24 MAART 1986
AUTEURSRECHT VOcÏRBEHOUDEN.
Economi
0
scH-,Stati
*
sti
“
sche
Beriechten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
JIE JAARCANG
WOËNSDAG 24 MAART 1926
No. 534
INHOUD.
BIz.
Mededeeling van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart 270
DE CONVERSIEKANSEN DER NEDEItLANDSCH-INDISCBE LEENINCEN door
Dr. D. J. iluishoif Pol Jr . ……..
272
Verbindendverklaring van de Collectieve Arbeidsover-
eenkomst door
Mr. A. Tepe
………………….
274
Nogmaals: De Oppositie tegen het Verdrag met België II
(Slot) door
Prof. Ir. J. l’Ielemans,
met naschrift door
Ir. J. C. Ramaer
……………………………
276
De Rijksmiddelen ………………………………..279
BIJITENLANDSOBE MEDEWERZING:
De Geld- en Kapitaalmarkt in Duitschiand (September
1925—Maart 1926) door
Dr. F. H. Repelius
……..
280
AANTEEKENINCEN:
Jaarrede van den Voorzitter der Nederlandsche Ree-
dersvereeniging …………………………282
Suikeroogsten op Cuba ……………………..284
MAANDCIJFERS:
Postchèque en Girodienst……………………284
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam ……….284
Giro-omzet bij De Nederlandsche Bank …………284
Statistisch Overzicht van den economischen toestand
van Nederland ………………………….285
Overzicht der Rijksmiddelen ………………..286
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
.. 286-292
Geldkoersen.
Ban kstaten
Goederen handel.
Wtqselkoereen.
Effectenheu, rzen.
Verkeerwe7en.
ECONOMISCII-STATISTI,SCIIE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Ilasselt; Jhr. Mr. L.
H.
van
Lennep; Air. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rengers; Prof. Mr. El. R. Ribbius; Mr. Q. J. Terpstra;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. G. Al. Verrijn Stiiart. –
Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.
Abonnernentsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f20,—. Buitenland en IColoniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van heb
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
Advertenties ‘f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgic & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Pos tchèque- en giro-
rekening No. 6729.
23 MAART 1926.
De ‘geldmarkt bleef deze week nog vrij stijf. Aan-
vankelijk werd het aanbod van wissels eerder grooter,
zoodat de rente nog verder aantrok. Geopend op 2 pOt.
werd Woensdag voor 2l
5
/
1
pOt., enkele posten zelfs
voor 3 pOt. afgedaan. Daarna begon het aanbod van
wissels vrij sterk te verminderen, waardoor de rente
weder tot 2Y8 püt. kon terugloopen. De prolongatie-
rente schommelde tusschen 3 en 294 pOt.
* *
Bij de
inschrijving
op schatkistpapier kon de toe-
wijzing voor di-je- en zesmaands promessen belangrijk
onder de taxatie geschieden.
De driemaands pi-omessen werden toegewezen voor
f 993,65 of circa 234 pOt., de zesmaands promessen
voor f 987,40 of iets boven 234 pOt. en de jaar-
biljetten voor f 1005,– of 334 pOt.’
* *
*
Op den weekstaat van .De Nederlandsche Bank
blijkt de post binnenlandsche wissels van f 94,6 mii-
lioen tot f 74,4 millioen te zijn teruggeloopen. De
beleeningen namen met 1,9 millioen toe. Het renteloos
voorschot aan het Rijk geeft een vermeerdering van
f 8,6 millioen te zien.
De voorraad gouden munt daalde met f 200.000.
De post muntmateriaal bleef onveranderd. De zilver-
voorraad noteert f 300.000 hooger dan verleden week.
–
De post papier op het buitenland vertoont een ver-
mindering van f 6,4 millioen, terwijl de diverse
ekeningen onder het actief met f 1,6 millioen toe-
namen.
De biljettericirculatie daalde van f 824,4 millioen
tot f 810,4 millioen. De rekening-courant-saldi ver-
minderden met f 800.000. Het beschikbaar metaal-
•saldo idom met f 3 millioen. Het dekkingspercentage
bedraagt ruim’ 53.
Na den zeer bewogen Maandag was de markt voor
Belgische francs op Dinsdag, in afwachting van de
aangekondigde mededeelingen in het parlement, veel
kalmer gestemd. De koers bleef op circa 10.40 hangén.
Deze mededeelingen veroorzaakten echter algemeene
teleurstelling, zoodat Woensdag opnieuw een inzin-
king volgde. Voor 9.90 werd afgedaan en in het ver-
dere vei-loop der week -kon slechts een klein herstel
tot ca. 10.02 intreden.
Ook Fransche francs waren doorloopend flauw.
Zaterdag werd voor 8.77 afgedaan. Ponden en Dol-
1ars en ook de overige goudwissels waren aangeboden.
De koersen liepen ca. 1 /oo terug. Overigens waren
–
flauw: Oslo, dat van 54.55 tot 53.10 terugliep en
later herstelde tot 53.55 en Buenos Aires, dat opnieuw
sterk daalde en Woensdag gedurende korten tijd voor
96Y4 werd verhandeld, om op 9834 te sluiten.
LONDEN, 22 MAART 1926.
De- vraag naar geld bleef ook in de afgeloopen
week aanhouden, zoodat prijzen tot 5 pOt. en hooger
•
voor call money werden betaald. Korte wissels werden
wederom door de markt bij de Bank van Engeland
geplaatst, daar men: hieraan de voorkeur gaf boven.
thet leenen van haar.van geld.voor een week.
Disconto bleef dan ook zeer vast op 434 pOt. voor
3-maands prima bankaccepten; men hoopt op een ver-
ruiming van de markttoestandeo na het einde van
dit kwartaal.
Dollars en Guldens varieerden weinig; slotheden
.48634, 12.13.
270
ECONOMISCH-STA1ISTISCHE
BERICHTEN
24
Maart
1926
MEDEDEELING VAN DE CENTRALE RIJNVAART-
COMMISSIE.
Ovreenkomsti
g
de besluiten van dc Centrale Rijnvaai’t-
commissie overgaande tot de publicatie van de o n t w e r p-
overeenkomsten opgésteld door het Comi-
té v o o r P r i v a a t Recht, meent het Secretariaat aan
den tekst dezer ontwerpen een korte inleiding te moeten laten
voorafgaan, ten einde .een en ander toe te lichten. Deze op-
merkingen zijn geheel buiten de verantwoordelijkheid van de leden van het Comité.
* *
Het Comité voor Privaatrecht, ingesteld door de Centrale
Rijnvaartcommissie, heeft gedurende zijne beide in 1925
gehouden zittingen twee ontverp-overeenkomsten opgeeteld,
de eerste betrekking .Iiebbend op de i n
5 0
h r ij vi n
g
v a n
binnenvaartuigen en de tweede op de weder-
zijdsche erkenning van scheepshypothe.
k e n. liet ontwerp betreffende de inschrijving is reeds aan-
genomen in tweede lezing en kan aan het oordeel van de Cen-
trale Commissie woi-den onderworpen, zoodra eenige punten, waaromtrent een voorbehoud is gemaakt, geregeld zullen zijn.
Het ontwerp betreffende de hypotheken daarentegen is meer
een véôrontwerp, hetwelk als basis moet dienen voor een
onderzoek van deskundigenin de verschillende landen.
De Commissie heeft besloten aan deze twee teksten do meest
uitgebreide openbaarheid te geven, teneinde scheepvaart-
kringen gelegenheid te geven hunne opmerkingen, waaruit het
Comité bij de voortzetting zijner werkzaamheden groot nut zal
kunnen trekken, in to dienen.
Het doel der werkzaamheden van het Comité was de unifi-
catie van het privaatrecht Van de Rij nvaart. Maar het is al
spoedig gebleken, dat het onmogelijk was om op afdoende wijze
de openbaarheid en het voortbestaan van de zakelijke rechten
op Rijnvaartuig’en te waarborgen en daardoor het scheeps-
crediet te versterken, als de bepalingen ten dien einde in
onderling overleg ontworpen, slechts voor den Rijn zouden
gelden en hun kracht zouden veliezen, zoodra de vaartuigen dit systeem van waterwegen zouden verlaten. De ontworpeh
bepalingen zijn dus op zoodanige wijze opgesteld, dat zij toe,’
gepast kunnen worden in het geheele gebied van de contrac-:
teercnde Staten.
* *
*
Het ontwerp betreffénde de inschrijving heeft ten doel de inschrijving van binnenvaartuigen in openbare registers van
eigendom, hypotheken en andere zakelijke rechten” en be-, oogt te voorkomen, dat deze vaartuigen meer dan éénmaal
worden ingeschreven (art. 2, alinea 2 laatste zin en art. 9).
Men heeft ervan afgezien het begrip ,,binnenvaartuigen”
nader te omschrijven, daar het karakter van het vaartuig reeds
uit de inschrijving zelf voldoende blijkt, welke inschrijving
voortaan op dezelfde wijze erkend zal worden als de inschrij-
ving van zeeschepen volgens de bestaande handels- en scheep-
vaartv’erdragen. Alen heeft daarentegen oorlogsvaartuigen en
vaartuigen toebehoorende aan den Staat en uitsluitend ge-
bruikt voor den dienst eener openbare administratie, uit-
gesloten van de toepassing der overeenkomst (Art. 13, al. 1).
Heeft deze kwestie geen mbeilijkheden opgeleverd, anders
is het gesteld met de kwestie aangaande de bepaling van de
plaats, waar de vaartuigen moeten worden ingeschreven. De,
opvattingen en de nationale wetgevingen vertoonden
pp
dit
punt zeer groote verschillen. Eenerzijds werd op den voorgrond
gesteld een persoonlijk criterium, de nationaliteit van den
eigenaar, anderzijds een zakelijk criterium, de zetel van de
onderneming of de haven, van waar uit de scheepvaart wordt
uitgeoefend. liet is niet mogelijk geweest, deze uiteenloopende
systemen met elkaar te verzoenen, maar men heeft gemeend een minnelijke schikking te kunnen vinden door aan iederen
contracteerenden Staat de zorg over te laten om te bepalen,
welke vaartuigen moeten of kunnen worden ingeschreven in
‘zijne registers, onder voorbehoud, dat in geval van een positief
conflict, – d.w. z. indien een vaartuig aan de voorwaarden
voldoet om ingeschreven te worden in de registers van twee landen – de eigenaar het recht zal hebben het land te kiezen,
waar hij zijn vaartuig wil laten inschrijven (art. 2). Deze vrij-
heid, gelaten aan den eigenaar vati het vaartuig, is door. de
Fransche delegatie niet dan onder voorbehoud erkend.
De oplossing, voor deze eerste moeilijkheid gevonden, heeft een nieuw vraagstuk doen rijzen: hoe de inschrijving verpiieh-
tend te maken, indien men, inplaat van zich te houden aan een bepaald overeengekomen criterium om de plaats van inschrij-
ving te bepalen, naar de nationale wetgeving verwijst. Zou
men geen gevaar loopen, dat, wanneer aldus de positieve
conflicten eenniaal opgelost zijn, er negatieve conf’icten
zouden blijven bestaan? Zal de verplichting van inschrijving,
wanneer zij niet meer verbonden is aan bepaalde, in de over-
eenkomst vastgestelde voorschriften, niet een zuiver territo.
riale werking hebben, en hoe dan een en ander met de in
internationale tractaten gewaarborgde vrijheid van scheep-
vaart
op
den Rijn overeen te bi’engen? Enkele leden van het
Comité varen van meening, dat deze bedenkingen zoo ernstig
waren, dkt het beter ware van de verplichte inschrijving af te
zien en dat het voor de behoeften van den handel voldoende
was de dubbele inschrijving te voorkomen en de erkenning
der hypotheken te verzekeren. Deze zienswijze vond geen bijval
hij de meerderheid der leden.
Het is inderdaad mogelijk gebleken om aan de bovenge-
noemde bedenkingen tegemoet te komen, zonder van de in een
Conventie omschreveh verplichte inschrijving af te moeten zien. Te dien einde bepaalt artikel 3, dat de verplichting tot.
inschrijving alleen bestaat ten opzichte van vaartuigen, waar-
op artikel 2 van toepassing is, d.w.z. de vaartuigen, welke
moeten of kunnen worden ingeschreven in een der eontrac-
teerende landen volgens de wetgeving van dat land. Dergelijke
vaartuigen hebben niet het recht zich aan die verplichting te
onttrekken, tenzij ze een waterverplaatsing van minder dan 20
ton hebben of indien zij vallen onder het begrip van plezies–
vaartuiget (art. 13. alinea 2). In deze twee gevallen is de in.
schrjving niet verplicht. Wordt evenwel het vaartuig inge-
schreven, dan wordt die inschi-ijving beheerscht door de be-
.palingen van de Conventie.
Artikel 15 bepaalt bovendien nog, dat geen van de bepa.
lingen van deze Conventie op zoodanige wijze uitgelegd mag
worden, dat daardoor- inbreuk zou worden gemaakt op de
rechten’ van niet-contracteernd’e Staten op geïnternationali-
seerde waterwegen. Een niet-contracteerende Staat zal zich
dus altijd ertegen kunnen verzetten, dat vaartuigen, welke die
Sta’at beschouwt als de zijne, op den Rijn in hunne vrijheid van
scheepvaart belemmerd zouden worden door de toepassing van
een wet van een Oeverstaat in verband .met die bepalingen
dIer Conventie, welke do Oeverstaten zich verplichten in hun
wetgeviiig ‘op te nèmcn.
Artikel 15 heeft in het bijzonder ten doel iedere uitlegging
van artikel 2, welke aan die vrijheid te kort zou doen, uit te
sluiten. Deze bepaling, in zoôverre ze zou worden opgenomen
in de wetgeving der contracteerende Staten, kan niet door de rechtbanken worden toegepast in geval van een conflict tus-
schen de wet van een dezer Staten en de wet van een niet-
contracteerenden Staat. Het is hij nader onderz6ekgebleken,
dat het gevaar- voor een negatief conflict meer theoretisch dan
practisch was, omdat van dq wetgevingen, zooals die in de ver-
schillende Staten bestaan, geen enkele van zoo enge strekking
is, dat een onderdaan van één dezer Staten zijn vaartuig niet in zijn eigen land zou kunnen laten inschrijven. Niettegenstaande
deze toelichting heef t de Duitsche delegatie een voorbehoud op
artikel 2 gehandhaafd.
De inschrijving is overigens slechts verplicht, véér dat het
vaartuig definitief in de vaart wordt gebracht, d.w.z., dat een
vaartuig, dat zich bjjv. begeeft van de werf naar de haven,
waar de eigenaar het wenscht te laten insclu-ijven, niet voor-
zien hehoèft te zijn van een certificaat, ze]fs indien het een
lading in heeft.
De verplichting, om het vaartuig te doen inschrijven, rust op
den eigenaar; doch indien zich wijzigingen voordoen in de in
het register vermelde gegevens, bepaalt de nationale wet-
geving, op wien de verplichting rust, opgave van deze wijzi-
gingen te doen (art. 4). Dit verschil wordt verklaard door de
noodzakelijkheid om rekening te houden met wetgevingen,
volgens welke de kooper cle verklaring moet afleggen, hoewel
deze kooper eerst eigenaar wordt na de inschrijving van den
verkoop in het register, ter-wijl andere wetgevingen den kooper.
met de verklarin
g
belasten, daar hij den eigendom reeds door de wilsovereenstemming van partijen heeft verkregen.
De artikelen 5, 6, 7 en 8 bevatten de noodige bepalingen om
de vaartuigen van zoo)anige kenteekenen te voorzien, dat duidelijk uitkomt of en waar zij zijn ingeschreven, en om
handel’mgen, ten doel hebbende hun identiteit te verbergen,
te beteugelen.
Artikel 9, waarvan reeds hier-hoven sprake was, bepaalt de
administratieve proëedure, bestemd om de dubbele inschrij.
ving te voorkomen. Het heeftniet tot doel voor te schrijven,
in welke gevallen een overhoeking verplicht is voor de autori-
teiten van het land, waai- het vaartuig is ingeschreven:
Artikel 10 verplicht de kapiteins van ingeschreven vaar-
tuigen, een certificaat van inschrijving bij zich te hebben, ver-
strekt door de bevoegde autoriteiten van liet bureau van in-
sch.r-ij ving. Dit certificaat moet ten minste de gegevens, in dit
artikel opgesomd, inhouden. Het is evenwel geoorloofd dit
certificaat door een duplicaat te vervangen, ten einde rekening
te houden niet een bij deDuitsche schipperij bestaande ge-
woonte, volgens welke het origineele certificaat in handen van
den hypothecairen schuldeischem- blijft, in geval het vaartuig
met hypotheek bèzwaard. is.
Artikel II beoôgt de naleving ‘an .de overeenkomst te ‘ser-
.
–
.
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
271
zekeren door middel van daartoe geschikte strafmaatregelen, door de contracteerende Staten uit te vaardigen.
– Artikel 12 bepaalt, welke rechtbanken in geval van over-
trediiigen der bepalingen van de overeenkomst bevoegd zijn.
Het zal in derde lezing nog an een nieuw onderzoek moeten worden onderworpen. Het systeem, waarop deze bepalingen
gebaseerd zijn, komt; detailkivesties daargelaten, op het vol-
gende neer: de rechtbanken van de plaats van inschrijving
zelf zijn bevoegd, als het betreft het verzuimen van de in-
schrijving zelf, en dé rechtbanken van de plaats, waar de
overtreding is vastgesteld, wanneer het overtredingen van
bepalingen betreft, welke tot doel hebben de indentiteit van
het vaartuig vast te stellen; immers in dit laatste geval betreft
het telkens voorkomende overtredingen (het niet aanivezig zijn
van vereischte aanduidingen op het vaartuig— artikelen 7 en 8;
het niet aan boord aanwezig zijn van het certificaat van in-
schrijving – artikel 10), waarbij het een groot voordeel oplevert,
wanneer men tot vervolging ôver kan gaan, zoodra proces-
verbaal is opgemaakt.
Tenslotte nemen de coeitracteerende Staten op zich, elkaar
de maatregelen mede te deelen, door hen genomen, om de na-
leving van de overeenkomst te verzekeren.
Het ontwerp betreffende de erkenning der hypotheken heeft
als voornaamste doel, de geldigheid der hypotheken in alle contracteerende Staten te verzekeren. Het hypotheken zijn alle andere zakelijke, door overeenkomst gevestigde waar-
borgen, zooa-ls bijv. het scheepspandrecht van het Duitsche
recht, gelijkgesteld (art. 1). Men heeft er den nadruk op gelegd,
dat in alle contracteerende Staten de hypotheken dezelfde
rechtsgevolgen zouden hebben als in het land van inschrijving,
welke bepaling afkomstig is van een v66r-ontwerp van de
overeenkomstige Conventie op zeerechtelijk gebied, dat men
heeft laten vervallen om redenen, ontleend aan het pubhek
recht, welke, waar het de binnenscheepvaart betreft, met
doorslaggevend bleken te zijn (art. 1).
In het oog dient te worden gehouden, dat artikel 1 zoowel be-
trekking heeft op de erkenning der hypotheken op vaartuigen
in aanbouw als op vaartuigeii, welke reeds in de vaart zijn.
Zoo zal Nederland een in België voorloopig ingeschreven
hypotheek op een vaartuig, in aanbouw voor Belgische
rekening, moeten erkennen. De Duitsche leden hebben een
voorbehoud gemaakt ten aanzien van een dergelijke opvatting,
daar in Duitschland een hypotheek op een in aanbouw zijnd
vaartuig in het algemeen niet bekend is, behalve in Hamburg
en in Bremen.
Artikel 2 stelt de rechtsgevolgen van de vrijwillige eigen-domsoverdracht op de hypotheken vast en bepaalt, dat, deze rechtsgevolgen geregeld zullen worden door de wet van den Staat, ,waar het vaartuig is ingeschreven. Het ontwerp voegt
echter een uitzondering toe aan dezen algemeenen regel.
Volgens enkele wetgevingen, zooals bijv. de Frainchn, kan, na vrijwilligen verkoop, liet schip door middel van ontic sting van
hypotheken bevrijd worden. In andere landen. F;uitschla.nd
hijv., is dit systeem onbekend. Alen had, met onderscheiding
tusschen bepalingen, het wezen dr :’ck en den vorm’betref-
fend, kunnen aannemen, dat bepaaiL. rechtsgevolgen van de
hypotheek, zooals zuivering, ontlasting enz., geregeld zouden
worden door de wet van het land van inschrij ving, terwijl alleen
de procedure onderworpen zou zijn aan de regels van het land,
waar het vaartuig zich bevindt, omdat he.t ondenkbaar is, dat men in een land bepalingen van vreemd procesrecht zou toe-
passen. Maar het is gebleken, dat cle ontlasting der hypotheken
in de eerste plaats van procesrechteljken aard is en zal moeten
plaats hebben volgens de wetten, betreffende de ontlasting ter
plaatse, waar het vaartuig zich bevindt. In dit bijzondere
geval vond de meening ingang’ dat de vorm boven liet wezen
der zaak moest gaan. Volgens de tweede zinsnede van artikel 2
zal, als een vaartuig, ingeschreven in Frankrijk, zich op Duitsch
gebied bevindt, de verkrjger er niet kunnen procedeerên tot
ontlating.
In de practijk zal de verkrjger, die deze procedure in toe-
passing wil brengen, bijna altijd zijn vaartuig in een land kun-nen brengen, waar de mogelijkheid daartoe wel bestaat.
Artikel ,3 bepaalt, dat ingeval de eigendomsoverdracht als
rechtsgevolg heeft het tenietgaan of de ontlasting van de
hypotheken, de te volgen procedure die van de
lex
rei silae is.
Dit artikel maakt te dezen opzichte geen onderscheid tus-
schen den vrjwilligen en den gedwongen verkoop; het is het
directe rechtsgevolg van den verkoop, dat bedoeld is en dat
maakt het verschil uit tusschen de artikelen 2 en 3, niiettegen-
staande de overeenkomst der gebruikte uitdrukkingen..
Art. 2 bedoelt de facultatieve procedure der ontlasting, zooals
het de woorden ,,procesrechteiijke handeling ter inleiding, van
de
,
vordering tot ontlasting, of daarmede overeenstemmende
vordering verricht door den verkrijgen” aantoonen, terwijl
artikel 3 toepasselijk is op den verkoop, welke steeds niet zich
medebrengt het tenietgaan van het hypotheekrecht of de
ontlasting van het onderpand. Dergelijke verkoopen kunnen
vrijwillig of gedwongen zijn, al naar gelang de wetgeving luidt;
zoo is bijv. de openbare verkoop, welke door den hypothe-cairen schuldeischer plaats heeft ten einde zijn vordering te
verhalen, volgens Fransch recht een gedwongen verkoop en
volgens Nedeniandsch recht een vrijwillige verkoop naar aan-
leiding van een volmacht van deii debiteur aan den schuld-
eischer. Er is evenwel een punt in de procedure, dat niet aan de
lex rai sitac is
overgelaten. Opdat de hypotheken kunnen won-
den ontlast of teniet gedaan door het feit va.n den verkoop
alleen, moet volgens deze bepaling een kennisgeving va.n den
verkoop minstens een maand v66r den dag, waarop deze zal
plaats hebben, worden gedaan aan de organen, belast met het
houden van de registers, waarin de hypotheken zijn inge-
schreven.
‘De artikelen 2 en 3 hebben de eigendomsoverdrachten op het
oog.
Artikel 4 handelt over de inschrijving in een buitenlandsch
i’egister, al of niet als gevolg van een verkoop. Hoe kunnen in zulk een geval de rechten van de hypothecaire schuldeischers
gewaarborgd worden? Het Comité heeft het wenschelijk ge-
acht., aan die schuldeischers meer dan één waarborg te ver-
leenen. Als het vaartuig ingeschreven is in een anderen Staat dan waarin het is gehypothekeerd, wordt de schuldvordering
zonder meer opeischbaar, d.w.z. de schuldeischer kan on-middellijk betaling van de geleende som verlangen. Opdat deze waarborg afdoende zij, is bovendien voorzien, dat de
hypothecaire schuldeischer zich kan verzetten tegen het on-gedaan maken der inschrijving, bedoeld bij artikel 9 van het
daarop betrekking hebbende ontwerp. Indien de crediteur
is voldaan verliest hjj zijn hoedanigheid van hypotheca.iren
schuldeischer en kan de oorspronkelijke inschrijving ongedaan gemaakt worden. Het geval kan zich evenwel voordoen, dat de
schuldeischer er belang bij heeft, om zich niet tegen de over-
boeking te verzetten. Voor dat geval is bepaald, dat hij daar-
voor zijn toestemming kan geven en is hem het recht toege-
kend zijn inschrijving in de registers van den nieuwen Staat te
doen overbrengen, in welk geval de hypotheek – de rechts-
gevolgen heeft, welke de nieuwe wet daaraan toekent.
Ontwerp-overeenkomst betreffende dein-
schrij ving van Binnenvaartuigen.
(tekst aangenomen in tweede lezing).
‘Artikel
1.
i)e binnenvaartuigen worden, volgens de voor-
schriften der verschillende landen, ingeschrevén in openbare registers van den eigendom, van de hypothekeu en vn andere
iakelijke i-echten.
–
–
De inschrijving moet ten minste aangeven:
10.
De plaats, waar cle inschrijving heeft plaats gehad;
2°. De letters en het nummer van inschrijving; –
3
°
. De naam of de zinspreuk van het vaartuig;
4
°
. Het materiaal waaruit het vaartuig gebouwd is; 5°. Het maximum laadvermogen of de waterverplaatsing
volgens den meetbrief en tevens het nummer van den
meetbrief;
6°. De naam, voornamen, beroep en woonplaats van den
eigenaar. –
Artikel. 2. De wetgeving van eiken contracteerénden Staat bepaalt, welke vaartuigen in zijne openbare registers moeten
of kunnen worden ingeschreven en onder welke voorwaarden.
Voldoet het vaartuig aan de voorwaarden van inschrijving,
vastgesteld door de wetgeving van twee of meer contrac-
teerende Staten, da.n kan de eigenaar kiezen, in welk land hij
zijn vaartuig wil laten inschrijven. In dat geval kan de eige-
naar zijn vaartuig slechts in de registers van één dezer Staten
laten inschrijven i)
Artikel 3. Elk vaartuig, waarop het voorafgaande artikel
van toepassing is, moet ingeschreven worden, v66r het defini-
tief in dienst wordt gesteld. –
De verplichting om het vaartuig t
,
e doen inschrijven: op het
daartoe bevoegde bureau rust op den eigenaar van het vaar-
tuig
2)
.
–
‘Artikel 4. Indien wijzigingen in de in het register vermelde
gegevens plaatsvinden of indien het vaartuig vergaat of on-klaar geraakt, moet daarvan een verklaring worden afgelegd op het bureau van inschrijving. De nationale wetgeving be-
paalt, voor zooveel noodig, op wien de verpliëhting rust deze
verklaring af te leggen.
Artikel 5. Elic bureau van inschrijving heeft een door-
loopende lijst van nummers, voorafgegaan dooi’ meerdere
initialeni”van den Staat, aangegeven door de bevoegde over-
heid. –
i) De Fransche delegatie heef t, wat de 2e alinea van dit
artikel betreft, een voorbehoud gemaakt.
2)
De. Duitsche delegatie heeft, wat dit artikel betreft, een
voorbehoud gemaakt.
272
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
De eerste van deze letters ‘is de beginletter van den naam van den Staat, waar de inschrijving is geschied, te weten: B
voor BelgiS, D voor Duitschland, F voor Frankrijk, 1 voor
Italiö, N voor Nederland, S voor Zwitserland.
Elke Regeering vervaardigt een lijst, waarop de andere
initialen zijn aangegeven.
Deze ljb, evenals alle andere ssijzigingen, welke er later op
aangebracht worden, moet aan de andere contracteerende
Staten mede
g
edeeld worden.
1
Artikel 6. Ds vaartuigen moeten voorzien zijn, zoowel van
de initialen van het bureau waar de inschrijving heeft plaats
gehad, als van hun inschrijvingsnummer.
Artikel 7. De naam of de zinspreuk van elk vaartuig evénals
de plaats van inschrijving moet worden aangegeven op den
achtersteven ‘van het vaartuig. Ds letters en de nummers
worden aan eiken kant van den voorsteven van het vaartuig
aangebracht. Een en ander moet op een duidelijk leesbare
wijze worden aangebracht en wel in letters, welke minstens
S oM. hoog en 12 mM. dik zijn.
Artikel 8. Hetis verboden de namen, letters en nummers op
de vaartuigen op eenigerlei wijze uit to wisschon, te wijzigen,
onherkenliar te maken, te bedekken of te verbergen.
Artikel 9. Indien een vaartuig is ingeschreveti in een van de
contracteerende Staten kan het niet in een anderen Staat in-
geschreven worden, zonder dat in den eersten Staat de in-
schrij ving ongedaan gemaakt is.
De inschrijving in den tweeden Staat zal slechts geldig zijn
vanaf den dag, dat de inschrijving in den eersten Staat onge-
daan gemaakt is,
iHet bureau van inschrijving van den eersten Staat moet,
zoodra de ifischrj ving ongedaan gemaakt is,-het bureau van den
tweeden Staat er mede in kennis steUen, onder mededeeling
van het tijdetip, waarop dit geschied is. Het certificaat van
de voorafgaande inschrijving wordt bij deze gelegenheid
ingetrokken.
Te dien eind& zijnde inschrijvingsbureaux der contrac-
teernde Staten bevoegd om rechtstreeks onderling brief-
wisseling te voeren.
Artikel 10. De kapitein van elk vaartuig moet een certif i-
caat van inschrijving, uitgereikt door de bevoegde overheid en
aan het hoofd waarvan de naam van het bureau van inschrj-
sehrij ving is vermeld, bij zich hebben.
Dit certificaat moet ten minste de in artikel 1 aangegeven
gegevens bevatten; de verdere wijzigingen der gegevens,
welke zijn aangegeven, moeten vermeld worden in de
gevallen, vermeld in artikel
4.
Het oorspronkelijke certificaat kan vervangen worden door
een door de bevoegde overheden te verstrekken duplicaat.
Artikel
II.
IDe Staten, wier tegenwoordige wetgeving niet
van dien aard is, dat de uitvoering van deze overeenkomst kan
worden verzekerd, zullen de daartoe noodige maatregelen
treffen en strafbepalingen uitvaardigen.
Artikel
12.
De rechtbanken van de plaats van inschrijving
zijh bevoegd one recht te spreken in zake overtredingen van de
artikelen 3 en
4.
Ds overheden van de plaats, waar de overtre-
ding is vastgesteld, zijn bevoegd om een vervolging in te stellen
en strafmaatregelen te nemen tegen overtredingen van de
artikelen 7, 8, 9 en 10.
Artikel 13. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
10.
oorlogsvaartuigen;
2
0.
vaartuigen, toebehoorende aan den Staat en uitsluitend
gebruikt voor den dienst eerier publieke administratie;
deze overeenkomst houdt geen verplichtingen in ten aanzien
van:
10.
Vpleziervaartuigen;
2
0
. vaartuigen met een waterverplaatsing van minder
dan
20
met. ton bij de grootste inzinking, toegelaten volgens de
ieglementen op de verschillende waterwegen, welke het schip
zal bevaren.
Artikel
14.
De contracteerende Staten verplichten zich om
elkander onderling de wettelijke of reglementaire maatregelen,
welke door ieder van hen zullen worden genomen, ten einde de
uitvoering van deze overeenkomst te verzekeren, mede te
deelen.
Artikel 15. Geen van de artikelen van deze overeenkomst mag op zoodanige wijze uitgelegd worden, dat daardoor in-
breuk zou worden gemaakt op de rechten van niet-contrac-
teerende Staten ten aanzien van de geinternationaliseerde
waterwegen.
Ontwerp eener conventie betreffende de
wederzijdsche erkenning van hypotheken
op binnenvaartuigen*
î(tekst aangenomen in eerste lezi’ng).
Art.
1
.!De hypotheken – daaronder begrepen pand-
rechten en andere bij overeenkomst gevestigde zakelijke
rechten, strekkende tot waarborg voor de nakoming eenee
verbintenis – welke op binnenvaartuigen zijn gevestigd, over-
eenkomstig de wettelijke voorschriften, van kracht in den
contracteerenden staat, waarin het binnenvaartuic’ is ino’e
schreven, en welke hypotheken zijn ingeschreven in een open-
baar register van dezen Staat, zijn geldig en worden geëerbiedli
g
d
in alle overige contracteerende Staten. Zij hebben aldaar de-
zelfde rechtsgevolgen als in het land, waarin het vaartuig is
ingeschreven.
Art. 2. De rechtsgevolgen, welke zich ten opzichte van de
hypotheken voordoen bij gelegenheid van eene vrijwillige eigendomsoverdracht. worden geregeld door de wettelijke
voorschriften, bedoeld in art.
1.
Niettemin zal de eigendoms-
overdracht slechts dan het tenietgaan van het hypotheekrecht,
de zuivering of eenig daarmede gelijk te stellen rechtsgevolg
hebben, indien zoodanig rechtsgevolg daaraan is vastgeknoopt
door de wetten van den contracteerenden Staat, op welks
gebied het vaartuig zich bevindt op het oogenblik, waarop
door den verkrjger de eerste procesrechtelijke handeling ter
inleiding van de vordering tot ontlasting of daarmede over-
eenstemmende vordering is verricht. Art. 3. Ingeval de vrijwillige of gedwongen eigendomsover-
dracht het tenietgaan of de zuivering der hypotheek of eenig
daarmede gelijk te stellen rechtsgevolg medebrengt, wordt de
te volgen procedure bepaald door de wet van het land waar
het vaartuig zich bevindt. De bepalingen van deze wet moeten
voorschrijven, dat een kennisgeving van den verkoop minstens
een maand voor den dag waarop deze zal plaats hebben, zal
worden gedaan aan de organen, belast met het houden van de
registers waarin de hypotheken zijn ingeschreven.
Art.
4.
Indien het vaartuig in een anderen contracteerenden
Staat wordt ingeschreven, worden de daarop rustende, door
hypotheek gedekte schuldvorderingen opeischbaar.
De doorhaling van de inschrijving in het oorspronkelijke
scheepsre(rister kan slechts geschieden onder toestemming
der hypothecaire schuldeischers.
Deze schuldeischcrs hebben het recht, de door hen genomen
inschrijvingen te doen overbrengen in de registers van den
nieuwcn Staat. In dat geval zullen deze inschrijvingen de
rechts(yevolgen hebben, welke de wetten van dozen Staat daar-
aan toekennen.
DE CONVERSIEKANSEN DER
NEDERLANDSCH-INDISCHE LEENINGEN.
Gei-uimen tijd geleden werd in de kolommen van dit
tijdschrift’) de aandacht gevestigd op de voortdurende
afzijdigheid, die door de groote openbare lichamen,
met name door Nederland en Nederlandsch-Indië, be-tracht werd ten aanzien van de conversie hunner obli-
gatielèeniugen, en betoogd, dat een zoodartige conversie
slechts langzaam in haar werk zou gaan. De tot dusverre opgedane ervaring heeft de juist-
heid van deze opvatting ten volle bewezen en werpt
wel een zeer sterk licht op de moeilijkheden, die op
dit gebied bestaan. De bedoeling van de ondervolgende regelen is om de eigenaat-dige positie van Nederlaodsch-Indië ten
opzichte van het coaversie-probleem thans meer in
bijzonderheden te schetsen.
Van het achttal nu uitstaande Nederlandsch-In-
dische guldensleeningen is een viertal formeel nog
niet converteerbaar, t.v. de 7 pOt. leening 1921 A en
de 614 pOt. leeniug 1921 B, die voor have bedragen
ad f 65.625.000.— en f 49.000.000.— eerst van af 1
September 1926 vatbaar zijn voor renteverlaging, als-
mede de 5 en 6 pOt. leeningen, 1923 A en 1923 D,
die daarvoor eerst in aanmerking komen van af 1
J’uni 1928 en 15 September 1929.
Het verbod van conversie voor de leeningen 1921 A
en 1921 B behoeft op zichzelf natuurlijk nog geen
reden te zijn om tot op 1 September van het .loopende
jaar geheel van iedere poging tot conversie af te zien;
men zou immers, naar het in den laatsten tijd reeds
bij herhaling gegeven voorbeeld, daartoe kunnen over-
gaan met bijbetaling tot evengenoemden datum van
het renteverschul. Evenwel is het begrijpelijk, dat èn
de kans op een later nog verder gaande verlaging van
den rentestand op de geidmarkt èn het feit, dat de
andere vier Indisçhe leeningen reeds bij den huidigen
stand dezer markt zonder eeriig formeel bezwaar con-
1)
E.-S.B. No. 505 (2
September
1925).
24′ Maart
1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘273
verteerbaar zijn, de autoriteiten er van terughoudeçi
om thans reeds juist met deze leeningen te beginnen.
Van de overblijvende 4 converteerbare leeningen
draagt de leening 1919, uitstaande tot een bedrag van
f 153.000.000.—, eene rente van 6 pOt, terwijl de
leeningen 1915, 1916 en 1917, waarvan nog resp.
f 37.500.000.—, f 62.000.000.— en f 40.000.000.— op
de markt in omloop
zijn,
een nominalen rentevoet van
5 pOt. hebben.
Omtrent de bezwaren tegen conversie van dit vier-
tal en de kansen om deze bezwaren te overwinnen
moge alsnog het volgende worden opgemerkt.
* *
*
De eerste moeilijkheid, waarop eene poging tot conversie stuit, is het bestaan van een zeker wan-
trouwen bij het beleggend publiek in Nederland jegens
de politiek van de Nederlandsch-Indische Regeering.
Dit wantrouwen wordt gevoed door de vooruitstre-
vende politiek van deze Regeering, welke overeenkom-
stig den eisch des tijds veel minder dan vroeger een-
zijdig het belang van de particuliere ondernemers in
het oog houdt en, hoewel zij den helangrijken steun
erkent van buitenlandsch kapitaal en buitenlandschen
ondernemingsgeest voor de Indische economische huis-
houding, er meer dan vroeger op uit is om niet alleen
de geestelijke ontwikkeling van de bevolking te be-
vorderen, doch ook aan te sturen op toename van
inheemsche
kaj.itaalbesparing en
inheemschen
onder-
nemingsgeest. Het ligt voor de hand, dat de Neder-
landsche bankinstellingen met hare kapitaalkrachtige
clientèle, die tègenover Indië als bezitters van vreemd
kapitaal staan, eene zoodanige Regeeringspolitiek in
het algemeen ongaarne zien.
In samenhang met deze politiek worden dan verder
de economische en politieke woelingen onder de in-heemsche bevolking beoordeeld en verklaard, terwijl
verder de betere organisatie van de particuliere
ondernemers er het hare toe bijdraagt, dat de bestaande
tegenstellingen meer in de openbaarheid doordringen. Intusschen
lijdt
het m.i. geen
twijfel,
dat in de
komende jaren de vinnige strijd op het gebied van de
koloniale staatkundige en economische politiek zal
gaan luwen; de heftigheid van dezen strijd, die vooral
sedert het einde van den oorlog is toegenomen, is in
elk geval geen juiste maatstaf voor de komende ver-
houdingen, omdat juist de na-oorlogsjaren zich ken-
merkten door groote oneveuwichtigheid wegens het
doorbreken van nieuwe staatkundige beginselen en
het zich voordoen van financieele
moeilijkheden, welke
laatste met inspanning overwonnen moesten worden. De
bestaande politieke en economische tegenstellingen
zijn daardoor tijdelijk zeer verscherpt.
* *
*
Uit zuiver technisch oogpunt bestaat, gelijk bekend,
het hoofdbezwaar tegen de conversie in het groote
bedrag der te converteeren leeningen, hetwelk bij een
mislukking de kaspositie van Nederlandsch-Indië in
groot gevaar kan brengen. Men zal er dus op uit
moeten zijn om deze kaspositie, die het zwakke punt
van een poging tot conversie is, zooveel doenlijk te
versterken.
Allereerst kan deze versterking worden verkregen,
doordat de Indische Regeering er in de eerstkomende
jaren op uit blijft om de vlottende schuld zooveel
mogelijk te drukken. Mislukt eene conversie, d.w.z.
geeft het publiek aan eene aflossing der oude leening
de voorkeur boven het accepteeren van een lager
rentetype, dan is in zoo’n geval de
moeilijkheid,
om
door opname• van vlottende schuld in de plotseling
opkomende kasbehoeften te voorzien, minder groot.
De richting, waarin de loop van de vlottende schuld
zich tot dusverre heeft bewogen, geeft sinds midden
1925 in .dit opzicht wel aanleiding tot optimistische
verwachtingen. De schuld bedroeg:
eind Juni
1925.. . . f 130.000.000.—,
Juli
,. …. ,, 118.000.000.—,
eind Augustus 1925. . . . f 106.000.000.—,
September
,…..,, 111.000.000.—,
October
,….. ..105.000.000.—,
November
,…..,, 90.000.000.-1
December
,…..,, 64.000.000.—,
Gedurende deze maanden heeft de schuld zich dus
bijna voortdurend in neergaande richting bewogen.
Sedert den aanvang van het loopende jaar is echter
deze tendens veel minder sterk, zooals uit de onder-
staandecijfers blijkt:
2 Januari 1926 ……..f 64.579.000.–,
9
,,
,………,, 65.594.000.—,
30
,,
,………,, 60.958.000.—,
13 Februari 1926 ……..,, 62.801.000.–,
20
,,
..
…….. ,, 60.161.000.—,
27
,,
,.
…….. ,, 64.302.000.-.–,
6 Maart
1926 ……..,, 65.640.000.—,
13
,,
,………,, 68.969.000.—,
Uit het oogpunt van eene conversiepolitiek, die
ten doel heeft de reuteverlaging van de groote leenin-
gen in eens (m. a. w. een politiek van conversie
in
het groot)
door te voeren, is het ongetwijfeld van
veel belang, dat ei’ op aangestuurd wordt om de
vlottende schuld nog meer naar omlaag te brengen,
en met dit doel niet alleen alle maatregelen uit te
stellen, die eene verhooging van deze schuld zouden
veroorzaken (zooals
ingrijpende
bel astingverl aging,
het voeren van eene meer actieve welvaartspolitiek),
maar ook zooveel mogelijk een verdere bezuiniging
te bewerkstelligen.
Afgezien van deze maatregelen zou het gevaar van
een plotseling dreigend kastekort bij mislukking
eener conversie gekeerd kunnen worden door vôôr
•het ondernemen van zulk eene conversie afspraken
‘te maken met het Ministerie van Financiën (Indië’s
kassier in Nederland) en met De Javasche Bank om
door oogenblikkelijke credietverstrekking hunnerzijds
,bij een eventuee,l mislukken der conversie direct te
,voldoen aan de door deze mislukking ontstane af-
lossingsverplichting.
Behalve al deze kastekortmoeilijkheden doet zich
nog het bezwaar voor, dat Indië voor zijne con-
versie
in het groot
aangewezen is op het groote
Nederlandsche consortium
1),
dat dikwijls bij de uit-
gifte van de guldensleeningen betrokken is geweest.
.De groote macht van dit consortium, dat door zijne
grootte een monopolistisch karakter bezit ten opzichte
van de uitgifte of •conversie van Indische leeningen,
kan, in geval van al te groote vreesachtigheid voor
den publieken afkeer van conversie, voor de rentever-
laging van de Indische leeningen een ernstig gevaar
opleveren. Naar
mijne
meening is dit inderdaad wel
de voornaamste reden van het tot dusverre geheel
uitblijven van eenige conversie.
* *
*
Blijkt het echter niet geheel mogelijk om door eene versterking der kaspositie, zoomede door eene krach-
tige medewerking van het groote consortium, con-
versies
in het groot door te voeren, dan zullen de
Indische autoriteiten noodgedwongen wel den weg
dienen te vigen van uitgifte van lager rentende
leeningen van kleineren omvang tegen zooveel moge-
lijk
gelijktijdige
partieele aflossingen der uitstaande
hooger rentende leeningen. Hoewel niet in strikt
technischen zin des woords, kunnen deze rentever-
lagingen toch, economisch gesproken, conversies ge-
noemd ‘worden.
Het nadeel van een dergelijke politiek is wellicht,
dat door eene voortdurende herhaling van nieuwe
lager rentende uitgiften van bijv. 20
t
30 millioen
het publiek eerder verzadigd en afgemat wordt;
wanneer echter eene politiek van conversie
in het
.1) Behalve natuurlijk ingeval de conversie rechtstreeks geschiedt met enkele hulp van de banken als guichetkan-
toren. Dit is echter onder de gegeven omstandigheden een
Vrij riskante wijze van doen..
274
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24
Maart 1926
groot
niet of -niet volledig mogelijk is, dient men
wel, hetzij uitsluitend, hetzij bij wijze van aanvulling,
zijn toevlucht te nemen tot
broksgewijze
conversie.
Tegenover ‘tlit nadeel staat echter het aanmerke-
lijke voordeel, dat bij conversie
in het klein
de
Indische Regeering niet langer aangewezen is op het
vrijwel alle groote en een aantal kleinere Neder-
landsche Banken omvattende, uitgebreide consortium,
dat bij conversiein
het groot
noodzakelijkerwijze in
den arm genomen dient te worden en, door zijn
grooten omvang een min of meer monopolistisch
karakter innemende, de Regeering ernstig kan be-
lemmeren, ja zelfs m. i. thans reeds belemmert, in
haren wil om tot conversie over te gaan.
Ter illustratie van de grootte van zulk een con-
sortium kan bij. het aantal namen van banken
dienen, dat het prospectus van uitgifte van de Neder-
landsch-Indische leening 1923 D siert; het
zijn
de
Nederlandsche Handel-Maatschappij, de Nederlandsch
Indische Handelsbank, de Nederlandsch – Indische
Escompto-Maatsdiappij, de Amsterdamsche Bank,
de Banque de Paris et des Pays-Bas, De Twentsche
Bank, Hope & Co., de Incasso-Bank, Lippmann
Rosenthal & Co., R. Mees en Zoonen, Pierson & Co.,
de Rotterdamsche Bankvereeniging, Gebrs. Teixeira
de Mattos, Vermeer & Co.
Het spreekt echter vanzelf, dat
bij
conversies tot
bedragen van niet meer dan 20 â 30 millioen tege-
lijk volstaan kan worden met consortia van 2 of 3
banken en de Indische Regeering tegenover zoodanige
consortia sterker staat, door tevoren concurreerende
aanbiedingen uit te lokken van verschillende bank-
instellingen. Het .monopolie van het groote consor-
tium, dat tot dusverre steeds gegolden heeft, wordt
hiermede verbroken. Nederlandsch-Indië kan dan
meer dan tot nu toe mogelijk was zijn eigen wil tot
het erlangen der gewenschte renteverlaging doorzet-
ten, zonder zich te storen aan de terughoudendheid van bedoeld consortium, dat, in het bewustzijn van
zijne monopolistische positie, zich vermoedelijk teveel
laat beïnvloeden door vrees voor den onwil van het’
publiek om met eene lagere rente genoegen te nemen.
* *
Het komt
mij
dus voor, dat deNederlandsch-Indische
conversiepolitiek in de eerste plaats geregeld dient
te zijn op conversie van geheele leeningen tegelijk met
gebruikmaking van het groote consortium, en pas in
de tweede plaats, indien vorengenoemde gedragslijn
volstrekt niet of niet geheel doorvoerbaar is, op
renteverlaging door uitgifte van kleinere leeningen
van niet meer dan 20 A 30 millioen met gebruik-
making van kleine onderling concurreerende consortia.
Wellicht zal afwisselende toepassing van deze beide
beginselen tenslotte nog de meest geschikte weg
blijken te zijn. –
Hoe dit ook
zij,
met de conversies moet eindelijk eens een begin gemaakt worden; verdere vertraging
beteekent een jaarljksche schade voor Nederlandsch-
Indië, die in vele millioenen loopt. Er is in dit op-
zicht zonder
twijfèl
periculuns in mora.
‘s Gravenhage.,
Dr. D. J.
HULSROFF POL
Jr.
VERBINDENDVERKLARING VAN DE COLLECTIEVE
ARBEIDSOVEREENKOMST.
Degenen, die ledenkingen hebben aangevoerd tegen
de verbindendverklaring van de Collectieve Arbeids-
overeenkomst, zijn to onderscheiden in twee ‘hoofd-
groepen.
Tot de eenegro&p’ behooren
zij,
die wel voorstander
zijnvan de C.A. 0. bf althans dit instituut in de hui-
dige maatschappelijke verhoudingen aanvaarden,, doch
de verbindenciverklaring niet geschikt, laat staan
noodzakelijk achten voor den gezonden groei en uit-
bouw van dit instituut zelve en (of) voor de ontwik-
keling van het bedrijfsleven.
Anderzijds worden er bestrijders van de verbindend-
verklaring aangetroffen, die, hetzij met zoovele woor-
den, hetzij implicite, zich doen kennen als tegenstan-ders van de C.A.0. zelve en wier verzet tegen de ver-
bindendverklaring derhalve veeleer schijnt voort te
yloeien uit vrees voor eene krachtiger ontwikkeling
der CAO.
in de korte bespreking, welke ik hier aan ‘de ver-
bindendveiklaring wenseh te wijden, meen ik •de be-
zwaren, die door de tweede groep plegen te worden
aangevoerd, buiten beschouwing te moeten laten. De
bezwaren immers, door deze tegen de verbindendver-
klaring te berde gebracht, raken in wezen veeleer de
C.A.O. dan de verbinciendverklaring •en het is niet
mijne bedoeling in dit kort bestek het goed recht en
de groote beteekenis der C.A.O. in het licht te stellen.
Vervolgens lijkt mijl een tweede onderscheiding en
p.reciseering, door sommigen die zich met het vraag-
stuk der verbindendverklaring hebben bezig gehouden,
niet of niet voldoende voor oogen gehouden, vooi de
vorming van een juist begrip over deze materie on-
misbaar.
In menige bespreking van de verbindendverklaring
is het mij opgevallen, dat de schrijver het vraagstuk
beschouwt in abstracto, dat hij zich zelf de vraag te
t
beantwoorden gesteld heeft: wat zijn de voor- en de
nadeelen van verbindendverklaring van collectieve ar-
beidsovereenkomsten in het algemeen?
De vraag, aldus gesteld, laat zich ongetwijfeld niet
in eene beknopte samenvatting beantwoorden.
Immers, zij vereischt eene nauwkeurige onderschei-
ding van de omstandigheden waaronder en de wijze
waarop de verbindendverklaring zou kunnen gereali-
seerd worden en vervolgens eene beoordeeling van de
(verbindendverklaring onder die verschillende omstan-
digheden en mogelijkheden van uitvoering.
Vele schrijvers nu vergenoegen zich met de vraag
– algemeen te stellen, doch verzuimen bij de boant-
woording voldoende rekening te houden met het feit,
dat juist de omstandigheden en de wijze van uitvoe-
• ring practisch het nut en de wenschelijkheid van de
verbindendverklaring kunnen bepalen.
t.
Men kan geheele vertoogen lezen •tegen de onge-
wenschte vrjheidsbeperking, gevolg van de verbin-
dendverklaring, tegen de bedenkelijke gevolgen, die de verbindendverklaring voor het economisch leven
noodzakelijk na zich moeten sleepen.
• Deze argumenten, eenmaal gevonden, plegen dan te
worden aangevoerd tegen
de
–
verbindendverklaring -det
collectieve arbeidsovereenkomst, men vraagt zich niet
of of er omstandigheden kunnen zijn, waaronder die
argumenten kracht bezitten, andere, waaronder
zij
zonder waarde zijn, ‘of de kracht dier argumenten ook kan afhankelijk zijn van de wijze, waarop men de ver-
bindendverklaring ‘denkt te verwezenlijken,- doch men
concludeert eenvoudig ten opzichte van verbindend-
verklaring tout aaurt en
schijnt
daarmede de al of
niet wenschelijkheid van dezen maatregel voldoênde
bewezen te achten.
Hierdoor ontstaan ongetwijfeld vele onjuiste opvat-
tingen en ziet men het vaak gebeuren, dat de pro- en
contra-strijders langs elkaar heen redeneeren.
M.i. dient men derhalve, althans indien het er om
te doen is om conclusies te trekken, voor de practijk
van het oogenblik van waarde, te zoeken naar een ant-
woord op de volgende concrete vraag:
welke is, aan-.
genomen, dat de C.A.O. eene voorname en noodzake-lijke plaats inneemt in het bedrijfsleven, de beteekenis van de verbi’,vdendverklaring dier O.A.O. op de wijze
als voorgesteld in het Voorontwerp van wet van Mi-
?t-ister Aalberse?
Door aldus het probleem te stellen snijdt men zich
zelf den pas af voor afdwaling op zijwegen en beden-
kelijk -generaliseeren.
Men kan wellicht tot de conclusie komen, dat de
verbindendverklaring in alle gevallen, dus ook toege-
past overeenkomstig het voorontwerp, uit den booze
is, men mag cle regeling, in het ontwerp voorgesteld,
niet de aangewezene achten en aan eene andere de
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
275
voorkeur geven, in elk geval zal men zich echter ge-
noopt gevoelen om aan te toonen, waarom deze rege-
[ing onder de huidige omstandigheden niet ‘gewenscht
of niet geschikt is; doch men kan niet volstaan met
– hetgeen door sommige schrijvers maar al te grif
geschiedt – de thans voorgestelde regeling onaanne-
melijk te verklaren op grond van etische en economi-
sche bezwaren, die tegen de verbindendverklaring in
abstracte kunnen worden aangevoerd.
De beantwoording zelf van de boven geformuleerde
vraag kan kort zijn.
Wie kennis genomen heeft van een belangrijk deel
der over dit onderw’ei’p geopenbaarde gevoelens, zal
moeten erkennen, dat het niet gemakkelijk zou vallen
Cm
aan de zoowel ‘pro als contra aangevoerde argu-
menten nog nieuwe van eenige beteekenis toe te
voegen.
Ts men, gelijk ik, de overtuiging toegedaan, dat wel-
licht voor het behoud, doch stellig voor eene krach-
tige ontwikkeling van de O.A.O. de verbindendverkla-
ring mits op omzichtige, wijze toegepast – nood-
zakelijk is, dan is het waarlijk moeilijk om, na lezing
‘ari hot artikel van Mr. Dr. A. A. van ‘Rijn in do Ned.
Mercuur (Hoe werkgevers en werknemers ei’ tegen-
over staan) zonder den. schijn te verwekken van pla-
giaat te plegen, een beknopt overzicht te geven van
het doel der verbindendverklaring en eene weerleg-
ging van de voornaamste tegen de verbindendverkla-
ring aangevoerde bezwaren.
Daarom geef ik er do voorkeur aan naar dit hel-
dere en zakelijke artikel te verwijzen en er mijne vol-
maakte instemming mede te betuigen.
Ik citeer echter daaruit de volgende passage, die
zoo voortreffelijk de ware beteekenis van de C.A.O.
samonvat en tevens eene weerlegging behelst van tal
van grieven, tegen de verbindendverklaring aange-
voerd:
,,De vraag hoe men tegenover de verbindendverklaring
der CAO. staat, wordt voor ons gevoel zeer sterk bela-
vloed door de vraag hoe men over de C.A.O. zelve denkt.
Hoe meer men voor het instituut der CAO. als zooda-
nig gevoelt, hoe gauwer men geneigd zal zijn; maatrege-
len tot steun van dat instituut te verdedigen. En om-
gekeerd, wanneer men zich bij de CAO. slechts als bij
een gegeven verhouding neerlegt, clan zal daaruit ge-
ringe sympathie voor cle venbindendverklaring voort-
vloeien.
Waarin is nu het groote belang der CAO. gelegen?
Vroeger werden de arbeidsvoorwaarden in vrije con-
cuurreutie vastgesteld. Werkgevers en werknemers ston-
den individueel tegenover elkaar. De ervaring heeft ge-
leercl, dat daarbij cle werknemer veelal in een onmensch-
waardige en geheel van den werkgever afhankelijke po
sitie kwam te verkeeren. De C.A.O. heeft daarin ver-
– hetering gebracht. De werknemer staat nu niet meer
practisch rechte]oos tegenover den werkgever. Er is een
evenwichtsverhouding ‘geschapen. Ook den arbeider is
een rechtspésitie verzekerd.
Maar de CAO. bleek niet alleen voor ‘den arbeider van belang. Terwijl de werkgever vroeger eIken dag
voor het feit van een staking kon worden gesteld, werd
clie mogelijkheid nu aanzienlijk beperkt. Wel bleef de
kans van strijd bij het einde der C.A.O. bestaan, maar
naarmate partijen den bedrijfsvrede juister hadden lee-
ren waarcleeren bleek het te beter mogelijk om zonder
strijd tot vernieuwing der bestaande verhouding te komen.
Daar komt nog iets hij. Er bestaat tegenwoordig een
streven om cle taak der Overheid bij de uitvoering van
cle sociale wetgeving zooveel mogelijk te beperken. Mar
dat streven kan alleen slagen, indien in het bedrijfs-
leven organen bestaan, die de taak der Overheid kun-
nen overnemen. Het is juist de C.A.O., welke die’ orga-
nen pleegt te scheppen. Terwijl de patroons door de uit-
voering der sociale wetgeving op zich te nemen een meel’
deskundige en meer soepele regeling kunnen bewerken,
is het terugtreden van cle Overheid tegenover den arbeid
der het ‘bewijs, dat hij niet meer als ‘een object voor
sociale politiek wordt beschouwd, maar als een persoon-
lijkheicl, clie mede eigen
,
lot bepaalt.”
Tegenover degenen, die ook heden ten dage in de
O.A0. en a fortiori in de verbindendverklaring dier
overeenkomst meenen te moeten zien een middel tot
bestrijding van het kapitalisme en .tConevenredige
versterking van ééne groep der hij het productiepro-
ces betrokkenen: de. arbeiders, plaatste de schrijver
hier de opvatting, dat de
C.A.O.
is het middel tot
schepping eener evenwichtsverhouding tussehen weric-
gevers en werknemers, een middel tot’ behoud en be-
vordeiing van den bedrjfsvrede. – – –
En sprekende van de verbindondverklaring als inid-
dcl tot uitbouw van de C.A.O. zegt de heer Van Rhijn:
,,Men krijgt den indruk, d’at de leideftde kringen der
moderne vakbeweging er in het algemeen koel tegenover
staan. L’histoiie se repte. De tijd ligt
3
nog niet ver
achter ons, dat het voor het socialisme een brandend
vraagstuk was of de leer van den klassenstrijd wel toe-
stond aan een vredesinstituut als de C.A.O. mede, te
werken. De natuur bleek sterker dan de, leer. Is het
welliaht mccle cle cloorwerking van hetzelfde probleem,
dat de moderne vakbeweging, hoewelzij thans in de
practijk cle groote waarde der C.A.O. erkent, toch nog
weer tegenover den uitbouw van dit instituut eene lauwe
houding doet aannemen? Laten wij hopen, dat dan de
natuur het straks opnieuw ,van de leer zal.winnen.”
Het is indérdaad een onmiskenbaar feit, dat de
vurigste voorstanders van de verbindendverklaring
niet gevonden worden onder hen, die op het stand-
punt van den klassenstrijd staan, doch onder degenen,
werkgèvers zoowel als werknemers, die de oplossing
van het maatschappelijk vraagstuk verwachten van
cle vreedzame samenwerking der klassen.
Dit moge strekken tot geruststelling van allen,
die in de verbindendverklaring, ‘gelijkin zoo menige
andere sociale overheidshemoeiing, slechts believeu te
zien eene al te eenzijdige ,,Arbeiterfroudllichkeit” ten
koste van den ondernemer en tot nadeel voor het
aiemeen welzijn.
Ik acht ‘het overbodig hier de redenen, aan te voe-
ren, die pleiten voor de invoerihg der verbindend-
verklaring als middel tot versterking enuithouw van
de C.A.O.
Het
lijkt
mij voldoende daarvoor te
verwijzen
naar
cle Memorie van Toelichting tot het Voorontwerp van
Wet len naar de desbetreffende passage in het meer-gen oemde artikel van Mr. Dr. van Rhijn.
Slechts meen ik nog met een enkel woord te moe-
ten wijzen op de waarborgen, die het ontwerp-Aal-
berse biedt tegen nadeeligo gevolgen, ‘die zoowel uit
eone ontbrekende verbindendverkl’aring ‘der CAO.
als uit eene automatische verbindendverklariug kun-
nen. voortvloeien.
Een treffend voorbeeld van iie noodiottige gevol-
gen, die het ontbreken van de verbindendverklaring
kan na zich sleepen geeft wederom Mr. van Rhijn,
uit wiens artikel ik nog eenmaal citeer,:
,,In dit verband nog een opmerking., In de ,,Nicuwe
Rotterdammer Courant” van 22 en 23 Juli 1925, wordt
ie ‘een tweeta.l hoofdarti’kelen ook het ‘öntwerp-Aalberse
besproken. Daarbij worden de exorbitante bonen welke
cle bouwvakarbeiders eenige jaren geleden ontvingen,
aangehaald, om de verbindendverklaring- te bestrijden.
intussehen kan dit voorbeeld daartoe geen dienst doen.
Nemen wij eens aan dat de C.A.O. in -het houw’beclrijf
destijds was verhindend verklaard. Waren in dat geval
de abnormale bonen door den Minister,gesanctiouneerdl?
Absoluut uiet. In de C.A.O.
zelve
stonden
no’rnuule ucur-
bonen.
Maar in de practijk betaalden de patroons, die
tegen elkaar opboden, het dabbele
van het contractueele
bedrag. Het was dus cle Vrije çoncurreutie, welke die
excessen deed geboren worden. Wij kunnen nog verder
gaan. De georganiseerde bouwpatroons konden de hooge
loon en door
lnewiniwun-qrenzen
in de CAO;
01)
te nemen,
onmogelijk verhinderen. Want de georganiseerde pa-
troons warên aan de CAO. niet gebonden. Wanneer
het ontwerp-Aalberse wet was geweest, dan zouden blij-kens cle Memorie van Toelichting maximumloonenl voor
het geheele bedrijf kunnen zijn gesanctionneerd. Het is
dus juist andersom clan cle .,Nieuwe Rotterdamsche Cou-
rant” zegt: cle verbindendverklaring erkte de hooge loo-
nen niet in cle hand, maar was destijds nog het beste
middel geweest om de loonexcessen en de daaruit voort-
vloeiende misère te hestrijden.”
Doch ongetwijfeld zijn er ook gevallen denkbaar,
waarin ook cle vërbinclendverklaring -nadeelige gevol-
276
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
gen voor het bedrijfsleven zoowel als voor het alge-
meen welzijn zou kunnen medebrengen. –
Het is eene groote verdienste van den ontwerper
der wet, dat ‘hi. deze mogelijkheid terdege voorzien
‘heeft. Wij lezen in de Memie van Toelichting:
,,Op grond van dé gevolgen, die de verbiudéndverkla-
ring kan hebben zoo’wel voor het bedrijf zelf, als voor
de ontwikke1ing der vakorganisaties en het afsluiten
van nieuwe collectieve overeenkomsten in het bedrijf,
komt het voorts
1
gewenscht voor te bepalen, dat de ver-
bindendverklaring moet gc?veigerd worden, indien blijkt,
dat .een belangrijke minderheid onder hen, die partij bij
de collectievé arbeidsovereenkomst zijn, zich tegen (le
bindendverklaring verzet (artikel
4,
derde lid).
Ook wanneer aan de hierboven genoemde voorwaarden
wordt voldaan, moet de verbindendverklaring kunnen
worden geweigerd, indien •daartoe gegronde redenen be-
staan. Dit zal o.a. het geval zijn, indien de verbindend-
verklaring in strijd zou zijn met het algemeen belang
of zou leiden tot te groote benadeeling van de recht-
matige bélangen van derden in het betrokken bedrijf of
daarbuiten. Voorts kan de collectieve arbeidsovereen-
komst zich nietleenen voor verbindendverklaring, hetzij
omdat zij te veel overlaat aan uitvoeringsmaatregelen,
vast te stellen door organen, op welker samenstelling
de niet door die overeenkomst gebondenen geen invloed
hebben, hetzij omdat zij niet geschikt is voor toepassing
op, andere ondernemingen dan die van de hij die over-
eenkomst aangesloten werkgevers. Eindelijk is het mo-
gelijk, dat het voortduren van de collectieve arbeidsover-
eenkomst op het tijdstip der aanvraag tot verbindend-
verklaring nog maar voor zoo korten tijd verzekerd is,
dat het niet verantwoord zou zijn in ‘te grijpen in den
rechtstoestand van de niet bij die overeenkomst aange-
slotenen. Een• opsomming dier redenen in de wet te
geven komt den’ ondergeteekeède niet gewen scht voor.
liii acht de ministerieele verantwoordelijkheid een vol-
doende waarborg, voor een juiste hanteering van het
recht om de verbindendverklarizig toe te staan of te
weigeren.”
Vele bezwaren zijn er tegen de verbindendverkla-
ring aangevord, die volkomen gegrond zouden zijn,
indien zij niet’voorzien waren in het ontwerp en dit
ontwerp geene waarborgen sëhiep om ze te ondei
van gen.
Aandachtige en onbevooroordeelde bestudeering
van het ontwerp – waartoe menige bestrijder der
verhindendverklaring zich klaarblijkelijk de moeite
niet gegund heeft – m.oet dan ook de overtuiging
schenken, dat de verbindendverkiaring eener
overeenkomstig de bepaling van dit ontwerp, be-
zwaarlijk ooit eenig nadeel kan opleveren, hetzij voor
het -bedrijfs’iêven, hetzij voor het algemeen ‘belang.
In dit ontwerp vermag ik dan ook niets anders te
zien dan:
Een, middel tot uitbouw van •het vredesinstituut:
de O.A.O., tot onderdrukking derhalve van den’ klas-
senstrijcl, en eene tegemoetkoming van het patticu-
Her initiatief, di. eene overheidsbemoeiing, ten doel
hébbende zich zelve te beperken tot h&t uiterst nood-
zakelijke. Mr.
A. TEPE.
NOGMAALS: DE OPPOSITIE TEGEN HET VERDRAG
MET BELGIË.
II (Blot).
Thans debestrijding van mijn artikel door ir. Ramaer
in E.S.B. van 3 Maart.
§ 8 van ‘art. 9 (niet 4) van het Verdrag van 1839
kan ik nu laten rusten evenals de vraag omtrent het
Sloe.
Het baggeren door België geschiedt met vergunning.
Het zou wat moois
zijn,
als het anders ware. Maar
dit is juist scheef, en hier heb ik een tegenstander
van het nieuw Verdrag aan
mijn
zijde, en niemand
minder dan den ‘gep. luit.-gen. v. Oordt (N.R.O.
29 Jan. Avondbl. D. le kol.) Nederland ‘moet zelf baggeren, of de’ kosten komen voor rekening van
België of niet. Dit zal geschieden ingevolge het nieuw
Verdrag (art. IV § 7). Dan is er zeker geen gevaar,
dat aan een dijk gebaggerd zal worden, tenzij die
dijk volgens een vastgesteld plan zou moeten worden
opgeruimd, maar dan zijn vooraf
de
maatregelen
genomen tot veiligstelling van het
blijvend-deel
-van
den polder.
Waarom zou men bovendien, als het niet beslist
moet, bij
een
dijk baggeren? Om de steen? Die kan
men goedkooper uit de groeven aanvoeren. Men
baggert op de ondiepe plaatsen in de stroomover-
gangen, maar niet bij de dijken, waar meestal veel
meer dan de noodige diepte aanwezig ,,is.”
* *
*
Ik zou het werk van Hogerwaard niet kennen? Och
neen, ik diende ook slechts 16 jaar als arrondissements-
ingenieur in Ter Neuzen.
Hogerwaard stelde dat werk samen vaksgewijze met
het oog op de verdediging der aangevallen oevers
(de titel zegt dat), doch het is geen werk voor de
studie van den Scheldestroom in zijn geheel. Toch
zal het, wordt het Verdrag goedgekeurd, voor de
Scheldecommissie van zeer groote waarde zijn.
Of nu bij het veranderen van de landkaart eerst
polders verdwenen en dan geulen ontstonden of om-
gekeerd, dat is woordenspel, ongeveer als wat er eerst
was: de kip of het ei.
Algemeene veranderingen door verlies komen ,,nu”
niet meer voor, dank zij mede Hogerwaard, ook niet
op de Oosterschelde; op winst
bij
tusschenpoozen
door bedijkingen wees ik in eerste instantie.
* *
*
Natuurlijk moest ik
mij
tot ir. Ramaer richten, want
door hem werd’ de technische oppositie aangevoerd;
anderen tellen tegenover zijn gezag niet mee. –
Ir. Ram aer zou niet beweerd hebben, dat de Schelde
ten doode is opgeschreven?
Dan citeer ik bladz. 27
zijner
brochure:
,,Deze versljming, die tallooze wateren, als de
,,Elkersee…..heeft doen
verdwijnen,
gaat steeds
,,door, en dit is het wat op kleine schaal binnen 20
,,of 30, maar op groote schaal binnen 200 of 300
,,jaren Antwerpen met achteruitgang bedreigt,” enz.
Ter ‘dood veroordeeld of niet?
Maar ir. Ramaer geeft toe, dat normaliseering
gunstige toestanden zou scheppen; alleen ze zal te
veel kosten.
Wie heeft nu op de
noodzakelijkheid
van norma-
liseering gewezen? Niemand minder dan onze groote
P. Caland – geboren Zeeuw en geen waaghals, zoo-
als zeker Dclftsch hoogleeraar, die in de oogen van
sommige tegenstanders den naam van Nederlander
nauwelijks meer verdient, nu hij voor zijn opinie, af-
wijkende van de hunne, durft uitkomen – in zijn
schitterende en toch zoo bevattelijke studie: ,,Over
vloed en eb op benedenrivieren”. (Verband. Kon. lust.
v. Ingrs. 1860/61).
1)
Wat een kijk heeft die man op onze benedenri-
vieren gehad! Jammer dat ir. Ramaer niet een kleine
reproductie van die plaat 7 gaf.
Wat is hetgeen Caland noodig achtte, anders dan
normaliseeren, waartegen ir. R. als bron van gevaar
voor Zeeland geen bezwaar heeft ? ,,Wanneér” zij
noodig zal
zijn,
ik heb mij niet aan een schatting
gewaagd; ir. R. schat over 1000 of 1500 jaar (blz.
205, 2e kol. midden) of over eenige eeuwen (blz. .206,
2e kol. ‘onderaan), maar door overzetting en uit-
breiding der platen, zooals op blz. 207, le kol. wordt
vermeld, wordt de stroom in sterk gekromde, nauwe
en overmatig diepe geulen samen geperst, die een
voortdurende en ernstige bedreiging vormen van de
oevers; daartussehen ontstaan ondiepten of drempels
in de overgangen, waar
ingrijpen
niet zal kunnen
1)
§ 62 van die verhandeling luidt:’
‘,,Wil men ‘de Schelde bevaarbaar houden, dan is het meer
,,dan tijd, dat er orde en regelmaat in de stroombaan
,,worde gebragt en dat men ook hier overga tot het op-
,,baggeren der vaste stoffen, die ,door de natuur in het
,,rivierbed worden geplaatst. Het regelmatig maken van
,,die rivier zoude ‘kunnen geschieden als in groote trekken
»
op plaat 7 is aangetoond.”
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
277
uitblijven. (Nauw van Bath en bijna in 1893 in het
Zuidergat). Ik herinner ir. R. ook aan hetgeen hij
zeide in het Kon. Inst. van Ingrs. op 12 Febr. 1901
(De Ingr. 1901, blz. 238, 2e kol.) over de scherpe
bochten (in de Schelde), de draaikolken die zij ver-
oorzaken, de plaatselijk groote, onnoodige diepte,
belemmering van de intreding van het vloedwater
en ongemakkeljk sturen der schepen.
Is dat niet overtuigend voor de aanbrekende nood-
zakelijkheid van normaliseering?
Wat verleggingen of afsnijdingen betreft, wil ir.
R!
blijkbaar
onderscheiden tusschen dezulke ,,in het
rivierbed” en .,,daarbuiten, achter de dijken”.
Tegen de eersten geen principieel bezwaar meer,
immers vervanging van het bochtige en moeielijke
Nauw van Bath door openbaggering van het Schaar
van de Noord langs het land van Saaftinge wordt
reeds uitvoerbaar geacht (blz. 205, le kol. onderaan).
Beteugeling of afsluiting van het Nauw van Batli
zal daarmede moeten samengaan; te zamen vormt
dat de eerste schrede op den langen weg der nor-
maliseering. Nergens blijkt uit mijn artikel, dat ik
mij die gemakkelijk heb ghdacht; ik heb slechts met
enkéle woorden vermeld, wat daarbij o.a. te pas komt.
Afsnijding van een dijkshoek, door mij als een
mogelijkheid gesteld, wordt door ir. R. doelloos ge-
noemd. Volkomen toegegeven, wanneer zij geheel op
zich zelf zou staan, maar die onderstelling is al te
naïef. Ik stelde die
mogelijkheid
om voor iedereen
verstaanbaar te
zijn,
maar natuurlijk bedoeld in ver-
band met aansluitende stroomleidende werken.
De instandhouding van nieuwe oevers, die daarbij
zouden worden gevormd, zal moeten geschieden buiten
bezwaar van den polder, een in Nederland reeds be-
kend en erkend beginsel; daartoe verwees ik – naar
den Rotterd. Waterweg. Ik vergeleek niet de Schelde
met dien ,Waterweg. Noch bepaalde verleggingen van
de hoofdgeul, b.v. naar de Oude Everinge, noch een
bepaalde afsnijding nabij Groenendijk, dwars door de
noordwaarts uitstekende punt van Zeeuwsch-Vlaan-
deren, werden door mij genoemd. Ir. Ramaer heeft
geen bezwaar tegen baggeren voor de vaargeul, zelfs
door België met vergunning, dus nog wel zooveel te
minder door den Ned. Waterstaat, geen technisch,
alleen financieel bezwaar tegen nornaaliseering (over
de verdeeling der kosten had ik het vroeger reeds).
Op zich zelf staande afsnijding van een hoek (zon-
der te passen in een normaliieerings-ontwerp) ook
volgens mij. onzin, normaliseering (dus veel minder
een
afsnijding
nabij Groenendijk) volgens ir. R. in geen eeuwen te verwachten: wat blijft er dan over
van het gevaar voor Zeeland? Alleen de beheers-
commissie en de scheidsgerechten.
Zullen die zeer kostbare norm aliseeringswerken (die
echter eenmaal zullen komen) en een nog veel kost-baarder en gewaagde afsnijding door de commissie,
onder goedkeuring der beide Regeeringen, of door
de scheidsgerechten, uit pure aardigheid worden ge-decreteerd? En indien al, dan loopt de veiligheid van
Zeeland geen gevaar. De Nederlandsche wetten (op de
onteigening b.v.) worden toch niet krachteloos gemaakt,
zelfs de vergunning van polderbestuur of Ged. Staten
tot aantasting van een dijk kan piet worden ont-
beerd. –
Alle uitspraken van onbevoegdenten spijt, en aan-
sluitende .aan die van onzen grooten Caland, vat ik
mijne conclusiën aldus samen:
1
0
. Een goede staat van de Schelde, op den duur
alleen te bereiken door norm aliseering, waartoe het
nieuwe verdrag den weg opent, druischt ,,niet” in
tegen de veiligheid van den waterstaatkundigen toe-
stand van Zeeland, en
2
0
. De
onderganga)
van Zeeland ware het bederf
van de Schelde en een mogelijke ramp voor Antwerpen.
Indien ir. R. het hiermede niet eens is, ben ik be-
1)
Dit woord is niet van mij, doch van
Mr. W. J. L.
van Es, Alg. flandelsbi. 17 en 18 Nov.
reid die conclusiën, buiten alle politik om, te onder-werpen aan het oordeel van bevoegde mannen, zoo-
als de irs. Leemans, Kemper, oud-minister dr. Lely,
van Eizelingen.
De beheerscommissie zal niet minder studiecom-
missie zijn om voor dreigende naoeielijkheden in de
Schelde tijdig maatregelen voortebereiden.
De heropening der Ooster-ScheW door commissie
of scheidsgerecht is een hersenschiin, alleen reeds
wegens onbevoegdheid. Maar bovendien: les idées
marchent. De bekwame Belgische ingénieurs Troost
en Vandervin drongen in 1892 reeds aan op afslui-
ting van de kom, die aan de
zuidzijde
van den Schelde-
dam bestond en deels nog bestaat. Zij
zijn
dus plus
royalistes que le roi; immers ir. Ramaer wil die
zijdelingscbe spuikom behouden (De Ingr. 1901, blz.
235 en 238).
De ,,groote doorsteek” bij Antwerpen ware geen
moeilijk ,,werk” volgens ir. Ramaer, maar dan toch
wel een moeilijke ,,zaak”, zooals- door Z.H.E.G. werd
erkend (De Ingr. 1901, blz. 239), en zoo zou elke
verlegging achter de bandijken op Nederi. gebied een
nog veel moeilijker
,,zaak”
zijn. Nu hoop ik, dat
voor- en tegenstanders van ,,den grooten doorsteek”
het onderscheid tusschen ,,werk” en ,,zaak” goed in
het og vatten, anders zou door deze niet van alle
onvoorzichtigheid Vrij te pleiten uitlating de naam
van Oonrad en Welcker gevaar kunnen loopen.
Aan hetgeen ir. Ramaer over het. Zwiii’ zegt, zou
ik alleen willen toevoegen, dat toen ook de Organi-
satie en de hulpmiddelen ontbraken.
De afdamming van het Hellegat ligt in een te ver
verwijderde toekomst om nu daarop in te gaan. Ca-
land wilde Hellegat en Krammer als voortzetting
van Nieuwe Merwede en Hollandsch Diep behouden,
maar daarvoor kan misschien ook het Haringvliet in
aanmerking komen. Een ernstige studie slechts zou
de keuze kunnen bepalen. –
* *
*
Tot mijn uitlating over het peil van het kanaal
Antwerpen-Moerdijk werd ik genoopt door de
Op-
merking van prof: Oolenbrander in de Gids (Nov.),
terug te vinden, in de broch. N. B blz. 26; ik heb
volstrekt niet gezegd, dat 1.75 M. boven N. A. P.een-
op Nederlandsch gebied gewenscht peil zal zijn, in-
tegendeel, ik heb op mogelijk bezwaar gewezen.
* *
*
Mijn opmerking over den scheepvaartweg Amster-
dam-Rijn gold niet ir. Ramaer, die voorzitter was
van de commissie voor de verbinding Amsterdam-Lek (1915), maar de commissie-Limburg, waarvan
ir. R. geen lid was. Indien de commissie-Limburg
het door de commissie-Ramaer aangenomen profiel
heeft aangehouden, is dit te harer verantwoording.
Intusschen is ni het rapport der commissie-Ramaer
het Maas- Waalkanaal in uitvoering gekomen, en daar-
tegenover schept het aanbevolen profiel voor het
kanaal Amsterdam-Rijn, met name voor het gedeelte benoorden de Lek, een anomalie. Mijn oordeel daar-
over, onfhankeljk van een eventueel kanaal Ant-
werpen-Moerdijk, handhaaf ik, en ik bevind me
daarbij in goed gezelschap, nI. in dat van den oud-
minister Dr. Lely (Rede te Arnhem 29 Oct, 1925,
uitg. Sythoff, blz. 15). Aan de cijfers (80 of 90 M.)
voor de eventueele breedte hecht ik niet, het mag
ook 70 of 75 M. zijn.
* *
Ten slotte het aquaduct over d Maas bij Steijl
(9 K.M. boven Venlo) voor het eventueel Rijn-Schelde-
kanaal. Het schijnt dat ir. Ramaer het ontwerp
Hentrich niet kent, waarvan de Nederlandsche tekst
bewerkt werd onder het oog van ir. Schlingemann,
hoofdingenieur der Maaskanalisatie. Juist met het
oog op de kruising met de Maas en de snijding met
het kanaal Wessem-Nederweert
is
het peil aldaar
278
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
gelukkig gekozen, ni. gelijk met dat kanaal (28.50 M.
boven N. A. P.). Eerst tusschen de Nederl.-Belg. grens
en de Zuid-Willemsvaart wordt het terrein aan-
merkelijk hooger, en daar is dan ook de eerste schut-
sluis, nâ die aan den Rijn, ontworpen.
Op het Dortmund-Ems-kanaal (geopend 1899) ligt
het peil bij den overgang over de Lippe op ongeveer
11 M. boven het terrein. In het Maasdal zal die
hoogte over korte lengte volgens Hentrich 12.5 M.
zijn. Zouden onze ingenieurs dat niet aandurven?
De bruggen[te Roermond en Venlo hebben minder
dan 300 M. opening. Voor het aquaduct is 500 M.
dus wel ruim gerekend.
Ingeval van breuk of bres zullen de 20
it
25 millioen
M
3
water in het
bijna
90 K.M. lange pand niet op
ééns in de Maas, of het Maasdal storten, doch voor
het leegloopen zal zeker een half etmaal noodig zijn,
gevende een gemiddelde uitstrooming van 500 M
3
per sec., een weinig beteekenende hoeveelheid tegenover
een maximum afvoer van 3000 M
3
. Zeker een ernstig
ongeluk voor het kanaal, Maar geen ,,ramp” voor de
Maas of wat ook.
* *
*
Mr. Suermondt (E.-S. B. 3 Maart) ziet lijnrechte
tegenspraak tusschen den Minister en
mij •
over de
vraag, wat de voorkeur verdient: de vaart langs
Hansweert of die door het kanaal Antwerpen-Moerdijk.
Ook door
mij
wordt het
mogelijk
geacht, dat een
sleep, die uitLde oude dokken komende zich op de
Schelde voor Antwerpen bevindt,
bij
gunstig seizoen,
uur en getijde de reis langs Hansweert kiest in plats
van wederom de dokken in te varen en het kanaal
naar Moerdijk op te zoeken.
* *
Ten – slotte de Heer harte, Secr. v. d. K. V. K. ite
Ter Neuzen. (E.’S. B. 10 Maart), wien het is ope-
vallen, dat de toepasing der ,,speciale tarieveh”
voor Ter Neuzen door mij met geen enkel woord tis
aangeraakt.
:Daartoe dus uitgelokt, wil ik opmerken, dat voor
zoover
mij
bekend, in de tot nog gesloten overeen-
komsten met België spoorweg- en scheepvaartaange-
legenheden steeds zijn gescheiden gehouden, met éérie
uitzondering, nl. de overeenkomst van 31 Oct. 1879,
betreffende den bouw van een nieuwe sluis te Sas van
Gent en de naasting van den spoorweg Grens-Moerdijk
en Roozendâal-Breda, beide om zoo te zeggen, af-
loopende zaken. En nu zou m.i. met recht de vraag
kunnen rjzn of het wel wenschelijk is heterogene
zaken, die in de toekomst blijven werken, in een
zelfde overeenkomst te betrekken. Anderen zouden
wellicht regelingen omtrent in- en uitvoer van vee
met de scheepvaartaangelegenheden wenschen te zien
samengekoppeld. Bovendien dient ten aanzien van
spoorwegtarieven in het oog te worden gehouden,
dat op dat gebied internationale bepalingen bestaan,
(conventie vân Bern), wellicht een reden te meer om
deze onderwerpén afgescheiden te houden. Het Nat. Corn. wees er op, dat Ter Neuzen 40 jaren
de voorrechtender ,,speciale tarieven” genoot. Daar-
uit mag niet ‘worden afgeleid, dat er .zich geen
moeilijkheden voordeden, wat o.a. het geval was in
1898, toen België optrad tegen het door Mechelen-
Ter Neuzen toégepaste stelsel van reëxpeditie op een
harer verderéèlegen stations, waarschijnlijk om beter
te kunnen concurreeren tegen Gent-Ter Neuzen, welke
beide Maatschappijen voortdurend op den meest ge-
spannen voet stonden, ook zeer ten nadeele van Ter
Neuzen.
Ten einde dé’behandelde stof te beperken, ging ik
in eerste instantié niet op de spoorwegtarieven in,
te eerder omdat omtrent den actueelen stand der
kwestie
mij
niétmeer bekend is dan uit het Voorl.
Versl. der Tweéde Kamer blijkt.
Uitvoerig behandelt de heer H. de loodsgelden
;
waarbij wat ik schreef wel wat wordt verdraaid. Ik
schreef, dat de bestemming. van een schip ,,niet uit-
sluitend beheeracht wordt door de loodsgelden”, wat
wel iets anders is, dan dat ,,de loodsgelden er niet
toe doen”. Wel staat nu vast, dat de oogenblikkelijke
ongelijkheid van het loodsgeld voor Ter Neuzen en
Gent enkel valutakwestie is, en voortvloeit uit de
bestaande en niet zoo maar te negeeren reglementen
ter zake, welke vastzitten aan het verdrag van
1839, en
blijkbaar
maar nint in een hand-omdraaien
zijn te veranderen; van goud-franken wordt daarin
wel niet gesproken. Volgens het nieuwe verdrag, art.
IV, § 9, laatste lid moeten de loodsgelden woden
herzien, en dan zal dus de gelegenheid bestaan aan
die
ongelijkheid
voor de verplichte beloodsing tot in
de sluis te Ter Neuzen, (hoe eerder, hoe beter) een
einde te maken. Hier is niet bepaald, dat het loods-
geld voor Gent anders zou mogen zijn dan voor
Ter Neuzen.
Aan het begin en aan het slot zijner tegenwer-
pingen stelt de heer H. in zeer algemeene termen,
dat
bij
het sluiten van vroegere overeenkomsten met
België Nederland te royaal is geweest. Zonder nadere
preciseering is het moeieljk daarop in te gaan.
Bij de overeenkomst van 31 Oct. 1879 (bouw eener
nieuwe sluis te Sas van Gent) kwamen alle kosten
van aanleg en onderhoud voor rekening van België,
begrijpelijk, omdat dat werk uitsluitend in het belang
van Gent was en de voorsprong, die Ter Neuzen had
door de grootere sluis dan de oude te Sas van Gent,
verloren ging. De vaart op Ter Neuzen beteekende
toen nog zeer weinig, en is eerst in de tachtiger
jaren tot ontwikkeling gekomen.
Ook
bij
de overeenkomst van 29 Juni 1895 is een
overeenkomstige regeling getroffen, en evenzoo
bij
de
nadere overeenkomst van 8 Mrt. 1902, waarbij enkele afmetingen, in de overeenkomst van 1895 vastgelegd,
werden
gewijzigd.
Hoe men nu van een royaal stand-
punt van Nederlandsche
zijde
kan spreken, is mij
niet duidelijk. Integendeel, in het begin van de xie-
gentiger jaren bedroeg de zeevaart op Ter Neuzen glo-
baal een derde in aantal en inhoud der schepen op
Gent; bovendien trok Nederland (tot aan de af schaf-
fing 1 Mei 1900)
aanzienlijke
baten uit de schut- en
havengelden, zoodat er m.i. veel voor te zeggen ware
geweest, dat Nederland in 1895 een
bijdrage
in de
kosten der werken te Ter Neuzen op zich had geno-
men. Het ingenomen standpûnt heeft mij niet be-
koord en door een redelijke
bijdrage
had Nederland
bij moeieljkheden, b.v. over de spoorwegtarieven, m.i.
dan heel wat sterker gestaan.
Ook met de inrichting van loskaden, geschikt voor
schepen, die door de nieuwe sluis (opengesteld 1 Oct.
1908) zouden kunnen binnenkomen, heeft Nederland
veel te lang getalmd. Immers, een
bijzondere
com-
missie voor de spoorweg- en havenaangelegenheden
adviseerde in Juli 1901, dat vorenbedoelde werken
gereed behoorden te
zijn
v66r de opening dier sluis;
eerst omstreeks het midden van den oorlog werd er
mede aangevangen.
Aan verder debat zal
mjnerzijds
niet worden deel-
genomen, tenzij tot beantwoording van concrete vra-
gen, eventueel ook in andere bladen, indien dat ant-
woord kort kam zijn.
• Aan de Redactie
mijn
welgemeenden dank voor de
opname en verleende ruimte.
Den Haag, Maart 1926.
Prof. Ir.
J. NELEMANS.
* *
*
Naschrift. Gaat de Wester-Schelde op den langen
duur achteruit door den natuurljken loop der dingen?
Had Prof. Nelemans de
vergelijkende
kaarten van
Hogerwaard goed in
zijn
gedachten gehad, dan zou
hij niet in
afwijking
van de uitspraak der Commissie
van 1861 gezegd hebben, dat eene rivier als deze dien
achteruitgang op den duur niet vertoont. Ik her-
haal: de afdamming der Ooster-Schelde en de groote
baggeringen zoowel
bij
Bath als op de .Belgische
24
Maart
1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
279
Schelde hebben den natuurlijken achteruitgang tegen-
gewerkt, maar op den duur kan die niet uitblijven.
Het is koren op mijn molen, dat de geachte schrijver
zegt, dat aan het Zwin de organisatie en de hulp-
middelen ontbraken. i)eze omstandigheden werkten
bij de Wester-Schelde den achteruitgang tegen, maar
op den langen duur staan zij er machteloos tegenover,
tenzij bij uitgaaf van voor ons land niet te betale
somen.
* *
*
De Belgen zullen (als zij de baas zijn) niet bag-
gen om steen machtig te worden, maar het is reeds
geschied, dat zij veel dichter bij den dijk dan de
voorgeschreven 500 Meter baggerden. Dit is zoodra
het bemerkt werd, onzerzijds belet, maar wat zal er
na aanneming van het verdrag gebeuren? Het ver-
drag, dat zegt: ,,de scheepvaarthelangen gaan boven
alles”, kan immers altijd aangehaald worden! Art.. IV
van het verdrag zegt: ,,De commissie zal besluiten
omtrent alles, wat de belangen van de .scheepvaart
betreft . . . . waaronder begrepen werken als verleg-
gingen en doorsnijdingen, zelfs landwaarts van de
handijken en de beschikkingen en verordeningen van
de nationale administraties mogen niet. in strijd zijn
met de heschikkingen en verordeningen der commissie”.
Het geheel levert Nederland betrekkelijk het be-
houd van groote deelen van Zeeland met handen en voeten gebonden over aan de commisie en hij
staking van stemmen in haren boezem aan de arbi-
trage-commissie. Dat Prof. Nelemaris dit niet inziet
tant
vis
pour lui.
Waar ik spreek van achteruitgang herhaalt hij, dat ik gezegd zou hebben: ter dood veroordeeld.
Neen, er zal omdat er in
afwijking
van het Zwin
een bovenrivier met vrij groot stroomgebied achter
is, steeds een tijrivier overblijven. Maar het zal er
een
zijn,
waar men alleen door baggeren de voor een
groote koopstad noodige vaardiepte en breedte zal.
kunnen onderhouden.
* *
*
Art. VI van het verdrag zegt, dat de kruising van
het Antwerpen-Rijnkanaal met de Maas in de nabij-
heid van Venlo zal plaats hebben. Hoe kan de hoog-
leeraar dan spreken van een kruising te Steil, bijna
twee uren gaans van daar? Hij, die weet hoe velerlei
ontwerpen voor dit kanaal gemaakt zijn, tot langs
Aken, zal zich niet verbazen, dat ik niet het door
hem uitgekozene behandeld heb, maar mij hield aan
het verdrag.
* *
*
De schrijver maakt er mij een verwijt van, dat ik
25 jaren geleden den grooten doorsteek een moeilijke
zaak, en thans een niet zeer moeilijk werk genoemd
heb. Bij een zaak komen nog allerlei andere over-
wegingen te pas; is eenmaal tot het werk besloten,
dan heeft men alleen daarover te oordeelen. Hoe uit
mijn woorden iets ten nadeele van de ingenieurs
Oonrad en Welcker kan volgen, is mij onbegrijpelijk.
Ir.
J. C. RAMAER.
‘s-Gravenhage, 22 Maart 1926.
DE RIJKSMIDDELEN.
In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over
de maand Februari 1926, vergeleken met de overeen-
komstige cijfers
van Februari 1925.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
maand f 35.737.500 op tegen f 33.310.300 in Februari
1925 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van
.f 2.427.200. De totale opbrengst iii de afgeloopen
maand bleef hij de raming een bedrag van f 2.445.500
ten achter..
De totaal-opbrengst over de eerste twee maanden
van dit jaar bedroeg f 4.689.400 méér dan die in
hetzelfde tijdvak van het vorige jaar, terwijl de
rami’ng met :E 2.488.200 werd oversôhi”eden. Dit laatste
cijfer biedt evenwel geen zuivere vergelijking, daar
de rijwielbelasting voor verreweg het grootste gedeelte
in de maand Januari van elk jaar binnenkomt. Laat
men daarom de rijwielbelasting buiten beschouwing,
dan blijkt, dat de opbrengst der overige middelen
over de maanden Januari en Februari1926 f 1.353.600
minder beliep dan 2/12 van de vdor 1926 geraamde
totale opbrengst.
IGY
In vergelijking met de overeenkömstige maand des
vorigen jaars vertoonen de grondiÇelasting, de per-
soneele belas4ng, de inkomstenbblasting, de ver-
mogensbelasting, de suiker-, de wijn-, de geslacht-
en – de tabaksaccijns, de belasting op rijwielen, de zegelrechten, de invoerrechten, het statistiekrecht,
de domeinen en de loodsgelden een hboger opbrengst-
cijfer. Daarentegen brachten miii’der op de dividend-
en tantièmebelasting, de gedistilleerd-, de zout- en
de bieraccijns, de belasting op speelkaarten, de regis-
tratierechten, de successierechten en de belasting op
gouden en zilveren werken. Uit het bovenstaande
blijkt, dat de loop der middelen in Februari 1928
niet onverdeeld gunstig mag worden genoemd.
In tegenstelling met de vorige maand gaven zoowel
de grondbelasting als de personeele belasting een
hooger opbrengstcijfer te zien. De vooruitgang bedroeg
respectievelijk f 45.400 en f 100.800. Neemt men
evenwel in aanmerking, dat de opbrengst van beide
belastingen in Januari 1926 vrij laag ‘as, dan be-
teekent dit ruimer vloeien in de. âfgeloopen maand
niet veel. Vergelijkt men de ontvangsten uit deze
beide belastingen over de eerste twee maanden van
1925 en 1926, dan blijkt, dat het lopende jaar bij
het vorige respectievelijk f 49.200 en f 134.900 ten
achter blijft. Ook de raming werd niet bereikt; het
nadeelig verschil bedroeg onderscheidenljk f 338.100
en f 820.500. Alvorens omtrentdezé middelen eenige voorspelling te wagen, zal het aanbeveling verdienen
den verderen loop nog eenigen tijd aan te zien.
De inkomstenbelasting gaf, evenals de vorige maand,
een surplus boven de overeenkomstige maand van
1925. Het accres bedroeg ditmaal. f 327.600 en is
ongetwijfeld aan de hoogere ontvangsten op den
loopenden dienst te danken. Deraming werd met
f 1.365.300 overtroffen. Bij vergelijking van de ont-
vangsten uit deze belasting over de twee maanden
van 1925 en 1926 blijkt, dat d&bedragen zich als
volgt over de verschillende dienstjaren splitsen:
Jan.enFebr.
1925:
Jâu.en Febr. 1926:
1922/23….
f
735.500,—
/
–
1923/24….
3.476.500,—
,,
757.200,—
1924/5….
12.68,).100,_..
,,
2.217.900,._.
1925/26:
…
–
14.862.900,.-
Totaal.
f 16.892.100,
/ 17.838.000,-_
De vergelijking valt dus in het voordeel van 1926
uit, waarbij komt, dat ook de raming in de eerste
twee maanden dezes jaars werd overschreden (met
f 2.504.700). Voor den verderen loop van dit middel
zegt dit uiteraard nog niets.
De dividend- en tantièmebelasting gaf in de af-
geloopen maand f324.600 te boeken of f 105.000 minder
dan in de gelijknamige maand van 1925. Een bij-
zondere reden kan hiervoor niet worden opgegeven.
Zooals reeds meerdere malen werd ppgemerkt, wordt
deze belasting elk jaar voor een zeer, belangrijk deel
slechts in enkele maanden ontvangen; bovendien zijn
de eerste maanden van het jaar’ niet de gunstigste.
Ook ten aanzien van dit middel is het ‘derhalve
geraden een afwachtende houding aan te nemen.
In tegenstelling met de vorigeimaand gaf de ver-
mogensbelasting thans een hoogere opbrengst te boeken.
Het surplus bedroeg f 68.100, een overigens vrij
onbeteekenend verschil, dat niet nader kan worden
toegelicht. Zoowel de opbrengst van-het vorige jaar
als de raming werden in de eerste twee maanden
van 1926 nog niet bereikt.
De accijnzen bewogen zich deéls in stijgende, deels
280
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
24 Maart 1926
in dalende lijn. De suikeraccijns accresseerde mét
f 469.600, hetgeen overigens aan toevallige omstan-
digheden moet worden toegeschreven. Daar de opbrengst
van Januari. 1926 eôhter tegenviel, bleef de gezamen-
lijke opbrengst van de maanden Januari en Februari
f 301.200 bij die van hetzelfde tijdvak van 1925 ten
achter. Hiertegenover staat, dat de raming met niet
minder dan f 771.100 werd overschreden. De wijn-
accijns liep met f 5.600 vooruit, hetgeen wellicht het
vermoeden wettigt, dat het gebruik van goedkoope
wijnsoorten nog steeds toenoeemt. De gedistilleerd-
accijns daarentegen leverde f 50.000,minder voor de
schatkist op. De loop van dit middel blijft teleurstellen.
Gerekend over de eerste twee maanden des jaars bleef
de opbrengst van 1926 f 162.900 bij die van 1925
ten achter en niet minder dan f 816.100 bij 2/12
der raming. De bekende oorzaken (afnemend gebruik,
fraude, drankbestrijding) doen zich nog steeds gevoelen;
daarnaast levert het gebruik van onbelaste isopropyl
alcohol als surrogaat van aethylalcohol wellicht een
nieuwe reden voor de daling in de opbrengst op. De
zoutaccijns gaf een teruggang te zien (van f 16.400)
evenals de bieraccijns, die van f 744.100 tot f 715.600
terugliep. Een bepaalde oorzaak is hiervoor niet
aanwijsbaar. Waar ook de maand Januari j.l. voor
laatstgenoemden accijns vrij ongunstik was, behoeft
het geen verwondering te baren, dat de totale op-
brengst van de eerste 2 maanden van 1926 onder-
.scheidenlijk f 126.400 en f 440.50.0 bij die van de
eerste 2 maanden van 1925 en bij de raming ten
achter bleef. Het geslacht leverde f 3.400 méér op
en de tabaksaccijus 893.500. Dit laatste voordeelig
verschil is geheel aan de met 1 Januari 1926 in
• werking getreden
accijnsverhooging
op sigaretten en
rooktabak toe te schrijven, welke het vorige jaar haar
• invloed nog niet deed gevoelen, omdat de wet crediet-
termijnen van 6 maanden toekent en de termijnen,
die destijds vervielen, nog betrekking hadden op den
niet verhoogden accijns.
De rijweilbelasting leverde in de maand Februari
j.l. f. 376.300 op tegen f 301.000 in Februari 1925.
Het scherpe toezicht komt aan de opbrengst uiteraard
ten goede. In totaal bracht de rijwielbelasting dit
jaar reeds f 4.841.800 in de schatkist.
Van de middelen, die meer in rechtstreeksch ver-‘
band staan met het zakenleven, brachten de zegel-
rechten f 208.000 méér op. Dit voordeelig verschil
was evenwel niet te danken aan een hoogere opbrengst
wegens zegelrecht van nota’s van makelaars en corn-
missionnairs in effecten. De beursbelasting gaf n.l.
± 24.200 minder te boeken. De registratierechten
leverden ± 422.000 minder op, waarschijnlijk te wijten
aan een minderen overgang van vast goed. Daaren-
tegen stegen de invoerrechten met niet minder dan
f 1.877.900, dank
zij
de doorwerking van de nieuwe
Tariefwet, en kwamen op ± 4.859.400. Laatstbedoeld
middel bracht in. Januari en Februari reeds ruim
f 386.000,— boven de raming op. Het statistiekrecht
overtrof de opbrengst van Februari 1925 met f 12.000,
terwijl de loodsgelden toenamen ‘met f 33.100. Hit
al deze cijfers blijkt, dat de hier bedoelde groep van
middelen reden geeft tot tevredenheid.
Tenslotte moge worden gewezen op de successie-
rechten, die ditmaal een lagere inkomst van f 994.500
opleverden, waarschijnlijk een gevolg van het open-
vallen van minder belangrijke boedels; op de domeinen,
die f 34.700 méér inbrachten en op de kleinere mid-
delen. Van deze laatste bracht de belasting op
speelkaarten f 2.500 minder op, vermoedelijk te wijten_
aan de ernstige fraude in dit artikel. De belasting
op gouden en zilveren voorwerpen daalde eveneens
(met ± 18.700); in dezen achteruitgang weerspiegelt
zich de malaise in dé goud- en zilverbranche. Ten
slotte trekt het recht,op de mijnen de aandacht, dat
in Februari 1925 nog ± 89.900, doch thans niets meer
opleverde, daar de heffing van dit recht bij de wet
van 23 Juni 1925 (Staatsblad No. 244) werd geschorst.
De inkomsten van het ,,Leeningfonds 1914″ be-
droegen in de afgeloopen maand ± 7.127.800 (raming ± 8.313.900,—), waarvan ruim ± 2.894.700;— aan de
Verdedigingsbelastingen is te danken. De middelen-
staat van Februari 1925 wees een opbrengst aan van
± 6.552.100. In de eerste 2 maanden van 1926 kwam
in totaal f 14.598.100 binnen (in hetzelfde
tijdvak
van
het vorig jaar ± 14.078.900).
Tot ons leedwezen ontbreekt ons de ruimte voor
de publicatie van het slotar.tikel van den heer
van
der Poel
over de Practijk der nieuwe tariefwet.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE GELD. EN KAPITAALMARKT IN DUITSCHLAND,
(SEPTEMBER 1925 – MAART 1926).
Dr. F. H. Repelius te
Berlijn
schrijft ons:
Gedurende het laatste halfjaar is het aspect van
de Duitsche geldmarkt geheel
gewijzigd.
Afgezien van
een reactie in October, zijn zoowel de maxima, die
steeds samenvallen met de ultimo’s, als de minima,
die gedurende korteren of langeren tijd omstreeks
het midden van de maand worden bereikt, voort-
durend gedaald. Vooral in de tweede helft der be-
schouwde periode nam deze daling belangrijke af-
metingen aan. De minimum noteering voor daggeld
liep terug van 7 pOt. in December op 5Y2 pOt. in
Januari en op 4 pOt. in Februari; gedurende korten
tijd daalde deze noteering beneden die van New York
en bereikte zij bijna die van Londen; af en toe was
daggeld in het geheel niet onder te brengen en het
paradoxale
verschijnsel
deed zich voor, dat Duitsche
gelden op buitenlandsche markten belegging zochten.
Maandgeld, dat zich nog in December op 10 pOt.
handhaafde, noteerde in Januari 7 pOt., in Februari
6Y
4
pOt., in Maart 6Y2 pOt. De omzetten beperken
zich haast uitsluitend tot prolongaties; daar zelfs op
de ultirno’s daggeld gemakkelijk verkrijgbaar is, ziet
men er meer en meer van af zijn behoeften.op deze
kostbare
wijze
te dekken. De Seehandlung is hier nog steeds de voornaamste geldgeefster.
De particuliere discontomarkt vertoont, dezelfde
ontwikkeling. In September moest de Rijksbank nog
intervenieeren, wijl overheidsgelden werden terugge-
trokken, in de volgende maanden gingen particuliere
banken en ook het buitenland zich meer en meer
voor deze markt interesseeren. Door de ruime geld-markt is de vraag zeer groot; het aanbod is daaren-
tegen ondanks het dalende disconto (7Y
4
pOt. in
September, 5 pOt. in Maart) gering, daar de banken
met de creatie van accepten nog terughoudend zijn
en dit aantrekkelijke beleggingsobject ongaarne af-
staan.
Voor de open markt van goederenwissels met
– bankendossement geldt hetzelfde; de noteering liep
hier terug van 9 püt. in September tot 6Y2 pOt.
in Maart.
De voornaamste ôorzaak van de geidruimte moet
worden gezocht in de depressie, waaronder het Duitsche economische leven gebukt gaat. Naarmate meer onder-
nemingen geliquideerd werden, een groot aantal be-
drijven stilgelegd werd, de werkloosheid toenam en
de omzetten verminderden, daalden eenerzijds de
credietbehoeften van handel en industrie, terwijl
anderzijds de banken bedacht waren op strengere
selectie der toegestane credieten en grooterb zorg
voor haar liquiditeit.
De kapitaalvorming maakt bevredigende vorde-
ringen; de groeiende deposito’s der banken zullen
dus in ruimere mate de banken ontslagen hebben
van de noodzakelijkheid, om uit liquiditeits-overwe-
gingen een beroep op de geidmarkt, respectievelijk
op de centrale bank te doen.
De toestrooming van buitenlandsche ‘credjeten is
ononderbroken voortgegaan. Worden van de tegen-
waarde dezer credieten somtijds aanzienlijke sommen
tijdelijk op de geidmarkt ondergebracht, een gedeelte
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATJS
‘
!USCHE BERICHTEN
281
Aug.
ISpt.
I
Odt.
Nov.
I
Dec.
I
Jan.
Febr.
Daggeld (in procenten) maandgemiddelde 9,—
8,85
9,41
8,49
8,20
7,13
5,9 Daggeld (in procenten)
ultimo …………….
.8_9
10_14
10-11
8-10
9_10
7_8
6_8
Maandgeld (in procenten) maandgemiddelde
10,84
10,59
10,82
10,65
10,30
8,99 7,25
Circulatie
2)
._.
.
5004
5081
5083 5001
5209
4866
4932
37
31
70
5041)
16
19
20
Emissies obligaties binnensland
2)
12
5
–
– –
21
74
Emissies
aandeelen
2)
…………………..
Emissies obligaties
in
het buitenland
2)
1
.
263
120
220
331
180
125
Beursindex (in procenten) aandeelen .. …….
.63,9
66,2
63,8 56,1 57,5
69,4
.72,6
Toe te schrijven aan ruiling van aandeelen
in verband
met de
vorming der
kleurstoffentrust.
In millioenen Mk.
der credieten is bestemd om daar blijvend werkzaam
te zijn. Dikwijls zullen de credietnemers met de hun
uit den vreemde toegevloeide middelen de duurdere
binnenlandsche bankcredieten aflossen en zoo even-
eens bijdragen tot verruiming van de geidmarkt.
In dit verband moge ôok worden gewezen op de
ontwikkeling van de handelsbalans, die, daar zij het
quantum der voor betaling van de importen benoo-
digde deviezen vermindert, een verruimende tendens
op de geldmarkt meebrengt.
De publieke en semi-publieke gelden spelen nog
steeds een zeer voorname rol. Volgens taxatie van
de Frankfurter Zeitung van 14 Februari 1926 be-
dragen zij te zamen ongeveer 500 millioen Mark. Zijn
de overheidskassen ruim voorzien, dan treden niet
alleen de banken, waarbij deze gelden worden ge-
deponeerd, als credietgeefsters op den voorgrond,
doch vermindert in den regel ook de geneigdheid
dezer instituten om surplussen van de geldmarkt op
te nemen. Deze laatste factor is sedert het begin
van dit jaar van groot belang. In Januari begonnen
enkele der publieke banken geld te weigeren en om-
streeks het midden van Februari nam alleen de Reichs
Kredit Gesellschaft nog daggeld aan (tegen 5 pCt.,
doch voor bedragen boven de 5 millioen R.M. ver-
goedde zij slechts 1Y2 pOt.); in deze periode valt
dan ook de grootste geldruimte.
* *
*
De verruiming op de geldmarkt verzwakt uit den
aard der zaak de positie, die de centrale bank daar
tot dusver innam. De Rijksbank heeft reeds spoedig
met deze ontwikkeling rekening gehouden. Op 3 De-
cember werd aangekondigd, dat,
terwijl
verlaging van
het disconto in verband met de eischen van de jaars-
wisseling, met de rentebeweging op de buitenlandsche
markten en met de disproportionaliteit van geld- en
kapitaalmarkt in Duitschiand, nog ongewenscht was,
de Rijksbank het bedrijfsleven wilde tegemoetkomen
door de grenzen harer credietcontingenteering ruimer
te stellen. Daar dit besluit echter niet leidde tot
grooter credietverleening, de binnenlandsche porte-
feuille daarentegen nog daalde, werd op 12Januari
1926 het disconto van 9 op 8 pOt. teruggebracht.
Deze maatregel was evenmin voldoende om de dis-
conto’s der Rijksbank te vergrooten, wijl de banken
bij voortduring den steun van de Rijksbank slechts
bij uitzondering behoefden. In Februari kondigde
de vice-president dan ook aan, dat binnen 6 weken
de
mogelijkheid eener nieuwe discontoverlaging onder de
oogen zou worden gezien. Door het besluit der banken, om ook beneden Rijksbankdisconto wissels te,koopexi,
begint zich de normale toestand, waarbij de wissels
uit het
bedrijfsleven
in hoofdzaak naar de particuliere
banken vloeien, meer en meer te herstellen.
Als gevolg van een en ander bleef de binnenlandsche
wisselportefeuille der Rijksbank zoodanig slinken,
dat met het oog op de dekkingsvoorschriften tot een
nieuwen maatregel moest worden overgegaan. Aan
de vershil]ende overheidsorganen werd bericht, dat
de Rijksbank niet meer aan nieuwe aanvragen tot
herdisconteering uit haar portefeuille zal voldoen,
terwijl zij geen zekerheid kan geven, afloopende her-
disconto’s te zullen vervangen.
* *
*
De
balanscijfers
der particuliere banken zijn nog
niet verschenen, doch ook uit het verloop der debet-
retite blijkt reeds, dat de banken aangevangen zijn
met haar credietpolitiek een richting in te slaan,
welke, meer dan tot dusver het geval was,, rekening
houdt met de rentabiliteitsmogelijkheden van het
Duitsche bedrijfsleven. Met ingang van 1 October
werd – als eenigste resultaat op dit terrein van de
overheidsactie tot verlaging ,van het prijsniveau —
de provisie voor accept- en rekening-courantcredieten
van
1/4
pOt. op
1/5
pOt, per maand teruggebracht,
waardoor de laatstgenoemde credieten minimaal
13,4 pOt, kostten. In verband met de verlaging van
het Rijksbankdisconto werd deze
prijs
in Januari tot
282
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
12,4 pOt. verlaagd; tegelijkertijd werd de creditrente
met 1 pOt. verminderd. Daarna hebben de banken
eenigen tijd met verdere reductie geaarzeld, daar
voor haar beschikbare middelen op de beurs emplooi
gevonden kon worden; voldoende bleek dit echter niet
en zij zagen zich genoopt hun debetrente met ingang
van 1 Maart op 11,4 pOt., terug te brengen, terwijl
de creditrente, behoudens een enkele uitzondering,
onveranderd werd gelaten.
* *
*
Een verder gevolg van de geidruimte is het begin
eener overvloeiing van de geld- naar de kapitaal-
markt. De banken hebben een deel harer middelen
belegd in de op het voorbeeld van Pruisen door een
aantal staten uitgegeven schatkistwissels; ook de
gemakkelijke plaatsing der verschillende in den laat-
sten tijd op de markt gebrachte binnenlandsche
obligaties moet – behalve aan’ buitenlandsche aan-
koopen – grootendeels aan versterking der bank-
portefeuilles worden toegeschreven. Voorts bleek
het voor de banken van beteekenis om, toen de winst
op haar credietverleening achteruit ging, andere
bronnen van inkomsten te ontwikkelen en zich toe
te leggen,.zoowel op den verkoopvan fondsen aan
haar cliënten – die door de daling dér creditrente meer en meer tot vaste belegging overgaan -. als
op de deelneming in de emissie van obligaties. Dit
streven kwam in de eerste plaats ten goede aan de
mârkt vr in goudmarken luidende pandbrieven van
particuliere en publiekrechtelijke bypotheekbanken
(Landschaften), de eenige papieren, waarin sedert
de stabilisatie de spaarders hun gelden tot eenigszins
belaiigrijke bedragen wilden vastleggen. De hypotheek-
verleening dezei instituten kon met d&i snellen af zt
der pandbrieven geen gelijken tred houden. Toen de geidverruiming aanhield kon dan ook de emissie ter
hand worden genomen der obligaties van publiek-
rechtelijke lichamen, welker behoeften aanvankelijk
gedeeltelijk onvervuld waren gebleven door de ovei’-
heidscontrôle, die op hun buitenlandsche crediet-
opneming wordt uitgeoefend. In Februari kwamen
op de markt: 5 millioen RM Nürnberg, 8 millioen
RM Berlijn, 20 millioen RM Sparkassen und Giro-
verband (gemeentecredieten), 30 millioen RM Prui-
sische driejaarlijksche schatkistwissels, 12 millioen RM Thüriogsche Staat.
De politiek van de Rijksbank streeft naar de be-
vordering van een ruimere verzorging van de kapitaal-
markt; bij de discontoverlaging werd ook de be-
leeningsrente met 1 pOt. verminderd en het maximum
der beleening van pandbrieven van 50 op 66/ pOt.
gebracht; 26 Februari werd de beleeningsrente nog-
maals,met 1 pCt. verlaagd (tot 9 pOt.) en het bedoelde
maximum op 75 pOt. vastgesteld. Op de aandeelenmarkt is de invloed der geldmarkt
onmiskenbaar. Wel isin Januari de stoot tot de hausse-
beweging hoofdzakelijk van het buitenland uitgegaan
(berichten over teruggave van in beslag genomen
Duitsche bezittingen door de V.S., directe aankoopen
voor buitenlandsche rekening, oprichting van ver-
schillende investment companies), daarna heeft de
effectenbeurs zich echter vrijwel onafhankelijk ont-
wikkeld. Dit blijkt uit de geringe uitwerking, die de
sterke daling op de beurs van New York in begin
Maart te Berlijn heeft gehad en uit de nauwkeurige
wijze, waarop de positie van de binnenlandsche geld-markt door het koersniveau van de beurs wordt weer-
spiegeld.’ De toevoer van spaargeld naar de beui’s
(voornamelijk via de spaarbanken, die zich echter
uitsluitend tot obligaties beperken), is naar alle waa-
schijnlijkheid minder snel toegenomen dan de toe-
vloeiing van middelen, afkomstig van de geidmarkt;
de beteekenis van de speculatie is dus nog gegroeid.
De toestrooming van buitenlandsch kapitaal blijft
voortgaan; daar de publiekrechtelijke lichamen thans
in de,gelegenheid
zijn
gekomen binnenlandsche lee-
ningen aan te gaan, is het aandeel van de industrie-
credieten gestegen. Naarmate het vertrouwen in de
toekomst van Duitschiand grooter wordt, neemt het
interesse van het buitenland tde; hiervan getuigt o.a.
de oprichting in de V.S. van een aantal investment
trusts, welke zich, hetzij door deelneming in het ka-
pitaal (European Shares Inc.), hetzij door bemiddeling
bij de plaatsing van obligaties (American and Con-
tinental Corporation, German Credit and Investment
Oorporation) op de credietverleening aan Duitschiand
toeleggen. Vermelding verdient de buitenlandsche
deelneming in het kapitaal der Duitsche banken;
behalve de vier D-banken heeft in den laatsten tijd
ook een aantal provinciale banken belangrijke posten
aandeelen naar het buitenland verkocht..
Nieuwe ontwikkelingen zijn ten slotte de oprichting
van ,,Industrieschaften,”, hypotheekbanken, bestemd
om
4
nder staatsgarantie hypothecair crediet voor de
industrie in het buitenland op te nemen (de S ach-
sische Landespfandbriefanstalt emitteerde reeds met
succes $5 millioen), en het collectieve optreden van
credietnemers (leeningen van de Rentenbank voor de
landbouwcredietinstellingen en van de Girozentrale
voor een groot aantal, Duitsche gemeenten).
Hoewel betere voorziening van de kapitaalmarkt
is toe te juichen, schuilt in het feit, dat de beurs nog
steeds
hoofdzakelijk
steunt op de geldmarkt en dat
de verschillende emissies van obligaties nog niet
definitief in handen van beleggers zijn overgegaan,
doch gedeeltelijk gefinancierd worden met slechts
tijdelijk beschikbare middelen, een br&i van gevaar.
Wijzigt zich de positie van de geidmarkt, dan is,
zonder dat de algemeene economische toestand daar-
voor reden behoeft te geven, de kans van een algemeene
koersdaling op de beurs zeer groot, waarvan ook
de kapitaalvorming door sparen den terugsiag zal
ondervinden. In hoever bedoelde omstandigheden
zullen intreden is
moeilijk
te overzien. De volgende
factoren kunnen aanleiding geven tot vermindering
der geldruiihte. De, o.m. in de laatste maandberich-
ten van enkele groote banken uitgesproken meening,
dat het diepste punt der depressie gepasseerd is,
vindt steun in de
cijfers
van werkloosheid en wissel-
protesten, die voor het eerst eenige verbetering te
zien geven. Mocht deze verbetering aanhouden, dan zul-
len de bankcredieten aan het bedrijfsleven toenemen. De
zich thans algemeen manifesteerende daling van den
rentestand in Duitschland zal niet nalaten remmend
te werken op de credietverleening door het buiten-
land. Ook de uitvoering van het door den nieuwen
Minister ontwikkelde financieele programma, inhou-dend belangrijke belastingverlagin gen, waardoor het
noodzakelijk zal
zijn
de beschikbare middelen van
het Rijk aan te spreken, moet geacht worden een –
verstijvende tendens op de geldmarkt te zullen uit-
oefenen. Hier staat echter tegenover de verminderde
herdisconteering van Rijksbankwissels, waardoor met
name de gelden van de posterijen in grootere bedragen
naar de geldmarkt zullen stroomen.
R e c t i f i c atje. – In het artikel van Dr. R.
Kerschagl over
wijzigingen
in de Oosten-
rij ksche handels- en belastingpolitiek in
het vorig nummer moet op pag. 257, linker kolom,
2e alinea v. o. gelezen worden, dat de banken met
8
1
/
16
pOt.
“Fursorgeabgabe”
belast
zijn
i. p. v. met
/ie pOt.
AANTEEKENINGEN.
Jaarrede van den Voorzitter der Nederlandsche
Reedersvereeniging.
Op de Algemeene Vergadering der Neder]andsche
Reedersvereeniging op 17 Maart 11. heeft de Voorzit-
ter, de heer
J.
B. van der Houven van Oordt een
rede uitgesproken, waaraan het volgende is ontleend:
Van verschillende zijden is aangedrongen op het’ nemen
van maatregelen tot ku.nstmatige beperking
van de beschikbare tonnage, hetzij door tijdelijke
oplegging van schepen, hetzij door het verleenen van steun
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
.
283
ten behoeve
van
het sloopen
van
oudere schepen.. Door
zaken, maar zeer zelden eenige vooruitgang is te constatee-
groepen in
Scandinavië, Italië,
Duitschland en
Engeland
ren. Ons verzoek, ruim twee jaar geleden tot den Minister
zijn
stelsels
van
opleggiiig voor gemeenschappelijke •reke-
van Justitie gericht om een regeling te treffen omtrent
ning naar
voren gebracht en
nog onlangs zijn
al
deze
de stowaways had tot dusver geenerlei gevolg. Met betrek-
voorstellen ernstig onderzocht dooi
een Commissie uit de king tot de belangrijke c o n v e ii t
i
e a a n g a a n cl e h e t
Chamber
of
Shipping,
wiens
afgetreden
Voorzitter
deze
internationaal regime v an zeehavens (vlag.
denkbeelden gunstig gezind was.
evoorrechting)
werd geen beslissing genomen. Het strui-
Practisch resultaat is van een en ander i.iiet het gevolg keiblok daarbij schijnt te zijn artikel 12, dat handelt over
geweest en ik geloof dat dit ten slotte noch te verworide-
het voorbehoud ten aanzien van het emigrautenvervoer,
ren noch te betreuren valt. Niet te verwonderen omdat,
maar het is toch niet aanstonds in te zien, dat dit een
hoe men de zaak ook inricht en zelfs wanneer men de toe-
voldoende
aanleiding is
voor
een zoo langdurige vertra-
passing van liet
stelsel
beperkt tot
enkele
bepaald
om-
ging. Ons reeds twee jaar geleden tot de Regeering gericht
schreven
trades,
het aItijd
een practische oumogelijkheid
verzoek om toetreding tot
de
C b n v e n t
i e
i
n
z
a k e
zal blijken om voor de uitvoering van het stelsel de
‘er-
r e e d e r s a a n s
p
r a k e 1 ij k h e
i
d
had
tot
dusver
gee-
eischte
universecle
sanenwerkiug
te
verkrijgen.
Niet
te
nerlei resultaat. Niet minder te betreuren is, dat in zake
betreuren, omdat, zooals T.J ook in het Verslag vindt aan-
de d u b b e 1 e b e 1 a s t
i
u g v a n
i
n k o m s t e n u
i
t h e t
geteekend, de kunstmatige beperking economisch onjuist
s c li e e
p
v a a r t b e d r ij 1
in
het
afgeloopen
jaar
geen
Is,
wijl zij stimuleerenci moet werken op den aanbouw van
enkel resultaat is bereikt. Juist een jaar geleden bestond
nieuwe schepen ter bevredigiug van een iii werkelijkheid
reeds overeenstemming over een te dien opzichte met En-
niet
bestaande,
doch kunstmatig
te
voorschijn
geroepen
geIand te sluiten tractaat; sedert werd niets meer verno-
behoefte aan tonnage, met het gevolg, dat in het eind de
,
men. Met betrekking tot de Vreenigde Staten vati Ame-
positie slechter
in plaats
van
bêter
zal
worden dan
zij
rika is al sedert meer clan een jaar het wachten op een
te voren was, en het uiteindelijk herstel
op bedenkelijke
door onze Regeering af te leggen verklaring omtrent eeli
wijze wordt verschoven.
,
detailpunt, dat naar algemeen bekend is, voor den Neder-
Wie mocht hopen dat onder deze omstandigheden althans
landschen fiscus geen enkel practisch belang heeft. Waar-
eendrachtig
zou
worden
gestreefd
naar
rnatigi ng
iii
de
aan hier dit langdurig uitstel is toe teschrijven, is niet uit
cl
i
t b r e
i
d
i
n g v a n
d e
w
e r e 1 d v 1 o o t,
komt beciro-
te maken. De opheffing
van
de
dubbele
belasting
van
gen uit. In 1925 werden te water gelaten in totaal 742
scheepvaartmaatschappijen
welke
tusschen
Nederlaiicl
en
schepen
(stoom. cii motor) met 2.142.325 bruto ton, tegen
.
Nederlanclsch-Indië bestaat, is voor ons van groot belang,
620 schepen en 1.614.790 bruto ton in 1923 en 838 sche-
,
ook omdat sommige Buitenlandsche Regeeringen niet tevre-
pen en 2.200.741 ‘bruto ton in
1924,
waarbij ter
vergelij- j
den zijn met vrijstelling in
Nederland
alleen,
maar
die
king nog genoemd moge worden 1913 met in totaal 3.188.587
.
vrijstelling ook
voor
Indië
eischen.
Begin
1925
wenciclen
bruto ton.
wij ons ter zake tot de Regeering, maar naar wij onlangs
Voegt men hierbij
nog dat op 31 December 1925 ruim
vernamen, kan dit punt eerst nader in beaad genomen
2 millioen ton in aaubo,uw was, hetgeeii niet zoo heel veel
worden wanneer de eerlang door den Volkenbond bijeen
minder is dan 12 maanden te voren, clan is het zonder
.
te roep6n conferentie in zake het groote vraagstuk der
meer duidelijk, dat er nog altijd zeer veel, en ik zou mee- dubbele belasting zal hebben plaats gehad. Met allen eer-
nen te mogén zeggen veel te veel wordt gebouwd. Mcii kan
bied voor de Overheid meen ik dit uitstel volstrekt onge- volle recht laten wedervaren aan de behoefte aan nieuwe
,
motiveerd te mogen noemen. Bij de langJurige voorbehan-
schepen voor speciale diensten, zoowel vooi passagiers- als
.
deling van het vraagstuk der dubbele belasting is seiert
voor vrachtvervoer, maar het is niet aan te nemen, dat
geruimen tijd komen vast te staan dat, wat ook cle toe.
daaruit de inderdaad zeer hooge cijfers, die ik noemde, te
,
komst moge brengen ten aanzien van cle dubbele belasting
verklaren
zijn.
Ik
vrees
dat
de
geldelijke
steun,
die
in
in het algemeen, er met betrekking tot de belasting op
verschillende
landen
voor
scheepsbouw
wordt
verstrekt,
inkomsten
uit het scheepvaartbedrijf principieel
volledige
zoovel als middel tot bestrijding van de werkloosheid als-
3
overeenstemming is verkregen. Gevolg daarvan is, dat wij
tot ondersteuning van de scheepsbouwindustrie, een factor
tal van landen -om ons heen zien overgaan tot het sluiten
is, die op den sterken aanbouw van schepen yan grooten
van bilaterale overeenkomsten, waarbij zij elkaar, op den
invloed is. Als nien ziet dat alleen in Engeland onder cle,
grondslag van het erkende beginsel over en
veer vrijstel-
Trade Facilities Act reeds
£
20 millioen voor den bouw
van schepen is verstrekt, en dat ook in andere landen van
ling verzekeren. De behandeling door den Volkenbond van
het groots vraagstuk der dubbele belasting kan en zal dien
Staatswege geld wordt beschikbaar gestielcl voor vlootuit-
loop van zaken uiteraard
niet stuiten, maar waarom dan
breiding, dan behoeft men zich over de genoemde hooge
hier, te lande het nemen van een beslissing, ja zelfs het
cijfers niet te zeer te verbazen, maar dan vraagt men zich voorbereiden van een besluit, weder opgehangen aan den
toch wel af of dit nu inderdaad
verstandige economische
kapstok van cle Volkenbondsconferentie?
politiek is.
–
De verklaring voor veel van de hier besproken vertra-
Een zaak van beteekenis bij clezen aanbouw van nieuwe
gingen
schijnt
te
moeten
worden gezocht in ondoeltref-
schepen is het feit, dat de meeste dier nieuwe schepen zijn
fende of onvoldoende samenwerking tussehen verschillende
m o to r s clie
p
en met een snelheid van in dooi-snede 14
I)epartementen en in de omstandigheid, dat wanneer bij
mijl.
Dit, werkt
in
allerlei
opzichten
nacieelig voor
hen,
dergelijke voorstellen verschillende Departementen betrok-
die niet tot de gelukkige bezitters van dergelijke schepen
ken zijn, er geen orgaan is dat op die voorstellen het oog
behooren: zij hebben minder tijd
noodig voor het vblbren-
blijft houden en er voor waakt, dat de afdoening niet onma- gen van de reis en kunnen dus in denzelfclen tijd méér vel–
tig wordt uitgesteld of wel geheel uitblijft. Het ware te
voeren;
bovendien hebben
zij
als motorschepen meer la-
hopen, dat de Regeering een weg vermocht te vinden om
dingruimte beschikbaar en kunnen dus ook uit dien hoof cle
in dezen toestand verbetering te brengen.
eer lading uit de markt nemen. Maar zij maken door hun
Teleurstellend is helaas ook geweest het resultaat van
groote
snelheid
ook
de
concuri-entie
in
speciale
trades
cle actie tegen de u
i
t
z
o n de r
i
n
ga
t a r
i
e v en op de
zooveel zwaarder voor cle minder snelle schepen, en, wat
mij het bedenkelijkst tooschijnt, zij oefenen een zeer clepre-
D u
i
t s cli e
s
p
o o r v e ge n.
Blijkens
een
Regeeri
ngs-
cieerenden invloed uit op de waarde van de minder snelle
communiqué van 27 November 1925 heeft de Duitsebe Ee-
schepen. Was voor eenige jaren een schip van 12 mijl voor
geering tegelijk met de afsluiting
an de hancielsovereen-
komsten van 26 November, de toezegging gedaan, dat
zij
het
lijnbedrjf
nog
als normaal te beschouwen, zoo wint
cle thans ten aanzien
van
de
uitzoncleringstarieven
der
heden tea dage meer en meer de overtuiging veld, dat het
Rijksspoorwegen voor de zeehavens bestaande ongelijkheid
vervoer hooger eischen mag stellen, met het onoutkoom-
haar gevolg dat menige reederij zich, om den strijd te kuii-
tussehen de Nederlandsche zeehavens en de zeehavens van
nen volhouden, voor cle noodzakelijkheid zal geplaatst zien
derde staten op een niet te vr verwijderd.tijdstip zal op-
haar vloot te moderniseeren en hare betrekkelijke nieuwe,
heffen. Uit een sedert op
11
Februari
jI.
gepubliceerde
nadere ‘mededeeling van de Regeering blijkt, dat de tijdsbe-
veel geld gekost hebbende schepen te vervangen door sche-
paling in deze toezegging samenhangt met de omstandig-
pen, die aan cle nieuwste eischen beantwoorden. Wat dit
heid,
dat de quaestie ook nog tusschen
andere mogend-
beteekent behoef ik wel niet uiteen te zetten en ik wijs er,
•
-heden en Duitschland bestaat en een besluit tot dusver nog
alleen nog op dat de gevolgen te ernstiger zijn nu al ge-
:niet kon worden genomen. Verwacht mag worden
–
zoo
durende een aantai jaren de resultaten in menig bedrijf
niet van dien aard zijn geweest dat het’ mogelijk is ge-
voegde de Regeering er aan toe
–
dat dit laatste eerlang
weest de afschrijving op
cle vloot ten
volle
rekening te
mogelijk.zal zijn.
Daargelaten cle vraag, welke waarde is te hechten aan
doen ‘houden met cle zich wijzigende omstandigheden.
de vage tijdsaanwijzing ,,een niet te ver verwijderd tijd-
Ten aanzien van de kwesties, welke de Vereeniging
stip”, staat vast, dat ook al wordt de gedane belofte ,,eer.
in aanraking brachten met de Regeering zeide spr.:
lang” ingelost,
daarmede
allerminst de bezwaren
en
de
Ons verslag doet U zien, dat in het afgeloopen jaar zeer nadeelen zullen zijn
weggenomen,
welke onze
havens
in
weinig is, bereikt en dat, ook ten aanzien van .be]angrjke
toenemende mate ondervindén van de uitzondéringstarieven
d
284
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
ten behoeve van de
Duitse/ee
havens. Uitvoerig en helder
is dit uiteengezet in een artikel van den beer Schilthuis
in de Economisch-Statistische Berichten van 24 Februari
ji., en met hem meen ik te mogen betwijfelen of onze on-
derhandelaars te Berlijn bij de behandeling van de kan-
cielsovereenkomsten wel voldoende op de hoogte geweest zijn
van en rekening gehouden hebben met de inderdaad hoogst
gewichtige belangen, welke hier in het spel zijn. Is daarbij
voorlichting gezocht bij hen, die door hun ervaring in
handel en bedrijf (lie voorlichting in de ruimste mate kon-
den geven? Zoo neen, dan wijst dit mi. op een ernstige
leemte in de voorbereiding van dergelijke internationale
afspraken. Ik’ mag hierbij niet onvermeld laten, dat in-
middels van gezaghebbende Duitsche zijde is betoogd, dat
de eenvoudigste wijze om deze zaak te regelen zou zijn
alle
uitzonderingstarieve n ten bate van buitenlandsche
havens in te trekken.
1)
Daarmede zou inderdaad gelijk-
stelling van Nederland met derde staten verkregen zijn, –
maar op een wijze die, hetgeen als tegemoetkoming was be-
doeld doet verkeeren in een rechtstreeksch nadeel.
‘) [Zie p. 235 in bet No. van 10 Maart 11. – Red.]
Suikeroogsten op Cuba.
In het Weekbericht d. d. 5 Maart der Czarnikow
Rionda Oomp. vindt men de volgende interessante•
beschouwingen betreffende de Oubaoogsten:
De Secretary of Agriculture, Labor and Commerce van
Cuba heeft de eindcij Iers voor den oogst 1924/25 gepubliceerd en
het is belaugwekkend, deze met vorige oogsten te vergelij-
ken. De jaarlijksche cijfers van den regenval van de Tro-
pical Research Foundation zijn eveneens toegevoegd:
Regen-
Vermeer- Vermin- Rende- Gemaakte val in
Productie
dering
dering
ment
prijs fob
inches
pCt.
$c. per
Ib
1)
1925 5.189.346
1.076.647
11.32
2.35 52.69
1924 4.112.699
466.732
11.78
400 59.90
23 3.645.967
387.488 11.70
4.90 49.59
1922 4.033.455
99.158
11.77
2.80 5553
1921 3.934.297
198.872
10.91
3.10 57.06
1920 3.735.425
274.309 10.99
11.95 60.09
1919 4.009.734
536.550
10.76
5.06 14.56
1918 3.437.184
418.187
10.86
4.24 47.10
1917. 3.054.997
20.725
11.23
4.62
50.27
1916 3.034.272
425.358
11.52
4.37
53.27
1915 2.608.914
11.182
10.49
3.31
55.64
1914 2.597.732
169.195
11.25
2.64 55.90
1913 2.428.537
532.553
ij tm30111 10.90
1.95
57.23
Sinds 1913 heeft de netto-toeneming der Cuba-productie
3.293.362 ton bedragen. Uit deze cijfers blijkt duidelijk, dat
het rendement slechts een factor van geringe beteekenis in
cle uiteindelijke opbrengst van de oogsten is geweest. De hoeveelheid riet is duidelijk het beslissende element voor
de productie. De gemaakte prijs hangt in sterke mate af
van de vraag in de Vereenigde Staten en vreemde landen.
Toen de Europeesche bietsuike,rproduetie wegens den oorlog op een zeer laag peil stond, werd Cubasuiker in
het buitenland sterk gevraagd en dit maakte het loonend,
den rietaanplant op het eiland aanzienlijk uit te breiden.
Gedurende de jaren 1918 en 1919 stonden de prijzen onder
regeeringscontrôle. In 1920 stegen zij tot ongehoorde cijfers,
die groote hoeveelheden buitenlandsche suikers naar de
Vereenigde Staten trok, welke daar een snelle daling ver-
oorzaakten en op het einde van het jaar een voorraad van
200.000 ton lieten. Het jaar 1922 begon met een voorraad
van 1.200.000 ton, waardoor de prijzen verder gedrukt
werden. Toen echter absorbeerde een krachtige vraag den
oogst en de ,,carry-over” geheel. Een droogtejaar met een
te kleinen oogst volgde, welke wegens hooge prijzen op-
nieuw prikkelend werkte op den aanplant, die het vorige
jaar culmineerde in een productie van meer dan 5.100.000 ton. Cuba kwam uit de crisis van 192 l-’22 in den kortst mogelijken
tijd met vliegende vaandels te voorschijn. Het is Cuba’s
vermogen, met succes de zwaarste beproevingen te door-
staan, dat het eiland een grooten voorsprong boven alle
suikerproduceerende landen in de wereld geeft. In hoeverre
de productie op het eiland verder kan worden uitgebreid
zal in de komende jaren blijken, doch het is zeker, dat
het maximum nog niet is bereikt. Cuba is van nature_
geschikt voor de suikercultuur. Lage prijzen in twee,op-
eenvolgende jaren schijnen de productie niet te hebben ge-
remd en goede prijzen hebben deze in sterke mate bevorderd.
Het eenige element, dat daling veroorzaakt is het weder.
Droogte is de eenige ernstige tegenslag, gelijk in het jaar
1923. Het lijdt geen twijfel, dat er het vorige jaar gedu-
rende October een uitgesproken droogte heerschte. In Januari
en Februari was de regenval geheel voldoende geweest,
doch haar uitwerking is problematisch.
De onbekende grootheid is het bebouwde en geoogste
oppervlak. Dit is een groote hinderpaal voor een nauw-
keurige raming. De informatie omtrent een zoo grooten
oogst als den Cubaanschen, is volkomen onvoldoende. De
Colonos willen of kunnen hen met riet bebouwde en het
geoogste oppervlak niet opgeven. Het resultaat is, dat het
grootste suikerproduceerende land ter wereld verplicht is,
naar zijn oogst een slag te slaan en dat deze schatting
niet kan worden herzien, voordat de campagne zeer ver is
gevorderd. In Europa wordt de standder bieten, de weers-
omstandigheden en bet bebouwde oppervlak volledig ge-
rapporteerd naar mate de oogsten voortschrijden en voor-loopige ramingen worden dienovereenkomstig gewijzigd.
Dit is een punt, dat Cuba met alle mogelijke middelen
moet zien te verbeteren, omdat het zoowel van het grootste
voordeel voor hemzelf en de wereld kan zijn. Het is de
‘nzekerheid omtrent de Cubaansche productie, die een
onzekermakenden invloed op de wereldmarkten gedurende
de eerste maaifiden van het jaar uitoefent en deze twijfel
zou aanmerkelijk kunnen worden verminderd, door vol-ledige informaties omtrent het bebouwde oppervlak, het
nieuw beplante en geoogste zoowel als door volledige rap-
porten uit alle deelen van het eiland met betrekking tot
de uitwerking van het weder.
In verband met het bovenstaande wordt verwezen
naar hetgeen in No. 533 van dit blad, dd. 17 Maart
op blz. 266, omtrent de vorming van een Comité op
Cuba bericht werd.
MAANDCIJFERS.
POSTOHEQUE
EN GIRODIENST.
Januari 1926
Januari 1925
Aantal
Bedrag
Aantâl
I
Bedrag
Aantal rekenin-
gen op ult°.
..
113.963
108.010
Bijschrijvingen
. –
1.196.569
460.461.343 796.846
364.792829
waarvan
Stortingen ….
488.205
91.656.376
351.930
66.383.824
Gegireerd.’…
.
708.364
368.804.967
–
297.791.240
uitand. hoofde.
– –
–
–
Afschrijvingen
. .
822.784 416.854.696
538.205
329.374.784
waarvan
Ch(Iques …….
48.022.90
92.463
32.131.384
639.92!
368.804.967
–
297.791.240
uit and. hoofde.
23.334
26.825
–
–
Gezamenlijk te-
.159.529
Gegireerd ……
goed op uit°.
. .
–
540.179.250
–
210499.592
Bedrag ter be-
legging ‘) …….
–
74.956.868
–
62.124.619
1)
Hiervoor komt uitsluitend in aanmerking het saldo-
tegoéd der particuliere rekeningen.
GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM..
Januari 1926
II
Januari 1925
Giro’s
(eenzijdige ver-
In
millioenen
Aantal
In
millioenen
Aantal
melding)
Girobetalingen aan
gemeenteinstellingen
fll,6
14.178
f
15,2
9.020
Girobetalingen aan particulieren
1
,22,5
75.349
1
,23,2
61.853
Geldonmset.
Ontvangsten
…….
,,
5
1
–
6.984
5,7
7.288
Betalingen
………
..6,9
26.023
6,3
27.068
Part.rekeninghuders
17,6
1
26.169
2
17,8′
23.8502
Waarvan. rekeningh.
.
welke gelden voor 1
jaar
vast
hebben
*
•
gedeponeerd ……,,
9
1
1
2.815
2
7,2
2.4212
1)
Gemiddeld saldo te goed.
2)
Einde der maand.
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSOHE BANK.
Februari 1926
j
Februari 1925
Posten
I
Bedrag
Posten
Bedrag
Voor reke-
ninghouders
48.471
f2.534.372.000
49218
f2239.410.000
waarvan door
de H.-bank
plaatselijk
35.538
,,2.173.603.000
36.180
,,’1.941.897.000
Ter voldoe-
ning van
Rijksbelast.
1.411
,,
9.286.00(
1.642
,,
9.233.000
24. Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28
STATISTISCH ÖVERZIOHT VAN DEN ECONOMISOIHEN TOESTAND VAN NEDERLAND.
(Niet met
S
gemerkte gegevens ontleend aan het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek.)
.
192
1
1926
j
Januari
–
.
Juni
I
Juli
I
Aug.
I
Sept.
Oct.
I
Nov.
.
Dec.
I
Jan.
11
1925
1
1926
Arbeidsmarkt.
.
1000
0.583 390 8.270
727
6.567
271
8.013
196 14.686
281
8.432
13.879
6.195
7.197 6.195
Staa!s-
en part. m
ij
nen.
Aantal arbeiders op len der maand
29.939
30.287
30.705
30.621
30.446
147
30A13
116
30.791
263
31.031 296
30.143
263
31.031
Metaa1industrie.Aanta1
meerderj. arbeiders op 1 Jan. en 1 Juli
27.351
.
27.163
24.185
2
)
27.163
Bedrag
der gehouden
aanbestedingen
X f
1000 ………..
waaronder voor fabrieksbouw
)<
f
………………
(
Gemiddeld aantal taken p. week v.
Amsterdam
Haren-
13,9 16,2
17,5
18,1 17,4
17,1
17,6 14,0 20,1 14,0
,
alle b. d. ,,Havenarbeids-Reserve”
‘
()<
1000)
bedrijf
.
ingeschr.
losse
arbeiders
tezamen
)
Rotterdam
36,4 43,4
44,33)
39,0
37,1 40,1
47,2
44,3
Zeevisscherj;
aantal vaartuigen, welke de
–
uitoefenden.
.
763
§ 773
786
§j
§783
766
4525
385
Indexcijfer der Werkloosheid.
J[
s,i
j
,s
o
1
3
,8
j
Arbeidsbemiddeling.
1)
Aanbiedingen v. f’lngeschreven ged. de maand.
..
42,1
46,9
46
1
5
48,5 48,9 58,4 69,2
58,8 52,8
58,8
werkzoekenden. ‘l.
Overgebl. op het einde v. de mnd
59,6 58,2 61,5
62,9 64,8
80,2
93,8 97,8 88,9
97,8
Aanvragen
van
f
Ingeschreven ged. de maand
. ..
2
21,1
22,8
.20,6
21,5
21,1
18,3
22,7
1
21,4
19,6
21,4
werkgevers.
Overgebi. op het einde v. de mnd
x
5,0
4,6
4,6
4,8
4,4
4,0 3,8
1
4,2
4,2
4,2
Plaatsingen………………………………………..
17,1
Arbeidsloonen.
Ondergrondsche arbeiders……….
J
bij
de mijnen
f5,33 f5,29
f5,33
f5,35
f
5,36
f
5,38
f5,38 f5,35
f5,50
f5;35
Bovengrondsche
………..
(loon
per dienst)
,,3,89 ,,3,90 ,,3,94
,,3,91
,,
3,90
3,92
,,3,91
,,
3,93
,,4,04 ,,3,93
ouwbe rijven
1,-
,,
0,98
,,
1,-
,,
0,94
093
0,92
,,
0,94
,,
0,91
,,
0,90
,,
0,91
ms er am.
0,92
,,
0,91
,,
0
1
91
,,
0
1
91
.,,
0
1
90
,,
0
1
91
,,
0,94
,,
0,91
,,
0,93
,
0,91
. ..
(
Metselaar
uurinkomen
………………
?
Timmerman
,,
………………
0,91
,,
0,87
,,
0,88
,,
0,85
,,
0,86
,,
0,89
,,
0,88
,,
0,85
,,
0,82
,,
0,85
Opperman
.
,,
………………
Metaalindustrie, uurinkomen van meerderjarige arbeiders
—–‘
Arilleri
(
Wapenfabriek te Hembrug
……..
.
.
f0,57 f0,65
4)
,,
0,64
2)
0,66
2)
,,
0,642)
.
.
h
,
Fabrieken
van munitie en ontplof-
!
rn
bare stoffen te Hembrug ……….
J
,,
0,57
4)
0,57
2)
,,
0,57
2)
0,57
2)
Voortbrenging en verbruik.
Zee.
f
aanvoer
in
Ned.
havens
5)
X
1000
}CG.
§
3.564
§
5.418
8.987
§
9.214
§
16.164 § 17.447
§
7.200
§
2.726
§
1.174
§
1.443
2.597
§2.841
§4.019
§
3.478
§
1.910
§
723
§
506
§
601
§
590
§
618
§
653
§
628
§
632
§
631
§
539
§
631
risscherlj.
l
opbrengst
X
t
1000
……………………..
*P
r
od
u
ctle
der
kolenm(jnen
)<
1000 ton
6) ………………
Voor binnenlandsch verbruik beschikbaar gekomen hoe-
veelheid
steenkolen X
1000 ton
7)
……………………
§
760
§
823
§
791
§
899
§
957
§
915
§
841
§
790
§
921
§
790
In consumtie gebrachte
suiker
S)
X
1000
K.G……….
17.118 18.986
17.397
18.055 17.173
19.482
16.475
14.546
17.067
14.546
Aan de consumtie onttrokken
suikero)
><
1000 K.G…….
II
1.111
664
843
866
801
843
1.300 1.612
704
1.612
*Schepen in aanbouw;
inhoud in bruto Registertonl°)…. jJl00.682
127.775108.894
Handel en Verkeer.
Invoer ……….183
Handelsbeweging
zonder gouden en
865
199
205
205
211
205
,
.
152
174
178
163
zilveren munt en muntmateriaal(inUitvoer
. …….
124
I
148
141
122
140 122
millioenen)
……………………
Saldo
invoer…
.
59
51
64
84
71
84
19
Ontvangsten der Spoorwegmaatsch.
(in millioenen)
13,2
15,2 16,0
14,1 §
13,7
§
11,7
§
12,4
§
13,1
12,8
§
13,1
Ontvangsten per
dagkilometer
sedert 1Jan. (in gld.)
.
…
113,99
117,07
120,2 121,28
§
120,74
§
119,88
§
119,27
§
116,17
113,4
§
116,17
Inklaringen
(geladenf Nieuwe Waterwegi.
N
D
T
f
zeeschepen)
l..
1.675
322
1.452
348
1.469
379
1.387
317 1.296
1.315 1.319 1.296
1.514 1.296
~
van
muiden
f
Inklaringen )
,,.,
(geladen rivierschepen in 1000 ton
Uitklaringenf
°
1000 K.G.)
2.187
2.129
2.685
2.097 2.845
1.761
2.539
1.373
383
2.661
1.351
356
2.401
320
2.259
324
2.357
367
1.981
324
2.357
idem:
bruto inhoud in
1000
22
118
37
188
34
161
31
158
31
152
1.240
22
117
1.088
19
103
1.041
24
1.279
20
1.041
24
…………………..
Opgelegde
zeeschepen
old. len der maand: aantal
13)
………
registertonnen …………………
Goederenvervoer
(
Gelost bij invoer………..
.
(. .
“‘
1.722
2.038
1.985
1.894
2.172
1.824
1.644
122
1.503
108
1.257
122 1.503
in
e
avens
Geladen bij uitvoer ……..
on,
<. .
565 756
839 770
793
773 699 605
635
605
Doorgevoerd met overlading)
1.999
2.470
1.916
2.134 2.302
1.528 1.657
1.907
1.815
1.907
Prijzen, kosten
van
levensonderhoud.
lndex
J
cijfers der
groothandelsprijzen
Algemeen cijfer
153 155
155 155
154
154
155
153
160 153
in Nederland (1913
= 100))……..
Voedingsmidd. ed.
153
155 153 153 153 156 160
156
161
156
Kosten van
(
Arbeidersgezinnen A’dam (Mrt. ’20
=
100).
83,8
83,6
82,9
levens-
<
Arbeidersgez. te ‘s-Gravenhage (1921 =100).
85,7
82,9 81,9
onderhoud.
Ambtenaarsgez.te’s-Gravenhage(1921=100)
Financiewezen.
5
Opbrengst
Rijksmlddelen
(totaal)
.
t…
38,3
37,4
37,9
.
37,5
40,8
43,7
39,2
43,1
40,9
43,1
Beurs belasting ……….
1
.
.
.
1 …
‘On millioenen)
0,398
0,581
0,363
0,433 0,642
0,768
0,495
0667
0,523
0,667
invoerrechten
……….
3,75 3,43
3,88 4,72
4,72
4,58
4,52 4,53
2,86
4,53
Statistiekrecht ……….
)
..
0,363
0,353
0,374
0,348
0,382
0,351
0,327 0,317
0,355
0,317
*Cegireerd
door den
Postch.
en
Girodienst
(in millioenen)
254
267 267
307 304
283
367
369
298
369
Giro-omzet
bij
de
Ned.
Bank
(in
millioenen) …………
‘
2684 3039 2380
2605 2678
2462
2532
2512
2709 2512
4
,
–
4,-
4,-
4,-
3,53 3,50
3,50
3,51)
4,23
3,50
Wisseldisconto der Nederl. Bank’
(………
..
……..
Particulier disconto
>
gemiddeld
pCt.< 3,08
2,72 3,72 3,60 3,40 3,35
3,43
3,07
2,63
3,07
Prolongatie
.1
‘
) ……….
2,47
2,32 3,55 3,26
3,38
3,47 3,69
2,93
2,59
2,93
–
1. Nederi.
Staatsleeningen………………….
,
II. Provinc. en gemeent. leeningen
…………
Hypbanken werkz. in Nederi. [Pbr.]……….
Spoorwegleeningen ……………………..
Fondsen 1 tm. IV ……………………….
Nijverheid’ [Aand. van 49ondern.]…………96
93
93
93 96 97 95
95
88
9719)
Bank- en credietinstell. [Aand. van 7 ondern.]
90
89
91 91
93
96
99
100
82
101
19)
Scheepvaart [Aand. van 7 ondern.] ……….81
‘-)
81
83 82 85 83
87 87
95
8519)
Indische fondsen [Aand. van 24 ondern.]
113
117
120
124
131
136
141
139
104
140
19
)
Petroleum [Aand. ‘Kon. Ned. Petr. Mij.]
106
107 103
103 106
111
113 113 106
111
19)
Emissies
(in millioenen) ……………………………..
49,013) 73,6
14
)
31,3
1
5)
21,1
16)
60,217)
20,4
19
)
‘40,7
124,8
29
)
18,6
124,8
20
)
Aantal uitgesproken Faillissementen.
3631
360
271
408 319
306
J
340
]
317
11
371
317
§
Voorloopige cijfers,
dezelfde
maand,
dan
toch
binnenkort
de
consumenten
bereikt.
1]
Omvattende de werkzaamheden van 39 districtsarbeidsbeurzen, van
91
D.w.z. waarvoor restitutie van accijns is verleend wegens uitvoer
drie andere arbeidsbeurzen en voor zoover bekend, van de
in den
10]
correspon-
vorm van suikerhoudende goederen.
1. Op den laatsten van dentschappen
der arbeidsbemiddeling.
11
Op 1 januari.
31
De week,
het kwartaal. Cijfers van Lloyds.
13]
Te Amsterdam en te Rotterdam.
waarin een staking viel, buiten beschouwing gelaten.
4
1
Loon op 1juli.
52]
Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Vlaardingen
Hoek van Holland
5
1
Zoowel door Nederlandsche als buitenlandsche
schepen.
6
1
Kolen
Terneuzen, Zaandam, Delfzijl, Harlingen, Maassluis,I5ordrecht, Ijmuiden slik
niet
inbegrepen.
Wel
zijn inbegrepen de steenkolen, welke voor
en overige havens.
13]
Nom. 20,5 voor conversie.
14
1
Nom. 39,3 voor
eigen gebruik dienen, alsmede de kolen, die aan de mijnwerkers ge-
conversie.
11]
Nom. 4,4 voor conversie.
16]
Nom. 6,6 voor conversie.
geven worden [z.g. ,,Deputatkohlen”].
7
1
Saldo invoer plus eigen pro-
171 Nom. 21,9 voor conversie.
18]
Nom. 8,8 voor conversie.
19]
Febr. 1926.’
ductie.
8]
D.w.z. onder betaling van accijns in het vrije verkeer ge-
20]
Nom. 12,8 voor conversie.
bracht.
Aangenomen mag worden, dat deze suiker, zoo aI’niet in
286
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN
(In Guldens).
e man
1
Sedert
1
Januari
1926
Oi’ereen-
komst Ige
periode 1925
Directe belastingen.
704.090 2.953.537
3.002.745
Personeele belasting
1.378.743
3.629.457 3.764.334
Inkomstenbelasting
9.031.930
17.837.984
16.892.116
Dividend- en tantième-
–
belasting ……..
324.612 743.042 1.015.709
Vermogensbelasting
497.087
928.310
950.730
Accijnzen.
3.570.890
7.437.761
7.738.947
48.418 105.978 43.195
Grondbelasting ……..
3.496.569
7.017.269
7.180.164
177.111
366.013
397.420 715.818 1.392.804
1.519.179
73.977
1.487.608
1.476.291
Suiker
……………….
1.895.257
3.722.893
2.331.586
Wijn ………………
Gedistilleerd ………..
Belast, op sj;eelkaarten
10.078
21.540
23.563
Zout …………………..
Bier
……………….
Geslacht
……………
376.299 4.841.847
4.585.557
Tabak……………..
Indirecte belastingen.
11.845.013
2
4.778.686
8
3.728.106
Rijwielbelasting ……….
Zegelrechten ………..
Registratierechten
1.460.003 3.061.918
3.625.240
3.477.089
7.055.683
7.831.681
Invoerrechten
4.859.369
9.386.696 5.837.117
Gouden en zilver.
werken
Belasting ……… ….
.
72.532
144.309
180.877
Essaailoon …………….
79
160
148
Successierechten………
330.556 647.839
673.240
–
–
91.266 231.121
400.364
380.543
Statiatiekrecht …………..
168.311 185.349 185.367
Mijnen
… … … … … … … ….
Domeinen
……………….
Jacht en viascherij
1.088
2.765
3.496
Staatsloterj …………..
341.632
704.429 658.242
Loodagelden
………….
Totaal.Generaal..
35.737.470
78.854.241
74.164.839
i) Hieronder begrepen
f
383.186 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2)
Idem
f
1.050.586.
8)
Idem f93O.886.
HEFFINGEN VOOR HET LEENINOFONDS 1914.
e 9rar
Sedert
1
Januari
1926
Overeen
komstige
periode
1925
Verdedigingsbelast. la
149.126
278.493 285.215
Verdedigingsbelast.Ib
411.513 1.032.795
e
953,779
Verdedigingsbelast. II
2.334.129 4.399.179
4.205.681
Opcenten:
142.758
594.129 603.364
Grondbelasting ………
Personeele belasting
306.886
734.195
710.774
Inkomstenbelasting
2.410.287 4.757.777 4.402.063
Vermogensbelasting
124.272
232.077
237.691
Dividend- en tantième
107.122
245.204
335.184
714.178
1.487.552
1.547.790
belasting …………
21.196
18.639
Suiker ……………
.-
Gedist.(binnenbuitl.)
34
.9.657
701.727
718.016
Wijn ……………..9.684
Zegelrechtvan buitl. eif
68.2291 113.8221
60.742
Totaal……
7.127.841
14.598.146
14.078.938
SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND-, PERSO-
NEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENSBELASTING SEDERT 1 JANUARI 1926.
Dienstjaren
Orond-
belasting
Personeele
belasting
Inkomsten-
belasting
Vermogens-
belasting
1922123
–
911
1923/24
–
757.239
2.700
1924/25
39.473
478.632 2.217.868
14.464
1925126
2.840.025
3.117.287 14.862.877
910.235
1926127
74.040 33.538
–
–
Totalen ..
2.953.538
3.629.457 17.837.984
1
928.310
–
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
•*
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
N
d 1V
rsch.
Disc.Wissels. 34 S
Oct.’85
Zwits.Nat.Bk.
3422 Oct.’25
Be1.Binn.Eff. 4
S Oct.’25
N.Bk.v.Denem. 54
7$ept.’25
inR.C. 5
3 Oct.’25
ZweedscheRbk 44
8
Oct.’25
Javasche Bank….
4420 Oct.’24
Bankv.Noorw. 6
12Jan.’26
BankvanEngeland5
3Dec.’25
Bk. v.Tsjecho
Duitsche Rijksbank 8
12Jan.’26 slowakije . . 6 13Jan.’26
Bank v, Frankrijk. 6
9Ju1i’25
N. Bk. v. O’rijk. 8 28
Jan.’26
Belgische Nat. Bnk.
7l1Mrt.’26
N.Bk.v.Hong. 7
22 Oct.’25
Fed. Res. Bank N.Y. 4
7Jan. ’25
Bank v. Italië. 7
17Juni’25
Bank van Spanje.. 5
23Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 54
OPEN MARKT.
1926
‘ 1925
1924
1914
r
20M t
15-2J 8-13
1-6
16-21
17-22
20-24
Mrt.
Mrt.
Mrt. Mrt.
Mrt.
Juli
Amierdam
Partic.disc.
2318
2
314_
11
/16
2
5
18-
13
/16
2/16-/4
21/5-1/3
418-5
3
1
1e
3
116
Prolong.
23/4
2
3
14-3
211
3
3
211
3
-31
4
1
3
142
1
14
431
4
.5
23/
4
.31
4
Londen
Daggeld ..
3-4
35 35
3
3
1
..41
/2
2
3
14-3
3
1
1h142
1
13
1314-2
Partic. disc.
471
55
45116_113
4116-11e
41/16.818
4
116
1
/1
3-116
21/4_3/4
Berlijn
Daggeld ..
4-6
4-613
5-613
5-8
–
– –
Partic. disc.
30.55d…
5
5
5 5
–
–
–
56-90 d…
5
5 5 5
–
–
Waren-
wechsel.
6.1/2
53/4_61/3
611
4
3/4 611
4
.1/
3
–
–
–
New York’)
Cali money
4
1
14.1/2
411
4
.1/
3
4.31
4
41/3.5114
34
1
14
2
1
/2-3
3
14
131
4
21/
3
Partic.disc.
331
4
331
4
331
4
3314
11
31
–
-.
‘j Lll
money-koers
v.
w Mrt. en aaaraan vooraTgaanae weken
tim.
Vrija.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
1) a a
New
(Londen
Berlijn
Parijs
BrassellBatavia’)
York”)
•)
‘)
8)
8)
16 Maart1926
2.49
tt/
12.134
59.44
9.024
10.40
100k
17
1926
2.498/
s
19.134 59.43
8.934
10.12
100
18
1926
2.49
9
/
12.124
59.41
8.904
10.02
100k
19
,,
1926
2.49
9
/,
12.13 59.41
8.87
10.-.
10Oj
20
1926
–
12.13 59.41
8.80
10.03
100j
22
1926
2.499,,
12.134
59.41
8.82
10.14
1001/
8
Laagsted.w.’)
.49/,6
19.124
59.38
8.77
9.90
100
Hoogste d.wl)
2.498.
12.134
59.45 9.04
10.50
100h
15 Maart1926
2.49
11
/
16
12.134 59.44
8.974
10.25
1003
8
,,
1926
2.495/
1
12.114
59.364
8.95
11.33
100(
Muntpariteit
2.48
(
12.10
59.26
48.-
48.-..
100
Data
s.ai
Weene,
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
16 Maart1926
48.06
35.20
7.38
1.05
10.-
35.20
17
1926
48.06 35.20 7.39
1.04
10.01
35.19
18
,,
1926
48.05 35.20
7.39
1.05
10.02
35.18
19
1926
48.05
35.20
7.39
1.05
10.03
35.19
20
,,
1926
48.05
35.20
7.39 1.05
–
22
,,
1926
48.06 35.20
10._
–
10.024 35.174
Laagsted.w.l)
48.03. 35.10
7.37
1.-
9.98
35.12
Hoogsted.wl)
48.08
35.25
7.41
1.10
10.05
35.25
15Maart1926
48.06
35.20
7.39
1.05
10.02
35.02
8
,,
1928
48.02
35.15 7.38
1.07JI 9.98
35.124
Muntpariteit
48._
1
35.-
50.41
48.-.
48.-
48.-
a a
o
t
Stock-
Kopen-
o to’)
I’e1-
Buenos-
Man-
hoim’)
hagen’)
forfl)
Aires’)
I
treall)
16Maart1926
66.974
65.40
53.824
6.27k
97
2.48k
17
,,
1926
86.95
65.35
53.65 6.28
98′.
2.488/
8
18
1926
66.90
65.40
53.25 6.28
9834
2.48
3
/
8
19
1926
66.90 65.50
53.674
6.28
98X
2.488/
8
20
1926
66.90
65.55
66.90 6.274
98’/
2.48
8
/s
22
1926
66.90 65.60
53.974
–
–
–
Laagsted.w.l)
66.82
65.20
52.85
6.25
963f
2.48
Hoogste d.wl)
67.-
65.70
54._
6.30
99
2.49
15Maart1926
67._
65.50
54.174
8.28
98s/
2.488/
8
8
,,
1926
66.80 64.70
53.30
6.274
1008/
8
2.483/
s
Muntpariteit
88.67 66.67
66.67
48.-
105
2.488%
•) 1’4oteering te Amsteraam.
) 1’4oteering te Itotteraam.
1) Particuliere opgave.
In het eerste nummer van iedere maand komt een over-
zicht voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wissel.
koersen. .
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
287
KOERSEN
TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen
1
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($perkl)
($p.lOOfr.)($p.IOOMk.)
($p.lOOgId.)
16 Maart 1926
4,86 ‘/
3,60 23,86 40,06
17
1926
4,86o/,
o
3,58
23,80
40,06
18
,,
1926
4,861/
8
3,57
23,80
40,06
19
1926
4,86
1
/
8
3,54
23,80
40,08
20
1926
4,868/
11
3,54
23,80 40,08
22
1926
4,86s/,
3,53
23,80
40,07
23 Maart
1925
4,781/
8
5,20
23,80
39,89
Muntpariteit ..
4,8667
19,30
23,81k
408/
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings.
eenheden
6
Mrf.
1926
13
Mrt.
1926
1
15/20
Maart’26
Laagstel1oogste
20
Mrt.
1926
Alexandrië.
.
Piast. p. Y,
97
974
977/
1
973f
Athene
….
Dr. p.
£
342,14
342w
342
365
360
Bangkok …
Sh. p. ticai
‘/’°T
1/103
11108/
s
1I104
1/10
3
/8
Budapest
.
..
Pen. p.
£
27.75 27.75
27.60
27.91
27.75
B. Aires’).
.
d. p. $
455/ 447/
4371
16
44
21
/8
2
44
13
/3
2
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
116
8
/
32
1/65/
8
,
11581/
33
116
8
/
84
1/6
1
1
04
Constantin..
Piast. p.
£
932/
9323.ç
925 945
937h
Hongkong ..
Sh. p.
$
2
/
45
/52
213
9
/
2/3k
214
1
/
8
23
3
4
1/10k
1110
l/10
8
l/lO
1/10
5
/8
Kobe
…….Sh.p.yen
Lissabon
1)
. .
d
.
per Esc.
2
83
/
04
2
17
/
32
2
33
/64
2
85
/
84
2
17
/
52
d.per$
24
24
23 25
24
Montevideo’)
d. per
$
502,
508/
8
49X
501/,
50′,
Montreal
.
..
$
per
£
.
.
per Mil.
4.888/
8
4.885I
4.87k
4.88
1/s
4.874
Mexico …….
R.d.Janeiro
1)
7
7
11,16
/32
7 l/
Shanghai
. . .
Sh. p. tael
3
1
0
‘/8
310o,
2/118%
3/0s,
3/0
1
/
32
Singapore. ..
id. p.
$
2/4
2/4
1
/
33
2/3
31
/
33
2
/
45
/
32
2/4
8
1
32
Valparaiso
2).
$
p..0
39.60 39.80
39.60
39.70
39.60
Warschau ..
Zi.
p £
37.50 37.50
35.00 40.00
38.50
t
rirgraiiscn Iranslerr.
‘)J
ug.
ZILVERPRIJS
GOUDPRLJS
3)
Londen’)
N.York
2
)
Londen
15Maart1926.. 30
657/
5
15 Maart1926. …
18
,,
1926…
30
657/
s
16
,,
1926…..
84/1114
17
,,
1926..
305/
1
66
17
,,
1926
84/113.
18
,,
1926..
30’i,,
655I 18
1926… .
84/11)4
19
,,
1926..
30
1
,
657/
8
19
1926….
84/11)4
20
,,
1926..
3OY
4
66
20
1926…..
–
21Maart1925..
31)4
675/
5
20Maart1925…..
86/8
20 Juli
1914..
2415/
54
‘/8
20 Juli
1914… .
84/10
1)
in pence p.oz.stand.
2)
Foreign silver in $c. p.oz.fine.
3)
in sh. p. oz.fine
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:
Vorderingen.
1
6 Maart 1926 115 Maart 1926
Saldo bij de Nederlandsche Bank….
–
–
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
f
691.754,83
f
1.609.872,51
Voorschot
op
uit. Febr. 1926 aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten bellsting…..
–
:..
—
57.264.468,-
,,
53.381.111,60
10.941.124,77
,,
15.483.798,47
211.756.480,28
,,205.078.887,68
Daggeldieeningen
tegen
onderpand
van Staamsschuldbrieven
–
7.000.000,-
Voorschotten aan de koloniën…………
Voorschotten aan het buitenland
…….
Saldo der poslrekeningen van Rijks-
44.361.105,56
,,
58.536.413,01
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
P.,
comptabelen
…………
………….
T.
en
T.
2
)…………………………..
–
–
Id.
op
andere Staatsbedrijven
2)
3.203.348,03
3.358.348,03
Verplichtingen.
V6orschot door de Nederi. Bank
….
f
14.003.311,42
f
7.176.326,19
126.583.000,-
126.505.000
1
–
107.050.000,-
,,
101.556.000,-
Waarvan direct bij de Ned. Bank
..,,
26.000.000,-
,,
24.000.000,-
,,
14.811.319,50
Schatkistbiljetten in omloop’)……….
Schuld a. d. Bank
v.
Ned. Gemeenten
2)..
–
,
-.
Schatkistpromessen in om
loop ……..
Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds’)
..,,
14.987.851,99
,,
14.233.795,24
Zilverbons
in
omloop ……………….15.143.933.50
Id. a. h. Staatsbedrijf d.P.,
T.
en
T.
2)..
84.119.851,71
93.788377,66
Id. aan andere Staatsbedrijven
2) ………….
– .
100.(00,-
Id. aan diverse instellingen
2)
…
2.51 4.014,53
,,
.2.477.431,18
Waarvan
f
37.056.000 vervallen
op
of na
1
April 1927.
In rekg.-crt. met
!s
Rijks Schatkist.
3)
Uit. Jan.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
1
6 Maart1926
13 Maart 1926
Voorschot uit
‘5
Rijks kas aan N.-lndië
f
489.000,-
f
1.445.000,-
Indische Schatkistprom. in omloop
..,,
17.100.000,-
,;2l.800.000,-
Ander Schatkistpapier
…………..
1.750.000,- 1.750.000,-
Voorschot Javasche Bank aan N.-Indië
…..
,,
9.565.000,-
6.419.000,-
Muntbiljetten
in
omloop
…………….
31.195.000,-
,,31.634.000,-
Ten
voordeele
van Ned.-lndiëge-
boekte beleggingsgelden van het
Ned.-Ind. muntfonds……… ….
4.594.000,–
4851.00b,-
.’
……
Idem van de Ned.-lnd. Postspaarbank
,,
947000,-
Totaal ……………………
1
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 22 Maart 1926.
Activa.
Binnen!.
Wis
–
1
Hfdbk.
f
37.579 663,03
se!s, Prom.,’ Bijbnk.
13.262.801,04
enz.in
disc.I Ag.sch.
,,.
23.565.436,54
f
74.407.900,61
Papier
o.
h. Buiteni.
in
disconto
–
Idem eigen portef..
f
176.746.347,-
Af :Verkocht maar voor
–
debk.nognietafgel.
–
»
176.746.347,-
Beieeningen
ncl. vrsch.
Hfdbk.
f
51.019.081 16
in r:k.:rt.
Bijbnk.
,
10.315.626,27
Ag.sch.
,,
68.773.931,47
f
130.108.638,90
Op
Effecten…….
f
128.938.938,90 Op Goederen en Spec.
,,
1.169.700,-
130.108.638,90
Voorschotten a. h. Rijk
……………..
,,
12.525.320,54
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……
f
50.109.540,_
Muntmat., Goud
..
,,
379.584.405,78
f
429.693.945,78
Munt, Zilver, enz.
•
25.779.034,87
Muntmat., Zilver..
Effecten
,,
455.472.980,65
Belegging Res.f onds.
f
6.482.856,29
id. van
i/
v..h. kapit.,,
3.984.372,08
10.467.228,37
Gebouwen en Meub. der Bank
………
5171.000,-
Diverse
rekeningen
………………..
43.330.834.51
f
908.23)1250,58
Passiva.
Kapitaal
…………
………………
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………..
,,
6.483.597,96
Bijzondere
reserve
…………………
12.000.000,-
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
810.433.630,-
Bankassignatiën in omloop
………..
555,556,84
Rek.-Cour.j Het Rijk
f
–
saldo’s:
.
k
Anderen
40.170.716,91
40.170.716,01
Diverse rekeningen
……………. •.
18.586.748,87
f
908.230.250,58
Be’schikbaar metaalsaldo
………….
f
284.734.030.59 Op cie basis van
8/
5
metaaldek/cing….
114.502.049,84
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop
dan waartoe de Bank gerechtigdis.
.,
1.423.670.150,-
Voornaamste posten in duizenden
auldens.
Goud
Andere Beschikb.
Dek-
Data
Munt
Muntmat. Circulatle
l
op
cheulden
lschb.
Metaal-
klngs
___________
J
.
saldo
perc.
22 Mrt. ’26
50.110
379.584 810.434
40.726
284.734
53
15
,,
’26
50.331
379.584 824.434
41.421
281.725
52
8
’26
50.514
379.930
834.753
39.196
280.605
52
1
’26 43.845 386.927
850.790
43.421
277.415
51
22 Febr. ’26
44.387
387.260
818.406
77.090
278.385
51
15
,,
’26 45.409 387.417
829.509
79.051
276.820
50
23 Mrt. ’25
56.284 448.208
880.013
58.386
337.254
56
25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437
6.198
43.521
1
)
54
Data
bedrag
Totaal
promessen
B 1-
nl
ee
Papier
op het
‘
DieeT
reke
d
–
buitenl.
ningen
2)
22 Mrt. 1926
74.408
.
130.109
176.746
43.331
15
,,
1926
94.636
24.000
128.258
183.141
41.687
8
1926
98.241
26.000
8
) 123.201
191.106
35.734
1
1926
91.354
17.000
4
)
140.401
191.060
40.914
22 Febr. 1926
82.302
6.000
6
) 120.910
203.012
58.714
15
,,
1926
82.984
6.000
118.549
235.203
40.011
23 Mrt. 1925
94.777
–
150.927
128.565
87.,37
25 Juli
1914
67.947
14.300
61.686
20.188
).:’
’56l)
1) Op
de basis van
21
metaaldekktng.
2)
Sluitpost actikai
1′
8
t)
per 6Maart.
4)
per 27 Febr.
5)
per 23 Febr.
SURINAAMSCHEBAJIIK.
l’l)Jt
4’I’iluL, l
Voornaamste posten in
–
d9iendei
..
guu1ens,__
Data
Metaal
Ç1
u ,I
Ad
su9suu’W
20.Febr.
1926i
VOW
,
114
7%8
84
37
‘444 P.
13
162,1
6’53
‘*33 322
6
i6
1
iWi
670
33
41
‘
37
.
30
n.
‘ï6’W
644
03
4
i/i[d
23
26i’
1M
2
87
’39
386
8
21
itbrI
1*&
qjj
1.?8………
i!4i1c
70.
131
4.1
2184
1j!
560
i
8735
.1
288
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver
Circulatie opeischb. metaal-
schulden saldo
13Mrt.1926
24.000
335.000
54.500 164.100
6 ,, 1926
243.000
338.000
54.500 164.500
27Feb. 1926
243.250
338.000
65.500 162.550
20Feb. 1926 ‘203.004
39.945′ 340.490
64.676 162.549
13- ,, 1926 202.756
39.944 345.901
64.533 161.302
6
1926 202.723
39.454 346.836
57.438 162.049
30Jan.1926 201.725
39.769 345.048
57.877 161.653
14Mrt. 1925 133.632
50.724 277.175
54.430 118.852
15 ,, 1924 154.700
83.942 261.880
70.990 152.815
25 Juli1914 22.057
31.907 110.172
12.634
4.842e
i$ata
Dis-
conto’s
‘
N.-Iad.
betaaib.
Belee-
ningen
–
Diverse
i
e e-1
n ngen
dngs
percen-
tage
13Mrt.1926
95ij40
”
62
6
,,
1926
98.680
62
27Feb.1926
110.450
60
20Feb. 1926
8.136
19.712
46.287 82.456
60
13
,,
1926
8.078
19.166
49.004 83.167
59
6
,,
1926
8.166
19.972
52.765
83.542
60
30Jan.1926
8.029
21.423
56.904
78.517
60
14Mrt. 1925
20.063
17.382
51.399
62.078
56
– 15
,,
1924
35.222
17.744
64.865
18.043
85
25 Juli 1914
7.259
6.395
47.934
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
1)
Basis
1
16
metaaidekking.
BANK VAN ENGELAND.
Voorrtaamste
posten, onder bijvoeging der Currency
Notes,
in duizenden ponclen sterling.
Currency Notes
Data
Metaal
..irculatie
Bedrag 1 BankbtlJ. 1 Oov. Sec.
17 Maar.t1926
145.562
141.207
288.771 56.250
237.698
10
1926
145.593
141.246
289.058
56.250
237.712
3
,,
1926
145.551
141.721
287.033
56.250
235.558
24 1’ebr.1926
144.493 141.138
284.179
56.250 232.669
17
,,
1926
144.671
140.448
284.784
56.250 233.377
10
1926
144.557
141.092
286.360
56.250 235.066
18 Maart1925
128.619
124.074
283.883
27.000
2
)
234.557
22 Juli
1914
40.164
29.317
–
–
–
D ata
00v.
Other
Public
Other
Reserve
k
e!c
ings-
Sec. Sec.
Depos. Depos.
17 Mrt. ’26
38.020
76.177
19.813
100.203
24.105
20
10
,,
’26
39.295 74.183 16.756
102.524 24.096
20
K
3,,
’26
38.015 76.274
13.546
106.038
‘23.580
19
24Febr.’26
‘38.243
79.056 18.065 106.178
23.105
187/
8
17
,,
’26
43.782 80.884
23.583 106.918
23.972
188/
8
10
’26
43.947
77.686
17.887
108.813
23.215
18
5
/
18
18 Mrt. ’25
39.892 76.349
13.752
108.508
24.295
197/
8
22 Juli ’14
11.005 33.633
13.735
42.185 29.297
52s
8
1)
Verhouding tusschen }(eserve en L)eposits.
2)
(Jouaclekklng.
–
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen franca.
1
Waarv. Te goedlBuit.
gew.
Schat-
Wis-‘
Data
Goud
1
in het
Zilver
in het
1 voorsch.
kistbil-
liel
sels
buitenl.
bul
ten
1)
18 Mrt.’26
5.548
1.864
330
569
35.250
5.288
3.237
11
’26
5.548
1.864 329
572
35.450
5.281 3.066
4
,,
’26
5.548
1.864
329
571
35.700 5.274
4.251
25Feb.’26
5.548
1.864
329 577
34.500
5.253
3.372
18
,,
’26
5.548
1.864
327
571
34.600
5.253
3.137
19 Mrt.’25
5.546
1.864
307
570
21.800
4.958 5.756
23 Juli’14
4.104
–
640
– –
–
1.541
Waarvan
Uitge-
Belee-
Rekg. Courant
Part!-
1
culierenl
Staat
DaM
op het
buitenl.
stelde
Wisselsi
ningen
Circulatle
18 Mrt.’26
13
2
2.487
51.699
2.673
49
11
’26
14
3
2.524
51.951
2.824
37
4
’26
13
4
2.453
52.065
2.836
9
25Feb.’26
10
4
2.463
50.991
2.960
53
18
,,
’26
16
4
2.498
50.962
2.869
9
19 Mrt.’25
23
8
3.053
40.880
2.041
13
23 Juli
1
14
8
–
769
5.912
943
401
1)
In disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staata. buiteni. regeeringen.
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 22 Maart 1926.
De teleurstelling van Genève heeft in de afgeloopen be-
richtsweek geen invloed meer uitgeoefend op de beurs vurs –
B.e r 1 ij n, waar voor belangrijke afdeelingen een opge-
wekte stemming heeft geheerscht. In de eerste plaats was dit het geval voor scheepvaartaandeelen, in het bijzonder
voor aandeelen Hamburg Amerika Lijn en Norddeutschen.
Lloyd, in verband met geruchten omtrent een fusie tusschen
deze beide ondernemingen. Vervolgens werden kaliaandeelen
in groote posten uit de markt genomen, als gevolg van
betrekkelijk hooge dividendtaxaties. Daarentegen trokken
aandeelen in bankinstellingen vrijwel geen aandacht, omdat de jaarverslagen nagenoeg, in overeenstemming zijn met de
verwachtingen, welke men hieromtrent heeft gekoesterd.
Eleetro-aandeelen gezocht en hooger. Montaan-aandeelen
vertoonden weinig veranderingen.
Te P a r ij s heeft de beurs op de gewone wijze den in-
vloed ondergaan van de tamelijk heftige reactie in de
waarde van het Fransche betaalmiddel. In de achter ons
liggende berichtsperiode werd het laagste tot nu toe be-
reikte peil te Londen bereikt, al kon hierna weder een
lichte verbetering intreden. Aanleiding tot den hernieuvclen
val schijnt ditmaal de achteruitgang. van den Belgischen
franc te zijn geweest. Hoewel een directe relatie tusschen
beide betaalmiddelen niet bestaat, gaat ei- van de daling
van den Belgischen franc een krachtige psychologische
werking op het Fransche betaalmiddel uit.
Te L o n de n is de markt zeer kalm gebleven. Zoowel
de gang van zaken te Genève als die in België hebben er
toe bijgedragen, dat beurshandel en publiek een nog ge-
reserveerder houding hebben aangenomen, dan tot nu toe
reeds het geval was. Vooral de beleggingsmarkt heeft
weder teekenen van vermoeidheid getoond. in de achter
ons liggende dagen werden o.a. twee emissies in verband
met de Trade Facilities Act aan de markt gebracht, n.l.
één voor rekening van de Blue Star Line en één voor
rekening van Pearson, Dorman Long. De hiervopr ge.
vormde garantiesyndicaten hebben resp. 80 en 78 pCt.
van het aangeboden bedrag moeten opnemen. Daarentegen
is de uitgifte ‘van £ 400.000 preferente aandeelen van het
bekende verkoophuis op afbetaling, Drage’s, overteekend.
Wat de aandeelenmarkt betreft, stonden aandeelen in tin. maatschappijen vooraan in verband met de rijzing in den
prijs van dit metaal. Voor het overige was de handel
klein en bleven de koersvariaties beperkt.
Te N e w Y o r k toonde de fondsenmarkt eenige neiging
tot reactie; de gemiddelde koersen, zoowel van industrieele
als van spoorwegondernemingen, hebben laagterecords van
1926 bereikt. Er is een algemeen onrustige stemming
ontstaan. De berichten uit de industrieele centra mak4n
melding van groote productie van staal, zooals gewoonlijk
in Maart, doch de nieuwe orders houden geen gelijken tred
met de afleveringen. Ook vreest men voor eenige over-
productie in de automobielnijverheid. De tegenstand van
de Interstate Commerce Commission tegen de samensmel-
tingen van ‘sommige spoorwegen hebben ook nog eenigen
invloed gehad.
– Te n o n z e n t bewoog zich de fondsenmarkt langs zeer
kalme lijnen. Ook de
beleg gingsafcleeling
– heeft geen op-
merkelijke veranderingen te zien gegeven. In overeenstem-
ming met de lichtelijk stijvere geldmarkt waren enkele
‘beleggingsfondsen iets lager aangeboden, doch groote af-
metingen hebben de koersverschillen in geen enkel geval
aangenomen. 6o/ Ned. Werk. Schuld 1922: 106%, 10610I’,
106181
26
; 4%
0/
Ned. Werk. Schuld 1917:
.
95
i;
7
Ned.-Indië: 101I3/, 10118/, 101
; 5
0/
Mexico –
£ 100-1000: 9%, 9,
; 5
oj,
Brazilië 1913 £ 20-100:
67, 66%, 667/
8
; 8
Sao Paiilo: 1048/
49
103%
1
1040/
8
.
De
rnbbermarkt
was vrij vast gestemd, in aansluiting
aan de vaste houding van het, product te – Londen. Hoewel
men aan onze beurs niet zeer optimistisch gestemd is ten –
aanzien van de vorming eener verkoopcentrale voor rubber,
houdt men met de mogelijkheid hiervan toch wel rekening.
Ook heeft de markt zekeren steun gevonden in de om-
standigheid, dat de aanvoeren uit Britsch-Indië, ondanks
de verruiming van de beperkende bepalingen van het plan –
Stevenson, niet in belangrijke mate zijn toegenomen in
vergelijking met de maanden van het vorige kwartaal.
Desondanks is de handel aan onze fondsenmarkt niet ruim
geworden. Zoowel hausse- als baisse-posities worden spoedig
afgewikkeld; de desbetreffende partijen nemen veelal ge-
noegen met een zeer kleine marge, in verband met de
groote onzekerheid, waarin de geheele marictconstellatie
zich op het oogenblik bevindt. Amsterdam Rubber: 359
1
/2,
3605/
5
, 355, 3585/,; Dcli Batavia Rubber: 257%, 250%,
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
289
2538/
8
;
flessa Rubber: 490, 484, 489
1
1
1
; Java Caoutchouc:
218, 219, 213, 216; Kali Telepak: 376%,385, 375; Ned.-
md. Rubber & Koffie: 338, 334,
330;
R’dam Tapanoeli
166k, 168, 164 ; Serbadjadi: 3841,, 378,
373,
371%
Sumatra Caoutchoue: 310, 315, 306, 3075/; Wai Sumatra
Rubber: 313, 316, 305, 301.1j
2
.
Voor
taba/csaandeclen,
is de gang van zaken iets anders
geweest. In de eerste dagen van de berichtsperiode vielen
er eenige fluctuaties op te merken, welke in rechtstreek-sch
verband stonden met de taxaties van de makelaars voor
de tweede Sumatra inschrijving. Over het algemeen echter
was de stemming vast, hetgeen in de hand werd gewerkt
door de berichten omtrent den verkoop van den gebeden
oogst 1925 der Areridsburg Tabak Mij. en van een deel
van den oogst, tot een bevredigenden prijs, door de Senernbah.
In het verder verloop bekoelile echter het optimisme eenigs.
zins; na de tweede insc;lrijving op Vrijdag j.l. heeft de
markt een datende richting ingeslagen. Ook bier echter
waren de schommelingen beperkt, mede doordat een vrij
krachtige contramine in tabaksaandeelen heeft bestaan.
Dekki ngsaankoopeu hebben dientengevolge steun verleend.
Areudsburg:
507,
545, 542; Besoeki Tabak: 218, 2 14,
20); Dcli Batavia: 412%, 418, 410%, Deli Mij.: 373%,
385%, 377k ; De Oostkust:
220%,
224%, 217, 216
Senembah
:
479%, 487, 478.
De
suikernvtrkt
was ougeanimeerd, vooral doordat de
Cubanoteeringen te New York een teleurstellend verloop
hebben gehad. Toch was de invloed van een hoogeren Cuba-
prijs veel grooter dan die van een reageerende noteering.
In het laatste geval werden hoogstens slechts enkele stuks
per dag omgezet – ook voor aandeelen ELV.A. – in het
eerste daarentegen deed zich al spoedig ruimere vraag tot hoogere koersen gelden. Cultuur Mij. der Vorstenlauden:
165, 164,
162
1
18;
Ilandeisverg. Amsterdam: 644, 635, 640;
Java Cultuur Mij.: 30, 335, 333; Kalibagor: 381, 395, 3943
4;
Ned. md. Suiker Unie: 225, 222, 221; Poerworedjo: 106
1
4,
105%
1
1051i;
Suiker Cultuur Mij.: 250%, 2497/
2
, 248;
Watoetoelis Poppoh: 681, 690, 696. –
Fetroteurnaandeelen
bleven kalm, doch met een goeden
ondertoon voor aandeelen Koninklijke Petroleum Maat-schappij. Zoowel van New York als van Parijs waren de
aanwijzingen voor het fonds gunstig. Van de overige in deze rubriek verhandelde soorten viel weinig opinerkenswaardigs
te vermelden. Eerder viel hier een lichte reactie te coa
stateeren. Dordische Petr. md. Mij.: 379%, 373, 374; Gec.
Holt. Petr. Mij.: 186, 188; Kon. Petr. Mij.: 397%, 39.9,
3073/
4
; Perlak Petr: 80, 77, 75%; Peudawa: 544, 50,51%.
Scheepvaartaandeelcn bleven geheel ver vaarloosd. 1-bIl:
Amerika Lijn:
467/
8
,
45%,
451/8;
Java China Japan Lijn:
119t, 117, 115%; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 77%, 70%,
765/
8
; Ned. Scbeepvaart Unie: 166, 1667/
8
, 1663j; Stoom-
vaart Mij. Nederland: 170%,_l71t, 171.
kondJûrg’nssoorten ziTh
na een aanvankelijke daling goed herstellen. Kunstzijde
aandeelen werden iets 1e’endiger verhandeld, voornamelijk
voor aande.elen Meakubee en Enka. Centrale Suiker Mij.:
1324, 128%, 129; Roll. Kunstzijde md.: 1284, 126; Jur-
gens: 1621/
8
, 16614, 16434; llaekubee: 143%, 1381, 139%;
Ned. Kunsrzijdefabriek: 33%, 319, 325; Philips Gloei-
lampen fabriek: 375, 370, 366%
Mijnaanrleelen
bleven stil. In aandelen Redjang Lebong
viel een loome stemming op te merken. Daarentegen be-stond ook aan onze markt vraag naar tinaandeelen, waar van aandeelen Singkep Tin de vruchten konden plukken.
Alg. Exploratie Mij.: 132, 130%, 12914; Billiton le Rubriek
659, 662, 660; Redjang Leboug: 290, 280%, 283; Singkep
Tin Mij.: 277, 234, 289.
Bankaandeelen waren stil op weinig veranderd koerspeil.
Amsterdainsche Bank: 165I
8
, 167%, 1678/
8
; Incasso Bank:
121; Javasche Bank; 345, 341, 342%; Koloniale Bank: 193%,
191, 1903,; Ned. md. Handelsbank: 160%, 159, 157%
Ned. Handel Mij. C. v. A.: 147%, 146I,, 1467i; R’damsche
Baukverg.: 71, 74, 71j; Twentsche Bank: 139, 139
18
/18.
De’
Anserikaansche afdeeling
heeft eerder neiging tot reactie
te zien gegeven, in aansluiting aan de aanwijzingen van
Wallstreet. Aan onze beurs zijn de grootste omzetten op
te merken geweest in aandeelen Wabash, Central Leather
en lutercontinental Rubber Company,- ten aanzien van
laatstgehoemde in de nieuwe shares. Auaconda Copper: 93,
91%
7
918/
16
; Studebaker: 57, , 55%,
55IR;
United States
Steel Corp. 127%, 126, 125%; Atchison Topeca: 129, 126v
4
,
125%; Baltimore & Ohio: 90%, 90%; Ene: 29
8
/, 28
7
/
8
,
277/
8
; Union Pac. Railway: 1497/,, 150, 14975/
86
; Wabash
Railway: 43, 40’1.
De
geld nsarkt
heeft weinig gevarieerd; prolongatie schom-
melde tusschen 2% en 3o,.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
23 Maart 1926.
De
toestand aan de t a r w e-markt is in zooverre veel ge-
zonder geworden, dat ten gevolge van de kleine versche-
pingen van dc laatste weken in verschillende Europeesche
markten behoefte ontstaan is, aan spoedig leverbare tarwe.
Ook in de afgeloopen week waren de verschepingen zeer klein,
niettegenstaande Argentiniö belangrijk meer alaadde. De ver-
schepingen van Noord-Amerika waren evenwel zeer gering
en de stoomende hoeveelheid naar Europa is zeer klein ver-
eleken bij die van een jaar geleden. De vraag naar spoedig
leverbare tarwo heeft zich voorgedaan, zoowel in de Engelsche
als in de Continentale markten, wat de laatste betreft, speciaal
in de Nederlancische markt. Men heeft daarbij vooral veel
Plata-tarwe gekocht, die wel is waar van betrekkelijk
geringe kwaliteit, maar toch zeer bruikbaar is en in verband ‘met den lagen prijs in de eerste plaats de aandacht trekt van
de meelfabrikanten. In Plato hebben de prijzen zich tamelijk
goed gehandhaafd, ofschoon zij per slot van rekening ook
nog iets lager zijn dan een week geleden. In Noord-Amerika
evenwel heeft er een tamelijk scherpe daling plaats gevonden.
De berichten uit Europa hadden wel is waar een stimulee-
renden invloed en veroorzaakten nu en dan verhoogingen, zoo
b.v. op 18 Maart, toen de markt ca. 4 dc. hooger sloot, maar
de algemeene stemming in de Vereenigde Staten is op dit
oogeriblik voor de meeste artikelen flauw, speculanten moeten
realiseeren, zoodat het werkelijk belangrijke nieuws weinig
invloed heeft. Dit is trouwens de natuurlijke terugslag op het feit, dat vroeger berichten omtrent vraag van Europa, te veel
aanleiding gaven tot het opzetten van do markt. De Mei-
termijn te Chicago liep terug van
1
63/ tot 155. De ver-
laging der prijzen is in Winnipeg aanzienlijk geringer. De Mei-
termijn daalde slechts van 143
3
/ tot 145
3
/
4
. De flauwe stem-
ming komt dus voornamelijk uit de Vereeni
g
de Staten, waar
er steeds minder aanhangers zijn van de theorie, dat de Ver-
‘eenigde Staten dit seizoen niet behoeven te exporteeren. De.
prijzen dalen geleidelijk totdat zij met de Canadeesche
tarwe kunnen eoncurreeren, iets wat op het oogenblik niet het –
geval is. De drang tot verkoopen vermeerderde nog, doordat
de berichteti omtrent den nieuwen oogst zeer gunstig zijn en het
vooruitzicht, om met veel dure tarwe te blijven zitten, wanneer
de nieuwe oogst aan de markt komt, heeft de oude oogstpositie
sterk gedrukt. Intussehen is ook de Juli-termijn, d.i. de eerste
l termijn van den nieuwen oogst, teruggeloopen van 1
411/4
tot
135. Canada heeft in de afgeloopen week meer exportzaken
gedaan en dit is ontegenzeggelijk de reden waarom de Cana-
deesche markten niet zoo’n flauwe stemming vertoonen. Het
Continent nam niet alleen Plata-tarwe, maar ook Manitoha en
Australisehe tarwe op, de laatste tot zeer veel lageren prjjs,
aangezien voor deze soort slechts een kleine markt is. Australië ze1f blijft evenwel meer naar het verre Oosten dan naar Europa
verschepen en waaschijn1jk zal er van Australischen kant
niet veel druk tot verkoopen op de Europeesche markte
uitgeoefend worden.
Waar de drang tot verkoopen van Duitsche en Poolsche
r o g g e aanmerkelijk verminderd is, trekken andere soorten
meer de andacht; toch is de vraag voor rogge nog zoo klein,
dat nieuwe zaken slechts in geringe mate tot stand komen.
Argentinië is op dit oogenblik tamelijk sterk met rogge aan de
markt, doch de afdoeningen waren ook voor deze soort niet
groot. Van Noord-Amerika zijn de verschepingen van rogge
nog steeds niet toegenomen, ofschoon de prijs nu wel on-
geveer in lijn is. De voorraden van rogge zijn blijkbaar overal nog voldoende, doch van nu tot den meuwen oogst is nog een
aanzienlijke periode, zoodat men warschijnIijk v66r dien tijd
nog wel eens tot belangrijker aanknopen van buitenlandsche
rogge zal moeten overgaan.
De fluctuaties van de m a ï s-prijzen zijn in de afgeloopen
week klein geweest, met uitzondering van die in Amerika,
clie eeh zeer flauwe tendens vertoonen. Mei te Chicago liep
terug van tot
721/
4
.
De theorie van den regeeringssteun wreekt zich, nu deze
regeeringssteun uithieef. Het schijnt, dat de vraag voor de aan de markt komende mais onvoldoende is, zoodat de voocraden
zich ophoopen. Wel zijn de voorraden aan de zeehavens aan-merkelijk verminderd, zoodat de offerten van Amerikaansche
maïs in Europa in verhouding tot de prijzen te Chicago be-
trekkelijk hoog zijn. De vorschepingen van Noord-Amerika
naar Europa waren bijna uitsluitend voor Holland bestemd,
ook in de afgeloopen week kocht Holland vrij regelmatig mais
van Amerika tot terugloopende prijzen. Waar de versehepingen
van andere landen over het algemeen klein waren, blijft er een tamelijk goede markt voor spoedig leverbare mais, of-schoon de goede berichten van den La Plato-oogst wel tea gevolge hadden, dat men ook voor spoedig leverbare mais
sterk terughield. Op de ladingenmarkt ging slechts weinig om;
290
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 Maart 1926
Noteeringen.
Chicago
Buenos
Aires
Data
Tarwe
Mars
Haver
Tarwe
Mars
Lijnzaad
Mei
Mei
Mei
Maart Maart
Maart
20Mrt.’26
157/
74
39%
12,85
1
)
7,05
1
) 15,451)
13
,,
’26
166
78′
402/
8
13,-
6,95
15,50
20Mrt.’25
168
117%
45% 15,70
1
)
9,45
1
)
22,45
1
)
20Mrt.’24
105 78%
471
10,50
2
)
8,-‘)
18,65
2
)
2OMrt.’23
121)
74%
46
11,85
2
)
8,85
2
)
19,75
2
)
20Juli’14
82
563I
36%
9,40 5,38 13,70
1)
per
‘[ei
2)
per
April.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
s
oorten
22Maart
1926
15Maart
.1926
23
Maart
1925
Tarwe (Manitoba III)
•1
15,40 15,40
*
18,-
Rogge (No. 2 Western)
•
1
** 10,40
** 10,70
14,-
Maïs (Lil Plat.a)
……….
2
165,- 173,-
225,-
Gerst (48 ib. malting)….
2
175,-
177,-
247,-
Haver (Canada 3)……..
1
10,50
10,25
11,50
Lijnkoeken (Noord-Amen.
ka van La Plata-zaad)
12,70
12,75
12,50
Lijnzaad (La Plata)
. . .
..8
328,-
332,_
485,-
1)
per 100 li(.
2)
per 2000 IÇ(.
2)
per 1960 KU. * No. 2
Hard/Red Winter Wheat.
5*
ZuidRussische.
AANVOEREN in tons van 1000 KG.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
14120
Maart
Sedert
Overeenk.
14120
Maart
Sedert
Overeenk.
1926
1925
1926
1
Jan.
1926
tijdvak
1925
1926
1Jan.
1926
tijdvak
1925
Tarwe…….
…….
223.466
169.345
40
1.957
5.655
225.423
175.000
1.850
40.848
18.074
–
–
–
40.848
1.8.074
1.188
6.256
9.288
–
140 150
6.396
9.438
Boekweit
……………
26.508
215.531
174.469
–
19.037
21.204 234.568
195.673
Gerst
……..
…
9.926
78.854
33.804
–
2.286
1.785
81.140
35.589
Rogge’
…………..
..36.785
3.190
32.638
21.285′
50
1.795
150
34.433
21.435
Maïs …………..
4.524
48.321
42.425
1.230
42.929 10.268
91.250 52.693
Haver……………….
–
–
58.036
–
–
–
-..
58.036
Lijnzaad
……………
Lijnkoek
……………
m
646
11.686
24.143
75
2.175
4.512
13.861
28.655
Tarweeel
………….
Andere meelsoorten
.
123
2.828
2.166′
—
– –
–
2.828
2.166
‘t
slechts één lading werd gekocht door het Continent. Ofschoon
cle Engelsche markten niet zoo overvoerd zijn met mais als
een jaar geleden het geval was, zijn zij toch nog voldoende voor-‘
zien zoodat er van daaruit nog geen sterke vraag uitgaat.’
De Donaulanden zijn tamelijk scherp aan de markt voor Juni
en latere verscheping. Voor vroegere verscheping is het aanbod
niet dringend, en ook de afladingen hebben nog niet veel te
beteekenen.
De verschepingen van g
C 1 S
t waren deze week klein.
Nadat Rusland twee weken geleden zeer veel verscheepte; heeft
het zich verder niet meer zoo dringend getoond. Evenwel heb-
ben de groote hoeveelheden onderweg een markt moeten
vinden. Deze zijn gedeeltelijk naar het Continent gegaan, doch’ voor een belangrijk gedeelte naar Engeland, voornamelijk naar
Bristol-Chanrei. 1)e markt is daardoor nog niet veel beter
geworden, want ook Noord-Amerika blijft geregeld aan de
markt.
in h a v e r ging er vooral in Engeland meer om en de’
prijzen waren nu en dazi beter. Plata haver wordt nog steeds’
ruim aangeboden.
SUIKER.
De verschillende suikermarkten waren deze week kalm
tot flauw gestemd.
In Amerika brokkelden prijzen zoowel voor Spot
Centrifugals op de, termijnmarkt gestadig af, hetgeen uit
onciervolgencie cijfers blijkt:
Sp. C. Mrt. Mei Juli Sept.
Slot voorafgaande week …….4.08 2.30 2.40 2.54 2.66
Opening verslagweek……….4.08 2.28 2.36 2.50 9.62
Slot verslagweek …………..3.96 2.25 2.27 2.41 2.54
De ontvangsten in’ de AtI. havens der V. S. bedroegen
deze week 63.000 tons, de versmeltingen 64.000 tons (tegen
86.000 in 1925) en de voorraden 141.000 tons.
.Prompte Cubasuiker werd ook deze week verhandeld
tot 2% $c., terwijl voor April verscheping 2.28 $c. betaald
werd. De noteering van Maart/April verscheping naar
Europa bleef ongeveer Sh. 11/__ cif.
De Cubastatistiek is als volgt:
1926
1925
1924
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten tot 13 Maart 211.563 215.562 195.532
Totaal 1112125 tot 13/3/26 ……1.908.597 1.973.894 1.743.881
Werkende fabrieken ……….175 181 176
Weekexport 13 Maart ……..’ 91.503 185.595 136.815
Totaleexport sedert 1/1 tot 1313 1.024.119 1.260.301 1.191.520
Totale voorraad 13 Maart _.. . 884.479 713.593 552.361
Ondér ,,Aanteekeningen” in dit blad vindt men ‘eene
beschouwing der Czarnikow Rionda Company te New York
over de Cubaoogsten.
In Engeland sloot de termijnmarkt op de volgende
noteeriugen:
Mairt
Mei
October
December
1312%/3% 1316/6%
1414k 16
1415%
1
6
en is het verschil tusschen Maart en Zomer levering
inusschen kleiner geworden.
Czarnikow publiceert de Zichtbare Voorraden met de
volgende cijfers:
1926
1925
1924
Tons
Tons
Tons
Duit’schland 1 Febr ………1.145.000 846.000
890.000
Tsjechoslowakije lFebr……..900.000 694.000 501.000
Frankrijk 1 Febr….. …
……425000
488.000
253.000
Nederland 1 Febr . ………..
236.000
189.000
128.000
België 1 Febr…. … … … … …
205.000
228.000
117.000
Engeland 1 Maart ……….481.000
138.000
188.000
Europa
3.392.000 2.583000 2.077.000
V.S. Atlant. havens 17 Maart 141.000 110.000 151.000
Cuba 13 Maart alle havens .. .- 884.000 714.000 552.000
Totaal .. 4.417.000 3.407.000 2.780.000
Het surplus boven verleden jaar bedraagt nu ruim
1 millioen tons.
,
–
Op Java was de markt deze week uitermate stil.
Hier te lande bleef ook deze week de stemming op
de suikermarkt ongeanimeerd, terwijl prijzen in sympathie
met New York ongevedr
f
tot
f
‘ afbrokkelden. De
markt sloot kalm op
f
16% voor Mei,
f
16% voor Augus-
tus en
f
1 7m/ voor December, alles aanbod. De omzet
bedroeg deze week ongeveer 6200 tons. De Centrale Suiker
Mij. stelde de prijzen der beetwortéls voor den nieuwen
oogst van
f
2% tot
‘f 3.- per 1000 K. G. (naar gelang
der levering) lager dan verleden jaar.
KATOEN.
Slarktberieht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 10 Maart 1926.
De Amerikaansche katoenmarkt heeft een rustigen tijd, hoe-
wel prijzen wat vaster zijn. Noteeringen stegen j.l. Donderdag
circa 18 punten, doch zijn sindsdien dagelijks wat flauwer
geworden en toonen thans weinig verandering, hoewel de markt
vanmorgen 6 tot 8 punten hooger opendé. Egyptische stapels
zijn wat flauwer geworden en F.G.F. Sakel Spot noteerde giste-
ren 15.90, tot nu toe het laagste punt van dit seizoen. De aan’-
voeren zijn ruim voldoende, terwijl de voorbereidingen van den
nieuwen oogst goeden voortang miken. Daar staat tegeover,
dat spot-sales in Liverpool slechts gering zijn. Het totaal van
de vorige week bedroeg slechts 32.000 balen, waarvan circa
tweederde Amerikaansche, de rest voornamelijk Peruviaan sche en Braziliansche totaal 5950 balen enEyptische met de
Soedan 1.500 balen.
De vraag naar Amerikaansche garens is bepaald minder
geworden. Spinners van grove nummers maken een moeilijkwi
tijd door, daar verkoopen hiervan zich slechts tôt’ kleine par-
tijtjes beperken. Verbruikers van medionummers schijnen
thans voorloopig voldoende gedekt te zijn en koopen niet meer
bjj. Er bestaat nog een bescheiden vraag’naar dhooty garens in
44s Twist American en 54s wef t voor levering tot in de tweede
helft van dit jaar. Ook schijnen er enke]e partijtjes i1ule
24 Maart 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
291
garens voor de ververijen verkocht te zijn, doch in getwijnde
garens gaat weinig om. Ondanks deze flauwe stemming heeft
de ,,Federatïon Short Time Committee” gisteren besloten tot
een stemming om denwekeiijkschen werktijd van 30 uur tot 35
uur uit te breiden. Het is mogelijk, dat deze stap genomen is in
verband met betere engagenienten in bepaalde secties en om tot
meer overeenstemming onder de leden van de Federatie te
komen. Egyptische soorten worden weinig gevraagd met uit-
zondering van fijne twist en wef t garens voor Muils. De vraag
naar doubling weft, alsook naar enkele en getwijnde bundel-
garens beperkt zich uitsluitend tot kline hoeveelheden voor
spoedige levering.
De doekmarkt is deze week wat rustigel gewccst. Toch be-
staat er nog een Vrij geregelde vraag, speciaal van Indië en
volgen overzeesche koopers met belangstelling den loop van
katoenprijzen. Enkelen houden zich nog afzijdig; anderen
daarentegen (en dit is speciaal voor Indië het geval) zijn wel tot
koopen gedwongen ten einde zich nog tijdig van cle seizoen-
artikelen te kunnen voorzien. Biedingen zijn ovOr het algemeen
wel wat lager, zoodat dan ook niet veel zaken tot stand zijn
gekomen. Prijzen zijn vast, doch er wordt slechts hier en daar
wat geboekt, zooals wij ook reeds in ons yorig rapport vermeld-
den. Fabrikanten van gewoon ruw doek, speciaal de zwaardere
soorten, vinden in de tegenwoordige vraag weinig voor hun
behoeften. Daarentegen verkeeren fabrikanten van die soorten,
waarnaar momenteel een goede vraag bestaat, in een goede
positie en zijn wel in staat hun vraagpr.ijzen te handhaven.
Manchester, d.d. 17 Maart 1926.
])e Amerikaansche katoenmarkt blijft vast; fluctuaties
hebben zich tussehen nauwe grenzen bewogen en l)rijzen
zijn over de afgeloopen week weinig veranderd. Prijzen
van Egyptisclie katoen zijn bepaald flauwer en F. G. F.
Sakel spot noteerde te Liverpool gisteren
15.65,
het ]aagst
punt, dat gedurende dit seizoen bereikt is. Dit beteekent
een daling van circa 231 d. per 1h. vergeleken met dezelfde
datum in Februari. Loco-verkoopen in Liverpool bedroegen
gedurende de afgeloopen week slechts 26.000 balen. Hiervan
waren circa twee derde Amerikaansche, 3.000 balen Peru-
viaansche, 1.100 Egyptische. Het laatste American Census
Bureau Bericht over dit seizoen zal den volgendenZaterdag
gepubliceerd worden..
Over de Anierikaanselie garenmarkt valt weinig nieuws
te vermelden. Spinners van grovere nummers kunnen zelfs
hun verminderde productie niet van de hand doen. In de medio nummers en fijnere twist en weftcops is de vraag
gering; dichtstbijkoinende biedingen zijn bijna een penny
lager dan wat spinners redelijke prijzen achten. Het aantal
geboekte orders is dan ook betrekkelijk gering en dan
alleen bij flauw gestemde verkoopers. Er ziju enkele flinke
posten in getwijnde bundelgarens voor het Oosten afgesloten,
hoewel overigens de vraag van geen beteekenis is. In
Egyptische garens houdt de daling van het ruwe materiaal
zaken tegen, zoodat er dan ook zoowel in cops als bundels
slechts weinig omgaat, hoewel spinuers wel geneigd zijn
redelijke biedingen te aecepteeren. De exportcijfers van den
Board of Tradc over Februari, s’elke verleden Vrijdag
gepubliceerd werden, gaven slechts een vermindering aan
van 345.800 pond vergeleken met dezelfde maand verleden
jaar. De voornaamste vermindering komt op rekening van
Duitsehland; hier is een aanzienlijke daling vergeleken met Januari, doch wanneer wij deze cijfers met die van
verleden jaar Februari vergelijken is het verschil nog grooter en bedraagt zelfs ruim 2 millioen pond. Daar
staat tegenover, dat de uitvoeren naar Holland en België
1′ millioen lbs. meer bedroegen, terwijl andere niet-ge.
klassificeerde landen ruim 1
1
/
2
millioen pond meer afnamen
dan in Februari 1925.
Over de doekmarkt valt weinig bepaaids te melden.
Onderviadingen bij koopers als ook bij verkoopers varieeren
nogal en hoewel er voldoende vraag is schijnt dit de
algemeene positie niet veel te versterken. Over het algemeen
genouen schijnen overzeesche koopers zenuwachtig ea terug.
houdend te zijn. Indië is nog de beste markt, maar Rangoon
en de Straits zijn ook wat levendiger geworden. Over het
algemeen zijn Manehesterprijzen vast en waar reeds zaken
zijn afgesloten, tonnen zij neiging tot stijging. In vele
gevallen hebben fabrikanten reeds zoo veel toegegeven als
zij maar kunnen, zoodat zij dan ook niet bereid zijn verder
te gaan. Koopers schijneë dit echter niet te beseffen, waar-
van een nutteloos heen en weer telegrafeeren het gevolg is.
10 Mrt. 17 Mrt. Oost. koersen. 9 Mrt. 16 Mrt.
Liverpoolnoteeringen. T.T. op Br. Indië 1/6 ‘
1/61/8
F.G.F.Sakellaridis 16,25 15,30 T.T.opflongkong2/3% 2/3k
G.F. No. 1 Oomra 6,35 6,35 T.T.op Shanghai 3/0 2/117/
8
KOFFIE.
Sedert het vorig bericht is er in den toestand aan de koffie-markt nog niet veel verandering gekomen. De afzet laat, zon-
wel in Europa als in Amerika, nog altijd zeer veel te wenschen
over en als gevolg daarvan is de lust tot het ondernemen van nieuwe importzaken overal nog zeer gering. Dit laatste komt
wel zeer duideljlc uit hij vergelijking van de uitvoercijfers van Santos in de laatste vier weken met die van de daaraan vooraf-
gaande vier weken (naai- Amerika en Europa te zamen bedroeg
deze uitvoer ditmaal 578.000 balen tegen 839.000 balen in de voorafgaande periode). Het is begrijpelijk, dat de Braziliaan-
sche afladers onder zulke omstandigheden voortgingen met het
zoeken naar een prijsbasis, waarop zij weder meer koopers
zouden kunnen ontmoeten, on de aanbiedingen, die van die
zijde in de afgeloopen week werden gemaakt, waren dan
ook meestal telkens weder iets lager, doch succes van beteekenis
werd niet bereikt en de zaken, die tot stand kwamen, waren
niet groot. Ook het bijna dagelijks langzaam terugloopen
van den wisselkoers te Rio werkte cle toegevende houding
van Brazilië in cle haiid.
in de laatste dagen hei-stelde de wisselkoers zich eenigszins
en liepen daarmede in overeenstemming de aanbiedingen
iets hoogei-, waardoor de markt weder een vaster aanzien kreeg.
Aan onze termijnmarkt liepen ten gevolge van een en ander
de prijzen eerst nog ongeveer è 1 ct. terug, waarna zij /s
ct. stegen. Aan de loco-markt waren houdei-s over het algemeen
weder nog wat gemakkelijker. –
Volgens telegram uit Brazilië bedroeg de voorraad, in de
Gouvernementspakhuizen en de spoorwegstations in het bin-
nenland van Sao Paulo teruggehouden, op 10 Maart 4.025.000
balen, hetgeen tegen 28 Februari een vermindering aanwjjst
van 189.000 balen. (i)aar in deze opgaven sedert 28 Februari
ook begrepen is het in de pakhuizen van den Staat Minas
Gei-aes teruggehouclene, en het cijfer van 28 Febuari 110.000
balen klinas Koffie bevatte, wees laatstbedoeld cjjfer feitelijk
ook reeds een teruggang aan van 100.000 balen en niet een
toename van 10.000 balen, zooals in het vorig bericht was
vermeld).
Een andei.- telegrafisch bericht uit .Bi-azllië, deze week ont-
vangen, bracht de mededeeling, dat thans ook de makelaars in
Santos pi-otesteeren tegen de politiek van het bekende Comité
tot Vei-dediging van de Koffie. Zij klagen over de hooge
,,brokers taxes” en maken propaganda voor een noteering
op de termijnmarkt aldah.r van zes ahtereenvolgende maanden
in plaats van drie, zooals tot nu toe het geval was, en voor
contracten van 500 halen inplaats van 1000 halen. Uit dit
bericht blijkt dus, dat de ontstemniing ovee- de handelingen
van het Verdedigingscomité in de koffiekringen van Santos
vrijwel algemeen is. Dat de Planters ontevreden waren, omdat
een groot deel van hunne koffie w6rdt achtergehouden en
dikwijls eerst na vele maanden tot afvoen- naar Santos komt, was bekend. Wel is waar krjjgen zij voorschotten op hetgeen
achtergehouden woi-clt, doch die voorschotten kosten hun
veel geld en bovendien loopen zij, zon lang de koffie wordt
teruggehouden, daarmede het i-isico van de markt. En dat de
exporteurs maar weinig ingenomen zijn met de telkens ver-
hoogde uitvoerbelastingen, die op liet artikel drukken, en die
niet door de overzeesche koopers, maar feitelijk door hen zelf
worden gedragen, was ook reeds meermalen aan den dag ge-komen, evenals het bekend was, dat zjj het hinderlijk vinden,
dat de termijnmarkt te Santos altijd slechts de ch-ie eei.st-
volgende maanden noteert. Het is waarschijnlijk, dat deze
laatste maatregel indert.ijd genomen is, omdat onder de be-
staande omstandigheden de latere maanden een vrij groot
déport zouden aanwijzen en die lagere waarde bij niet-notee-
ring der bewuste maanden niet zoo openJjk tot uiting komt.
Deze methode is echter kostbaar voor de handelaars daar
ter plaatse, die zieli op termijn dekken tegen hunne voor-
raden en nu telkens reeds na enkele maanden de kosten moeten dragen van het i-eporteeren van hunne termijn-
verkoopen. En nu komen daarbij nog de makelaars met
hunne hierboven .pmschreven grieven, waarbij ook nog wel gei-ekend zal moeten worden, dat door het terughouden van
zooveel koffie in het binnenland van Sao Paulo, de plaats-
zaken te Santos thans natuurlijk veel geringer zijn dan
vroeger. Veel uitwerking intusschen zullen deze protesten
wel niet hebben, want het doel, dat door het Verdedigings-
comité wordt nagestreefd, namelijk het op prijs houden van het
– artikel, is voor geheel Brazilië van te veel belang en over de
middelen om dat doel te bereiken, beschikt de Commissie
voldoende.
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos op
prompte verscheping zijn thans ongeveer 100/- A 10
1/-
per cwt.
en van dito Prima ongeveer 102/. 103/-, terwijl zij van Rio
type New York 7 niet beschrijving, prompte verscheping,
bedragen 85/ k 85/6.
Van Robusta op aflading waren de aaiibiedingen van Neder-
292
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24.Maart 1926
landsch-Indiö ook wederom iets lager. Op het oogenblik
zijn de noteerifigen:
Palembang Robusta, April/Mei verscheping 47 ot.
Jpli/Sep1.
,,
46
Oct./Dec.
,,
44
alles per
j2
KG., cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De officieele loco-noteeringen, die te lang onveranderd waren
gebleven, werden deze week verlaagd op 65 ct. per
‘/2
KG. voor
Superior Santos en 56 ct. voor Robusta, welke cijfers in over-eenstemming zijn met de thans alhier geldende waarde.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
aan de ochtend-cail als volgt:
• Santos-contract
Gemengd Contract
– basis Good
basi9 Santos Good
Mrt.
Mei
Sept.
Dec’
Mrt. Mei 1Sept.
Dec.
23 Mrt
57%
557k
53s
52
52
7
/
a
503/
48y
4
46,14
16
591j,
57
53
52
7
/8
5271
8
51
48
tj
47′
9
,,
61
57X
54).
5f8
5:
5I
491
2
61
58ki
55S
54
1
55/8
52
50
49
De slot-noteeringen te New-York van het aldaar gelden-
de gemengd contract (basis •RioNo. 7) waren:
Mrt.
I
Mei
I
Sept.
Dec.
$
17,15
$
17,10
$
16,30
$15,85
15
,,
,,
17,40
17,45
16,27
;,
15,90 22
Mrt ……….
8
,,
,,
17,70
,,
17,46
16,45
,,
16,06
1
18,03
,,
17,88
,,
16,90
,,
16,56
Rotterdam, 23
Maart 1926.
THEE.
Het verloop van de Anisterdamsche theeveiling van den
l8en dezer viel over het geheel genomen niet mede. Voor
de Sumatra-thee heerschie een zeer vaste stemming en konden
de prijzen voor gruissoorten vaak stijgen met 1 ft 4 ets.
Bladsoorten waren daarentegen niet meer dan prijshouclend.
Voor de Java-thee was de belangstelling veel minder en
waar de kwaliteiten als gevolg van den Westmoesson, oo
terugloopende waren, moest hier wat op de vorige prijzen
worden toegegeven. Ook hierbij was er voor blad thee slechts
belangstelling op een van 3 tot 7 ets. verlaagd niveau,
zoodat verschillende partijen uit de veiling, diein het geheel
ca. 17.000 kisten omvatte, moesten worden teruggehouden.
De volgende Amsterdamsche veiling is vastgesteld op 8 April en zal wederom ongeveer 17.000 kn. omvatten.
Batavia seinde ook iets lagere markten met prijzen, die
3 It 4 ets. in
•
reactie waren.
Londen gaf in de afgeloopen week een prijshoudende
stemming te zien, hoewel ook daar voor bladthee minder
belangstelling bestond. Het gemiddelde Londensche prijs-niveau voor Britsch-lndische thee handhaaft zich tusschen
1 sh. 10 d. en 1 sh. lId. per ib., niettegenstaande het aan-
bod op de markt dubbel zoo groot is als verleden jaar, toen
het om reden der dalende markten, sterk ingekrompen werd.
De afleveringen voor binnenlandsch verbruik blijven zeer
bevredigend.
Amsterdam, 22 Maart.
VRACHTENMARKT.
De Noord-Amerikaansche graanvrachtenmarkt toont nog
geen verbetering en de vrachten zijn zoo goed als onver-
anderd gebleven. Van cle iortbern Range werd een handige
boot geplaatst naar Antwerpen/RotterdainjHamburgBrenien
voor een lading haver tegen 8 cents per 100 lbs. prompt,
terwijl ook bevracht werd van Philadelphia naar West-Italië (mcl, eilanden) op basis van 11 cents voor zwaar
graan, per Maart. West-St. John bevrachtte een kleine
boot naar de Middellandsche Zee per prompt tegen 13w
–
cents één haven, doch deze vracht is niet iiieer te bedingen.
Naar Bahia. Blanca en Rio werd 1716 betaald van de
Northern Range, Maart/April.
Een handige boöt van oxgeveer 4000 tons werd bevracht
voor een lading veekoeken van New-York naar Rotterdam
per Maart/April tegen 12 cents per 100 lbs. Van de Gulf
werd voor Sulphur naar Harburg $ 2.30 betaald per Maart
en $.2.40 per Maart/April. Ook naar Zuid-Afrika werden
ladingen geplaatst tegen $ 4.25 per Mei/Juni.
Op de suikermarkt van West-Indië was wederom en
overvioedig aanbod van tonnage in elke grootte en daar
de orders schaarsch zijn, hebben de vrachten een nog
verdere daling moeten ondergaan. Van Cuba naar TJ.K./
Continent heeft men booten gekregen van ongeveer 6000
tons tegen 141- tot 1316 per Maart/April.
Voor thuisvrachten is de North Pacific in het geheel
niet opgeleefd. Een beperkt aantal partijen werd geboekt
naar de gebruikelijke havens der lijnbooten tegen 22/6.
Ook voor lumber is de vraag naar tonnage gering.
• De River Plate is deze week iets opgeleefd, ofschoon in
de vrachten slechts weinig verandering te bespeuren is.
Een flink aantal bevrachtingen werd gedaan van Bahia
Blanca voor prompte belading tegen 12,6 voor booten niet
een goede kubiek en 12 . voor andere, naar U.K./Continent
en in de meeste gevallen waren de reeders gedwongen een
groot aantal opties te verleenen. Naar West-Italië werd
eveneens bevracht op basis van 1316, terwijl van Santa Pc naar Antwerden 131. verd betaald.
Van de salpeter vrachtenmarkt valt ook slechts weinig
verandering te melden; de meeste bevrachters zijn nog niet
in staat booteil op te nemen. Naar ruimte naar Europa
bestaat geen definitieve vraag voor welke positie dan ook
en de vracht is nominaal ongeveer 20/- naar de gebruike-
lijke lushavens. Voor volle ladingen wordt 20/- geïndiceerd,
naar Alexandrië per April/Mei, doch tegen deze vracht werd
nog geen tonnage bevracht. Ook naar de Vereenigde Staten
waren geen definitieve orders aan de markt.
De markten van het Oosten verschaffen nog geen thuis-
vrachten en er valt nog steeds geenerlei opleving te ver-
melden. Van West-Australië naar de Middelland-che Zee/ UK/Continent werd 251- gedaan, optie Alexandrië of Port
Said 2416,
–
Portugal 26/., Shanghai of Japan, 211- per
Maart; ydney/Alexanclrië (meel) 26/3, Maart. Thuisvrachten
van Burmah zijn er niet; naar Shanghai werd 15;- geac-
cepteerd per Maart. De markt van ]3ritsch-Indië staat min
of meer stil en de vracht is onveranderd ongeveer 18/-,
tegen welk cijfer een 6800 tonner werd bevracht naar het
Continent, Ilaart belading. De afsluitingen van Zuid-Afrika
bleven beperkt tot eenige kolen.bevrachtingen : Durban/
Bombay of Karachi 11/., Maart/April, Aden of Periin 10/4. Van de Zwarte Zee vonden slechts weinig bevrachtiugen
plaats en de vrachten oudergingen ook niet de minste
verandering. 12/6 werd per Maart betaald naar het Conti-
nent, optie U.K. en Scandinavië tegen de gebruikelijke
verhoogingen, terwijl per April 1213 werd geaccepteerd naar
Continent. De Donau is zeer kalm en practisch gesproken
vonden geen bevrachtingen platts.
Ook van de Middellandsche Zee vonden slechts weinig af-
sluitingen plaats en de vrachten .zijn op hetzelfde lage
peil gebleven. Ertsafsluitingen zijn o.a. La Goulette,Rotter
dam 4110, BonaPort Talbot 614,i , Hornillo Bay1Middles-
brough. 71-. In fosfaat ging ook slechts weinig om, doch
de vracht naar Fransche Atlantische havens bleef 51. tot
513, terwijl naar de Baltic bevracht kan worden tegen:8-.
De vrachten van de Golf van Biscaye blijven vast. De
laatste afsluitingen zijn: Bilbao/Rotterdam 516, Middles-
borough 619.
Op de time-charter vrachtenmarkt was niet te veel te
doen ; voor een Zuid-Amerika rondreis, op- en teruglevering
Coniinent, werd
31
betaald en voor 6/9/12 maanden wordt
8/
genoteerd.
Het aanbod op de Amerikaansche kolenvrachtenmarkt was vast doch de vrachten vertoonen een verdere daling.
Naar Rio werd $ 3.25 betaald per Maart, Para $ 3.15 en
Sautos $ 3.75, per April. Ook naar Italië waren slechts
weinig orders aan de markt; de eenige afsluiting is naar
Ancona en Veetië tegen $ 2.65, Maart. Van Hampton
Roads naar Montreal was een flinke vraag per Mei op
basis van 95 cent met vrije lossing.
Van de Engelsche kolenvrachtenmarkt kan een vaste
tendens gerapporteerd worden, hoofdzakelijk naar Zuid-
Amérika en de oostelijke Middellandsche Zee. Afsluitingen
van Zuid Wales zijn: Uhent 31_, Marseille 10/_ , Genua
10/3 Venetië 1216, Alexandrië 12/_, Aden 171_; Rosario
21,.— en van de Oostkust: Aalborg 516, Hamburg 3/10, Bordeaux 6/—, Gibraltar 9/_, Venetië 1216, Malta 11/_,
Montevideo 191—, Buenos Aires 19/6.
RIJN
VAART.
Weex van 13 tjm. 20 Maart 1926.
De aanvoeren van zeezijde varen zeer matig.
Scheepsruimte was meer dan voldoende beschikbaar.
De ertsvrachten bedroegen maximum f1. 0.25 met
y
4
en
fi. 0.35 met y. lostijd. Het sleeploon varieerde tusschen het
25 ct. en 27g ets, tarief. –
De waterstand, hoewel vallend, bleef gunstig. In veerwil
van den slechten toestand in de Ruhrhavens sleepten regel-matig schepen, welke hier geen lading konden vinden, leeg
naar den Ruhr. :
In de Ruhrhavens bleef de toestand onveranderd slecht.
De verschepingen van kolen bleven gering, terwijl er meer
dan voldoende aanbod van ledige ruimte was.
De vracht voor exportkolen ging in het laatst der week
– nog 10 Pfg. per ton terug.
24Maart 1926
29-3
DE TWENTSCHE BANK
Amsterdii
Rofterdauii – ‘s-Gravellhage Almelo – Dordrecht Enschede – Heilgelo -.
O1denzaa1-:Utrecht – Zaandam – Z’viollo
Maandstaat op 28 Februari 1926
DEBET
Aandeelhouders
nog
te storten
90
pOt.
aandeelen B, waarvoorwaarborg gedeponeerd
f
1.380.600
1
–
Deelneming in de firma’s:
B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen
6.435.000,-
Deelneming in bevriende Bankinstellingen
…. f
10.347.081,13
waarvoor
in
geld
gestort
……………………………
7.639.881,13
waarvoor effecten
gedeponeerd ……………………
f
2.707.200,—
Effecten van Aandeelhouders
gedeponeerd bij bevriende instellingen
……………….
,,
2.000.000,-
ten
eigen
gebruike
……………………………..
Wissels
en
Ooupons
………………………..
.
S
68.167.65.5,47
Saldo’s
bij
Bankiers
………………………………..
9.890.406,65
D.aggeldleenio gen
………………………………..
350.00,
Eigen
effecten
en
syndicaten
……………………
…
7.722.361,48
Saldo te leveren en te ontvangen foiidsen
2.057.771,35-
Prolongatiën
gegeven
……….. ……………………..
.
,,
20.822,455,-
Oredietvereeniging
………………………………..
f
57.918.265,93
Af:
loopende
Promessen
………………………’.
. .
,,
4.300.000.-
53.618.265,93
Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldi Rek.-Ort
f
63.482.172,82
Af:
loopende
Promessen
……………………………
,,
3.156.000,-
60.326.172,82
Voorschotten
op
Oonsignatiën ………………………..
3.009.928,11
–
Gowen
……………………………………….
.
,,
5.565.214,65
Totaal …….
f
282.176.262,59-
CREDIT
Kapitaal …………………………………………
f
36.000.000,-
Reservefonds ………………………………………
8.822.001,91
BuitengewoneReserve
…………………………….
Oredietvereeniging ……………………
Oredietvereeniging ………………………….
2.457.780,86
• . Aandeelhouders voor gedeponeerde Effecten als waarborg
voor 90 pOt.
storting op aandeelen B ……………………….
f
1.380.600,-
in Leen-Depot ………………………………..,, 33.809.950,—
Zieken- en Pensioenfonds …………………………..
Deposito’s ……………………………………….
Proloâgatie-Deposito’s
…………………………….
Saldi Rekeningen-Coi.irant
…………………………
f
78.979.372,09
,,
,,
voor gelden in het Buitenland .. ,, 5.703.239,92
91
Oredietvereeniging …………..,, 3.669.915.62
f
54.275.987,7+
35.190.550,-
2.543.390,90
62.492.403,63
7.942.300,-
88.352.527,63
Daggeldieeningen ………………………………….
,,
2.000.000,—
De Nederlandsche Bank ………………………
…….
2.107.115,74
Te betalen Wissels …………………………………
21.274.634,91
Gcaccepteerd door derden ……………………………
-3.576.450,34
Diverse Rekeningen ………………………………..
2.420.901,67
Totaal …… f.282.176.262,59
4’JL4ART 1928
11E JAARGANG P16. 534
STEENKOLEN-HANDELSVEREENIGING
(COAL-TRADING ASSOCIATION)
Hoofdkantoor te Utrecht. Filialen te Amsterdam en Rotterdam
Abonijeert
U op –
DE BOEKHOUDING
Abonn.prijs f6.— per jaar Fr. p. p.
:-: Proefnummers op -âanvraag
NIJGH
&
VAN DITMAR’S UITGEVERS-MIJ, ROTTERDAM
Hoe beleg I mijn geld
.
7
DOOR
J. GROOTEN
Directeur der Levensverz.
Mij.
N. 0. G.
Leeraar
M.O.
Boekhouden en Wiskunde
PRIJSf 2.50
Het boekje munt uit door duidelijkheid, terwijl de vraagstukken waarvoor
de belegger zich geplaatst ziet, op heldere wijze worden uiteengezet.
Het boekje zal voor velen, die vermogens hebben te beheeren, in ver-
schillende opzichten als voorlichter kunnen strekken.
–
– Nieuwe Rotterd. Courant.
:en geeft daarbij blijk van feitenkennis, gezond verstand en vooral
van solide beginselen . . . het is aangename lectuur en er zijn heel wat
wijze lessen in verwerkt.
Finano. Weekbiali v. d. Fondsenhandel.
Het behoeft geen betoog dat een zoo er aren man, als deze directeur, elk
onderdeel in bijzonderheden heeft samengesteld, waaruit hij die aan belegging
wenscht te doen, groot voordeel kan trekken… Het is een nuttig boek.
Dagelijksche Beursâouraat.
Alom verkrijgbaar bij den Boekhandel en bij….
Nijgh,& Van Ditmar’s Uitgevers-Mij., Rotterd
KELLY’S DIRECTORY
6f
the Merchants, Manufac-
turers & Shippers
of
the World
PUBLISHED
ANNUALLY
G
IVES
classified lists of Manu
facturers making every dasa
of goods, of Merchants who buy
and seli raw materials and manu-
facturedproducts. of Importers and
Exporters who feed the Markets at
home and abroad, of Bankers who
arrange traders financial transac-
tions, and of Shippers undertaking the transport of goods.
All Trade Headings are given in
English dod French, and
in
the
language of the country to which
the information refers. Maps, and
‘ Indexes in English. German. Rus-
sian, French and Spanish are In-
cluded. in the United Kingdom
Section each name and address is
given in a general Alphabetical list
with the Trades shown, and the
telephone numbers and telegraphic
address attached; and is also given
classifled according to the parti-
cular Trade.
The Directory is In two Volumes;
(1) Foreign Countries and their.
Dependencies; (2) England. Scot-
land. Ireland 0 Wales. the British
Dominions and Possessions.
Price 0. 40.-
Sole-Representatives fhr
Holland:
NIJGH 0 VAN DITMAR’S UITG.-M1J
113.
WI,NHAVEN
– ROTTERDAM – ‘
PnoNE
7843
Ask for a prospectus of Kelly
It will be sent you free of charge
BALANSLEZE
.I
N
4
. DOOR
A. E. C. VAN SAARLOO$’
Handleiding
V.
fondsenbezitters, directeuren en
commissarissen van Naami. Vennootschappen
en studeerenden in de Handeiswetenschappen
Tweede, omgewerkte en vermeerderde
druk.
…………..
Prijsf2.90.
–
Alom verkrijgbaar bij den Boekhandel en bij
NIJGI
–
I &
VAN DITMAR’S
UITG.-MIJ –
ROTTERDAM
VERSCHENEN:
De Politiek – Gods-
dienstige Antithese
Haar opkomst, groei
en ondergang
Een
kritiek en
poging
tot reconstructie tevens
Door
Prof.
Mr. J. A. EIGEMAN
Prijs
f
1.75
Alom verkrijgb. bij den Boekhandel en bij
NIJGH & VAN DITMAR’S UITG.-MIJ
ROTTERDAM
NEDERLANDSCH 1NDISCHE;HANDELSBÂNK
AMSTERDAM
.
‘s-GRAVENHAGE
.
ROTTERDAM
BATA VIA
AMOY, AMPENAN, BANDOENG,BOMBAY, CALCUTTA, CHERIBON, GORONTALO,
HONGKONG, KOBE, MAKASSAR, MEDAN, MENADO, PALEMBANG, PEKALON
–
GAN, PROBOLINGGO, SEMARANG, SHANGHAI, SINGAPORE, SOERABAYA,
SWATOW, TEGAL, TJILATJAP, TOKIO, WELTEVREDEN, YOKOHAMA.
NIJGH & VAN DITMAR’S BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ, ROTTERDAM