Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 953

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 4 1934

4 APRIL 1934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Ecomom
—i*sch~Statistische

Berichten

­

,ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG

• NEDERLANDSCIJ ECONOMISCH INSTiTUUT.
Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandeh, Penning-
meester; Mr. P.
Hofstede
de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. E. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. t. M. Walter; C.. J. P. Zaalberg.

ECONOM1SCll-S7
1
ATtSTISCIE BEJUCJÏ7’EN.

COMMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. E. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. R. Regout; Dr. E. van Weldereil
Baron Rangers; Prof. Mr. Ii. R. Ribbius; Jan Schilthuis
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid:
Prof.
Mr. Dr. G. M. Verrijn Staart.
Redacteur-Secretaris: Dr. ii. M. II. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter do lioochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrelcening 8408.

• Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemcn
volgens tarief. Administratie van abonnementen cn adve?
tenties: Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdani
AmSterdam, ‘s- Grovenhage. Postchèque- en giro- rekening No

145192.

Abonnencentsprijs voor liet weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,—
.
per

jaar. Losse nummers 50 cents.. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
liet weekblad en liet Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties. A.angeteckcnde stukken: Bijkantoor Ruigeplaaticcg.

.

INHOUD.
BIz.

EENIOK OPMERKINGEN OVER DE FISCALE POLITIEK DEll

REGEKEcING
door
Mr. Dr. E. Tekenbroek
…………
286

Het heil van den export door
Th: Ligt hart
.
………..
289

Wordt cle landbouw, in het bijzonder cle veenkoloniale,
voldoende gesteund om hem in stand te houden

door

31.

Wasterdijk

…………………………….
290
Conversie oï herleicling door
Prof.
Dr. W. C. Mees It ,lzn.
291

De Vereenigde Staten en het bimetallisme door
R.
Dunlop
292

De Indische middelen over ])eceinber
1933 …………
293

AANTEEkENINCEN:
Valuta-stabilisatie en

irsni’en

……………..
294

De toekomst der kartellen in Duitschiand ……….
295

Tekst van dc resolutie van dc Internationale Kamer

van Koo1lrande1 inzake valuta-stabilisatie ……
297

De conversie van
1900 niillion Nederlandselie

taats-

schuld

.
………………………………..
298

APRIL 1934

Nö.
953

3 APRIL 1394.

Op de geidmarkt trekken de geidkoersen nog steeds

aan. Geld blijft moeilijk te krijgen. De maandswisse-

ling draagt hiertoe natuurlijk het hare bij.. De aan-

gekondigde aflossing van de Rijksieeningen per 1 Oc-

tober en 1 November a.s. maakt het op de tegen-

woordige koersen mogelijk een hooger rendement

ca. 3% pOt. – te bedingen. Het gevolg daarvan is,

dat schatkistpapier op lateren datum aangeboden

worclt: Septemherpapier op 1% pOt., Octoberpapier

op 1% pOt. Voor hankaccepten bestaat weinig animo;

de noteering was tenslotte 1% pOt. Oall werd giste-

ren op 1 pOt. gedaan. Prolongatie noteerde 1% pOt.

* *
*

Gedurende deze korte berichtsweek is de interna-

tionale toestand er niet op verbeterd en de wissel-

markt heeft daarvan dan ook den invloed ondervon-

den. Er viel een algemeene vraag naar Ponden op

te merken, die hier van 7.58 op 7.64l’ gekomen zijn.

De koers van Ponden tegen Dollars kwam van 5.10
op 5.16, terwijl in Parijs de Poncienkoers var 77.50

78.35 kwam. Tengevolge van de vraag naar Pon-

den zijn Dollars hier een weinig achteruit geloopen

1.48%-1.48% -, terwijl ook de Fransôhe Francs

inzakten – 9.77X-9.75%
,
-. Ook waren Marken

geregeld aangeboden; van 58.90 liepen ze op 58.77%

terug. Door de financiëele berichten, die uit Duitsch

land tot. ons komen, worden vooral de Effectensperr-

marken en de Oreditmarken beïnvloed, die gevoelig
teruggeloopen zijn. Ook Registermarken varen aan-
geboden, doch de vraag voor de feestdagen heeft de
daling hier wel eenigszins geremd. Belga’s kwamen

van 34.65 op 34.58. Oanadeesche Dollars zijn onge-

veer gelijk met New-York. Argentijnsche Pesos 37%.

– De onzekere toestand kwam ook op de termijnmarkt

tot uiting, waar groote vraag naar Ponden op één-

‘en drie-maands • levering bestond, die tenslotte 1%

eii 3% c. agio noteerdén. Dollars op deze termijnen

doen en
7
f.ts
c. hoven kassa.

o Op
dc goudmarkt bleef het stil. Marken-bankpapier

erclen sterk aangeboden; cle koers liep tot 57.75

terug. Er zijn maar weinig koopers van Marken-

scheine, oidat er geriichtep loopen van een verscher-

ping der bepalingen, *aardoor liet verboden zou zijn

om goederenaankoopen in DuitsQhland te betalen met

barikpapier, zooals tot nu toe veel gebeurde. Officiëel

is echter nog niets bekend.

?iIAANDOIJFERS:

Indexcijfers vau Nederlandsche aan’deeleu ……….
296

Giro-omzet bij De Nederlandsche Bank …………
299

• Overzicht van de Indische middelen …………..
299

STATISTIEKEN ……………………………
3ô0_304
• Geidkoersen.

Wisselkoersen. – Bankstaten.

286

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

EENIGE OPMERKINGEN OVER DE FISCALE
POLITIEK DER REGEERING.

In de laatste maanden teekent zich op fiscaalgebied
hier te lande een ontwikkeling af, die bij velen een
gevoel van onbehagen verwekt en zulks juist bij de
bevolkingsgroep, gevormd door de belastingbetalers, die, hoewel numeriek wellicht niet de sterkste, in po-
litiek opzicht van niet te onderschatten beteekenis is,
gelijk de historie in velerlei opzicht aantoont.
Het is begonnen met de invoering der omzetbelas-
ting. Door de overhaaste invoering daarvan is aan
het einde van het vorige jaar en in het begin van
dit jaar voor handel en industrie een groote onzeker-
heid ontstaan. Men kan het zittende ministerie, in het
bijzonder den huidigen Minister van Financiën noch
den ambtenaren daarvan een verwijt maken. Zoo hier
überhaupt plaats is voor een verwijt, treft dit veeleer
het vorige ministerie, dat niet tijdig maatregelen tot
dekking van het deficit genomen heeft. Men stond nu eenmaal voor de
noodzakelijkheid
op
korten
termijn
een groot gat te stoppen, wilde men
grootere ongelukken voorkomen. Niettegenstaande de
ambtenaren gedaan hebben, wat zij konden, stonden
zij in de eerste maanden vreemd tegenover deze he-
lastingwet, waardoor tegenstrijdige beslissingen niet
uitbleven.

Werd hierdoor reeds afbreuk gedaan aan den good-
will van het publiek jegens den fiscus, de massa on-derscheidt nu eenmaal niet
fijn,
vooral als er pecu-
niaire belangen in het spel zijn; op zichzelf zou dit niet zoo erg zijn, omdat de moeilijkheden ontstaan
door de overhaaste invoering vanzelf verdwijnen,
nadat de ambtenaren op de uitvoering dier wet
eenigszins zijn ingeschoten.

Ernstiger lijken ons dan ook de grieven, die men
tegen den opzet dezer helastingwet heeft, omdat deze
grieven duurzaam zijn. In de eerste plaats werkt de
wet met een begrip fabrikant, dat allerminst aansluit
op het spraakgebruik. Dat tandartsen, medici (bijv.
een orthopaedist), kunstschilclers, apothekers, slagers,
pensionhouders, caféhouders, etc. door de wet tot
fabrikant worden gemaakt, heeft een funeste psycho-
logische uitwerking op het pibliek.

In de tweede plaats brengt de Omzetbelasting groo-
te administratieven rompslomp voor het bedrijfsleven
met zich mede. Zij is opgebouwd op een facturen-
,,wirtschaft” met den nasleep van dien: bijhouden
van registers, minitieuze berekeningen, zegelspiakke-
rij, bestelorders etc., waardoor iedere handelaar en
fabrikant dagelijks aan het bestaan van die belasting
herinnerd wordt.

In de derde plaats is de opzet van de wet zoodanig,
dat veel is overgelaten aan uitvoerende maatregelen.
Er is dan ook een stroom van resoluties gekomen,
waarin ter nauwernood meer den weg is te vinden.
Uit die resoluties blijkt, dat de fiscus er zooveel mo-
gelijk op uit is, de moeilijkheden, die deze belasting-wet voor het
bedrijfsleven
met zich brengt, te beper-
ken. Ten einde dit goed te kunnen doen, wordt de
wet in die resoluties echter geïnterpreteerd op een
wijze, die meer op eigen wetgeving dan op uitvoering
van een wet gelijkt. ‘In’ veel van die resoluties wor-
den aan bepaalde
bedrijfstakken
of industrieën als
gunst bepaalde regelingen toegestaan. Het behoeft
dan ook niet te verwonderen, dat men reeds klanken
van wangunst kan vernemen; ,,waarom krijgen zij
zoo’n gunstige regeling en wij of ik niet?” Voorts
voelen ook tal van ,,begunstigden” zich niets op hun
gemak; de speciale regeling, die bovendien doorgaans
niet aan al hun wenschen tegemoet komt, is veelal
slechts ,,voorloopig” toegestaan en men voelt zich oii-
der het toezicht van den fiscus gesteld, met als stok
achter de deur, de intrekking van de gunstige rege-
ling, zonder dat daartegen beroep openstaat op. een in-
stantie, die los van de administratie staat. Trouwens.
dit laatste geldt evenzeer voor de talrijke in de wet
zelve genoemde vergunningen (ex art. 4, art. 11,

art. 19 e.d.). Men voelt zich aan handen en voeten
gebonden.

Zonder twijfel steekt in de kritiek en de klachten,
die geuit worden, veel onkunde, veel wangunst en populairdoenerij en men mag ze betreuren, omdat juist door het Departement al het
mogelijke
gedaan
wordt om de omzetbelasting zoo soepel mogelijk toe
te passen. Dit neemt echter niet weg, dat hier een
ontwikkeling in het belastingrecht aan te duiden is,
die naast een goede zijde, toch ook een schaduwzijde
heeft. Er schijnt een zeker streven te bestaan, om in
de belastingwetten een zoo groot
mogelijke
macht voor
den fiscus te reserveeren en de afbakening van de
verhouding tusschen fiscus en contribuabelen krach-
tens een ,,eigen recht” van den fiscus geheel aan mi-nisteriëele resoluties of beschikkingen van ambtena-
ren over te laten. Wij komen hierop nog nader terug.
Uit een fiscaal-politiek oogpunt lijkt ons de Omzet-
belastingwet niet bijster aantrekkelijk; de materie
die
zij
moet regelen is daarvan de oorzaak. Op zich-
zelf moge het economisch beschouwd nog zoo recht-
vaardig zijn, dat er een omzetbelasting geheven
wordt, als dat niet kan zonder het bedrijfsleven met
administratieven rompslomp te belasten en onder een
stelsel van vergunningen, die
bij
wijze van gunst ver-
strekt worden, te stellen, is zoo’n belasting uit een
fiscaal-politiek oogpunt niet aanbevelenswaardig.
* *
*

De Couponbelasting, die sinds 25 Februari jl. ge-
heven wordt, steekt in dit opzicht gunstig af bij de
Omzetbelasting.
De Couponbelasting is een
zakelijke
inkomstenbe-
lasting, die zooveel mogelijk aan den bron geheven
wordt en het is van algemeene bekendheid, dat de
heffing van
dergelijke
hron’belastingen betrekkelijk
veinig last met zich brengt, getuige ook de dividend-
en tantièmebelasting. Doch ook in de couponbelas-
tingwet, hoe onschuldig zij overigens ook moge
zijn, treft men denzelfden inslag aan, die alle jon-
gere belastingwetten eigen is, t.w. het tot zich trek-ken van macht aan den fiscus. Het is buy, leerzaam
de couponbelastingwet eens te
vergelijken
met de Wet
op de Dividend- en Tantièmebelasting, die van 1917
dateert, wat betreft de rechten en de verplichtingen
van de contribuabelen. Het zou ons te ver voeren
thans daarop diep in te gaan. Wij willen volstaan met
er op te wijzen, dat de W.D.T.B. geen straf kent op
het verzuim om aangifte te doen, een ,,novum” eischt
voor het opleggen van navorderingsaanslagen, geen
verhoogingen kent bij navorderingen, slechts een ver-
hooging van 25 pOt. als straf op lichtvaardig pro-
cedeeren, welke straf niet eens opgelegd kan worden
als het geschil liep over interpretatie van de wet of
als de Inspecteur bepaalde verplichtingen niet is na-
gekomen. Een en ander ter beoordeeling van den
Raad van Beroep.
De couponbelastingwet daarentegen stelt een straf
op het niet doen van een aangifte, kent een meervou-
dige verhooging van den aanslag bij het afwijken
door den Inspecteur van de aangifte en bij het op-
leggen van navorderingsaanslagen; een ,,novurn”
eischt de wet in deze niet, zoodat het zelfs niet uit-
gesloten geacht kan worden, dat een ambtelijk ver-
zuim door het opleggen van een navorderingsaanslag
ongedaan gemaakt kan worden; de regeling van de
gedeeltelijke vrijstelling van buitenlanders van de
couponbelasting is in de wet zelve voorts zoodanig,
dat als die regeling letterlijk toegepast zou worden
door den velen rompslomp, die een en ander voor de
buitenlanders met zich zou brengen, de Nederland-
sche banken haar buitenlandsche cliëntèle voor een
goed deel zouden verliezen.
Het Departement heeft echter met een open oog
voor de praktijk op prijzenswaardige wijze een rege-
ling getroffen, waarbij de inspecteurs gemachtigd zijn
om met de bankiers de teruggave van belasting, be-
taald voor buitenlandsche coupons, die aan buiten-
landers toebehooren, zoodanig te regelen, dat de ban-

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

287

kiers en hun buitenlandsche cliëntèle daarvan zoo
weinig mogelijk last ondervinden. Hoe prijzenswaar-
dig de coulance van den Minister in deze ook is, de regelingen, die door de inspecteurs met de bankiers
getroffen worden, zijn tenslotte als gunsten te be-
schouwen, waarop de bankiers geen aanspraak kun-
nen maken; bij weigering van de gunst staat voor
den bankier geen beroep open bij een instantie, die
los van de administratie staat. Evenals bij de Omzetbelastingwet is ook voor de
Coupoxbelastingwet de door den inspecteur ‘toege-
paste verhooging bij de navorderingsaanspraken aan
het oordeel van den Raad van Beroep (en zoodoende ook van den Hoogen Raad) onttrokken
1).
Men heeft
hier dus practisch de positie, dat aan een contri-
buabel een boete opgelegd wordt, zonder dat de rech-
ter er zich in kan of mag mengen.
* *
*

Het derde wetsontwerp, t.w. het ontwerp tot hef-
fing van een belasting van instellingen van de doode
hand, werd d.d. 24 October 1933 ingediend, dus ca.
een maand na de indiening van het ontwerp tot hef-
fing van een couponhelasting. Het laatste ontwerp
verscheen nog in 1933 als wet in het Staatsblad, van
het eerste ontwerp moet de M. v. A. of althns het
Verslag van het overleg tusschen de Kamercommis-
sie en den Minister nog verschijnen, terwijl juist dit
wetsontwerp uit een fiscaal-politiek oogpunt bijzon-
der aantrekkelijk is en een snelle invoering van een
dergelijke belasting psychologisch een goede uitwer-
king op het publiek zou hebben, daar het feit nu een-
maal bestaat, dat het publiek een belasting van de
doode hand wil, ook al beseft het niet, welke moei-
lijkheden daaraan verbonden zijn.
Het vermoeden ligt voor de hand, dat deze helas-
tingwet, waarop in het openbaar vrijwel geen critiek
uitgeoefend is, op tegenstand stuit van politieke zijde,
omdat er eenige politieke heilige huisjes mede ge-
moeid zijn.


Ook
bij
het vierde wetsontwerp, het ontwerp tot
heffing van een crisisinkomstenbelasting, zullen wij
niet lang stilstaan. In het wetsontwerp zit princi-
piëel beschouwd een zeer goede kern, maar voor het
groote publiek gaat deze schuil door de wijze waar-
op de materie in het voorstel is uitgewerkt. Den ont-
werper kan daarvoor geen blaam treffen, omdat die
goede kern o.i. niet goed vatbaar is om in eeia he-
lastingwet te worden uitgewerkt. Het is er mede ge-
steld als met een gedwongen leening voor hen, die
koopkracht opgepot hebben en dus onbenut hebben
liggen. Fiscaal-technisch is het onmogelijk, daarvoor
een regeling te treffen.
De crisisinkomstenbelasting zal, indien zij in haar
voorgestelden vorm eenmaal wet geworden is, tot tal
van onbillijke aanslagen aanleiding geven en daardoor veel ontevredenheid verwekken. Uit dien hoofde reeds
zou het te wenschen zijn, dat zij niet in het Staats-
blad kwam.

Iets langer zullen wij stilstaan bij het vijfde wets-
ontwerp, t.w. het ontwerp op de besloten N.V.’s, om-
dat dit ons de gelegenheid geeft op eenige fiscaal-
politieke vraagstukken nog wat nader in te gaan.
Reeds lang duurt de strijd van den fiscus tegen
de z.g. besloten naamlooze vennootschap; hoewel hij
daarbij plaatselijk successen en soms zeer groote suc-
cessen behaitlde, over het algemeen genomen heeft hij
den opmarsch der besloten naamlooze vennootschappen
niet kunnen beletten. In 1925 werd door den fiscus

reeds zwaarder geschut in den strijd gebracht in den
vorm van de Wet op de Richtige heffing.
Hij
heeft
daarmede tal van vennootschappen uit elkaar ge-
schoten; hij heeft voorts met ingenieuze constructies

1)
Zie: ,,Couponbelastingwet”, toegelicht door P. Kar-
melk, Inspecteur D. B. en Mr. Dr. E. Tekenbroek, pag.
96. (Van G-orcum & Co., Assen, 1934).

omtrent schijnhandelingen een besmettelijke’ ziekte onder de kleine rechtspersonen trachten te brengen;
het heeft alles echter niet in voldoende mate kunnen
helpen. Het geslacht der ‘besloten naamlooze vennoot-
schappen bleek bijzon’der sterk en vruchtbaar te zijn,
zoodat thans nog zwaarder geschut in stelling ge-
bracht wordt. En wat voor geschut!
De projectielen, die de fiscus met dit geschut op
de besloten N.V.’s zal kunnen afschieten, zullen als
brisantgranaten tal van besloten N.V.’s uit elkaar
doen springen, terwijl het geschut voorzien is van
het meest up to date-instrumentarium om de effec-
tiviteit van de uitwerking ervan te vergrooten.
Voor wie geen vreemde in het Jeruzalem der be-
lastingheffing is, valt het niet te ontkennen, dat een
nader optreden van den fiscus tegen de misbruiken,
waartoe de gesloten naamlooze vennootschappen aan-
leiding geven, begrijpelijk is. De vraag is echter of
bij de razzia, ‘die men thans van plan is te houden,
niet het doel voorbij geschoten wordt en tal van
besloten N.V.’s getroffen zullen worden, wier fiscale
levenswandel onbesproken is.

Toch schuilt in dit wetsontwerp weer een goede
kern. De geheele ‘winst, die N.V.’s in een ‘bepaald
jaar maken, vormen een onderdeel van het sociale
‘inkomen, waaruit de overheidsuitgaven van dat jaar
bestreden dienen te worden. Als nu,
gelijk
hier te
lande met de Inkomstenbelasting het geval is, het
individuëele inkomen in een ‘bepaald jaar âls crite-
rium genomen wordt voor de vaststelling van een
iegelijks aandeel in een zeker deel van de overheids-
uitgaven van dat jaar, dan is het een eisch van bil-
lijkheid niet alleen, maar ook van gezond financie-
ringsbeleid voor de overheid, om het geheel der mdi-
vidueele inkomens in de belasting te betrekken en
moet het niet mogelijk zijn een deel van, de inkomens
daaraan te onttrekken
t)
of althans naar een later
jaar te verschuiven. Daartegenover staat echter, dat
de winsten, die uitgekeerd worden, extra belast wor-
den, n.l. naast inkomstenbelasting wordt dividendbe-
lasting geheven.

Het zou uitermate interessant zijn om eens over
een reeks van jaren na te gaan of den fiscus door
deze laatste omstandigheid nu eigenlijk wel belasting
gederfd heeft. De resultaten van een dergelijk onder-
zoek mist men noode in de M. v. T.; trouwens meer
in het algemeen gezegd, wordt aan het statistisch
on’derzoek
bij
de belastingheffing veel te weinig aan-
daht geschonken. Uit de aangiftebiljetten voor de
Inkomsten-, de Vermogens- en de Dividend- en Tan-
tièmebelasting moeten toch tal van gegevens te put-
ten zijn, waarvan bij het voeren van een belastingpo-litiek een dankbaar gebruik gemaakt kan worden.

De M. v. T. volstaat •met er op te wijzen, dat de
N.V.-vorm misbruikt wordt, maar omtrent den om-
vang van dit misbruik ontbreken de gegevens, terwijl
daaruit toch juist de urgentie van dit wetsvoorstel

moet blijken.
De bezwaren tegen dit wetsontwerp zijn reeds in
den breede uitgesponnen; zij komen er voor een deel
op neer, dat aan den fiscus een te groote macht gegeven
wordt, die in’breuk maakt op de rechtszekerheid, en
uit het ontwerp een miskenning blijkt van de bedrijfs-
economische beteekenis, die de reserveering voor de
ondernemingen heeft. Men mag gerust stellen, dat
reserveering voor een onderneming even noodzakelijk
is als afschrijving; dit klemt te meer waar de juris-
prudentie hier te lande over de Inkomstenbelasting
(dus straks ook over de besloten N.V.’s) i.z. afschrj-
ving, dit begrip zeer eng interpreteert. Mag op zich-
zelf beschouwd een optreden tegen overmatige reser-
veering juist te achten zijn, het als netto-inkomen be-
lasten van reserves, die in overeenstemming zijn met

1)
Het is dezelfde overweging, die o.i. een betrekken
van het inkomen, dat aan de z.g. doode hand opkomt, in
de belasting rechtvaardig maakt, zij het dan dat hier uit
sociaal-politieke overwegingen, op ruime schaal vrijstel-
lingen verleend zullen dienen te worden.

288

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

goed koopmansgebruik lijkt ons voor een belasting-wet een foutief uitgangspunt.
Foutief lijkt ons ook de mogelijkheid, die de wet
openlaat om alleen N.V.’s die winst maken als be-
sloten aan te wijzen, een en ander ter uitsluitende
beoordeeling van de inspecteurs. Een N.V. is beslo-
ten, of zij is het niet; het al of niet maken van winst
heeft daarmede niets te maken. Er dient voor de
coutribuahelen een recht op aanwijzing te bestaan,
als de wetgever meent ertoe te moeten overgaan een splitsing te maken tusschen open en gesloten N.V.’s. Intussehen mag men in dit uitsluitend toekennen aan
de inspecteurs van het recht tot aanwijzing wederom
een uiting zien van de reeds eerder ‘aangeduide ont-
wikkelingstendens in ons belastingrecht.
Psychologisch heeft dit uitsluitend toekennen van
het recht tot aanwijzing aan de inspecteurs een funes-
te uitwerking op de contri’buabelen.
Economisch beschouwd lijkt het ons ook niet aan-vaardbaar; de overheid dient bij haar fiscale politiek
het economisch leven van een land in
zijn
geheel, dus
het total.e sociale inkomen, als uitgangspunt te
nemen. Het sociale inkomen van een volk nu is de
resultante van individueele winstn en individueele
verliezen. Door nu alleen op de individueele winsten
af te gaan, krijgt de overheid meer dan haar toekomt,
hetgeen er toe moet leiden, dat de inkomsten der overheid en daarmede tevens de uitgaven van de
overheid niet of althans in mindere mate de ,,up and
downs” van het economisch leven medemaken, terwijl
juist in dezen crisistijd zoo duidelijk gebleken is, dat
de verstarring van de overheidsuitgaven één van de
groote euvelen van het economisch leven van een
land is; het zou zaak zijn, dit voor de toekomst zoo-
veel mogelijk te verhelpen.

* *
*

Wij kunnen geen bewonderaars
zijn
van de in het
bovenstaande aangeduide ontwikkelingstendens in ons
belastingrecht, dat de naam van recht zoodoende
nauwelijks meer mag dragen.
Trouwens in fiscale kringen zelf vraagt men zich
af, of die outwikkelingstendens wel geheel juist is.
Zoo geeft Dr. Adriani in het W. P. N. R. d.d. 10
Februari jl. No. 3346 bij een bespreking van de om-
zetbelasting te kennen, dat hij het niet toejuicht, dat
navorderingsaan.si’agen opgelegd kunnen worden, na
een ambtelijk verzuim. ,,De mogelijkheid”, aldus Dr.
Adriani verder, ,,tot navordering moge bij de inkom-
stenbelasting te zeer beperkt zijn, hier zijn alle beper-
kingen weggevallen en dat gaat m.i. te ver. Er komt
hierdoor een groote onevenwichtigheid in verschil-
lende onderdeelen van den belastingdienst. Indien
men de machtsverhouding tusschen fiscus en helas-
tingschuldigen bij een belasting ‘als het successieecht
vergelijkt met die bij de omzetbelasting, dan vraagt
men zich af, hoe het
mogelijk
is, dat een zoo groot verschil in één land en in denzelfden tijd kan be-
staan! Wat de bescherming van de rechten van den
fiscus betreft, mag men gerust zeggen, dat, wat de successiewet e.d. te weinig heeft, bij de wet op de
omzetbelasting ‘als een te veel is terecht gekomen!”
In het rechtsleven bestaat er steeds een strijd tus-
schen rechtszekerheid en aansluiting van het recht
op het maatschappelijk gebeuren. Rechtszekerheid
vergt vaststaande begrippen; ze leidt daardoor tot
een zeker formalisme en opent doorgaans de moge-
lijkheid om door de mazen van de wet te ontsnappen.
Door niemand wordt betwist, dat voor het belasting-
recht de eisch van aansluiting van het recht op het
maatschappelijk gebeuren voorop moet staan. Ver-
schil van meening ‘bestaat slechts over de wijze, waar-
op dit te bereiken is. Men heeft getracht deze aansluiting van het belas-
tingrecht op de praktijk te
verkrijgen
door in de wet
zelve zooveel mogelijk
alle gevallen, die zich kunnen voordoen, te voorzien en doet zich een ‘geval voor,
waarin niet voorzien is, dan wordt ten spoedigste aan

de wet een nieuwe bepaling toegevoegd. Een voorbeeld
van deze wijze van doen is de successiewet; ze heeft
tot noodzakelijke consequentie, dat de wetten onlees-
baar worden, waardoor de rechtszekerheid weer ern-
stig in gevaar gebracht wordt. Men is hiervan dan
ook teruggekomen en is het gaan zoeken in de recht-
spraak.

Bij de rechtspraak in fiscale aangelegenheid, voor
zoover deze ten minste competeert aan speciale daar-
voor ingestelde colleges, wordt aan den rechter een
groote vrijheid gelaten; de z.g. vrije bewijstheorie
viert hoogtij in de fiscale procedure, de rechter heeft
een groote vrijheid bij het verdeelen van de bewijs-
last en zooveel mogelijk wordt getracht het werke-
lijke gebeuren boven den vorm te stellen. De taak van
den rechter wordt er niet gemakkelijker door; het
eischt van hem naast een grondige kennis van het
positieve belastingrecht, een grondige kennis van het
bedrijfsleven, van de ‘bedrijfseconomie en van de boek-
houdkundige verslaglegging.
De gang van zaken schijnt niet te voldoen, want
in de jongste belastingwetten en wetsvoorstellen slaat
men een andere richting in en onttrekt zooveel mo-
gelijk de beslissing van geschillen aan den fiscalen
rechter, om die beslissingen krachtens een eigen recht
van den fiscus aan de administratie zelve over te
laten. Daarmede gaat tevens gepaard het gebruik van
juridische constructies en de interpretatie van juri-
dische begrippen, die afwijken van het civiele
recht
1).
Bevredigend voor het rechtsgevoel is dit
niet.

Juist omdat in het belastingrecht geen rechtszeker-
heid gevonden kan worden in de bewoording van de
wet en in vaststaande begrippen, en men voor een
goed deel afhankelijk is van de subjectieve waardee-
ring der feiten door hen, die de belastingwetten heb-
ben toe te passen, kan het rechtsgevoel slechts bevre-diging vinden als de beslissing over geschillen, die er tusschen contribuabelen en den fiscus rijzen, overge-
laten wordt aan een instantie, die onafhankelijk is
van den fiscus.

Het moge het werken van den fiscus nog zoo vr-
gemakkeljken, als hij zelf onherroepelijke ‘beslissin-gen mag nemen, zelf mag uitmaken hoe de belasting-
wetten op het steeds veranderende economisch leven
dienen te worden toegepast, zelf vergunningen mag
geven en weigeren, en zelf straffen mag uitdeelen,
op den duur leidt •dit tot onbevredigende toestanden
en een groote aversie van de helastingbetalers tegen
alles wat ambtenaar is.

Zonder twijfel kan meii tegen dit alles inbrengen,
dat een contribuahel, die zich behoorlijk gedraagt,
die niet op allerhande wijze tracht den fiscus te mis-
leiden en met verwrongen constructies door de mazen
van de wet te ontsnappen, van een optreden van den
fiscus krachtens een eigen recht weinig last zal on-
clervinden. Men dient echter niet te vergeten, dat
ook tusschen goedwillende contribuabelen en den f is-
cus geschillen kunnen rijzen omtrent de appreciatie
van feiten, omtrent de interpretatie van wetsartike-
len, omtrent de noodzakelijkheid van het verkrijgen
van bepaalde vergunningen, etc. Een goede rechtsbe-deeling eischt hier objectieve rechtspraak.
Een zich kanten tegen de in dit artikel aangeduide
ontwikkelingstendens in ons ‘belastingrecht ‘beteekent
geenszins, dat men twijfelt aan de kuncie, de morali-

) Een voorbeeld daarvan is cle interpretatie door de
administratie van de begrippen ,goederen” en ,,levering”
in de omzetbelasting.
In het W. P. N. R. d.d.
17
Maart 1934 (No. 3351) wijst
voorts Prof. Bordevijk iii een bespreking ‘van het wets-
voorstel i.z. belasting
01)
de doode hand op de zonderlinge
figuur, waarbij lichamen zonder rechtspersoonlijkheid, als
subject van rechten en verplichtingen ten tooneele gevoerd worden .,,De wet, ook de fiscale, vermag veel”, aldus Prof.
B., ,,maar het blijft een hachelijke taak tegen algemeen
erkende rechtsbegrippen in te gaan. Zij daalt dan af tot
onrecht in wetsgewaad. Men kan ook te practisch willen
zijn!”

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

289

teit en de integriteit van de ambtenaren en men dus
bevreesd is voor willekeur en een fiscale terreur. Het
hooge peil, waarop de Nederlandsche ambtenaren
staan, en hun integriteit, is een niet genoeg te waar-
deeren nationaal ‘bezit, dat menig land ons benijdt.
Het gaat hier echter om louter menschkundige fac-toren. Ieder meusch is subjectief en gaat, bewust of
onbewust, de vraagstukken, die hem ter oplossing
voorgelegd worden, tenslotte bezien vanuit ‘het stand-
punt der Organisatie, waarvan hij deel uitmaakt, en
in verband met de belangen, waarvoor hij op te
komen heeft.
Een bevredigende oplossing voor het belasting-
recht, waarbij ,eenerzijds aan den eisch der rechts-
zekerheid, anderzijds aan den eisch van aansluiting van het recht op het maatschappelijk gebeuren vol-
daan wordt, is o.i. slechts te vinden in een scherp
formuleeren der belastingwetten, waarbij in het bij-
zonder de bedoelingen van den wetgever tot uitdruk-
king dienen te komen, terwijl de beslissing over de
geschillen, die bij de uitvoering rijzen, aan een be-
roepscollege (met daarboven een cassatierechter), dat
onafhankelijk van den fiscus is, opgedragen dient
te worden.

In theorie zal een ieder dit wellicht kunen en
willen onderschrijven, maar
01)
practische gronden
zal men de meening toegedaan kunnen zijn, dat dit
n’iet uitvoerbaar is, omdat de stroom van geschillen,
die den rechter ter beslissing voorgelegd zullen wor-
den, overstelpend zal zijn, hetgeen het werken van
den fiscus ten zeerste zal belemmeren.

Reeds thans wordt ir in fiscale zaken veel noode-loos geprocedeerd, hetgeen doorgaans het gevolg is
van onvoldoende kennis van de belastingwetten en de jurisprudentie. Tegen het noodeloos veel procedeeren
zijn echter maatregelen te nemen, al was het alleen
maar de mogelijkheid van een veroordeeling in de
kosten van dengene, die de procedure verliest.

De vrees om overstelpt te worden met een stroom
van procedures kan overigens aanleiding
zijn
om
geen belastiugwetten in te voeren, wier heffing tot
vele geschillen aanleiding kunnen geven. ]en belas-
tingwet moge economisch, en zoo men wil ethisch,
beschouwd nog zoo rechtvaardig zijn, zij voldoet niet
aan de eischen, die er aan belastingwetten, in het
belang van een goede rechtsbedeeling, gesteld moeten
worden, als de heffing ervan tot vele geschillen tus-
schen contribuabelen en fiscus aanleiding geven, die
practisch slechts ,,verwerkt” kunnen worden door aan
den fiscus zelf, krachtens een eigen recht, de beslis-
sing van die geschillen op te dragen. Men overschrijdt
zoodoende wat men zou kunnen noemen de psycho-
logische grenzen ‘van de belastingheffing.

Vooral in een periode, waarin de ontevredenheid
op allerlei gebied hoog opgestapeld ligt en de mal-
contenten te hoop loopen met een gevoel van: het kan
niet beroerder, doet men o.i. goed de psychologische
zijde van de belastingheffing bij fiscale politiek niet
uit het oog te verliezen. Voegt men bij het vooraf-
gaande het feit, dat,
gelijk
wij in ons vorig artikel
betoogden, er symptomen zijn, die er op wijzen, dat
ook de economische grenzen van de ‘belastingheffing
hier te lande bereikt zijn, dan bestaat er o.i. alle
reden toe om zich af te vragen of men hier te lande
met de fiscale politiek wel op het juiste pad is.
Mr. Dr. E.
TeEnNBROEL

HET HEIL VAN DEN EXPORT.

Men vertelt in oude boeken, dat er een tijd is
geweest, waarin het eigenbelang den menschen ertoe
bracht goederen uit te voeren. Het doel was zeer
egoïstisch; men wilde toch door ruiling op een voor-
deelige wijze producten bekomen, die men zelf niet
kon maken en om dit doel te bereiken bood men eigen
voortbrengselen aan. Die ruwe
tijden
zijn voorbij.
Thans denkt men bij alles wat men doet allereerst
aan het belang van anderen, men wil dus wel ruilen,

maar alleen dan wanneer men zijn buurman daar-
mede voordeel en zichzelf nadeel bezorgen kan. Het
ongeluk wil echter, dat niemand meer bereid is om
goederen, die hij voordeelig krijgen kan te ontvan-
gen en dat dus alle landen de grenzen voor goedkoope
waren sluiten. Het wordt in deze wereld een ware
strijd vol edelmoedigheid, ieder zorgt voor de belan-
gen van zijn naasten en verwaarloost
zijn
eigene.
Het altruïsme heerscht alom en het is een vreugde
dit zoo nu en dan met treffende feiten te kunnen
illustreeren.

Iedereen weet, dat de wereld dreigt te stikken in
de suiker, doch dat de goedertierene regeeringen er zorg voor dragen, dat dit product den consumenten niet gemakkelijk bereiken kan. Het is duidelijk, dat
men hierdoor een ontzettende uitbarsting van suiker-
ziekte tracht te voorkomen. Het middel is eenvoudig;
men belast dit voedingsmiddel met 1000 pOt.
1)
en
maakt den prijs voor de verbruikers daardoor zoo
hoog, dat zij zich den maag niet kunnen overladen.
Nu zijn er landen, die medelijden met hun buren
hebben en die er zich bezwaard over voelen, dat thans
weleens al te weinig suiker door de armen verteerd
wordt en men zoekt daar naar een systeem om heel,
heel goedkoop te exporteeren. Men kan dit niet doen
zonder de eigen landgenooten te treffen, maar dat
hindert niet, want de ware liefdadigheid begint
tegenwoordig bij den buurman. Het nobele Polen
spant in dit opzicht den kroon. Daar zal men op de
in het binnenland verbruikte suiker een belasting
leggen van 38,50 Zloty per 100 KG., vermeerderd met
een uitvoerpremie van 5,50 Zloty, waarmede men een
suikeruivelleeringsfonds zal vormen. De Regeering
stort dan in dat fonds nog een zelfde bedrag, als de
consumenten erin brengen, de belastingbetalers zul-
len dus ook hun plicht doen en dit fonds zal Polen
in staat stellen om 90.000 â 100.000 ton te exportee-
ren tot 17 Zioty per 100 KG.
Men ziet dus hier, dat charité bien ordonnée ne
commence pas par soi-même – suiker voor het eigen
huis tot 114 Zloty, suiker voor de buren tot 17 Zioty.
Polen is echter in weldadigheid reeds lang over-
troffen. Een koopman in Triëst bood dezer dagen aan
een Oostenrijkschen importeur tarwemeel gratis aan,
geleverd aan de Oostenrjksche grens. Ook deze of-
ferte is echter reeds verbeterd; een concurrent of-
freerde nl. tarwemeel met een toebetaling van 20
Lire per 100 KG. Deze transactie werd mogelijk door-
dat de verkooper een uitvoerpremie kreeg, die hem na aftrek van de gift aan het buurland nog rekening
liet. Helaas, zijn de invoerrechten op meel in Oosten-
rijk zoo groot, dat de arme burgers van dat land aan
dergelijke goedkoope offerten niet veel hebben. De
goede Regeering zorgt voor de instandhouding van
de slanke
lijn
op de beste manier, die daarvoor be-
staat, door de handhaving van een honger-diëet door
middel van hooge rechten.
liet is wel duidelijk, dat de economische weten-schap belangrijke veranderingen heeft ondergaan.
lIet is met haar als met de kunst. Op dat gebied
weerklonk vaak de strijdkreet: ,,De kunst om de
kunst”, thans moet men op onze handelshoogescholen
les gaan geven ouder het motto: ,,De export om den
export”.
ilet stemt tot vreugde, dat men in Nederland ook
reeds de eerste stappen in de richting van altruïsme
in den uitvoerhandel heeft gezet. Wij zijn nog niet
zoover als Polen, en stellig komen wij achter Italië,
maar er is een begin, dus is er hoop.
Th. L.

1)
De termijnpi’ijs voor suiker is in ons land pim.

f.4.50.
De Regeering belast liet product met
f40,65 of
l)1,n. 900 pCt..

290

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

WORDT DE LANDBOUW, IN HET BIJZONDER DE
VEENKOLONIALE, VOLDOENDE GESTEUND OM

HEM IN STAND TE HOUDEN?

Ter beantwoording dezer vraag moge de volgende
rentabiliteitsberekening van 1 H.A. fabrieksaardappe-
len en van 1 H.A. rogge voor eene normale veen-
koloniale boerderij van 20 H.A. als leidraad dienen.

Rentabiliteits-Berekening Fabr. aardappelen per H.A.
(behouden land)

Arbeidsloon
voor mannen per uur 25 ct., v.
jongens per uur 14-17 ct.
f
129,79
Paardenwerk
112 uur h 25 ct.
28,-
Kunstmest
63,50
Pootaardappëleu
40,-
Werkt.enGereedsch.
afschrijving en onderhoud
5,-
Assurantie
inventaris
2,50
Interest
over werkkap. en beslag
it
4
0
/0
14,

Sociale lasten
5,-
Diversen
9,70
Pacht
70,_

Totaal uitgaven

f
367,39
ontvangsten 425 H.L. a 61 KG. aardappelen
it 78 ct.

331,50

Verlies

f
35,89

Rentabiliteits-Berekening Rogge per H.A. (behouden land)

Arbeidsloon
voor mannen per uur 25 ct., v.
jongens per uur 14-17 ct.
f

99,16
Paardenwerk
59 uur a 25 ct.
14,75
Kunstmest
51,-
Zaaizaad
10,-
Werkt, en Gereedsch.
afschrj’ing en onderhoud
5,-
Assurantie inventaris
,,

2,50
Interest
over werkkap. en beslag a
4
0
/0
13,-
Sociale lasten
5,-
Diversen
9,60
Pacht
70,-

f
280,01
Totaal onkosten
ontvangsten
45 H.L. Rogge á 70
KG.hf7.50p.100KG.
f

236,25
6000

KG. stroo
9.
7.-
=[,

Verlies
f

1,76

Haver.
Hiervoor
zijn
de onkosten ongeveer dezelfde
als voor rogge.
Bij
een opbrengst van 70 H.L. per
H.A. ii 50 KG. â
f
5,50 per 100 KG.
= f
192,50 zijn
de ontvangsten
f
43,75 lager dan voor rogge, resul-
teerend in een verlies van
f
45,51 per H.A. Dat er
bij dezen prijs nog haver wordt verbouwd kan slechts
worden verklaard door de
moeilijkheid
om de vrucht-
wisseling eenigermate in orde te houden bij de ge-
dwongen inkrimping van den verbouw van fabrieks-
aardappelen tot 65 pOt. en door •het natuurlijk stre-
ven bij den boer zijn eigen paardenvoer te verbouwen.
Indien de prijs niet, evenals voor gerst, wordt ge-
steund, dan zal haver voor de veenkoloniën slechts
als noodgewas in aanmerking kunnen komen.

Tarwe.
Alléén de allerbeste, oude veenkoloniale
gronden zijn voor tarwe geschikt, maar ook daar
blijkt zij nog niet een zoo zeker gewas als rogge. Voor
de jongere veenkoloniale gronden is de tarwe, zoowel
in op’brengst als in kwaliteit, eene teleurstelling ge-
worden. Slechts bij den huidigen steun, welke in
verhouding hooger is dan voor rogge, is de verbouw
van tarwe mogelijk. Onkruidbestrijding is moeilijker
dan
bij
rogge. Het zaaizaad is duurder, terwijl in
vele gevallen met kopersulfaat moet worden bemest,
hetgeen bij rogge niet n’oodig is. Deze meerdere pro-
ductiekosten bedragen minstens
f
20.-. De op-
brengsten loopen uiteen van 20 tot 40 H.L. per H.A.
Een oogstgemiddelde van 35 H.L. is zeker aan de’n
hoogen kant.
In verband met de veelal lage kwaliteit zal de
prijs per H.L. ‘bij den huidigen richtprijs van
f
12.-

per 100 KG. niet hooger zijn dan
f
7,35 per H.L.
De netto-opbrengst is dan per H.A.
f 1,-
‘beter
dan voor rogge, zoodat ook bij dezen verbouw geen

winst wordt gemaakt.

De tarwecultuur zal dan ook zonder twijfel in het
grootste deel der veenkoloniën worden geabandon-
neerd, indien de roggesteun met
f 1,-
wordt ver-
hoogd.

Hierdoor zou ook in zooverre een gezondere toestand
worden geschapen, dat het specifiek veenkoloniale
graangewas, rogge, zijn belangrijke plaats in de veen-
koloniale vruchtwisseling herneemt en niet verdron-
gen wordt door de tarwe, die op de klei en niet op
het meerendeel der veenkoloniale gronden thuis
hoort.

Boonen-erwten
zijn voor de meeste veenkoloniale
gronden niet geschikt en in elk geval van slechts
geringe rbeteek
en
j
s
Bij de huidige prijzen kunnen
deze gewassen zelfs op de beste kleigronden niet dan
met verlies worden verbouwd, zoodat zij voor de veen-
koloniën in het geheel niet in aanmerking kunnen
komen.
Weiland.
Goede
tijdelijke
en zelfs blijvende weiden
treft men aan op de lagere veenkoloniale gronden.
Uitbreiding kan’ echter ook hieraan niet worden ge-
geven door de maatregelen, welke worden genomen
tot inkrimping van den veestapel. Ook waren de
resultaten ‘van de veehouderj de laatste jaren niet
beter dan van den akkerbouw. Voor ‘zoover slechts
een klein stuk weiland wordt gehouden voor een paar
werkpaarden en een melkkoe voor eigen gebruik, kan
in verband met de calculatie van den
kostprijs
van
een paarde-uur en den detailprijs van consumptie-
melk worden aangenomen, dai de uitgaven door de
inkomsten worden gedekt.
Uit de bovenstaande cijfers kan nu het eindresul-
taat van een normaal veenkoloniaal bedrijf van 20
H.A. grootte worden samengesteld.

8 H.A. aardappelen: verlies per H.A.
f
35,89
rf
287,12
5

rogge

.

1,76 = ,, 8,80
4

,, tarwe

:

0,76 = ,, 3,04
14 ,, haver

:

,,

,,,,,,45,51 = ,, 68,26
1
y
2
i

weiland

20 H.A.

Totale verlies

f
367,22

Het veenkoloniaal
‘bedrijf
vereischt een bekwamen
boer met behoorlijke kennis van de moderne bemes-
tingsleer. Bij deze berekening is niettemin geen on-dernemersloon gecalculeerd: de boer werkt mee als
arbeider á 25 ets. per uur. Alle administratieve werk-
zaamheden moet ‘hij ‘s avonds verrichten na een vollen
werkdag.
Zijne gecalculeerde belooning is derhalve gelijk aan
die van den gewonen arbeider
= f
780,- per jaar,
waarnaast hij dan nog de beschikking ‘heeft over een woning. Het ondernemers-risico, hier resulteerend in
een verlies van
f
367,22, moet daarop in mindering
worden gebracht en zoo blijft er dan tenslotte voor
hem slechts een netto-inkomen over van
f
412,78 +
vrije woning.
Geen rekening is gehouden met de kansen op het
verrotten van aardappelen bij nat weer, kort na het
poten, nachtvorstschade aan jonge aardappelplanten,
het uitwinteren der tarwe, muizenschade (welke b.v.
dit jaar veelvuldig voorkomt), ontginningsziekte,
schimmelziekten enz.
Dan is bij deze berekening verondersteld, dat de
•boer een goed organisator is, die zijn arbeidskrachten
en paarden steeds op de juiste wijze te werk stelt en
uit zijn bedrijf het theoretisch maximum weet te
halen. Evenals in handel en industrie wordt dit in
de landbouw-practijk slechts door enkelen bereikt,
zoodat het gemiddelde resultaat ook uit dien hoofde
slechter zal zijn dan hier is uitgerekend,, hetgeen be-
vestigd vrdt indien men de uitkomsten ‘bestudeert
van die bedrijven, waarvan nauwkeurig boek wordt
gehouden. (Zie de publicatie van den belasting-mede-
werker van het orgaan van den Veenkolonialen Boe-
renbond in het nummer van 23 November 1933). Het
gemiddelde verlies van 25 pachters en eigen boeren
uit ‘het beste gedeelte der oude Groninger veenkolo-
niën, waarvan de boekhoudingen door een accoun-

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

291

tantskantoor worden gecontroleerd, bedroeg over
1932J’33
f
174,— per bedrijf. Voor werkloon, onder-
nemersloon en risico van den boer is hier niets ge-
reken d.

De eigen boeren, die dus geen pacht hebben te
betalen, maar wel grondbelasting, waterschapslasten,
onderhoud gebouwen, assurantie en in de meeste ge-
vallen hypotheekrente, zijn er in het algemeen niet
beter aan toe dan de pacht-boeren, voor zoover laatst-genoemden géén hoogere pacht dan
f
70,— per H.A.
betalen.
Ook bij de huidige steunmaatregelen boert de veen-
koioniale boer, met de soberste leefwijze en eene ar-
beidsprestatie, waarvan de niet-landbouwers zich
moeilijk een beeld kunnen vormen, dus nog achteruit.
Eens verhooging van den roggesteun tot
f
8,50
per 100 KG., van den steun voor fabrieksaardappelen
tot 85 cent per H.L. en het treffen van maatregelen,
waardoor de haverprjs op
f
7,50 per 100 KG. komt,
moge dan ook ernstig worden overwogen.

Komt deze niet tot stand, dan zal binnen korten
tijd eene loonsverlaging in de veenkoloniën onver-
mijdelijk zijn en dan zullen de landarbeiders dus, zon-
der uitzicht op eenige compensatie, een offer moeten
brengen ten behoeve van de andere groepen van’ werk-
nemers, die eene veel hoogere bezoldiging ontvangen
dan zij.

De boer kan het huidige loon niet betalen zonder
verlies te lijden, doch de landarbeider zal zich, en
terecht, niet gemakkelijk bij eens verdere verlaging
neerleggen, als hij een vergelijking trekt met den
loonstandaarçl in andere bedrijven.
Indien dit, onverhoopt, tot een loonstrjd om het
hardst in den landbouw aanleiding mocht geven,
moet worden gevreesd, dat de gevolgen zeer ernstig
zullen zijn.

Eene loonende extensieve cultuur, waarin de heer
Zaalberg eene oplossing ziet, is voor de veenkoloniën
onmogelijk. Eene no.g verdere vermindering van be-
mesting of van de kosten, besteed aan groudbewer-
king, zou eene daling der opbrengst tengevolge heb-
ben, veel grooter dan de besparing, welke door exten-
siveering was verkregen. Noodgedrongen is de veen-
koloniale landbouw reeds sedert jaren op de uiterste
grens der extensiveering aangeland, maar ,,loonend”
is het bedrijf nog zeker niet.

Tenzij de veenkoloniale producten voldoende wor-
den gesteund of de arbeidsloonen worden verlaagd,
blijft den veerikolonialen boer slechts één alternatief:
alléén die oppervlakte zijner gronden in cultuur te
houden, welke hij geheel met eigen axbeid kan bewer-
ken en de rest •braak te laten liggen. Een boer zal
hiertoe niet zoo gemakkelijk overgaan als een fabri-
kant, die een deel van zijn fitbriek stillegt, indien hij
niet winstgevend kan produceeren. De boer zal liever
alles ontberen en
zijn
laatste reserves opteren, dan
zijn landen niet in cultuur houden en hierin en
in het feit, dat de landbouw weder vertrouwen heeft
in onze krachtige regeering, moeten de redenen wor-
den gezocht, waaraan het te danken is, dat nog niet
een groot gedeelte der gronden in de veenkoloniën
braak ligt.
Met fabrieksaardappelen worden op het oogenblik in de veenkoloniën 27.500 H.A., met rogge en tarwe
pl.m. 30.000 H.A. en met haver 5.000 H.A. beteeld,
waarvoor in totaal aan arbeidsloon een bedrag van

f
7.000.000,— wordt uitbetaald. Dit bedrag moet nog
worden vermeerderd met het loonbedrag voor trans-
port- en industrie-arbeiders voor het vervoer en de
verwerking der producten tot aardappehneel, karton
en roggemeel, alsmede met het loonbedrag begrepen
in de
prijzen
der op de boerderij gebruikte kunstmest-
stoffen, machines e.d.; deze bonen bedragen zonder
twijfel eenige millioenen guldens.

Met de instandhouding van den veenkolonialen
landbouw is derhalve een loonbedrag van minstens
f 10.000.000,—
gemoeid.
M. WESTERDIJK.

CONVERSIE OF HERLEIDING.

Prof. Dr. W. C. Mees R.Azn. schrijft ons:

Zooals reeds bij herhaling naar voren werd ge-
bracht, is het meest kenmerkende eener depressie de wanverhouding tusscheu prijzen en productiekosten. Daar pogingen tot beheersching van het prijspeil on-
vermijdelijk groote gevaren doen ontstaan voor het
intreden van nieuwe verstoringen van het economisch
leven, werd door mij bepleit, de voornaamste pro-
ductiekosten (loon, rente en aflossing en pacht), aan
de hand van indexcijfers steeds in de juiste verhou-
ding met het
prijspeil
te handhaven.
Nominaal
zullen
loon enz. met het prijspeil op en neer gaan,
reëel
blijven zij gelijk. Door deze regeling zou het bedrijfs-
leven als geheel steeds rendabel
blijven.
Tot dusverre is zij echter helaas niet aanvaard.
Ons
bedrijfsleven
als geheel is nog steeds onrendabel.
En dit heeft tengevolge, dat er nauwelijks vraag is
naar nieuw kapitaal. De rentestand daalt dan ook nog
steeds.

Volgens ons recht en onze leeningspractijk (of het
werkelijk
recht is
in hoogeren zin laten wij in het
midden) is de geldopnemer bij dalenden rentestand
in de gelegenheid den belegger te dwingen met eens conversie tot lager rente genoegen te nemen (anders krijgt hij het geld terug), terwijl daarentegen bij stij-
genden rentestand de belegger
niet
het recht heeft
verhooging
van de rente te eischen (het geld terug-
vragen, mag hij niet).
Zoolang het economisch leven nog aan de golvin-
gen der conjunctuur onderhevig zal zijn en dus perio-
den van hoogen en lagen rentestand elkander afwis-
selen, zullen tengevolge van het voorgaande alle
eenigszins solide obligatieleeningen op langen ter-
mijn steeds na eenigen tijd worden teruggebracht tot
het laagste rentepeil sinds het tijdstip der uitgifte
en wel definitief, zonder eenige kans op redres.
Dit komt natuurlijk tot uiting in het koersverloop.
Een 5 pOt. obligatieleening wordt
‘bij
een rentestand
van genoemd percentage uitgegeven tegen 100 pOt.
Daalt daarop de rente, dan wordt zij naar gelang
dier daling teruggebracht tot eens rente van 4% pOt.,
4 pOt., 3K pOt., misschien nog verder. Zoolang de
rentestand blijft dalen of althans niet stijgt, hand-
haaft zich de koers om en bij de 100 pOt. Treedt ech-
ter herstel van het economisch leven in en stijgt
dientengevolge de rentestand, dan loopt de koers snel
terug. Is geen aflossing bedongen, dan zal, wanneer
de rentestand weder op 5 pOt. is gekomen, de tot
3Y2i pOt. rente teruggebrachte obligatie in waarde tot
omstreeks 70 pOt. dalen. Dit kapitaalverlies van circa

f
300 op een obligatie van
f 1000 is
voor den beleg-
ger te pijnlijker,
omdat de
stijging
van den
rente-
stand,
waaruit het voortvloeide, veelal gepaard gaat
met
stijging
van het
prijspeil,
zoodat hij ook nog uit
dien hoofde in koopkracht achteruitgaat.

Dit verloop der feiten, waarvan de rustige
beleg-
ger telkens en telkens weer de dupe
wordt, zoodat hij
periodiek van een belangrijk deel
zijner
spaarpennin-
gen onteigend
wordt, houde wel in het oog hij, die
zich tegen invoering van het herleidingsstelsel verzet
op grond van het feit, dat daarbij vorderingen bij
dalend
prijspeil tot een geringer
nominale
waarde
worden teruggebracht. De door het herleidingsstelsel
geëischte reductie is
slechts nominaal,
omdat de
gul-
dens,
waarin de vorderingen zijn uitgedrukt dan in
dezelfde verhouding
meer waard
zijn geworden als het
aantal,
dat wordt uitbetaald,
daalt.
En zoodra het
prijspeil weder zal stijgen, neemt ook het aantal gul-
dens, dat men zal ontvangen, in dezelfde verhouding
toe. De reductie van het herleidingsstelsel is dus
slechts tijdelijk
en eischt bovendien
geen reëel offer,
terwijl de
periodieke onteigening,
waaraan de beleg-
ger bij de tegenwoordige regeling is onderworpen, in
vele gevallen definitief
en zeer reëel is.
Bij het herleidingsstelsel blijft dus de koopkracht
van den belegger gelijk, terwijl bovendien de rentabi-
liteit van het bedrijfsleven in stand wordt gehouden,

292

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934
waardoor periodieke inzinkingen van den rentestand
worden voorkomen.
Deze enkele opmerkingen mogen volstaan ter ver-
sterking van mijn reeds zoo vele malen naar voren
gebrachte betoog, dat
ook voor schuldeischers
het
herleidingsstelsel buitengewone voordeelen biedt
boven het bestaande. Ook aan bestuurders van
levensverzekeringmaatschappijen zij het voorgaande
ernstig ter overdenking aanbevolen. Een voortgezette
conversiepolitiek (reeds werd de verwachting uitge-
sproken, dat de rentestand eerlang tot 2Y2i pOt. zal
dalen) zal ook cle aan hen toevertrouwde belangen
aan ernstige gevaren blootstellen.

N a s c h r i f t. Eene opmerking van de zijde der
Redactie geeft mij aanleiding aan het bovenstaande
nog toe te voegen, dat uit den aard der zaak een her-
leidingsstelsel niet een steeds
gelijk
blijvenden rente-
stand waarborgt. Het schakelt echter uit de
con-
junctuurinvioeden
en deze zijn het, waarvan de be-legger in de eerste plaats de dupe wordt, omdat zij
in beide richtingen de excessen op ren.tegebied ver-oorzaken. Zeker is er ook alle aanleiding te overwe-
gen den obligatiehouder het recht te geven het geld terug te vragen. Ik vrees echter, dat daartegen em-
stige bezwaren zullen worden geopperd en meen
daarom, dat het beter is deze kwestie
thans
buiten
beschouwing te laten.

DE VEREENIGDE STATEN EN HET BIMETALLISME.

Nadat de dubbele standaard ter Conferentie van
Brussel in den jare 1892 voorgoed begraven leek,
heeft de actie van President Roosevelt sedert zijne
ambtsaanvaarding de belangstelling in het Bimetallis-
me doen herleven.
De groote pers hier te lande – met uitzondering nochtans van de twee grootste R.-K. dagbladen –
heeft aah deze actie veelal weinig of geen aandacht
geschonken. Dit is des te meer te betreuren, daar
het hier gaat om een mogelijke omwenteling op mo-
netair gebied. Komt die inderdaad in den geest der
Bimetallisten tot stand, dan zou de eer daarvan zeker
in de eerste plaats aan den President der Ver. Staten
toekomen.

Nu de Chineesche Regeering op 28 Febr. 1.1. – in
strijd met den weusch der Engelsche bankiers ) in
China – met de overige landen, eveneens de zilver-
overeenkomst van 22 Juli 1933, die ter Conferentie
van Londen door hunne afgevaardigden was onder-
teekend, geratificeerd heeft, is het vraagstuk, naar
ik meen, actueeler geworden dan gedurende de laatste
42 jaren het geval is geweest.
De zilverovereenkomst is in het nummer van 13
September 1933 in dit Weekblad
in extenso
afgedrukt en ik moge dus volstaan met het vermelden der hoofd-
punten.
De overeenkomst is aangegaan voor den tijd van 4 jaren, en wel tusschen 5 zilver-produceerende en
3 zilver-verbruikende landen, nl. Australië, Mexico,
Peru en de Vereenigde Staten als producenten, be-
nevens China, Britsch-Indië en Spanje als consumen-
ten. De 5 eerstgenoemde landen zullen
jaarlijks
in de
open markt 35.000.000 ounces zilver aankoopen, en
wel:

de Vereenigde Staten …….
24.421.410 Ozs. of 69,78 %
Mexico ………………..
7.159.108

,,

20.45
Canada …………………
1.671.802

,,

4,78
Peru …………………..
1.095.325

,,

,,

3,13 ,,
Australië ……………….
652.555

,,

,,

1,86 ,,

Totaal. … 100,— %

Wanneer men in aanmerking neemt, dat van de
wereld-zilver-productie, die voor 1933 wordt geschat
op circa 160.000.000 ounces, ongeveer de helft door

1)
Naar
ik
uit goede bron verneem, zou deze oppositie
zijn toe te schrijven aan groote grondspeculaties, gesteund
door hypothecaire leeningen in Chineesch geld, waarbij de
geldnemers in het gedrang zouden komen, indien dat geld apprecieerde (in goud uitgedrukt).

de industrie wordt verbruikt, dan zijn de overige
80.000.000 voor de eerstvolgende vier jaren voor een
groot deel ondergebracht. Echter dient men in geval
een
belangrijke
prijsstijging van den zilverprijs mocht
plaats hebben, met vermeerdering der productie reke-
ning te houden. Daarbij is het van belang, op te mer-
ken, dat, terwijl Mexico ongeveer 41 pCt. der wereld-
productie voortbrengt, circa twee derden van het
productie-kapitaal in Mexico in de handen is van
Arnerikaansche houders. Het lijkt geen gewaagde ver-
onderstelling, aan te nemen, dat de producenten de
voorthren ging zullen reguleeren naar gelang van den
toestand der markt, wanneer men in aanmerking
neemt, dat de productie als volgt verdeeld is:

Mexico

……………….
42,5
%
Vereenigde

Staten

… …..
21,0
Canada……………….
9,6
Zuid-Amerika

. . ……….
10,2
Australië

……………..
4,1
Andere

landen

…………
12,6

100,–
%

Men is in de Ver. Staten, sedert het begin van
Roosevelt’s ‘bewind, de meening toegedaan, dat her-aanmunting van zilver op vol gehalte door de groote
landen van Europa niet zou beteekenen, zooals zoo
vaak beweerd wordt, een
kunstmatig
middel om den
zilverprjs op te zetten, maar inderdaad precies het
omgekeerde, nl. het
ongedaan maken
van het na 1926
door Engeland en de meeste andere Europeesche lan-
den
kunstmatig verlagen
van den zilverprijs door het
sterk verlagen van het zilvergehalte der circuleerende
zilveren teekenmunten. Alleen de Ver. Staten hebben
dit voorbeeld niet gevolgd. Het was reeds erg genoeg,
dat men na de onttrouing van het zilver in 1892
(en
eigenlijk
reeds in 1872) zilveren teekenmunten in
omloop bracht, die een lagere goudwaarde vertegen-
woordigden dan daarop stond uitgedrukt. Dat was het
directe gevolg van het feit, dat de waarde van het
goud te hoog is dan dat dit metaal in munten van
de meest populaire waarden, zooals Shillings, Francs,
Marken, Guldens enz. in omloop zou kunnen worden
gebracht: de geldstnkjes zouden voor practisch ge-
bruik veel te klein zijn, terwijl het (veel oprechtere)
papier te spoedig vervuilt. Zoo is dus door het goud-
monometallisme een element van
onwaarheid
in het
muntwezen der Westersche landen gebracht, waardoor
de te groote schaarschte van het goud reeds aan-
stonds in het oog moest springen. Bovendien werkte de verlaging van zilver tot teekenmunt een bedenke-
lijke inflatie van het metalen ruilmiddel in de hand.
Alsof dit niet reeds bedenkelijk genoeg was, heeft
Engeland die inflatie nog zeer verergerd door het
zilvergehalte der grove specie van 96 pCt. op 50 pCt.
te verlagen, daarin gevolgd door de overige landen, en de ,,winst” aan te wenden voor de staatsuitgaven
en onder het hoofd ,,inkomsten” te boeken. Alleen
Nederland heeft het gehalte niet op 50 pCt. maar op
72 pCt. gebracht en wendt de ,,winst” aan tot del-
ging van schulden. Deze methode is lang niet vol-
maakt, maar heel wat minder bedenkelijk.
Engeland heeft verder in Britsch-Indië een enorm
bedrag aan zilveren munt (R. 1.500.000.000) ont-
munt. Dit, tezamen met hetgeen in Europa gebeurde, heeft den zilverprijs wel degelijk
kunstmatig
omlaag
gedrukt. Tevergeefs werd de Hilton-Young-commissie
door den Gouverneur der Bank of England tegen
dien ingrijpenden maatregel gewaarschuwd. Inder-
daad voorspelde hij de na 1929 losgebroken geweldige
prijsdaling van alle goederen. Het feit, dat die voor-
spelling is uitgekomen, spreekt dan ook boekdeelen.
De tegenstanders der Amerikaansche politiek, die
o.a. gebaseerd is op de zoozeer gewenschte vermeer-dering van de koopkracht van China en Britsch-Indiö
e.a. zilver-gebruikende landen, zoodra de zilverprjs
stijgt, doen het voorkomen alsof die koopkracht niet is verminderd omdat zij ongeveer gelijken tred heeft
gehouden met den verminderden goudprijs der goede-
ren. Daar echter met de cijfers kan worden aange-

4
April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

293

toond, dat de prijsdaling van het zilver na 1926 steeds
voorafgegaan is
aan die der goederen, wordt door
hen oorzaak met gevolg verward.
Zooals boven opgemerkt, is de waarde van het goud,
door deszelfs schaarschte, voor practische muntdoel-einden te hoog. Ook heeft de productie geen gelijken
tred gehouden met de enorme vermeerdering van den
wereldhandel. De vermeerdering daarvan, van 1913-
1929, bedroeg (van £ 5.220.000.000 tot £ 14.184.000.000)
170 pOt., die van monetair goud slechts 65 pOt. Het
is wel duidelijk, dat deze wanverhouding op de catas-
trophe, die wij beleven, moest uitloopen. Het
record

van den eenzijdigen gouden standaard, dat nauwelijks
twee generaties bestrijkt, gedurende welke de econo-
mische crises in telkens hev.igere mate – om cle 5-7 jitren – optraden, culmineerend in de tegenwoordige
totale débacle, verleent aan de Bimetallisteri het vol-
ste recht, dat record vernietigend voor het prestige
van den gouden standaard te noemen.
Dat dit besef in de financiëele wereld doordringt,
blijkt wel zeer sprekend door de onlangs ver-
schenen extra-uitgave van het ,,Silver Number” van
de ,,Times”. Zij heeft dit eenige maanden geleden
doen voorafgaan door een speciaal ,,Gold Number”.
Hoewel de uitgave van dit zilvernuinmer zeker –
uitgaande van een zoo invioedrjk en nationaal or-
gaan als de ,,Times” – als een belangrijk symptoom
mag worden aangemerkt, vooral in dit tijdsgewricht,
heeft de groote pers hier te lande. er
de aandacht
niet op gevestigd.
Onder het Silver-Agreement heeft de Britsch-Indi-
sche Regeering zich verbonden, niet meer dan
35.000.000 ounces per jaar (afkomstig van de hoven-
vermelde ontmunte 1l milliard Ropijen) gedurende
deszelfs duur te zullen verkoopen, terwijl Spanje zich heeft verbonden niet meer dan 5.000.000 ozs. per jaar
te zullen verkoopen, en China zich heeft verbonden
in het geheel geen ontmunt zilver aan de markt te
brengen.

Eenige dagen geleden werd in Britsch-Indië be-
kend gemaakt, dat het invoerrecht op zilver aldaar
zeer belangrijk was verminderd. Ook behoudt Britsch-
Indië het recht, zilver te verkoopen aan regeeringen,
die het metaal wenschen aan te wenden ter afbetaling
hunner oorlogsschulden aan de Ver. Staten. In Yuni
1933 heèft de Britsche regeering van Indië 20.000.000
ozs. voor dat doel gekocht voor weinig meer dan $ 7.000.000, terwijl zij na aflevering aan de Ver.
Staten met 50 ets. per oz. of $ 10.000.000 gecrediteerd
werd.

Hoezeer de weg in de richting van den dubbelen
standaard in de Ver. Staten geëffeud is, bleek wel
door de Wet van 3 Mei 1933, waarbij de President
werd gemachtigd, het .goudgehalte van den Dollar met
hoogstens 50 pOt. te reduceeren, en
zilver aan te mun-
ten in iedere gewenschte verhouding tot goud.

De President is tot zilver-aanmunting in dien zin
niet overgegaan, en het blijft wel zeer de vraag, of
hij zulks zal doen. Dat zal mogelijk gaan, zoolang En-
geland en de andere landen, die het zilver ontmunt
hebben, niet tot tegengestelde maatregelen overgaan; daarop is voorloopig
blijkbaar
weinig kans. Zoolang
het provenu der ontmunting de markt blijft bedrei-
gen, is de toestand te onzeker.

De wankelnaoedige politiek van President Roose-
velt en minister Morgenthau nopens het zilver draagt
veel tot die onzekerheid bij. Zoo werd den lOen Maart
I.I. uit Washington bericht, dat de Commissie uit het
Huis van Afgevaardigden een wetsontwerp had goed-
gekeurd, hetwelk de schatkist machtigt, zilver van
het buitenland in betaling aan te nemen voor uitge-
voerde landbouwproducten tot een prijs, die 55 pOt.
boven den huidigen prijs (circa 46 Am. cents) is ge-
legen, en verder, om 1500 millioen ounces zilver
(1 ounce = 37,79166 gram) aan te koopen gedurende
de eerstvolgende vier maanden na aanneming van
het ontwerp en bovendien nog 250 millioen ounces
gedurende het eerste jaar daarna.

De zilveraankoopen behoeven eerst op te houden
zoodra de goederenprijzen in de V. S. het gemiddelde niveau van 1926 bereiken.
Den 16en Maart echter werd bericht, dat de Regee-
ring bovengenoemd wetsontwerp weder had ingetrok-
ken; Morgenthau verklaarde, op het oogenblik tegen-
stander te zijn. Ook wees hij op de boven reeds ver-
melde vèrstrekkende volmachten, die aan den Presi-
clent verleend waren, zoodat deze
altijd
nog tot zilver-
aankoopen etc. kon overgaan.
Den 17en Maart berichtten de bladen, dat Rainey,
Voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, het
vetsontwerp nochtans, tegen den wil der Regeering,
in stemming zou brengen. Hij onderwierp ministet
Morgenthau’s optreden aan een zeer scherpe kritiek.
Het is mogelijk, dat Roosevelt 1iet ontwerp heeft doen intrekken om zijne .ontstemming te kennen te
geven over het afstemmen van het St.. Laurencever-
drag en het tegen zijn wenseh aannemen van het Ve-
teranen-bonus ontwerp. Op die manier weet men
nooit, waar bij hem de politiek begint en de economie
ophoudt. Een president, die voortdurend met de
volksvertegenwoordiging in conflict is, verhoogt de
onzekerheid, die
zijne
eigene wankelmoedigheid toch
reeds teweeg had gebracht. Het is de vraag of bij
het verschijnen van dit artikel reeds meer zekerheid
zal verkregen zijn.
En zoo kan een mogelijke terugkeer tot den ouden,
beproefden dubbelen standaard mogelijk het resultaat
worden van een geleidelijke ontwikkeling, waarmede
de opvoeding der openbare meening in de wereld
gelijken tred zou moeten houden.
Een dergelijke, ‘geleidelijke, ontwikkeling lijkt mij
beter dan een plotselinge ommekeer zou kunnen zijn.
Voorloopig zou een verdubbeling van den goudprijs
van het zilver (waardoor de grens veer op het v66r-
crisisniveau zou komen, en de waardeverhouding van
goud-zilver weder zou worden als van 1-38Y2 tegen
die van 1-85 thans) voldoende om de koopkracht
van het Oosten eenigszins te herstellen zonder den
handel daar teveel te ontwrichten.
H. DUNLOP.

DE INDISCHE MIDDELEN OVER DECEMBER 1933.

In de maand December was de opbrengst der
Landsmiddelen
f
33.4 millioen tegenover
f
37.2 mil-
lioen in dezelfde maand van het vorige jaar. Voor het overzicht over de maand December 1932
werd t.a.v. de kohierbelastingen – in verband met
de invoering der nieuwe administratie – slechts over
de voorloopige cijfers beschikt.
Thans zijn hiervoor gecorrigeerde cijfers gebezigd,
zoodat deze bedragen afwijken van de in het vorig
jaar gepubliceerde uitkomsten. De maandcijfers zijn
derhalve niet ten volle vergelijkbaar.
De middelenopbrengst over 1933 ad
f
386,2 mii-
ben bleef in totaal
f
33.7 millioen achter bij die over
1932, welke
f
419.9 millioen bedroeg.

Algemeen Overzicht (in miii. guldens).

1/12

Jaar-
Groep raming

December

raming Gedurende hetjaar
1933 1933 1932 1931 1930 1933 1933 1932 1931 1930

Belasting.
21.8 17.9 21.7 26.5 38.3 261.7 199.3 219.7
253.6 311.8
Monopol.
4.5 2._
2.6
3.4 5.5 54.4 40.7 48.5 60.8 74.8
Producten
3.5 3.6 2.6 2.6 5.8 41.9 39.1 26.6 46._ 66.9
Bedrijven
8.5 6.5 6.3 7.9 9.8 101.7 75.5 90.3 105.8 124.2
Div. midd.
3.4 3.4 4.- 7.7 3.7 40.9 31.6 34.8 49.9 53.9

Totaal ..
41.7 33.4 37.2 48.1 63.1 500.6 386.2 419.9 516.1 631.6

Belastingen.

De meest belangrijke afwijkingen kwamen voor bij de navolgende groepen (tabel A, blz. 293).
Het ontvangen bedrag aan invoerreeht is in ver-
slagmaand uitzonderlijk hoog in verband met den ver-
hoogden invoer met het oog op de invoering der
nieuwe tariefwet op 10 Januari ji.

294

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

Niet-Kohier belastingen.

Opbrengst in miii. gld.
Omschrijv.

December
Gedurende het jaar
Tarief.

1933
1932
1933

1932
1931
wijzigingen

Invoerrecht 5.1
4.3
47.3

47.4
57.8
20 ope. vanaf
1- 1_’32
50id. 156_’32
Uitvoerrecht.0.2
0.17
2.3

2.5
4.1
Acc.oppetrol.0.6
0.9 10.4

11.1
11.3
Acc.opbenz. 0.9
1.9
16.6

20.8 17.9
20opc. vanaf
1_1_’32
33 1/3id.
16_3_’32
Acc.oplucif. 0.25
0.35
3.1

4.8
7.7
(vanaf 16Dec.

Acc.optabakø.7
0.1
10.6

0.19
0.1
kleinhandels-
prijs.)
Stat. recht.. 0.18 0.18

2._

2.3

3.3
Recht van
openb.ver.
koopingen.. 0.04 0.04

1.9

2.6

2.9
Zegelrecht. 0.62 0.52

6.8

7.7

9.2

Totaal.. 8.6

8.5 101._

99.4 114.3

Kohierbelastin gen.
De kohierbelastingen, uitgezonderd. Vermogensbe-
lasting, bleven in het jaar
1933
alle ten achter bij

1932.

Opbrengst in millioenen guldens
December
Gedurende het jaar
Omschrijving
1933
1932
1931
1933

1932

1931
Personeele belasting
0.43
0.51
0.82
4..

5._

5.6
Inkomstenbelasting
en Crisisheffing
3.8
5.5
6.4
38.3

49._

48.5
Vennootschapsbelast
0.34
1.32
2.3 8.5

13.3

24.7
Verponding

……
1.18
0.92
1.5
8.1

11.3

14.4
Landelijke inkomst
2.4
4._
3.5
26.8

31._

34.5
Vermogensbelasting
0.1
0.1

1.6

0.1

Totaal
8.3
12.4 14.5
87.3 .109.7

127.7

De overige belastingen
brachten in de verslag-
maand een gelijk bedrag op als in dezelfde maand van
1932,
nl.
f 0.9
millioen, terwijl de totaal-opbrengst
over
1933
en
1932
respectievelijk
f 11.2
en
f 10.7

millioen bedroeg.
Door de provincie Oost-Java is slechts een gedeelte
van het verschuldigde Laxidsaandeel in de motorvoer-
tuigenbelasting Java en Madoera in ‘s Lands kas ge-
stort.

Monopo lies.
De betalingen bij de
monopolies
waren in de ver-
slagmaand
f 0.6
millioen minder dan in December
1932,
de totaal-opbrengst bleef gedurende liet jaar
1933 f 7.8
millioen achter bij die over
1932.

Jaar

In millioenen guldens
Omschrijving raming Opbrengst gedurende het jaar

1933

1933

1932

1931
Opium ……….19

12.6

17.3

25.3

Pandhuizen ……19.8

12.2

16.1

20.7

Zout …………15.6

15.9

15.1

14.8

Totaal

54.4

40.7

48.5

60.8

Producten.
De exploitatie-ontvangsten van de
producten
be-
droegen in December
f 3.6
millioen tegen
f 2.7
mil-
lioen over dezelfde maand in
1932
of
f 0.9
millioen
meer. De totaal-opbrengst over het jaar
1933
bedroeg
f 12.5
millioen meer dan over
1932
wegens groote
verkoopen van Bankatin, welke in de verslagmaand
rond f 2.3
millioen hebben bedragen.
Het verschil is aldus samengesteld.

Jaar-

In millioenen guldens
Omschrijving

raming

Gedurende het jaar
1933

1933

1932

1931
Kina en thee

1.-

0.616

0.653

0.646
Landscaoutchouc-
bedrijf

1.8

1.821

1.339

2.283

Boschwezen ……11.5

7.211

8.314

12.913
Goud en zilver

0.570

Bankatin ……..20.1

24.277

10.104

19.573

Steenkolen ……7.5

5.196

6.214

10.054

Totaal

41.9

39.121

26.624 .

46.039

Bedrijven.
De exploitatie-ontvangsten voor de bedrijvengroep,
verdeeld naar de diverse
bedrijven,
geven het volgen-
de beeld.
(In millioenen guldens)
Jaar-
raming
Gedurende het jaar
1933 1933
1932
1931
Havenwezen
13.-
11.8
12.6 12.8
Bnggerdienst
2.6
2.1 3.3
3.3
Waterkrachten
Eleetriciteit

….
3.2

.
2.8 2.9
2.8
Landsdrukkerij
1.6 1._
1.1
1._
P.T.T………..
31.3 23.2 25.5
29._
S.S
.

…………
50.-
34.6
44.9
56.9

Totaal…. 101.7

75.5

90.3

105.8

In de havenontvangsten over de verslagmaand ten
bedrage• van ruim
f 1
millioen is aan afkoop van
contracten
f 137.000
begrepen.
De terugloop der
S.S.
ontvangsten is, zooals uit onderstaand overzicht kan blijken, zoowel in abso-
luten zin als procentueel het grootst met betrekking
tot de opbrengst van het Javanet.
Gedurende het jaar

1933

1932

1931

S.S. op Java…………..29.3

38.6

49._
Sumatra’s Westkust .

1.5

1.8

2.7

Zuid-Sumatra ………2.2

2.6

3.1

Atjeh …………….1.1

1.3

1.6
Andere ontvangsten

0.6

0.6

0.5

Totaal……..34.6

44.9

56.9

Diverse middelen.
De opbrengst van deze groep was over
1933 f 3.2
millioen minder dan over
1932.
Het
achterblijven
van
de opbrengst bij de jaarraming met een bedrag van
f 9.4
millioen en bij het jaar
1932
met
f 3.2
millioen
werd in hoofdzaak veroorzaakt, doordat gedurende het jaar
1933
resp.
f
0.6,
f
1.9,
f 0.6
én
f 1.- mii-
lioen minder werd ontvangen dan in
1932 op
ont-
vangsten gevangeniswezen,
afloop
heerendiensten,
schoolgelden en ,,allerlei”.
Daartegenover werd mbr
ontvangen op
mijnconcessies
f 0.6
millioen, op winst-
aandeel Billiton
.f 0.7
millioen en op winstaandeel
Javasche Bank ruim
2
ton.
Het algemeen verloop der landsmiddelen over het
jaar
1933
in vergelijking met de vier voorafgaande
jaren moge blijken uit het volgende overzicht:
Opbrengst in millioenen guldens
Maand

per maand

t/m maand
1929 1930 1931 1932 1933 1929 1930 1931 1932 1933
Jan. 51.9 53.5 45.5 37.2 32.1 51.9 53.5 45.5 37.2 32.1
Febr. 48.9 42.2 35.9 31.3 26.2 100.8 95.7 81.4 68.5 58.3
Maart 50.4 43.7 36.9 32.- 30.2 151.2 139.4 118.3 100.5 88.5
April 51.3 45._ 38.6 31.7 28.1 202.4 184.3 156.9 132.2 116.6
Mei . 53.8 52.3 39._ 321 32.7 256.2 236.6 195.9 164.3 149.3
Juni 61.2 50.4 45.2 35.2 32.6 317.4 287.1 241.1 199.5 181.9
Juli . 67._ 65.4 48.7 39.6 37.8 384.4 352.4 289.7 239.1 219.7 Aug. 62.2 52.5 46.3 38.8 31.9 446.5 404.9 336._ 278._ 251.6
Sept. 62.4 59.3 46.1 38.8 33.7 508.9 464.3 382.. 316.8 285.3
Octob. 71.6 57.2 41.7 35.4 34.4 580.4 521.5 423.7 352.2 319.7
Nov.. 56.1 46.9 44.3 30.5 33.1 636.6 568.4 468._ 382.7 352.8
Dec… 72.2 63.1 48.1 37.2 33.4 708.7 631.5. 516.1 419.9 386.2

AANTEEKENINGEN.

Valuta-stabilisatie en prijsniveau.

• In de Aprilaflevering van ,,World Trade”, het or-
gaan van de Internationale Kamer van Koophandel,
dat ditmaal geheel gewijd is aan het vraagstuk van
de monetaire stabilisatie, komt. een artikel voor van
Prof. Charles Rist, over valuta-stabilisatie en prijs-
niveau.
Prof. Rist wijst aan de hand van twee grafieken.
die wij uit.het genoemde orgaan hebben overgenomen,
op de verandering in het prijsniveau (op goudbasis)
v66r en na den oorlog.
In de eerste plaats was de handhaving van de
goudprijzen in de wereld op een niveau, dat
50
pOt.
hooger lag dan in
1913,
niet gerechtvaardigd. Dat
men meende, dat het normale niveau van goudprijzen
het Amerikaansche niveau van
1921
was, is toe te
schrijven aan het feit, dat men vergat, dat de inwis-

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

295

selbaarheid van den Dollar in goud alleen mogelijk
was door den geweldigen goudstroom, die in en vlak
na den oorlog naar de Ver. Staten was gevloeid en
dat de Amerikaansche prijzen geen wereldgoudprijzen

waren.

ENORMERE-

i

1

MENEER1

ii

EEN
lI

uuuriiiiiui

EN EEREERE
E

EEREEREERE

1

.iRiuiuiuh1

EERENEERENEN

MEMOREREN
wol

________
pn»
U.S.A.
G.ut BItb.
11.1,

Uit de grafiek blijkt, dat de goudprijzen na den
oorlog in een snel tempo daalden, in tegenstelling met de langzame veranderingen in de periode van
1905 tot 1914. De snelle daling is toe te schrijven
aan de hardnekkige pogingen van een aantal landen
om hun niveau van goudprijzen in overeenstemming
te brengen, niet met het peil van 1914, maar met dat
van het buitensporig hooge peil van de Amerikaan-‘
sche prijzen. Dit feit is duidelijk waar te nemen bij
het Engelsche niveau van groothandelspri.jzen. Zooals
uit bovenstaande grafiek blijkt, kwam de stabilisatie
van het Pond Sterling in 1925 op zijn oude pariteit
overeen met een stijging van de Britsche prijzen, die
niet kon worden gehandhaafd, toen het Pond Ster-
ling eenmaal gestabiliseerd was.
Verder zijn de Britsche, Amerikaansche en Duit-
sche prijzen sedert 1919 sterker gedaald dan de
Fransche prijzen, hetgeen een gevolg is van het feit,
dat het niveau van de goudprijzen minder sterk ver-

hoogd was dan in Engeland of Duitschiand. In Ita-
lië zijn de prijzen vlak v66r de wereldcrisis sterk ge-
daald, waardoor dit land de recente prijsdaling beter
heeft kunnen dragen.
Tenslotte maakt Prof. Rist nog de volgende op-
merking. Daar slechts een wonder het niveau van
groothandeisprijzen van 1925 en 1926 had kunnen
handhaven, schijnt het huidige niveau van goudprj-
zen in de wereld (dat lager is dan in 19051) te cor-
respondeeren met een niveau, dat bereikt zou zijn, in-
dien de oorlog zijn natuurlijke ontwikkeling niet had
onderbroken. Dit brengt Prof. Rist tot deze uit-

spraak,, dat, terwijl een stabilisatie, die in de jaren
1924 en 1928 is tot stand gekomen, noodzakelijk ris-
kant moest zijn, iedere momenteele valuta-stabilisatie
en op het huidige prijspeil veilig schijnt te
zijn
voor
•dergelijke risico’s en daarom met groot vertrouwen
tegemoet kan worden gezien.

De toekomst der kartellen in Duitschiand.

De depressie is van oudsher een periode, waarin
vele kartellen worden opgericht; nog nooit echter
heeft de kartelvorming zich in zoo een snel tempo
voltrokken als thans. De overheerschende gedachte
tot organisatie en de ordenende, het individualisme
vi,jandig gezinde, tendeuzen versterken thans de ‘be-
reidwilligheid van de individueele ondernemers
tot aaneensluiting en verzwakken het weerstandsver-
mogen van de buitenstaanders, die thans meer dan
ooit de smet van de zelfzucht vreezen. Deze strooming
vindt essentiëelen steun in de wet van 15 Juli 1933, inzake de oprichting van dwangkartellen. Deze wet
wil aan de grondslagen van het bestaande bedrjfs-
leven niets veranderen, doch slechts verhinderen, dat
de gewenschte economische opleving door een onzin-nige concurrentie wordt tegengewerkt.
Het
Rijks-Ministerie
voor Economische Zaken
maakt van zijn volmachten een zeer beperkt gebruik,
daar het er zich in hoofdzaak toe bepaalt, de parti-
culiere pogingen tot aaneensluiting aan te moedigen.
De mogelijkheid van een gedwongen aaneensluiting vergemakkelijkt echter reeds het totstandkomen van
vrijwillige overeenkomsten, voornamelijk daar, waar
de regeering een
dergelijke
totstandkoming door het
verbod van oprichting van nieuwe en uitbreiding van
bestaande bedrijven in den zich aaneensluitenden be-
drijfstak beloont, aldus Dr. . A. Schwoner in een in-
teressant artikel in ,,Die Bank” van 7 Febr., waar-
aan eveneens het volgende is ontleend.
Uit de jongste gebeurtenissen op het gebied van de
karteivorming blijkt duidelijk het samenwerken van
al deze motieven. De
vrijwillige
aaneensluitingen zijn
inzonderheid talrijk op het gebied van den handel,,
waar de bestaande speciale organisaties thans in or-
ganisaties voor de verschillende groepen van den
bedrijfstak worden aaneengesloten, zoodat krachtige
overeenkomsten omtrent verkoopsvoorwaarden, rabat
e.d. op zeer ruime basis mogelijk worden. Op het ge-
bied van de kolen hebben het Ruhrkolen Syndikat en het Aachener Kohlen-Syndikat zich na onderhande-
lingen, welke jarenlang hebben geduurd, vrijwillig
aaneengesloten. De beide opponeerende organisaties
van het Aachener Verband hebben haar tegenstand
derhalve opgegeven, omdat zij anders tot aaneenslui-
ting gedwongen zouden worden. Voornamelijk om de-
zelfde reden hebben ook de onderhandelingen tus-
schen de Duitsche ijzergieterjen een veelbelovend
verloop. De leiders van de onderhandelingen kunnen
thans onderhandelen op deze basis, dat de buiten-
staanders, in geval van onrust op de markt, gedwon-
gen kunnen worden toe te treden.
In het Duitsche Kunstseide Syndikat, waarin een
nieuwe verdeeling der quota noodzakelijk was, toen
een algemeen invoerverbod den afzet van de buiten-
landsche syndicaatsleden in Duitschland heeft be-
moeilijkt, werd door den Rijksminister voor Econo-
mische Zaken ter vergemakkelijking van de onder-
handelingen over de quota een bemiddelingsinstantie
opgericht. De kartelonderhandelingen in de sigaret-
tenindustrie, die op zichzelf zeer moeilijk zijn, wor-
den door de stroomingen van den tijd en de toe-
ziende houding van de regeering eveneens vergemak-
kelijkt.
Gedwongen kartels
zijn
in den laatsten
tijd
tot
stand gekomen o.m. de Duitsche Salzbund, welke door
vereeniging van het Siedesalz en het Steinsalz-Syn-
dikat is ontstaan, in het kader waarvan echter nog
overeenkomsten omtrent veranderingen van quota noodig zijn, de vereeniging van 4000 Thuringsche
glasblazers, het Reichsverband der Deutschen Kar-

296

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

toffelsthrke-Industrie en de vereeniging van de be-
drijven van het Duitshe Fischerei-Gewerhe. De beide
laatste organisaties behooren echter niet tot het
terrein van den Rijksminister voor Economische Za-
ken, doch tot dat van den Rijksminister voor Voeding
en Landbouw en dragen derhalve meer een publiek-
rechtelijk karakter; het Reichsverband für die deut-
sche Kartoffelstiirke Industrie, dat bij het Reichs-
niihrstand wordt ingeschakeld, is meer in den vorm
van een corporatie dan van een kartel georganiseerd. Van het recht van verbod van oprichting van nieu-
we en uitbreiding van bestaande bedrijven, heeft het
Rijksministerie voor Economische Zaken in den laat-
sten tijd in de volgende -gevallen gebruik gemaakt:
In de stikstofindustrie, in de Saksische kousen- en
handschoenenappretuur, resp. kousenververij, voorts in de sigarenkisteniudustrie en in de linnen knoopen-
industrie.

Da-t het wezen van de kartellen zich in den laatsten
tijd grondig heeft gewijzigd, valt niet te ontkennen.
T
aren
de kartellen vroeger organisaties, welke uit-
sluitend op haar eigen belangen waren ingesteld,
door den staat niet belemmerd werden, over het al-
gemeen evenmin door den staat werden aangemoe-
digd en slechts af en toe in haar invloedssfeer wer-
den gecontroleerd, zoo staan thans het kartelwezen
en ook de kartelvormin-g absoluut onder staatsleiding.
Het initiatief •gaat wel meestal van de particuliere
ondernemers uit, doch de aard der organisatie hangt
niet meer, ten minste niet meer uitsluitend, van hun
wil af, tenzij de ondernemers het allen van groot tot
klein in volle solidariteit met elkaar eens zijn. In
dat geval vergemakkelijkt de staat slechts de aaneen-
sluiting, doordat hij den een of anderen Ibuiteustaan der, die zich om persoonlijke redenen verzet, tot toe-
geven dwingt.

Indien er echter meeningsverschil tusschen de af-
zonderlijke groepen van ondernemers omtrent den
vorm der organisatie bestaat, dan maakt de staat van
zijn machtsmiddelen gebruik. Hij, de staat, is het
dan, die omtrent de keuze van het een of andere
organisatiebeginsel beslist. De omnipotente staat
eischt voor zich ook het recht op invloed uit te oefe-
nen op de politiek van de kartellen naar zijn keuze.
Hij regelt de prijzen wel niet in details, maar hij
geeft richtlijnen aan en grijpt zoo noodig met -be-
velen en verboden in. Dit is de
prijs,
welken de on-

dernemers hem voor zijn
vriendelijke
houding ten
aanzien der kartels moeten betalen, en het is ook de
noodzakelijke voorwaarde voor deze houding, want
door zijn goede gezindheid ten aanzien van de kar-
tels is de staat r verantwoordelijk voor, dat de kar-
tellen ten bate van het algemeen welzijn functio-
neeren.

Op het oogenblik huldigt de staat de leuze, dat
het prijsniveau niet mag worden verhoogd en de op-
leving van het bedrijfsleven veeleer zoo
mogelijk
den
vorm van een ,,Mengen”-conjunctuur moet aanne-
men, waarbij -de ondernemers hun winsten in grootere
omzetten en niet in grootere opbrengsten uit den
verkoop vinden. Slechts daar, waar de
prijzen
door
een ongezonde concurrentie tot beneden den kostprijs
werden gedrukt, zijn matige verhoogingen gerecht-
vaardigd. Over het algemeen houden de kartellen zich
aan deze leuze. Somtijds hebben wel prijsverhoogin-
gen in vermomden vorm plaats: kartellen, welke
reeds vroeger bestonden, doch niet meer goed func-
tioneerden, stellen hun oude prjsljsten, welke nog
slechts nominaal waren en practisch reeds lang waren
verlaagd, weder in werking. Prijsopdrijving komt
echter slechts zelden voor en dan uitsluitend bij
locale instanties, welker organisatie en gestie zich
eenigermate aan -de overheidscontrôle onttrekken. Ook
prijsverlagingen vin-den plaats, waarvan die van het
stikstofsyndicaat wel het meest markante voorbeeld is.
In ieder geval moeten de kartellen de bescherming
door den staat en de vergrooting van hun invloeds-
sfeer met een gedeeltelijk verlies van hun autonomie betalen. En hoe meer zij zich uitbreiden, des te groo-
ter moet noodzakeljkerwijze de invloed, des te scher-
per moet de contrôle van den staat worden. Zelfs
wanneer het verlangen naar een zuivere ,,standen”-
organisatie van het geheele ‘bedrijfsleven zich verwe-
zenlijkt en de kartellen de dragers van deze Orga-
nisatie worden, kan van een volledige autonomie van
de kartellen geen sprake zijn. Men kan en zal het
lot van het geheele
bedrijfsleven
thans minder dan
ooit aan het groepsegoïsme overlaten. Daaruit zouden
alle nadeelen van het gebonden bedrijfsleven voort-
spruiten zonder het voordeel, dat het den staat de ge-
legenheid biedt leidend en regelen-d in te grijpen,
waar ordening ‘door een economisch plan noodzake-
lijk blijkt.
De noodzakelijkheid van dergelijke staatsinmenging
op de productie treedt reeds thans duidelijk op den

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indencijfers van
12
aandee1enroenen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

citeit
1
ondern.
1
Industrie

zijde jMiinbouwl Olie

Rubber
Scheep-
Suiker

Tabak

Thee
Banken Electri- 1 Handels-

Kunst-
vaart

Gemiddelde
1929
158.3
337.5 168.0 432.7
243.0
268.7
402.0
233.5
125.0
398.4
1930 149.4
257.7
125.6
264.9 87.4
177.2
371.1
110.7
82.6
292.9
1931 118.1
211.8
93.4
167.7
64.5
144.5
209.8
51.8
49.6
181.9
1932 76.4
178.3
67.1
115.6
37.6
106.4
137.5
27.0 24.9
107.2
1933
84.0
178.3
67.1
115.6
37.6
106.4 137.5
27._
24.9
107.2
Januari

1933 84.9
199.3
79.8
124.2 31.4
120.6
155.3
33.8
26.3
108.2
Februari
82.8
194.2
76.4
118.8
28.5
121.6
146.8
30.1
23.7
103.1
Maart
82._
190.3
74.6
118.2
28.3
124.5 142.6
28.4
22.1
110.3
April
80.9
190.6
73.3
120.7
26._
125.9
144.7 31.9
21.7.
111.5
Mei
88.9
210.2
78.-
138.3
24.4
141.7
158.4
39.-
25.3
124.5
Juni
90.4
220.9
84._
149.1
27.9
155.1
174.2
47.8 28.6
140.7
Juli
91.8
219.6
88._
151._
29.4
150.4
179.1
53.2
28.3 137.4
Augustus
89.4
212.2
84.9 150._
24.6
151.9
172.4
54.6
25.6
128.3
September
86.-
205.1
81.5 147.2
24._
155.5
178.4
50.2
22.1 109.2
October
79.2
197.3
77.8
138.8 23.2
156.2
170.7
48.1
18.7
97.4
November
75.6
191.2
73.2 144.6
31._
158.-
175.5
47.7
16.2
87.4
December
76.4
191.1
79.6
153.2
35.2
159.1 176.1
49._
18.4 96.7
Januari

1934
79.2 190.1 85.1
159.-
49.9
157.7
176.6
52.4
18.6
99.9
Februari
80.6
187.4
88.5
158.7
50.9
165.7
178.1
53.3
19._
106.6
Maart
80.2
187.4
87.3
156.9
60.2
176.1
170.2
54.8
20.1
104._

Schommelingen
in het aandeelen-indexeijfer.
2
Januari
1934
f
2.291.210.500
=
100.

2
Januari

100._
24
Januari
100.8
7
Februari
102.3
21
Februari
101.3
7
Maart
100.3
10

99.3
31
100.8

14
.

,,
101.3
28

,,
99.9
14
101.4
17

.

QO

487.3

443.2
361.3

357.2
241.6

251.4
137.9

175.9
137.9

175.9 147.2

196.3 141.9

199.6 138.6

187.1
127.6

185.1
137.9

201._
154.6

229.5
154.5

241.2
145.1

233.7
132.4

212.5
119.9

219.9
107.9

214.8
122.9

214.5
130.3

229.6
136.2

240.4
135.9

243.4

21
Maart

99._
28

..

97.8

.-
.-.,.
l

1

1

1

1)
Men zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van E.-S. B. van
15
Januari
1930,
blz.
64.

Nadrnk verboden.

4
April
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

297

voorgrond bij den eenigen bedrijfstak, welke tot dus-
verre wel niet in den vorm van kartellen, wel echter
volgens ,,standen” werd georganiseerd: t.w. de land-
bouw. De staat, ‘die aan den landbouw toereikende
prijzen voor zijn belangrijkste producten garandeert,
moet er ook voor zorgen, dat door den omvang van
de productie de handhaving van deze prijzen moge-
lijk is.
Op
deze wijze heeft men dan een productie-
plan voor den landbouw opgesteld, dat ten doel heeft,
ervoor te zorgen, dat de verbouw van bepaalde soorten
graan niet wordt uitgebreid en dat grootere hoeveel-
heden dan tot nu toe niet van de landbouwers tegen
de huidige prijzen worden afgenomen. Een dergelijk
ingrijpen van den staat zal overal onvermijdelijk zijn,
waar een bedrijf doelbewust wordt gesaneerd.

Tekst van de resolutie van de Internationale Kamer
van Koophandel inzake valuta-stabilisatie.

Hieronder laten wij den tekst volgen van de reso-
lutie, die opgesteld is door de Monetaire Commissie
van de I. K. v. K. Het Bestuur van de Internationale Kamer van Koophandel heeft zich in haar 45ste zit-
ting hiermede vereenigd.

The International Chamber of Commerce has con-
cerned itself, in its recent sessions, with the various 1 ac-
tors, favourable and unfavourable, which affect the pre-
sent international economic situation. Whilst it is fully
conscious of the fact that economie factors alone do not
suf fice to explain the present situation, it feels, neverthe-
less, that considerations of a purely economie kind are
largely at the root of the continued difficulties vith which
the world is struggling. Among the economie factors in-
volved, apart from the question of discharging interna-
tional obligations in goods and services, it considers that primary significance attaches to the present instability in
the gold value of so large a number of currencies, espe-
cially as two or three of the most important of the world currencies f all within this category. It considers that the
problem of currency instability is inextricably inter-
woven, both as cause and effect, with all those other fac-
tors, such as tariff manipulations, quota systems, exehan-
ge restrictious, sharp cessation of foreign lending and
debt moratoria, which have so greatly affected the volu-
me of international trade in recent years, and that these
adverse elements cannot be tackled successfully without a
solution of the problem of currency stability.

A. certain equilibrium established.
1)

In the opinion of the Chamber, the present moment
represents a unique opportunity for taking a decided step
forward. The era of competitive exchange depreciations,
which has resulted in such a decided intensification in
the level of tariff protection, taken in the widest sense of
the word, has for the moment come to an end. It may be
said with some confidence that a certain natural equili-
briu.m has established itself, in vïrtue of whieh costs and
prices, in those countries in which they were previously
niost out of liiie with one another, have become more
adjusted than at any time since the onset of the world
depression. These adjustments have, however, taken place
whilst a certain number of countries have adhered to the
gold standard in the sense that they have not, since the
onset of adverse conditions in 1929, altered the nominal

1)
De heer Heldring heeft eenige reserves gemaakt, wat
cle opneming betreft van Nederland onder de landen, waar-
van hieronder sprake is in de passage, dat een zeker na-
tuurlijk evenwicht en een zekere aanpassing is bereikt.

gold content of their currencies. This
de facto
equilibrium
has therefore been arrived at on the tacit assumption that
no new disturbing factors manifest themselves. It would
be idle to pretend that world conditions have become so
stable that all fears of new complications have been defi-
nitely eliminated. The improvement in the foreign trade
position of individual countries off the gold standard has,
in effect, been attained by the tacit acquiescence of the
countries still remaining upon gold. But, if the mainte-
nance of such a fixed relationship were made more diffi-
cult, whether in consequence of the pressure of public
opinion in the countries in question, or the necessities
presumed or real, of their budgetary situation, the Cham-
ber wishes to express the apprehension with which it would regard the possibility of such contingencies. It
regards the maintenance of the
de facto
situation in the
remaining gold countries as being as important to the
non-gold countries as to these gold standard countries
themselves, ‘and therefore wishes to express its firm con-
viction that it is to the economie interest of the non-gold
standard countries to move, as rapidly as ever circum-
stances permit, towards a definitive regulation of the
value of their currencies.

Consequences of further countries leaving gold.
In view of the importance of the issues involved, the
International Chamber of Commerce is of opinion that it
should state what are likely to be the consequences of
any further increase in the number of non-gold standard
countries. The Chamber bas no desire whatever to anti-
cipate the course of events and to picture the outlook as
gloomier than it actually is. On the contrary, the Cham-ber firmly holds the view that in some definite respects
the outlook is more promising than it has been since
1929. Nevertheless it is impossible to overlook the f act
that a new wave of currency instability, due to the
abandonment of the gold standard by any important coun-
try now adhering to it, would in all probability have the
following consequences:
A new pressure upon the level of gold prices. In the
opinion of the Chamber, the consequence of previous de-
partures from the gold standard bas been to increase the
difficulty of adjusting the balance of payments of those
countries still upon gold: the effect of exchange depre-
ciation has been on balance a deflationary one. The Cham-
ber therefore feels that it would be 1 ailing in its duty
towards public opinion and its constituents if it did not
draw attention to the danger that a further fall in the
world level of gold prices would follow upon any new
departure from the gold standard.
The Chamber believes that a growth in the volume
of international trade is universal]y recognized as a
necessity, not only from the standpoint of the revival of
invcstment, but more importantly still from the stand-
point of relieving the appalling volume of uncmployment
which is still characteristic of all the nations of the world.
So far from the advent of a. new era of exchange depre-
ciation assisting revival, the Chamber believes that noth-
ing would be more fatal than such an eventuality, for it would probably bring in its train a new harvest of anti-
dumping exchange duties, new quota regulations-in
short, a revival of the spirit of exclusiveness-which
would prove fatal to the recovery for which all the na-
tions of the world are hoping.
Apart altogether from the direct effect to be anti-
cipated in the sphere of foreign trade, the Chamber be-
lieves that it would be disastrous to overlook the possible
effect of the contingencies under discussion upon the
general state of public feeling. In many of the areas
which now adhere to gold, the populations have had in the past the bitterest experiences resulting from the de-
preciation of currencies. Making all allovances for the

AANVOEREN
in tons
van 1000 EG.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
25131
Maart
Sedert
Overeenk.
25131
Maart
Sedert
Overeenk.
1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933
1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933 1934

1933

20.487 284.655
289.166

16.929
8.589
301.584
297.755
9.326 107.245
107.623 500 9.000
1.000
116.245
108.623

Tarwe

……………..
Rogge

……………….
Boekweit ……………..
1.007
5.137
8.289


25
5.137
8.314
Mais ………………
247.512
279.327
150
68.423
68.832
315.935
348.159
5.374
74.828
75.731
2.705
9.301
9.730 84.129 85.461
2.048
40.171
53.742

650 1.143
40.821
54.885

Gerst

……………..
19
..882

2.792 57.633
79.171
82.680 120.730
140.313 199.901

Haver

……………..
Lijozaad

……………
3.246 31.075
16.557



31.075
16.557
Lijnkoek

……………
Tarwemeel

……………
392
4.091
6.622

613
2.516
4.704
9.138
Andere meelsoorten
1.000
14.899 12.191

1.640
2.333
16.539
14.524

298

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

difference between the situation to-day and the immecliate
post-war situation, it would, in the opinion of the Cham-
ber, be idie to deny that opinion inside these gold stan-
dard countries would be seriously affected, that the tech-
nical situation of the gold mining industry would be a
difficult one and that opinion, even in those countries
which are at present not upon gold, might not be entirely
unaffected. On the contrary, it might very well be the
case that public opinion in these latter countries might
demand that the advantages, temporarily enjoyed at one
stage and now presumably threatened be restored by
means of a further depreciation. The prospects of a gene-
ral intensification of the feeling of hostility and ill-will
produced by such measures and counter-measures is one
whieh the Chamber regards with profound dis-may. It,
therefore, earnestly submits to the Governments and press
of the world the consequences which might too easily en-
sue from an extension of the area of disorganization
which has alrendy affected so large a part of the world
to-day.

Opportnne moment for currency reform.

There has in the opinion of the Chamber been a most
welcome and decided change in public sentiment in recent
months. Production has been inreasing and unemploy-ment has been declining: and the tact that these move-
ments have been taking place during a period of relative
cxchange stability is evidence of the existence of that
,,natural equilibrium” to which reference has been pre-
viously made. The world is ripe for a further advance,
for positive action in a sphere in which Governments
alone cnn take the decisive steps: the sphere of currency
reform. The Chamber believes that bold, definitive and
courageous action in this field would reap a reward accep-
table both to the statesman and the business man: con-
fidence would grow and the growth of confidence would
result both in a natural (and justifiable) improvement
in the level of prices and in the volume of international
trade. The great obstacle to recovery has been the fear of
what the future may bring; and the first and most ob-
vious, as well as the most considerable of all the evils
which the business man must face, is currency disorgani-
zation. The time appears to have come when a further
advance cnn be made; an advance which would not only
prevent the possible deterioration of the existing situation,
through the repercussions which inactivity might induce,
but would furnish a firm foundation for a progressive
improvement in the future.

.élppeal to the Governments.

The International Chamber of Commerce therefore
expresses its firm conviction that the time has come when
the Governments of the world should take the problem
of currency stabilization into serious consideration. The
mode of procedure, the initiation of positive action, the delicate negotiations which must accompany a firm in-tention to return to sounder conditions, in the sphere of
monetary institutions, must necessarily be left to the
judgment and good faith of the Governments themselves.
The International Chamber of Commerce does not feel
called upon to inciude in this resolution positive sugges-
tions upon any of these matters to the interested parties.

Conditions of effective stabifization.

Neveftheless the International Chamber of Commerce
desires again to reiterate its firm opinion that the pri-
mary condition for a successful working of a stable in-
ternational standard must be the recognition of two fun-
damental principles: that certain parts of the world are
not yet in a condition to raise their standard of life
without recourse to the capital markets of the older and
more advanced countries and that, if international lending
is not to result in disastrous losses to bankers and in-
vestors alike and further in renewed uncertainty about
the future, long term lending must be restored in place
of the short term loans which characterized the boom and
the first two years of the depression. The primary con-
dition of a whole-hearted recognition of these necessities
is a general realization that interest and sinking fund
payments can onlybe effectively liquidated in goods and
services.
It does feel, in sum, that there should be no doubt left
upon one fundamental matter: in the interest of the
business world with which the Chamber must necessarily
concern itself in the first instance, the opportunity affor-
ded by the present situation should not be neglected. A position of temporary equilibrium has been established
and it now remains vith the Governments to see to it

without further delay that through currency stabilization
a firm basis for world recovery shall be provided.

GEORGES THEUNIS
(President, Monetary Comnmittee)

T. E. GREGORY
(Rap portesLr)
ALAN G. ANDERSON

E. UELDRING
E. AR’FHUR BALDWIN

KElzo UIBANO
GIusEPi’E BLANOHIN!

RENNETH LEE
Louis
DAPPLES

CHARLES
RIsT
ALBERT FROWEIN

EiiL GEORG VON STAUSS
CAMILLE GUTT

CARL TRYGGER

De conversie van f900 millioen Nederlandsche
staatsschuld.

De groote conversieleening zal op
12
April a.s.
aan het publiek ter inschrijving worden aangeboden,
terwijl op 1 Mei de storting zal plaats vinden. De
rentebesparing gaat dan echter nog niet dadelijk in,
omdat immers de regeering bij de aflosbaarstelling
der te converteeren leeningen gebonden was aan de
termijnen, gesteld in de leeningsvoorwaarden t.w.
1 November voor de
434
pOt. leening
1916,
1 Augus-

tus voor de
4Ya
pOt. leening
1917,
1 October voor de
434 pOt. leening
1928,
terwijl de 5 pOt. tweede lee-
ning
1932 –
de eenige die naar ik reeds schreef te
allen tijde aflosbaar gesteld mocht worden – op
1 Mei, dus den datum van storting op de nieuwe lee-
ning, terugbetaald wordt. Bij de conversie moet der-
halve het reuteverschil tusschen de oude en de nieu-
we obligatiën worden verrekend tot den dag der af-
losbaarstelling. Behalve ten aanzien van de 5 pOt.
leening
1932
was er dus ten aanzien van de rentebe-
sparing geen periculum in mora, in afwijking dus
van het geval der Indische dollarleeningen, waar
elke dag bespoediging der conversie onmiddellijk ver-
mindering van rentelast beteekende.
Toch is het
begrijpelijk,
dat de regeering zoo spoe-
dig mogelijk na aanneming van de couversiewet in
de Kamers de operatie ten uitvoer legt. De laatste
jaren hebben immers
duidelijk
aangetoond, hoe wei-
nig er behoeft te gebeuren om plotseling de beleg-
gingsnaarkt totaal te desorganiseeren en maandei
lang ongeschikt voor het uitbrengen van emissies te
maken. Toen deze regeering verleden jaar aan het bewind kwam, viel zij midden in zulk een periode
van vrijwel volkomen apathie en dalende koersten-
dens, en ook de voorgaande jaren
1931
en
1932
heb-
ben zulke tijdvakken gekend. Hadden die typische
symptomen der financiëele crisis zich niet voorgedaan,
dan zouden de nu te converteeren leeningen al lang
in lager rentende zijn omgezet en de 5 pOt. van
1932
zelfs nimmer hebben bestaan. De financiëele situatie
is nog steeds labiel, zoodat het te prijzen is, dat het
huidige gunstige moment wordt aangegrepen.
Wat de modaliteiten der conversieleening betreft,
een enkele opmerking. De regeering heeft gekozen
tusschen het
314
en 4 pOt. rentetype, welke zij onge-
twijfeld beide heeft overwogen. Het wil ons voorko-
men, dat voor het succes der transactie de keuze ge-
lukkig is. Hoewel op de gronden in mijn vorig artikel
t)

genoemd ook een
3
Y2i pOt. conversieleening zeker
kans van slagen zou hebben gehad, wees de gebrui-
kelijke leeningspolitiek te onzent in de richting van
een 4 pOt. type, omdat dit zich volkomen aansloot
bij de huidige marktverhoudingen, terwijl een lager
type zijn succes zou moeten danken aan het psycholo-
gisch effect en den opwaartschen drukiop het algemeene
obligatiekoerspeil daardoor uitgeoefend. Daarbij zou men dan echter rekening hebben moeten houden met
een grooter contingent houders der oude leeningen, die niet tot conversie overgingen in de verwachting
wel een lucratiever débouché voor het geld te vinden,
zoodat het aflosbaar stellen van alle in aanmerking
komende leeningen niet zonder risico zou zijn geweest.
Nu de nieuwe leening 4 pOt. rente draagt – en
bij uitgifte tegen den parikoers, rekening houdend
met den vrjdom van couponbelasting, 4 pOt. netto –
zal de conversiefrequentie waarschijnlijk grooter zijn,

1)
Zie E.-S. B. van 21 Maart jl.

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

299

zoodat het risico, verbonden aan de aflosbaarstelling
van een groot bedrag aan oude leeningen niet zoo
groot is. Deze overweging heeft dan ook waarschijn-
lijk de regeering ertoe doen besluiten deze omvang-
rijke operatie in eens door te voeren tot een voor
onze verhoudingen inderdaad abnormaal omvangrijk
bedrag. Ik schreef de vorige keer reeds, dat de con-
versie niet minder dan een derde van onze heele ge-
consolideerde staatsschuld bestrijkt. Het is niet on-mogelijk, dat de regeering het mede voorzien heeft
op het psychologisch effect van de aankondiging
eener schuldaflossing van niet minder dan
f 900
mii-
lioen en de invloed daarvan op het aanbod ter kapi-
taalmarkt, al is het waar, dat die aflossing slechts
kan geschieden door een evenredig groote kapitaal-
vraag daartegenover te stellen.
Tenslotte heeft de regeering de
mogelijkheid
van
een aanvankelijk facultatieve conversie gevolgd door
aflossing van het niet ter inwisseling aangeboden
restant van de hand gewezen. Deze methode zou het
risico, verbonden aan het gebruikelijke systeem van
conversie, gepaard gaande met onvoorwaardelijke af-losbaarstellin’g der oude leeningen, hebben weggeno-
men, wat bij zulk een omvangrijk bedrag niet zonder
beteekenis zou zijn geweest. Erkend moet echter wor-
den, dat de facultatieve conversie een weinig over-
tuigende geste is, die onzekerheid over het succes bij
de uitvoerders aantoont.
In dit verband moet ook nog gereleveerd worden,
dat het risico verbonden aan de afIosbaarstelling der
te converteeren leeningen, v&rdat men op de hoogte
is van het resultaat der emissie van de nieuwe lee-ning niet zoo heel groot is. Blijkens het prospectus
is de plaatsing van een bedrag van
f 230
millioen
verzekerd. Men mag aannemen, dat de ,,rijksfondsen”
tot dat bedrag participeeren, hetzij door conversie
van obligatiën der oude leeningen in hun bezit, het-zij voor belegging van beschikbare middelen of een
combinatie van beide. Zoodat er nog
f 670
millioen
resteeren, die het publiek moet nemen.
Bedenkt’ men, dat de kans om in plaats van te
converteeren een lucratiever belegging te vinden voor
de houders der oude leeningen niet zoo heel groot is
wanneer zij niet in een totaal andere risicokiasse te-
recht willen komen, terwijl toch ook nog wel eenig
nieuw kapitaal ter beschikking van de markt staat,
dan is wel aan te nemen, dat de aflossing van dit
groote bedrag zal kunnen plaats vinden, zonder dat
de vlottende schuld daartoe al te veel behoeft te wor-
den uitgebreid. Wat niet wegneemt, dat, gezien
bovendien de omstandigheid, dat de meeste der oude
leeningen toch eerst over geruimen tijd aflosbaar
kunnen worden gesteld, een splitsing der operatie in
tweeën of drieën overweging had verdiend. Waarbij
echter het ,,overweldigingseffect” van een grootsche
operatie, zooals deze nu wordt aangediend, niet uit
het oog mag worden verloren.
Tenslotte zij gereleveerd, dat de aflossing der nieu-
we leening plaats vindt op annuïteitenbasis in 40
jaren, zoodat overeenkomstig de calculatie in mijn
vorige beschouwing in het eerste jaar eën ,,bespa-
ring” op amortisatie – en dus ten volle besparing
ten laste van den ,,gewonen dienst” van het budget
n’en déplaise de daartegen in de Kamers geopperde
bezwaren – wordt verkregen van ruim
f 20.
mii-
lioen, welk bedrag in
1937
en volgende jaren nog
stijgt met
f 15
millioen plus vri.jgevaUen rente.
O.K.

MAANDCIJFERS.
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSCHE BANK.

Januari
1934.

Januari
1933.

Posten
1
Bedrag

Posten
1

Bedrag

Rek.houders
60.984 f1.301.464.000 48.695 f 1.273.606.000
Door H.-bank
plaatselijk

46.562 ,,1.068.256.000 34.250 ,, 1.027.153.000
Voldoening Rijksbelast.

1.017

7.844.000 1.013 ,,

10.491.000

OVERZICHT VAN DE INDISCHE MIDDELEN

(In Guldens).

msc rijving
o

h
December

Twaalf

Twaalf
1933

mnd. 1933

mnd. 1932

Belastingen.
Pachten

…………….

49
90
Invoerr.

mcl.

Landsgoed
5.140 47.314 47.399
U•itvoerr.

mcl. Landsgoed
213
2.253 2.471
Accijns op gedistilleerd.
::
bier
}

36
560
680

petroleum
1.558
27.004
31.886
lucifers
246 3.141
4.759
706 10.566
195
Andere ontv. 1. U. en A
22
222
188 182
1.988
2.304
Personeele belasting
426
3.980 4.967
Inkomstenbel. en Crisish
3.753
38.292
48.967
Vennootschapsbelasting 335
8.452
13.268
Vermogensbelasting
126
1.633
149
1.182
8.062
11.265
Recht van openb. verkoop
38
1.861
2.643
619
6.797
7.683
Overschr. van vaste goed
130

..

1.567
2.114
Recht v. succ. en overgang
42
338 409
Vergunning speeltafels ..
36
19
93
Slachtbelastingen
416
5.264
5.743

tabak ………..

Bijz.ondere bel. buitengew.

5
73 91

Statistiekrecht …………

54
62
Landelijke inkomsten ..
2.44
.5
26.761
31.030

Verponding

……………

Belasting op loterijen …
101
1.279
999

Zegeltecht

…………..

Motorbelasting i.di.
BL
Gew,

45
558
257
Opgeheven ‘belastingen
. .

24
-28

31
Motorvoertuigenbel.

Hoofdgeld

……………3

Java en Madoera
85
1.108

Totaal
199.267
219.681
Monopolies. Opium excl. opiumfabriek
968 12.617
17.272
-173
12.185 16.141
Pandihuizen

……….. ….
Zout

…………………
1.186
15.899
15.114
Totaal
1.981
40.701
48.527
Producten.
147
616
653
Landscaoutchoucbedrij!
297
1.821
1.339 7.211
8.314

.

Banka-tin

…………..
2.327
24.277
10.105
371
5.196 6.214
Totaal ….
39.121
26.625
Bedrijven.

1.058
11.838
12.617

1(ina en Thee

…………

13]
2.133 3.264
Waterkracht en Electricjt
211
2.764 2.883

Boschwezen
…………..478

280
1.017 1.117

Goud en zilver ……. …..

Post-, Telegr.- en Tel.dienst
2.248
23.149 25.530

Steenkolen …………….

Spoor. en Tramwegen 2.598

..

34.634
44.876

Havenwezen

…………..

Totaal ….
6.526 75.535
90.287
Baggerdienst

………….

Diverse
middelen.

Landsdrukkerij

………..

Winstaandeel ,,Billiton”
.
700 700

Winstaandeel Jav. Bank

225

Afstand van grond
899
3.219
3.290
135
3.806 3.185
Mijnconcessies

………..
Boeten

en

verbeurdverkl
96
940
1.075
Leges en salarissen
39
42[
476
Heff. t.z.v. gesl. werkover.

2
66
107
Opbrengst d. Weeskamers
46
657
705
Kadaster

…………….24
283 356 Ontv. Gevangeniswezen
114
2.901 3.801
Afkoop heerendienst. B.G.
69
1.303
3.194
366
4.988
5.580
Ontv. ziekeninricht. enz.
75
843
890
IJk van maten en gew.
50
682
625
Verk. en verh. van huizen
154
1.957
2.138
Ontv. waterleidingen
66
447
506
227
2.432
2.423
249
2.794 2.737

Schoolgelden

……………

65
2.906 3.982

Totaal..
3.376
31.570 35.070

Bakengelden

……………
Loodsgelden

……………

Recapitulatie.

Allerlei

……………….

17.866
199.267
219.681

anono olies
1.981
40.701
48.527
Totaal belastingen

………

roduten
3.620
39.121
26.625

edrijven

. : : : :::::
6.526
75.535
90.287

diverse middelen 3.376
31.570
35.070

Totaal generaal ….
1
33.369

1386.194 1420.190

300

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4
April 1934

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
isc Wissels 24
19Sept.’33
N e d.
Lissabon

•…
54
8Dec.’33

Prsch.
BkelBn3
19Sept.’33
Londen ……
23OJuni’32
in R.0
3
19Sept.’33
Madrid ……
6
26 Oct.’32
Athene ……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.RB.
1.1
1 Feb.’34
Batavia ……….

4416Aug.’33
Oslo

……..

3422
Mei’33
Belgrado

……..
7
9 Febr.
’34
Parijs

……
3

8Feb.’34
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……

3425 Jan.’33
Boekarest……..
6

5Apr.’33
Pretoria

….
3415 Mei’33
Brussel ……….
34
13Jan.’32
Rome……..
3

11 Dec.’33
Budapest ……..
44
17Oct.
’32
Stockholm
..
24
1 Dec.’33
Calcutta

……..
34
16Feb.’33
Tokio

….
3.65

2 Juli’33 Dantzig

……..
3

6
Mei ’33
Weenen……
5
23Mrt.’33
Helsingfors ……
44
20 Dec.’83
Warschau.
.
..
5
26 Oct. ’33
Kopenhagen
24

1 Dec.’38
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31

OPEN MARKT.

1934
33
1932
1914

31
M
t
26/31 19/24
12117
Mrt./
~
27
29 Mrt./
20/24
Mrt.
Mrt. Mrt.
pril
2 April Juli

Amsterdam
Partic.disc.
I
1
12
5
15
1
5
116-
5
15

I3
116’15

1 1/_3/
11..51
1116-5116
31131
Prolong.
1
1
12
1’1

1


1
14
1
111
4

2
1
14-
3
14
Londen
Daggeld.
. .
314-1
31
4
1

3
14-1

314-1
1
/
2_I
I13-4
1314-2
Partic.disc.
18-116
1181

7I
8
1,
6

715_151,4
!16
1
18
211&_511
4114_314

Bert/in
Daggeld…

4
1
I4-6
1
I8

4
1
1s_5
1
11

4
I
1
..
5
1
1
4
1
1-6
612-7
3
14

Maandgeld

41J
4
_53j
4
2
41/
4
_52j
4

41/
4
_53/
4

41/353f4
6
1
-71
12


Part, disc.

37/
s
2)

37j

37/
s

37/
s

5916
2118-112
Warenw.
..

4_1J
4
2)

4.dj
4

4_11
4

4_21
4

6_114

We,,, York
Dageld 1)
1 1

t

1
3
2
1
I2
3
I4
I
3
14-2
1
12
Part,c.disc.
1
/2
1
/2

11

1

I/
2
1
14
2114_112

Koers van
30 Mrt. en daaraan
voorafgaande weken tjm. Vrijdag.
26j29
Mrt.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
)
)
*)
)
1)

27 Mrt. 1934

28

,,

1934
1.48%
7.58%
58.93
9.774
34.64
100%
29

,,

1934
1.48%
7.62
58.85
9.764
34.62
100%
30

,,

1934
– – – –
31

1934
– – –

2April1934
– – –

Laagste d.w
1
)
1.48
7.57
58.80
.

9.754 34.574
100
Hoogste d.w
1
)
1.49
7.62
59.-
9.78
34.674
100%
Muntpariteit
2.4878 12.1070 59.263
9.747
34.592
100


Data
ZWIt_
serlan
Weenen
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid
rest’)

27 Mrt. 1934




– –
28

,,

1934
47.97

6.174
1.48
12.734
20.274
29

,,

1934
47.91
-.
6.174
1.48
12.774 20.29
30

1934






31

,,

1934



– –

2 April1934



– –

Laagste d.wl)
47.85

6.124
1.45
12.70
20.15
Hoogste d.w1)
48.02%
28.-
6.20
1

1.53
12.77j1
20.35
Muntpariteit
48.12%
35.007
7.3711.488
13.094 48.52

D a a
Stock-
Kopen-
Oslo
.
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
0)

hagen*)
fors2″)
Aires’)
treal
1)

27 Mrt. 1934





28

,,

1934
39.15 33.90 38.15
3.34
37%
1.48%
29

,,

1934
39.35 34.10
38.35
3.34
37t1
1.48%
30

,,

1934



– –

31

1934-





2April1934


– –


Laagste d.wl)
38.80 33.65 37.80
3.30
37 1.47
Hoogste d.wl)
39.50 34.20 38.50
3.3711
38
1.50
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.2661
95%
2.4878
•) INoteering te Amsteraam.
)
INOt.
te Xotteraam.
‘)
t’art. opgave.
In ‘t
lst.e
of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a a
Londen
($ per £)
Parijs
( p. IOOfr.)
Berlijn
(8 p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld.)

27 Mrt.

1934
5,10
6,58%
39,72 67,30
28

,,

1934 5,11% 6,58%
39,72 67,38
29

,,

1934
5,12
71
8

6,57 39,61
67,32
30

,,

1934

– –

31

1934
5,14% 6,59%
39,75
67,46
2April

1934
– –
– –

3 April

1933
3,4291,
3
,
931
1
23,83
40,34%
Muntpariteit.,
4,86
3,901
23.81%
403,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en

1Noteerings-1
Landen

1
eenheden
17
Mrt. 1
24
1

1934

1
Mrt.
1934
26131
Mrt.
’34
Laagste Hoogste
31
Mrt.
1934

Alexandrië..
Piast.
p..0

97%
97%
97’1
8

97518
97%
Athene

….
Dr. p. £
535 530 530 535 535
Bangkok….
Sh. p.tical
1110I1
111011
8

1110I1
111011
8

1110l1
Budapest

..
Pen. p. ç.
17% 17%
17%
17%
17%
Buenos Aires
d. p.$
27’1
16

27
26%
2J11
8

2671
8

Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116
3
1
33

116
3
1
33

11611
16

116l1
1
1
1
6
3
1
82

Constantin..
Piast. p. £
630 630
630
633
633
Hongkong
• .
8h. p.
$
11651,
0

116
1/5% 1/6%
116
tj
8

Sh. p. yen
1/23/,
4

1/211,,
1121/
s

112%
1/281
1

Lissabon….
Escu. p. £
10971
8

1097/,
109%
110%
110
Mexico

….
$perg
18%
18%
17%
18%
18%
Montevideo
.
d.perC
38
3811
3771
8

38
1
18
3771
8

Montreal

..
$
per £
5.093
5.10%
5.09%
5.14 5.12%

Kobe

…….

Riod. Janeiro
d. per Mil.
411,
4
1
18
4’1
4
,
1
8

4’1
Shanghai

..
Sh. p. tael
11451,
6

1/4%
1/3B,

114%
114%
Singapore
..
id. p.
$
2
1
45
13
2

2/4
6
1
33

21411,
214%
214
5
1
35

Valparaiso
1)
$
per £


– –
Warschau
..
Zl. p. £
27 27
2 6 %
27%
27%

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
27 Mrt. 1934.. 20
45
s1
8

27
Mrt.

1934….
136134
28

,,

1934..

1971
8

458/
28

,,

1934….
13613
29

,,

1934..

1915/
18

45%
29

,,

1934….
135
1
54
30

,,

1934
V
.


30

1934….

31

,,

1934..

45%
31

1934….

2 April1934..


2 April1934….

3April1933..

17%
27
3 April 1933….
120144
27 Juli 1914.. 24191, 59

27 Juli 1914…. 84110%
t)
In
pence
p.
oz.stand.
2)
Fo.eign silver In $c. p.oz. line.
3)
in ah. p. oz.fine

STAND VAN
‘s
RIJKS KAS
Vorderingen.

1
23Maart 1934 1
29Maart1934
Saldo van’s Rijks Schatkist
bij
De Ne-
derlandsche Bank …………….. ..
f
5.804,318,99


Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

761.967,10
f

296.237,82
Voorschotten op ultimo Februari 1934a.
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hootda. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,
1.403.870,72
,,
1.403.870,72
Voorschotten aan Ned.-lndig…………263.491.119,57
,,261.528.067,46
Id. aan Suriname …………………
….11.335.079,06

,,.
11.381.948,06
Id.
aan Curaçao.
…………………
…..4.736.406,98

,,

4.743246,98
Kasvord. weg. credietverst. a/h. buitenl
.,
104.324.799,32 ,,105.451 .164,94
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen
,,
38.936.827,89
,,
32.646.120,75
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)


Vord. op andere Staatsbedrijven
1
) …….
18.285.229,87
,,
10.826.409,33
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld
leeningen aan gemeenten (saldo)……45.050.932,15
.,
45.061.432,15
Verolichtineen.

1

art.
16 van
haar

o
c
trooi
rt

f

8.391.983,61
Schatkistbiljetten in omloop ………

f437.617.000,-
,,437.617.000.-
Schatkiatpromeasen in omloop
…….
35.190.000,-
,,
35.190.000.-
1.364.842,50
,,

1.363.327,-
Schuld op ultimo Februari
1934
aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.

Zilverbons in Omloop ………………..

pers. bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

.



Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’)
,,

4.223.618.15
,,

3.303.586,99
bel, en op de verm. bel……………….

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en
T.

..,,1l2.6l0.758,85
,107.624.029,44

Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

Id. aan diverse instellingen’)
…..
……
88.814.398,17
,,

89.761.154,32
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH

INDISCHE VLOTTENDË SCHULD.
Vorderingen:
.

Saldo Javasche BanK
.
…………….



Betaalmiddelen in ‘s
Lands kas


waaronder Muntbiljetten….
…….

…..


Verplichtingen:
Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinstell
f260.802.000,-
f
261.528.000,-
Schatkiatpromessen
………
………

1.000.000.- 1.000.000,-
Schatkistbiljetten
……….
.
………

…..

10.040.000,-
,,

10.040.000,-
….



Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonda.,,
3.657.000,-

..

-.
Muntbiljetten
in omloop ………………

Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.,,
2.026.000,-
,,

1.504.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……
9.314.000,-
8.712.000,-

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.

Data

.
Metaal
17f
e
Andere.
opeischb.
Discont.
Dl

24Febr.

1934..
728
1.002
523 582
2.432
17

1934,.
726
1.161
540
583
2.581
10

,,

1934..
725 1.025
492
580
2.445
3

,,

1934..
727
1.201
542 588
2.477
27 Jan.

1934..
726
1.121
534 592
2.440

5 Juli

1914,.
645 1.100
560
735
396
‘1
olulip. Un acilva.

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

301

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 3 April 1934.

Activa.
Binnen!.
Wis-1
Hfdbk.
f’
21.102.295,16
sels, Prom.,

Bijbnk. ,,

242.028,24
enz.in
disc.

Ag.sch.

4.532.154,56
,,
f
25.876.477,96
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

1.154.475,-
Af: Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.

i.154.45,-
Beleeningen
ncl. vrsch.
ifdbk.
f
121.794.753,611)

in rek.-crt.
Bijbnk.

5.354.280,24

op onderp.
Ag.sch.

,

45.468.640,03

f
172.617.673,88

Op Effecten

……f
169.553.443,57
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

3.064.230,31

,,
172.617.673,88
1
)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud
……f
106.7 15.225,-
Muntmat., Goud
.. ,,
679.690.212,66

f

786.405.437,66
Munt, Zilver, enz.

,,

24.440.571,57
Muntmat., Zilver,.


,,
810.846.009,232)
Belegging
1
1.
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

…………………….,,
21.395.753,62
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,-
Diverse

rekeningen ………………,,
6.530.676,38
Staatd. Nederl. (Wetv. 27J5/’32, S. No. 221) ,,
18.331.195,17

f
1.061.752.261,24

Passiva.
Kapitaal …..
…………………..

f
20.000.000,-
Reservefonds…………………….,,
3.749.272,82
Bijzondere

reserve

……………….,,
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
8.794.549,89
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
933.436.210,_
Bankassignatiën in omloop

………..,
810.785,57
Rek.-Cour. j Het Rijk
f

4.247.213,13
saldo’s:

k
Anderen

,,80.835.585,35
85.082.798,48
Diverse

rekeningen ……………….,,
4.878.644,48

f

1.061.752.261,24

Beschikbaar metaalsa.ldo

…………f
404.126.844,10
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis

,,
1.010’3

17’d’10,-”
i) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van
15
Maart 1933, Staatsblad No. 99)

……..
f
76.424.425,-
2)

Waarvan

in

het buitenland

…… . ……….
……….
6.567.252,47

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud Andere
Beschlkb.
Dek-
Data
Circulatie
opelschb.
Metaal-
klngs
Munt
j
Munfmat.
schulden
_saldo
parc.

3 April’34
106715
679.690
933.436 85.894 404.127
79
26 Mrt. ’34
106715
679.690
901.269
103.074
411.410
81

25 Juli

’14
65.703
96.410 310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist-
,
ee
Papier Dverse
Data
bedrag
promessen
,

g
op het
reke-
disconto’s_
rechtstreeks
______
buitenl.
nin
gen
1
)

3 April 1934
25.876

172.618
1.154 6.531
26 Mrt. 1934
27.648

144.726
1.155
6.377

25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
‘j
unoer ae activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
1

1

schulden
saldo

31 Mrt.’34
2
)
145.690
191.430
28.880
57.566
24

,,

1342)
145.520
190.320
29.290
57.676

3 Mrt.1934
115.980
34.512
190.266 28.143 63.129
24 Feb.1934
115.848 34.558 189.638
28.529
63.140

25 Juli1914
22.057
31.907 110.172
12.634
4.842

Data
buit en
N.-Ind.
betaalb.

Dis-
conto’s
Belee-
ningen
Diverse
reke-
ningen!)

kingS
percen-
t ae

31 Mrt.’34
2
)
270
76?20
12.240
66
24

,,

‘342) 270
76.710
11.340
66

3 Mrt.1934
358
11.711
69
9.060 1

47.89
24 Feb. 1934
539
9.063

i8.400
11.663
69

25 Juli1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44 1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

-1. FEDERAL RESERVE BANK TE NEW-YORK.
(In millioenen Dollars.)


Goudvoorraad
Wissels

afa Othe
•. r
Cash
2),

Totaal
Goudcer-
Inherdisc.
van de
n

eopen
bedrag
tificajen
1)
member
m

kr gekoeht
banks

7 Mrt. 1934..
1.280,4 1.277,0
51,5
26,5
2,6
28 Febr.1934
. .
1.181,6 1.178,0
49,0
30,3
3,1
21

,,

1934..
929,6
920,7 52,1

.
31,7
5,6
14

,,

1934..
870,6 861,5
55,6
32,0
5,3
7

,,

1934..
844,7 835,4 53,0
33,4
5,4
31 Jan. 1934..
912,7
903,1
53,5
36,9
6,6
24

,,

1934..
932,0
563,4
59,2
45,0
3,2
17

,,

1934..
960,0
588,7
58,1
47,6
3,8
10

,,

1934..
956,6 589,0
61,0 47,7 6,4
3

,,

1934.,
922,3
584,4
52,3
47,2
11,6
27

Dec. 1933..
885,8
564,4
.50,8

.
49,1
4,7
20

,,

1933..
898,7
574,9
44,1
46,7
9,5
13

,,

1933..
921,7 575,1
53,6
45,0
13,2

8 Mrt. 1933..
214,9
169,7 49,1
772,8
79,6
9Mrt.1932..



137,5
58,4

Data
Belegd in
U. S.
Gov
.
FR. Notes
Totaal
Depositos
Gestort
Kapitaal
Algemeen
.Dekk,ngs-
Sec.
.
c,rculat,e

perc.
5
)

7 Mrt. 1934..
801,8
611.4
1.409,1 59,3
65,9
28 Febr.1934.,
801,8
610,3 1.316,0
58,5
•63,9 21

,,

1934..
816,8 609,9
1.092,3 58,5
57,7
14

,,

1934..
816,8
602,5
1.037,1
58,5
56,5
7

,,

1934.,.
831,8
599,2
1.027,6
58,6
55,2
31

Jan. 1934..
833,9
597,7
1.105,1
58,6
56,7
24

,,

1934..
831,8
597,0 1.139,0
58,6
57,1
17

,,

1934..
831,8
609,7
1.160,9 58,6 57,5
10

,,

1934..
831,8
622,8 1.143,5
58,5
57,6
3

,,

1934,.
831,8
649,1 1.060,2
58,5
57,0
27 Dec. 1933..
831,7 643,3 1.018,6
58,3
56,4
20

,,

1933..
831,7 655,3
1.014,4
58,3
56,5
13

,,

1933..
831,7
644,1
1.067,2
58,4 57,0

S
Mrt. 1933..
515,4
969,6 806,9
58,4
41,4
9 Mrt. 1932..
319,5
564,5 832,4
59,5
68,4
‘, vanal ii
Jan. 3′!. 1 evoren ueKKing
1.
t<. INotes. ueze certincaten
werden door de schatkist aan de Reserve Banken verstrekt voor het als
gevolg van de devaluatie overgenomen goud.
Other Casli” does not include F. R. notes or a bank’s own F. R.
bank
notes. Tot en met 3 Mei 1933 Wettig betaalmiddel, Zilver etc.
Verh.tot. voort. muntmat. en wettig bet.m. tegênoverF.R. notes en dep.
II. ZWEEDSCHE RIJKSBANK.
(In millioenen Kronen.)

Data
Goud
1)
Buitenl.
tegoed
en
wissels

Zweed-
sche en
vreemde
Staatsf.

Dis-
confos
en
Beleen.

Circa- lat,e
Rek.
Crt.

15 Mrt.’34
373,0
508,0 201,2
2
)

48,7
573,5
574,6
7

,,

’34
373,0
507,9 201,2
2
)
48,7
569,0
577,8
28 Feb.’34
372,7
508,0 201,2
2
)
50,3
597,0
556,6
23

,,

’34
372,7 508,2
201,2
2
)
51,2
534,7 615,3
15

,,

’34
372,4 490,2 201,2
2
)
51,4
554,0 593,5
7

,,

’34
372,4
483,1
201,7
2
)
52,8
554,7
570,6
30 Jan.’34
372,3
4,48,8
201,7
2
)
52,3
582,8
508,7
23

,,

’34
372,1
446,2
201,7
2
)
53,1
525,9 560,6
15

,,

’34
371,6
451,0
226,7
2
)
53,6
550,9 566,4
7

,,

’34
370,3
447,5
226,7
2
)
53,6
586,4 522,8
30 Dec.’33
370,3
446,2
226,7
2
)
54,6
647,6
469,5
23

,,

’33
370,3
440,9 226,2
2
)
54,4
603,5
492,3

18 Mrt.’33
231,9
262,8
226,4
2
)
96,6
513,9 232,3
19 Mrt.’32
205,9
113,0
3,72)
443,8
523,7
209,0
– ‘) bedert 4 Mrt. 193J mcl. net
goud in net buiten!. Alleen Lweedsche.
III. BANK VAN NOORWEGEN.
(In niillioenen Kronen.)

Data Goud!)
Tegoed
in het
bu,tenl.
1)
Effecten
Dis- conto’s

en
Beleen.

Circa-
lat,e
Rek.
Crt.

22 Mrt.

1934..
118,3
26,6 30,9 270,1
316,6
67,7
15

,,

1934..
118,3
26,4
30,5
269,5
310,1
73,6
7

,,

1934..
118,3
26,2
30,4
262,5
309,1
66,9
28 Febr.

1934..
118,3
26,0
30,3
263,2 313,0
62,8
22

,,

1934..
118,3
25,7
30,3
260,0
305,3
65,5
15

,,

1934,.
118,3
25,5
29,9
261,2
304,2
63,4
7

,,

1934..
118,3
25,4
29,5
264,2
304,9
65,7
31. Jan.

1934.,
118,3
23,9
29,1
269,7
311,5
62,9
22

.,

1934..
118,3 23,7 29,1
268,8 309,6
67,2
15

1934..
118,3 24,7
29,2 261,0
312,7
58,9
8

1934.,
118,3 28,3 29,2
264,3
314,7
64,1
30 Dec..

1933..
118,3
30,0 29,2
274,0
63,0

22 Mrt.

1933..
150,8
30,9
35,1
2J1,1

1
316,7

288,3
86,8
22 Mrt.

1932..
155,3
15,8
29,3
259,5 310,4
85,8
.3
OCUCEt
ij
,vtei
.u33 is
net in net uultent. aanw. got.0 unuer uen post
Tegoed in het buitenland” opgenomen en niet langer onder ,Ooud”.

302

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4
April 1934

STATISTISCH OVERZiCHT

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
80 K.O. La
R000E
MAIS
OERST
64165 K.G.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN ROODE
KOOL
RUND-
VLEESCFI
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Piata
La Plata
loco
Ie kwal.
1-5 pond
gewoon
perlOO KG. Ie kwal.


1-5
pond
(versch) (versch)
Rotterdam!
Amsterdam
R’damlAdam
R’damjAdam
loco Rotter-
dam/Adam

R’damjA’dam
per lOO KO.
Broek op
per lOO KO.
Oem.v.3kw.
per 100 KO.
per 100 K.G.
per 100 K.O.
per 2000 K.G.
per 000 K.G.
per 1960 K.O.
Broek op
Langendijk Broek op
per 100 KO.
Rotterdam
2)
3)
________

Langendijk Langendijk
Rotterdam

f1.
sj
f1.
fi.
0
16
to
f1.
°i
Y

°h
T
°h
Y
010
T
010
t
1925
I720
100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9



1927
14,75
85$
12,47
6

95,4
176,00
76,0
237.00
100,4
362,50
78,4

.



1928
13,475
78,3
13,15 100.6
226,00
97,7
228,50
96,8 363,00
78,5

4,55

100,0
13,25 100,0
17,23
100,0
93,
100,- 77,50 100,-
1929
1225
71,2
IO$75
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
7,38

162,4
11,78
88,9
9,10
52,8 96,40
103,7
93,12
5

120,2
1930
9,67
5

56,3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00
77,0
2,05

45,1
2,14
16,2

5,77
33,5

108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4.55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06

67,3
1,94 14,6
6,96
40,4
88, 94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4 4,62
6

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
1,49

32,8
8.07 60,9
1,84
10,7
61, 65,6
37,50
48,4
1933
5,01
5

29,2
3,54
27,1
68,50

29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
0,82

18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52, 55,9
49,50 63,9

k
an.

1932
505
29,4 5,076 38,8
71,25 30,8
114,00
48,3
142,50
30,8

—–

1,49

32,8
8,69
65,6

—-

1,87
10,8
70,-
75,3
40,-
51,6
ebr.

• 530
30,8
5,075
38,8
74,00 32,0
108,50
46,0
14225
30,8
1,28

28,1
8,98 67,8
1,29
7,5
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart


5,526
32,1
5,80
44,4
86,75 37,5

118,00
500
143,25
31,0
1,68

36,9
12,26

92,6
1,78 10,3
67,-
72,0
32,-
41,3
April

,,
5,65
32,7
6,22
5

47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2

63,-
67,7
28,-
36,1
Mei

,,
5,60 32,6 5,30


40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2

67,7
26,-
33,5
juni
5,22
5

30,4
4,15
31,7
80,75 34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
43,9
juli
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1

,

——————

68,8
35,50
45,8
Aug.
5,20
30,2 4,07
5

31,2
77,50 33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept
.
5,4fl
31,8
4,20
32,1
78,50 33,9 88,50
37,5
150,75
32,6

——–

—————————–

55,-
59,1
42,50
54,8
Oct .,,
5,25
30,5 3,92
6

30,0
74,50 32,2
79,50
337
138,25
29,9
51,-
54,8

56,8
Nov
.

.,,
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25 30,8
79,00
33,5
135,25
29,2
1,06

23,3
4,10 31,0


53,-
57,0
46,-
59,3
Dec
.
4,725
27,5
3,80
29,1
66,25 28,6
75,25
31,9
135,00
292
0,84

18,5
3,99
30,1
3,02
17,5
53,-
57,0
46,-
59,3

ian.

1933
4,95
28,8 3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
0.67

14,7
3,38 25,5

————

3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
57,7
vebr.

.,,
4,775
27,8 3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
317
130,25
28,2
0,60

13,2
2,06
15,5
2,51

14,6
49,25
53,0

58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,82
5

29,3
73,50
31,7 76,25
32,3
130,50
28,2
0,61

13,4 1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0

59,3
April
5l5
29,9
3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
49,50
53,2
48,25 62,3
Mei
5,40
31,4 3,775
28,9
70,50 30,5
73,25
31,0
146,75
31,7

——–









—–









——

52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5 3,55
27,2
66,00

28,5
75,75
32,1
163,25
35,3










—-









—–

51,25
55,1
48.-
61,9
Juli


5.82
5

33,9
3,85
29,4
64,25 27,8 78,00
33,1
176,25
38,1
49,25
53,0
48,50 62,6
Aug.
5,30
30,8 3,55
27,2
61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
49,-
52,7
49,25 63,5
Sept.
4,95
28,8
3,475

26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5

56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.

,
4,55
26,5
2,95 22,6
74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
1,26

27,7 2,23






——-






—-

16,8
59,50
64,0
54,375
70,2
Dec.


4,57
26,6

3,30
25,3 73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4
0,97

21,3 2,56








—-






—–

19,3 1,76 10,2
60,75
65,3
53.50
69,0

ian.

1934
4,75
27,6
3,10


23,7
65,25
28,2
58,00 24,6
14425
31,2
3,65

80,2
2,30







—-

17,4
3,08
17,9
62,50
67,2
53,75
69,4
rebr.

.,,
3,40
19.8
2,775
21,2
65,25
28,2
58,50 24,8
13300
28,8
3,97

87,3
1,63 12,3
3,12
18,1
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart


3,25
18,9
2,72
5

20,8 70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
5,99

131,6 1,23
9.3
4,24
24,6
61,75
66,4 50,50
65,2
26

,,
3,15
18,3
2,65
20,3
72,00
31 1
5900
25.0
132,00
28,5 6,53

143,5
1,22
9,2
4,42
25,7
63,-t
67,7
50,-5
64,5
3 April
1

3,20
1

18,6
2,70
20,7
71,00
307
57,501
24,3
132,00
28,5
1)
Men zie voor
de
toelichting
op dezen staat de nos.
van
8

15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15 Febr.
1933.
)
Tot Jan.
1931
Hard
Winter
No. 2.
van Jan.
1931 tot
16 Dec. 1929
tot 26 Mei
1930
7415 K.O.
Hongaarsche
vanaf 26
Mel 1930
tot
23 Mei 1932
74 K.O.
Zuid-Russische;
van
28
Mei 1932
tot 2
Oct. 1933
No.
2 Canada.
4)
Tot
Canada.Van
19 Sept.’32
tot
24 Juli’3362163
K.G.
Z.-Russ.
5
)29Mrt.
6)
36
Mrt.

Vervolg
STATISTISCH
OVERZICHT
MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
Mid. Contin.
Cride
Gulf exp.
_______________________ _________ gekamde
Australische, Australische,
FIUIDEN
SALPETER

ongezeefd t.o.b.
33m 33.9°
64/66°
$cts, per
Mlddling
locoprijzen
F.

F.
1

Sakella
o.
F. No. 1
Oomra
Merino, 64’s Av.
loco Bradford
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 lO.
R damjA’dam
per 1000 K.O.
per barr’el
U.S. gallon New-York
1

rides
Liverpool
per Ib.
SO’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per lb.
Liverpool Bradford per Ib.

1925
f1.
10,80
ij
100,0
$
1.68
100,0
$cts.
14,86
%
100,-
$cts.
23,25
Oio
100,0
pence
29,27
°/s

100,-
pence
9,35
of
100,-
pence
55,00
oio
100,0
pence
29,50
17
100,0
ii
34,70
1100,0
71

12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89
112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4 47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
1

82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
1116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
1
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9 26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04 33,9
8,60
37,0 7,33 25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,01)
74,1
0.81
48,2
4.50 30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8 0.45
26,8
3,61
24,3 6,75 29,0 5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50 32,2
13,26
38,2
6,18 51,5

,
an.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3
5,25
35,3
6,65 28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00 30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
rebr.,,
8,25 76,3
0.71
42,3
4,92
6

33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00 30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3
4,626
311
6,90 29,7
5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34
292
6,25
26,9 5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00
30,5
9,25
26,7 7,40
61,7
Mei

,,
8,30 76,9 0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,57
156
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25
28,0
8,88 25,6
7,40
61,7
juni

,,
8,25 76,3
0.86
51,2
4,25
28,6
5,25
22,6
4,44
15′,2
2,55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
Juli
8,10
75,0
0.86
51,2 4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77 29,6
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1
– –
Aug.,,
7,80
72,2
0.86
51,2
4,30 28,9
7,35
31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6
8,25 28,0

34,6
5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8 0.86
51,2
4,375
29,4
7,75
33,3
6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86 51,2 4,45 29,9
6,50 28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8,50
28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.,,
7,40 68.5
0.86 51,2
4,60
31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0

34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.746
443
4,436
29,8
5,95
25,6
4,73
16.2
2,80 30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53
31,5
4,16
28,0
6,15 26,5
5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
Febr.,,
7,20
66,7
0.38
22,6
3,97
26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
53,3
Maart

,,
7,25
67,1
038
22,6
3,87
5

26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2.77
29,6
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0
6,40
53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37

t/

pence.

22,0
3,67
24,7
6,65 28,6
5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
533
Juni

»
7,15
66,2
0.25
6

15,2
302
20,3
7,85
33,8
5,85
20,0
3,25 34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40 53,3
Juli

,,
7,05
65,3
0.41
.

24,4
3′,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.

6,95
64,4 0.37
22,0 3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9.75
33.1
14,75
42,5
5,80
48,3
Sept.

6,85
63,4
0.52
31,0
3,50
23,6
1

6,60
28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13 44,1
5,85 48,8
Oct.

1
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,21
6,40
2.7,5
4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10.75
36,4
14,50
41.8
5,90 49,2
Nov.

1
6,75 62,5
0.66
39,3
3,72 25,0
1
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39
25,6
23.75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6 5,95
49,6
Dec.

,,

J
6,95
64,4
0.67
39,9 3,75
25.21
6,50
28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0

Jan.

1934
6,65
1

61,6
0.66
39,3
3,74
25,2
7,10 30,5
5,47
18,7
2,59 27,7
27,00
49,1
14,75
50,0

37,5
6,15
51,3
Feb,.
,,
6,30
1

58,3
0.64
38,1
3,25
21,9
7,50 32,3
5,50
18,8
2,76
29,5
23,75
432
12,75
43,2

37.5
6,20
51,7
Maart

6,25
1

57,9
0.63 37,5
3,05
20,5
7,40 31,8
5,52
9

18,8
2,54
3

27,2
23,25
42′,3
11.75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
26

,,
6,25 0.63
37,5
3,_S)

20,2
7,30
31,4
23,00
3
)
41,8
11,50
3
)
39,9
12,50
4
)
36,0
6,25
52,1
3 April

»
6,30
1

58,3
0.63
37,5
7,30
31,4 6,30
52,6
1)
Jaar- en maandgem.
afger.
op
2
)29
Mrt.
9
)28
Mrt.
4
)20
Mrt.
6
)22
Mrt.

4 April 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

.

303

‘AN
GROOTHANDELSPRIJZEN’)

ZUIVEL EN EIEREN
:

METALEN

.

BOTER
BOTER

p.K.O.
KAAS
Eter
EIEREN
KOPER
LOOD

TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
i
ZINK
GOUD
ZILVER
cas
per

.

.
Leeuwar-
Heffin Crisis

maar
Fabrieks-
em. no
.
Eiermijn
an aar
Locoprijzen
Loco rizen
Lodn
loco rizen
LonEer per
Foundr
No. 3 f.cb.

(Lux III)
p.

Locoprijzen
Londen
cash
Londen
.
Londen per
derComm.
Zu

ei-
kaas
Roermond
Londen
er En

ton
g.
En

ton
g.
Mddlesb
Eng. t. fo.b.
per
per ounce
Standard
Noteering ki. m!merk
p. 100 st.
per Eng. ton
ton
erEn
p

g.
Antwerpen
Eng.ton
line
Ounce
.
Ctr.

per5OK.G.
:

fi.
Oj
El.
11.
OJ
11.
0(
£
0
10
£
0
10
£
Ojo
Sh.
°Io
Sti.
0
10
9
O/
sh.
Of
pence
oIo
1925
231
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0′
36.816
100,0
261.17
1

100,0
731-
100,0
671-
100,-
36.316
100,
8516

100-
2’ls
100,0 1926
1,98 85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.17i6
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5.
28
11
.18
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
55.14!-
89,7
24.4-
66,4
290.41-
110,8 731-

100,0
6416
95,3
28.101- 78,8
851-
99,5
26j
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26116
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51- 63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
24
7
116
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2 54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
116
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3
36.5!-
58,4
12.11- 33,1
IIOJ(-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.106
31,9
9216

108,2
131
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5 4.14
45,1
fl.171-
36,8
8.121-
23,6
97.2/-
37,1
42f-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
118/-

138,0
12
7
1g
40,1 1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.176
21,6
131.18;-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
124/714 145,8
12
3
19
38,5

Jan.

’32
1,16
50,2

25,75
46,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.14(-
29,4
98.181-

37,8
416
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013

140,7
13
7
1
43,2
Eebr. ,,
1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3 26.41-
42,2
10.51-
28,1
99.216
37,9
41 6
56,8
401-
59,7
10-1-
27,6
11916

139,9
14
43,6
M rt.

,,
0,98
42,4

23,65
42,2 3,425 37,3 24.
181-

40,1
9.91-
25,9
96.61-
36,8
441-
60,3
40/-
59,7
9. 1 1
f-
26,4
1 1
4/-

133,5
13
3
11
42,8
Apr.

,,
0,99
42,9

19,60
35,0
2,77
5

30,2 23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
9.21
25,2
11013

129.0
131(
40,9
Mei

,,
0,82 35,5

19,65
35,1
2,88 31,4
21.61- 34,3
8.-j-
22,0
89.1316
34,2
441-
60,3
37j6
56,0 9.91-
26,1
11219

132,0
i25/
39,3
Juni
1,11
48,1

24,25
43,3 3,08
33,5
20.1216
33,2
7.51-

19,9
84.91- 32,3
441-
60,3
3716
56,0
8.131-
23,9
11316

132,7
l2la
39,3
Juli

,,
0,96
41,6 0.45
19,55
34,9 3,125 34,0
19.216
30,8
7316
19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
371-
55,2
8.616
23,0
1161

135,7
12
3
1
38,5
Aug.
0,76 32,9 0,58
17,90
32,0 3,72
40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
l0l.-!-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
11816

138,6
12116
39,9
Sept.
.
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2 4,64
50,5
25.8!-
40,9
9.1016
26,1
109.916
41,8
421-
57,5
351-
52,2
11.21-
30,7
11819

138,8
13
40,5
Oct.
,,
0,82
35,5 0,73
25,50
45,5
5,73
62,4
fl.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8
12116

142,1
12
1
1
38,9
Nov.

,,
0,81 35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4
21.191- 35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
401
54,8
3416
51,5
10.81
28,7 125/9

147,2
1211
38,3
Dec.

,,
0,73
31,6
0,85
22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.10/6
38,4
391-
53,4
34/6
51,5
10.71-
28,6
12519

147,2
Illis
35,8

Jan.

’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27 46,7
19.17/-
32,0
781-
20,3
100.1/6
38,1
4016
55,5
3416
51,5 9.191- 27,5
12218

143,5
ll/]Ö
36,4
Pebr.
0,65
28,1
0,91
20,60 36,8 4,35 47,4 20.31- 32,5 7.71-
20,2.
104.716
39,9
431-
58,9
34/-
50,7
9.151-
27,0
12015

140,8
11
1
5/1
37,2

Mrt.
,,
0,53
22,9
0,99
19.40
34,6
2,80 30,5
20.-16
32,3 7.101- 20,6
104.1813
40,1
43/-
58,9
34j7
51,6
10.71-
28,6
12015

140,8
12
7
116
38,7
Apr.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075
22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171
42,0
431
58,9
3516
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
12
12
1
1

39,9
Mei
,,
0,52
22.5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.616
37.6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131- 29,4
12316

144,4
1314
41,2
Juni
0,52
22,5
1,-
23.50
42,0
2,50
272
35.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101
57,9
421
57,5
371
55.2
11.1216
32,1
122134

143,0
13
1
14
41,2
)u1i
0,55
23.8
1,-
18.50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41,6
9.2/-
25,0
148.1,6
56,5
4116
56,8
351-
52,2 12.11- 33,3
123110* 144,9
12
7
116
38,7
Aug.
0,63 27,3
1,-
18,90
33,8
3,575

38,9
24.51-
39,1
8.416 22,6
145.31-
55,4
41!-
56,2
351-
52,2
11.71-
31,4
125110

147,2
12
37,4
Sept.
0,66
28,6 0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8 7.161-
21,4
140.1716
53,8
396
54,1 3416
51,5
10.1816
30,2
130111

153,1
1l’116
37,2
Oct.

,,
0.68
29,4 0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1j-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
55,5
3916
54,1 3416
51,5
10.131-
29,4
13111

153,3
11
7
/
37,0
Nov.
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80
63,2
20.6(6
32,7
7.13/6
21,1
150.9/6
57,5
401-
54,8
34(6
51,5
9.19 6
27.6
128/54

150,1
12
1
14
38,1
Dec.

,,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4 5,47
5

59,6
211f-
33,9
7.12/-
20,9
153.8/-
58,6
40j6
55,5
36!-

53,7
9.l9j-
27,5
l26j2

147,6
12
9
/16
39,1

Jan?34
0,50 21,6
1,-
20,40
36,4 5,05
55,0
21.71-
34,4 7.71- 20,2
148.31-
56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916

151,5
12
3
14
39,7
Feb.,,
0,47 20,3
1,-
21.55
38,5 3,68
40,1
20.916
33,0 7.41-
19.8
140.131-
53,7
3916 54,1 3615
54,4
9.-16
24,9
13711

160,3
12
1
fa
38.9
Mrt.
0.44
19,0
1,


19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32.5
7.316 19,7 144.1516

55,3
4016
55,5
3619
54,9
9.21- 25,2
13618

159,8
12
5
1
39.3
26

,,
3,435
18,6
1,-
19,-
6
)
33,9
2,60
28.3
20-16
32.3
7.41-
19.8
147.316
56,2
4016
55,5
3619
54,9 9.31-
25,3
13615

159,6
2
1
1
2
38,9
3 Apr.,,
1,-
2,75
30,0
20.81-
32.9
7.51-
19,9
149.916

57,1 4116
56,8
3619
54,9
9.76
25,9
13512

158,1 12
5
1g
39,3

6 Sept. 1932
79
K.G.
La Plata:
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No. 2.
3
)TotJan.
1928
Western;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No. 2,
van
an. 1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3

AN
GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

V
°ENH”IJT
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
Standaard’
SUIKER
THEE
NDEXCIJFER

1(010-
basis 7″
to
b
Zwederl
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Lfpr?izen
Ribbed Smoked

FlnIad
d

per

per
50 K.O. c.i.f.
per
100 1(0.
Rotterdam
i

Sh
L
t5
den

R’damlA’dam
Java- en Suma-
Grond-
sto
en
nlale
per
ii42 M.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
sIs
K.G.
oc?per
i.
per
100
K.O.
tratheep.’!,KG.
dc?en

f
U(
f
0/
f
O/
sh.
0
/s
t
°ls
cts.
0
10
Sh.

.
0
is
11.
01
cts.
0/
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
6

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6
19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
16050
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5

90,9
48,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 81.5
109.1 1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9
49,625
80,9
-(10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 91.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
45110
107,9
27,37′
76,3
50,75
82,7
-110,25 28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
81.9 85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34111
82,2
22,62′
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
22(5
52,8
15,376
42,9
25
40,7
-i3
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8 46.6
1932
69,00
43,2 9,25 59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4.9
6,326
33,7 28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0 9,30 25,9
21,10 34,2 -12,25
6,3
5,525 29,5 32,75
38,7
35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98.7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23
37,5
-/2,125
6,0
7,35
39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
,,
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-(2
5,6
7,05 37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mii.
,,
70,00
43,8 9,75
62,6
18.-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-11,625
4,6
6,25 33,3
31
36,7
31.0
39.7
Apr.
,,
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-.
39,0
23
37,5
-11,5
4,2
5,90
31,5 29,25
34,6
36.2 30.0
Mei
,,
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
..11,5
4,2
5,625
30,0
30,25 35,7
35.2
38.1
Juni

,,
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,30
33,6
28,50
33,7
34.2 38.7
Juli
67,50
42,3
8,50
54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,37
5

34,5
24
39,1
-11,375 3,9 6,70
35,7
23,75
28,1
34.3
87.6
Aug.

,,
63,00
39,4 8,50
54,8
IS,-
78,9
2017
48,4
12,37
5

34,5
24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75 26,9
35.8
37.4
Sept.
,,
60,00
37,6 8,75
56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-12,125
6,0
6,52
5

34,8 23,75
28,1
31.8 38.5
Oct.
,,
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2
-11,75
4,9 6,32
5

33,7
28,50
33,7
36.2
38.1
Nov.
,,
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-11,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.

,,
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-11,75
4,9
5,50
29,3 28,25
33,4
34.0 35.7

Jan.

’33
70,00
43,8 9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,375

28,7
25 29,6
33.2
34.1
I’ebr.

70,00
43,8 9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7
-/1,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.
,,
70,00
43,8 9,50
61,3
12,25
64,5
16/3
38,2
10,37
5

28,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4
34.9
Apr.
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
15
1
5
36,3 9,50
26,5
23,50
38,3

1
1,625
4,6
6,07
5

32,4 27,50
32,5
32.8 34.9
Mei
70,00
43,8 9,50
61.3
12,50
65,8
1616
38.8
9,50
26,5
23
37,5
-(2
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
37.2
37.5
,,
Juli
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
17/8
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6

12
,6
2
5
7,4
5,92
5

31,6
33,50
39,6
38.2 37.4
Aug.

,,
75,00
46,9
10.50
67,7
13.-
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-/2,625
7,4
5,275
28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Sept.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0 19,75
32,2 -12,5 7.0
5,375

28,7
36,75
43.5
36.7
34.6
Oct.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
5

21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0 38.5
33.4
Nov.
,,
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
24.8
40,50
47,9
36.4
32.7
Dec.

,,
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16 26,1
-12,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3

Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12/10
30,2
7,45 20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
36.9
33.8
Feb..
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
7,25 20,2
17,25
28.1
-13
8,4
4,975

26,5
46,75
55,3
35.9 35.9
Mrt.,,
80,00
50,1
14
1
1
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9

1
3,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.0
35.2
26
1
,,
80,00
50,1
1413
33,5
6,75
18,8
18
29,3
-13,25
9,1
4,50 24,0 24,0
1

44,50
5
)
52,7
35.1
34.9
3 Apr.
,

80,00
50,1
6,50
18,1
18
29,3

1
3,3125
9,3
4,50
35.8
34.9

.3. Alle
Pondennoteeringen
vanaf 21 Sept.
1
31
zijn op
goudbaala omgerekend;
de Dollarnoteeringen
vanaf
20April
1
33
zijn In
verhouding
van
de depreolatie
an den Dollar
t.o.v.
den
Gulden
verlaagd.

304

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 April 1934

IV. NATIONALE BANK VAN DENEMARKEN.
(In millioenen Kronen.)

Buitenl.
Binnenl.
1

Data
Goud
Pasmunf
saldi,
munt en
wissels
bel,
en
1

Circu-
latie
Rek.
t

Crt.

)
wissels
cred.

28
Febr.1934..
133,2
4,8
8,6
118,0
350,6
66,8
31
Jan. 1934..
133,2
4,7
7,9
121,3
345,2
86,4
30
Dec. 1933..
133,2
3,7 7,1
86,5
374,6
85,3

28 Febr.1933..
133,2
6,9
4,52)
101,4
315,6
79,0
29 Febr.1932.

144,6
7,6
26,8
174,4
320,8 28,8

‘) Actief.
2)
Passief.

V. BANK VAN SPANJE. (In inillioenen
Peseta’s.)

Data
Goud
Zzloer
Staats- tond-

Dis-
conto
s
Circu-
lat,e

Rekg.
Crf.

sen
t)
Be7e”en.
Partic.j
Staat

24 Mrt. 1934
2.262
670 574 2.441
4.668
927
202
17

1934
2.262
665
574
2.489 4.734
931
702
10

,,

1934
2.262
661
574
2.559
4.805
908
592
3

1934
2.262
663
574
2.590
4.797
878
4
24 Feb. 1934
2262
663
574
2.519
4.748
924
192
17

,,

1934
2.262
657
574
2.555 4.784
941
252
10

1934
2.262
655 574
2.542 4.815
916
4 3

1934
2.262
658 574
2.634
4.791
925
68
27 Jan. 1934
2.262
658 578
2.609 4.729
975
100 20

1934
2.262
651
578
2.623 4.756
950
80.
13

1934
2.261
645 578
2.692
4.810
954
63
6

.,

1934
2.261 643
578
2.734
4.861
945
75
30 Dec. 1933
2.261 644
578
2.760
4.825
946
83
23

,,
1933
2.261
647
578
2.713
4.760
886
182

25 Mrt. 1933
2.259
623
578
2.503
4.751
987 122
2

26 Mrt. 1932
2.250
546 1
582
2.910
4.882
1.017
1392
,
1
en ocurage van
344
mililoen, pius voorscnot in rek.-crî aan ae scnatK.
3)
Actief.

VI. ZWITSERSCHE NATIONALE BANK.
(In millioenen Francs.)

Data
Goud
Goud-
deoiezen
onto’s
en
e
J
en
Efl’eeCircu-
latie
Rek.
Crt.’)

23 Mrt.

1934..
1.780,8
1,6
106,9
39,0
1.346,0
522,3
15

,,

1934.
.
1.819,4
2,9
103,9
39,0 1.346,9
561,1
7

,,.

1934.
.
1.824,5
5,0
145,4
24,0
1.271,9
562,1
28 Febr.

1934..
1.836,5
2,0 145,5
24,1
1.389,6 557,5
23

,,

1934:.
1.877,2
8,9 130,1
24,3
1.339,4 637,2
15

,,

1934..
1.998,8
3,9 155,7
24,3 1.334,8
786,1
7

,,

1934.
1.998,7
23,0
154,8
25,1
1.359,8
777,8
31 Jan.

1934..
1.998,1
19,4
162,5
25,6
1.391,1 753,3
23

,,

1934..
1.998,1
18,9
158,3
26,0
1.351,3 784,4
15

,,

1934..
1.998,1
18,7
162,2
26,6 1.378,4 765,6
6

,,

1934..
1.998.1
17,5
180,1
27,5 1.436,3 725,8
30 Dec.

1933..
1.998,1
17,2
204,0
27,7
1.509,5 683,8
23

,,

1933.
.
1.998,0
16,6 181,1
29,3
1.466,0 693,4
23 Mrt.

1933..
2.535,7
6,9
57,7
58,7
1.481,1 1.122,4
23 Mrt.

1932..
2.438,6
104,1
73,1
41,7
1.467,4
1.167,5
-.,
oeuc,,
.,i
iviaart zo zonuer reK.-Crt.
saini in net Duitenlana. ueze
zijn met ingang van dien datum met den post buitenlandsche wissels tot den post gouddeviezen samengesmolten.
2)
Sedert 31 Mrt.’28 uitsluitend de dagelijks vervallende verplichtingen.

VII. OOSTENRIJKSCHE NATIONALE BANK.

(Voornaamste posten in millioenen Schillingen.)’j

Data
Goud
Vreemd
geld
deuie-
zene

n
tegd.
uh, buit
1.2)

A d
e
e
edel

aluta
Dis-
conto’s
en
Beleen.
Voor-
schot
ajd.
Staat

Circa

laiie
Rek
Crt.

23 Mrt.’34
189,3

22,7 299,7
624,4
901,7 211,3
15

,,

’34
189,0

22,6 298,3
624,4
933,9
178,0
7

,,

’34
189,0

24,0
302,7 624,4 941,3
181,0
28 Feb.’34
189,0

22,4 308,8
624,4
992,6
137,5
23

,,

’34
188,9

21,6
300,8 624,4
928,3
193,1
15

,,

’34
188,9

20,6
288,4
624,4
930,2
177,8
.
7

,,

’34
188,9

19,7
274,7
624,4
855,1
244,2
31 Jan.’34
188,9

17,3
273,7
64,4
908,6
186,6
23

,,

’34
188,8

14,5
261,9
624,4 830,7
248,5
15

,,

’34
188,8

13,9
266,8 624,4 872,2 209,9
7

,,

’34
188,8

12,9
285,1 624,4
884,0 211,4
31 Dec.’33
188,8

12,9
288,0
624,4
952,4
142,3
23

,,

’33
188,8
.-
12,9
262,0
624,4 877,5
192,2
23 Mrt.’33
149,5
39,0
0,1
323,1
660,0
840,9
223,7
23 Mrt.’32
179,4
63,1
0,1
858,6
95,6
910,9
194,5
‘) 1 Schilling
=
U.tiY4
goucikronen
=
10.000
papierkronen.
2)
Als dekking der circulatie en saldi in rekg.-crt. geldende, volgens
art. 85 der Statuten. Sedert 7 Dec. ’33 is deze post vervallen. De
post goud is daartegenovcr met rond 19 miii. Schilling toegenomen.

VIII. NATIONALE BANK VAN HONGARIJE.

(In millioenen Pengö’s. 1 Pengö
=
12.500 Kr.)

Dato

Goud

tegoed

ceelcn

aan den

lotie

Vreemd Binneni.
geld

wissel,.

li
deiez’cn

Voor-

Rekg.. Courant
seot

Circu-

In het

en

Slaat

Slaat

Partic.
6un1.1)tcfl

23 Mrt.

’34

79

14

551

49

304

89

25
15

,,

’34

79

– 14

554

49

318

77

24
7

’34

79

14

564

49

332

72

23
28 Febr. ’34

79

15

577

49

347

66

24
23

’34

79

15

555

49

301

92

25
15

,,

’34

79

15

562

49

317

81

26
7

’34

79

14

575

49

335

71

28
31 Jan.

’34

79

15

582

50

348

66

26
23

’34

79

13

565

50

299

95

29
15

,,

’34

79

13

566

50

311

82

28
7

134

79

13

594

50

337

77

30
31 Dec.

’33

79

12

625

50

369

65

39
23

,,

’33

79

11

596

50

313

98

33
23 Mrt.

133

97

16

434

51

311

59

29
23 Mrt.

’32 1 100

15

366

54

341

27

67
‘,1
ius aeicicing van Diljetten en saldi in rekg.-courant geldende, vel.
gens art. 85 der statuten.

IX. TSJECHOSLOWAAKSCHE NATIONALE BANK.
(In millioenen Tsiechoslow. Kronen.)

ala

en
Vorde-

G

d

Vreemd

Discon-
ring op

OU

geld en

to’s en

Circu’

Rek.

Siaot

eer
~
helbult.l.

ningen
den

Zl

tegoed In

6dec-

folie

C,t.

15 Mrt.

1934

2.146

2.561

73

1.577

5.544

617
7

,,

1934

2.148

2.661

67

1.734

5.850

461
28 Febr.

1934

2.150

2.668

78

1.346

5.523

444
23

,,

1934

2.582

1.706

587

1.351

5.381

603
15

,,

1934

2.583

1.706

587

1.491

5.538

591
7

,,

1934

2.586

1.707

681

1.744

5.704

813
31 Jan.

1934

2.588

1.707

774

1.424

5.449

874
23

,,

1934

2.589

1.707

851

1.649

5.255

378
15

1934

2.591

1.708

912

1.733

5.478

279
7

1934

2.592

1.708

915

1.861

6.059

812
31 Dec.

1933

2.593

1.707

926

1.751

5.906

871
23

.,

1933

2.596

1.707

919

1.471

5.676

812
15

..

1933

2.598

1.707

920

1.392

5.768

642
15 1kirt.

1933

2.645

1.708

1.007

1.121

5.437

906
15 1Hrt.

1932

3.065

1.644′

843

1.160

6.180

474

X. StJIDAFRIKAANSE RESERWEBANK.

(Voornaamste posten in duizenden Ponden.1

Gou

en

Dis’

con

Circu-

Rek.’

meen
ota

%.,OU

conto’s

Reg.-

latle

Cr1.

Dekking
Cel,

papier

perc.’)

Waar-

Alge’

9
Mi’t.

1934,. 17.353 21.830

10.975 32.998

39,9
2

,,

1934.
.
17.737 22.052

11.618 33.377

40,0
23 Febr.

1934.. 18.255 21.407

10.429 35.895

39,4
16

,,

1934.. 18.062 20.147

10.487 34.919

40,1
9

,,

1934.. 17.530 19.764

10.926 33.127

‘39,9
2

,,

1934.. 17.290 19.762

11.584 32.016

40,2
26 Jan.

1934.
.
17.320 20.042

10.456 32.971

40,0
19

,,

1934.. 17.386 19.582

10.450 33.169

40,1
12

,,

1934.. 17.308

19.461

10.828 32.627

40,1
5

,,

1934.. 17.223

18.781

11.505 31.807

40,0
29 Dec.

1933.. 17.144 18.894

11.859 31.097

40,1
22

,,

1933.. 17.306 19.337

.-

11.014 32.221

40,4
15

,,

.1933.. 17.610 19.710

10.618 33.576

40,3
8

,,

1933.. 17.079

19.101

10.828 32.358

40,0
10 Mrt.

1933.
.
10.532

13.739

44

8.622

19.709

38,7
11

111rt.

1932..

6.964

4.117

1.485

7.054

5.956

55,9

vciuouuiIlg
guuu, gOUUCerI.
en
pasmunt tegenover opeischoare
schulden bankbiljetten en deposito’s.

XI. BANK VAN LITHAIJEN.
(In millioenen Lita’s.)

Data

Goud

Zilver1)

conto’s

K:pi.

Depo.
Dis-
Ba-

zen

Beleen.

omloop

28 Feb. 1934

52,0

3,7

14,9

83,4

12,0

87,4

59,1
15

,,

1934

52,0

3,7

14,3

84,4

12,0

85,1

64,1
31 Jan. 1934

52,0

3,7

13,5

85,5

12,0

87,2

59,8
15

,,

1934

52,0

3,7

14,0

82,4

12,0

85,1

61,4
31 Dec. 1933

52,0

3,5

15,3

83,8

12,0

87,6

60,8
28 Feb. 1933

50,0

4,7

14,4

84,9

12,0

94,6

53,0
28 Feb. 1932

50.2

4.4

9M7

109(1

19(1

ina
fl

7(1 1
1)
Vanaf 15-2-32
zilveren
en andere munten.

Auteur