘0,66
32,0
0,85
17,07
5

37,5
3,45
43,C
,
Maart
su
129,-
133-
60,0 61,8
102,-
104,25
53,1
54,3
100,50
106,-
49,8
52,5′
8,72
5

9,025
71,7 74,2
7,92
5

8,72
5

63,1
69,5
8,25 9,15
611
67:8

2,62 2,57
40,1
5(10/4
5(91(4

0,69
0,68
33,4
0,80
18,75
41,1 3,81
47,
,
April
14975
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-.
82,2 9,40 74,9
10,175
75,4 2,72
39,3 41,6
61-(4
0,69 33,0
33,4
0,80
0,80
18,82
5

16,45
41,3
36,1
3,86
3,05
48,1
38,C
Mei
Z
144,50
67,2
107-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2 8,925
71,1
9,725
72,1
2,64 40,4
5110
1
12
0,71
34,5
0,72
5

17,325
38,0 2,89
361
Juni
“‘
148,75
69,2
99-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4
7,525
59,9 8,95
66,3 2,63
40,3
51l014
0,74
35,9
0,70
19,825
43,5
2,98
37,2
Juli


149,25
69,4
108,25
56,4
111,-
55,0
9,85
81,0 8,57
5

68,3
9,975
73,9
2,68 41,0
5111
1
14
0,77 37,4
0,68
20,15
44,2
3,74
46,t
Aug.
m
136,50
63,5
106,50
55,5
112,-
55,4
9,30 76,4 7,82
5

62,3 9,225
68,4 2,86 43,8
614
0,78
37,9 0,64
21,50
47,2
3,84
47,
Sept.
129,50
60,2
107-
55,7
122,-
60,4 9,22
5

75,8
7,55
60,1
8,52
5

63,2
2,50
‘45,3
617
0,85 41,3 0,52
5

21,-‘
46,1
4,69
58,
Oct.
Nov.
136,25
63,3
1 09-
56,8
114,75
56,8 8,57
5

70,5
7,62
5

60,7 8,50
63,0
2,96
45,3
6(7
1
(4
1,-
48,5
0,42
23,

50,5
4,99
62,2

Dec.
133,50
62,1
106,25
55,3
116,-
57,4
7,22
5

59,4
7,10 56,5 8,125 60,2 2,53 38,7
517
1
1
0,96
46,6
0,46
22,20
48,7
4,99
62,2
,,
>
130,25
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
7,30
60,0
7,05
56,1
8,02
5

59,5 2,43
37,2
515
0,84
40,8 0,60
20,80
45,6 5,24
65,2

lan.

1938
137,-
63,7
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65′
62,9
.7,45
59,3
8.40
62,3
2,35
36,0
513
0,80
38,8
0,61
5

21,45
47,1
4,15
51,
Ëebr.
135,75
63,1
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60 62,5
7,27
5

57,9
8,30 61,5
2,39
36,6
5/4
0,81
39,3
0,65
22,12
5

48,5 3,65
45,5
18 Mrt.
132,50
61,6
102,75
53,5
106,50
49,9
7,375

60,6
7,02
5

55,9
8,05 59,7 2,37 36,3
5131(,

0,82
39,8
0,65
21,50 47,2 2,95
36,1
8-15

,,

,,
132,50
61,6
103,-
53,6
108,-
50,6
7,17
59,0
6,77
5

53,9 7,85
58,2 2,34 35,8
51214
0,82 39,8
0,65
22,50 49,4
2,90
36,2
15-22
132,-
61,4
105,25
54,8
III,

52,1
6,97
5

57,3 6,625
52,7 7,55
56,0
2,36
36,1
513
0,84
40,8
0,50
22,25
48,8
‘2,75
34,2
22-29
130,50
60,7
107,25
55,9
113,50
53,2
6,85
1

56,3
1
6,65 52,9 7,40
1
54,9
1
2,35 36,0
513
0,79
38,3
0,50
20,50
45,0 2,60
32,4

JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
in olie gekamd;Ioco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling’Jpland
Super Fine
c.i.
c.i.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per
Ib.
Oomra

Lerl.Ned.Ct.1
Liverpool
per Ib.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.

,

erino
u’*

5

v.
wit Gr. D.te
New York per Ib.
Smoked Sheets
loco Londen p. Ib

Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Not.
HerI.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not,
/
%
£
cts.
%
$cts.
ets.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
/
%
$
cts.
%
penc
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8
26,50 244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
,

7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4
10,25
1930
257,97
60,3
21.619
33,6 71,4
13,50
19,7
54,8
,
3,92 81,9 59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4
3,42
30
45,2
5,87
1931
0
192,15
44,9
17.117
21,1,
44,8 8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0.

109,0
46,6
23,25
5,97 46,6 2,40
15
22,6
3,12
1932 1933
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3 5,39 42,5 30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,37
<
128,63
30,1
15.1212 17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5 28,25
3,21 25,1
1,61
11
16,6
3,25
1934 115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6
6,25
1935
u
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
142,61
33,3
18.616
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
173
25
37,7
7,75
1937 183,46
42,9
20.84
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
35,50 3,30 25,8
1,86
5


36
54,3
9,50

Jan.

1937
gr
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2
5,88
88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92 30,6 2,14
5

38 57,3
10,37
Febr.

,,
Maart
169,23
39,5
18.18/2 24,0 51,0
13,15
21,8
60,7
5,85
85,6
61,9
23,-
133,6
57,2
35,75 3,53
27,6
1,93
40
60,3
10,50
,,
174,86
40,9
19.911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25
3,59 28,0
1,96
44
66,3
12,-
April
Mei
189,96
44,4 47,0
21.313
26,0 55,2
14,35
23,1
64,3
6,16
96,5
69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56
27,8
1,95
44 66,3
11,62
,,
Juni

,,

201,20
186,90
43,7
22.7/6
20.1617
24,3
22,9 51,6
48,6
13,35 12,60
22,7
22,3 63,2
62,1
6,04 5,96
97,4
95,6
70,4
69,1
26,-
25,50
142,9
140,2
61,1
60,0
38,25
37,50 3,25 3,28
25,4 25,6
1,78
5

1,805
38 36 57,3 54,3
10,25
9,62
Juli
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8
37,75
3,42
26,7
1,88
5

34
51,3
9,12
Aug.
im
188,67
44,1
20.1716 18,8
39,9
10,35 19,6
54,5 5,19 98,9 71,5 26,25
145,0
62,0
38,50 3,30
25,8
1,82
33
49,7
8,87
Sept. Oct.
0

186,01
43,5
20.1413 16,3
34,6
9,-
17,4.
48,4 4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19 24,9
1,76
34
51,3
9,-

Nov.
188,16
185,91
44,0 43,4
20.1918 20.12110
15,2
14,4
32,3 30,6
8,42
7,99
15,5 15,2
43,1
42,3
4,15 4,04
83,6
74,6 60,5 54,0
22,50
20,-

117,7
103,9
50,4 44,5
31,50
27,75
3,02
2,86 23,6
22,3
1,67
V,585
30
27
45,2 40,7
8,-
7,12
Dec.
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
8,28
15,5 43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,50
5

28 42,2
7,37

Jan.

1938 168,56
39,4
18.1518 15,4
32,7
8,56
15,9
44,2 4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69 21:0

1,49
5

26 39,2
7,-
1ebr.
166,62
38,9
18.11l7
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9 46,2
17,-
98,1
42,0
26,25
2,78
21,7
1,55′
27
40,7
7,12
1-8 Mrt.
165,90
38,8
18.10/-
16,4
34,8
9,16
16,5
45,9
4,42 59,8
43,2
16,-
99,0
42,4
26,50
2,81
21,9
1,575
26
39,2
7,-
8-15
166,48
38,9
18.11/3
16,1
34,2 8,94
16,3
45,4
4,35
60,7 43,9
16,25
99,0 42,4
26,50
2,86
22,3
1,595
26
39,2
7,-
15-22

,,
167,28
39,1
18.1216
15.8
33,5 8,73
16,4
45,6 4,38 61,7
44,6
16,50
99,2
42,4
26,50
2,89 22,6
1,605
25
37,7 6,75
22-29
164,29
38,4
18.613
15,9
33,8 8,79
16,4
45,6 4,38 61,7
44,6
16,50
97,2
41,6
26,-
2,82 22,0
1,56
23
34,7 6,25

KOPER
Standaard

.
Loco Londen
per Eng, ton

LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
.
Londen per Eng. ton

TIN
nd
0

en
per

ng.

on

IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux III)

.
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK


gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton

ZILVER
cash Londen per Standard
Ounce

Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.(

Not.
Herl.Ned.Ct.I

Not.
Herl.Ned.Ct.l Not.
Herl.Ned.Ct.(

Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
HerI.Ned.Ct.

Not.
/
%
£
/
%
£
/
%
£
/
%
sh.
/
%
Sh.
/
%
£
cts.
%
penc
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1
!,,
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75 96,4 25.515
135
103$
26
3
14
1929
X
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65 84,8
203.18
1
10
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
/1,
1930
<
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
171111
1931
<
431,85 54,9
38.719 146,60
52,8
13.-17
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
145/
1932
z
275,75
35,1
31.1418 104,60 37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
51/1
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
13
11
1933
1L3

268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1
/
1934 1935
226,80
28,8
30.615
82,65
29,8
11.11- 1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
2111
4

1936
mi
E
230,95 298,75
29,4 38,0
31.1811
38.8/1.
103,40 137,15
37,2
49,4
14.518
17.1217
1634,25
1592,-
56,2 54,8
‘225.1415
204.1218
24,70 28,40 58,6
67,4
6812
73/-
20,25
22,40
51,2
56,7
56/-
5717
102,65
116,55
32,3
36,7
14.316 14.1917
87 65
66,9 50,0
28151
20
1
11
1937
<
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1
11

Jan.

1937
461,70
58,7
51.10
1
8
244,05
87,9
27.4
1
10
2060,25
70,9
229.18
1
9
36,30 86,2
81
1

34,20
86,5
76
1
4
188,60
59,4
2
1
./1
1

78
60,0
20
7
18
Febr.

,,
,
522,10
66,4
58.712
248,-
89,3
27.1414
2080,65
71,6 232.1113
36,25
86,0
811-
34,75
87,9
‘7716
219,45
69,2
24.1018 75
57,7
20’l
Maart

,,
,i
638,40
81,2
71.916
292,95
105,5
32.161-
2498,25 86,0 279.141- 36,15
85,8
811-
4820
122,0
108/1
289,65
91,3
32.818
77
59,2
20
11
!
April

,,
559,70
71,2 62.716
235,50
84,8
26.4/10
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2
26.615
78
60,0
20
15
1
Mei

,,
545,95 69,4
60.151-
214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
811-
59,65
150,9
132/9 209,35
66,0 23.5/11
76
58,5
20511
Juni

,,
499,70
63,6
55.1315
205,40
74,0
22.1718
2245,10
77,3
250.216
36,35
86,3
81/-
60,60
153,3
135/-
194,55
61,3
21.13/5
75
57,7
20
Juli

,,
>
510,10
64,9
56.11/3
213,70
77,0 23.13/11
2365,20
81,4
262.5!-
45,55
.108,1
1011-
59,60
150,8
13216
205,75
64,8
22.1316
75
57,7
20
Aug.

,,
517,55
65,8
57.6/-
205,25
73,9
22.14/6
2388,50
82,2
264.9/-
45,60
108,2
101!-
48,60
123,0
109
1

215,35
67,9
23.16
1
8
75
57,7
19
7
/
8

Sept.

474,25
60,3
52.15111
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9
258.1216
45,35
107,6
lol!-

44,65
113,0
99/5
191,80
60,4
21.7/1
74
56,9
l9
7
/
Oct.

1
413,15
52,5
46.1111
164,80
59,4
18.718
2036,85
70,1
227.51-
45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov
0
357,50
45,5
39.1319
150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4
191.141-
46,85
111,2
104/-
39,85
100,8
8815
143,20
45,1 15.17111
74
56,9
19
1
/
Dec.

,
-.
362,70
46,1
40.7
1
2
l4′.,90
52,2
16.2
1
6

1
734,45
59,7

1
93.-/-
49,-
116,3
109
1

38,80 98,2
86
1
4
139,-
43,8
15.9
1
5
70
53,8
18
5
/8

Jan.

1938
367,75 46,8
40.1916
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5 182.161- 48,90
116,1
1091-
36,50
92,4
8114
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
1913/
Febr.

o
353,70
45,0
39.819 137,35
49,5
15.613
1642,15
56,5
183.1111
48,90
116,1
1091-
33,45
84,6
7416
128,85
40,6
14.714
75
57,7
20
3
1,
1-8

Mrt.

,,
359,80 45,8
40.216 137,60
49,6
15.6/11
1662,35
57,2
185.716
48,85
115,9
1091-
31,40
79,5
70/-
126,95
40,0
14.312
76
58,5
201/
4

8-15

,,



360,45
45,9,
40.319
141,25
50,9
15.151

1639,05
56,4 182.151-
48,90
116,1
1091-
31,95
80,8
7113
128,35
40,4
14.613
76
58,5
205/,
5-22

362,30
46,1
40.76
153,70
55,4 1
17.216
1655,65
57,0
184.10/-
48,90
116,1
109/-
31,95
80,8
713
133,50
42,1
14.1716
76
58,5
20
7

11

2_29

,,

.
346,45
44,1
38.1216
146,60
52,8 1
16.6/11
1641,50
56,5
183.-!-
48,90
116,1
1091-
31,95
80,8
7113
126,70
39,9
14.216
73
56,2
195/g

IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

245

GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Witte krist.-
THEE
N.-Ind. thee-

RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50kg
CII. Nederland
per
‘ii
kg.
suiker loco
Rotterdam! veilinu A’dam
Gem.Tava-
en

.E

obusta
Superior
oer 100 kg
oer 100 kg
Londen per cwt. Londen per 8 Ibs.
__________
Amsterdam
Sumatrathee
HerI.Néd.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.
/i
Rotterdam
Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per’Iskg.
f%f
%f%sh.f%
sh.
ets.
%f
%
cts.
%
1927
– –
– –
65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21 119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
5713
49,625
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2 67,81 101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94/7 2,97
100,3
4111
21,04 61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60
60,0
60,75 80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61-
64,4
37,50 44,0
25,46
38,2
5817
1,70.
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,325
39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52-
54,9
49,50
58,0
30,74 46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,325
34,5
32,75 43,2
37,0
1934
61,50 64,9 46,65
54,7
32,94 49,5
8811
1,42
48,0
3/9
1
/
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,075
25,5
40
52,8
34,9
1935
48,125
50,8 51,625
60,5
32,-
48,1
8815
1,19
40,2
3/31/2

8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7 3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,425′
56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
9316
1,48
50,0
3/9
1
12
12,05
34,9
3014
13,62
5

27,8
16,87
5

28,5
4,02
5

25,2
40
52,8
39,2
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5
42,27 63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,37
5

37,8 6,22
5

38,9
53,50
70,6 53,6

lan.

1937
64,60 68,2
52,75
61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
4/-!
2

24,50 71,0
54/8
16,75
34,1
22,12
5

37,4
5,575

34,9
50,50 66,7
52,0
l’ebr.

‘,,
64,175 67,8 53,325
62,5
38,49
57,8
86/-
1,80
60,8
4114
21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6 5,72
5

35,8
53,50
70,6
52,4
Maart
66,15
69,9
54,82
5

64,3
39,83 59,8
8912
1,67
56,4
31814
23,-
66,7
5116
18
36,7
23,80
40,2 6,10
38,1
55
72,6 53,7
April
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32
63,6
9413
1,72
58,1 3110
20,83 60,3
4615
17,875
36,4 23,375 39,5
6,125
38,3
54,25 71,6
54,4
Mei
73,32
5

77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
412
3
1
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9 6,07
5

38,0
55
72,6
53,6
luni


80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04
68,9
4/6
1
/2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9 6,52
5

40,8 50,50 66,7
52,7
juli
78,45 82,8
60,85
71,3
42,63 64,0
9416
1,97
66,6
4/4
1
/2
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9 6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,87
5

82,2 67,87
5

79,6
46,32 69,6
10216
2,13 72,0
4(8
1
/
17,61
51,0
39/-
17
34,6
23
38,9
6,50
40,6 54,75
72,3
55,3
Sept.
72,42
5

76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102110
1,96
66,2
4/4/
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9 6,32
5

39,6
56
73,9
55,1
Oct.
69,97
5

73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
28/-
15,75
32,1
22,875 38,7 6,40
40,0 55,25
72,9 55,0
Nov.
68,17
5

72,0
72,375
84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8 6,425
40,2 53,75
71,0
52,2
Dec.

,,
68,95
72,8
72,15
84,6
43,23
64,9
9612 1,92
64,9
413112

11,07
32,1 2418
13
26,5
17,25
29,2 6,40
40,0 47,75
63,0
51,0

Jan.

1938
70,82
5

74,8
70,37
5

82,5
43,54 65,4
97/-
1,96
66,2
4/412
12,18
35,3
2712
13
26,5
16,10
27,2
6,175 38,6
51,25
67,7
51,3
Febr.
70,25
74,2
68,75
80,6
43,95
66,0
98/-
2,08 70,3
4(71/2

12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0 5,40
33,8 50,25
66,3
50,5
-8 Mrt.

69,-
72,9
67,-
78,5
45,74 68,7
1021-
2,00
67,6
4/5
1
/
13,90
40,3
311-
13
26,5
16
27,0 5,12
5

32,0 50,25
66,3
49,5
-15

,,

,,
69,-
72,9
65,50
76,8
45,73
68,7
1021-
1,96
66,2
4/4
1
1
13,90
40,3
311-
13
26,5
16
27,0
5,125
32,0
50,75
67,0
49,3
-22

,,
69,30
73,2
66,50
78,0
45,93 69,0
1021-
1,93
65,2
413
1
1
13,35
38,7
2919
13
26,5
15
25,4
5,-
31,3 50,75
67,0
48,9
-29

,,

,,
69,30 73,2
66,50 78,0
45,77 68,7
1021-
1,83
61,8
4,1
12,79
37,1
1
2816
13
26,5
15
1

25,4
5,-
31,3
53,75
71,0
48,1

GRENENHOUT
Zweedsch ongesor-
teerd 2
1
/
x
per standaard

VUREN-
HOUT
basis 7″
f.o.b.
Zweden/FinI.
per standaard
van 4.672 M3.

KOE-
HUIDEN
Gaaf,open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-lnd.
.
m.s.
per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Oepelde Coromandel,
per longton
c.i.f. Londen

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.
1)

GOUD
cash Londen
per ounce line

Herl.Ned.Ct./

Not.

I’
,,,

=

,

om

ïENeï.
fl’t
Hen. Ned. Cl.
Not,
%

T

%
T-
%
7
%
T
%
T

x
1
sh.

1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18(11
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10,
101,6
21..!-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0 100,2
94.6
‘1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6 32,25
80,5
27,37
5

89,4
230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5

50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
41,6
54,6
44,1
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
I

70,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.19/4
75,50
38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,0 34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1 12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.1213
I

72,75
37,3
51,50
100,1
13718
31,8
37,3
38,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1 14212
32,2 37,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
/

85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.1712 132,25
86,6 23,35
58,2
15,22
5

49,7
127,81
51,1
14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9
53,4 57,8 56,3

Jan.

1937
181-
78,7 20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,625
67,3
145,04
58,0
16.319
102,75
52,8
63,45
123,3
14118
55,1
58,4 58,5
Febr.

,,
18795
81,7
21.-!-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
99,25
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
57,0 59,5
Maart


201,84
87,8
22.12/-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81-
106,75
54,8
63,60
123,6
142/4
57,5 61,5
64,8
April

,,
208,79
90,8 23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3
30,4 63,6
Mei
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41- 112,50
57,8
63,15
122,7
14018
56,7
60,2
58,2
Juni

,,
211,01
91,8
23.10/-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
140174
54,8
59,0
56,1
Juli

.

,,
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,2
56,3
Aug.


212,40
92,4
23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-/6
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,7
59,2 55,3
Sept.
211,08
91,8
23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4
51,9
55,3
Oct.

,,
210,65
91,6
23.10/-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4
140164
50,4
56,1
51,2
Nov.


209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8

44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140114
47,7
53,2 46,7
Dec.


206,69
89,9
23.-!-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,375
40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139/10
4.4,9
51,8 46,3

Jan.

1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6

47,4
11,87
5

38,8
99,85
39,9
11.2/6
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
52,0
44,7
Febr.


199,56
86,8
22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8 95,86
38,3
10.1319
108,-
55,5
62,70
121,9
139194
43,4
51,0 44,3
-8 Mrt.

197,30
85,8
22.-!-
122,50
80,2
17,_S

42,4
10,75
‘35,1
94,16
37,6
10.101-
108,50
55,7
62,65
121,8
139184
42,9
50,4
43,5
-15

,,
197,29
85,8
22.-!-
122,50
80,2
17,-t
42,4
10,75
35,1
94,17
37,7
10.101-
107,-
55,0
62,65
121,8
13918
42,9
50,4 43,5
-22
198,11
86,1
22.-/-
130,-
85,1
17,-
42,4 11,75 38,4
93,10
37,2
10.716
105,25
‘54,1
62,80
122,1
13911111
43,5
50,6
43,3
-29

,
197,42
85,8
22.-!-
130,-
85,1
17,-
42,4
10,62
5

34,7
90,26
36,1
10.113
104,-
53,4
62,90
122,3
14013
1

42,5
49,8 42,0
Maart kwam nog geen noteering tot stand. Voor de continu’fteit is de laatste noteening aangehouden.

STEENKOLEN Westf./HoIl.
bunkerk. ongez.

PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° Bé s. g.

BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
per

KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
CEMENT
levering bij
50 ton franco

S T E EN EN

‘;

‘.2
binnenmuur buitenmuur
f.o.b. R’dam/
A’dam per
te N.-York p. barrel U.S. galion
Ned. per 100kg
franco schip
Ned. per 100kg
voor den wal
p.
1000
stuks
Rood en
p. 1000
stuks
Klinkers en
o

0
1000kg.

Herl.Ned.Ct./ Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
‘bruto
Rotterdam
Boeregrauw
Flardarauw
‘EE

T
%
T
%
ets.
$
ets.
7
%
7
T
%
T
1927
11,25
103,1 3,21
103,6 1,28
37
128,0
14,66
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-
99,0
13,65
104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60,
104,0 19,50
104,5
96,5
99,0
1929
11,40
104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7

107,1
98,5
95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55 102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,6h
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0

76,4
15,50
83,0
61,9 55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83 6,15
55,0 4,20 37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0
0,57
9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63 41,5
II,-
60,5
8,75 66,9
10,50
56,2 46,4 40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5 8,50 45,5 44,8 38,8
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94
7,65
26,5 5,18 5,89
52,7 4,81
43,1

60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
48,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65 5,70 51,0
4,82
43,2
10,50
57,7
6,75
51,6
8,75 46,9 48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3
6,10 5,75
51,4 4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50 50,9
66,4
60,5

lan.

1937
8,05
73,7
1,90
61,1
1,04
10,61
36,7
5,81
.
5,65 50,5

4,85
43,5
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
62,1
59,2
lebr.

8,25
75,6
2,12
68,8
1,16 10,95

37,9
5,99 5,70
51,0
4,90 43,9
11,35


62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
64,8 59,9
Maart


8,30
76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10 5,75
51,4
4,95
44,4
,
11,35
62,4
7,
53,5
9,
48,2 73,9
66,5
April

,,
8,55
78,3
2,12 68,8
1,16
11,30
39,1
6,18 5,80
518
5,_
44,8
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25
49,6
68,4
64,2
Mei

,,

82,4
.2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30
5,85 52,3
5,05
45,3
11,35
62,4 7,25
55,4
9,25 49,6
70,9
64,4
Juni


9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
1148
39,7
6,31
5,85 52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25 49,6
89,8
63,0
Juli

9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
1158
40,0 6,38 5,60
50,1
4,80 43,0
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50 50,9
70,3
63,4
Aug.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0 6,38 5,70 51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9
68,2
61,6
Sept.


9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0 6,38
5,75 51,4
4,95
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9
65,8
59,6
Oct.

8,95
82,0 2,10 68,0
1,16 11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
62,1
56,8
Nov.

,,
9,-
82,4 2,09 67,7
1,16 10,49
36,3 5,82
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
59,0
53,9
Dec.
9,35
85,6
2,09
67,7
1,16
9,60
33,2
5,34 5,95
53,2
5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
58,5
52,3

Jan.

1938
9,90
90,7
‘2,08
67,4
1,16
9,34
32,3
5,20
6,05
54,1
5,25
47,0
12,85
70,7
1

8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
Febr.
9,90
90,7
2,08 67,4
1,16
9,10
31,5 5,09 6,10
54,5
5,30 47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0
51,4
-8 Mrt.

9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,04
31,3 5,06
6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
57,8 51,0

15

,,
9,90 90,7 2,09
67,7
1,16
9,05 31,3 5,06 6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7.
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0
51,1
-22

,,
9,90 90,7 2,10
68,0
1,16
9,13 31,6 5,06
6,15 55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,7
51,8
-29

,,
9,90
90,7 2,10
68,0
1,16
8,94
30,9
4,94
6,15
55,0
5,35
47,9
12,85,
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
57,8
1

50,9

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30
Maart
1938
STATISTIEKEN.
WISSELKOERSEN
IN NEDERLAND.

D
a
a
New
Londen

Beijn
rl
Parijs
Brussel
Batavia
York *)
S)
5)
5)
S)
1)

22 Mrt. 1938
1.80%
8.9734
30.43
1O09.
23

,,

1938
1.801%
8.97%

72.50
5.51
30.42
100%
24

,,

1938 1.80%
8.97%

72.521
5.55
30.41 100% 25

,,

1938
1.80%
8.97%

72.471
5.53%
3048
100%
26

,,

1938
1.81
8.97

72.50
5.48
30.47 100%
28

,,

1938
1.80
1
%
8.97

72.50 5.46% 30.481
10034
e

Laagste d.wl)
1.80%
8.96%

72.40 5.40
30.37k
99%
Hoogste d..w1)
1.81w
8.98

72.60
5.55 30.521
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071

59.2631
9.747
24.906
100

ata
Zelf-
serland
Praag
1

Boeka-
Milaan
Madrid
1)
rest
t)
*5) 5*)

22 Mrt. 1938
41.4614
6.34

– –
23

.
1938
41.46%
6.321



24

1938
41.46
6.32



25

1938
41.46 6.32

– –
26

1938
41.41%
6.32

28

1938
41.40 6.32



Laagste d.wl)
41.37%
6.30
1.40


Hoogste d.w’)
41.52%
6
1.45
9.571

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488

13.094
48.52

D ata
Stock-
holm)

jhagen
)
Kopen-
Oso
1

Hel-
Buenos-
Mon-

fo
Aires’)
treal’)

22 MrC18
46.25

40.071
45.121
3.
9
71
47
1.80%
23

,,

1938
46.25

40.07k
45.10
3.97k
46
1.80%
24

,,

1938
46.221 40.05
45.10
3.971
47
1.80%
25

,,

1938
46.25′

40.05
45.10 3.971
46
1.80%
26

,,

1938
46.25

40.05
45.10
3.971
46
1.80%
28

,,

1938
46.27

40.05
45.10
3.97
45%
1.80%
Laagste d.w’)
46.15

40.-
45.-
3.95
4534
1.79%
Hoogste d.w’)
46.30

40.15
45.20
4.-
47%
1.81
Muntpariteit
46.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878

)
oreering te Amsteruam. ) Not. te F(otterclam.
1)
l”art. opgave.
In ‘t
ls4e of 2de No. van iedere maand komt
een
overzicht
voor va
ii
een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da
a
Londen
($
per
£)
Parijs
($
p. 100 fr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gld.)

22 Mrt.

1938
4,96% 3,06% 40,13
55,37%
23

,,

1938
4,9634
3,05
40,13
55,29
24

,,

1938
4,96%
3,06%
40,10%
55,29%
25

,,

1938
4,95%
3,02%
40,10w
55,27%
26

,,

1938
4,95%
3,02%
40,09 55,29
28

,,

1938
4,96% 3,02
40,10
55,31

29Mrt.

1937


– –
?4untpariteit..
4,86
3,90%
l

23,81%
4034
e

KOERSEN
TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
1

eenheden
12
Mrt.
1938
1
19
Mrt.
1938
2112d
Mrf.
1938
LaagstelHoogstel
126
Mrt.
1938

Alexandrië..
Piast.p.
9734
17Ï
97%
97%
9734
Athene

….
Dr. p. £
547%
547%
540
555
547k
Bangkok..

.
Sh.p.tical
1110
1110% 1110% 1110% 1110%
Budapest

..
Pen. p. £
25%
2534
24%
2591
25%
BuenosAires’
p.pesop.
19.33 19.10 19.10 19.85
19.771
Calcutta
….
Sh. p. rup.
116%
1/6%
1
1
83
1
32

116
5
1
32

116%
[stanbul

..
Piast.p.0
620
620
620 620
620
hongkong
..
Sh. p.
$
113
112%
112% 1/3%
1/2%
Sh. p. yen
111134
1119
1/1%
112
1
1
32

111
81
1
32

Kobe

…….
Lissabon….
Escu.p.C110%
5

110 V
16

110
110%
110%
.iexico

….
$per
18
18
17%,
1834

l4ontevideo
.
d.per
2134
21
2034
22
21
.4ontreal

..
$
per £
4.99%
4.98+

4.98
4.99% 4.98%
Riod.Janeiro
d.per Mii.
2%
2%
2%
2%
2%
Shanghai

..
Sh. p.
$
1/2%
1/1% 1/2%
1/2% 1/2%
Singapore
..
id. p.
$
214
2/4
2j3%
2/4%
214
)Talparaiso
2).
$
per £
125 125
125
125 125
Warschau
..
Zl. p. £
26% 26% 26% 26% 26%

‘)
OttiC.

flOt.

i

laten, gem.

not., ‘welKe Imp.
flebben te
betalen
10
Dec. 1936 16.12.
2)
90
dg. Vanaf
13
Dec. 1937 laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRJJS
3)

Londen’)
N.Yorkl)
Londen
22 Mrt, 1938..

20,’
6

44%
22 Mrt. 1938….

14012
23

,,

1938.
.
20%
44%
23

,,

1938….

140/4
24

,,

1938.. 20%
44%
24

,,

1938….

14014
25

,,

,
1938..

20%
44%
25

,,

1938….

14012
26

,,

1938.. 20%


26

,,

1938….

140/31
28

,,

1938..

19% 44%
28

,,

1938….

14013

29 Mrt. 1937..


29 Mrt. ‘1937’….

27 Juli

1914..

2419
59
27 Juli

1914….

84/10%
1)
in pence p.
oz.stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p. oz. line

‘NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 28 Maart 1938.

Activa.
Binneni. Wis-.(fffdbk.
f

8.647,314,02
sels, Prom., Bijbnk.
,,

140.981,50
enz.in discAg.sch.
,,

361.505,26

91149.800,78
Papier o. h. Buitenl. in disconto ……
.
Idem eigen pôrteï.
f
5.235.000,-
Af:
Verkocht maar voor de bk.nog niet afgeL

5.235.000,_
Beleeningen

mcl. vrsch. ELfdbk.
f
270.267.718 40′)
..

Bijbnk.

2.756.090 94
in rek.-crt:

Ag.sch.

24.936.735,77
op onderp.

f
297.960.545,11

Op Effecten …….
f
296.839:532,14
1
)
Op Goederen en Spec.
,,

1.121.012,97

297.960.545;111)
Voorschotten a. h. Rijk …………….

Munt, Goud ……
f
113.607.485,-
Muutmat., Goud
..
,,1.352.170.904,_

f
1.465. 78 7.3 89,-
Munt, Zilver, enz.
,,
14.693.820,82
Muntmat. Zilver

1.480.481.209,82)
Beleggingvankapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ………………….. .
,,

42.072.398,21
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.600.000,-
Diverse rekeningen ……………….

7.772.112,17
Staatd. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221)
,,

10.193.915,19

Passiva
f
1.857.464.981,28
Kapitaal ………………..

……..
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

4.338.707,82
Bijzondere reserve ……
…………
,,

6.600.000,-
Pensioenfonds ………………….
,,

11.153.803,59
Bankbiljetten in omloop …
………..
,,

899.659.480,

.
Bankassignatiën in omloop ……….
,,
66.363,25
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
85.903.479,19
saldo’s:

Anderen

824.355.448,60

910.258.927,79
Diverse rekeningen ………………
,,

5.387.698,83

f
1.857.464.981,28

Beschikbaar metaalsaldo …………. f 756.865.784,80
inder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop dan waartoe
de Bank
gerechtigd is

1.892.164.460,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij dè Bank
onde
rgebracht ………………..
,,


i)
Waarvan aan Nederlandsch-Indjë
(Wet van IS Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
f
65.883.125,-
)
Waarvan in het buitenland
…………..
.
..
….
.
. …
..77.843.183,60

Voornaamste
posten in
duizenden g
uldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Munt mat.

schulden

saldo

perc.

28 Mrt. ’38 113607 1.352.180 899.659 910.325 756 866
~
82
21
,,
’38 113807 1.352.194 888.422 922.797 756.387 82

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54

Belee

r’uprr
l
£JLVrIs
Data

1

1


1
.op het

reke-
Idisconfo’slrechtstreeksl ningen

buiteni.
1
ningen
1)

28 Mrt. 19389.150

297.961

5.235

7.772
21


1938

9.023

298.758

5.235

8.488

25 Juli 1914 67.947

‘61.686
20.188


509

‘)Onder de activa.

26
21/26
Mrt. Mrt.

Am8terdam
F’arti. disc.
1
14
1
14
roIong.
1
12
11
3

,onden
Daggeld.
I31
1
13.1
F’artic. disc.
17133 17132
Seri/In
Daggeld
.
21-3
2
1
1
3
3
aandeId
2
3
14-3
2
3
14-3
part. disc.
27/9
2
7
18
Warenw…
4_
1
I2
4.11
2

“lew York
Daggeld
1)
t
1
Partic.disc.
!2
1
12
1)
Koers
van 25 Maart en

Auteur