11 APRIL 1923
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
8E
JAARGANG
WOENSDAG 11 APRIL 1923
No. 380
INHOUD
Blz.
De BEORIJFS!SULTATEN VAN DEW POSTCHEQUE- EN GIRO-
DIENST
door
Mr. D. Crena de
long/t ……………..
322
De Steenindustrie 1 door
J. Al.
van Löben Sels……….
323
Werkverruiming door
Mr.
E. J.
Morren …………..
325
Internationale Kamer van Koophandel door J.
C.
Veder..
327
De Duitsche stoomtreilers te Ijmuiden II (Slot) ……..
327
Oorzaken van Werkloosheid door G.
H. Bintzeu ……..
329
Het Herstel van Oostenrijk IE (Slot) ………………
329
Werkloosheidsverzekering in Zweden door
F. von
Koch..
331
Londensche Correspondentie
……………………..
332
BOEKAANKONDIGINGEN:
Mr. A. A.
H. Struycken: De Hoofdtrekken
van
Neder-
lands buitenlandsch beleid, bespr. door
Prof. Mr.
G.
W.
J.
Bruins …………………………..
334
Mr. W. Nolen: Handleiding voor Arbiters, bespr. door
Prof. Mr.
E.
R. Ribbius ……………………
335
OVERZICHT VAN TIJD8CHRIIrFEN
………………….
336
MAANDCUFERS:
Rijkapostapaarbank
…………………………
336
Postchèque en Girodienst
…………………….
336
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
337-344
Geldkoersen.
Eftectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel. Bankstaten.
1
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-Secretari8 van het weekblad: D.
J.
Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 8000. Postchèque- en girorekening RotterdainNo. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 20,—. Buitenland
en Koloniën f 25,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
10 APRIL 1923.
Na de feestdagen toonde de geidmarkt aanvankelijk
een sterke ontspanning. De opgenomen gelden vloei-
den reeds den eersten dag zeei sterk terug en pai
–
ticulier disconto kon voor 3 pCt. plaatsing vinden.
Op een der volgende dagen werd ook weder voor
2% pOt. afgedaan, maar daarna trad weder een
verstijving der koersen in en gisteren was de geldvraag
zooveel grooter, dat wissels niet dan voor 3Y4 pOt.
plaatsing konden vinden.
De prolongatierente noteerde 334 pOt., later 33 pOt.
*
*_
*
De post binnenlandsche wissels op den heden ver-
schenen ureekstaat van De Nederlandsche Bank ver-
toont een stijging
van
f
6.2 millioen, welke nagenoeg
geheel voor rekening komt van den Staat; het bedrag
der rechtstreeks bij de bank geplaatste schatkist-
prdmessen nam in de afgeloopen week van
f
11
miljoen tot
f
17
millioen toe. Daarentegen geven
de beleeningen, na de krachtige stijging van verleden
week, thans een vrij belangrijke vermindering te zien.
Het totaalcijfer van deze post blijkt van
f
158.3
tot
f
137.4 millioen te
zijn
teruggeloopen. Deze ver-
mindering betreft zoowel de Hoofdbank, als de Bij-
bauk en de Agentsehappen en geldt de effectenhelee-
ningen, zoowel als de goederenbeleeningen.
Het renteloos voorschot aan het
Rijk
steeg met
f
2.1 millioen; de zilvervoorraad daalde met ruim
f
350.000. De post papier op het buitenland noteert
nagenoeg
f
1 millioen lager dan verleden week,
terwijl de diverse rekeningen onder het actief met
f
5.8 millioen zijn afgenomen.
Blijkbaar
heeft de
bank in de afgeloopen week dus wederom voor eenige
millioenen aan Ponden en Dollars gerealiseerd..
De biljettencirculatie daalde met
f
6.5 millioen,
de rekeningcourant saldi liepen met
f
14.1 miljoen
terug; het beschikbaar metaalsaldo steeg met
f
3.7
millioen.
*
*
De stemming op de wisselmarkt was vast. Alle
wissels liepen iets omhoog, ook Ponden en Dollars,
terwijl de Marken het verlies van den laatsten beurs-
dag der vorige week weder snel inhaalden. Overigens
was de markt stil en waren de omzetten meestal
slechts matig.
LONDEN, 7 APRIL
1923.
Het is waarschijnlijk te wijten aan de Paaseliva-
cantie, dat de groote dividendbetalingeu van gouver-
nementszijde de markt niet zoo snel als gewoonlijk
beïnvloed hebben; het
onmiddellijke
gevolg hiervan
was geldschaarschte, die nog verergerd werd door
de, verplichte storting op de
£
15 millioen Treasury
Bond uitgifte. Op Woensdag en Donderdag moest
de schuld aan de Bank dan ook verlengd worden en
daggeld bereikte een noteering van
334
pOt., hoewel
het meerendeel der zaken â
134-234
pOt. werd af-
gedaan. Zevendaagsch geld bleef
134—%
pOt. Op
Vrijdag was de positie merkbaar gemakkelijker en
het ziet er naar uit, (lat de grootste moeilijkheden
nu voorbij zijn.
Onder invloed van het bovenstaande was de dis-
coittomarkt zeer onvast doch eerder iets flauwem.
l)aggeld
134-234
pOt.
Zevendaagsch geld 134-1X pOt.
Treasury Bilis
3
mnaands
234—1
pOt.
2 maands prima bankaccept 1’11-2 pOt.
3 maands
idem
2-
5
/
10
pOt.
4 maands
idem
2
5
116—Y pOt.
6 maands
idem
pOt.
322
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 April 1923
DE BEDRIJFSRESULTATEN VAN DEN.
POSTCHEQUE- EN GIRODIENST.
Bovengenoemde dienst heeft in cle 5 jaren van zijn
bestaan een zeer belangrijke plaats veroverd in hbt
ftnancieele verkeer in ons land, zoowel wat betreft
het aantal der transacties en der rekeninghouders,
als wel het bedrag der credit-saldi, waarover men de
beschikking heeft. De Directeur van den Postcheque
en Girodienstheeft kortgeleden een overzicht gegeven
van een aantal dier
cijfers,
zoodat deze hier niet ver-
meld behoeven te worden. Ter illustratie diene slechts,
dat de credit-saldi, welke eind 1918
f
37.898.701,69
beliepen, eind ’22 waren gestegen tot
f
207.422.931,55
Tot goed verstand van zaken moeten hier direct bij
worden vermeld de zeer belangrijke rijks-saldi, die
ult. 1918 bedroegen ….. . ……
f
24.918.761,18
en uit. 1922………………..
f
68.264.719,73
De saldi van particulieren (waaronder ook provin-
cies, gemeenten en waterschappen)
stegen dus van………………
f
12.979.940.50
tot ………………………
f
139.158.211,823′
Het aantal rekeningen steeg van 13.720 uit. 1918
tot ………………………. 86.885 alt. 1922
Uit den aard der zaak groeit het nut van een
girodienst, zooals van een telefoon-centrale, met het
aantal aangeslotenen. De
mogelijkheid
om per giro te
verrekenen wordt voor de aangeslotenen veel grooter,
naarmate er meer rekening-houders komen en het is
daarom opmerkelijk, dat,
terwijl
het percentage giro-
posten van het totaal der behandelde transacties in
1918 36.67 pOt. bedroeg tegen in 1922 55.87 pot., eene
toename, die toch reeds in verband met de toename der
rekeningen m.i. niet groot genoeg is, het percentage
der per giro behandelde bedragen slechts steeg van
64,35 pOt. tot 74.91 pOt. Dit
wijst
erop, dat de saldi
van den Postcheque en Girodienst voor een groot.
deel daar voor andere doeleinden door de rekening-
houders gedeponeerd worden dan voor het verrekenings-
verkeer alleen. Trekt men van het aantal rekeningen
dat der
rijks-rekeningen
af, ad resp. 1591 en 1739
voor 1918 en 1922, dan verkrijgt men de volgende
cijfers: ult. 1918 aantal
niet-rijks-rekeningen
12,129
1922 ,, ,, ,, 85.146
m.a.w. de
stijging
is hier ruim 600 pOt., de stijging
der bedragen echter bijna 1000 pOt., hetgeen ook erop
wijst, dat de Postcheque en Girodienst rekening-
houders trekt, welke het naast gireeren van gelden
meer en meer om oncFerhouden van saldi te doen is. Vooral waar een groot aantal kleine rekeningen wor-
den geopend
wijzen
deze
cijfers
erop, dat er onder
de rekeninghouders zich zeer
belangrijke
deposanten
moeten bevinden.
Feitelijk
beweegt de Postcheque en
Girodienst met zijn ruime rentevergoeding zich dus
in toenemende mate op het gebied van de deposito-
bank,
terwijl
het
eigenlijke
doel is de bevordering
van het verrekenings-verkeer, waardoor aan velen
veel noodelooze moeite wordt bespaard.
Verricht dus de Postcheque en Girodienst door de
bevordering van het giro-verkeer een nuttig werk,
dat deze’dienst door zijn centralisatie beter vervullen
kan dan de particuliere banken, het optreden als
deposito-bank ligt minder op den weg dezer instelling,
die daardoor aan den handel groote bedragen onttiekt.
Tenzij men als doel van den Postcheque en Giri-
dienst zou willen stellen á tout prix een zoo groot
mogelijk bedrag in de staatskas te doen vloeien, dan
ligt de eisch voor de hand,
•
dat de Postcheque en
Girodienst minstens self-supporting zij, m.a.w. den
rekening-houders geen voordeelen worden geschonken
ten koste der belasting-betalers. Reeds de rentever-
goeding ad 4Y2 pOt. die het
rijk
op de saldi van den
Postcheque- en Girodienst betaalt, is in het nadeel
van de schatkist, daar in den regel, sinds de op-
richting van den Postcheque- en Girodienst beneden
deze rente in de open markt en dan voor bepaalde
termijnen geld te
verkrijgen
was. De vrijdom van zegel van depostcheques is voorts
een voordeel voor den rekeninghouder van den Post-
cheque- en Girodienst, dat feitelijk door geen nnIer
motief te verklaren is dan deze dienst te propageeren;
want ‘t past toch niet in het kader van de zegelwet.
De fiscus derft hier dus inkomsten als van de diensten
van den Postcheque- en Girodienst gebruik wordt
gemaakt in plaats van die van eene particuliere bank.
De vrijdom van porto is even ongemotiveerd.
Intusschen richten zich ernstige bezwaren (gelijk
onlangs in de 2e Kamer geschiedde) tegen de tekorten,
die de Postcheque- en Girodienst in de 4 jaren van
zijn bestaan, waarover jaarverslagen zijn verschenen,
op zijn winst- en verliesrekeningen heeft vertoond.
Over
1918
bedroeg
het verlies t 149.223,79
1919
winst
f
190.239.641
1920
bedroeg het verlies
f
76.096.05
1921
678.387,42
f
.903.707,261
al
winst . . . ,,
190.329.6q
saldo verlies . .
713.467,62
Naar de Heer Gerritzen in de 2e Kamer
bij
de
behandeling van de begrooting opmerkte, wordt voor
1923 een tekort geraamd vanf 700.000,— hetgeen er-
op wijst, dat ook 1922 een groot tekort zal opleveren,
niettegenstaande bij de begrootingswet van 1922 een klein overschot geraamd was.
Echter is het er verre vanaf, dat deze cijfers de
juiste exploitatie-resultaten zouden geven.
Gelijk uit het hier voorgaande blijkt bestaat het
tegoed van den Postcheque- en Girodienst uit rijks-
geld en niet-rijksgeld. Het Rijk krijgt
over
zijn
tegoed geen rente vergoed, daarentegen geschieden de
transacties van het rijk gratis; van practisch belang
is dit laatste verschil alleen
bij
de cheque-provisie.
De niet-rjksgelden worden nagenoeg alle belegd, zelfs
wordt er wel eens meer belegd dan er is, bijv. was het te-
goed van particulieren e.a. niet-rijksgelden per ult.1918
f
12.979.940,50Y2 en was belegd voor
f
14.414.486,873′.
Op uit. 1919 was deze verhouding
f
20.139.116,65 en
f
31.900.874,83, m.a.w. was, daar de belegging destijds
ongeveer voor de helft bestond in het ter beschikking
stellen aan den Staat van geld tegen 4V2 pOt. rente,
in die gevallen aan den Staat een deel van
zijn
eigen
(renteloos) geld weer tegen rente teruggeleend, waar-
door de winst- en verliesrekening ten koste van den
Staat gefiatteerd werd en
bijv.
het
winstcijfer over
1919 reeds direct in een geheel ander licht verschijnt.
Uitgaande van het bekende rendement uit effecten
en de rente van de voorschotten aan den Staat, kan
men de gemiddelde belegging berekenen; berekent
men nu uit de
maandcijfers
de gemiddelde credit-
saldi der zoogenaatnde
niet-vrije,
d.i. niet rijks-reke-
ningen, dan kan men daaruit berekenen hoeveel ge-
middeld teveel werd uitgezet. Men kan dan berekenen
de teveel ontvangen rente die voor
1919 beloopt ruim
f
380.000
1920
,, 380.000
1921
,, 110.000
totaal
f
870.000
Hoewel deze cijfers
in verband met het feit, dat hier
slechts met ultimo-cijfers gerekend is, niet geheel
zuiver zijn, geven ze toch een beeld, op hoedanige
wijze de winst- en verliesrekening in de genoemde
perioden geflatteerd is geweest.
Later schijnt dit veranderd te
zijn,
althans de
accountant vermeldt in
zijne
mededeeling
bij
het
verslag over 1921, dat ,,uitsluitend” werd belegd het
saldo van de particuliere rekening-houders. Dit kan,
naar uit het hiervoren uiteengezette blijkt, slechts
slaan op den toestand per 31 December 1921.
Intusschen dient deze aangelegenheid nog nader
te worden bezien.
Bij een bedrijf als de Postcheque en Girodienst
behoort een groot bedrag aan renteloos kasgeid. aan-
wezig te zijn; een bedrag, dat in verband met het zeer
groot aantal kantoren zeer , belangrijk moet zijn.. -Nu
zal het dengeen, die het verslag var ‘den Posteheque
Ii. April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
323
en Girodienst ter hand nemt, opvâflen, dât op de
balans een post ,,kas”, of gelden, die daarmede ge-
lijk te stellen zijn, niet voorkomt. In deze steunt
dus de Posteheque en Girodienst op den gewonen
dienst der postkantoren en deze weer op de rijks-
kassen. Daar alle gelden van derden belegd worden,
gebruikt men dus de rijksgelden, die aan het rijk
renteloos worden teruggegeven, als kas. Dit rijksgeld
is derhalve noodig als kasgeld. Had men die be-
dragen niet als kasgeld, dan zou een zeer groot deel
der gelden van derden renteloos moeten worden aan-
gehouden. Het feit, dat het rijksgeld renteloos ter
beschikking wordt gesteld, heteekent dus wederom
een flatteering van de winst- en verliesrekening. De
omstandigheid, dat de Rijksgelden renteloos van het
Rijk worden ontvangen en aan het Rijk teruggegeven,
waardoor het dus van geen belang is of eventueel
te hooge saldi worden aanghouden, wettigt het ver-
moeden, dat deze creditsaldi der Rijksrekenin gen mee-
rendeels hooger zijn dan strikt noodig is, althans een.
gemiddeld tegoed per rekening van ca.
f
56.000
1
–
zooals over 1922 te becijferen valt, komt mij hoog voor.
Do hooge rij4ssaldi, die gratis ter beschikking staan,
maken dus, dat de Postcheque en Girodienst niet nog
mt een aanmerkelijk hooger tekort werkt dan nu
geschiedt.
En het gaat hier waarlijk niet om geringe be-
dragen als men bedenkt, dat aan Rijksgelden in
1922 gemiddeld ca.
f
98.000.000,— aanwezig was.
Eene zuivere methode van de bepaling der bedrijfs-
resultaten is m.i. dan ook voor den Posteheque en
Girodienst dringend vereischt om eerst dan aan de
hand der werkelijke resultaten te kunnen uitmaken,
welke rente-vergoeding men zou kunnen toestaan
en welke provisies zouden moeten worden berekend;
speciale voorrechten op het gebied van porto-vrijdom
en zegel hehooren dan ook te vervallen. Rekening
houdend met het doel van den Postcheque en Giro-
dienst zou het dan wenschelijk
zijn
niet door
hooge rentevergoeding te trachten groote saTdi aan
te trekken Men trachte het verrekenings-verkeer te
bevorderen door, indien
mogelijk,
overschrijvingen
gratis te doen geschieden, evenwel zonder dat, zooals
nu, de belastingbetaler moet opkomen voor de ver-
liezen van den dienst, die zonder twijfel nuttig is,
doch waarvan ook de gebruikers zoodanig profijt
trekken, dat men den eisch mag stellen, dat de kos-
ten, die de dienst meebrengt, door henzelf worden
htaaid.
Bij het bovenstaande is geen rekening gehouden
met het verlies op effecten ad
f
1.383.819,06 voor
welk bedrag de Staat gedebiteerd werd en welk be-
drag niet in de winst- en verliesrekening werd opge-
nomen.
Blijkbaar wordt er thans de voorkeur aan gegeven
geen gelden meci in effecten te beleggen, doch alles
tegen rentevergoeding aan het Rijk af te staan, daar
niettegenstaande de
stijging
der saldi, de effecten-
belegging daalde van
f
29.273.101,98 per uit. 1920
tot
f
25.476.663,82 per uit. 1921.
Daar een deel van het effectenbezit uiterst incou-
aiit is (t.w. zeer incourante Gemeente-leen i.ogen, die
in sommige gevallen, evenals dit
bij
de leening
f
1.080.000.— aan de Vereeniging tot het houden van
Jaarbeurzen in Nederland te Utrecht het geval is,
meer het karakter van hulp dan wel van be1eggin
dragen) komt deze nieuwe heleggingspolitiek de
liquiditeit ongetwijfeld ten goede en mag dan ook ver-
vacht worden, dat de Regeering weerstand zal weten
te bieden aan den drang om gelden van den Post-
chèque- en Girodienst aan te wenden tot belegging in
obligatiën van Middenstandseredietbaken, hetgeen
feitelijk volgens het Koninklijk Besluit van 9 Maart
1918 mogelijk is (zie het Hoofdartikel in het Avond-
blad van het ,,Algemeen Handelsblad” van Vrijdag
6 April).
Nu de belegging thans voor het grootste deel be-
staat uit de aanhouding van rentegevende saldi
bij
het
Rijk, worden de eischen, die bij plotselinge opvra-
gingen. van gelden aan de Staatskassen gesteld kun-
rien worden, natuurlijk zwaarder, hetgeen bij een crisis
bezwaren zoude kunnen medebrengen. Hoe dat ook
zij, tot belegging in incourante waarden mogen de
gelden van den Postchèque.- en Girodienst nimmer
worden gebruikt.
D.
CRENA DE I0NGH,
DE ISTEE.NINDUSTRIE.
Naar aanleiding van de stukken over dit onder-
ver, door den heer Muller, secretaris van de Neder-
lgndsehe Vereeniging van fabrieksarbeiders, in de
vorige nummers
1
) van dit blad, willen wij gaarne vol-
doen aan het voorstel der redactie, om het ook van
fabrikantenzijde te behandelen.
De heer Muller behandelt feitelijk vier ouder-
ierpen.
De oorzaken der malaise.
De productiecapaciteit (overproductie).
De bonen in het bedrijf en de invloed van den
S-uren dag.
Voorstellen tot verbetering van de thans heer-
schende toestanden.
In de artikelen van den heer Muller worden, deze
niet afzonderlijk vermeld en vloeien de besprekingeu
dezer onder4eelen in het goed gedoeumenteerde be-
toog in elkaar, maar
wij
meenen goed te doen; deze
factoren zooveel
mogelijk
afzonderlijk te behandeleu.
Als cijfers juist zijn en in het goede verband ge-
bruikt, valt natuurlijk aan de waarde niet te tornen.
Hier echter zijn door den geachten
schrijver
enkele
gegevens niet op de goede
wijze
verwerkt en. zal dit
onzerzijds zooveel mogelijk hersteld worden.
De oozakn der malaise.
Ieder, die op. de hoogte is van onze industrie, zal
ongetwijfeld onderschrijven, dat deze een geweldige
crisis doormaakt.
In tegenstelling met den heer Muller, zoeken wij de
oorzaak niet in hoofdzaak bij de betrokken industrie
elve.
• Ook hier moet weer het onderling verband geocht
worden, dat bestaat tussehen alle takken van voort-
brenging en verbruik, in en buiten onze grenzen.
Nu begint men langzamerhand in . te zien, waartec
wij gebracht zijn, door de uitvoering van al die fraaie
plannen en de doorvoering van een wetgeving, die ons
land stelt aan de spits der.sociale beschaving (volgens
sommigen), maar het tevens brengt aan den staart d?.r
proclucti e en concurrentiemogelijkheid uitsluit.
Het was een tijd van nieuw licht, van snellen voor-
uitgang, van zich steeds uitbreidende beschaving! Men waande zich meester van alles, men dacht hel;
mogelijk, de maatschappij in te richten naar eigen
gedachten, men voelde zich meester om over de maat-
schappelijke feiten te beschikken als over een doodc
stof, die naar welbehagen gefatsoeneerd kon worden.
Maar ook nu kwam de Tijd, oordeelde cii veroor-
deelde.
Jaren lang heeft men onnatuurljke verhoudingen
geschapen, en verkeerde ideeën ingang doen vinden, schijnbaar zonder in te zien, dat de afrekening moest
komen.
Onder het motto socialen vooruitgang werd ons veel
voorgezet, wat een vaisch etiquette droeg en waarvan
de werking inderdaad anti-soëiaal was, en groot nadeel
bracht.
, De nieuwe ideeën bleken zeer besmettelijk. In vele
politieke groepen vond men aanhangers, oh deze
gaven op hoogen toon van hunne inzichten blijk, dik-
wijls met een terroristisch accent en dit verwekte bij de leiders den angst, dat zij de partij den rug zouden
toekeeren.
Daar dit het ergste schijnt te zijn, wat een zichzelf
respecteerende groep kan overkomen, werden nu fluks
1)
Van 21
en
28 Naart 1923.
324
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 April 1923
deze uitingen van revolutiegeest fraai overplakt, en
den volke vertoond, als de ware, eeuwenoude be-
giiiselenl
Vrijheidsbeperking, meest een staatssocialistischen
stempel dragende, overheerschte.
Wij leven in de bedrijven onder politiedwang, onze
dagverdeeling wordt keurig voor ons gereglementeerd,
terwijl direct en indirect tal van autoriteiten heer-
schen, die alle beurtelings harder of minder hard
trekkende, de ‘un van onzen bedrijfsvooruitgang onbe-
rekenbare kronkelingen doet maken.
Al deze factoren vormen schakels van 6én keten,
die de Nederlandsche industrie belemmert in haar
werken, en feitelijk alleen bereikt het uitschakelen
uit de bedrijven van die factoren, die de goede wet-
king verzekeren.
Met deze feiten moet wel degelijk rekening worden
gehouden, als men de hedendaagsche toestanden in
een bepaald bedrijf wil beoordeelen. Anders komt mén
er toe (het schoenenwetje leert dit duidelijk), voor
ieder bedrijf lapmiddelen te gaan toepassen, waardoor instede van verbetering te brengen, de algemeene toe-
stand nog slechter wordt en door de natuurlijke wis-
selwerking tusschen alle bedrijven, per saldo ook de
betrokken industrie niet geholpen zal blijken te zijn.
Deze algemeene oorzaken – mede-oorzaken – der
malaise, moet men zich telkens weer voor oogen hou-
den, ook
bij
het bespreken der factoren, die een be-
paald bedrijf beïnvloeden.
Voor dc steonindustrie zijn een aantal door den
heer Muller genoemd.
Onderconsumptie en overproductie oefenen thans
hun invloed uit op den gang van zaken.
Toch lijkt mij onbillijk, den fabrikanten te verwij-
ten, dat zij door uitbreiding hunner productie in de
behoeften van de Nederlancische bouwnijverheid heb-
ben weten te voorzien.
Hoe *as de toestand in ons bedrijf gedurende de
oorlogsjaren? Tot het uitbreken van den oorlog in
1914 beloofde het jaar vrij goed te worden, maar direct
na Augustus vielen de prijzen met vier gulden per
duizend terug, terwijl de brandstoffen toen reeds nei-
ging vertoonden duurder te worden, zoodat 191.4 en
1915 slechte jaren waren.
In 1916 en de volgende jaren liepen de prijzen
gestadig omhoog, echter nauwljks evenredig met den
hoogeren kostprijs, zoodat van extra-winst geen sprake
was.
De
prijs
der brandstoffen steeg tot het tienvoudige
van v66r den oorlog; bruinkool, turf en hout, voor
de ringovens absoluut ongeëigend, moesten gebruikt
worden.
De distributie van brandstoffen en de regelingen
voor den verkoop der steenen getroffen, heïnvioedden in zeer ongunstigen zin de productie, zoodat ook daar-
door de
kostprijs
tot een ongekende hoogte steeg, ter-
wijl onderhoud en uitbreiding ongehoordc bedragén
verslonden. De prijzen van het product volgden (leze
opwaartsehe beweging, maar op eenigen afstand, zoo-dat feitelijk de
kostprijs
van het oogeublik hoogei was,
(mli
de verlcoopsprijs.
Maar de productiewijze van dc industrie, waardoor
in den regel verkocht wordt, wat b.v. een half jaar te
voren gefabriceerd is, was oorzaak, dat de steeds stij
–
gende markt toch .loonende uitkomsten gaf. Derge-
lijke toestanden brengen echter bij een dalende markt
groote gevaren, die de fabrikanten voorzagen, en waar-
tegen ruime rescrveeringen noodzakelijk waren, docih
de fiscale ambtenaren konden zich hiermede lang niet
altijd vereenigen.
De groote waterschade van 1920 verbrak piotselin
het evenwicht tusschen vraag en aanbod.
Niettege.nstaande cle dringende vertoogen van de
industrie werd de gelegenheid aangegrepen opnieuw
van. Rijkswege allerlei regelingen te treffen.
Het
Rijkskantoor
voor steen stelde de prijzen vast,
allerlei rompslomp werd ingevoerd en de gevolgen
ble.vcn niet uit. –
De distributie werd stroever en vele groote afne-
mers vreesden geen voldoenden voorraad meer te kun-
nen koopert.
hoe weinig inzicht deze afnemers hadden in het
verloop der markt, toonden de bouwvereenigingen en
sommige gemeenten, die later de wrange vruchten
plukten. (Men herinnere zich, wat dezer dagen uit-
lekte, van de opgekochte voorraden door Amersfoort).
Het verwijt, ook toen gehoord, dat de fabrikanten
de prijzen opjoegen, is onverdiend.
De enorme verliezen door vele fabrieken aau de
groote rivieren geleden, door het verloren gaan, bij
het onder water loopen, van groote voorraden onge-
bakken steen, werden nauwelijks goed gemaakt door
de verhoogde prijzen.
Herhaaldelijk is ons door ambtenaren verweten, dat
ook de fabrikanten, die geen verliezen hadden gele-
den, door de overstrooming, toch hunne prijzen op het
marktpeil brachten.
Dergelijke uitlatingen toonen echter volkomen
gemis aan cconomisch inzicht en van bekendheid van
de wetten van vraag en aanbod.
Hoe ook ontstaan, er scheen
bij
een aaatal Rijks- en
gemeente-ambtenaren een zekere verbittering tegen
onze industrie te bestaan, waardoor toepassing van
andere materialen bevorderd werd, en hieraan is ook
ongetwijfeld thans nog de’ verscherping der malaise
toe te schrijven. De energie, om onder zeer moeilijke
omstandigheden, de bedrijven gaande te hoiden, kon
natuurlijk alleen standhoudcn, als een behoo:rlijlce
winst mogelijk was.
Inderdaad werd 1921 door deze omstandigheden,
een zeer loonend jaar. Maar van het begin van den
oorlog af gerekend, kan men aannemen, dat gemiddeld
geen groote winst gemaakt is.
in 1922 volgde dc instorting der markt en kwam
dc verkoopsprijs zoover beneden den kostprijs, dat
voortzetting van het bedrijf niet meer verzekerd is.
Wij hebben gemeend, deze algemeene beschou
–
win-
gen te moeten doen voorafgaan, om eens een juist
beeld te geven, en daardoor het mogelijk te maken, d
belangen der industrie op de juiste wijze te behande-
len, daar vooringenomenheid tot verkeerde gevolgen
kan leiden.
De procluctiecapaciteit.
Gaan wij nu de door den heer Muller verstrekte ge-
gevens na.
Aan d fabrikanten werd verweten, dat zij (loor hei
opjagen der prijzen zelf oorzaak waren van den ver-
hoogden invoer.
Wij wezen reeds op het onhoudbare dezer stelling
en willen hier nog het volgende aan toevoegen.
De kostprijs van den waalvorm is in België ongeveer
50
francs per 1000, terwijl deze bij ons aan de groote
rivieren in 1922 voor de goedkoopst werkende ring-
ovens ongeveer 18 gld. tot 22 gld. per 1000 bedroeg.
Men begrijpt, dat bij dergelijke verschillen, de ver-
koopsprjs voor den importeur van secundaire betee-
kenis is.
Hij verdient
altijd
grof geld.
Voor het gebruik in de fundeering is de Belgische
steen altijd zeer goed bruikbaar geweest, terwijl de
kalkzaudsteen reeds jaren geleden in meerdere ge-
meenten voor alle gebruik mocht worden toegepast.
Dat de kwaliteit in den oorlog verbeterd is, moeten wij dus tegenspreken. Wel ging die van de Belgische
steen achteruit.
Beide soorten zijn geschikt voor de binnenmuieii
en vormen sinds lange jaren een aanvulling van den
Nederlandschen baksteen, daar door de verbeterde en
meer economische werkwijze van vele fabrieken, min-
der zachte steen dan vroeger gestookt werd.
Reeds in 1922 wezen wij den Minister op de onmo-
gelijkheid met België te blijven concurreeren en deden wij verschillende voorstellen.
Maar zelfs ons verzoek om den invoer van Belgische
steen van zeer slechte oorlogskwaliteit eenigszins te
II April 1923
ECONOMISCH-STATISTIS
Ç
HE BERICHTEN
325
willen tegengaan, door voor te schrijven, dat deze aan
dezelfde keuririgseischen had te voldoen, als van de
Nederlandsche steen gevorderd werden, werd niet toe-
gestaan.
Bij al die besprekingen meenden wij te bemerken,
dat een aantal ambtenaren onze industrie zeer weinig
gunstig gezind was. Zelfs werd ons eenmaal offi-
cieel medegedeeld, dat het waalrood le soort voor
binnenmuren onvoldoende van kwaliteit was
De normale productie in ons land was v66r den
oorlog ongevcer 1500 millioen steen. In 1921 is de
productie tot ongeveer 2000 millioen opgevoerd. De
bi)zonder mooie zomer werkte dit in de hand, terwijl
de
groote vraag de fabrikanten aanzette hun productie
zoo hoog mogelijk op te voeren.
Toen nu de vraag plotseling sterk verminderde, ont-
stond een overschot, dat aan de groote rivieren op
1 Januari 1922 ongeveer 200 millioen bedroeg. (De beer Muller geeft niet op, op welk tijdstip van
een overschot van 800 millioen sprake was).
Een dergelijk overschot, dat boven de markt hangt,
oefent een zeer ongunstigen invloed op de
prijzen
uit.
Hier kwamen later bij de onverkochte voorraden van
de C. B. V., die
bij
de liquidatie opgeruimd moesten
worden en waardoor ook de markt sterk gedrukt werd.
Over den slechten invloed, dien de C. B. V. had, ook
op de voorziening van baksteen der bouwnijverheid,
willen
wij
hier niet uitweiden. Ieder begrijpt, dat de
aankoop van groote hoeveelheden door dat lichaam
van de scherpst concurreereude fabrieken, en de wijze
waarop aan
zijn
afnemers geleverd werd, niet in het
belang waren van de bouwbedrijven.
Een groot overschot kan men trachten op te rui-
men, door snel groote partijen te plaatsen, maar als allen dit doen, wordt niets bereikt, dan ontwrichten
van de markt.
Meer steen verkoopen dan waarvoor op de scherp
verlaagde prijzen vraag is, blijft onmogelijk.
Uitvoer is in dergelijke gevallen het eenige middel,
om de binnenlandsche markt te verbeteren.
Zoo gemakkelijk als dit gezegd kan worden, zee
moeilijk is echter de toepassing. Het formaat van onze
steenen is geheel afwijkend van dat der in aanmer-
king komende landen, terwijl deze ook onderling sterk afwijkende afmetingen hebben.
Toch heeft ook op dit gebied, de werkzaamheid der
fabrikanten hen over de bezwaren heen geholpen.
Dank zij de
bijzondere
toestanden in Amerika is het
mogelijk gebleken, daarheen op bescheiden schaal uit
te voeren:
Naar Frankrijk wordt eveneens verkocht, en daar-
heen zou het geheele overschot te plaatsen zijn, als de
prijs niet een zeer groot beletsel was.
Toch heeft een aantal fabrikanten daar belangrijke
partijen geplaatst, zij het met groot verlies, op deze
wijze toch wel zeer
duidelijk
toonende, dat ter wille
van den goeden gang van zakn in een bedrijf, de
leiders niet voor enorme offers terugdeinzen.
Om echter afdoende te zijn, is hulp van regeerings-
wege gewenscht. Onder 4 zal dit nader besproken
worden.
VAN LBEN SELS,
(Wordi vervolgd.)
WERKVERRUJMING.
Onder de maatregelen, die van Overheidswege tot
bestrijding der werkloosheid worden ondernomen’), is
er één, die, sedert kort, belangrijke wijzigingen heeft
ondergaan. Ik heb hier op het oog de verruiming en
regularisatie van werkgelegenheid. Zij ressorteerde tot
op het einde van het vorige jaar geheel onder het De-
partement van Arbeid. Alle subsidies, welke van
Rijkswege voor werkverschaffing werden beschikbaar
gesteld, kwamen ten laste van de begrooting van ge-
noemd Departement. De Minister van Arbeid won
over alle aanvragen om subsidie het advies in van de
Rijkscommissie voor verruiming en regularisatie van
1)
[Vergelijk pgs.
226
en
257
van dezen jaargang. – Red.]
werkgelegenheid, bestaande uit vertegenwoordigers
van alle departementen van algemeen bestuur, van
werkgevers- en werknemersorganisaties en uit eenige
deskundigen. De commissie bleek te groot, de werk-
wijze omsiachtig, want men daalde te veel in kleinig-
heden af en zoo rjpte
bij
de Regeering het plan een.
andere regeling in het leven te roepen. De wijziging
betrof in hoofdzaak twee punten, nl.:
lo. overbrenging van de werkverschaffing van
Arbeid naar Binnenlandsche Zaken;
2o. opheffing van bovengenoemde Rijkscommis-
sie en instelling van een kleinere commissie met an-
dere bevoegdheid.
Deze maatregelen werden door minister Ruys de
Beerenbrouck bij de interpellatie-van den Tempel op
15 November 1922 in de Tweede Kamer nader toege-
licht.
De reden der overbrenging van het eene departe-
ment naar het andere was al heel eenvoudig, zeide de
Minister. Er bestaat ni. een nauw verband tusschen
werkverschaffing en steunregeling en voorts ging het
met de werkverschaffing te Emmen, die onder het
Departement van Binnenlandsche Zaken ressorteerde,
goed. Tot goed verstand van dit’ ‘laatste moge dienen,
dat, hoewel de werkverschaffing in 1922 in haar ge-
heel onder het Departemeut van Arbeid ressorteerde,
daarop toch één belangrijke uitzondering bestond, nl.
de werkverschaffing in Emmen en omgeving. Hier
bestond nl. aanvankelijk voor de veenarbeiders een
steunregeling, doch later besloot men de arbeiders
voor den steun, dien zij kregen, te doen werken aan de
verbetering van eenige stroompjes. Vandaar dat deze
werkverschaffing geschiedde onder de auspiciën van het Departement van Binnenlandsche Zaken.
De reden der opheffing van de Rijkscommissie voor
verruiming en regularisatie van werkgelegenheid
noemde ik reeds. Zij is vervangen door een kleine
commissie van 10 leden, waarvan prof. Nolens voor-
zitter is. Het was de bedoeling der Regeering, dat
deze commissie haar van advies zou dienen omtrent
de algemeene lijnen, die ten aanzien van dc werkver-schaffing door het Rijk zullen worden gevolgd. Hier-
in ligt dus opgesloten, dat zij niet meer, zooals de
vorige commissie, advies zou uitbrengen over alle aan-vragen om subsidie. Taak en bevoegdheid der commis-
sie moeten, zei de Minister, z66 ruim worden gesteld,
dat van haar initiatief kan uitgaan
bij
het streven
naar verruiming der werkgelegenheid in ons land.
Zal de laatste der beide genoemde maatregelen vrij-
wel algemeen instemming kunnen vinden, in mindere
mate zal dit het geval
zijn
met den eersten, omdat hij
heteekent verbreking van het, wei zoo belangrijke, ver-
band met andere takken van werkloosheidszorg als
werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling. Door
sommigen werd gevreesd, dat wanneer de werkver-
schaffing onder het Departement van Binnenlandsche
Zaken zou ressorteeren, dat tot gevolg zou hebben, dat
zij haar sociale beteekenis zou verliezen en een onder-deel van armenzorg zou worden. De Regeering meen-
de, dat er voor die vrees geen grond behoefde te
bestaan, heteen trouwens, zooals zij voorgaf, de prac-tijk te Emmen bewees.
De stand van zaken is nu aldus: de Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw beslist over bij
hem inkomende aanvragen om subsidie voor werk-
verschaffing, terwijl de Rijkscommissie voor werkver-
ruiming adviseert over de ten aanzien van de subsi-
dieering te volgen algemeene lijnen.
In het algemeen houden de subsidies verband met den financieelen toestand der aanvragende gemeen-ten, want deze zijn het meest, die werk verschaffen.
Aan de subsidies worden in den regel een aantal voor-waarden verbonden, waarvan de voornaamste zijn:
a. werkloozen mogen alleen geplaatst worden in-
dien zij als werkzoekenden
bij
de openbare arbeidsbe-
middeling zijn ingeschreven. Door dit laatste is het
mogelijk arbeid in het vrije bedrijf aan te bieden, dien
de werkloozen, op straffe van beëindiging der tewerk-
326
–
ECONOMISCH-STATISTISfrE BEICHTEN
11
April 1923
stelling
bij
de werkverschaffing, moeten aanvaarden;
b.
alleen werkloozen, die financieele hulp niet
kunnen ontberen mogen worden geplaatst en wel in
deze volgorde:
gehuwde of ongehuwde werkloozen, die uitkee-
ring volgens een van Rijkswege gesubsidieerde steun-
regeling ontvangen of voor wie, als er geen werkver-
schaffing bestond, een steunregeling zou worden ge-
troffen;
gehuwde werkloozen of kostwinners, die uit een
verkloozenkas uitkeering ontvangen;
gehuwde werkloozen of kostwinners, die geen
uitkeering uit een werkloozenkas of een gesubsidieer-
de steunregeling ontvangen;
werkloozen (ongehuwd-niet-kostwinner), die uit-
keeriug uit een werkloozenkas ontvangen;
c.
er moet zooveel
mogelijk
in accoord of aange-
nomen werk worden gearbeid;
d.
de loonbepaling. Door den Minister van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw wordt, geval voor
geval, aangegeven het bedrag van het tijdloon en de
basis voor berekening van het accoordloon, met dien
verstande, dat het totaalloon bij accoordwerk het loon
van hen, die in tijdloon werken, met niet meer dan
20 pOt. mag overschrijden. Er wordt uitgegaan van
het beginsel, dat tewerkstelling
bij
een werkverschaf-
fing een noodmaatregel is, dat deze tewerkstelling zoo
spoedig mogelijk moet eindigen en dat er daarom een
prikkel bij de tewerkgestelden moet bestaan om zoo
spoedig mogelijk arbeid in het vrije
bedrijf
te aanvaar-
den. Deze prikkel is gelegen in het loon, dat
bij
de
werkverschaffingen blijft beneden dat, hetwelk in het
vrije bedrijf wordt betaald. Het gevaar is niet denk-
beeldig, dat deze loonpolitiek tot gevolg heeft, dat de
particuliere werkgevers zich bij het bepalen der bonen
richten’naar de bonen, die op de werkverschaffingen
worden betaald.
Buiten deze algemeene voorwaarden worden soms
bijzondere voorwaarden gesteld voor verkrijging van
Rijkssubsidie b.v. dat de aftrek voor noodzakelijk
levensonderhoud voor den aanslag in de gemeentelijke
inkomstenbelasting wordt verlaagd of andere voor-
waarden verband houdende met de regeling der ge-
meentebelastingen. De Regeering motiveerde dit (zie
haar antwoord op de vragen van den heer Schaper van
15 Februari 1923) als volgt:
,,De toestand van ‘s Lands Financiën eischt de grootste
zorg. Reeds hierom mag aan een gemeente in de kosten van
werkversehaifing geen grooter Rijkssubsidie worden ver-
leend dan de financieele positie van die gemeente noodza-
kelijk maakt. De Regeering is, ter beoordeeling daarvan,
dan ook verplicht bij elke aanvrage om Rijkssubsidie nauw-
gezet te doen nagaan, o.a. of de gemeente alle bronnen
van belasting wel voldoende heeft aangeboord. Komt de
Regeering tot de conclusie, dat dit niet het geval is, dan
zou zij, strikt genomen, gehouden wezen het gemeentebe-
stuur mede te deelen, dat op de aanvrage om subsidie niet
gunstig wordt beslist. Zulk een antwoord zou echter de be-
langen van een goede werkloozenzorg ten zeerste schaden.
Daarom beperkt, ter bespoediging van het tot stand komen
eener werkverschaffing, de ondergeteekende er zich toe, in
gevallen als in de vraag bedoeld, indien noodig, de voor-
waarde te stellen, dat het gemeentebestuur zich bereid ver-klare den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud – waar
deze, naar de tegenwoordige omstandigheden gerekend, aan
den ruimen kant. is – te ver] agen of een bepaalde bel as-
ting te verhoogen.
Handelde de Regeering anders, dan zouden ten slotte cle
gemeenten, wier besturen al het mogelijke gedaan hebben om
de financiën in goeden staat te houden ten achter gesteld
worden bij cle gemeenten, wier besturen een andere ge-
dragslijn hebben gevolgd.”
Hoezeer men ook met het vorenstaande kan instem-
men, toch is het de vraag,, of de gemeentelijke autono-
mie daardoor niet al te veel in het gedrang komt.
Wat is of wordt er nu gedaan om de werkgelegen-
heid te verruimen? Behalve de vele groote werkch, die niet uitsluitend met het doel van werkverschaf-
fingworden ondernomen, (b.v. te Amsterdam en Rot-terdam havenwerken, te ‘s-Gravenhage parkaanleg en
aanlg vaiYstraat- en tramwegen) worden in een
hon-
derdtal gemeenten werken uitgevoerd speciaal met
het doel om werkloozen te werk te stellen. Deze wer-
ken bestaan meest uit verbetering en aanleg van we-
gen, aanleg van begraafplaatsen, verbetering of dem-
ping van slooten, ontginnings- en bebosschingswerken
en voorts keienkloppen. Bij al dezé werken, die, naar-
mate het voorjaar op het platteland meer werkgele-
genheid biedt, aldaar geleidelijk afloopen, waren in de
laatste maanden pl.m. 8000 werkloozen werkzaam.
Naast deze gemeentelijke werkverschaffingen ver-
dienen vermelding:
lo. de verbetering van kanalen en stroompjes in
het midden en zuiden van Drente.
2o. bebosschingswerkzaamheden vanwege het Staats-
boschbedrijf in Drente.
Deze beide werken, die aan pl.m. 2000 man (in som-
mige weken zelfs pl.m. 3500 man) werk gaven, worden
thans stopgezet.
3o. de verbetering van de rivier de Linde in
Friesland.
4o. de verbetering van den Rooseudaalschen en
Steenbergschen vliet. Dit werk geeft aan pl.m. 100
man werkgelegenheid. Het wordt pl.m. 1 jaar ver-
vroegd uitgevoerd. Het geld, noodig voor de ver-
vroegde uitvoering, leent de Staat,
terwijl
de rente
aan den Staat wordt vergoed door het betrokken
heemraadschap en de beide gemeenten Steenbergen en
Roosendaal en Nispen.
5o. de verbreeding van den straatweg Amsterdam
—Haarlem. Ook dit werk wordt, met het oog op de
heerschende werkloosheid, vervroegd uitgevoerd in
twee gedeelten, nl. van Amsterdam en van Haarlem uit en biedt, voor wat elk gedeelte betreft, aan pl.m.
100 man werkgelegenheid.
6o. de bedijking van het waterschap Thomas van
Seeratt in Groningen. De kosten van dit werk zijn
begroot op ruim
f
300.000, waarin ruim
f
250.000
arbeidsloon. Het werk geeft aan pl.m. 400 man ge-
durende 7 maanden arbeid. 80 pOt. der arbeiders moe-
ten Groninges zijn, terwijl 65 püt. afkomstig moet
zijn uit
Delfzijl,
Bellingwolde en Vlagtwedde. De kos-
ten van het werk worden gedragen door het Rijk, de
provincie Groningen en ingelanden van het wa-
terschap.
Uit het vorenstnande blijkt wel, dat er van Over-
heidewege gedaan wordt wat mogelijk is, om aan werk-
boze arbeiders werk te verschaffen. Het vinden en
uitvoeren van geschikt werk is echter uitbrst moei-
lijk en neemt men in aanmerking, dat er in de afge-
loopen wintermaanden pim. 330.000 tegen werkloos-
heid verzekerde arbeiders werkloos waren, dan blijkt,
dat men toch nog maar een zeer llein deel der werk-
loozen aan werk heeft kunnen helpen. De kosten van de onderscheidene werkverschaffin-
gen zijn, voorzooveel de gèmeenten betreft, niet pre-
cies op te geven. Het Departement van Arbeid heëft
aan subsidies voor werkverschaffingen in 1922 ten
naastenbij vijf millioen gulden ten koste gelegd. In 1922 werd nog.als werkverschaffing aangemerkt
het vervaardigen van een groote partij senoritas voor
de Spaansche regie. Rijk en gemeenten gaven een toe-
slag op het loon, dat anders te laag zou zijn geweest,
terwijl bij hooger loon het werk hier te lande niet had
kunnen worden uitgevoerd. 1600 arbeiders vonden zoo-
dôende geruimen tijd werk. Ook thans wordt een soort-
gelijke werkverschaffing weder ondernomen in ‘s-Her-
togenbosch, Amsterdam en Utrecht. Volgens persbe-
richten zou de firma, die de order uitvoert, aan loon
f2,25 ‘Per 1000 stuks betalen, waarop de gemeenten
f
2,75 bijslag verleenen, c.q. ook nog kinderbijslag
(in
Amsterdam en Utrecht bovendien nog een standplaats-
toelage). Het Rijksaandeel in dezen toeslag zou
f
1,-
per 1000 stuks zijn.
Ten slotte moge ‘nog de aandacht worden gevestigd
op eenige maatregelen welke van Overheidswege wor-
den genomen om enkele takken van industrie op, gang
11 April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
327
te houden. Ik noem hier den steun ten behoeve van
de trawi- en Zuiderzeevisseherij, den steun aan voor
huitenlandsche rekening weskende scheepswerven
(volgens persberichten zouden deze restitutie krijgen
van een deel der bonen bij nieuwbouw en reparatie
voor buitenlancische rekening), den steun voor de ver-
vaardiging van wagons voor de Rott. Electr. Tram-
weg Mij. en het wetsontwerp tot tijdelijke beperking
van den invoer van schoenwerk. H. J.
MORREN.
24 Maart 1923.
INTERNATIONALE KAMER VAN
KOOPHANDEL.
In aansluiting op het artikel van den heer W. Wes-
terman in het nummer
van
4 April, voldoe ik gaarne
aan het verzoek van de redactie om een kort verslag
te geven van hetgeen in de groep ,,Verkeer” behan-
deld is.
Het belangrijkste punt van de agenda is wel ge-
weest de bevordering van het vrije vervoer van pas-
sagiers, landverhuizers en goederen en de bescherming
van dit vervoer onder nationale vlag tegen te gaan.
Te dien opzichte verklaarde de Internationale K. v.
K. het te betreuren, dat er in sommige landen een
toenemende strooming bestaat om cle nationale vlag te bevoordeelen, hetgeen niet in overeenstemming is
met het internationale recht, aangezien het interna-
tionale verkeer niet uitsluitend het belang van een
enkele natie is, hoewel het natuurlijk vanzelf spreekt,
dat iedere staat het volste recht heeft, eigen lijnen te
subsidieeren en zijn handel te beschermen.
Het Congres hechtte zijn goedkeuring aan een mo-
tie, dat elke poging om het vervoer van goederen en
passagiers tusschen verschillende landen te beperken
tot schepen onder nationale vlag moet worden be-
streden, als zijnde rampspoedig voor den internationa-
lén handel.
Het Congres was van meening, dat. de handel tus-
schcn verschillende landen op een gezonde basis moet
berusten, hetgeen alleen mogelijk is wanneer alle schepen, ouder welke vlag ook, in alle deelen der
wereld gelijke behandeling vinden.
Wat het vervoer van landverhuizers betreft, stelt
het Congres zich op het standpunt, dat terwijl het
recht van iedere natie wordt erkend om het aantal
landverhuizers en de voorwaarden, waarop zij worden
toegelaten, vast te stellen, het van overwegend be-
lang is, dat geen onnoodige restricties voor het ver-
voer van deze landverhuizers worden vastgesteld en
in het bijzonder, dat geen onderscheid zal worden
gemaakt ten opzichte van de vlag, waaronder zij wor-
den vervoerd.
Aangezien gedurende en ook sedert den oorlog ver-
schillende scheepvaartmaatschappijen in haar con-
nossementen een clausule hebben opgenomen, dat in
geval van averij grosse deze zal worden opgemaakt in
een genoemde haven, meestal die waar de reederj ge-
vestigd is, ook wanneer de schepen moeten lossen in havens waar men volkomen berekend is voor het op-
maken van dispaches en welk voorschrift, behalve
extra kosten, in vele gevallen een groot tijdverlies
met zich brengt, nam het Congres een motie aan met
het doel weer terug te keeren tot de regelingen, zoo-
als deze vôr den oorlog steeds tot tevredenheid van
alle partijen plaats vonden.
De Haguc Rules werden niet verder in bijzonder-héden besproken. Het Congres noodigt de nationale
:oinité’s uit hun invloed te gebruiken ten einde deze rhles, zooals vastgesteld te Londen in October 1922
en daarna in de Diplomatieke Conferentie te Brussel,
zonder verdere veranderingen en zoo spoedig moge-
lijk in de verschillende landen in werking te doen
stellen.
Voorts werd ter sprake gebracht de received for
shipmént” B/L. De internationale K. v. K. meent dat
de bezwaren, welke uit het gebruik van deze connos-
scienten voortvloeien, rnoetèn worden ondervangen
en derhalve wordt deze zaak verwezen naar de BfL
Oommittee van de Internationale Kamer.
Voor de luchtvaart werd besloten een permanent
internationaal adviseerend Comité in de Internati-
onale K. v. K. in te stellen, waarin verschillende
financieele, industrieele, iuridisehe en technische des-
kundigen zullen zitting nemen.
Bij het spoorwegverkeer sprak de Internationale
Kamer zich uit, dat het beheer onder normale om-
standigheden behoort te berusten
bij
het particulier
initiatief en niet
bij
den Staat, behoudens contrôle
door de Overheid ten opzichte van de veiligheid van
personen en goederen.
Ten opzichte van paspoorten verklaarde het Con-
gres, dat hoewel het zeer wenscheljk zou zijn deze af
te schaffen, dit onder de tegenwoordige omstandig-
heden nog niet overal
mogelijk
is, dat men dit echter
kan bereiken door speciale overeenkomsten tusschen
de landen onderling. Dat de visa op paspoorten in
het algemeen wel kunnen vervallen, doch dat, waar
zij nog onmisbaar
zijn,
de kosten tot een minimum
gereduceerd behooren te worden en dat zij voor min-
stens een jaar zouden moeten gelden.
Een belangrijk punt is dat der handelstermen. De
Internationale Kamer heeft een
lijst
samengesteld,
waaruit
blijkt,
welke beteekenis aan de handelster-
men in de verschillende landen wordt toegekend. Deze
uitgave wordt alom
verkrijgbaar
gesteld. Aan ieder
der Nationale Comité’s zal worden verzocht een ver-
tegenwoordiger of een permanente commissie te be-
noemen, ten einde den Secretaris-Generaal bij te staan
om de publicaties zoo volledig
mogelijk
te kunnen
bijhouden.
Ten slotte zij opgemerkt, dat de verschillende pun-
ten, die op het Congres te Rome in de groep ,,ver-
keer” behandeld werden, waren voorbereid in te
Londen en Parijs gehouden véérvergaderingen onder
de bekwame leiding van den president van deze groep,
Mr. Arthur Balfour. T. C. VEDER.
1)E DUITSCHE STOOMTREILERS
TE IJMUIDEN.
II.
(Slot).
Een medewerker schrijft:
In het eerste deel werd een overzicht gegeven van
het ontstaan en het verloop van deze kwestie en de
erbij betrokken belangen.
Hieronder wordt thans een poging gedaan, aan te
geven, in welke richting een oplossing gezocht moet
worden.
Maatregelen van belanghebbenden zelf tegen (le
buitenlandsche concurrentie
zijn
alleen
mogelijk
bij
voldoende eensgezindheid der verschillende groepen,
als gevolg, hetzij van gelijkheid van belangen, hetzij
van voldoende macht van . de belangrijkste dier
groepen. In Engeland, waar men getracht heeft be-
halve de Duitsche ook de Nederlandsche en Deensclie
aanvoeren te belemmeren, hebben dergelijke pogingpn echter alleen dan succes gehad, wanneer die maatrege-
len van krassen aard waren.
1)
Maatregelen van particuliere zijde zijn eèhter in
Ijmuiden reeds daarom uitgesloten, omdat o.a. de
handel in deze zaak een aan dat van de reeders geheel tegenovergesteld standpunt inneemt.
2)
Het is verklaarbaar, dat, nu eenmaal de aanvoer
door de Duitsche schepen zoolang heeft geduurd en
het den handel gelukt is voor dien zooveel grooteren
aanvoer afzet te vinden – zij het dan ook ten deele
op kosten van de reederj, die zich zoolang met lage
prijzen heeft moeten vergenoegen – hij dien aanvoer
nu niet wenscht verminderd te zien. Trouwens, het
l)
Ten opzichte van de Nederlandsche en Deensehe sche-pen is men daarop thans vrijwel overal teruggekomen;. wat
de Duitsche betreft, begint er kentering te komen.
2)
Zie o.a.
in
de
,,N. .R.
Ct.” d.d.
20
December
1922,
Avondbiad D, ovôr: ,,De Duitsche stoomtreilers te
IJmuiden”.
328
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 April 1923
belang van eenmaal gevestigde relatiën mag ook voor de reederijen niet worden onderschat.
Anderzijds heeft de handel er echter ook belang bij,
dat de vloot te IJmuiden in stand blijft. Immers de
komst der Duitsche schepen is van wisselenden en
voorbijgaanden aard en de ervaring heeft genoegzaam
geleerd, dat geen visschershaven duurzaam bloeien
kan, indien zij moet steunen op het bezoek van sche-
pen, die daar niet thuis behooren.
Hoewel de handel dat ongetwijfeld inziet en daar-
mede ook rekening wil houden, blijkt hij toch – in-
dachtig ook aan de moeilijkheden, die, zooals wij zagen,
in 1921 werden ondervonden – niet bereid zoover te
gaan, dat hij mede wil werken aan het geheel weren
van de Duitsche vloot, zoodat het tot stand komen van
daartoe strekkende maatregelen gemeenschappelijk
met de reederij uitgesloten.moet worden geacht.
In den aanvoer van Duitsche treilers te IJmuiden
zal blijkens het voorafgaande dan ook geen beperking
kunnen worden gebracht, tenzij de regeering maatre-
gelen daartegen neemt.
Op het eerste gezicht doen zich verschillende mo-
gelijkheden daartoe voor, als een verbod voor vreemde
schepen om in Nederlandsche havens visch aan te
voeren, op het voetspoor van de nieuwe IJslandsche
Visscherijwet, welke de IJslandvisscherij door niet-
IJslanders zooveel mogelijk zoekt te belemmeren; voorts
een algemeen invoerverbod van versche visch, of ver-
hooging van de retributie voor den afslag in de visch-
hal tot b.v. 20 pOt., met reductie achteraf voor het
Nederlandsche bedrijf. Al deze directe of indirecte
prohibitieve maatregelen hebben op zichzelf, geheel
afgezien nog van de vraag, in hoever ons parlement
bereid zal blijken dergelijke protectionistische wape-
nen te bezign, dit overwegend bezwaar, dat zij, zooals
uit het voren medegedeelde volgt, noodwendig een
openstelling van de Duitsche grenzen vooi den zee-
vischexport ten gevolge zullen hebben, die; zooals
hiervoren bleek, van grooten invloed is op het aantal
schepen, dat in IJmuiden in bedrijf gehouden kan
worden. Het afzetgebied van den IJmuider vischhan-
del, zou, noch in het binnenland, noch in het buiten-
land, door een dezer maatregelen tegen Duitsche con-
currentie beschermd worden.
1)
Hierdoor zouden dus
niet alleen de reederjen in de eerste plaats, maar,
behalve de vischhandel en de nevenbedrjven, ook de
werklieden, de spoorwegen, enz. getroffen worden.
De maatregelen zouden dus een effect hebben tegen-
overgesteld aan dat, wat er mede werd beoogd.
Er zijn uiteraard nog andere, meer of minder em-stige principieele bezwaren, o.a. dit, dat bij al derge-
lijke maatregelen het gevaar grooter wordt voor het
nemen van reciprociteitsmaatregelen van buitenland-
sche zijde, waar men van de concurrentie van onze
vissehers last heeft.
Zooals men ziet, stuit het nemen van maatregelen
van de zijde der regeering op groote bezwaren. Intus-
schen zal zij ongetwijfeld niet nalaten hare medewer-king te verleenen voor het tot stand komen van maat-
regelen, wanneer die tot het bereiken van het beoogde
doel kunnen leiden, zonder dat daaraan de bovenge-
schetste nadeelen zijn verbonden en in ێn geval blijkt
zij dat ook reeds daadwerkelijk gedaan te hebben.
De mogelijkheid tot het nemen van zoodanigen
maatregel scheen ni. te bestaan, toen in het begin
van 1922 de Duitsche treilvisscherij groote moeilijk-
heden ondervond met de kolenvoorziening. Zooals wij
zagen, waren deze aanleiding tot de hervatting op
groote schaal van het bezoek der Duitsche schepen aan IJmuiden in Februari 1922.
De gedachte rees toen, – waar onze kolenvoorzie-
ning in April 1922 het toeliet – om op een gedeelte
van de door Duitschland krachtens de credietovereen-
komst te leveren steenkolen geen aanspraak te maken,
) Dit geldt evenwel niet, indien onze grenzen geheel
voor vischinvoer gesloten worden; indat geval zou uiter-
aard de binnenlandsche markt wel beschermd worden.
indien de Duitsche regeering zich verplichtte die hoe-
veelheid tegen binnenlandsche prijzen aan de betrok-
ken reeders af te staan. Deze zouden zich daartegen-
over moeten verplichten geen treilers meer naar
IJmuiden te zenden of althans in geen grooter aantal dan met de Nederlandsche reeders overeengekomen
zou worden. Door een onderlinge overeenkomst tus-
schen de beide reedersorganisaties, waarbij de beide
regeeringen medewerking zouden verleenen, had deze
aangelegenheid nader kunnen worden geregeld.
Van een dergeljken maatregel was niet te verwach-
ten, dat de remedie erger dan de kwaal zou wezen. Im-
mers de beschikbaarstelling van meer Duitsche kolen
tegen binnenlandsche prijzen, zou voor de Duitsche
reederijen de noodzakelijkheid om ôf op het buitenland
to markten ôf de gelegenheid tot uitvoer der zeevisch
te behouden, ten einde de tegen buitenlandsche valuta
gekochte kolen te kunnen betalen, zooal niet géheel
overbodig dan toch van geringe beteekenis doen zijn.
Hoewel, naar bekend werd, de beide regeeringen en
ook de Duitsche Reedersorganisatie met een derge-
lijke overeenkomst in beginsel accoord gingen, schijnt
zij afgestuit op bezwaren van de
zijde
der. IJmuiden-
sche reedersorganisatie.
De voornaamste zakelijke bezwaren daaronder waren,
zoover bekend werd:
le. dat de IJmuider reeders niet konden mnedewer-
ken tot een beperking van den aanvoer van de goede
steenkolen, die zij voor hun bedrijf noodig hebben.
Men verwachtte als resultaat onvoldoende voorziening
met deze qualiteit kolen, zoodat men zich met Lim-
burgsehe, die volledig ongeschikt werden geacht, zou
moeten behelpen, hetgeen stijging van de bedrijfskos-
ten zou veroorzaken;
2e. dat men door de voorgestelde overeenkomst het
Duitsche bedrijf nog slechts meer ,,konkurrenzfdhig”
maken zou en het gevaar doen ontstaan, dat dan ook
nog het opgelegd zijnde deel van de Duitsche treil-
vloot in de vaa.rt ztu worden gebracht.
Ten aanzien van het eerste bezwaar valt op te mer-
ken, dat de in 1922 in IJmuiden aangevoerde kolen
voor niet minder dan 92 pOt. uit Engelsche kolen
hebben bestaan, terwijl de resteerende 8 pOt. ten deele Duitsche, ten deele Limburgsche kolen waren. Terwijl
men derhalve de voordeelen van de voorgestelde over-
eenkomst heeft gemist, heeft men het bijna geheel
zonder Duitsche kolen gesteld, en zonder in beteeke-
nende mate tot Limnburgsche zijn toevlucht te hebben
moeten nemen.
Ten aanzien van het tweede bezwaar zij er aan her-
innerd, dat de Duitsche reederjen reeds geruimen tijd
het middel kenden en toepasten om wegens kolenge-
brek opgelegde schepen in de vaart te brengen, ul.
door deze met Engelsche kolen te bunkeren en in het buitenland te doen markten.
Een dergelijke oplossing is thans echter van zelf uitgesloten, en men zal dus een anderen weg moe-
ten zoeken.
Beziet men de onderlinge, verhouding der ver-
schillende in het spel zijnde belangen, zoowel in Ne-
derland als in Duitschland, dan blijkt, dat een maat-
regel denkbaar is, welke de Nederlandsche belangen
baat en tevens ook de Duitsche, zoodat zij vanzelf
geene aanleiding tot represaillemaatregelen kan geven.
Na hetgeen inzake de onderlinge verhouding der
Nederlandsehe belangen hiervoren werd uiteengezet,
kan worden gezegd, dat onder de gegeven omstandig-
heden voorloopig het belang van IJmuiden zou zijn:
geen verdere uitbreiding, zoo mogelijk eenige be-perking, .van den Duitschen aanvoer te IJmuiden in
sommige tijden van het jaar, maar anderzijds, ook geen
of althans geen belangrijke vermindering ervan.
Voorts behoud van de sluiting van de Duitsche gren-
zen voor den uitvoer van zeevisch.
Dit nu laat zich n.m.m. zeer wel vereenigen met
de verschillende Duitsche belangen. Zooals
wij
zagen
is het voor Duitschiand noodzakelijk, dat een deel van zijn vloot in het buitenland kami markten, zoolang het
II April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
329
althans niet zelf de behoefte van zijn treilers aan
steenkolen kan dekken; daarop is thans echter minder
dan ooit kans. Grootere uitbreiding van dit verkeer
dan voor de instandhouding der reederijen noodzake-lijk moet worden geacht, bleek echter schadelijk voor
een groote groep belanghebbenden in Duitschland
(groothandel, nevenbedrijven, havenexploitanten euz,),
terwijl weer een andere (kleinhandel, consumenten),
ginds belang er bij heeft, dat de grenzen voor den uit-
voer van zeevisch gesloten blijven, waartegen de be-
langen van eerstgenoemde groep – behoudens wat
den groothandel betreft – zich niet verzetten, wan-
neer het verkeer in de eigen havens voldoende groot is.
Indien er dus een middel was, waarmede het ver-
keer der Duitsche treilers in Ijmuiden binnen matige
grenzen gehouden kon worden, waren beide landen
gebaat. Een zoodanig middel schijnt nu te zijn een
matige verhooging van de retributie voor den verkoop
van de visch der vreemde stoomtreilers in de Rijks-
vischhallen, aanvankelijk met 2 â 3 pOt.; de ervaring
zal dan nader leeren, in hoeverre dit percentage vol-
doende hoog is te achten. Op zichzelf vindt zoodanige
maatregel reeds volkomen rechtvaardiging in het feit,
dat de Staat jaarlijks een belangrijk tekort op de
exploitatie van de visschershaven lijdt, dat nu geheel
door de Nederlandsche belastingbetalenden wordt
gedekt. Dit alles uiteraard in den gedachtengang, dat
de Duitsche grenzen voor uitvoer van zeevisch geslo-
ten blijven.
1)
Mocht het komen tot eenig overleg tusschen de
beide regeeringen, waartoe – gezien het feit, dat
onder de tegenwoordige omstandigheden de Neder-
landsche en Duitsche belangen samengeweven zijn -,
wel eenige aanleiding
schijnt
te bestaan, dan zou het
gewenscht wezen tevens te trachten meer regelmatig-
heid en stabiliteit in de aanvoeren te krijgen en die
meer te regelen in verband met den markttoestand irs
de verschillende seizoenen. Wellicht, dat de reeders-
organisaties van beide landen daarover tot overeen-
stemming met elkander zouden kunnen komen.
Het belang daarvan valt niet te onderschatten. De
groote moeilijkheid, die de vischliandel in zijn bedrijf
in het algemeen ondervindt, is toch voor een groot
deel het gevolg van de weinige stabiliteit in de aan-
voeren, al moge het speculatieve element deze uiter-
aard ook juist wenschen.
Op dezen factor o.a. wees de bekende Fish Trades
Gazette nog in haar nummer van 30 December j.l.,
toen zij schreef:
,,Paraixiount in importance is the root question of sta-
,,bilising, equalising and increasing supply and demand….
,,Any scheme put forward (to this purpose) must hold
,,in It some promise of practical good……And latterly
,,again our insistent supports of a national Fisheries Ad-
,,vertising Company, all these seemingly unrelated efforts,
,,were possessed of deliberate co-orclination towards the
,,realisation of our Utopie of stabilisation, equalisation and
,,enlargement in some form of our two main supports,
,,supply and demand.”
Het is zeker de moeite waard, te trachten, meer
evenwicht tusschen vraag en aanbod te krijgen, wan-
neer de mogelijkheid zich daartoe voordoet.
OORZAKEN VAN WERKLOOSHEID.
De heer G. H. Hintzen schrijft ons:
Uit hetgeen in
mijn
artikel over ,,Oorzaken van
Werkloosheid” in het nummer van 28 Maart omtrent
de arbeidsbemiddeling werd opgemerkt, is door som-
migen de gevolgtrekking gemaakt, dat met overheids-
organen bepaaldeljk het Departement van Arbeid
was bedoeld. Dit was niet het geval; onder overheids-
organen zijn de gemeentebesturen begrepen, en door
erscheidene is het standaardloon als maatstaf bij
tewerkstelling, vooral de grootere, aangenomen.
1)
Het is bijv. niet te voorzien welke gevolgen de Roer-
bezetting zal hebben, en of deze ten slotte niet tot openstel-
ling der grenzen zullen nopen.
De uitvoering van de groote bestelling (der Senori.-
tassigaren) ondervond van de zijde der Regeering geen
moeilijkheden. De ondernemer berekende ten slotte
geen winst. Het loon bedroeg
f 4,50
per 1000; gedu-
rende de eerste vier weken werd
f 2,—,
daarna
f 1,50
per week ten laste van Rijk en gemeente, ieder voor
de helft, bijbetaald.
G. H. HIN1ZEN.
HET HERSTEL VAN OOSTENRIJK.
II.
(Slot).
In het eerste deel dezer beschouwingen werden
behandeld het aannemen in Oostenrijk van de wetten,
voortvloeiende uit de bepalingen van de ,,Protocollen
van Genève”, de nieuwe circulatiebank en de. binnen-
landsche leeningstransacties in het laatste kwartaal
van 1922. Thans volgen in de eerste plaats eenige
beschouwingen over:
Conirdle en. Hervormingen.
De eerste contrôle-maatregelen werden ingesteld door de
Delegatie, die op
18
October te Weenen aankwam. Een spe-
ciale contrôle-rekening voor de bruto-ontvangsten der
douane en het tabaksmonopolie werd op
9
December ge-
opend. Alle opbrengsten van leeningen worden op een twee-
de rekening gebracht en kunnen aldus gecontroleerd wor-
den; een systeem van statistische rapporten werd ingesteld,
ten einde de controleerende autoriteiten op de hoogte te
houden van de wekelijksche bruto-ontvangsten der douane
en de tabaksregie, van de operaties der Bank, cle positie van
de schatkist, de totale staatsontvangsten en uitgaven, sa-
mengevat volgens de opgaven der ministeries en de weke-
lijksche schatting der komende uitgaven. Deze inlichtingen
stellen de controleerende autoriteiten in staat na te gaan,
in hoeverre het noodzakelijk is, dat er getrokken wordt
OJ)
de gecontroleerde rekeningen.
In afwachting van de aankomst van den Commissaris-
Generaal konden de administratieve hervormingen, welke
de Oostenrijksehe Regeering op zich genomen had in .te voe-
ren, slechts in een voorbereidend stadium verkeeren. In
October werden echter de douane- en posttarieven verhoogd
en deze verhooging was, dank zij de stabiliteit van de
kroon, voor de eerste maal een werkelijke verhooging. Het
aantal ambtenaren werd gedurende October en November
met circa 10.000 verminderd.
Op 12
December werd de benoeming van Mr. Zimmer-
man, burgemeester van Rotterdam, tot Commissaris-Gene-
raal gepubliceerd. Op
15
December arriveerde liii in Weenea
en ving zijn côntrolewerkzaamheden aan op 16 December.
Onmiddellijk begon hij de kwestie der hervormingen in bij-
zonderheden met do Regeering te bespreken. De Oosten-
rijksche Regeering en de Voorloopige Delegatie waren over-
eengekomen, dat 100.000 ambtenaren vöÔr 1 Juli
1924
ont-
slagen moesten worden, en wel
25.000
voor
1
Januari
1923,
en
25.000
gedurende ieder volgend halfjaar. De Oostenrijk-
sche Regeering heeft het eerste gedeelte van dit programma
ongeveer op tijd uitgevoerd.
Op 31
December waren 23.851
ambtènaren ontslagen, en op 13 Januari was dit aantal ge-
stegen tot
25.494.
Mr. Zimmerman is echter van meeniug,
dat dit gedeelte van het hervormingsprogramma, dat hoe
langer hoe moeilijker zal worden, een algeheele reorganisn-
lie noodzakelijk maakt, daar het anders de geheele adini-
nistratie uit haar voegen zal brengen. Zekere bureaux die-
nen te worden opgeheven, andere vereenigd. Dubbele dien-
sten moeten verdwijnen en gecompliceerde vormen van ad-
ministratie moeten worden vereenvoudigd.. Hij wenscht,
dat de tien thans bestaande ministeries verminderd zullen
worden tot acht, dat de diensten van Post, Telegraaf en
Telefoon vereenigd zullen worden en dat. de regeling, der
algemeene hervormingen en de vermindering van het aan-
tal ambtenaren in één hand vereenigd zal zijn. In verband
met het bovenstaande nam de Volkenbondsraad de volgende
resolutie aan:
– ,,De Raad erkent, dat een belangrijke vermindering van
,,het aantal ambtenaren reeds tot stand gebracht is, doch
,,meent de aandacht te moeten vestigen op het gedeelte van
,.het Rapport van den Commissaris-Generaal, waarin hij
.,aantoont, dat een bevredigende voortgang van deze ver-
,,mindering slechts kan worden verkregen, indien een mdi-
,,cale reorganisatie en vereenvoudiging van het bestuurs-
,.systeem wordt ondernomen, indien de hervormingen met
,,onverzwakte kracht worden doorgevoerd en indien zoo-
,,veel mogelijk de betuursmacht in de hand van én enkèle
,,autoriteit wordt gecentraliseerd.”
Begrooting.
VÔör de aankomst van Mr. Zimmerman had de. Delegatie
330
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 April 1923
gezamenlijk met de Regeering eeu plan uitgewerkt ten einde de uitgaven geleidelijk te verminderen, zoodat de begrooting
voor 1925 in totaal niet meer dan 350 millioen goudkroncn
zou bedragen. In het eerste stadium van dit plan zou ge-
durende de periode van Januari tot Juni 1923 een gemid-
deld inaandelijksch tekort van 339 milliard ontstaan. Daar
men niet kon verwachten, dat de uitwerking van admini-stratieve hervormingen gedurende de eerste maanden van
dit half jaar zich reeds ten volle op de begrooting zou
doen gevoelen, gaf Mr. Zimmerman zijn goedkeuring slechts
aan een begrooting voor de maand Januari, waarbij voor-
zien was in een tekort van 404 milliard. De begrooting,
die de Oostenrjksche Regeering voor het jaar 1923 heeft opgemaakt, blijft geheel en al binnen de grenzen van het
door de Delegatie opgestelde programma, dat, gelijk hier-
boven is uiteengezet, berekend is op liet in evenwicht brmi.
gen van de begrooting tegen Juli 1924.
Inkomsten bestemd voor de garantie der leenin gen.
De inkomsten, die bestemd zijn voor -de garantie der les-
ningen, d.w.z. de opbrengst der douane en liet tabaks.
monopolie zijn, gelijk hierboven gezegd, sinds 9 December
op een afzonderlijke rekening gestort, op welke rekening geen enkel bedrag kan worden getrokken zonder machti-
ging van den Commissaris-Generaal. De ontvangsten zijn
als volgt gespecificeerd:
Douanen Tabak Totaal
(in milliarden papieren kronen)
October 1922………57
106
163
–
November 1922
63
116
179
December 1922
58.3
86.8
145.1
Januari 1923
68
102
170
Uit het oogpunt van de garantie vöor de leeniug van 650
millioen goudkronen beschouwd, zijn deze cijfers buiten-
gewoon gunstig te noemen. Toen het reconstructieplan werd
opgesteld schatte uien de opbrengst slechts op:
Douanen
Tabak
Totaal
(in milliarden papieren kronen)
50
50
100
waartegenover de rapporten over de afgeloopen vier maan-
den echter
–
een gemiddelde van 164 milliard papieren kro. nen per maand vertoonen, dus 50 pCt. meer, dan de schat-
ting bedroeg.
Voorbereidende maatregelen voor de buitenlands che lee-
nin gen.
Bij de Protocollen van Genôve werd door vier landen,
Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Tsjechoslowakije, ge-
zamenlijk 84 pCt. van de totale leening van 650 millioen
goudkronen gegarandeerd.
Sinds dien datum heeft België op zich genomen om 2 pCt.
der leening te gnrandeeren, Spanje 4 pCt. en Nederland
1y
4
pCt. Zwitserland heeft maatregelen genomen om een
bedrag van 20 millioen goudkronen voor te schieten, het-
geen overeenkomt met 3 pCt. van het totaal. Over het
resteerende gedeelte wordt onderhandeld met Zweden, De-
nemarken en Noorwegen.
Van 23 tot 25 November kwamen de leden van de Con-
trôle-Commissie der garandeerende mogendheclen te Genève
bijeen, ter bespreking van den vorm der garantiewetten,
clie in de verschillende landen moesten worden ingediend.
Sedert dien datum zijn in Groot-Brittannië, Frankrijk,
Tsjechoslowakije, België en Zwitserland door de parlemen.
ten garantiewetten aangenomen, terwijl in Italië bij Kon.
Besluit een dergelijke wet is uitgevaardigd.
Voorwaarden voor de eerste buitenlandsche leening (op
korten termijn).
Het is zeer belangwekkend om cle hoofdvoorwaarden de-
zer leening na te gaan. De leening van £ 3.500.000 zal worden uitgegeven in den vorm van éénjarige Oosten-
rijksehe schatkistbiljetten
1)
en gaat vooraf aan de loening op langen termijn tot een bedrag van £27.000.000, met de
opbrengst waarvan deze schatkistbiljetten zullen worden
afgelost. De leening wordt in de verschillende landen on-
geveer in de volgende yerhoudingen uitgegeven:
Groot-Brittannië . …
1.800.000 Pond sterling.
Frankrijk ……………60.000.000 Fransche francs.
Zwitserland …………5.000.000 Zwitsersche francs.
Nederland ……………6.000.000 gulden.
België …………………8.500.000 Belgische francs.
Zweden ……………….1.800.000 Zweedsche kronen.
Ten einde de terugbetaling van deze leening te vaarhor-
gen, zoowel als van zekere Italiaansche, Fransche en Tsje-
choslowaaksche voorsthotten, die eveneens uit de opbrengst
1)
JHet Nederlanclsche deel is, gelijk bekend, 24 Febr. jI.
geëmitteerd. – Red.].
–
van de latere leening van £ 27.000.000 afglost moeten wor-
den, worden voortaan, gelijk hierboven vermeld,. de bruto-ontvangsten van de douane en het tabaksmonopQlie op een
speciale rekening gestort, onder de contrôle van den Com-
missaris-Generaal, die zorg moet dragen, dat voldoende
bedragen voor rente en aflossing beschikbaar. blijven.
De oorspronkelijke schatting van deze opbrengsten
1)
was 100 milliard papieren kronen per maand. Dit bedrag komt overeen met £ 3.500.000 per jaar en was dus
ruim-
schoots voldoende om de rente en aflossing te garandeeren
van leeningen tot een maximum van £ 27.000.000. Doch in werkelijkheid bedroegen de ontvangsten van de eerste
vier maanden gemiddeld niet 100 milliard, doch 164 mil-
hard, wat overeenkomt met ongeveer £ 5 millioen per jaar.
De Oostenrijksche eigendommen geven dus ruimschoots voldoenden waarborg voor den dienst der in de Protocollen
van Genève voorziene leeningen, op -voorwaarde, dat de
algemeene financieele en economische positie van Oosten-
rijk onaangetast blijft. Bij een beschouwing van de gevaren,
die deze positie bedreigen, zal men goed doen te bedenken,
dat de garancleerende mogendheden en in het bijzonder
Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Tsjechoslowakije
financieel groot belang hebben bij het behoud van de sta-
biliteit van Oostenrijk, aangezien slechts in dat geval voor-
–
komen wordt, dat de garanties, waarvoor deze mogendheden
zich aansprakelijk gesteld hebben, van kracht worden. –
De leening op korten termijn is voor 100 pCt. door cle
garandeerende mogendheden gewaarborgd. De voornaamste
vier garandeerende mogendheden zijn reeds overeengeko-
men, de garanties, die zij ,,krachtens de protocollen” op
zich genomen hebben, in dusdanige mate te verhoogen, dat
deze gedeeltelijke garanties de volle 100 pCt. dezer leeniug
dekken.
De leening op korten termijn is dus als volgt gewaar-
borgd:
Groot-Brittannië
……….. 24X
0
/0
Frankrijk …………………… 24Xoj
Italië
………………………24
0/0
–
Tschecho-Slowakije …….. ….. 24
0
/0
België………………………
2
0/
De garanties van Spanje en Holland treden eerst in
werking voor de latere leening, evenals de door Zwitser-
land beloofde hulp.
Mochten de Oostenrijksche eigendommen onvoldoende
blijken, zoodat de geldschieters hun toevlucht moeten ne-men tot de garanties der mogendheden, dan zullen zij zich niet tot de verschillende regeeringen behoeven te wenden.
Reeds vOOr de uitgifte der leening hebben nl. de mogend-
heden garantiebewijzen gestort bij de Zwitsersche Bank en
indien het nooclig mocht zijn ‘zullen deze bewijzen automa-tisch geincasseerd worden.
Evenmin loopen de geldschieters het risico van den
viS-selkoers. Het gedeelte der leening, dat in Groot-Brittannië
wordt uitgegeven, zal worden uitgeschreven in Ponden-
sterling, rente en aflossing zullen eveneens in sterling be-
taald worden (de door de Begeeringen gestorte garantie-bewijzen voor dit bedrag zijn alle in Pondeu-sterling uit-
gedrukt, zoodat de- garandeerende megendheden het koers-
risico dragen). Het gedeelte der leening, dat in Frankrijk
wordt geplaatst, zal in Fransche francs gesteld zijn en-interest en aflossing eveneens, terwijl ook de garantie-
bewijzen der mogendheden voor dit gedeelte in die munt-
soort zijn gesteld.
Ten slotte worden de veiligheid en de voldoende- opbrengst
der voor den dienst der leening toegewezen eigendommen
voortdurend gecontroleerd door den Commissaris-Generaal
van den Volkenbond en door de Contrôle-Commissie der
garandeerende mogendheden. –
Aan het bovenstaande dient nog te worden toegevoegd,
dat de houders dezer éénjarige schatkistbiljettea het recht
hebben deze in te wisselen tegen de later uit te geven lee-
ning op langen termijn.
Waarschijnlijk zullen spoedig na de uitgifte
–
der leening
op korten termijn de onderhandelingen bétreffende de lee-
niug op langen termijn worden geopend.
De Algemeene Economische en Financieele Toestand.
Oostenrijk heeft er niet in kunnen slagen een indus-
trieele crisis met de daaruit voortkomende groote werk-
loosheid te vermijden. Gedurende het laatste kwartaal van
1922 steeg het aantal werkloozen van 57.849 tot 120.525- in
December. Het was echter te voorzien, dat dit zou gebeuren
en toen de Volkenbondsraad het plan voor de reconstructie
van Oostenrijk goedkeurde, vestigde hij speciaal de aan-
dacht op een passage in het Rapport der Financieele Corn.
missie, waarin gezegd werd, dat Oostenrijk tot op dit oogen-
1)
[Zie hierboven. – Eed.].
II April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
33.1
blik geleefd had van publieke of particuliere leeningen, die-
willens of onwillens schenkingen zijn geworden, dat de
nieifwe voorschotten uitsluitend gebruikt moeten worden
voor het herstel der openbare financiën en niet – gelijk
vroeger – voor de loopende uitgaven en dat het eenige
middel ter voorkoming van chaos en hongersnood bestond
in het doormaken vaiP een zeer moeilijke overgatigsperiode
van hervormingen. Tijdens de laatste Raadszitting vestigde de Oostenrijksche
Rijkskanselier nadrukkelijk de aandacht op het groote be-
lang, dat een weloverwogen syst6em van handeisverdragen
voor het overwinnen der economische en industrieele crisiS in Oostenrijk zou hebben. Ook Mr. Zimmerman legde in cle
slotparagraaf van zijn rapport den nadruk op de samen-
werking van economische en financieele factoren voor het herstel. Na een motie van Mr. Pospisïl, den vertegenwoor-
diger van Tsjechoslowakije, nam de Raad met algemeene
stemmen de volgende resolutie aan:
,,De Raad acht het aanbevelenswaardig het sluiten vaii
,,handelsverdragen zooveel mogelijk te bespoedigen en aan ,.reeds bestaande verdragen, binnen de grenzen van de he-,,palingen van het Vredesverdrag, de grootst mogelijke uit-
,,breiding te geven.”
Intusschen heeft het feit, dat met de hervorming der publieke financiën een aanvang is gemaakt, reeds een
goede uitwerking gehad op de financieele verhoudingen in
het land. Terwijl de meeste Europeesche waarden sterke
schommelingen hebben vertoond, is de Oostenrijksche koers
stabiel gebleven. Ondanks een geringe stijging in Januari,
vergeleken bij de daaraan voorafgaande maand, zijn de
kosten, van levensonderhoud sterk gedaald in vergelijking met het begin van den herfst van verleden jaar.
October
daling van 8
0
/0
vergeleken bij de voorafg. mud.
iTovember
,, 6
°Io
December
,,
3
0
/o
Januari stijging
,, 10
De spaargelden zijn belangrijk toegenomen. De deposito’s
bij (le banken vertoonen de volgende vermeerderingen:
einde Sept.
21,2
milliard
einde Dec. 88,5 milliard
Oct.
35,6
,,
Jan.
124,3
Nov; 60,4
Daar de kroon stabiel gebleven is beteekent dit een
stijging in werkelijke waarde en het is tevens een nieuw
bewijs van den terugkeer van het nationale zelfvertrouwen.
Oostenrijk heeft een langen en moeilijken weg af te leggen,
voordat het finnncieele herstel bereikt zal zijn, maar het
eerste stadium is gelukkig volbracht.
J. A. SALTER,
Chef der Economische en Financieele .4fdeeling
San het Volkenbondssecretariaol.
WERKLO O9HEIDSVERZEKERiNÜ
IN ZWEDEN.
De Heer Fabian von Koch, docent aan de Handels-
faculteit der Universiteit van Stockholm schrijft ons:
In December 1915 werd aan de Commissie voor
de Sociale Verzekering opgedragen, een onderzoek in te stêllen naar en te rapporteeren over het vraag-
stuk der gedwongen ziekteverzekering van hand-
arbeiders en ook over de kwestie, of het treffen van
voorzorgsmaatregelen tegen de
geldelijke
gevolgen
van werkloosheid van staatswege
mogelijk
is en zoo
ja, op wat voor wijze.
Wat de eerste vraag betreft, hierover werd in 1919
rapport uitgebracht. Een plan werd ontwikkeld, dat
ongeveer 3 millioen personen omvatte en den staat
per jaar Kr. 37.5 millioen zou kosten,
terwijl
daar-
naast de verzekerden nog 80,8 millioen Kr. zouden
hebben bij te dragen. Op het plan werd van des-
kundige zijde zeer veel critiek uitgeoefend en het
kon daarom geen wet worden. Het vraagstuk der
ziekteverzekering is dan ook thans nog onopgelost.
Wat de overheidszorg ter zake van werkloosheid
betreft heeft de Commissie voor eenigen tijd een rap-
port
1)
het licht doen zien, dat door verschillende
autoriteiten, werkgevers- en werknemersorganisaties in studie is genomen en dat dezer dagen in den vorm
van een wetsontwerp aan de volksvertegenwoordiging
1)
Betknkande och förslag angaende offentlig arbets-
förmedling och statsbidrag tili arbetslöshetskassor. Statens
offentliga utredningar
1922: 59. —
zal worden voorgelegd.
1)
Ook dit rapport is een vrij
armelijk document, daar geen ernstige poging gedaan
is, het probleem grondig te onderzoeken en de argu-
mentatie mager en oppervlakkig is. Een overzicht van
(Ie practische voorstellen der Commissie is echter wel-
licht niet van belang ontbloot. Deze zijn van tweeërlei
aard.
In de eerste plaats wordt voorgesteld het huidige
stelsel van door den staat gesubsidieerde arbeids-
beurzen wat uit te breiden en de te dezen aanzien
getroffen regeling in de wet vast te leggen. De
Commissie schat de kosten, welke dit voorstel zal
medebrengen, op 570.000 Kr. per jaar; de huidige
kosten bedragen minder dan de helft. De stijging is
in hoofdzaak het gevoigvan de extra-werkzaamheden,
welke de invoering van een gewijzigd Gentsch systeem
met zich zal brengen.
Voorgesteld wordt, dat de arbeiders zich vrijwillig
zullen vereenigen met het oog op de administratie
der werkloosheidsuitkeeringen. Iedere vereeniging
zal worden bestuurd dooi’ een college van ten minste
drie leden, waarvan de voorzitter en de onder-voor-
zitter benoemd worden door het Departement van
Sociale Aangelegenheden. Ten einde gewaarborgd te
zijn tegen een slappe administratie der gelden stelt
de Commissie voor, dat het bestuur geen geldige
besluiten kan nemen, tenzij de voorzitter of, bij zijn
afwezigheid, de onder-voorzitter daartoe medegewerkt
heeft. Hangende de beslissing van bovengenoemd Departement geeft de meening van den voorzitter
den doorslag.
De contributies der leden en de uitkeeringen dezer
vrijwillige associaties denkt men zich van tweeerlei
aard, n.l. ,,gewone” en ,,buitengewone.”
De gewone
bijdragen
worden voor iedere vereeniging
op zoodanig peil vastgesteld, dat zij te zamen met het
staatssubsidie, dat in den regel 100 pOt. zal bedragen,
voldoende zijn om gedurende perioden van normale werkloosheid, de kosten van uitkeering van den z.g.
,,dagelijkschen steun” te bestrijden.
Naast dezen ,,dagelijkschen steun” bestaat de moge-
lijkheid van vergoeding van reiskosten enz., gemaakt
ten einde werk te zoeken. Wat de hoegrootheid van
den staatsbijslag op deze gewone bijdragen betreft
zij nog het volgende, opgemerkt.
Normaliter heeft de werkloosheid in Zweden
een seizoenkarakter en deze seizoenwerkloosheid is
voor een groot deel het gevolg van de onbeweeg-
lijkheid van het loonpeil. De technische moeilijkheden,
verbonden aan het bouwen van huizen gedurende
den winter,
zijn
b. v, sinds lang overwonnen, maar
het is wel zeker, dat het niet economisch zal zijn
in dat jaargetijde huizen te bouwen, zoolang de vak-
vereenigingen der bouwvakarbeiders hun huidig stand-
punt zullen
blijven
handhaven, dat dezelfde bonen
gedurende het geheele jaar betaald behooren te worden.
Dientengevolge is er in Zweden gedurende de
de wintermaanden veel werkloosheid onder de bouw-
vakarbeiders en de kosten eener verzekering hiertegen
zouden zeer groot zijn. Er
schijnt
echter geen reden
te
zijn,
waarom de staat een hooger subsidie zou
verleenen aan deze en andere seizoenarbeiders dan
aan die, welke minder getroffen worden door werk-
loosheid en die wegens een lager loorpeil zeer wel
een lager jaarloon kunnen hebben. Dit zou echter
het geval
zijn,
indien de Staat automatisch en in
onbeperkte mate subsidies verleende
gelijk
aan de
door de verschillende vereenigingen vastgestelde bij-
dragen. Waar de werkloosheidskans het grootst is
zouden toch de hoogste contributies ‘moeten worden
vastgesteld. Ten einde althans tot op zekere hoogte
deze onrechtvaardigheid te
vermijden
wordt voor-
gesteld den gewonen staatsbijslag maximaal Kr. 15
per lid en per jaar te doen bedragen.
2)
[Gelijk bekend is het Kabinet Branting dezer dagen
over dit, sindsdien ingediende, ontwerp gestruikeld. – Red.]
Deze subsidies zullen te zamen den Staat naar raming
332
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIÇHTEN
Ii
April 1923
– Het bedrag van den ,,dagelijksche steun” aan
de leden, die geen gezin hebben te onderhouden,
mag de helft van het loon van arbeiders van onge-
veer gelijke bekwaamheid niet overschrijden. Het
maximum bedraagt Kr. 5 per dag. Voor gehuwden
kan de uitkeering met een vierde vermeerderd worden.
Niemand zal deze uitkeering genieten gedurende
meer dan een zeker aantal weken, in den regel tien.
Indien buitengewone werkloosheid mocht voorkomen
kan het Departement van Sociale Aangelegenheden
bepalen, dat de ,,dagelijksche steun” met een zoodanig
bedrag verminderd wordt als noodig is voor de
fondsen, om in staat te blijven hun verplichtingen
na te komen.
Ten einde het mogelijk te maken, dat de leden
compensatie voor een
dergelijke
vermindering ont-
vangen, of om den duur van de uitkeering te ver-
lengen, wordt voorgesteld de vereeniging te machtigen
tot het heffen van speciale bijdragen. De administratie
dezer buitengewone bijdragen en uitkeeringen moet
geheel afzonderlijk van die der gewone gevoerd
worden. Ofschoon een subsidie van 100 pOt. hierop
door den Staat verleend zal worden is de waar-
schijnlijkheid naar de meening van de Commissie
niet groot, dat dergelijke heffingen veel zullen voor-
komen en
zij
heeft dan ook geenerlei berekening
van de kosten ervan voor den staat opgezet.
Van
bijzonder
belang in het rapport zijn de voor-
zieningen, welke getroffen zullen worden ten einde
misbruiken tegen te gaan. Deze voorzieningen zijn
veel strenger dan die, welke in welk bestaand stelsel
van door den staat gesubsidieerde werkloosheids-
verzekering ook voorkomen. De ervaring, opgedaan
met het geïmproviseerde gecombineerde systeem van
uitkeeringen en werkverschaffing, dat in Zweden
gedurende de laatste jaren van kracht is geweest,
heeft de Commissie hierbij zeer beïnvloed.
Voorgesteld wordt dan o.m. dat geen werkloosheids-
uitkeering zullen genieten:
In de eerste plaats zij, die weigeren
bij
de werk-
verschaffing arbeid te verrichten tegen de door de
Overheid vastgestelde bonen. In Zweden
zijn
overeen-
komstig de beslissing van het Parlement deze bonen
aanzienlijk lager dan de gewone.
1)
Vervolgens
zij,
die direct betrokken zijn bij een
arbeidsgeschil.
In de derde plaats personen, niet direct betrokken
bij een arbeidsgeschil, doch ôf werkloos zijnde wegens
een arbeidsgeschil ôf behoorende tot een bedrijf,
waarin de meerderheid der arbeiders in zoodanig
geschil is betrokken, ôf behoorende tot een bedrijf,
waarin zulks slechts met een minderheid het geval
is, indien de
waarschijnlijkheid
bestaat, dat ook in
dit geval de afloop van het geschil een beteekenende
uitwerking op de algemeene bedrjfsvoorwaarden (loo-
nen enz.) zal hebben.
In de laatste twee gevallen wordt men geacht in-
direct of passief betrokken te zijn bij het geschil
en heeft men zich derhalve om ondersteuning te wenden
tot zijn vakvereeniging en niet tot den staat.
Overeenkomstig de beginselen, welke reeds in
Zweden
zijn
aanvaard, in tegenstelling tot die, welke
elders gelden, wordt derhalve voorgesteld, dat niet
alleen arbeiders, die feitelijk werkloos
zijn
geworden
wegens een arbeidsgeschil, van ondersteuning zullen
worden uitgesloten, maar ook diegenen, welke werkloos
zijn geworden wegens een andere reden, doch die
werkloos
blijven,
omdat
zij
geen werk aanvaarden,
ongeveer
3 S 4
millioen Kr. per jaar kosten. Deze be-
rekening is opgezet, uitgaande van de veronderstelling, dat
de verzekering tussehen de
200.000
en
270.000
personen
zal omvatten. Het eerste cijfer komt ongeveer overeen met
het aantal leden der vakvereenigingen, welke reeds, zonder
eenig staatssubsidie, in den een of anderen vorm werk-
1oosheidsuitkeering betalen en het tweede geeft het huidig totaal aantal leden der Zweedsche vakvereenigingen weer.
1)
Vergelijk pag.
919
van den vorigen jaargang.
dat beschikbaar is als gevolg van een stilstand,
voortvloeiende uit een arbeidsgeschil.
F. v.
KOCH.
IJONDENSCHE CORRESPONDENTiE.
Eenige a.s. kwesties op
wetlevend
gebied.
I. Credietverleening aan en bescherming van den
landbouw.
Onze Londensche correspondent schrijft ons d.d.
14 April 1922:
In een vorigen brief
1)
werd getracht den aard van
de crisis te schetsen, die de Britsche landbouw door-
maakt. Sinds deze brief geschreven werd is de toe-
stand op enkele wezenlijke punten gewijzigd. In de
eerste plaats bezit de Regeering thans een aantal rap-
porten van deskundigen, die bepaalde kanten van het
vraagstuk behandelen. In de tweede plaats voert een
deel van de pers een campagne voor subsidieering van
de tarwe-productie en ten derde heeft in de oostelijke
graafschappen het loonvraagstuk geleid tot een sta-
king, die veel bitterheid doet ontstaan. Het is daar-
om wel wenscheljk, den aard van de geneesmiddelen eens onder het oog te zien, welke de Regeering thans
overweegt. Eenige principieele kwesties komen er bij
aan de orde, die zeker scherpe parlementaire conflic-
ten zullen veroorzaken.
Voor het Coalitie-Kabinet aftrad, had het een com-
missie benoemd van vier deskundigen, om de kwestie
van het landbouweredjet te onderzoeken. Het rapport
dezer Commissie is onlangs gepubliceerd (Cmd. 1810;
1923) en stelt voor haar op de volgende wijze aan te vatten. Zij wordt in drieën verdeeld.
In de eerste plaats wordt het verstrekken van kapi
taal op langen termijn voor drainage, grondverbete-
ring en dergelijke onder het oog gezien. Op dit gebied
zijn reeds in aanzienljken omvang wetgevende maat-
regelen getroffen, waarbij aan hypotheken de voor-
rang wordt verleend en diverse naamlooze vennoot-
schappen bestaan dan ook, welke gelden op hypotheek verstrekken. De grootste hiervan is de Lands Improve-
ment Company, die in de zeventig jaren van haar be-
staan ongeveer £ 13 millioen heeft voorgeschoten en
die onlangs
bij
de wet gerechtigd is haar rentestand
boven de 5 pCt., die vroeger een maximum vormden,
te brengen, bèhoudens goedkeuring door den minister
van landbouw. De fondsen verkrjgt deze maatschap-
pij door het verpanden van de hypotheken aan verze-
keringsmaatschappijen. De eenige aanbeveling der
Commissie op dit gebied is, dat voor alle maatschap-
pijen, die dit veld bewerken, dezelfde bepalingen ten
aanzien van het i-ente-niveau zullen gelden. Daarnaast
wordt meer openbaarheid gewenscht.
Het tweede vraagstuk, dat de Commissie behandelt,
is dat van de boeren, die hun land gekocht hebben
tijdens de laatste hoog-konjuuktuur. Het is van be-
lang op te merken, dat de statistieken over 1922 uit-
wijzen, dat in dit jaar het aantal eigenaars-bezitters
met ongeveer een derde daalde, een feit, dat naar het
oordeel der Commissie ten deele het gevolg is van de
depressie en ten deele van bewuste speculatie in land.
De toestand is onbevredigend. Het is waar, dat niet
gebleken is, dat de boeren overmatig onder den druk
staan van het terugbetalen van voorschotten, hetzij
dat deze verleend zijn door de banken of langs parti-
culieren weg. Doch van de groote meerderheid der
geldopnemers wordt gezegd, dat
zij
in een staat van
groote onzekerheid verkeeren ten aanzien van de op-
zegging der voorschotten en dat zij tezelfder tijd
grooie moeilijkheden ondervinden om rond te komen.
De uitwerking van deze onzekerheid op de productie
is slecht, terwijl de vinsten, die nog gemaakt worden,
aangewend moeten worden om voorschotten af te be-
talen, inplaats van als vlottend kapitaal te dienen.
De Commissie is van opinie, dat de moreele ver-
plichting bestaat om die personen te helpen, die tus-
1)
[Zie pag.
259
van dezen jaargang (nummer van
21
Maart
1923).
–
Red.]
11 April 1923
ECONOM’ISCHSTATISTISCHE
BERICHTEN
333
schen 1917 eti 1921 land kochten in vertrouwen op de
beloften der toenmalige Regeeringen, dat een politiek
van prijsgarantie zou worden gehandhaafd. Anderzijds
schijnt het de Commissie, dat die boeren, die tegen
buitengewoon hooge prijzen kochten en zelf slechts
een klein deel van den koopprijs konden verschaffen,
de gevolgen van hun
handelwijze
moeten dragen. Zij
hebben hun geld op verkeerde wijze belegd en alleen ondersteuning il fonds perdu uit de openbare kas zou
hen van ondergang kunnen redden. Deze ongelukki-
gen worden dus aan hun lot overgelaten.
Ter verbetering van den toestand beveelt de Com-
missie daarnaast de oprichting van hypotheekbanken
aan, die door den Staat gemachtigd zullen worden
5 pOt. obligaties uit te geven en die niet meer dan pOt. plus amortisatie aan geldopnemers zullen
mogen belasten. De voorschotten moeten in 40 jaar
terugbetaald worden, waardoor de annuïteit £
6/8!3
bedraagt.
Voorloopig zal het geld worden voorgeschoten door
zekere regeeringsinstellingen en de obligaties zullen
slechts worden geëmitteerd, wanneer een bepaalde
bank een ‘behoorlijk bedrag aan voorschotten heeft uit-
staan, zoodat het papier een breedere markt .zal
hebben.
Van de marge van een half percent zal de helft aan
de bank komen voor bedrijfsonkosten en de andere
helft aan den Staat, die haar stort in een garantie-
fonds, aangezien zij hoofdsom en rente garandeert.
Voorschotten zullen verstrekt kunnen worden tot
maximum
15
pCt. van de waarde van het land ten
tijde dat zij verleend worden. Voorts zal de Treasury
gemachtigd worden hypotheekbanken op te richten en
hun kapitalisatie te bepalen.
Het deel van het rapport van de Commissie, dat het
minst voldoening schenkt, is dat hetwelk handelt over
crediet vân middelbare lengte, d.w.z. over een aantal jaren loopende. Het rapport beschrijft op belaugwek-
kénde wijze de bestaande faciliteiten en maakt voor
göed een einde aan de klachten, die ingebracht zijn
tegen de groote banken, welke klachten grootendeels
ongegrond blijken. Naast bankcrediet worden veel
voorschotten verkregen van zaad-, graan- en veehan-
delaren en dergelijke tusschenpersonen en de Com-
missie is, zij het met eenige aarzeling, van oordeel, dat op al deze credietbronnen niets valt aan te mer-
ken. Er zijn echter wel boeren, die geen bankverbin-
ding hebben,
terwijl
tussehenpersonen soms inhalig
zijn, weshalve de geheele kwestie van het crediet van
middelbare lengte aan de orde gesteld wordt.
Voorgesteld wordt de oprichting van coöperatieve
credietvereenigingen, die door den Staat gesteund
zullen worden door de verleening van een subsidie
van £ 1 per pond kapitaal, waarvan minstens 5′
gestort moet worden,
terwijl
het ongestorte deel
dient als garantie voor het staatsvoorschot. Er wordt
op gewezen, dat thans de besparingen van het land
grootendeels door kanalen vloeien, waarvan het platte-
land niet direct profiteert en men meent, dat de
Savings Certificates, die een
blijvend
deel van ons
natioxaal leven geworden zijn, zoo aangewend be-
hooren te worden, dat de besparingen van het platte-
land de agrarische productie ten goede komen. Men
meent, dat op deze wijze £ 5 tot 6 millioen per jaar
beschikbaar zoude
zijn,
die door den Staat ter be-
schikking van de credietvereenigingen zouden gesteld
worden.
Thans overgaande tot het Interim Report van de
drie economen, door de huidige Regeering benoemd,
betreden
wij
een terrein, waar zeer veel verschil van
meening zal
blijken.
Van de drie heeren is slechts
één met het landbouw-vraagstuk vertrouwd, nl. Prof.
W. G. S. Adams. Sir William Ashley is, gelijk bekend,
de leidende protectionist onder de Britsche economen, terwijl Prof. D. H. Maegregor, die onlangs benoemd is
tot hoogleeraar in de economie te Oxford, zoover bekend
vrjhandelaar is en dan ook van een van sommige
aanbevelingen der Commissie
afwijkend
gevoelen
heeft doen
blijken.
Het ,,Hof’ gaat uit van de fun-
damenteele noodzaak, zooveel mogelijk het oppervlak
van het bouwland intact te houden. Voorts legt het
den nadruk op de beteekenis van coöperatie en
landbouwonderwijs en vooral wenscht het een onder-
zoek ingesteld te zien naar de vraagstukken der
landbouw-economie, vooral met betrekking tot de
kwestie, hoe op bouwland levende have aan te houden.
Het ,,Hof” verlangt ook een zekere uitbreiding
van de plannen van de Commissie voor de credieten.
Naast financieele hulp aan particulieren behoort de
staat deze ook te verleenen aan coöperatieve produc-
tie- en verkoopvéreenigingen, wanneer deze gebouwen
willen oprichten en zich machines willen aanschaffen.
Bovendien behoort de staat dergelijke lichamen bij
te staan bij het
verkrijgen
van crediet voor perioden
van korte en middelbare lengte.
Geen dezer aanbevelingen zal
waarschijnlijk
veel
politieken tegenstand wekken, doch de volgende zullen
het zeker wel:
Spoorwegtarieven en loèale lasten. De spoor-
weg-vrachttarieven moeten direct met 25 pCt. ver-
laagd worden en indien zulks niet kan geschieden,
behoort de staat een
bijslag
te verleenen tot een
bedrag van 25 pCt. der huidige spoorweg-vracht-
tarieven. Krachtens de Agricultural Rates Act van
1896 vergoedt de staat aan de plaatselijke overheden
de vermindering in de plaatselijke belastingen, ont-
staan door verlaging van de lasten op bouwland
drukkende. Het ,,Hof” wenscht niet alleen, dat de
definitie der voor deze hulp in aanmerking komende
gronden wordt uitgebreid, maar ook dat de hulp
evenredig zal zijn aan de locale uitgaven in het
loopende jaar, in plaats van evenredig aan de uit-
gaven in 1896, m.a.w. het subsidie moet fluctueeren
in plaats van een vast bedrag te zijn.
Ingrijpen in den in- en uitvoer. Terwijl het
,,Hof” het denkbeeld van een vast subsidie op tarwe
verwerpt op grond van de overweging, dat een be-
paalde oogst niet zoo belangrijk is als het handhaven
van het oppervlak van het bouwland als zoodanig,
doet het een voorstel, waarbij de staat in aanzien-
lijken omvang in de handelsvrjheid zal ingrijpen.
Importeurs van tarwebloem zullen, in een bepaalde
verhouding tot de ingevoerde hoeveelheden, tarwe-
uitschot moeten aanvoeren en tezelfdertijd wordt
een recht van 10 pCt. ad
valorem op den uitvoer
van het uitschot van hier te lande vermalen tarwe
voorgesteld. Ook wordt er op gewezen, dat de Neder-
landsche boeren aardappelen in Engeland ,,gedumpt”
hebben en op deze wijze producenten hier te lande
groote verliezen hebben berokkend,
terwijl
het feit,
dat in de landen vanwaar de voorraden werden aan-
gevoerd, plantenziekten heerschten, een bedreiging
beteekent voor de productie hier. De invoer van
aardappelen zal slechts
bij
consent worden toegestaan
voor bepaalde perioden, nadat de omvang der binnen-
landsche oogsten onder het oog zullen
zijn
gezien.
Terwijl verder omtrent den invoer van gerst in het algemeen niets wordt bepaald, wordt van gerst voor de mouterj ingevoerd ter plaatse van verbruik 10 sh.
per qrt. geheven. Hop zal belast worden met £ 1
per cwt. of £ 20 per ton, terwijl de huidige contrôle
op dit artikel zal verdwijnen. Buitenlandsche producten
zullen als zoodanig kenbaar worden gemaakt, waar
dat
mogelijk
is (bij het Lagerhuis is reeds ingediend
een wetsontwerp om het merken van buitenlandsche
eieren verplicht te stellen). In Engeland geprodu-
âeerde bietsuiker zal vrijdona van
accijns
blijven ge-nieten, een privilege intusschen, dat aan belangrijk-
heid zal verliezen, wanneer, als soms wordt aangenomen,
bij de volgende begrooting de suiker-accijns zal ver-
laagd worden.
Andere voorstellen. Het ,,Hof” is van opinie,
dat gevaar bestaat van te groote melkproductie in
den zomer. Het stelt voor de melkconsumptie te
stimuleeren door georganiseerde propaganda en verder
334
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEI’
11 April 1923
het vormen van coöperatieve vereenigingen van boeren,
ten einde het surplus te verwerken tot gedroogde melk,
boter, kaas, enz.
Wat den loonraad betreft stuurt de commissie
tusschen den huidigen toestand en dien onder de Corn
Production Acts door. Het land zal in zes gebieden
verdeeld worden, die ieder een eenheid zullen vormen,
zoodat er geen centrale raad zal bestaan gelijk onder
genoemde vet.
In hoeverre de regeering deze voorstellen zal over-
nemen, blijft af te wachten. Zij beteekenen een niet
onaanzienlijken druk op de belastingbetalers en doen
het geheele vraagstuk van de belemmering van den
invoer van levensmiddelen en hun belasting weder
aan de orde komen. Het feit, dat deze invoerbelemme-
ring niet zoo groot is als de extreme protectionisten
wel zouden wenschen, doet niet ter zake. Het vraag-
stuk der belasting van levensmiddelen is definitief
aan de orde gesteld en het valt
moeilijk
in te zien,
hoe een conservatieve regeering den druk zal weerstaan,
dien haar aanhang uit zal oefenen.
Tot ons leedwezen is ook deze week ruimtegebrek
de oorzaak, dat het tweede deel van het
Chronologisch
overzicht van de verlagingen, welke de tarieven voor
het vervoer van goederen over de Nederlandsche
9poorwegen sinds Juni 1921 ondergaan hebben,
niet
kan worden opgenomen. – Red.
BOEKAANKONDIGINGEN.
Mr. A. A. H. Struycken. De Hoofd-
trekken van Nederlands buitenlandsch
beleid.
Arnhem, S. Gouda Quint 1923,
45 blz.
Het aantal dergenen, die hier te lande uit eigen
ervaring een deskundig en bezonken oordeel over de
hoofdtrekken van ons buitenlandsch beleid vermogen uit te spreken, is uitermate gering. En slechts enkelen
uit dezen kleinen kring zijn in de omstandigheid, dat.
zij, zonder de geijkte grenzen van ambtelijke zelfbe-
perking te overschrijden, hun inzichten op deze wij
–
ze den volke kunnen blootleggen. Tot dezen behoort
de
schrijver
dezer brochure. Reeds dit maakt haar ver-
schijnen tot een gebeurtenis van heteekenis, te meer,
waar de helderheid van
stijl
en gebondenheid van be-
toogtrant,
die den
schrijver
kenmerken, ook in dit
geschrift wederom volledig naar voren komen.
Ons volk is steeds, ook in den tijd, dat de politieke
machtsverhoudingen en de omstandigheden het een
geheel atidere rol deden spelen in het statenbestel
van Europa, geneigd geweest tot een vredelievende
politiek. Een handelsvolk, door geen begeerte tot ge-
biedsuitbreiding geleid, heeft het steeds alles, wat
een geordend vreedzaam verkeer onder de volkeren en
de ontwikkeling van het internationale recht in de
hand kon werken, gesteund. Dit geldt voor den tijd
van Grotius en Bijnkershoek zoo goed als voor het
tijdperk der neutraliteits- en afzijdigheidspolitiek,
welke na de Belgische afscheiding ons land heeft ge-
kenmerkt.
Hoe eervol een soortgelijk getuigenis mag wezen,
ook een dergelijke mentaliteit heeft haar gevaren,
vooral, wanneer van de oude ervaring en het oude in-
sinet een groot deel verloren gaat.
,,De groote massa van een volk denkt onvermijdelijk
egocentrisch. Daarom loopt ook ons volk, wijl het zich zoo
lang reeds’ afzijdig hield van de groote geschillen der andere
staten, zelf iedere politieke expansiezucht mist, zijn bestaan
bovendien afhankelijk weet van de vreedzame samenleving
def
anderen, gevaar, die anderen te veel te beoordeelen naar
zich zelf, en te vergeten, dat dezelfde gelukkige elementen,, die in onzen geest samentreffen om vrijwel in alle omstan-
digheden den vrede boven alles te doen stellen, niet in die-
zelfde mate en kracht ook bij andere volken samentreffen.
Bene overschatting van de macht der vredesidee in de
samenleving der staten is dikwijls daarvan het gevolg, over-
schatting, die leidt tot overcirijving in beide• richtingen:
eenèrzijds geven velen zich ook in Nederland te gemakkelijk
over aan illusionnaire verwachtingen omtrent de mogelijk;
heici door rechtsmiddelen den wereldvrede blijvend te ver-
zekeren; anderzijds vervalt men te licht in twijfelzucht
omtrent de waarde dierzeifde middelen, wanneer de werke-
lijkheid niet aan de te hoog gestemde verwachtingen blijkt
te beantwoorden. Niet zelden gaat hiermede gepaard eene
zekere laatdunkendheid in de beoordeeling van de daden en
‘motieven van vreemde volken, ja wordt tot onverstand of misdadigen opzet gestempeld, wat wellicht niet anders is
dan gerechtvaardigde voorzorg of gewettigde aspiratie.”
Twee omstandigheden zijn er, die het op het oogen-
blik wenscheljk maken het door ons land te volgen
internationaal beleid onder het oog te zien: de Vol-
kenbond en Indië.
Het lidmaatschap van den Volkenbond brengt naast
internationale rechten, internationale plichten mede.
De leden, die zich krachtens art. 10 van het Grond-
verdrag verbonden hebben de territoriale integriteit
en politieke onafhankelijkheid hunner medeleden te
eerbiedigen en te helpen handhaven, kunnen hierdoor
huns ondanks gemengd worden in groote interna-
tionale geschillen, waarbij hun onmiddellijke belan-
gen niet betrokken zijn en die hen medesleepen in
politieke verwikkelingen, waar zij zich anders zorg-
vuldig buiten zouden hebben gehouden.
,,Wie dit met ons beschouwt als een ernstig gevaar, dat
ons volk, zonder aan Zijne verplichtingen als een goed Lid van den Bond te willen te kort doen, zoo eenigszins moge-
lijk moet zien te voorkomen en te vermijden, begrijpt te-
vens, met hoe groote voorzichtigheid onze politiek in den
Volkenbond moet worden geleid. Overeenkomstig onze tra-
ditiën en ons nationale karakter hebben wij ervoor te
waken, dat wij, ook als Lid van den Volkenbond, niet ge.
mengd worden in eenige internationale machtspolitiek, ten-
zij en voor zoover volstrekte zekerheid bestaat, dat zij
onder de hoede van betrouwbare rechtsgaranties wordt ge-
voerd. De macht van den Volkenbond is nog zeer gering.
Welnu, onze politiek moet er niet op zijn gericht haar zoo
snel mogelijk te vergrooten, maar integendeel,
om de ont-
wikkeling van cle macht van den Bond niet sneller te doen
gaan dan die zijner rechtsorganisatie.
1)
Het valt niet
tegen te spreken, dat men zich dan nog langen tijd ei-mede
zal moeten vergenoegen, dat de Volkenbond eene bescheiden
plaats in de bepaling der internationale politieke verhou-
dingen inneemt; ons adagium moet zijn: beter een zwakke
Volkentond dan een krachtige, die niet geleid wordt door
het recht.’
De opvatting is thans deze, dat de plicht tot deel-
neming aan een economische blokkade en aan een mi-
litaire tusschenkomst ter handhaving van de in art. 10
genoemde belangen niet automatisch zal ontstaan,
doch dat ieder lid van den Bond hierover zelfstandig
zal hebben te beslissen. Vandaar dat thans, om niet-
temin een der hoofddoeleinden van den Bond, de be-
pe-king van bewapening, mogelijk te maken, aan de leden gevraagd is, bf en in hoeverre
zij
geneigd
zijn
door speciale onderlinge verdragen, hetzij algemeene,
continentale of regionale, dezen interventieplicht te
verzekeren. Het behoeft geen betoog, dat ook ons land
hiermede voor een uitermate moeilijke beslissing
wordt gesteld, die, naar de
schrijver
betoogt, over-
weging, ook in ruimer kring, dringend wenschelijk
maakt.
Wat Indië betreft
wijst
de schrijver eenerzijds op do
snelle ontwikkeling, die dit land in verschillend op-
zicht doormaakt, waardoor wij thans staan midden in
een moeilijke periode van overgâng, die Europeesch
en tropisch Nederland allengs groeien doet tot een
volksgemeenschap van meer dan 50 millioen zielen,
en anderzijds op de
gewijzigde
internationaal-politieke verhoudingen in dat deel der. wereld.
Het te Washington gesloten viervoudig verdrag tus-
schen Amerika, Engeland, Frankrijk en Japan gaat
buiten ons om. Niettemin is ook ons de eerbiediging
onzer territoriale rechten toegezegd. Is dit voldoende?
De
schrijver
meent van niet en acht een krachtige ver-
dediging van Indië plicht. Noch het zoeken naar spe-
ciale bondgenooten, noch de ,,klaplooperij” gelegen in
het nalaten van wat redelijkerwjs mogelijk is, komen
1)
Cursiveering van, ons.
1 April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
335
z.i. in aanmerking. De ontwikkeling van Indië eischt
daarnevens het kweeken ginds van het juiste politieke
inzicht.
Aldus in het kort de inhoud der brochure. Wat den
Volkenbond betreft schijnen schr.’s beschouwingen
moeilijk voor tegenspraak vatbaar. Misschien zou men
kunnen opmerken, dat het ten slotte nog meer aan-
komt op de ontwikkeling van den rechtsgeest in den
bond, waartoe het groot aantal der kleinere leden van
den bond ook zonder speciale rechtsorganisaties het
Zijne kan bijdragen, terwijl omgekeerd zonder dien
geest iedere door den bond geschapen rechtsorganisa-
tie wankel blijft, in beginsel ligt het richtsnoer van
ons volkenbondbe]eid, hoe gaarne velen het wellicht
anders zouden hebben gewenscht, ongetwijfeld in de
door den schrijver aangewezen richting.
De beschouwingen aan Indië
gewijd
raken een
onderwerp, dat wellicht spoedig in de politieke arena
hier te lande een groote rol zal spelen. Men zou het
betoog, dat overigens logisch uit de praemisse van
den schrijver voortvloeit, hierom gaarne op sommige
punten uitvoeriger hebben gewenscht. Overigens zal
de
schrijver
zelf het vraagstuk hiermede niet opge-
lost achten. Wat hij geeft, is de algemeene politieke
achtergrond. De feitelijke oplossing blijft, waar af-
doende wapening buiten ons vermogen ligt, een
vraag van meer of minder, een compromis tusschen
de eischen der strategie en het financieel vermogen.
Het verslag der staatscommissie-Patijn, hetwelk zeer
binnenkort te verwachten is, zal hierover uitsluitsel
hebben te geven. De verdienste der hier besproken
brochure is, dat zij daarnevens voor den breederen in-
ternationaal-politieken kant van het vraagstuk de
aandacht wakker houdt.
Aan den eigenlijken inhoud der brochure gaat een
korte inleiding vooraf, waarin de schrijver o.a. tot
het parlement het
verwijt
richt, dat het aan do vraag-
stukken van buitenlandsch beleid geen voldoende aan-
dacht schenkt en dat klachten over te groote geheim-
zinnigheid dikwijls in het wezen der zaak terug te
brengen
zijn
tot een tekort aan eigen bekendheid met
voor ieder toegankelijke bronnen. Het verwijt is stel-
lig niet onverdiend. Ligt de verklaring van het tekort
echter niet voor een deel ook in andere richting? Ook
in de binnenlandsche politiek nemen principieele de-
batten over de hoofdlijnen van het te volgen regee-
ringsbeleid – en deze zou de
schrijver
in de eerste
plaats ook voor de buitenlandsche politiek wenschen –
tegenwoordig heel wat minder plaats in de Hande-
lingen in dan in vroeger tijd. Ook dit tekort is te be-
treuren. Vergeten mag evenwel niet worden, dat, hoe
men overigens over het feit zelf denken moge, niet
alleen het parlement, doch het geheele huidige, snel-
levende en op de vraagstukken van het heden zich
coneentreerende geslacht verscheiden is van zijn voor-gangers. Overigens is bij de kort geleden gehouden in-
terpellatie-Brautigam over de gevolgen van de Roer-
bezetting voor onzen handeL en scheepvaart weder
eens gebleken, dat althans over concrete interna-
tionale vragen ook leden van het parlement van uit-
nemende informatie kunnen bli.jkgeven.
Is trouwens de brochure van mr. Struyeken zelve
niet het bewijs dat, zoo spoedig het gaat om de meer
fundamenteele en principieele vragen, er andere en
misschien betere wegen zijn dan die van mondelinge
gedachtenwisseling in het parlement, om deze vragen
aan de orde te stellen en er in ruimer kring belang-
stelling voor te wekken?
B.
Mr. W. Nolen, Handleiding voor Ar-
biters.
Gebr. Belinfante, 1923, 272 blz.
Met dit boek is zeker
ob
een voortreffelijke wijze
voorzien in een dringende behoefte. De groote om-
vang, welke do arbitrale rechtspraak, in het bijzonder
die van de vaste scheidsgerechten, genomen heeft, is
de oorzaak, dat veel meer personen tot het geven van
beslissingen geroepen worden, dan vroeger was te
voorzien. Zullen al deze personen dadelijk geschikt
blijken te zijn voor hun belangrijke taak? Een groot
deel der handelszaken is practisch onttrokken aan de
kennisneming van de rechterlijke macht om door de
vaste scheidsgerechten te worden beslist; moeielijke,
ingewikkelde zaken, waarbij groote belangen der par-,
rijen betrokken kunnen zijn en die de uiterste krachts-
inspanning van den geoefenden rechter zouden vorde-
ren. Zeker, in kennis van de speciale handelseigen-
aardigheden, in deskundigheid omtrent gewoonten en
gebruiken zal de arbiter de meerdere van den rechter
zijn, maar alleen met deskundigheid in een bepaalden
tak van handel kan de arbiter niet volstaan. Ook bij
arbitrage zal datgene, wat de ervaring geleerd heeft,
dat noodig is voor goede, onpartijdie, weloverwogen
rechtspraak, niet gemist kunnen worden; voor alles
onpartijdigheid, onbevangenheid, helder inzicht in de
wezenlijke geschilpunten en in de vragen van welker
beantwoording de beslissing moet afhangen. De rechter
verkrjgt die kennis, dat inzicht na moeizame studie
en lange practijk; den arbiter waaien die bekwaam-
heden, welke evenzeer onmisbaar zijn voor goede arbi-
trage, evenmin aan. Naast de voordeelen van de arbi-
trage, zooals meerdere deskundigheid bij hen, die de
beslissing geven, minder formaliteiten, sneller afdoe-
ning, staan gevaren, -die zoo ernstig zijn, dat zij de
voordeelen aan arbitrage verbonden, te niet kunnen
doen. Het minder formeele van dit proces, .dat een
voordeel is, mag niet in bandeloosheid, waardoor wil-
lekeur kan ontstaan, ontaarden; de deskundigheid
0
1
)
.
het bijzondere handeisgebied mag niet het onderschei-
dingsvermogen, de kunst om het essentieele naar
voren te brengen, het inzicht in de rechtsvraag in den
hoek schuiven. De arbiter moet zich wachten voor een
snel oordeel, voor uiterljken schijn, voor sympathie
met een der partijen. Het is niet voldoende voor hem
te weten hoe hij zelf in een dergelijk geval zou ge-
handeld hebben: objectief moet hij leeren ook de mee-
Ding der tegenpartij te wegen.
Zooals gezegd, dat alles waait den arbiter niet aan,
zooals de rechter het ook heeft moeten leeren, maar
tot heden bestond er geen vertrouwde leiding, welke
hem daarin den weg kon wijzen. Zonder voorbereiding
uit de handeispractijk werd hij dadelijk geroepen tot
rechter in moeilijke kwesties. Wil de arbitrage niet in
gebreke blijven, wil zij opgewassen blijven tegen de
zich steeds uitbreidende taak, dan zal dit slechts kun-
nen gebeuren, wanneer de arbiters naast hunne des-
kundigheid zich ook de overige eigenschappen van
den rechter weten eigen te maken.
Maar nog een andere reden bestaat hiervoor. Ook zij,
die recht zoeken en dat moeten zoeken bij de arbi-
trage, hebben aanspraak erop, dat de arbiter volkomen
geschikt is voor zijn moeielijke en belangrijke taak.
Bij de regeling, zooals de wet zich deze voorstelt, komt
dat niet zoo naar voren. Daar wordt verondersteld,
dat partijen hun eigen arbiter zelf kiezen. Zij iragen
dus het risico van hunne keuze en zullen, als zij ver-
standig zijn, mannen kiezen, waarvan zij de noodige
rechterseigenschappen verwachten. Bij de vaste
scheidsgerechten hebben zij veelal die keuze niet. Zij
zijn niet vrij bij hunne transacties de arbitrage uit té
sluiten; zij zijn verplicht zich aan arbitrage te onder-
werpen en zij hebben evenmin zeggenschap over de
personen, die hen zullen berechten, zooals zij ook geen
recht van keuze hebben van den rechter bij de gewone
rechtspraak. Dat is heel goed, mits de rechter, mits de arbiter behoorlijk zijn taak vervullen kan. Bij den ar-
biter spreekt dat echter geenszins vanzelf.
Dit heeft zeker ook zoo ingezien het bestuur der
Vereeniging van Nederlandsche Overzee-exporteurs,
toen dit zich wendde tot den schrijver met het verzoek
een handleiding voor arbiters te bewerken en zeker
hadden zij daarvoor moeilijk een betere keuze kunnen
doen.
Zijn
liefde voor de arbitrage is bekend en van
den secretaris van het Comité van Graanhandelaren.
te Rotterdam, die op dan achtergrofid zoovele arbi-
trages- heeft medegeinaakt, waahet te verwachten; dat
336
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
II April 1923
hij uit ervaring zou weten, wat de zwakke zijden zijn
bij de arbiters, wat hun ontbreekt, wat hun in het bij-
zonder moet worden bijgebracht. Uit zijn werk blijkt
dit genoeg. Het is uitgedijd tot een volumineus boek
en voortdurend hooren wij het frappez, frappez tou-
jours. Precies kunnen wij aanwijzen waar schrijvers
ervaring hem moeilijkheden, verkeerd inzicht, gebrek
aan onderscheidingsvermogen bij arbiters heeft ge-
leerd en hij houdt niet op, om daarop te wijzen en den
rechten weg aan te duiden. Soms komt daarbij de ge-
dachte op, of het niet te veel is, niet te dikwijls een-
zelfde goede raad wordt herhaald, waardoor het lezen
soms vermoeiend wordt; maar ik geef gaarne toe dat
de indruk, welken dat op den jurist maakt, die het 6f
weet, 6f het na het eenmaal gelezen te hebben vol-
komen begrijpt, anders is dan tegenover den leek, voor
wien de uiteengezette denkbeelden niet alleen meest
volkomen nieuw zijn, maar
bij
wien deze juist andere
verkeerde denkbeelden moeten verdrijven, denkbeel-
den, die ingeroest zijn an zich niet gemakkelijk laten
verdrijven. Dan is het tlijven slaan op het aambeeld
noodig en gaarne wijk, ik voor de deskundigheid van
den schrijver te dezen öpzichte, wanneer hij zal zeggen:
heusch, met één keer gelukt het niet, ik ben niet
zeker, dat het zelfs nu wel krachtig genoeg naar voren
is gebracht.
In de eerste plaats is het werk voor leeken, voor
arbiters en aanstaande arbiters. Zij kunnen een schat
van kennis en inzicht verzamelen, maar ook den jurist
kan het boek belangrijke diensten bewijzen. Deze za]
hei niet van begin tot einde behoeven door te studee-
ren, maar dikwijls zal het hem op bepaalde vragen goed antwoord geven. De groote ervaring van den
schrijver ten opzichte van de arbitrale rechtspraak
heeft hem gelegenheid gegeven vele moeilijkheden te
ontmoeten en de beste oplossing aan de
practijk
te
toetsen. Een overzichtelijke inhoudsopgave komt het
zoeken ten dienste,
terwijl
in de bijlagen verscheidene
formulieren zijn opgenomen, die goede diensten kun-
nen bewijzen en vertlouwen mogen wekken, omdat zij
practisch bruikbaar zijn gebleken en opgesteld zijn ter
vermijding van moeilijkheden, die zich deden gevoelen.
Een goed boek dus, waarmede men den schrijver
mag gelukwenschen en dat zijn functie vervullen zal,
wanneer het in de handen van velen zal komen, die
geroepen zijn tot de schoone, maar moeilijke en ver-
antwoordelijke taak van in arbitrage recht te spreken. RIBBITJS.
ONTVANGEN:
Inkoop van Eigen Aandeelen,
door: Prof. Mr. W. H.
Drucker, Mr. 0. B. W. de Kat en Mr. W. de
Gavere (Overdrukken uit ,,de Naamlooze Ven-
nootschap” en de ,,Economisch-Statistische Be-
richten”) met een voorwoord van Dr. E. Dene-
kamp; J. J. Romen en Zonen, Roermond.
Statistisch Jaarboek der Gemeente Amsterdam,
uit-
gegeven door het bureau van statistiek der ge-
meente, 17e jaargaug 1920-1921; 1923, Johannes
Müller, Amsterdam.
Normalisatiebureau voor arbeidszaken in de Metaal-
nijverheid, Mededeelin gen No. 15, Gemiddeld
Uurloon en gemiddeld Uurinlcomen der Meerder-
en Minderjarigen, 1 Januari 1923
(met 22 gra-
fieken: Nos. 139-160); Maart 1923. Bureau
N. A. M. p. a. Werkspoor, Amsterdam.
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
Jahrbücher für Nationalökonomie
u n d S t a t i st i k. – Jena, Januari 1923.
E. Diehl,
Gibt es ein allgemeines Ertragsgesetz für
alle Gebiete des Wirtschaftslebens?
Weltwirtschaftliches Archiv. – Jena,
November 1923.
Dr. E. Troeltsch,
Naturrecht und Humanitit in der
Weitpolitik;
Dr. E. Dehning,
Die wirtschaftliche Be-
deutung des Serienschiffes;, G.
Benecke,
Der Komp-
rador (Schluss);
Dr. A. Hasenciever,
Zum ersten
Kolonisationsversuch Frankreichs in Kanada (1540-
1543).
S o c i a 1 e V o o r z o r g. – Amsterdam, Januari
1923.
K. Lindner,
Het departementale plan tot her-
vorming der sociale verzekering;
P. Keulemans,
Leemten
bij
4 jaren verzekeringswetgeving;
P. Koedijk,
De vereenvoudiging der sociale verzekeringswetgeving.
De S ocialistische Gids. – Amsterdam,
Februari 1923.
bevat o.a.:
J. H. Schaper,
De Grondwetsherziening van 1922;
Prof. Mr. W. A. Bon ger,
Vermogen en inkomen in
Nederland gedurende den oorlogstijd (1913-1920) 1;
J. v. d. Wijk,
Het bevolkingsvraagstuk.
Journal de la Société de Statistique
de P a r is. – Parijs, Januari 1923.
Procès-verbal de la séance du 20 décembre 1922;
J. Girard,
Vers un aménagement de notre dette
viagère de guerre;
Dr. F. Ledé,
La protection des
enfants du premier âge (bi du 23 décembre 1874)
et budgets départementaux (suite);
F. Sartiaux,
Le
problème des réfugiés d’Asie-Mineure et de Thrace
en Gréce;
D. de Bernonville,
Ohronique des questions
ouvrières et des assurances sur la vie.
D i e B a n k. – Berlijn, Februari 1923.
A. L.,
Zur Lage;
A. Lansburgh,
Girozentralen;
W. Boes
und
Dr. E. Hart enf eis,
Die verschiedenen
Formen der Dokumentar-Akkreditive.
B a n k – A r c h i v. – Berlijn, 1 Januari 1923.
Dr. Mügel,
Vorkriegshypotheken und Geldent-
wertung; M. Lichtenhein, Arbeitsvereinfachung und
Krafteersparung im Baukgewerbe;
Hermes,
Zum
,,Zusammenbruch” der Zweiganstalt Hamburg der
Girozentrale Schileswig-Holstein;
0. F. Herrmanns,
Die Wechselstuben und die Devisengesetzgebung.
MAANDCIJFERS.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
FEBRUARI
1921
1
1922
1923
f
12.803 400f 10.789 073f
10.092.440
Terugbetalingen
..
10.017.338,,
8.744.002 8.873.579
Tegoed der inleggers
,,
278.006.717
,,280.788.173
298.903.482 Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekj es
Inlagen
………
op ultimo
……….
42.904.900,,
44.908.650
45.198.550
Spaarbankboekjes:
op ultimo
…. ….
gegeven
12.506
10.625
2.571
Aantal
geheel
af-
Aantal nieuw uit-
betaald
9.957
7.884
13.720
Aantal in omloop
op ultimo
1.915.2731
1.928.5201
1.939.899
POSTCHEQUE EN GIRODIENST.
October 1922
October 1921
Aantal
l
.Bedrag
Aantal
Bedrag
Aantal rekenin-
gen op u’
……..
81.367
–
46.941
–
Stortingen
117.955.060 283.841 89.173.883
Overschrijvingen: 787.689
o.
bijgeschreven
35.338.806 172.250 260.587.191
b.
afgeschreven
351.390 265 182.978 255.808.143
Afschrijvingen
565.240
wegens chèques.
85.818.984 114.677 72.655.288
Totaal tegoed rekp
ninghoudersopu°
–
234903.41
–
153.431.994
11 April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
337
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. **’ beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
(Disc. Wiesels.
4
18Juli ’22
Zwsedm.R.ksbk 5
10Mrt.
1
22
d.B
e
lBi
nn
Eff
4 18Juli ’22
Bk.v.Noorw..5
17Aug.’22
JVrsch.inR.lJ.
5 18 Juli ’22
Zwite. Nat.
Bk.
3
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli ’22
Belg. Nat. Bk.
5
* 22Jan. ’23
Duituche Rijksbk. 12
18 Jan. ’23
Bank v. Spanje
54
18Mei ’22
Bk. van Frankrijk 5422 Feb. ’23
Bank v. Italië
6 20 Mei ’20
Nat. Bk.v. Ooatenr. 9
1Jan. ’23
F’. Ree. Bk. N.Y. 44
23Feb. ’23
Nat. Bk.
v.
D.nem. 5
25Apr.’21
Javasche Bank
34
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cali.
Part.
Prolon-
disconto galie disconto
disconto
disc.
manco
7 April ’23
3-518
1)
34
2%
4.31
–
2-7 A.
’23
21-3
3%-%
25(-I
4-‘/s
–
4-6%
26-31 M. 23
21a-3
1
18
3%
–
211-1
–
5-6%
19-24
,,
1
23
21-%
3-34
211s_3′(
4-118
–
3-8 A.
’22
4%5/
4-%
2%-3
4-
5
1
–
4-5
4-9 A.
’21
4%
8
1
45
6
1
1
%
4-/s
–
5-7
20-24Ju1i’14
3
1
1
2
1
2%-% 2%-%
2
1
1-34
2%
5%-7%
1)
Noteering van 6 April.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Londen was deze week vaster en kon de lichte daling
der vorige weken weder inhalen. Ook Dollars liepen weder
iets verder op, heden ca. 2.55. Parijs en België schommelden
weder sterk; de stemming was vast maar aan het einde
der week iets terugloopend. Marken liepen weder op tot
0.0120 á 0.0121 en bleven verder weder op dezen koers ver-
krijgbaar. Skandinavië vester. Madrid, Buenos Aires en
Indië onveranderd. Alleen Zwitserland was opnieuw iets
flauwer, zoodat het disagio langzamerhand reeds 2% pCt.
bedraagt.
10 April 1923.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
Londen
S
)
Parijs
S)
Berlijn
S)
Wecnen
.5)
Brussel
)
New
York”)
2April1923..
–
– –
–
–
–
3
,,
1923
11.88
16.80
0.01204 0.0036
14.41
2.541/
8
4
,,
1923..
11.87*
16.42*
0.0120*
0.0036
14.15
2.54
1
/
5
,,
1923
11.871
1675
0.01201
0.0036*
14.33
2.549
6
,,
1923
II 87.
16.85
00120100036*1454
2.54k
7
,,
1923
11.88*
16.82*0.0121
0.0036*
–
–
Laageted.w. ‘)
11.87
16.40
0.0118 0.0035
14.05
2.53%
Hoogste ,,
,, ‘)
II
88t
1695
0.0121* 0.0038
14.60
2.54
7
1
t
29 Mrt.
1923
11.88*
16.80
0.01151
0.0036
14.53
2.53%
24
,,
1923
.
11.89*
16.42*0.0112*
0.00351
14.46
2
2.53.
Muntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
‘) Noteering te Amsterdam. “) Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
8)
Noteering van
23
Maart
D t
a
°
Steek.
holm’)
Kopen.
hagen’)
Chris.
tiania
S)
Zwitser-
land’)
Spanje
t
)
Batavta
t)
telegrafisch
2April1923
–
–
–
. –
–
98-989
3
1923
6765
48.65 45.85 46.95
3895
98 98%
4
1923
67 60
4850
45.90
46.95
38.95
98-98%
5
1923
67.70 48.60
46.10
4690
3895
98-98%
6
1923
67 60
4860
46.-
46.80
39 924
98-98%
7
1923
87.60
4860
46.-
4680
38.95
98-989
L’ste d. w.
1)
67.50
4840
45.70
4670
38.90
98
H’ste,,
,,
‘)
6770
4870
46.95
4695
39.10
989
29 Mrt.
1923
67 50
48.65
4590
4692*
3895
98-98%
24
,,
1923
6750
4890
4590
46871
3905
98-989
Muntpariteit
66.67 46.67
6667
48.-
48.-
100
‘)Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
Cable
Lond.
(in
$
pert.)
1
Zicht Parijs
(in
cls.p.frs.)
1
Zicht Berlijn
(in
ci.
p. fI4rk.)
1Zicht Amsterd
(In ets. p. gid.)
7 April
1923
46687
664
0.0047
3928
Laagste d. week 466.75
650
0.0047
3927
Hoogste
,,
,,
4.67.75
6.64
0.0048 39.39
31 Maart
1923
46775
6.66
0.0047
3938
24
,,
1923
4.69.12
6.49
0.0048
39.45
Muntpariteit
4.86.67
19.30
23.8134
401
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Plaatsen en
Notserings. 1
24
Maart
31
Maart
217
April’23
17April
Landen
eenheden 1
1923 1 1923 1
Laagste
1
Hoogste 1
1923
Alexandrië..
Plast.
p.0
97361
97161
97161
97161
9715
e
‘Bangkok
..
Sh.p.tical
119’/
s
1/10
1110
1110
1110
‘B. Aires’)..
d.
p. $
43u1
6
43’11.
42
8
/
4
43%
43%
Calcutta .
. . .
3h. p. rup.
!14″8
l/4
,
le
1141
2
1/4
5
1
1’4
1
/
Hongkong ..
id. p. $
2/4
1
1
214
7
/
213
3
1.
214
7
i
2 3%
Lissabon .
. .
d. per Mii.
2
17
1
2
81
t
2
9
1
2181
Madrid
….
Peset. p.
30.47* 30.46k
30.40 30.52
30.48*
‘Montevideo
1
d. per $
43
5
18
43
1
18
43
433
4334
Montreal….
$
per £
4.78
4.75%
4.74% 4.76%
4.759
•
R.d.Janeiro
.
d. per Mil.
523133
517182
51/
5/s
57/
Rome
..
..
Lires p. £
96
93
93
943i
94
1
/
5
Shanghai….
Sh. p. tael
3/2%
3/2%
311%
313%
3
2
1
I1s
Singapore
..
id.
p. $.
31451
35
24
3
/
1e
214
11
2/4%
214
5
1i
‘Valparaiso..
pesop.0
35.90
36.60
36.90
37.60 37.60
Yokohama ..
Sh. p. yen
2/0′
5
/
211
2111
33
•
Koersen der voorafgaande
dagen.
‘)
Telegrafisch
transfert.
NOTEERING
VAN ZILVER.
• Noteering te
N’oteering te
Londen N. York
Londen N.York
7 April 1923
321
63%
8 April 1922.. 33%
651
31 Maart 1923
32%
1)
68
9April1921.. 331/s
58’i
24 ,,
1923
32
5
/
68
20 Juli 1914 . 24131
54
1
1,
1) Noteering van 29 Maart
1923.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 10 April 1923.
Activa.
Binnenl.Wis-f’H.-bk.
f
61 532.083,86
sels, Prom., B.-bk. ,, 34528 180,67
enz. indisc.I Ag.sch. ,, 57983 131,39
154.043.395,92
Papier o. h. Buitenl. in disconto ……..
Idem eigen portef.. fl12.388.913,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.
Beleeningen . { H.-bk.
f
43.250 828 86
m cl. vrsch
in rek.-crt. B.-bk. ,, 6 952 839,24
op onderp. Ag.sch. ,, 87 209 272,78
(137 412 940R8
OpEffecten ……f131.527 041.88
Op Goederen en Spec. ,, 5.885.899.-
Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56239.410,-
Muntinat., Goud .. ..525.550.137,91
/581.789.547.91
Munt, Zilver, enz.. ,, 6.352.628,33 Muntmat., Zilver .. ,,
–
588.142 176,24
11
,,
9.623.460,43
Geb. en Meub. der Bank …………….
..
4.522.000,-
Diverse rekeningen
………………
28.l80.464,53
f1.046.994.977,92
Pesiva.
Kapitaal
………………………..
f
20.000.000,-
Re3ervefonds
……………………
..
5.660.599,75
Bijzondere reserve ………………..
.,
1.675.581,33
Bankbiljetten
in omloop …………..
..
958 075.125,-
Bankassignatiën in
omloop
……….
..
1.227.253,55
Rek.-Lour Het Rijk
f
–
saldo’s:
J
Anderen
,,
41.842.822,21
41.842.822,21
Diverse rekeningen
………………..
18.513596 08
fl.046.994 977,92
Beschikbaar metaalsaldo ……… . ….
f
387.217 548.80
Op de basis van
51
metaaldekking …..
,
186.988.508,65 Minder bedragaan batikbiljetterin omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is..
112.388.913,-
137.412 94088
12.681.62692
Effecten
Be1.v. h. Res. fonds.. / 5.650 646,93
id. van
J,
v.h.kanit. .. 3.972.813.50
11
1
.936.087.740.-
338
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 April 1923
NED. BANK 10 April 1923
(vervolg).
Voornaamsteposten in duizenden guldens.
Data
Goud
Zilver
bïlj
Bank
ettn
Andere
opelschbare
schulden
10 Apr. 1923…….581.790
6.353
958.075
43.070
3
,.
1923…….581.790
6.706
964.584
56.775
26
Mrt.
1923 ……
581.790
7.110
932.433
35.306
19
,,
1923…
..
581.790
7.135
935.481
37.633
12
,,
1923 ……
581.790
6.016
944.420
37.355
10 Apr. 1922
605.953
5.420
997.132
30.802
11
Apr. 1921 …….610.976
15.429
1.043.329
49.825
25 Juli
1914…162.114
8.228
1
310.437
6.198
Totaal
BeschikDei
T
Data
bedrag
Schatkist-
1
2dec.
baar
kings. disconto’s
1
promessen
1
ningen
Metaal-
percen.
1
rechlslreeks 1
saldo
lage
10 Apr
192
31
154.043
17.000
137.413
387 218
59
3
,,
1923
147.834
11.000
158.323
383.528
58
26 Mrt.
19231
136.573
–
112.950
394.656
61 19
19231
136.315
–
107.631
393.606
60
12
1923
136.838
–
105.297
390.755
60
10
Apr.
1922
181.515
.
35.000
133250
405.047
60
11
Apr. 1921
221.605
81.000
204.748
407.028
57
25 Juli
1914
67.947 14.300
61.686
43.521
1
)
54
8)
Op de basis
van
metaaldekklng.
Uit de
ekendmakingvanden Minister
van Finan
c
i
ë n
blijkt, dat uitstonden op:
3lpr.
1923
1
10Apr. 1923
Aan schatkistpromesen
f382300.000,_
f384.920.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk
,, II 000.000,-
,.
17.000.000.-
Aan schatkistbiljetten
,,222 406
000.-
,,224 6 13.000.-
Aan
zilverbons
……….
,
28811.089,50
,,
27.876.735.50
Onder de vlottende schuld is begrepen: Voorsch. aan de Kolonin ,,295.464.000,-
,,298.622.000,-
Voorschot aan Gemeenten)
31 Jan 1923
28 Febr. 1923
voor door Rijk voor hen ,, 97.836.024,80
97.311.255,60
te heffen Ink. belasting)
3 Apr. 1923
10 Apr. 1923
Tegoed v.d. Postch. & G.dst
1
97.336.688,77 ,97.469 468,27
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der aaatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Data
Goud
Zilver
B k
an
–
hellen
Ande,e
opeisc/ib.
beschihb.
metaal-
sehulrirn
saldo
31 Mrt. 1923
222.250
261.000
IIOMOO
148.050
24
1923
222.000
261.000
101.500
149500
17
.
1923
219500
264.500
100.500
146.500
3MrL1923
158,648
59.44
264.548
104.278
145.037
24Feb.1923
158.804
59.086
262.196
111.249
143.913
17
,,
1923
158.883
58.917
261.033
108.234
144.635
1Apr.1922
152.136
39377
261.396
81.588
123.578
2Apr.1921
224.910
12400
326.869
145.630
143.000
25 Juli 1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842′
Wissels.
Voor-
Dek-
D a
0
Dis-
bulten
Belee-
schollen
Iv
L
erse
,e e-
ktngs. conto’s
N-Ind.
betaalbaar
ningen
aan hel
Gouv.nem.
ntngen
percen-
lage
—– —
3IMrt.1923
–
147.240
8.700
•**
60
24
1923
149.130
8300
•**
61
17
1923
152.140
8.500
**
60
3Mrt, 1923 36080
35.069
63.999
9.412
32.884
59
24Feb.1923 35.672
35.401
70.149
12.373
28593
58
17
,,
1923 35.594
33.433
69.590
12.799
27.358
59
1Apr.1922 36156
19276
90.150
2.909 21 207
55
2Apr.1921
37.267
23.771
103.486
55.107 30.929
50
25 Jul
,
1914
7.259
6.395
47.934
6.446 2.228
44
1)
Sluitpost activa.
)
BasIs
2
1
metaaldekklng.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden
2uldens.
Data
Metaal
1
Circu-
.
Dis.
Voor.
1
schollen
Diverse
reke-
1
Diverse
reke.
lalle
conlos
aan de
kolonie
ningen’)Jningen
9)
1.Februari
1923
675
1.213
73
337
892
369
1 Januari
19231
666
1.178
74
329 879
377
1 December 19221
678
1.326
77
322
870
327
1
ovember 19221
666
1.243
78
353
702
163
1
Februari
19221
749
1
1.121
79
312 725
1
288
JLULUpUDb
uc.
auuLvo..
-,
ZUflI.jJUaI. UOÏ jIflOOlVU..
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.
Data
Metaal
Circulalle
–
Currencj, Notes.
Bedrag
1
Goudd.
1
Cao. Sec.
4 April1923
127.502
124.096
288.075 27.000
244.352
28 Mrt. 1923
127.505
124.437
285.616
27.000
241.294
21
,,
1923
127.512 123.199
280.955
27.000 236.246
14
,,
1923
127.509 122.996
281.039
27.000 236.373
5 April1922
128.819
122.897
302.977 28.450 265.692
22
Juli
1914
40.164
29.317
1
–
– –
Data
Cao.
Sec.
Other
Sec.
1
Public
Depos.
1
Other
Depas.
Reser,,e
Dek-
kings.
4Apr.’23
48.594 73.015
22.612
104.476
23.156
18,22
28 Mrt. ’23
48.354
79.812
35.678
97.030
22.8191
17,19
21
,,
’23 48.529
72.436
24.129
102.644
24063
I
18,98
14
,,
’23
48.452
70.650
15.623
109.495
24.2631
19,39
5Apr.’22
59.399
80.378
24.163
122
365
24
43
2
1
16.67
22Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.2971
5281
s
t
vernouasng tusaclien lieserve en Beposlts.
DUITSCHE RIJKSBANK.,
oorna.amzte posten, on.der hijvoeging der Darlekens-
kassenscheine, in millioenen Mark.
Data
Metaal
Daarvan
Goud
.
Kassen-
scheine
Circulalie
Dek-
kings.
1
perc.’
29 Mrt. ’23
7.055
1.005
1.147.004
5.517 920
21
23
’23
4.195
1.005
988.373
4.955.635
20
15
’23
1.474
1.005 787.781
4.272.511
18
7
’23
1.074
1.005
733.246 3.871.256
19
31 Mrt.
’22
1.016
997
6.273
130.671
6
23
Juli
’14
1.691
1.357
65
1.891.
93
veaing oer circuiatie uoor metaal en Kassenscheine.
Wissels
Darlehens.
Rek. Cr1
asscnsc etne
Totaal
Hancids.
Schatkist-
Totaal
in kas bIj de
..
wissels
papier
uitgegeven
Rljksbank
.
6.924.113 2372.102 4.552.012 2272.084
CO
6.566 449 2281.991
4.284.457 2253 524 1001.200
988 400
5.856.358 2100.621
3.755 737 1971.413
800.400
787.800 5.550.800 2034.469 3.516.331 1972.198
746.300
733.200
148.683
2.152
146.531
33.358
15.064
6.243
7511
751
–
1944
1
–
–
BANK
VAN FRANKRIJK.
Voornas.mste
posten in duizenden franes.
Waarvan Te goed
BuIl.gew.
Data
Goua
In het
Zhlve,
In het
voorsch.
Buitenland Buitenland
a/d. Staat
5 Apr.’231 5536.33511.864.3451 291.707 1 598.276123.600.000 29ItIrt.’231 5.536.2521 1.864.3451 291.521 1 595.982 23.100.000
22 ,, ‘231 5.536 10111.864.3451 291.277 1 596.522 23.300.000
6Apr.’221 5.526.2251 1.948.3671 282.1541 680.367 122.200.000
23 Juli
‘141
4
104.3901
–
639.620
–
1
–
ti
Uitge.
Bec-
Bankbil. I Rek. Cr1.
Rek.
1
Wissels
stelde
Parti-
Crt.
Wissels
nlng
jetten
culleren
Staat
. 3.125.9691 24008 2.086.467 37.824.852 2.372.430 18.164
2 684.9081 24.471 2.059.778 37.187.869 2.040.5981 25.387
cr
2 .469.5931 24.630 2.088.304 37.221.438 2.080.6331 19.000
ti 2 . 655.1251 45.631 2.402.913 36A53.385 2.091.3721 19.742
11.541.9801
–
1 769.4001 5.911.9101 942.5701400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste, posten in duizenden franes.
1
Metaal
Beleen.
1
1
Beleen.
Blnn.
Rek.
Data
1
Inch.
1
buiten!.
van
1
bulten!.
1
van
1
prom. d.
1
wissels
1
en
t
Circu.
1
latle
i
Cr1.
saldi
Ivordcr.I
p,avinc.
heleen.
1
partic.
5Apr. ‘231345,792
1
84.6531480.0001
881.86116.900.444
1
115 670
29 Mrt. ‘231345.220184.6531480
000l
859.29316.884.3341
174.365
22
,
‘
23
1
344
.
738
1
84
.
653
1
480
000i
828.23616.825.2061
185.825
6
Apr.’
22
1
326
.
642
1
84
.
653
1
480
.
000
1
631.312(6.520.9681
267.265
11 April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
339
VEREENIGDE
STATEN VAN
NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Coud000rraad
–
F.R.
_______________________________
Zilver
1
Nofe,
In
Data
circu-
Totaal
Dekking
.
iT
_____________
bedrag
F. R. Note,
1
buiten!.
1
latie
21 Mrt. ‘231
3.074.301
2.102503
–
118.323
2.231.487
14
‘
23
1
3078.294
2.126.875
–
118.275 2.242.902
7
’23j
3.083.641
12.126.806
–
117.633 2.256.302
22 Mrt. ‘221
2.976.703
2.140.942
–
127.907 2.183.374
Algem.
Data
Wlucl,
Totaal
1
Ge,iori
Dek-
Dek-
Depo,lio’,
Kapitaal
king,
king,-
perc.
pete.
‘)
_______________
21 Mrt”23
867.952
1.985.033
108.563
79
75,7
14
’23 838.475
1.995.789
108.483
72,6 75,4
7
’23
790.373
1.942.862
108.852
73.4 76,2
22 Mrt. ’22
702.952
1.774.583
103.961
75,2 78,4
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto cleposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten un auizenden dollars.
Data
A antal
Totaal
uitgezette
Re,ee
bij dc
1
1
Totaal
Waarvan
1
time banken
gelden en
F. R. bank
depoatto’,
1
deposila
beleggingen
1
14
?drt. ’23
777
11.722.8961
1.443401115.463.705
3.891.274
7
’23
777
11.634.9271
1.403.014 15.340.982
3.855.553
28 Feb.’23
777
11.639.3731
1.408.310
15.400.548
3.775.827
15
Mrt.’221
805
10.909.0421
1.423.369 13.953.224 3.113.981
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 9 April 1923.
Het valt niet te ontkennen, dat de directe economische
gevoigen van de bezetting van het Ruhrgebied niet zoo in-
vloedrijk zijn geworden, als men vÔÔr den aanvang van
deze militaire operatie had gevreesd, respectievelijk ge-
hoopt. Wel ondervinden Duitschland zoowel als Frankrijk
de nadeelige consequenties, zoowel direct als indirect, wel
gaat een deel der orders, die anders aan Duitschland zou-
den zijn toevertrouwd, naar het Britsche Rijk, doch de ver-
schuivingen zijn niet van zoodanigen aard, dat zij merk-
baren invloed op het geheele samenstel van het economisch
leven uitoefenen. Bovendien beschouwt men den tegen-woordigen toestand toch steeds als tijdelijk en dit is ook
een beletsel voor het trekken van conclusies op eenigszins
langen termijn. Het behoeft dan ook geenerlei verwonde-
ring te wekken, dat de internationale fondsenmarkten zich
nog steeds niet sterk geïnteresseerd toonen bij de Ruhr-occupatie en dat zij zich meer bezighouden met de ont-
vikkeling van handel en nijverheid in de eigen landen.
Mogelijke politieke gevolgen van het conflict tusschen
Frankrijk en Duitschland schijnen sinds lang vrijwel uit-
geschakeld nu gebleken is, dat Frankrijk nagenoeg de vrije
hand heeft in het uitvoeren van zijn operaties, zoolang
het slechts zorg er voor draagt de rechten van zijn geal-
lieerden niet aan te tasten. Alleen in Duitschlancl is de
Ruhr-bezetting nog steeds het dagelijksch onderwerp van
gesprek, ook ter beurze. Niet zoozeer om den toestand van
het oogenblik; deze toch heeft zich merkwaardig goed aan
de gewijzigde verhoudingen aangepast. Ondanks cle rem,
clie de stabiliseering van de Mark den Duitschen export
heeft aangelegd, ondanks de moeilijkheden, die sommige
Duitsche industrieën bij kolenvoorziening en transport
ondervinden, is de werkloosheid bij onze Oosterburen niet
in schrikwekkende mate toegenomen en vele bedrijven heb-
ben grooter orders dan ooit te voren. Met name geldt dit
voor de papierfabrieken. Men houdt echter het oog gericht op cle toekomst en gedurende de achter ons liggende week
is dit wederom sterker het geval geweest, omdat herhaal-
.delijk met nadruk sprake was van officieuze onderhande-
li.ngcn, die tusschen Duitschland en Frankrijk gaande
zouden zijn. Men heeft in dit verband natuurlijk het eerst
gedacht aan de valutamarkt, ten aanzien waarvan men
over het algemeen van opinie is, dat een rijzing voor de
.buitenlandsche betaalmiddelen moet intreden, zoodra het
handhaven van een vasten Markenkoers door de regeering
niet meer beschouwd behoeft te worden als één der ver-
weermiddelen in den strijd tegen Frankrijk. Het is dan ook wel merkwaardig hoe, ondanks alle tegenwerkende 1 acto. ren (de jongste bankstaat van de Reichsbauk geeft b.v. een
toename der bankbiljettencireulatie van niet minder dan
ruim 683 milliard – een nog nooit voorgekomen vermeer-
dering – te aanschouwen) de koers van de Mark zich kan
handhaven ; een bewijs voor de buitengewone energie, die te
dezen aanzien wordt aangewend. Men houdt er rekening
mede, dat deze energie niet steeds met gelijke kracht kan
worden toegepast en men verdisconteert thans reeds een
zwakkere houding, zoodra het handhaven van den gesta-biliseerden Markenkoers niet meer allereerste noodznke-
lijkheid zal zijn. In dit verband is het ook verklaarbaar,
dat een stroom van nieuwe orders, ook voor binnenland-
sche industrieele aandeelen, ter beurze van B er lij n is
binnengekomen, ondanks het feit, dat door de nieuwe be-
lastingbepalingen het vooruitzicht op groote bonus-ititkee-
ringen sterk verminderd is. Weliswaar heeft een enkele
maatschappij reeds maatregelen genomen ten einde deze
nieuwe voorschriften te ontgaan, doch het procddé is tame-
lijk ingewikkeld en het zal vermoedelijk alleen dan worden
toegepast, als de uitkeeringen buitengewoon groot beloven
te worden. Toch plaatst, zooals gezegd, het publiek groote
aankooporders in aandeelen; men vertrouwt eenerzijds op
een automatische koersverheffing evenredig aan een ver
–
wachte stijging der buitenlandsche deviezen, anderzijds op
een verlevendiging van den export.
Te L o n cl e n is de markt over het algemeen zeer vast
gebleven. Het zou anders geen verbazing hebben gewekt,
indien nin eenige terughouding op deze markt zou hebben geconstateerd. In Groot-Brittannië toch spelen zich uiterst
belangrijke arbeidsconflicten af, die wellicht ingrijpenden
invloed op den economischen bouw van het Vereenigd Ko-
ninkrijk kunnen verkrijgen. De staking der mijnwerkers in
liet Rhondcla-dal (die overigens reeds weder tot het ver-
leden behoort) kan worden uitgeschakeld, omdat deze sta-king niet tegen de ondernemers was gericht, doch uitslui-tend ten doel had het verkrijgen van de ,,closed shop” (het
uitsluiten van ongeorganiseerde mijnwerkers) volgens het voorbeeld van de Vereenigde Staten. Daarentegen zijn de
oneenigheden in het landbouwbedrijf, in de bouwvakkeu,
in de jute-industrie van zeer veel grooter belang; ten
slotte dreigt er een conflict te ontstaan bij de spoorwe-
gen. Het schijnt echter, dat de City deze voorvallen met
groote gelatenheid beschouwt; de beurs althans heeft er tot
nu toe niet onder geleden. Feit is het natuurlijk vel, (lat cle mentaliteit der Britsche arbeiders niet in de richting
-van. revolutionnaire uitingen gaat, hoewel het samenvallen
van een zoo groot aantal arbeidsmoeilijkheden toch ook
in dit opzicht wel eenige vrees zou kunnen doen ontstaan. Dit is echter geenszins het geval geweest. De ruime geld-
markt, het tijdperk van hoog-conjunctuur voor vele takken
van industrie, het vooruitzicht op een geringe verminde-
ring van den belastingdruk, de verlaging van de rente-
lasten op de uitstaande schulden van het Rijk (een.gevolg
van de voortdurend verder schrijclende con solidatie) zijn
evenzoovele factoren, clie een stimuleerenden invloed op het
beursverkeer hebben uitgeoefend. Zelfs de toestand bij de
spoorwegen heeft, ondanks de dreigende moeilijkheden met
de arbeiders, aanleiding tot optimisme gegeven, vooral
nadat Sir Eric Geddes heeft verklaard, dat een verlaging
der tarieven tot .33% pCt. boven het peil van vÖdr den
oorlog (thans bedragen zij 175 pCt. van dit peil) zeer goed
is door te voeren. Vrijwel alle afdeelingen hebben van deze
stemming kunnen profiteeren; ,,gilt-edgecl” waarden bleven
voortdurend gevraagd.
Te P a r ij s is het verloop kalm geweest, doch met een
neiging tot reactie. Deze was echter uitsluitend toe te
schrijven aan de daling der buitenlandsche wisselkoersen,
welke gedurende de afgeloopen week vrij omvangrijke af-
metingen heeft aangenomen. Uit het koersverloop van den
Franschen Frank aan buiteulandsche beurzen is op som-mige dagen duidelijk gebleken, dat een bewust ingrijpen
• plaats heeft gevonden; aan den anderen kant is het echter
een blijk van zeer groot vertrouwen in de gestie van het Fransche Gouvernement, dat het zoovele banken bereid
heeft gevonden de diverse wisseltransacties te steunen en
te leiden. De daling ter beurze was dan ook bijna uitslui-
tend in de z.g. ,,valuta”-fondsen te constateeren; Fransche rente, bankaandeelen, enz. waren vast en werden zelfs tot
hoogcre koersen uit de markt genomen.
De markt te N e w Y o r k heeft nog geen afwijkingen
van de opgewekte tendens te aanschouwen gegeven. Alles
wijst er dan ook op, dat de ,,boom”-periode in de Ver-
eenigde Staten nog wel eenigen voortgang zal hebben. Niet
alleen de indutrieele bedrijvigheid en de nog niet-uitge-
voerde orders bijtal van bedrijven wijzen in deze richting,
ook de situatie in de landbouwd.istricten, waar de oogst
340
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
II April 1923
overvloedig belooft te worden en het zachte winterweer er
toe heeft bijgedragen de werkzaamheden met minder han
den, dus goedkooper, te doen geschieden. Opvallend is het
ook, dat in de Unie van arbeidsmoeilijkheden geen sprake
is. Wel moeten de bonen voortdurend worden verhoogd,
doch de ondernemingen zien hiertegen thans niet op. Met
de eventueele gevaren, die uit dezen toestand kunnen
voortspruiten, heeft Walistreet geenerlei rekening gehou-
den. Op enkele dagen kwam een geringe inzinking voor een deel der verhandelde fondsen voor, doch deze werd
reeds spoedig door nieuwe koersverheffingen gevolgd.
T e n o n
z
e n t heeft de markt over het algemeen een zeer
vast verloop gehad. Sterk heeft de houding voor binnen-
landsche staatsfondsen de aandacht getrokken door een
buitengewone levendigheid en een krachtige verheffing van
het koerspeïl. De
oorzaak
ligt nog steeds in het beschik-
baar zijn van groote kapitalen, die in den beperkten om-
vang van handel en nijverheid niet voldoend emplooi kun-
nen vinden. De
aanleiding
echter moet worden gevonden
in het zeer groote succes van de jongste inschrijving op
f
10.000.000 4
1
/2
pCt. 4.jarige Nederlandsche schatkistbil-
jetten á 99% pCt., waarvan de toewijzing slechts 6 pOt.
heeft bedragen. Het spreekt vanzelf, dat het betrekkelijk
gering rendement op deze biljetten zijn uitwerking op de
ôverige staatsfondsen wel moest doen gevoelen, al bleef
er dan ook uit den aard der zaak een vrij groot onder-
scheid bestaan tusschen de rente-opbrengst der schatkist-
biljetten en die der geconsolideerde leeningen. De geheele
overige beleggingsmarkt kon van dezen loop van zaken,
hoewel in iets mindere mate, profiteeren.
29 Mrt. 6 Apr. 9 Apr.
6 o
0
Nederland 1922 ……1011/
8
102
IO2
+ 7/3
5
0
10
,,
1918 ……91’i
919
92
-1–
818
411
3
01
,,
1916 ……•90
91
7
18
93%
+ 3%
4
01
,,
1916 ……
8Is
83
1
1
84’/
4-
Iio
3
,
12
0
/0
732/8
7334
74
+ 118
3
o
65
6518
65
1
13
+ 118
2
1
/2
0
/0
Cert. N.W. S. ……… 54ui
54Y
4
54%
+
118
7
°Io Oost-Indië 1921 ……103%
103
103’/
—
1
/8
6
°Io
,,
1919 ……
98
,
18
99
99
+ 718
5 o,’
o
,,
1915 ……95%
96
96% +%
4 ol
o
Oosteor. Kronenrente
1
i
+ %
5
°/o
Rusland 1906 . ………
4%
–
5
+ %
4
O/
RusI. bij liope & Co
4
1
I
—
—
4
ol
o
Japan 1899 …………6′)%
6913
–
+
1/3
5
o, Brazilië 1895 ………52/
–
52.f
+
71
8
0/
San Paulo 1921 …… 96/
3
97
71
8
97% + 718
6 o/ Amsterdam 1920 …… 10121/
13
—
—
7
oo
Rotterdam 1920……l024
103
103
1
1
+ 81s
Zeer vast zijn voorts sommige cultuurafdeelingen ge-
weest. Niet in de eerste plaats varen
suikerwaarden
ge-
vraagd; integendeel viel hier een zekere terughouding te
constateeren, welke wellicht moet worden verklaard uit
liet uitblijven
van verdere sensationeele berichten omtrent
verkoop of prijsvorming. Daarentegen is de
rubberafdee-
Zing het centrum van groote belangstelling geweest. Niet
alleen werden de geruchten omtrent het oprichten van
,eigen” rubberplautages door de Vereenigde Staten niet
meer als zeer geloofwaardig aangen6men, ook de verhef-
t ing van den rubberprijs werkte ertoe mede, bij het spe-
culntief aangelegde deel van het publiek wijde perspectie-
ven van groote winsten te openen. Men hield met de tot nu toe bereikte resultaten geenerlei rekening en ging bij sommige fondsen ver uit boven het peil van een gemid-deld rendement. De omzetten waren ter zeifder tijd zeer
groot.
In aansluiting hieraan waren ook
tabakswaarden
sterker
gevraagd, hoewel de handel zich hier binnen veel enger
grenzen heeft bewogen; eveneens waren de variaties ge.
ringer. Daarentegen mochten zich
thee-aandeelen
ook in
groote belangstelling verheugen.
Voor het overige konden binnenlandsche industrieele
aandeelen meer interesse tot zich trekken dan gewoonlijk ten aanzien van deze fondsen het geval is. Geruchten van stee.ls grooter orers door het uithiijven der Duitsche con-
currentie hadden vrij groote kooporders tot gevolg; voor
Jurgens-aandeelen speelde hierbij een rol de overweging,
dat, Loe langer de marken-stabilisatie duurt, hoe beter
de Mij, zich op minder rustige tijden kan voorbereiden.
De
petroleurytmarkt
was rustig; Orions alleen waren
sterk gevraagd en hooger in koers in verband met de over-
name van deze Mij. door de Engelsche ,,Phoenix Oil Comp.”.
Ook de
scheepvaartinarkt
heeft in de algemeen willige
tendens kunnen mededoen. Het passeeren van het dividend
op de Holland-Amerika Lijn-aandeelen heeft geen erustige
gevolgen op het koerspeil van deze fondsen gehad; men oor-
deelde daarna ook voor de overige soorten het laagste punt
29 Mrt. 6Apr. 9Apr.
Riizing of
daling.
Amsterdamsche Bank ……
122%
120,%
121
—
1%
Incasso
Bank ………………
96%
–
94814
–
1%
Koloniale Bank ……………
179K
183K
182
+
2%
Ned.Handel.Mij.cert.v.aand
142&i
e
144
1
1
I43/
+
1
Rotterd. Bankvereeniging
94
–
93%
—
Amst. Superfosfaatfabriek
43
—
—
Van Berkel’s Patent ………
42%
42%
45
+
2%
Gouda Kaarsen
……………
110%
113
112
+
1%
IIoll.Draad- enKabelfabriek
86%
889
90%
+
4
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
64
7
18
70%
701
+
5
3
/
4
pr. aand
709 749
75
+
4%
Leerdam Glasfabrieken ……
41
40% 41%
+ %
Philips’ Uboeilampenfabriek
245%
248
253
‘/
+
7
8
18
Vereenigde Blikfabrieken..
105
107
109%
+
4%
Vereen.Chemische Fabrieken
449
43
43
—
1%
Compania Mercantil Argent.
13%
11%
13
—
CuItullr-Mij. d. Vorstenland
188
195%
19471 +
671
Handeisver. Amsterdam ……
480% 493%
488%
+
7%
ilandeisverg. Reis
&
Go …….
28
–
28
Int. Cred jet. en llandêlsverg.
Rotterdam
………………
185
194
192
-+ 7
Linde Teves
&
Stokvis ……
80 79%
8018
+
18
Tels
&
Co’s Handel-Mij …….
7
–
—
Redjang Lebong Mijub.-Mij
102
7
18
— —
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
1202/
8
120%
119
1
116
–
1 ‘lig
Kon. Petroleum.Mij. ………
394%
403%
400%
+
6
Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand.
29
71
t
35% 36%
+
61
Amsterdam-Rubber.Mij ……
152%
156
1
1
166% 4.
13%
Nederl.-Rubber-Mij.
………
71%
72%
779
+
6%
Oost-Java.Rubber-Mij.
……
227% 244 259
+
31%
Deli-Batavia Tabak Mij.
…
329
329 344
+
15
Deli-Maatschappij
…………
300%
29334
304
+
3%
Senembah-Maatschappij
…
3477/t 335
345%
— Vle
vrijwel bereikt, temeer, waar
de berichten van de vrach-
tenmarkten
bevrezligend
hebben
geluid.
Aandeelen
Hol-
landsche Stoomboot
konden
eveneens
monteeren
in
de
verwachting, dat het afgeloopen
jaar geen
verlies zou heb.
ben gebracht; de publicatie van de balans
heeft in
dit op-
zicht vel een teleurstelling gebracht,
doch het avantage ging
toch niet geheel en al verloren.
29 Mrt. 6Apr. 9 Apr.
Riizing of
daling.
Holland-Amerika-Lijn …… l0% 109% 114% + 5%
,,
,,
,,gem.eig
97%
98
102%
+
5%
Hollandsche Stoomboot-Mij
24%
30
269
+
19/
4
Java-China-Japan.Lijn ……
88
–
95%
+
7%
Kon. ilollandsche Lloyd
…
471
t
471
8
471
8
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …….
68%
69
75
+
6%
Konink.Paketvaart-Mij
108
1
18
1069
109%
+
1
1
18
Maatschappij Zeevaart ……
57
—
65
+
8
Nederl Scheepvaart-Unie
109%
b10-i
114%
+
5%
NieveltGoudriaan …………
108
1071/
8
111
+3
Rotterdamsche Lloyd………
130
129
131
+
1
Stoomv.-Mij ,,Nederland”.
•
135%
130%
142
+
6%
,,Noordzee”
40 42 42
+
2
De
A.merikaansche afdeeling
was
rustig, doch vast.
29 Mrt. 6Apr.
9Apr.
aIg.°t
Americ. Smelting
&
Refining
66’11
6
65
1
18
678/8
+
/1,
Anaconda Copper
…………
106
,5
11e
1059
1063/
4
Studebaker Corp.
…………
l25’/
127
127%
+
21
8
Un. States Steel Corp. ……
109%
10811
13
109%
.
%
1
Atchison Topeka……………
105
106%
1041
—
‘/8
Ene
…………………………
12%
12
1
1
12
—%
Southern Pacific ……………
96’f1l
951
95%
—
1
/
33
Union Pacific ………………
148’/
3
142
1
4
142%
1
Int. Merc. Marine orig. gew.
11″/
3
1 l’/
11%
–
pret
4318
43’/ 42’/
3
–
19
1)
ex. div.
De
geldrnarkt
bleef ondanks de verhoogde
activiteit
ruim;
prolongatie 3% pCt.
GOEDEREN HANDEL.
GRANEN.
10 April 1923.
De graanmarkten waren gedurende de afgeloopen week
vast. Niet slechts stegen in de uitvoerbanden de prijzen,
vooral in Noord-Amerika, doch ook in Europa waren de
markten levendiger met beteren omzet. Voor tarwe was in
Noord-Amerika de prjsverhooging vooral het gevolg van
ongunstig koud weder voor de te velde staande wintertarwe.
Wel was volgens particuliere ramingen de stand van het
gewas op 1 April in doorsnee niet slecht, zoodat een:gemid-
ii April 1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
341
Noteeringen.
L000?rijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Chicago
Buenos Ayrej
Data
Taruie
MaTs
Haver
Tarwe
Mais Lljnzaad
Mei
1
Mei
1
Mei
Mei
1
Mei
1
Mei
7Apr.’23
123
77
1
/,
458/8
11,85
8,70
21,90
31 Mrt.’23
120/,
74K
454
11,84
8,80
20,77
7Apr.’22
13018
58/,
36K
1340
8,30
20,70
7Apr.21
136K
60K
39′!,
16,60
8.05
13,70
7Apr.’20
280
1641f,
91K
1945
9,50
8.50
20 Juli’14
82 56
3
/,
36K
9,40 5,38
13,70
s
oor en
9April
1923
3 April
1923
10 April
1922
Tarwe.
…………..
1)
13,81,
13,25
15,25
Rogge (No. 2 Western)
1)
11,10
II,-
13,50
Mais (La Plata)
……
2
)
217,-
212,-
240,-
Gerst
(48
ib. malting)
.)
187,-
182,-
224,-
Haver (38 ib. whitecl.)
‘•1)
10,50
10,20
10,80
Lijokoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata•zaad)’)
11,50
1
11,50
16.85
Lijnzaad (La Plata)..
. . )
456,-
445,-
455,-
1)
p. 100 K.G.
8)
p. 2000 K.G.
8)
per 1960 K.G.
*) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.
AANVOEREN in tons van 1000 KG.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen.
1 –
,
9
1
April
Sedert
1
Overcenk.
ii
117 April
1
Sedert
1
Overcenk.
1923 ,
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
J
1 Jan. 1923
1
tijdvak 1922
1923
1
1922
Tarwe ……………..
2.230
204.905
177.091
270
136.872
6.589
Rogge
……………….
Boekweit…………….
445 3.975 7.949
6.926
193.646 301.151
6.234
44.046
30.478
III
24.971
23
137
Mais
……………..
4.081
40.514
37.892
Gerst
……………..
Haver
………………..
7.083
59.828
51.304
Lijuzaad ……………
Lijnkoek ……………
36 19.315 15.449
Tarwemeel …………..
Andere sneelsoorten….
117
500 3 563
–
14.030
15.428
218.935
192.519
435 435
–
137.307
.
6.589
–
–
–
3.975 7.949
6.901
31.802 53.253
225.448
354 404
–
4.127
2.059
48.173
32.537
–
533 50
25.504
23.187
505
34.446
36.663
74.960
74.555
–
–
757
59.828
52.061
551
3.377
2.897
22.692
18.346
–
–
1.140
500
4.703
delde opbrengst werd berekend, doch na 1 April bevatten
de meeste berichten klachten over onvoldoenden groei we-
gens koud weder en de waarschijnlijkheid, dat heel wat
tarwe verloren zal gaan. Het is de vraag of aan deze klach-
ten werkelijk veel waarde moet worden gehecht, doch in
Amerika werken zij prijsverhooging in de hand, die te Chi-
cago van 2 tot 9 April voor den Mei-termijn 3
3
/s, voor Juli
3/8
cent per 60 lbs. bedroeg. Argentinië was aan-vankelijk minder vast dan Noord-Amerika. Te Buenos
Aires ging de sterke prjsverhooging van 3 April spoedig
weer verloren, waarop echter op 9 April weder eenige ver-
hooging volgde, zoodat de markt sluit 15 centavos boven
2 April. Bosario steeg geleidelijk van 2 tot 9 April 20
a
30
ce.ntavos. Verschepingen van tutrre ware,, deze week weder
niet groot en minder dan de berekende wekelijksche be-
hoef te. Hierin ligt naast de hoogere Noord-Amerikaansche
tarweprijzen en goede geregelde Europeesche vraag, de
hoofdoorzaak -der vaste stemming in de invoerlanden, te-
meer waar deze week nu, reeds cle derde is met kleine ver-
schepingen van tarwe en meel. De Engelsche markt gaf
niet den toon aan en volgde eigenlijk, vooral in het begin,
slechts schoorvoetend cle vastere stemming en hoogere prij-
zen van elders. Voorjl voor parcels was dat het geval, (toch
ten slotte werd ook in Engeland een betere omzet be-
reikt, vooral toen het vasteland geregeld goede belangstel-
ling bleef toonen. Daarbij spande Portugal de kroon, dat
vijf ladingen La Platatarwe kocht, stoomend zoowel als op
April. en Mei-aflading. Ook in Engeland word aan de
ladiugmarkt een flink aantal ladingen omgezet. De vraag voor parcels bleef er teleurstellend. Alleen in Manitoba’s
werden geregeld zaken gedaan, terwijl voor La Platatarwe
minder belangstelling bestond. in Duitschland kocht de
regeering deze week geen tarwe. Zij bgpaalde zich tot eenige
inkoopen van Russische rogge, zoowel van de Zwarte Zee
als van Noord-Russische havens. De particuliere tarwe-
handel liet zich in Duitschland echter weder meer gelden
en zoowel naar Hamburg als naar Beneden- ea Bovenrijn
werd La Plata en een enkelen keer Manitobatarwe ver-
kocht. Aan deze zaken, vooral die naar (lan Rijn, nam ook
de Rotterdamsche markt deel, doch voor Nederlandsch ge-
bruik was de omzet daar niet van grooten omvang. Het-
zelfde geldt voor België, waar de matige inlandsche behoefte
gedekt werd door geregelde inkoopen van Manitoba’s en,
in mindere mate, van La Platatarwe. Er bestond aan de
Belgische markt goede vraag voor den Elzas. Voor Noord-Amerikaansche rogge bestond in Europa weinig vraag, be-
halve in Nederland, waarheen dagelijks zaken werden ge-
daan. Ofschoon het artikel zoo weinig belangstelling on-
dervond, daar Duitschland geen Amerikaansche, doch Rus-
sische rogge kocht en ofschoon de zichtbare voorraad in Noord-Amerika zeer groot is, was rogge te Chicago vast
en steeg daar van 2 tot 9 April de prijs 2K en 3 cent
per 50 lbs. –
Voedergranen zijn vast met goede vraag en wel, wat
Europa aangaat, vooral op het vasteland. Kleine voorraden,
het koude weder en de geringe maisversehepingen der
laatste weken zijn daarvan de oorzaken, alsmede de vaste markten in de uitvoerlanden. Slechts. de Engelsche markt
is weinig levendig, en vooral voor La Platamaïs van den
nieuwen oogst, is daar de belangstelling klein. Van de
kleine Noord-Amerikaansche maisverschepingen ging deze
week het grootste gedeelte naar Engeland ter uitvoering
van vroegere transacties, doch de kooplust is nu niet groot.
Slechts voor Afrikaansehe soorten bestaat wegens den
lagen prijs goede belangstelling, evenals op het vasteland,
en daarin kwamen niet slechts geregeld zaken in parcels
tot stand, doch ook enkele ladingen werden verhandeld. De
afwachtende houding, die de handel in Engeland en trou-
wens ook elders in Europa aanneemt ten opzichte van
nieuwe La Platamais, houdt blijkbaar verband met de
tegenstrijdige berichten omtrent den oogst. Terwijl aan
den eenen kant nog steeds gesproken wordt van een kleinen
oogst en van vertraging in de aanvoeren wegens den ster-
ken regenval der vorige week, waren anderzijds de ver-
schepiuigeii deze week weer grooter en evennarden zij die
van de Vereenigde Staten, terwijl tevens de maïsopbrengst
nu reeds even groot geschat wordt als het vorige jaar. Het valt niet te ontkennen, dat ook verschepers slechts weinig spoedige mais aanbieden en ook met latere aflading aller-
minst dringend aan de markt zijn. De berichten over een
normalen oogst schijnen dus wel wat al te rooskleurig. In-
tussehen bleven aan de Argentijasche maismarkten de prij-zen gehandhaafd ondanks verbetering van het weder, nadat
gedurende en kort na de feestdagen overdadige regen den prijs had opgedreven. Zelfs kon de April-termijn nog ver-dere 5 centavos in prijs stijgen, terwijl Mei vrijwel onver-
anderd bleef en later wat gemakkelijker werd. De stand-
vastige houding der Argentijnsche maismarkt werd ten
deele in de hand gewerkt door de zeer vaste markten in Noord-Amerika. Niet slechts steeg van 2 tot 9 -April te
Chicago zonder een enkelen flauwen dag Mei-mais
43%
en
Juli/8 cent per 56 lbs., doch de premie van maIs aan de
kust boven den prijs te Chicago steeg nog verder, wegens
geringe aanvoeren en goede binnenlandsche vraag. De nu te Chicago bereikte prijs was sedert November 1920 niet meer
voorgekomen. De versehepingen naar Europa blijven klein,
wat hier weder de vaste stemming voor voedergraan in de
hand werkt. Duitschland breidde zijn inkoopen van mais
uit en kocht tot de stijgende prijzen dagelijks van Noord-
Amerika op Bremen en Hamburg, gedeeltelijk ook met
Denemarken als eindbestemming. Verder kocht ook Ne-
derland weder geregeld mais uit Noord-Amerika, doch we-
gens beperkt aanbod was de omzet niet groot. Roemenië
behoort sedert enkele weken weder tot de geregelde maïs verschepende landen. De mais gaat vooral naar die landen
der Middellandsche zee, doch ook naar Antwerpen werd
Don aumais verscheept.
D.e hooge maisprijzen verhoogen de belangstelling voor
gerst, clie in België en Nederland weder flink werd gekocht,
terwijl ook Duitschland weder als kooper van Donaugerst
342
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
II April 1923
optrad. Zoowel de Donau als Rusland hebben de gerstprj-
zen geleidelijk verhoogd, wat echter de zaken niet belem-
mert. Noord-Amerikaansche gerst kocht men vooral in En-
geland, dat behalve in Britsch-Indische, ook van den nieu-
ven oogst, in andere soorten weinig belang stelt. Van cle
naar België gedane zaken in Donaugerst was een gedeelte
weder bestemd voor Nederland, maar nu eene practischer
regeling is getroffen omtrent het Roemeensche uitvoerrecht,
dat voor verschepiugen naar alle destinaties nu in Fran-
ken kan worden betaald, kwamen ook w
–
eder voor directe
verscheping naar Rotterdam zaken tot stand.
Haver wordt in Europa meer gekocht dan eenigen tijd
het geval is geweest. Ondanks de stijgende prijzen bleef in
Engeland de vraag stationnair, doch levendig is zij niet.
Het vasteland toont echter meer kooplust, vooral voor Ca-
nadeesche haver. Verschepingen van Argentinië blijven
klein.
N e d e r 1 a n d. Tarwe werd voor Nederlandsch gebruik
tot de stijgende prijzen slechts in beperkte hoeveelheid ge.
kocht. De inkoopen betroffen vooral La Platatarwe, waar-
van het aanbod in spoedige posities echter gering is, en
Manitoba. Rogge werd geregeld van Noord-Amerika ge.
kocht, doch de handel is niet levendig. Op Russisch rogge-aanbod werd, wegens de onzekerheid omtrent de kwaliteit,
niet regeageerd. Voedergranen varen de geheele week vast,
vooral in de laatste dagen en de meeste konden sterk in
prijs verbeteren. Zeer sterk is de prijsverhoogiug voor
Noord-Amerikaansche mais. De vraag heeft daaronder
echter niet geleden en is levendiger, dan toen de prijs
f
30,- per last lager stond. De aanvoeren zijn dan ook
reeds eenige weken zeer klein, zoodat ook van den bekenden
Rotterdainschen verraad geregeld werd verkocht, tot snel
stijgende prijzen .Voor La Platamaïs was de vraag minder
groot, doch nu voor Noord-Amerikaansche maIs de prijs
reeds hooger is dan voor La Plata breidt zich de kooplust
voor de laatste soort uit. Aan de Rotterdamsche markt van heden kon van den voorraad La Platamaïs reeds flink wol-
den verkocht, doch voor stoomende partijen bestaat nog
weinig vraag en op af lading ontbreekt zij nog vrijwel ge-
heel. De eenige mais, die in Nederland op verwijderde alla-ding wordt gekocht, is Zuid-Afrikaansche van den nieuwen
oogst, verreweg de goedkoopste maïssoort. In gerst ont-
wikkelde zich in den loop der week een levendige handel.
De eerste partij Russische gerst, die sedert het begin van
den oorlog deze week te Rotterdam arriveerde, bleek van uitmuntende kwaliteit en was spoedig uitverkocht, terwijl
daardoor ook ladende partijen en April-aflading tot hoo.
gere prijzen gemakkelijk koopers vonden. Ook voor Donau-
gerst bestond veel belangsteling en de te Rotterdam aan-
wezige gerstvoorraden . zijn grootendeels opgeruimd. In
haver verbetert de omzet, vooral in Canadeosehe soorten op
voor jaarsaf lading.
SUIKER.
NOTEERINGEN.
Amsie,-
Londen
New Yo,h
96pCi.
Whiie Java
Amer. Cvi,-
Daf,
dom per
Tafc3
f.o.b. per
nui’aied
c.if.
Cmlvi-
Mcl
fugal3
Cubc3
No.
/
Juni/Juli
Aprilf Mei
8h.
Sh.
Sh.
$cts.
5 Apr. ’23
f37
5
/
i
,
6613 2619
331-
7,41
29 i1rt. ’23
,,37
11
6519
261-
3216
7.28
5 Apr. ’22
52/6
1813
2013
4,11
5 Apr.’21
–
726
301-
401-
6.02
4Ju1i ‘14,3
1
1
1
2
181-
.
–
–
3,26
F. 0. Licht schrijft, dat in Duitse h 1 a n d de maand
Februari veel meer een winterkarakter droeg dan de voor-
gaande eigenlijke winterniaanden. De hevige vorst, welke
nu en dan optrad, deed echter niet veel schade wegens de
kort te voren gevallen dikke sneeuwlaag, welke de velden
bedekte. In de lage landen echter, waar dit jaar de ri eieren
reeds zeer vroeg overstroomden, was het ijs minder on-
schuldig. Tot half Maart was de grond niet te bewerken,
doch daarna maakte de omslag in het weer de veldbewerking
mogelijk. De tijd van bietuitzaai zou dan ook niet ver weg
meer liggen, indien niet het feit der veel te lage en te
langzame betaling van het product uit den afgeloopen oogst
de boeren huiverig maakte zich opnieuw aan deze wijze
van betaling door het gouvernement te onderwerpen. Men
verwacht dan ook van 10 pCt. tot 25 pCt. (hier en daar
zelfs een hooger getal) minderen uitzaai dan verleden jaar.
Ook in Tsjechoslowakije gaf het milde weer na
half Maart aanleiding tot flinke vorderingen in de eerste
veldwerkzaamheden,
In België en Nederland was het weer eveneens kort
na het begin van Maart zeer gunstig en men verwacht,
voor zoover reeds zoo vroeg cijfers kunnen worden gegeven,
eenen 10 tot 40 pCt. grooteren uitzaai.
De zichtbare voorraden zijn als volgt:
1923
1922
1921
Tons
Tons
Tons
Duitschland 1 Februari
960.371 694.208 760.497
Tsjechoslowakije 1 Maart
348.471 335.140 510.368
Frankrijk 1 Februari
204.843 155.181 269.346
België 1 Maart – –
78.974
97.289 151.016
Holland 1 Maart
81.739 136.149 148.094
Engeland 1 Maart
269.679 159.355 370.190
Totaal in Europa
1.944.077 1.577.22 2.209.511
Ver. Staten 14 Maart 23
128.658 179.363 126.587
Cuba (alle havens) 24Maart’23 599.669 930.084 806.917
Totaal 2.672.404 2.686.769 3.143.015
Op de verschillende markten heerschte na de feestdagen
eene vaste stemming en dit was ook in Engeland
zeer merkbaar, alwaar de Raffinadeurs hunne prijzen
eenige malen met 6 d. verhoogden.
In A m er i k a bleef cle markt zeer vast en de prijzen
liepen voor alle posities op. De openings- en slotnoteerin-
gen der verslagweek waren resp: Spot Centrifugals 7.28j7.47;
Mei 5.57/5.76; Juli 57715.97; September 5.92(6.11; December
5.7115.87. Er werden ongeveer 100.000 tons Cuba en Porto
Rico suiker verhandeld tot $c. 5.624 c.&.f. New-York. American Granulated is uit de eerste hand niet te koop
en het prjsidee van tweedehandsch houders is $c. 7.20
voor April en $c. 7.30 voor Mei verscheping e.i.f. nabije
Europeesche haven.
Voor 0 u b a wint de opinie meer en meer veld, dat de
ditjarige oogst eenige 100.000 tons beneden dien van ver-
leden jaar zal blijven.
De laatste statistiek is:
1923
1922
1921
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten 2 April ’23
161.988 185.790 125.196
Tot, sedert 1Dec. ’22-2 April’23 2.122.717 1.615.573 1.555.411
Aantal werkende ‘fabrieken
168
2
184
195
Weekexport 2 April ’23
107.965 123.345
1
93.204
Totale export
1
Jan.-2 April ’23 1.469.031 815.755 778.568
Totale voorraad 2 April ’23
653.692 967.519 833.799
Export Oude Oogst
–
28.143
–
Aan het einde der week waren verdere 3 fabrieken af-
gemalen.
Op Ja v a veranderden de prijzen niet noemeuswaard en herverkoopen uit den ditjarigen oogst vonden plaats
tot volle prijzen.
In oogst 1924 kwamen nog eenige kleine transacties uit
de eerste hand tot stand en de Trust heeft thans ruim
5K millioen picols verkocht.
Hier te lande opende de markt flauw-, maar de
stemming veranderde spoedig in sympathie met New-York.
Ook voor verdere termijnen ontstond weer meerdere belang-
stelling en prijzen liepen aan het einde der week op als volgt:
April …………………………
f
37,87
Mei ……………………………
38,12.
Augustus ……………………
36,25
en Nov./Dec. ……………………
28,37
I)e omzet bedroeg circa 2600 tons.
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jcob Behrens & Sons,
Manchter, d.d. 4 April 1923.
Sedert ons laatste bericht zijn zaken door de Paaseli-
vacantie onderbroken en is de katoenmarkt te Liverpool
gedurende vier dagen gesloten geweest.
Prijzen van Amerikaansche katoen zijn gedurende de tweede
helft van Maart 2d. gedaald, maar gisteren was Liverpool zeer vast en prijzen daar en ook in Amerika zijn opnieuw
hooger. In New York hadden groote dekkingsaankoopen
voor de komende maanden plaats, zoodat de markt zeer
vast sluit. Het verschil tusschen ouden en nieuwen oogst is opnieuw grooter, daar de vooruitzichten voor den nieuwen
oogst zeer gunstig blijven. Egyptische katoen blijft vast
doch prijzen zijn onveranderd.
De positie van de garenmarkt blijft voor verbruikers
zeer moeilijk, daar Spinners hardnekkig trachten hun prijzen
te verboogen, zoodat er dan ook slechts heel weinig omgaat
en prijzen zeer vast blijven. Door deze hooge prijzen is de
vraag voor binnenlandsch gebruik zeer verminderd, daar
fabrikanten van manufacturen geen hoogere prijzen kunnen
maken. De exportvraag is gering daar bundelgarens bij de
tegenwoordige prijzen niet te verkoopen zijn. Over het
algemeen is de vraag verminderd, daar men liefst zoo
II
April
1923
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
343
wenig mogelijk koopt in verband met het groote prijs-
verschil voor nieuweii oogst katoen, zoodat de toestand wel
gecompliceerd blijft.
De doekmarkt is bepaald vaster na de feestdagen. Over
het aantal geboekte orders is weinig te vermelden, doch
er zijn sedert meer aanvragen aan de markt van India
voor alle soorten prints and fancygoederen en ook voor
dhooties. Voor stapels is de belangstelling minder en van
China hoort men in het geheel niets. Onze markt is kalm
en het is nog te vroeg om te zeggen, of na de feestdagen
de vooruitzichten werkelijk verbeterd zijn.
28 Maart
4
April
Oost.
koers’n. 27 Maart 3April
Liverpoolnoteeringen.
T.T. op Indië
114% 1/4
F.G.F.Sakellarides 17,50 17,40 T.T.opflongkong214
24
G.F. No. 1 Oomra 9,— 9,25 T.T.op Shanghai 3,3X 313%
Noteeriug voor Loco-Katoen.
(Middling Uplauds).
7Apr.’23
29
M,L’23
22M,t.’23
7Apr.’22
7Apr.’21
New York voor
Middling
..
30,—c
2885e
30,70c
17,95e
12,—c
New Orleans
voor Middling
29,50e 28,50c
30,25c
16.63c
II,— c
Liverpool voor
Fy Middling
15,98 d
1
1
14,90 d 16,14 d
10,60 d
7,78 1
Ontvangsten in- en uitvoeren
–
van Amerikaansehe havens.
(In dulzendtaflen balen)
1
Aug.
’22
Oocreenkomsiige perioden
tol
7April’23
1921-’22
1
1920-’21
Ontvangsten Gulf-Havens..
4315
3541
3918
,,
Atlant.Havens
1046 1369
1155
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1223
1174
1271
‘t Vasteland.
2874
3179
2559
Japan etc…
–
– –
–
Voorraden in duizendtallen
7
April’23
7April’22
8April’21
1039
1421
Binnenland …………..
1125 1558
Amerik. havens…………594
.
82
120
New York
……………-
.683
New Orleans …………
262
405
.-.
Liverpool
……………876
911
991
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring
&
Zoon,. Kolf 1
&. Witka’mp, Leonard Jacobson
&
Zonen en G. Bijdendijk).
Noteeriagen en voorraden.
Dato
Rio
Sanios
1
W
,
isoelkocr,
Voorraad
‘a,tJ,
No.7
1
1
Voorraad
1
Prija
1
No.4
7 April1923
1.025.000
22.875 1.739.000
1
23.500
‘ISI
31
2Jrt,
1923
1
1
1)
) )
1)
24
,,
1923
1,103.0001
22.675
1.866.000
23.700
5%
7 April
1922
1.794.000
15.250
2.761.000
19.000
7
9
h,
Ontvangsten.
Rio
1
–
Santos
Data
1
______
Afgeloopan
1
Sedert
1
Afgeloo pen
1
Sedert
week
1
1
Juli
1
week
1
1 Juli
7 April 1923…,
10.000 2.318.000
104.000
6.140.000
7 April 1922 …
39.000 3.284.000 182.000 6.796.000 1)
Gesloten.
RUBBER.
Ook in de afgeloopen week is er in de prijzen van rubber
geen noememswaardige verandering voorgekomen, ofschoon
de stemming in den loop der week langzamerhand iets
verbeterde tengevolge van wat meer kooplust.
De slotnoteeriogen op de termijnmarkt zijn:
einde voorafgaande week:
Prima Crpe Maart .. . . 91
et
……….91%ct.
Mei/Juni .. 929
……….92%
Juli/Sept.. . 98
……….94
Smoked Sheeta April .. . . 91
…………93
Mei/Juni. , 95% ,,
……….93%
Juli/Sept.
98
……….95
9 April 1923.
COPRA.
De markt was deze week eerst flauw, doch later zeer
willig gestemd. Voor stoomende Copra blijft voortdurend
groote vraag bestaan.
De noteeringen zijn:
Java f.m.s. stoomend …………..
f
36,75
Java f.m.s. Februari/April ……….., 36,50
Java f.m.s. Maart/Mei ……………, 36,25
9 April 1923.
VETTEN EN OLIËN.
(Ontleend aan ,,Cerealia”).
C o c o s o 1 i e. In inlandsche ruwe ging slechts weinig om en dan nog wel hoofdzakelijk tweedehandsch partijen, wellçe
in groote hoeveelheden aangeboden werden. Voor Cochin-en Ceylonolie werden de offertes verhoogd, doch de prijzen
waren van dien aard, dat zaken er door niet tot stand
kosden komen.
S o y a o 1 i e. In soyaolie kwamen verschillende afdoe-
ningen tot stand en werden ondanks de belangrijk ver-
hoogde prijzen, verschillende posten door consumenten uit
de markt genomen. Speciaal stoomende partijen waren goed
gevraagd.
K a t o e n o 1 i e. De zaken in katoenolie bleven van wei-
nig beteekenis. Engelsche katoenolie bleef onveranderd met
eeuige kleine afdoeningen, zoowel in eetbare, als in zeep-olie. Amerikaansche katoenolie was vast, doch noch in de eerste, noch in de tweede hand ging iets in het artikel om.
P al m o 1 i e. De stemming voor palmolie te Liverpool
was in de afgeloopen week lusteloos. Prijzen brokkeldan
steeds af, tot ten slotte op de verlaagde prijzen eenige be-
langstelling ontstond, speciaal voor spoedig verwachte
zachte soorten.
P al m p i t t e n o Ii e. Zonder zaken. Hoewel prijzen ver-laagd werden, wilden koopers nog niet reageeren. Ook hier-
in bleef de tweede hand lager offreeren.
V e t z
u r e n. Voor zachte soorten bestond goede vraag, met stijgende prijzen. In cocos- en cocospalmpit-vetzuren
gingen kleinigheden tot onveranderde prijzen om. L ij n o 1 i e. De prijs van lijnolie kon aanzienlijk stijgen,
als gevolg van de stijgende lijnzaadprijzen en de groote
vraag naar ljnolie.
0 1 e o M a r gal- i n e zeer vast. Aanvankelijk op April-af lading Extra’s tot
f
St,— gedaan. Later werd
f
82,— be-
taald en voor stoomende Extra’s zelfs
f
84,—. Stoomende
tweede .soorteu tot
f
73,— afgedaan. De markt sloot met
vraagprijzen op aflading voor Extras
f
82/84, tweede soor-
ten
f
78,—.
Loco Extra’s
f
82,—.
P r
0
m i e r J u s stil. De eerste hand offreerde Zuid-
merikaansche eerste soort op af lading
f
58/59, tweede
soort
f
57,—. Loco La Plata Extra’s
f
56158, tweede soort
f
55,—, derde soort
f
54,—. IVlutton Jus, pronipte aflading
tot
f
53,— gedaan. Loco Kratten Extra’s
f
59,—. Stoomende
La Plata Extra’s
f
58,—, tweede soorten
f
56>.
01 e o St e a r i mm e stil. Loco Noord-Amerikaansche
No. 1
f
66,—.
Eetbare talk. Loco f51,—.
Te c h
11
i s c h e talk. Stoornnde La Plat:s No. 1 f48,—, Loco La Plata No. 2 f46,—.
C o o k i n g f a t. Loco La Plata
f
53,—. Stoomende La
:Plata No. 1 f 53,—.
N e u t r alla r d. Zonder zaken. Loco Choice f81,—,
op prompte aflading Choice f 81,—.
P ii r e L a r d. Loco kisten tot
f
74/75 gedaan. Kisten
op aflading
f
724/75. Stoomende kisten f74,—.
Spek. Op aflading: Short fat backs 10112 $ 2634, 12114
$ 27, 14/16 $ 27%, 16/18 $ 28,—.
K a toe nol ie stil, Loco Engelsche
f
55,—.
G e r a 11. C o c o s v e t. April-levering f 60,— f.o.b.
Ge r af f. S o y a o 1 i e. April/Mei-levering
f
56,— f.o.b.
R u w e Cocosolie. Binneulandsche f 56,—.
P al m p i t t en v e t. April aflading £ 50.3/- c.Lf. Rot-
terdam.
A r ach i d e ol i e. April afladiug £ 52.18/- c.i.f. Rotter-
dam.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Loaiden:
Data
Koper
Standaard
Koper
Electro-
yiisch
1
Tin
Lood
Zink
9 April 1923..
73.51′-
82.51-
213.1716
27.1716
33.1716 5
,,
1923..
75.1216
83 5/-.
219.216
28.5′-
36.2/6
26
Mrt. 1923..
73.716
82.51-
216.151- 27.151-
35.1716
19
,,
–
1923..
76.51-
83.5!-
225.151-
28.151-
37.5/-
10
April1922..
59.151-
65.101-
152.716
22.716
26716
20
Juli 1914.,
1
16._/_
–
..-
145.151-
19.-/_
1
21.101-
344
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
ii April 1923
VERKEERS WEZEN.
VRACHTENMARKT.
Van Argentinië en Amerika voor April- en van Indië voor
Mei-aflading zijn de vrachten vast, grootendeels ten gevolge
van een beperkte hoeveelheid beschikbare ruimte. Van Ar
–
gentinië zijn de vrachten opgeloopen tot 26/3 no reduction
van niet hoven San Lorenzo naar Vereenigd Koninkrijk/
Continent/Bordeaux/Hamburg range.
Van Noord-Amerika is de vraag naar ruimte grootendeels
voor steenkolen en cokes naar Europa en voor graan naar
de Middellanclsche Zee. Voor steenkolen wordt betaald $ 3,75
naar ]’ransh Atlantische havens en $3,50 naar Antwerpen!
Hamburg range, terwijl voor cokes tegen $ 5,50 naar de-
zelf de bestemming wordt afgesloten. Voor graan naar West-
Italië is 22 ct. per 100 lbs, voor .April-aflading betaald,
terwijl naar Griekenland een boot is bevracht tegen 25 ets
naar één en d ct. naar twee havens.
Van Bombay is een boot afgesloten voor 291-
011 d.w.
voor Mei af lading naar het Vereenigd Koninkrijk/Conti-
nent.
De vrachten van Cuba naar Europa zijn ook vast. Er is
22/. voor suiker betaald naar de gebruikelijke havens.
Uitgaande van Engeland zijn de vrachten lager en zeer
weinig booten worcen opgenomen. Dit houdt verband met de groote moeilijkheden om een laadpiaats te kunnen krij-
gen en tevens met de staking van de mijnwerkers in Wales.
De prijzen van bunkers zijn weer gestegen, hetgeen het
nog moeilijker maakt om booten uit te zenden.
GRAAN.
Dato
Petra
grad
Londen’
R’dam
Ode,sa
Rotter.
dam
Ad. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo
Roucr-
1
Britol
Rotier-
–
Enge
Sam
Kanaal
dam
land
3-7 Apiil
19231
–
17132
II
el
2141
2513
2513
26-31 Maart 19231
–
17/32
11
c’i
214
1
2316
2316
3-8 April
19221
–
–
14 c
1)
4111
1
251-
251-
4-9 April
19211
–
–
–
1
613
401- 401-
Juli
19141
II
d.
713
1/11
t/
1111
1
1,
121-
121-
KOLEN.
Data
Cardifi
Oostk. Engeland
Bordeaux
–
Genua
Plata
1
Rotte,-
Cothen-
burg
Ricier
3-7 April
’23
716
1113
121-
1416
516 713
26-31 Maart’23
719
1113
121-
1417
619
716
3-8 April
’22
616
131-
1413
1816
5141
813
4-9 April
’21
–
–
–
–
–
–
Juli
1914
fr. 7,-
71-
713 1416
312
41-
DIVERSEN.
Bombaij Birmo
Vladiiso.
Chili
13
010
We_st
Europa
West
Europa
stork
We.,i
1
West
Europa
(d. up.)
(rijst)
Europa
(salpeter)
3-7 April
1923..
2916 3213
351-
3516
26-31 Maart
1923..
2717
3213
351-
3516
3-8 April
1922..
20/9
2716
–
–
4-9
April
1921..
22/6
–
–
3716
Juli
1914..
1416
1613
251-
2213
1)
Amer. cents p. 100 lbs.
2)
per ton d.w.
Graan Petrograd per quarter van 498 Wo. zwaar, Ode88a per unit, Ver. Staten per quarter van 480 ibo. zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 EG.
RIJN VAART.
Week van 1-7 April 1923.
De aanvoeren van zeezijde waren gering.
Door de weinige aanbieding nam de beschikbare scheeps-
ruimte voortdurend toe, zoodat in het laatst van de week
voldoende ecliepen in alle maten beschikbaar waren.
De waterstand bleef onveranderd. Naar den Bovenrijn
werd op 2.10 M. afgeladen.
Ertsvrachten naar de Rulirhavens liepen successievelijk
terug tot
f
11,55 met en
f
0,65 met 4 lostijd, met 1 % cts
liggeld per ton en per dag voor eventueel oponthoud gedu-
rende de reis of na afloop van. den lostijd. Daghuur naar de Rijnstations 2 ets. per ton.
Het sleeploon was genoteerd volgens het 60 & 65 cents.
tarief.
INKLARINGEN.
IJMUIDEN.
Landen van
h er kom s t
Maart
1923
Aantal
N. R. T.
schepen
Maart 1922
Aantal
N. R. T.
schepen
Binnenl. havens
10
7.833
1
10
6.879
Groot-Brittannië
116
79.905
133
101.463
Duitschland…,
37
51.602
37
47.699
Noorwegen
2
696
3
1.123
Zweden
6
2.462
8
4.369
Denemarken
5
2.340
8
3.267
Finland
4
1.196
4
2.025 3.948
7
6.806
Frankrijk
4
1.885
.
4
2.185
België ……….2
Spanje
9
7.482
7
5313
Portugal
2
1.033
1
745
Oostenrjk-Hong.
Griekenland
1
1.008
–
–
Levant
2
4.672
3
2.826
And. Midd. Zeeh
5
8.404
–
–
Senegal,Dakar
2
.
6720
–
–
Ov.Westk.Afrika
4
8.237
5
8.774
Oostkust Afrika
2
7.315
–
–
Ned.-Oost-Indië
9
36.293
6
27.226
Andere Aziat. h
4
18.086
1
3.063
Vereen. Staten
5
4.828
7
24.761
Ned. West-Indië-
:0.845
Ned. Antillen
6
4
5.693
Brazilië……..
–
–
1
1
3.010
Argent.,Uruguay
2
13.480
1
3528
2
..
5.034
3
7.707
Chili …………
Totaal ….
241
295.304
253
268532
Periode 1 Jan.-
31 Maart
730
846.924
631
696.793
Nationaliteit.
Nederlandsche
145
195.905
122
156.499
Britsche
47
55.561
69
59.465
Duitsche
30
26.302
35
19.966
Noorsche
5
2.472
9
6.273
Fransche
Zweedeche
3 5
399
3.384
4
7
4.359
3.475
Deensche
2
1.906
– –
Vereenigde Stat
2
6.806
3
12.733
Andere
2
2.569
4
5.762
Totaal ….
241
295.304
253
268.532
(Vereenigde Scheepsagenturen
von
Halverhout & Zwart en ZurmüMen & Co.)
VLISSINGEN.
Maart 1923
Maart 1922
Landen van
herkomst
Aantal
M8
Aantal
schepen
–
schepen
Binnenl. Havens
–
–
.
5
10.009
Groot-Brittannië
31
254.740
31
200.440
Finland
8
)
1
1.030
–
–
België
8
)
1
11.093
2
831
Italië ‘)
4
12.132
1
406
Levant’)
6
3.462
11
5.678
Midden-Amerika
1
10.797
–
-.
Engeisch W.-I.
–
–
–
1
951
Totaal ….
44
293.254
51
218.315
Nationaliteit.
Nederlandsche
37
279.475
31
201.696
Britsche
2
11.140
8
6.094
Duitsche
–
–
2
5.165
Noorsche
..
–
–
1
406
Belgische
5
2.639
8
4.003
Lettische
–
–
1
951
Totaal ….
44
1
293.254
11
51
1
218-315
i)
Bijleggera. ‘) Sleepbooten.
3)
Sloopen.
(Barend Stofkoper & Co.)