Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 374

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 28 1923

28 FEBRUARI 1923

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E JAARGANG

WOENSDAG 28 FEBRUARI 1923

No.
374

INHOUD
BIz.
HET SCHEEPVAARTBEDRIJF
door
0.
Vernvey ………..

..
182
De Nederlandsche Katoenindustrie in 1922 1 door
Joan

Oeldernian

………………………………..
183
Flet Indische Bela8tingvraagstuk II door
Mr.
J.
Gerritzen
185
Medezeggenschap bij openbare lichamen door
Mr. Dr.
J.
11
.
van Zante,n

…………………………….
187
Posttarieven door
Mr. W. J. M.
Benschop
met naschrift
door
Mr.
R. P.
Marchant

……………………
190
AANTEEXENING:
Werkloosheid in Zweden

……………………
192
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN

………………..
193
MAANDCIJFERS:
Résumé uit het ,,Monthly Bulletin of Statistics”

……
193
STATISTIEKEN
EN
OVERZICHTEN

194-200
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Baukstaten.
Verkeerswezen.

iNSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur.,Secretarj8 van het weekblad:
D. J.
Wansjnk.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.

Telefoon Nr. 3000. Postchèque. en girorekening

Rotterdam No. .8408.

Abonnementspr.ijs voor het weekblad franco p. p.

in Nederland t 20,—. Buitenland en Koloniën f 25,-

pr jaar. Losse n’umniers 50 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen

het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande

ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,

voor zoover daarorrstrent n’iet anders wordt beslist.

Adrirtenties f 0,50 per regel. Plaa.tsing bij abonne-

ment vilgens tarief. Admiwistratie van abonne,menten

en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-

Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam,, ‘s- Gravenhage.

27
FEBRUARI 1923.

De geldmarkt was deze week weer eerder iets ruimer;

particulier disconto werd weder herhaaldelijk voor

3Y
4
pOt. afgedaan, een enkel maal werd zelfs voor

3/ pOt. verhandeld. Daarentegen bleef de prolongatie-

noteering vrijwel op de zelfde hoogte, meestal werd

3Y2 pOt. genoteerd.
e

*
*

De heden verschenen weekstaat van de Neder-

landsche Bank geeft opnieuw van een vrij aanzien-

lijke daling der disconteeringen blijk. De post binnen-

landsche wissels, die verleden week nog
f
186.1
miffioezr noteerde, liep tot
f
160.1 millioen terug,

een vermindering, die zich geheel verklaren laat uit
aflossing van schatkistpapier; liet bedrag der recht-

streeks bij de bank geplaatste schatkistpromessen

nam in de afgeloopen wcek met
f
26 millioen af.

Het hoofd beleeningen blijkt per saldo eveneens te zijn

verminderd, zij het ook slechts met
f 400.000,—.
De

stijging der effectenbeleeningen woog niet geheel tegen

de daling der goederenheleeningen op. Merkwaardig

is het lage cijfer, waartoe de goederenbeleenjngen

gedaald zijn. Zij bedragen in totaal niet meer ten

volle
f
800.000,—.

Het renteloos voorschot aan het Rijk steeg met

f
5.8 millioen; de zilvervoorraad nam met
f
0.9 mil-

lioen af. De post. papier op het buitenland noteert

f
2.2 millioen hooger dan verleden week. Uit het

feit dat de diverse rekeningen onder het actief

tegelijkertijd weder met
f
16.9 millioen toenamen

zal men wel mogen opmaken, dat de Bank thans ook

het tweede gedeelte van de Indische pondenleening

van den staat ter realisatie heeft overgenomen.

De biljettencirculatje daalde met
f
2 millioen;

de rekening courant-saldi liepen met
f 1 millioen

terug. Het beschikbaar metaalsaldo verminderde met

een kleine
f 400.000,—.

*

* *

De wisselmarkt was deze berichtsweek buitengewoon

kalm. Alleen Maandag en Dinsdag hadden nog een

paar hevige schommelingen plaats, waardoor Franken

zich van hun daling herstelden tot 15,35; Marken

daarentegen liepen van 1.30 tot 1.10 â 1.11 terug,

waarna verder de koersen zich dagelijks op hetzelfde
niveau hielden, alsof zij voorgoed gestabiliseerd zijn.

Tegelijkertijd werden de omzetten belangrijk kleiner.

LONDEN, 24 FEBRUARI 1923.

De geidmarkt is ook gedurende de afgeloopen week

vrij vast geweest en des Woensdags moest de Bank

of England het tekort aan liquide middelen aan-

vullen. De belastingbetalingen zijn nog steeds de

oorzaak van deze schaarschte. Daggeld varieerde van

2-3 pOt. en zevendaagsch geld noteerde 1Y2 pOt.

Op Vrijdag was de positie ietwat gemakkelijker.

• Op de discontomarkt bleven de koersen op het

lagere peil van verleden week.

Daggeld 2-3 pOt.

Zevendaagsch geld 1Y2 pOt.

Schatkistwissels 3 maands 23-
5
11e pOt.

2, 3 en 4 maands prima bankaccept 2

pOt.
6 maands idem 2M-
9
1
16
pOt.

182

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

HET SCHEEPVAARTBEDRIJF.

In verband met de herleefdè belangstelling voor

de rubriek ,,Scheepvaartfondsen”, welke gedurende
de laatste weken op de fondsenmarkt tot uiting is
gekomen en gezien de van optimisme getuigende

beschouwingen, welke vooral ten beste worden ge-

geven in de kringen van hen, die niet direct bij

deze branche zijn betrokken, lijkt het nuttig de ver-

schillende factoren, die den gang van zaken bij dit zoo bij uitstek nationale bedrijf beheerschen en de

uitkomsten daarvan bepalen, eens aan een meer

diepgaand onderzoek te onderwerpen.
Even verkeerd toch als het is zich in deze tijden

van depressie over te geven aan zwartgaflig pessi-

misme, aan dat gevoel van moedeloosheid, dat er

toe leidt bij de pakken neer te zitten, daar de tijds-

omstandigheden immers toch elk pogen om zelf een

bepaalde richting aan den gang van zaken te geven

van meet af aan tot mislukking doemen, even ver-

keerd is het zich schuldig te maken aan dat optimisme,

dat zich tevreden stelt met het naïeve geloof, dat
het toch niet zoo slecht kan zijn als sommigen wel

doen gelooven en dat reeders maar al te zeer tot

klagen geneigd zijn.
Het valt immers niet te loochenen, dat het scheep-

vaartbedrjf – wij denken hierbij in de allereerste

plaats aan de z.g. wilde vaart – een ongekend moei-

lijken tijd doormaakt en dat het op dit oogenblik

welhaast tot de onmogelijkheden behoort, ook maar
één rondreis te bedenken, waarbij de uitkomsten de

kosten dekken. Als gevolg der zoo volkomen ontwrichte

toestanden, die het den handel onmogelijk maken

zaken van eenigen omvang te entameeren – de da-

gelijks fluctueerende wisselkoersen verhinderen dit

ten eenen male – is er nauwelijks een markt aan
te wijzen, die in staat is emplooi tot loonende cijfers

te verschaffen.
Toen enkele maanden geleden verluidde, dat de

Argentijusche oogst zeer gunstig beloofde uit te
vallen en de vrachten van La Plata een stijgende

tendens toonden, terwijl ook van Noord-Amerika,

Pacific en Azië hooger vrachten konden wor-
den bedongen, meende men dat het ergste achter
den rug was en dat de scheepvaart, zij het ook in
zeer langzaam tempo, weder betere tijden tegemoet
ging. Deze meening kwam vooral in Engeland tot
uiting in het op Vrij groote schaal bestellen van
nieuwe tonnage. Zelfs ervaren Engelsche reeders,
wier reputatie van voorzichtig beleid spreekwoordelijk
geworden is, lieten zich verleiden op het verlaagde

peil van £ 8.-.- per ton bouworders te plaatsen.
Men moest immers zorgen gereed te zijn, zoodra

een blijvende verbetering zich baanbrak!
Men vergat blijkbaar, dat één zwaluw geen zomer

maakt en dat weliswaar tijdelijke opleving mogelijk
is, maar een blijvende verbetering tot de onmogelijk-
heden behoort, zoolang in ons werelddeel geen ge-
ordende toestanden heerschen of liever zoolang het

schadevergoedingsprobleem onopgelost en Centraal-
Europa dientengevolge als economische factor uit-

geschakeld is.
Het baat niet of men al met voldoening kan wijzen
op een aanzienlijk export-surplus in de graanprodu-
ceerende landen, zoolang de koopkracht van een
deel – en zeker niet het onbelangrjkste – der
consumenten nihil is, zoolang de wisselkoersen aan

zulke hevige schommelingen onderhevig zijn, dat de
handel feitelijk is teruggebracht tot een kansspel,
waarbij de kwade kansen de goede verre overtreffen.
Naast deze economische impouderabilia, die in de

allereerste plaats het bedrijfsleven beheerschen, dient
echter nog eens met nadruk te worden gewezen op
andere factoren, die evenzeer een ernstig beletsel
vormen voor een herstel op scheepvaartgebied.
We denken hierbij allereerst aan het teveel aan
tonnage. Ook hier tracht men, en het
zijn
als regel

wederom de ,,outsiders”, aan te toonen, dat dit te-

veel toch
eigenlijk
niet bestaat. Er is, zoo redeneert

men, een zeer aanzienlijk aantal schepen ouder dan

25 jaar, dat feitelijk reeds lang gesloopt had moeten

worden; vervolgens dient men volgens deze deskun-

digen rekening te houden met het grooter aantal

tankbooten, dat slechts voor één bepaald doel geschikt

is en ten slotte…. die Amerikaansche schepen, ja

die kunnen toch
feitelijk
voor het overgroote deel

uit hoofde van onzeewaardigheid als anderszins wel

geheel buiten beschouwing blijven.

Bij deze redeneering, geheel gebaseerd op ,,l’art

de grouper les chiffres”, verliest men echter ten

eenen male uit het oog, dat de eerste categorie van

schepen, zoolang ze niet in handen van den slooper

zijn, een voortdurende en niet te onderschatten be-

dreiging voor de vrachtenmarkt vormt. Voor een

niet onaanzienlijk deel toch
zijn
deze schepen ge-

durende de laatste jaren in minder kapitaaikrachtige

handen overgegaan tot
prijzen,
die een veelvoud

vormen van de huidige waarde en de practijk heeft

geleerd, dat de tegenwoordige eigenaren slechts nood-
gedrongen overgaan tot verkoop – aan slooers –

en liever tot het laatst trachten – desnoods tot

vrachtcijfers, die zwaar verlies opleveren – deze

schepen in de vaart te houden.

Het moge overigens waar
zijn
dat een zeker per-

centage van de gedurende de laatste jaren in Amerika

gebouwde schepen feitelijk ongeschikt is om wederom
in de vaart te worden gebracht, men doet niettemin

verkeerd de Amerikaansche koopvaardijvloot min of

meer als ,,quantité négligeable” te beschouwen. De
mate van steun door de Amerikaansche autoriteiten

aan de nationale scheepvaart verleend, het regime

van den ,,Shipping Board”, stelt den z.g. ,,operating
owuers” in staat hun schepen in de vaart te houden,
wanneer zelfs de meest ondernemende particuliere
reeder, die van staatswege geen steun ontvangt, of

niet exploiteert ten koste van den belastingbetalenden
staatsburger den strijd moet opgeven. Uit een dezer

dagen door den president van de Emergency Fleet

Corporation uitgebracht rapport
blijkt
overigens, dat

aan het eind van het achter ons liggend jaar 386

Amerikaansche schepen met een totaal draagver-
mogen van 3.297.000 tons in de vaart waren, terwijl
874 stalen schepen met een totaal draagvermogen
van 5.585.000 tons waren opgelegd. De invloed, die

op de vrachtenmarkt kan worden uitgeoefend door
deze laatste categorie, is duidelijk gebleken tijdens

de jongste kolenstaking, toen onmiddellijk een aan-
zienlijk aantal Amerikaansche schepen in de vaart
werd gebracht en deze door het accepteeren van
zeer lage vrachten aan veler verwachting een be-

hoorlijke uitvracht naar Noord-Amerika te secureeren,

radicaal den bodem insloegen.

Overigens moet, zooals door een vooraanstaand
Engelsch vakblad, dat zijn lezers op deskundige en
objectieve wijze voorlicht, terecht wordt opgemerkt,
niet uit het oog worden verloren dat de sedert 1914

gebouwde tonnage voor een niet onaanzienlijk deel
bestaat uit trampbooten van grooter snelheid zoodat,

wanneer
zij
in dezelfde routes emplooi konden vinden
en de despatch even gunstig ware als vôôr den

oorlog, het daadwerkelijk surplus veël grooter zou
zijn dan verondersteld wordt. Een naarstig onder-
zoek door bevoegde Engelsche statistici ingesteld,

heeft met verwaarloozing dezer laatste hypothese
uitgewezen, dat het totaal aan beschikbare tonnage
dat van 1913 op dit oogenblik met niet minder dan

17.000.000 tons overtreft.

De tweede factor, waarop wij doelden en waarop
reeds tal van malen werd gewezen, is de oneven-
wichtigheid tusschen inkomsten
eenerzijds
en exploi-

tatie-kosten anderzijds. Vrijwel iedere post op de
exploitatierekening vormt nog een veelvoud van het peil van véér den oorlog. Bunkerkolen kosten onge-
veer het dubbele van den doorsneeprjs in1914,
havenkosten in het Vereenigd Koninkrijk en elders

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

183

– ôôk hier te lancîe – zijn eveneens aanzienlijk

hooger dan voér den oorlog en de verlagingen zijn

,,few and far between”; de gages hebben zich nog

steeds niet aangepast aan de zoo totaal gewijzigde

omstandigheden en – al wordt dit ook door de

vakvereenigingen met klem bestreden – de reeders,
wier pad toch zeker niet over rozen gaat, beklagen

zich terecht over de geringe medewerking van de

vakbonden hier te lande, vier leiders de breede op-

vatting van een Havelock Wilson helaas missen en

in het streven der werkgevers om terug te keeren
tot een reëel peil, dat exploitatie mogelijk maakt,
alleen willen zien een misplaatste poging om te

tornen aan den loonstandaard der zeevarenden.

Voorwaar een weinig hoopvol aspect, waarbij

komt dat de moeilijkheden, zoo als in den aanvang
van dit overzicht gereleveerd, zich gedurende de

laatste weken hebben toegespitst.

Was het voor enkele weken mogelijk van La plata af te

sluiten tot een vracht van ca. 2716, dit cijfer is thans

gedaald tot 2019
it
211-
en het is uitert moeilijk zelfs op

basis van deze geheel onvoldoende vracht, tot zaken

te komen. Tal van reeders die vertrouwende op de oogst-
berichten hun schepen met kolen tot een vracht van
1116 naar Zuid-Amerika bevrachtten, hopend de min

gunstige resultaten der uitgaande reis op de thuis-

reis goed te maken, om niet te spreken van het

groote aantal in ballast naar Zuid-Amerika gediri-
geerde stoomschepen, zijn in een impasse geraakt.
Enkele reederijen hebben ladingen ljnzaad van Ro-
sario naar Noord-Amerika tot afbrokkelende vrach-

ten (midden Januari $ 6.26, thans $ 4.751$ 5.-) ge-
accepteerd, andere dirigeeren hun schepen naar Zuid –

Afrika, ten einde in Port Natal kolen voor Engeisch-
Indië, eveneens tot gereduceerde vrachtcijfers te
laden. Het één zoowel als het ander is een sprong
in het duister.

Noord-Amerika toch heeft geen emplooi voor de
tonnage, die wordt aangeboden en noodgedwongen
zenden reeders thans hun schepen naar Cuba voor
het vervoer van suiker van 112 havens Cuba naar
Londen, Liverpool, Greenock of p. p. Cont. tot een
vracht van 191-, inderdaad laag genoeg gezien de
weinig aantrekkelijke despatch in de laadhavens en
de allerminst goedkoope loshavens, of wel accepteeren

zij een rondreis States/West Indies tot een vracht van 90 cents voor 516000 tonners om zoodoende
enkele weken tijds te winnen, hopend dat zich alsdan
meerdere vraag voor tonnage van Noord-Amerika

naar Europa zal hebben ontwikkeld.

Ook het andere alternatief, n.l. Zuid-Afrika/
Engelsch-Indië biedt weinig zekerheid. Allereerst is
het gevaar voor ,,congestion” te Durban niet denk-
beeldig, terwijl het grooter aanbod van tonnage de

vrâchten van het Oosten wellicht zal drukken.
Dat de wilde vrachtvaart reederijen, die speciaal
op Noord- en Zuid-Amerika varen, den vellen terug-slag ondervinden van de bovengeschetste toestanden
behoeft geen nader betoog.

Hierbij komt voor onze lijnbedrijven op Noord-

Amerika de concurrentie van den Shipping Board, die door het openen van geregelde lijnen tusschen.

New-York, Baitimore, :Boston, New- Orleans, Galves-
ton, Houston alsmede Canada en Nederland, het
monopolie der Hollandsche lijnen van véér den
oorlog te niet heeft gedaan en het vrachtenpeil
bedenkelijk drukt, terwijl bovendien de Amerikaansche
wetgeving door de zèer bezwarende bepalingen tea
aanzien der emigratie reeds in het leven geroepen
en gedeeltelijk nog in voorbereiding, aan het eertijds
zoo hlangrjke emigranten-vervoer ernstig afbreuk
doet en een weleer rijkelijk vloeiende bron van in-

komsten dreigt te doen opdrogen.
Het beeld, dat oflze Hollandsehe scheepvaart hij
nadere beschouwing biedt, kan dan ook moeilijk
.opwekkend worden genoemd en reden tot optimisme
is er zeer zeker niet. Slechts een zeer voorzichtig

beleid, gepaard gaande met een ernstig streven naar

bezuiniging, waarbij niet tevergeefs een beroep wordt

gedaan op de algeheele en loyale medewerking van

allen, die direct of indirect bij dezen voor ons land

zoo belangrjken tak van bedrijf betrokken zijn, zal

de Hollandsche reederijen in staat stellen den stormen

het hoofd te bieden.
C.
v.

Rotterdam, Februari 1923.

DE NEDERLAND SCHE KAT OENIND USTRI1

IN 1922.

I.

Er zullen in Nederland niet veel industrieën zijn,
die met voldoening op het afgeloopen jaar kunnen

terugzien en de Twentsehe katoennijverheid maakt
in deze zeker geen uitzondering. Nadat de groote

daling, die in de tweede helft van 1920 in bijna
alle prjzeu plaats vond, in de eerste helft van 1921
tot stilstand scheen te zijn gekomen, waren er velen,

die meenden, dat men nu weer spoedig een normale

hervatting van het internationale zakenverkeer zou
mogen begroeten. Er waren verschillende symptomen,
die hierop wezen; met meerdere overzeesche afzet-

gebieden werden weer orders afgesloten en men kon

oppervlakkig wel wanen, dat geleidelijk weer een
betere tijd voor de industrie zou aanbreken.

Het bleken echter slechts korte vleugjes van een
tijdelijke opleving te zijn en indien men de ontwik-
keling van de toestanden in de Twentsche katoen-industrie gedurende de laatste twee jaren nog eens
kalm beschouwt, komt men wel tot de overtuiging,

dat deze steeds slechtei
zijn
geworden.

Behoefte aan manufacturen is er wel; voorraden

op de overzeesehe markten
zijn
over het algemeen

niet groot, doch de prijzen, die de consumenten
willen betalen,
zijn
zoo slecht, dat fabrikanten deze
in vele gevallen eerst aannemen als zij zien, dat er
absoluut niet meer te maken is en dikwijls dus liever
met groote verliezen verkoopen dan hun voorraad

onverkochte manufacturen steeds grooter te zien

rordeu
Werkten véôr den oorlog vele fabrieken veelal
uitsluitend op vaste bestellingen en was het toen

dikwijls mogelijk orders van afnemers te krijgen,
waarvan de voltooiing en afwerking soms van zes
tot twaalf maanden duurde, in den laatsten tijd is
zulks bijna geheel opgehouden. Door de groote ver-
liezen in de laatste drie jaren door exporteurs van katoenen manufacturen geleden, hebben deze het

vertrouwen in de nog steeds zeer hooge kostprijzen
geheel verloren en durven slechts in enkele gevallen

tot bestellingen, met welker uitvoering een zekere
termijn gemoeid is, over te gaan. Met de koopers op de overzeesehe markten is het
evenzoo gesteld. Deze hebben de laatste jaren steeds
hun voordeel gedaan door te wachten en indien zij
slechts nooit meer kochten dan
zij
absoluut noodig
hadden, verminderden zij niet alleen hun risico,
doch vonden vaak nog wel eens een verkooper, die
om finantieële moeilijkheden wel tot prijsconcessies
moest overgaan, zoodat zij met deze afwachtende

politiek tot nu toe steeds succes hadden. In plaats
van dan ook vaste orders voor latere levering te
geven, waarmede toch steeds eenig risico was ver-
bonden, gaf men er de voorkeur aan lage biedingen

uit te brengen op de aangevoerde
partijen,
waarmede

men dikwijls nog goedkooper uit was,
terwijl
het

risico nu werd verplaatst naar den Europeeschen
fabrikant of diens eersten kooper.

Het zal
duidelijk
zijn, dat door dit systeem er

slechts zeer weinig orders binnenkwamen
bij
de
Europeesche katoenindustrie, zooals de uitvoercjfers
van de katoenen manufacturen uit Engeland ook
kunnen aantoonen. Deze bedroegen ni. in:
1919/1920 ……………4.564.000 yds.
1920/1921 ……………3.033.000
192111922 ……………3.809.000

1

184

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

Als men deze cijfers vergelijkt met cijfers van
vôSr den oorlog en b.v. ziet, dat in:

1912/1913 ……………

7.160.000 yds. en in
1913/1914 ……………6.681.000

uit Engeland werden uitgevoerd is het wel duidelijk,

hoe sterk het verbruik op de Oostersche markten is

verminderd en hoe de tegenwoordig nog zoo hooge
prijzen van manufacturen remmend op de consump-
tie werken.

In dit verband is het wel interessant eens te wijzen

op de invoercijfers van katoenen manufacturen in
China volgens de daar te lande opgemaakte douane-

statistiek. Deze invoer bedroeg nl. in aantal stukken:

Landenv. herkomst 1913:

1920:

1921:
Engeland……11.705.426

5.784.026

3.489.093
Ver. Staten

2.281.123 •

563.583

626.233
Japan ……..5.716.594

7.035.458

5.815.965
Andere landen

91.714

54.567

448.530

19.794.857

13.437.634

10.379.821

Haikwantael&) 184.420.000

246.813.000

208.663.000

Men ziet hieruit dus, dat de totale waarde der
ingevoerde manufacturen in 1921 slechts ruim 10 pOt.

grooter was dan die in 1913, terwijl de hoeveelheid
bijna op de helft verminderd is. In 1920, toen men

algemeen de koopkracht der verschillende landen
veel te hoog schatte, is weliswaar de invoer in gelds-

waarde ruim 30 pOt. hooger geweest dan in 1913,

doch niettegenstaande de hoeveelheid bijna Y3 minder
was, bleek dit toch nog veel te veel te zijn en heeft

deze voor 1920 te groot gebleken invoer zeer groote
verliezen aan de importeerende China-firma’s ver-
oorzaakt.

Verder blijkt uit deze statistiek, dat de invoer van

Japansche goederen ongeveer gelijk gebleven is, doch
dat die van Europeesche en Amerikaansche goederen
in 1921 slechts ‘Ç van den invoer van 1913 heeft
bedragen, zoodat men hieruit nog eens weer kan zien,

hoe ongunstig de in Europa en Amerika relatief

zoo sterk verhoogde productiekosten op de export-
mogelijkheid gewerkt hebben.

De hooge prijzen van katoenen manufacturen zijn
niet alleen een gevolg van de hooge productiekosten,

doch ook van de hooge prijzen, die nog steeds voor

rmve katoen worden betaald. Hieronder volgt een
tabel van de fiuctuaties van prijzen van ruwe katoen,

katoenen garens en eenige courante soorten manu-
facturen in Engeland gedurende 1922:

Datum

ba3
0
.c
‘5

(
f4

,EZ

(
I

Go

1922:
d. d.
d.
d.
d.
sh.
sh.
13 Jan.
10.70
20.50 9.55
159
18
3010
1819
3 Febr.
9.35
16.25
8.45
14 16
3
/,
2810
1719
3 Maart
9.98
17.00
8.55
14 16%
2716
1713
1 April
10.69
17.75
9.10
14h
17K
2910
1719
S Mei
11.00
17.75
9.50
14K
17%
2910
1710
2 Juni
12.03 19.25 10.15
16%
19
3016
1719
30

,,
13.08 19.75
10.90
173/
2

20%
3116
18(9
ii Aug.
12.45
17.25
10.25
16%
18%
3110
183
31

,,
13.70
18.00
11.25
18
20
3216
1816
6 Oct.
12.37
17.15 10.10
17
19%
3010
1719
3 Nov.
14.56
17.75 11.00
18.’
20%
3113
1813
Dec.

1

14.74
18.25 11.20
18.
21
31j0
1813

Als men: nu weet, dat de gemiddelde katoenprjs
in Liverpool in de jaren 1904-1916 gefluctueerd

heeft tusschen 4.93 en 7.86 pence, blijkt hieruit wel,
hoe hoog de tegenwoordige katoenprjzen nog zijn,
terwijl men verder uit deze
cijfers
kan zien, hoe de
positie voor fabrikanten gedurende het afgeloopen
jaar steeds slechter is geworden. Terwijl kantoen-

prijzen in den loop van 1922 meer dan 30 pOt.
stegen, bleven prijzen voor manufacturen ongeveer

]) Haikwan tael is momenteel ongeveer / 2,- Ned.

gelijk, zoodat deze verhoogde

kostprijzen vrijwel ge-
heel ten laste van de industrie zijn gekomen. In
Engeland zijn dan ook de bonen in de katoenindustrje

belangrijk verlaagd en bedroegen deze op 1 Januari
1923 40 pOt. minder dan in begin 1921, terwijl niet-

tegenstaande deze drastische verlaging de meeste
fabrieken nog met verlies werken. Wat Nederland

betreft, geeft de statistiek voor het afgeloopen jaar

de volgende verbruikscijfers:

Invoer ruwe katoen van:

1922

KG. Ter waarde van
Noord-Amerika …………….20.807.000

/ 26.945.000
Eng. -Indië ………………..3.921.000

3.048.000
Ned.Indië ………………..317.000

234.000
Diverse soorten …………….234.000

229.000

Totaal ……..25.279.000

/ 30.456.000
1921 …………………26.064.120

27.284.822

Katoenafval
(mci.
linters):
1922

KG.

Ter waarde van
Duitschiand ……………….7.685.000

/ 2.121.000
Engeland…………………..3.119.000

,,

986.000
Frankrijk …………………1.656.000

705.000
Ver. Staten ………………..1.164.000

,,

526.000
België ……………………700.000

363.000
Div. landen………………..828.000

237.000

Totaal ……..15.152.000

/ 4.938.000
tegen in 1921 ………………11.384.931

3.884.198

Uitvoer in 1922:

Ruwe katoen ………………445.000

t

364.000
Katoenafval ……………….9.087.000

4.497.000

van welken afval resp. 5.723.000 K.G. naar Duitsch-

land en 1.681.000 K.G. naar Engeland werd verzonden.

Invoer katoenen garens:

1922

KG.

Ter waarde van
Ongetwijnde, ruwe garens……..32.740.000

150.729.000
Ongetwijnde, gebleekte en ge-
verfde garens ……………
Getwijnde garens, 2 dr………..
Getwijnde garens, meerdr…….

Totaal ……..
tegen in 1921 ………………

waarvan uit:

Engeland …. 29.889.000 KG. tegen 20.093.811 KG. in 1921
Duitschland

3.377.000
,,

,,

2.148.091
België …….1.338.000

3.038.015
Frankrijk

266.000
,,

1.531.059

De invoer uit België en Frankrijk is het afgeboopen
jaar sterk verminderd, waarschijnlijk omdat de afzet
in het land zelf veel beter was, daar zoowel in

Frankrijk als in België de crisis in 1920121 veel
langer geduurd heeft dan in ons land en de toestand
daarna in het afgeloopen jaar vrij gunstig is ge-
weest. Van Duitschiand is de invoer zeer vermeerderd,
voornamelijk in de tweede helft van 1922, toen de
mark sterker begon te dalen en vele Duitsche fabri-
kanten garens exporteerden om daardoor beschikking
te krijgen over ,,edelvaluta”.

Uitvoer katoenen garens 1922.

KG.

Ter waarde van
Ongetwijude, ruwe garens …….1.449.000

t
2.386.000
Ongetwijnde, gebleekte en geverfde
garens ………………….828.000

,, 2.382.000
Getwijnde garens, 2 c1i……. …

236.000

,, 732.000
meerdr…..

154.000

,, 482.000

Totaal .- …….2.667.000

/ 5.982.000
tegen in 1921 ………………1.759.407

,, 5.019.179

Van deze uitgevoerde garens waren bestemd voor:

Duitschland …..1.284.000 KG. tegen 554.385 KG. in 1921
Ned.-Indië ……326.000

504.430
Argentinië …….298.000

188.740
Eng.-Indië ……254.000 ,,

138.059

Een verblijdend verschijnsel voor de naaigaren-

industrie is het, dat de uitvoer van naaigaren in
1922 is vermeerderd tot 228.000 KG. ter waarde
van
f
884.000,
terwijl deze in 1921 slechts 110.000 KG.
ter waarde van f
531.000 heeft bedragen.

867.000

1.295.000

1.016.000

2.603.000

472.000

1.118.000

35.095.000

t
55.745.000

27.049.750

,, 45.449.864

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

185

Het invoer-saldo heeft dus bedragen:

ton ter waarde van

ton
Ruwe katoen … 24.834 / 30.092.000 tegen 25.577 in 1921
Katoenafval …. 6.065

,,

441.000
,,

5.597
Katoenen garens 32.428 ,, 49.763.000
,,
25.290

Totaal…. 63.327

/ 80.296.000 tegen 56.464 in 1921

Voor afvallen is dit cijfer natuurlijk niet juist,
daar er zoowel wat kwaliteit als waarde betreft,

geheel andei-e afvallen worden uit- dan ingevoerd.

Ter beoordeeling van de voor de katoenindustrie

benoodigde grondstoffen hebben de cijfers echter

wel eenige waarde, vooral als men ze met vorige

jaren vergelijkt.

Aan ruwe manufacturen is bovendien in 1922 nog ingevoerd:

KG. Ter waarde van Voor drukkerij en ververij …….1.472.000

t 4.093.000
Ongebleekte manufacturen ……1.059.000

,, 3.055.000
Gebleekte manufacturen ……..644.000

,, 3.137.000
Geverfde manufacturen ………2.737.000

,, 14.226.000
Bedrukte manufacturen ………612.000

,, 3.401.000
.Bontgeweven manufacturen

213.000 ,,. 798.000

Totaal ……..6.739.000

/ 28.710.000
tegen in 1921 ………………3.756.811

,; 21.001.979

uit de volgende landen:

Engeland ……4.763.000 KG. tegen 2.661.979 KG. in 1921
Duitschland

913.000
,,

,,

424.474
België ………527.000

,,

,,

336.474
Frankrijk ……222.000

,,

171.175

Deze
cijfers
wijzen, speciaal wat Engeland betreft,
een groote vermeerdering aan en daaruit
blijkt
dus
‘wel, dat de
prijzen
van Engelsche manufacturen in
vele gevallen lager waren dan die van de Twentsche
industrie, waarschijnlijk een gevolg van de relatief

sterkere verlaging der productiekosten in Engeland.

De uitvoer van katoenen manufacturen heeft in 1922 bedragen:

KG.

Ter waarde van
Ongebleekte manufacturen ……2.508.000

t
5.313.000
Gebleekte

,,

11.528.000

,, 39.686.000
Geverfde

2.302.000

8.135.000
Bedrukte

1.458.000

,, 8.048.000
Bontgeweven

…….3.434.000

,, 13.439.000

Totaal ……..21.230.000

f 74.621.000
tegen in 1921 ………………19.467.454

,, 79.370.572

terwijl bovendien nog aan katoenen dekens werd uitgevoerd:

KG.

Ter waarde van
In 1922 …………………..5.213.000

t 7.683.000
In 1921 …………………..4.219.419

,, 6.954.736

Verder
zijn
er nog verschillende producten der
Nederlandsche katoenindustrie, die in de statistiek
niet als manufacturen vermeld worden en toch voor
den uitvoer van ‘belang zijn. Als zoodanig mogen
o.a. genoemd worden:
Tafel- en servetgoed, beddelakens en sloopen, zoo-
wel van linnen, halfiinnen en katoen, die toch hoofd-
zakelijk uit katoen bestaan, waarvan in 1922 totaal
336.000 KG. ter waarde van
f
1.199.000 werd uitgevoerd.
‘tegen 331.000 KG. ter waarde van
f
1.466.000 in 1921.
Gebreide en tricotgoederen, waarvan de uitvoer
bedroeg in:
1922 325.000 KG. ter waarde van
f
1.488.000
1921

345.000
,,

,,

,,

,,
2.100.000
Katoenen band en veters, waarvan werden uit-
gevoerd in:
1922 272.000 KG. ter waarde van
f
1.084.000 cii in
1921 232.000
,,

,,

,, ,,
1.046.000

• De uitvoer van katoenen stukgoederen heeft, wat
de landen van bestemming betreft, bedragen:

Europa.

KG. Ter waarde van
Groot-Brittannië ……………651.000

t 2.082.000
Duitschiand ……………….146.000

,,

481.000
België ……………………212.000

1.010.000
Oostenrijk …………………19.000

,,

63.000
Noorwegen…………………302.000

,, 1.023.000
‘Denemarken ………………..276.000

,, 1.118.000
Zweden …………………..16.000

,,

52.000
Bulgarije ………………….55.000

,,

191.000
Servi

……………………16.000

,,

43.000
Griekenland ……………….108.000

,,

347.000

KG. Ter waarde van
Turkije …………………..226.000

f

656.000
Frankrijk …………………22.000

,,

54.000

Azie.
Ned.-Indië ………………..14.244.000

,, 48.063.000
Eng.-Indië ………………..1.746.000

,, 6.219.000
Cbina (incl. Honkong) ……….286.000

,,

745.000
Ceylon ……………………301.000

,, 1.236.000
Straits-Settlements ………….110.000

,,

459.000
Siam …………………….195.000

,,

722.000
Afrika.
Algiers en Tunis …………… .

54.000

,,

183.000
Marokko…………………..16.000

,,

73.000
Egypte …………………..7.000

,,

14.000
Unie Zuid-Afrika ……………108.000

370.000
Fransch West-Afrika …………301.000

1.467.000
Britsch West-Afrika …… . ……

223.000

,, 1.771.000
Britsch Oost-Afrika …………184.000

,,

916.000
Portug. Oost-Afrika …………125.000

,,,

559.000
Belgische-Congo…………….9.000

,,

25.000

Amerika.
Vereenigde Staten…………..197.000

,,

826.000
Argentinië …………………480.000

,, 1.608.000
Chili …………………….34.000

,,

115.000
Bolivia……………………10.000

41.000
Suriname………………….31.000

,,

117.000
1
Venezuela …………………9.000

,,

29.000

Australië.
Gemeenebest ………………107.000

,,

401.000
Diverse landen ……………..404.000

,, 1,542.000

Uit deze cijfers blijkt dus, dat naar ‘Nederlandsch-Indië over 1922 voor
f
48 millioen is geëxporteerd
bij een totaal uitvoer van
f
74.6 millioen, dus 64 pOt.,
tegen 68 pOt. over 1921, zoodat cje uitvoer naar
andere landen relatief iets is vermeerderd. Verder

blijkt uit deze cijfers, dat, niettegenstaande katoen-
prijzen over 1922 gemiddeld meer dan 10 pOt. hooger
waren dan in 1921, de waarde der uitgevoerde manu-
facturen bij een meerdere hoeveelheid van 1,8 miljoen’

KG. toch bijna
f
5 millioen minder heeft bedragen.
Gedeeltelijk is deze prijsvermindering wel een gevolg
van de daling in bonen en verdere productiekosten,
doch een groot gedeelte zal wel ten koste zijn
gekomen van de ondernemei’smarge, zoodat men veilig
mag aannemen, dat de resultaten voor de export-
fabrikanten over 1922 steeds ongunstiger
zijn
ge-
worden.
Voor fabrikanten is 1922 dan ook over het al-
gemeen een ongunstig jaar geweest. Voor de spinne-
rijen was cle eerste helft nog vrij goed, doch in de
tweede helft werd de spin marge steeds geringer en
vele garens moesten de laatste maanden met verlies
verkocht worden. Voor de weverijen is het afgeboöpen
jaar
bijna
steeds ongunstig geweest. De vraag naar
manufacturen was steeds onbevredigend en men
moest veelal prijsconcessies toestaan, om nog wat
te kunnen verkoopen. Zoowel in het binnenland als
op de overzeesche markten is de toestand voortdurend
slechter geworden en niettegenstaande de groote
‘stijging van katoenprijzen waren verkoopprijzen in
vele gevallen aan het einde van 1922 lager dan in
het begin. J.
(1
,
.

(Slot volgt.)

lIET INDISCHE BELASTINOVRAAGSTUK.

II.*)

Bij de behandeling van de vraag, welke belastingen
van naambooze vennootschappen mogen worden ge-
heven, ging Prof. Treub uit van de juiste gedachte,

) [Te laat om er ten aanzien van het vorig artikel nog
rekening mede te kunnen houden ontvingen wij van den heer Vleming een gedrukte rectificatie, behoorende bij het tweede
staatje op pgn.
41
zijner nota, in welk staatje een over-
zicht wordt gegeven van de belasting, betaald door het
Europeesche deel der bevolking.
Hieronder was
ook
opgenomen de ,,l3elasting op bedrijf
en andere inkomsten”. De heer Vleming merkt nu op:

,,Deze belasting, die geheel is opgebracht door de Inheem-
sche Bevolking en de Vreemde Oosterlingen, is foutief in

186

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

dat eene behoorlijke belastingheffing moet steunen
op de werkelijkheid, en niet op ficties.

Van deze juiste gedachte uitgaande, liet Prof. Treub
de beantwoording van de vraag of het gerechtvaardigd

is eene progressieve wiustbelasting van naamlooze

vennootschappen te heffen, terecht afhangen van het
antwoord op de vragen: 1
0
. welke gedachte ligt aan
eene progressieve belastingheffing ten grondslag?
20.

wat is eene naamlooze vennootschap, en welk is haar
karakter?

Het antwoord op de eerste vraag geeft Prof. Treub

op pag. 8 en 17 zijner Nota; hij zet daar uiteen,

dat een ideëel. belastingstelsel van alle ingezetenen

een relatief gelijk offer behoort te vragen, en dat

bij diepere bestudeering van de individueele waarde

der zaken en ook van het geld, men tot het inzicht

is gekomen, dat eene bepaalde hoeveelheid, van welke

zaak ook, voor den bezitter als algemeene regel meer

waarde heeft, naarmate hij een kleiner aantal van

die eenheden te zijner beschikking heeft, en omgekeerd.

Om dit door een enkel voorbeeld duidelijk te maken

een gulden heeft naar de appreciatie van den recht-
hebbende op een inkomen meer waarde, als dat
inkomen
f
1000 bedraagt, dan wanneer het
f
100.000
beloopt. Uit dit beginsel, eene consequentie van den

eisch om alle ingezetenen te treffen ,,in proportion
to their respective abilities” of m.a.w. van de inge-

zetenen een zooveel mogelijk relatief gelijkmatig offér

te vragen, vloeit echter onafwijsbaar voort, dat het
beginsel alleen op menschen van toepassing kan zijn

met eene kleine uitbreiding op die juridische per-

sonen, die evenals de menschen, om een in de Duitsche

wetenschap geijkten term te gebruiken ,,Selbstzweck”
zijn, dus op stichtingen.

Wij komen nu tot de tweede vraag; en in verband
met het voorgaande dient de vraag in dezen zin
gesteld te worden, of eene naamlooze vennootschap
ten aanzien van haar inkomen gelijkgesteld kan
worden met een mensch en met eene stichting. Die

vraag beantwoordt Prof. Treub terecht ontkennend.
Eene naamlooze vennootschap is, zooals hij het uit

drukt, een rechtspersoon zonder eigen levensdoel, die
alleen bestaat als middel om anderen aan inkomen
of inkomensdeelen te helpen. En daar
zij
geen eigen
inkomen heeft, heeft
zij
vanzelf ook geene draag-
kracht (in den zin natuurlijk waarin die term moet

worden verstaan, waar het belastingheffing geldt).
De juistheid van dit oordeel van Prof. Treub blijkt
uit de wet; eene naamlooze vennootschap is volgens
art. 14 van het Wetboek van Koophandel eene ven-
nootschap van koophandel;
zij
wordt volgens art. 15
van het Wetboek van Koophandel geregeerd door de

overeenkomsten der partijen, door de bijzondere
wetten van den koophandel en door het burgerlijk
recht. Zij is en
blijft
dus eene vennootschap volgens
het burgerlijk recht, d.i. volgens art. 1655 van het
B. W. eene overeenkomst, waarbij twee of meer per-
sonen zich verbinden om iets in gemeenschap te

brengen met het oogmerk om het daaruit ontstane voordeel met elkaar te deelen. Alles wat dus door
eene naamlooze vennootschap netto verdiend wordt,

behoort aan hare aandeelhouders. Die netto winst is

èn volgens de tusschen aandeelhouders gesloten over-
eenkomst (de statuten) èn volgens de regelen van
het burgerlijk recht bestemd om tusschen aandeel-
houders te worden verdeeld.

deze kolommen, bestemd voor het Europeesche bevolkings-deel, opgenomen. Bij
de unificatie in
1920
is de belasting van deze
bevolkingsgroepen opgenomen onder ,,Inkornstenbelasting”,
zoodat de totaalbedragen van deze kolommen – ook de
ramingen vooi’
1922
en
1923 –
met de hier bedoelde
belastinggelden moeten worden verminderd. De totalen
van de recapitulatie, samengesteld voor de niet-Europee-
sche bevolking, en voorkomende op pag.
42,
moeten dus
met dezelfde bedragen worden verhoogd.”
Zooals de lezer
zich zal
herinneren werd dit punt
ook
door den heer Gerritzen
in zijn
bovengenoemd artikel
aatigcroerd. – Bed.]

Hieruit vloeit tweeërlei voort: in de eerste plaats
dat, wanneer de Overheid deinkomsten eener naam-

boze vennootschap belast, zij daadwerkelijk de in-
komsten van aandeelhouders belast; en in de tweede

plaats, diat progressie, waar het geldt belasting van

de wiMten eener naamlooze vennootschap, niét toe-
laatbaar is.

Tegen deze laatste consequentie keert zich de heer

Vleming. Het is wel merkwaardig kennis te nemen

van de gronden, waarop hij dat doet. De gronden,

waarop Prof. Treub tot Zijne conclusie kwam, bestrijdt
de heer Vleming in het geheel niet; maar toch

wraakt hij op pag. 9 tot 11 zijner brochure de juiste

conclusie, die Prof. Treub trok uit zijne even juiste
praemissen ,,om practische redenen.”

Alvorens de ,,practische redenen”, die de heer

Vleming aanvoert, nader te beschouwen, moge de

opmerking voorafgaan, dat een wetgever, die
bij
het
in elkaar zetten van een belastingstelsel geene rekening

houdt met de werkelijkheid en met hetgeen in zijn
land recht is, en zich alleen laat leiden door het-

geen de heer Vleming euphemistisch noemt ,,prac-

tische redenen,” zich op een gevaarljken weg bévindt.

Op die manier komt men tot luk-raak-heffingen, die
de ingezetenen verbitteren en ontstemmen en den

eerbied voor de wet en daarmede de publieke mora-
liteit ondermijnen.

Welke nu zijn de practische redenen, die den
Heer Vleming er toe bewogen hebben om progressie

voor te staan, waar het geldt belasting te heffen
van de inkomsten van naamlooze vennootschappen?

Men leest op pag. 10 der brochure het volgende:
,,En als aan het zaken doen onder de vleugels van de naam-
boze vennootschap, bovendien nog belangrijke voordeelen
zouden worden verbonden voor wt betreft belasting betalen,
dan zal inzonderheid in dit land, deze vorm nog meer door
physieke personen worden gekozen dan nu reeds het geval is.”

De vraag rijst, welke nadeelen voor de gemeen-

schap verbonden zijn aan het zaken doen in den
vorm van eene naamlooze vennootschap? Het ant-
woord op die vraag heeft de Heer Vleming achter-
wege gelaten. Eene tweede vraag, die gesteld kan

worden, is deze, welke voordeelen op het punt van
belasting betalen den Heer Vleming voor oogen
zweefden, toen hij er van gewaagde, dat het zaken

doen onder de vleugels van dle naamlooze vennoot-
schap belangrijke voordeelen zou kunnen afwerpen?
Ook op deze vraag zoekt men in de brochure van
den Heer Vleming tevergeefs naar eenig antwoord,
Het wil mij voorkomen, dat die voordeelen ook
niet bestaan. Wanneer iemand, die een
bedrijf
heeft,
zijne zaak omzet in eene naamlooze vennootschap,
dan zijn daaraan uit een oogpunt van beiksting be-talen meer nadeelen dan voordeelen verbonden. In
de eerste plaats toch betaalt eerst de naamlooze
vennootschap belasting, en daarna betalen de aan-
deelhouders belasting over de uitkeeringen, die zij
van de naamlooze vennootschap ontvangen. Vaar
dus vroeger de eigenaar van het bedrijf éénmaal
belasting betaalde, betaalt hij na de omzetting zijner

zaak in eene naamlooze vennootschap twee malen
belasting. Dit is in stede van een voordeel een na-

deel, ook al wordt er geene progressie toegepast bij
het belasten van de winsten der naamlooze vennoot-
schap; want de progressie in de belastingheffing
wordt wèl toegepast op de uitkeeringen, die de aan-
deelhouder uit de naamlooze vennootschap ontvangt.
Maar, redeneert de Heer Vleming verder, de aan-
deelhouder, die een overwegend belang heeft in eene
naamlooze vennootschap, kan de progressie ook te
zijnen aanzien ontgaan, door de winsten in de naam-
boze vennootschap te laten en aan zich geene uit-
keeringen te laten doen. Den Heer Vleming moet
toegegeven worden, dat dit geval zich
kan
voordoen;
maar het behoeft
nauwelijks
betoog, dat dergelijke
gevallen als hij op het oog heeft, zich zeer zelden
zullen voordoen, en wel slechts daar, waar de naam

boze vennootschap slechts uit één aandeelhouder. o

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

187

zeer
weinig onderling nauw verbonden aandeelhou-

ders bestaat; en dan nog is het niet wel denkbaar,

dat die eene aandeelhouder of de zeer weinige ouder-
ling nauw gelieerde aandeelhouders jaar in jaar uit

hunne winsten in de vennootschap zullen laten en

die niet zullen toucheeren. Wat toch zou eene naam-

boze vennootschap met alle die onuitgekeerde win-
sten moeten doen? Men kan toch niet maar altijd

door, onverschillig of de omstandigheden daartoe
al dan niet gunstig zijn, zijne zaken uitbreiden.

Evenmin heeft het zin om middelen ongebruikt te

laten. De gevallen, waarvoor de Heer Vleming zich

zoo bevreesd toont, zullen zich dus in de practijk

zeer weinig voordoen. En de mogelijkheid, dat der-

gelijke gevallen zich wel eens zullen kunnen voordoen,

is allerminst een motief om eene
wijze
van belasting-

heffing te verdedigen, die èn met de werkelijkheid
èn met ons bestaande recht in strijd is. In dit ver-
band moge ook opgemerkt worden, dat in Nederland

van naamlooze vennootschappen niet eens eene winst-
belasting geheven wordt, doch alleen eene uitkeerings-
belasting, de zg. dividend- en tantièmebelasting. En

wanneer dit stelsel voor den Staat der Nederlanden
geene noemenswaardige nadeelen ten gevolge heeft,

dan
lijkt
de vrees van den Heer Vleming voor het

afschaffen van progressie
bij
het heffen eener winst-

belasting ten laste van naamlooze vennootschappen

in Indië vel zeer sterk overdreven.

Hierboven merkten
wij
reeds op, dat het heffen
van belasting van de netto winst eener naambooze
vennootschap daadwerkelijk den aandeelhouder treft,
die ‘volgens de statuten en de wet de rechthebbende
is op die winst. Gaat men nu, zooals in Nederlandsch-
Indië’ gedaan wordt, de winsten eener naamlooze
vennootschap progressief belasten, dan wordt de
aandeelhouder niet alleen door de inkomstenbelasting

dubbel getroffen, maar wordt
hij
bovendien dubbel
door de progressie getroffen. Eerst worden zijne
inkomsten progressief belast bij de bron, d. i. in
handen der naamlooze vennootschap, en daarna
worden
zijne
inkomsten progressief getroffen in zijne
eigen handen. En hier mag wel herinnerd worden
aan de ernstige waarschuwing van Prof. Treub om
bij de toepassing van progressie bij belastingheffing
matigheid te betrachten. Want eene politiek van te
sterk opgevoerde progressie zal, naar terecht d
ooi
:

Prof. Treub wordt opgemerkt, doodend werken op
het particulier initiatief, den ondernemingsgeest en

den ondernemingsdurf.
Zij
zal de zucht om door
vermindering van kosten het rendement der bedrijven
te vergrooten, tegenhouden, den spaarzin aantasten
en de volkskracht langzaam maar zeker ondermijnen.

Op pag. 15
zijner
brochuje voert de heer Vleming
nog een argument aan voor de door hem verdedigde
progressie
bij
het heffen van belasting der inkomsten
eener naambooze vennootschap. Men leest daar het
volgende:

,,ProL Treub moet toegeven, dat de naambooze vennootschap
de geschiktheid voor hare taak ontleent aan de door het recht
gesanctionneerde en aan den Staat te danken beperking der
aansprakelijkheid van hen, die haar kapitaal bijeenbrengen,
doch ziet hierin een bijkomstig motief tot het doen bijdragen
door vennootschappen in de’ lasten van den Staat Maar,
aldus herhaal ik, indien dan, dank zij deze sanotie van den
Staat, de eene vennootschap in staat is het kapitaal van hen
die dat bijeenbrachten en daarvoor slechts een beperkte aan-sprakelijkheid dragen, buitengewoon winstgevend te maken, waarom mag dan van dezen rechtspersoon geene progressief
hoogere bijdrage worden gevorderd dan van eene vennoot-
schap, welke het kapitaal minder winstgevend kan maken?”

Inderdaad wordt het dubbel belasten van de in-
komsten, die iemand verkri,jgt door deel te nemen
aan eene naamlooze vennootschap (ni. eerst in handen
der naambooze vennootschap en daarna in handen
van den aandeelhouder zelf) verdedigd door er op te wijzen, dat de deelneming aan eene naamlooze ven-
nootschap voor den aandeelhouder zulke groote voor-
deelen medebrengt. En onder die groote voordeelen

wordt dan speciaal genoemd de beperkte aansprake-

lijkheid. Prof. Treub is het
blijkens
zijne •Nota met

die verdediging der dubbele belasting van de in-

komsten van den aandeelhouder eens.

Tegen deze verdediging van voormelde dubbele

belasting valt echter wel het een en ander in te

brengen. Waarom toch heeft de Staat de aanspra-

kelijkheid van den deelnemer aan eene naambooze

vennootschap beperkt tot zijn inbreng? Deed
hij
dit

om dien aandeelhouder te bevoorrechten, hem te bevoor-

deelen boven de andere ingezetenen? Geenszins. De
wetgever voerde die beperkte
aansprakelijkheid
in,
omdat anders de deelneming aan naamlooze veii-

uootschappen op groote schaal niet
mogelijk
zou zijn.

Juist door de beperkte
aansprakelijkheid
van aan-

deelhouders werd het mogelijk, naambooze vennoot-

schappen in grooten
stijl
op te richten. De enorme
economische vooruitgang, dien de negentiende eeuw
te zien heeft gegeven, zou onmogelijk geweest zijn

zonder het instituut der naamlooze vennootschap.

Zonder dat instituut zouden de groote uitvindingen

op het gebied der techniek, die in de vorige eeuw
hebben plaats gehad, onmogelijk het effect hebben

kunnen sorteeren, dat zij inderdaad gesorteerd heb-

ben. De naambooze vennootschap heeft aan de ont-

wikkeling van de wereld zeer groote diensten
bewezen; en daarom wil het voorkomen, dat de
stelling, dat de inkomsten die een aandeelhouder in
eene naamlooze vennootschap als zoodanig geniet, in
tegenstelling met alle andere inkomsten dubbel moeten
belast worden, omdat zijne aansprakelijkheid als
aandeelhouder eene beperkte is, onhoudbaar is. Het

zij nogmaals herhaald, dat de beperkte aansprake-
lijkheid van den aandeelhouder eener naamlooze
vennootschap, wel verre van een aan den aandeel-
houder geschonken voorrecht te zijn, niet anders is

dan een instituut, door den wetgever in het leven
geroepen ter bevordering van het algemeen belang.
Bovendien is de voorstelling van zaken, als zou
deelneming aan eene naamlooze vennootschap zulk
eene uiterst voordeelige zaak
zijn,
uitermate
eenzijdig;
bij deelneming aan eene naamlooze vennootschap
zijn de kansen van verlies
dikwijls
veel grooter dan
die van winst.

Maar al gaat men met deze gedachten niet mede,
en al
blijft
men met Prof. Treub in de beperkte
aansprakelijkheid van den aandeelhouder een motief
zien om diens inkomsten als zoodanig dubbel te
belasten, hieruit kan geenszins voortvloeien, dat die
inkomsten, wanneer
zij
nog in handen
zijn
van de
naambooze vennootschap, progressief moeten worden
belast.
Het daarvoor door den heer Vleniing aangevoerde

argument, dat dank zij de beperkte aansprakelijkheid
de eene vennootschap in staat is het kapitaal van
hen, die dat bijeenbrachten, buitengewoon winstgevend
te maken, is tegen een oogenblik nadenken niet be-
stand. Immers de beperking van de aansprakelijkheid,
van den aandeelhouder beperkt wel zijn risico, maar
heeft niet den minsten invloed op de winstgevendheid
van het
bedrijf.
Die winstgevendheid hangt af van
de leiding en van de omstandigheden, maar zeer
zeker in geen enkel opzicht van de vraag, in hoe-
verre de deelhebbers voor de verbintenissen der ven-
nootschap al dan niet aansprakelijk zijn.

(Slot volgt).

J.
GERRITZEN.

MEDEZEGGENSCHAP BIJ OPENBARE

LICHAMEN.
*)

Nadat in een aantal nummers van: dit weekblad
artikelen zijn
gewijd
aan het vraagstuk van het mede-
zeggenschap in het algemeen, in het
bijzonder
in
het particulier bedrijf i), kan het gewenscht zijn

*) [Wegens plaatsgebrek eerst in dit nummer. – Bed.]
1)
Zie pgns.
71,
102, 142, 188, 199, 255, 283, 308, 314,
379, 402, 442, 464, 483, 549, 594, 609, 637, 814
en
832
van
den vorige» jaargang.

188

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

speciale aandacht te wijden aan de vraag, hoe het

staat met het medezeggenschap bij openbare lichamen

(staat, provincie, gemeente), omdat het vraagstuk

daar een ander karakter draagt en ten deele ook

door de instelling der zoogenaamde centrale en dienst-

commissies voor georganiseerd overleg in een meer

gevorderd stadium van ontwikkeling verkeert.

Dat andere karakter hangt samen met het feit, dat het

particulier bedrijf alleen ten bate van den ondernemer

wordt uitgeoefend,de overheidsdienst en het overheids-
bedrijf daarentegen in het algemeen belang, zoo noodig
ook met opoffering van winst, terwijl het eerste geheel
door de leiding wordt gevoerd, maar
bij
het laatste
de leiding onderworpen is aan de algemeene regelen,
die de vertegenwoordiging der burgerij namens haar

in het algemeen belang aangeeft. Daardoor heeft bij
het laatste ook de vaststelling der dienst- of arbeids-

voorwaarden op een andere wijze plaats dan bij het
particulier bedrijf.

En het gaat hier – dit sta op den voorgrond –
alleen over medezeggenschap omtrent de arbeids-

voorwaarden; voor die in het beheer (het technische
en het commercieele van het bedrijf), welke, zoo

zij iets zal beteekenen bijzondere capaciteiten, onder-
nernersbekwaamheid van dengene vordert; aan wien

zij wordt toegekend, is de tijd voorloopig nog niet rijp.
Voor de openbare lichamen
1)
nu ligt de oorsprong
van dit medezeggensschap – het klinkt eenigszin

eigenaardig – in het voorschrift, dat reeds in de
oudste werkliedenreglementen (dat van Amsterdam,

ingevoerd in 1897, was het eerste) werd opgenomen,

dat de hoofden der diensten en bedrijven eens per

week een spreekuur moesten houden voor het per-

soneel. Toen zich nl. vereenigingen van werklieden
ontwikkelden en vereenigingen van verschillende

richtingen, die met eenige nuances alle hetzelfde wilden

en wier besturen telkens het spreekuur bezochten,
ontwikkelde dit zich tot besprekingen van allerlei
dienstbelangen, die veel beter met de bestuurders
van alle vereenigingen tegelijk konden worden ge-

houden. En de wethouders, die ook herhaaldelijk be-

zoek ontvingen, en de gemeenteraad, die herhaaldelijk
van alle vereenigingen adressen kreeg, welke behan-

deld moesten worden, dachten er evenzoo over.

Zoo ontstond de wensch om aan dergelijke be-
sprekingen een meer officieel karakter te geven,

welke wensch door twee andere omstandigheden nog werd versterkt.

In de eerste plaats ni. was bij de werkliedenveree-
nigingen zelf de wensch veel sterker geworden om in de vaststelling van hun arbeidsvoorwaarden ge-
kend te worden;
zij
noemden dat medezeggenschap,
zonder dat
zij
van de beteekenis daarvan reeds een
goed begrip hadden
2),
maar vast stond wel, dat het
minste, wat noodig werd geacht, was een zeker over-
leg over de arbeidsvoorwaarden, voordat
zij
waren
vastgesteld, zoodat op de definitieve vaststelling nog
invloed kon worden uitgeoefend, derhalve, waar dat
overleg door de vertegenwoordigers der organisaties
zou geschieden; ,,georganiseerd overleg”.
De tweede omstandigheid was het steeds uitvoe-

riger en ingewikkelder worden van het werklieden-
reglement, naarmate het aantal diensttakken en be-

drijven, die speciale regelingen noodig hadden, zich
uitbreidde, zoodat ten slotte de raad de materie niet meer kon omvatten (de herziening van het Amster-
damsche reglement in 1906 kostte 19 vergaderingen
en 645
bladzijden
in het officieel verslag!) en men tegen een herziening op dezelfde
wijze
begon op
te zien.

Wat
wij
hierover mededeelen, ziet
speciaal op Amsterdam,
waar de loop van zaken het best de ontwikkeling van het instituut typeert, maar elders is deze ongeveer gelijk ge-
weest.
Zie
over de hierover in bladen en tijdschriften in de jaren
1910—’13
gevoerde discussies en een door den Bond van
gemeentewerklieden aangenomen motie:
Dr. J. van Het-
tinga Tromp.
Het sociale arbeidscontract, blz.
162
vig.

Toen nu het in 1906 op deze wijze vastgestelde

werkliedanreglement door de vele daarin later aan-

gebrachte wijzigingen niet meer overzichtelijk was,

ingewikkeld en onduidelijk bleek en op sommige

punten verouderd was geworden, deelden Burge-
meester en Wethouders aan den raad mede, dat zij

het onmogelijk achtten op de oude wijze een nieuw

reglement tot stand te brengen en stelden zij voor
de methode te volgen, door
Dr. J.
van Hettinga
Tromp
reeds in zijn in 1913 verschenen academisch
proefschrift ,,Het sociale arbeidscontract” aangegeven,
ni. door den raad slechts algemeene normen te doen

vaststellen en de uitwerking daarvan en de vast-

stelling van ondergeschikte detailregelingen over te

laten aan een centrale commissie voor algemeene en

aan dienstcommissies voor speciale regelingen voor één

dienst. Door deze commissies zou dan tevens het

middel geschapen worden tot behandeling van

allerlei wenschen van het personeel en om aan de

vertegenwoordigers der organisaties langzamerhand

inzicht in de eischen van den dienst te geven en hen
te leeren ook het algemeen belang te behartigen.

Zoo besloot de raad in afwachting van een voor-
stel tot vaststelling van een nieuw, geheel vereen-
voudigd werkliedenreglernent, op 4 October 1916,

dat er een ,,centiaie commissie voor georganiseerd over-
leg” en ,,dienstcommissjes” zouden worden ingesteld,

die zich door dat overleg zou voorbereiden voor de
taak later mee te werken aan het
vaststellen
van
arbeidsvoorwaarden. Terstond echter kregen B. en W.
reeds de bevoegdheid om na overleg met de com-

missie van het bestaande werkliedenreglement af te
wijken.

In de centrale commissie kregen zitting twee af-

gevaardigden van eik der algemeene bonden van

gerneentewerkiieden; de wethouder voor de arbeids-
zaken werd voorzitter; de vergaderingen werden
bijgewoond door den directeur van het arbeidsbureau en

alle directeuren, wier dienst in de te behandelen zaken
betrokken was of vertegenwoordigers der directeuren.
De dienstcommissies bestonden, onder voorzitterschap

van den directeur, uit 4 tot 8 leden en wel 1 of 2
afgevaardigden naar het ledental, van de organisaties
die onder hun leden werklieden bij den dienst telden.

Daarbij werd direct bepaald, dat, als over een regeling,
die buiten de bevoegdheid van den directeur lag,

overeenstemming werd verkregen, deze als vastgesteld
zou worden beschouwd, behoudens mededeeling aan
B. en W.

Andere gemeenten volgden dit voorbeeld en, toen
door de regeering —waarbij het
rijk
van een algemeene
regeling der rechtspositie van ambtenaren en werk-

lieden nog geen sprake was geweest – een staats-
commissie was ingesteld om een wet op den rechts-toestand te ontwerpen, nam deze commissie in haar
midden 1919 gepubliceerd wetsontwerp (dat nog
steeds geen wet is geworden) een bepaling op (art.
123), dat regelingen tot uitvoering der wet niet

zouden mogen tot stand komen, zonder dat de ver-
eenigingen-in de gelegenheid waren gesteld in een
bespreking hun oordeel daarover te zeggen.

De regeering nam niet alleen deze bepaling, zij
het eenigermate gewijzigd, in haar wetsontwerp over

(art. 134), maar, de wenscheljkheid erkennende, dat
met dit overleg niet op de totstandkoming der wet
zou worden gewacht, stelde zij
bij
Koninklijk besluit
van 20 December 1919 Stb. 819 een centrale corn-
missie voor georganiseerd overleg in ambtenaars-

zaken in, bestaande uit twee vertegenwoordigers.van
zeven centrale organisaties (de
vijf
gewone richtin-
gen, doch twee neutrale, en die van hoogere amb-

tenaren) en evenveel regeeringsvertegenwoordigers
onder voorzitterschap niet van een minister, maar

van een particulier (aanvankelijk de heer Treub,
thans de heer de Vries). Daarnaast worden voor eiken
diensttak, waar dit gewenscht is, bijzondere commis-
sieg ingesteld, waarin naast de vertegenwoordigers

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

van de centrale organisaties ook die van organisa-

ties van alleen tot dat dienstvak behoorenden zitting hebben. Al deze commissies hebben
uitsluite’ad ad-
viseerende
bevoegdheid.

Op deze wijze was ook de Amsterdam sche commissie

(die in 1910 door een commissie voor de ambtenaren

werd gevolgd, bestaande uit vertegenwoordigers der

centrale organisaties, die der hoogere ambtenaren

daaronder begrepen) begonnen, maar spoedigbevredigde
het uitsluitend spreken over voorgenomen regelingen of

over wenschen toch niet, vooral toen de toenemende

duurte herhaaldelijk loonsverhooging noodig maakte,

waarover dan door den raad in lange discussies

werd beslist en waarbij de verschillende organisaties
tegen elkaar op eischten en cle raadsleden tegen

elkaar op boden. Van verschillende zijden werd
dus op wijziging der regeling aangedrongen en, toen

de duurte in 1920 weder een loonsverhooging noodig maakte, wezen burgemeester en wethouders den raad

op dc wenschelijkheid dezen van die herhaalde moei-
lijke discussies te
bevrijden
en de loonregelirtg
voortaan vast te stellen als het ware bij collectief

contract tusschen hun college en de werklieden-

organisaties, welk contract dan slechts de goedkeuring

van den raad behoefde, zonder dat deze het nog kon wijzigen. Daartoe was de bestaande commissie voor
overleg niet geschikt en moest zij geheel anders.
worden ingericht.

En zoo stelden B. en W. op 6 Juli 1920 voor de
centrale commissie voor de werklieden te doen be-
staan uit twee
partijen,
die der werkliedenvertegen-
woordigers, die samen één stem zouden uitbrengen,
en die van het gemeentebestuur, bestaande uit een

of meer leden van het college van B. en W., een of
meer directeuren, door de gezamelijke directeuren
aangewezen, en den directeur van het arbeidsbureau
die samen ook één stem zouden hebben, welke echter
uitsluitend door B. en W. zou worden bepaald, na-
dat zij de commissie van
bijstand
en de directeuren
hadden gehoord. De stem van arbeiderszijde wordt
aldus bepaald, dat elke organisatie voor de eerste
500 of minder leden twee stemmen en voor iedere
aangebroken 500 verdere leden één stem uitbrengt,
terwijl ten minste alle stemmen van twee organisa-
ties noodig zijn.

Hiermede was dus een geheel nieuw stelsel in-
gevoerd, nl. dat een tusschen B. en W. en de cen-
trale commissie verkregen overeenstemming feitelijk
wet werd, omdat het gesloten accoord al heel zonder-
ling moest zijn, wilde de raad weigeren het te
honoreeren. In verschillende andere gemeenten is dit voorbeeld reeds nagevoigd en hier en daar wil
men, waar men het overleg gaat invoeren, het reeds terstond aldus inrichten, ook voor ambtenaren.

Driemaal is thans in Amsterdam reeds een loon-
regeling op de oms’chreven
wijze
tot stand gekomen.
Tweemaal – werd overeenstemming vrij gemakkelijk
bereikt, omdat de werklieden telkens voordeelen boven
het bestaande behaalden; de derde maal, toen een verslechtering niet kon
uitblijven,
heerschte er een
zekere spanning, hoe het zou loopen. Een vooraf-
gaande poging van een deel van den raad om B. en
W. reeds tevoren te binden, werd door B. en W.
afgeslagen; en
zij
zou ook in strijd zijn geweest
met den geheelen opzet. En ten slotte werd, zooals
men weet, overeenstemming verkregen, nadat eenige
der oorspronkelijke eischen (afschaffing van den

vacantietoeslag en invoering van de 48-urige werk-
week op 1 Januari jl.) waren teruggenomen. Thans ws de vraag, of de regeling goedgekeurd zou wor-
den, voor den raad veel moeilijker te beantwoorden,
doch ook nu weer wilde hij het conflict niet risqueeren
en accepteerde
hij
haar.

Na dezen. afloop stelden B. en W. een voorstel aan
de ordé, dat zij reeds geruimen tijd geleden hadden
ingediend, ul. om
het stelsel, geheel volgens de oor-
spronkelijke bedoeling van den heer
van Hettinga

Tromp,
niet alleen voor het loon, maar voor het
geheele werkliedenreglement toe te passen in dien

zin, dat het werkliedenreglement zeer kort zou zijn
en slechts eenige algemeene normen zou bevatten, b.v.

de aanneming van werklieden, de verplichting tot

overwerk, het ziekengeld, het verlof, de vacantie, de

straffen, terwijl verder wordt bepaald, dat de regelin-

gen, welke over die onderwerpen en over andere

onderwerpen, zooals het loon en den werktijd, waar-
voor niet eens normen worden gegeven, moeten wor-

den gemaakt, worden vastgesteld als Voor het loon

hierboven is omschreven, waarbij de bepalingen over

de samenstelling der centrale commissie en haar

wijze van stemming in het nieuwe reglement worden

vastgelegd met deze wijziging, dat er aan de zijde
van het gemeentebestuur twee leden der commissie
van
bijstand
en drie directeuren (een téchnische, een
hygiënische en een bedrjfsdirecteur) in worden op-
genomen, maar de stem toch door B. en W. wordt
bepaald.

Men denkt zich nu den overgang van den bestaan-
den in den nieuwen toestand aldus, dat alle bestaande

iegelingen van kracht blijven, totdat• zij op de
nieuwe
wijze
door andere worden vervangen; wordt
dus over een nieuwe regeling geen overeenstemming

verkregen, dan blijft de oude bestaan, tenzij een van
6eide groepen van oordeel is, dat wijziging bepaald
noodig is, in welk geval zij de beslissing van den

raad inroept, voor zoover de wet of een raadsbesluit
de zaak niet tot de bevoegdheid van B. en W. heeft
gebracht. Wordt overeenstemming verkregen, dan
wordt de regeling wet, tenzij er uitgaven mee ver-
bonden
zijn,
die de raad niet heeft goedgekeurd;
dan moet eerst het geld door den raad worden be-
schikbaar gesteld, die dat natuurlijk ook weigeren
kan, waarmee dan de regeling vervalt. Elke regeling
en slotte kan door den raad worden vernietigd we-
gens
strijd
met de wet, een gemeenteverordening of
het gemeentebelang.

Zonder veel discussie heeft de raad zich op 24
Januari j.l. met het nieuwe, aldus ingerichte werk-
liedenreglement vereenigd en hiermee een voor ons
land, wellicht voor de geheele wereld nieuwe regeling
van verre strekking tot stand gebracht.

Op de staatsrechtelijke vragen, waartoe
zij
aanlei-
ding geeft, gaan
wij
niet in, maar
wij
willen wel
nog edhige aandacht vragen voor dezen vorm van

medezeggenschap in het algemeen. En zouden dan,
in aansluiting aan wat wij in den aanvang opmerk-
ten over het karakter van het publiekrechtelijk
lichaam, willen vragen; of het niet in
strijd
iset
het van oudsher gegolden hebbende beginsel, dat

het vertegenwoordigend lichaam de koorden van de beurs in handen heeft en beoordeelt wat in het alge-
meen belang noodig is, indien de werkliedenvereeni-
gingen
i
die niet voor het algemeen belang opkomen,
doch voor liet individueele van haar leden, mede gaan

beslissen over hun eigen positie? Men zal zeggen, dat de gemeenteraad toch de eindbeslissing houdt, omdat
hij het noodige geld kan weigeren en besluiten, die
hij niet in het gemeentebelang acht, kan vernietigen.
Dat is ongetwijfeld waar, maar de ervaring heeft
thans reeds geleerd, dat hij van die bevoegdheid een
zeer schaarsch gebruik zal maken, omdat hij daardoor
ernstige conflicten zal uitlokken, niet alleen met de
werklieden, maar ook met B. en W. en wellicht met
de commissie van bijstand, die zich immers met de
afgekeurde regeling hebben vereenigd, conflicten, die
het algemeen belang allicht nog meer zullen schaden

dan de regeling zelve. Zoo is het in het begin van
1921 in Zaandam, waar dezelfde regeling was ingevoerd,
zelfs voorgekomen, dat iemand als de heer
Duys,
toen het georganiseerd overleg besloten had pas
afgeschaf te periodieke loonsverhoogingen weer in te
voeren en een salarisregeling in te voeren, waarbij
de laagste salarissen te hoog, die der hoogere amb-
tenaren te laag waren, sprak van kwajongenswerk

190

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

en meende, dat, als het zoo voortging, liet instituut

moest worden opgeheven, en toch de raad de genomen
besluiten honoreerde
1).
Practisch geeft hiermee de
raad inderdaad voor een groot deel zijn budgetrecht
uit handen.

De zaak kan dan ook, naar onze meening, alleen

goed loopen, als de vertegenwoordigers der ver-

eenigingen begrijpen, dat zij, zitting hebbende in de

centrale commissie, mede het algemeen belang hebben
te behartigen. Dat geeft hun een groote verantwoor-

delijkheid; of zij die kunnen dragen zal de toekomst

léeren. Een groote moeilijkheid daarbij zal het zijn,

als sommigen hunner dat wel en anderen het niet

kunnen. Wat zullen immers zij doen, die bij een be-

slissing in de minderheid
blijven?
Zullen zij zich altijd
daarbij [neerleggen of
blijven
ageeren en desnoods
staken? De laatste maal te Amsterdam hebben de
federatieven, die tegen waren, zich bij het besluit

neergelegd; zal dat altijd zoo gaan? En in het alge-

meen, zal juist bij achteruitgang, de stem der ver-

tegenwoordigers altijd door de leden der organisaties,

de werklieden zelf, worden gehonoreerd, de leden, die

als het ten slotte op het
krijgen
van overeenstemming,

op het compromis aankomt, niet steeds meer kunnen

worden gehoord? Dit alles valt af te wachten. Ander-

zijds is het overleg ook een middel om den. onder-

lirigen strijd door het gemeenschappelijk belang, om
tot overeenstemming te geraken, te doen eindigen en

is het niet te ontkennen, dat
bij
een stevige meerder –

heid de minderheid, die zich verzet, nier alleen het

gemeentebestuur, maar ook de v55r stemmende mede-

werklieden tegen zich krijgt, wat een verzet bijna

onmogelijk maakt. Merkwaardig is het zeker, dat de
regeling veel verder gaat dan het socialisatie-rapport

der S.D.A.P. het medezeggenschap in het gesocialieerde

bedrijf wenscht geregeld te zien (zie blz. 50). Hier
heeft men wel een pompeuze Organisatie van groeps-
raden en een personeelraad opgezet, maar hun taak
beperkt zich tot: le contrôle, 2e het ter sprake

biengen van wenschen, 3e het geven van advies. De

vrees voor grootere inmenging van het personeel

spreekt hier boekdeelen!

De Amsterdamsche regeling, waarmee de heer
van

Het,tinga Tromp
een jarenlang streven bekroond ziet,

heschouwe men dus als een proefneming. Beperkte
zij zich tot het gemeenschappelijk regelen door

organisaties en bedrijfsbeheer van allerlei uitvorings-

maatregelen, tot het op bijzondere toestanden toe-
passen van algemeene regelingen, dan zou men haar
slechts kunnen toejuichen als een vereenvoudiging
en Ibevrediging ‘onder het personeel brengende ver-
betering en een enorme ontlasting van den gemeente-

raad. Thans is het bovendien een vermindering der

macht van dien raad, die goed, maar ook zeer sleëht

kan uitvallen.

Waar zij niet is ingevoerd, blijft het georganiseerd

overleg beperkt Itot een advies geven, zij het na
onderhandeling. Het is ook een moeilijk te beant-
woorden vraag, of een verder gaande regeling voor
ambtenaren, althans voor maatregelen van wetgeving,

wel
mogelijk
is. In verscheiden gemeenten en ook bij

het
rijk
strekt de minder ver gaande regeling tot
dusverre nog niet steeds tot bevrediging van het
personeel. De oorzaak daarvan is veelal de noncha-
lance, waarmee de adviezen worden behandeld. Nu
men de gelegenheid eenmaal heeft geschapen, behoort
men haar alle eer te bewijzen, d.w.z. het advies be-
hoort schriftelijk te worden . overgelegd met gelegen-
heid voor minderheden haar afwijkend advies daaraan

toe te voegen, en
bij
het voorstel, (lat ten slotte aan

het vertegenwoordigend lichaam wordt gedaan, behoort
niet alleen het advies te worden overgelegd, maar ook
uitvoerig te worden aangegeven, waarom men er van

afwijkt, als dat noodig wordt gevonden. Alleen dan
krijgt de commissie van overleg een vaste plaats in

1)
Geineenteblad van Zaandam van
1920 blz. 274.

het bestuu- en kunnen de leden der vereenigingen

en het publiek haar werking beoordeelen.

En aan een tweede klacht behoort mede tegemoet.
te worden gekomen, nl. dat vaak de zaken eerst dan

in de commissie worden gebracht, als zij reeds vast-

staan. Noodig is, dat zij worden behandeld in de

commissie, als zij nog in een stadium verkeeren,

waarin nog in waarheid
overleg
mogelijk
is, waarin

nog van weerskanten gegeven en genomen kan wor-

den, zoodat het overleg in waarheid gemaakt wordt

tot een onderhandelen tusschen partijen, waarbij tot

het uiterste naar overeenstemming wordt gestreefd

en slechts hij dringende noodzakelijkheid van de ad-

viezen wordt afgeweken. Zoo wordt het nog geens-

zins overal opgevat; het wordt vaak slechts beschouwd

als een middel om cle organisaties op de hoogte te
houden en hen van het adresseeren aan den raad af

te brengen; dat is echter niet voldoende. Zooals wij

het aangaven kan het eenerzijds de
vrije
gestie van

het openbaar bestuur niet belemmeren en moet

het
anderzijds
bevrediging wekken en den werk-
lust van het personeel prikkelen. Dan zal het practisch

ook niet veel meer van de methode, die men thans in

Amsterdam toepast, verschillen en of dan de stap verder,

dien men aldaar heeft gezet, zelfs nog wel noodig is, is
de vraag. Aldus opgevat kan het, naar onze mea-

ning, ook voor het particulier bedrijf een voorbeeld

worden.

.

VAN ZANTEN.

POSTTARIE VEN.

,,Overal op de wereld, waar men ook bezig is te

,,bezuinigen, verlaagt men de tarieven van de Spoor-

,,wegen en van de Post, en overal ziet men er de
,,beste resultaten van. Vanochtend hebben we nog

,,uit de dagbladen kunnen lezen welke goede resultaten

,,men er mede in Zweden heeft bereikt, evenals in
,,Denemarken en Engeland. Alleen hier doet men

,,het niet en
blijft
met tekorten zitten”.

Aldus cle Heer Mr. Marchant in
zijn
rede
bij
de

Algemeene beschouwingen der Tweede Kamer over de
Staatsbegrooting voor 1923, op 17 November j.l.

De Minister van Financiën, die den Minister-

President verving, heeft het, voor zoover de Post
betreft, blijkbaar niet noodig geacht tegen dit ver-
wijt op te komen. Misschien overwoog Z.Exc. dat

binnenkort de ontwerp-begrooting voor het Staats-
bedrijf der P.T.T. voor 1923 voldoende zou spreken.
Immers dit – bij Kon. boodschap van 27 November
1922 aan de Tweede Kamer aangeboden – ontwerp be-.
wees, dat men, menscheljkerwijs gesproken,
niet
meer

met een tekort zat, maar een bescheiden winst

mocht ramen.
Intusschen verwierp de Tweede Kamer eenige dagen
later de wetsvoorstellen, waardoor de Post vergoeding

zou
verkrijgen
voor het genot van portvrjdom aan
talrijke openbare instellingen toegekend. Daardoor verandert die kleine winst weder in een verlies van
± 5 miljoen, tenzij Financiën de Post nu weer

vrijstelt van de vergoeding wegens spoorwegvervoer.
Het is te vreezen, dat men van verschillende zijden
desalniettemin ontijdig zal aandringen op tariefs-
verlaging. Zulks temeer, nu men kan wijzen op het
voorbeeld door enkele landen gegeven; al verzuimt

men daarbij in den regel de gekozen voorbeelden
zuiver te stellen, met het gevolg, dat volkomen on-
juiste vergeljkingen worden gemaakt en men tot

gevolgtrekkingen komt, die evenzeer onjuist zijn.
Betreurenswaardig is dit voorul, wanneer het ge-
schiedt in ‘s lands . vergaderzaal en door een man
van gezag als Mr. Marchant. Want al zou een terug-

keer van de posttarieven, die
wij
vôôr den oorlog

kenden, zeer
zijn
toe te juichen, het Nederlandsche

Postbestuur meent blijkbaar terecht den weg hier-
heen niet te mogen betreden, dan wanneer redelijker-

wijze mag worden verwacht, dat het bedrijf daarbij
zonder tekorten zal kunnen werken. Het volgt daarbij
juist dezelfde politiek als de buitenlandsche post-.

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

WE

besturen; ook die van Zweden en Engeland, welke

men • nu telkens, maar geheel onnoodig, ten voor-

beeld stelt.
Heel wat menschen redeneeren over dit vraagstuk

eenigszins simplistisch. Zij herinneren zich dat, vôôr

1914, overal het port gestadig aan daalde, terwijl
de Posterijen toch nog winsten bleven maken. De

ervaring scheen te leeren, dat de toeneming van
het verkeer op den duur het per stuk prijs gegevene

ruim vergoedde.
Toen de wereldoorlog zich rekte en de verschillende

landen hun uitgaven zagen stijgen, moest men hier
evenals elders de posttarieven verhoogen. Maar het

Postbedrjf ging tevens, gelijk in vele andere landen,

nadeelige saldi vertoonen. Men verhoogde de tarieven
nogmaals. En het verkeer ging achteruit. Het deficit

bleef.
Het is begrijpelijk, dat sommigen toen meenden,
datgene, wat de ervaring vroeger had geleerd, thans

in omgekeerden zin te mogen toepassen. Zij schreven

de tekorten toe aan de portverliooging, die het pu-

bliek ervan terughield van de Post gebruik te maken.
i)e conclusie lag voor de hand: ,,Verlaag de tarieven,

dan
krijgt
ge weer grooter omzet en zult weer

winsten maken!”
En toen men nu in den zomer van 1922 het

Britsche Postbestuur zijn tarieven zag verlagen en Zweden met 1 October 1922 de beweging volgde;
toen men bovendien vernam, dat zoowel de Britsche
als de Zweedsche Posterijen winstsaldi opleverden,
toen meende men, dat de practijk de juistheid van

de conclusie had aangetoond.

Waarin men geheel mistastte!
Inderdaad leveren de Britsche en de Zweedsche

Posterijen een batig saldo op, maar zij doen dit

ondanks
en niet teb gevolge van de tariefverlaging.
Het loont zeker wel de moeite dit eens duideijk

in het licht te stellen:

in Engeland –
waar de Posterijen met de Tele-

grafie en Telefonie evenals
bij
ons onder één Hoofd-

bestuur
zijn
vereenigd – had men sedert 1915
meermalen de tarieven verhoogd. Toen nu in 1921
de Postmaster-General Illingworth wederom eene
verhooging van de telefoontarieven voorstelde, ten
einde de groote tekorten van den dienst te bestrijden,
verhief zich de openbare meening met zooveel kracht

tegen hem, dat hij moest aftreden. Zijn opvolger,
Mr. Kellaway, zag zich evenwel verplicht de plannen

van den Heer fllingworth over te nemen, en voerde
dan ook in Juni van dat jaar opnieuw eene tarief-

verhooging in. Hij begon echter met krachtige hand
te bezuinigen en behaalde daarmede zooveel succes,

dat
hij,
die
bij
zijn optreden een deficit had ge-

vonden van 6.7 millioen £, in Februari 1922 bij
eene redevoering in Aldwych-club kon verklaren,
dat het Postbedrjf zich had leeren bedruipen, en
vermoedelijk voor het volgend jaar een batig saldo
zou opleveren van 8 millioen £ bij behoud van de
geldende tarieven. Inplaats daarvan zou
hij
dan eene

verlaging van het port voorstellen, omdat het surplus

z. i. behoorde ten goede te komen aan handel en
publiek. Hij hoopte dat een flinke’ vermeerdering

van het verkeer het gevolg zou
zijn
van die tarief-

verlaging.
In Juli 1922 kwam werkelijk de verlaging van het
tarief tot stand. Kort daarna (October) trad Mr.
Kellaway om politieke redenen als Postmaster-

General af. Maar
bij
eene verkiezingsrede te Bedford

op 9 Nov. 1922, sprak
hij
o.a. ook over deze quaestie

en vertelde, dat hij weliswaar geen cijfers kon
noemen, doch dat de vermeerdering van het verkeer

helaas niet aan
zijn
verwachtingen had beantwoord.
En voor hem, die de waarde van de verklaring mocht
betwijfelen, omdat zij kwam uit den mond van een
oppositie-candidaat, zal die
1
twijfel moeilijk zijn te
handhaven na lezing van het antwoord, namens de
regeering, door Graaf Onslow in het Hoogerhuis

gegeven op vragen ter zake door Lord Southwark

gesteld (zie Manchester Guardian van 7 Dec. 1922)

en waaruit
blijkt,
dat de verlaging der tarieven in

Juli j.l. de Britsche Post op eenverlies van £6.190.000

zal komen te staan, en dat behalve voorzoover de

drukwerken aangaat, de vermeerdering van het ver-

keer niet aan de verwachtingen heeft beantwoord.
Wanneer de Engelsche Post tegenwoordig weer

een goed financieel figuur maakt, dan heeft
zij
dat

in hoofdzaak te danken aan de vermindering der

kosten van levensonderhoud, ten gevolge waarvan zij
door de werking van een sliding scale aan hare

ambtenaren automatisch minder behoeft uit te be-

talen, en aan bezuinigingen op de exploitatie. Déér-
door is tariefverlaging
mogelijk
geweest.

Men ziet, dit is heel wat anders, dan de beweerde
goede resultaten van tariefverlaging!

Zweden –
waar de Posterijen een afzonderlijk Staatsbedrijf vormen – vertoont vrijwel hetzelfde
beeld als Engeland. Ondanks portverhooging sloot

het jaar 1920 met een tekort. Maar reeds 1921

leverde een overschot van 10.4 millioen Kronen. Het

Zweedsche jaarverslag zegt daaromtrent (ik vertaal

woordeljk):
,,Ondanks de vermindering van het Postverkeer in zijn
,,geheel gedurende dit jaar, heeft het Postbedrijf een op.
,,merkenswaardig overschot van
10.4
millioen Kronen. Dat
,,berust natuurlijk op de sterke veriuindering van onder-
scheidene posten vaji uitgaaf, speciaal die voor liet
,,personeel, welke ten gevolge van de snelle daling van het
,,indexcijfer zéér belangrijk konden worden verlaagd”.

De Zweedsche Post maakte dus met hare hooge
tarieven – sedert 1 Januari 1920 was het port voor een brief van enkelvoudig gewicht 20 öre (= 13.2
cent) voor een briefkaart 10 öre en voor een druk-
werk eveneens 10 öre – ten gevolge van de ver-
mindering der uitgaven, stevige winsten.
Zij
heeft

het toen billijk en verstandig geoordeeld om het
tarief te verlagen, en wel met ingang van 1 Oct. 1922.

Dat
zij
daarvan geen schitterende resultaten ver-

wachtte
blijkt
voldoende uit hetgeen bekend is over
hare ramingen over de jaren 1922 en 1923.
Zij
schat

de batige saldi voor die jaren op resp. 14 en 6 mil-
lioen Kronen, d.w.z..: voor een jaar van 9 maanden
hoog en 3 maanden verlaagd tarief 8 millioen
Kronen méér dan voor een vol jaar verlaagd tarief.

Hieruit ziet men, dat het
verlies
met de tariefver-
laging te lijden, door de Zweedsche administratie

wordt geschat op tusschen 10 en 11 millioen Kronen
voor een vol jaar.

Ook hier
zijn
het de besparingen verkregen en nog
te verkrijgen door vermindering van duurtebijslag,
beperking van personeel, enz. die geleid hebben tot batige ‘saldi en die tariefverlaging
mogelijk
maakten.

Op compensatie van hetgeen
zij
met deze verlaging

prjsgeeft door een wederopleven van het postverkeer
rekent de Zweedsche administratie niet. Integendeel

acht
zij
een vermindering van het verkeer volstrekt
niet uitgesloten. Onder de bestaande algemeene eco-
nomische depressie durft zij hoogstens verwachten
dat deze vermindering iets geringer zal
blijken
dan
die, welke 1922 tegenover 1921 te zien gaf.
Waar zijn nu de goede resultaten, die men met
de tariefverlaging in Zweden zou hebben bereikt?

Het antwoord moet luiden:
zij
bestaan slechts in
de verbeelding van hen, die hetgeen in normale om-
standigheden juist bleek, ook in abnormale omstan-

digheden voor toepassing vatbaar achten.
1
)

De Heer Marchant noemde verder
Denemarken.
Maar met even weinig grond als Engeland en Zweden.
Want daar had het Postbedrijf over 192011921 een

tekort van 17 millioen Kronen. Men is toen op
drastische wijze gaan bezuinigen, doch voor het

1)
Het lokaal verkeer iii Stockholm blijkt, volgens de laatste
berichten, wel merkbaar vooruitgegaan sedert de tarief-
verlaging, maar dat vergoedt natuurlijk slechts tot zeer
geringe hoogte hetgeen over het geheele land is prijs-
gegeven.

192

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

loopende jaar 1922/23 rekent de begrooting nog met

een
tekort
van bijna 900.000 Kr. Het is echter zeer
meegevallen, want gedurende de eerste drie kwar-

talen van het dienstjaar 1922-1923 (d.i. 1 April tot

en met 31 December 1922) is een overschot ver-

kregen van 1.780.000 Kr. Doch ook hier ziet men

hetzelfde als in Engeland en Zweden. Het batig
saldo is niet verkregen door
stijging
van de ont-
vangsten, want deze daalden met ± 2 millioen
Kronen in
vergelijking
met de eerste drie kwartalen

van 1921/’22, en bleven ook beneden de raming voor

1922/’23, maar door het nog sterker dalen van de

uitgaven (± 8 millioen) ten gevolge van het door-

werken der getroffen bezuinigingsmaatregelen.

Het beroep op Denemarken faalt dus evenzeer.

Prijsverlaging lokt tot koopen uit. Zoo heeft

tariefverlaging een tendenz om – ceteris paribus

– het verkeer te doen toenemen.

Ceteris paribus! Helaas is ten opzichte van de

overige factoren, die op toeneming van het post-

verkeer kunnen inwerken,
bijv.
opgewektheid in
handels- en industrieele kringen, financieele bewe-

gingsvrijheid onder de intellectueelen, sinds 1914

wel het een en ander gewijzigd.

Daarom blijft voorzichtigheid geboden. En daarom

is het jammer, dat de Heer Marchant gemeend heeft,

het Nederlandsche Postbestuur te moeten prikkelen
met een — nog wel ongegrond – ten voorbeeld-

stellen van buitenlandsche administr atiën.

Te meer, daar hij als Kamerlid, weet – bijv. uit

de M.V.A. aan de Eerste Kamer over de begrooting
voor 1922 – dat ons Postbestuur ter zake diligent is.

Mr. W. J.
M. BENSCHOP.

Naschrift. Tot mijn leedwezen moet ik ver-
klaren, dat ik het Nederlandsche Postbestuur zal
blijven prikkelen.

Vooreerst zal ik
blijven
prikkelen tot vereenvou-

diging van den dienst, opdat langs dezen weg port-
verlaging zal worden bevorderd. Buiten salarisver-

laging is hier nog wel iets te doen. Dit bevestigt
de ervaring telkens opnieuw. Dat Mr. Benschop

hiervoor niet genoeg gevoelt bewijst zijn thans
herhaalde klacht over de bestendiging van den port-
vrijdom. Het afschaffen daarvan zou veel administra-

tieven omslag geven en dus geld kosten, mogelijk

misbruik niet keeren en alleen een boekpost creëeren
voor het Postbedrijf, waarin Mr. Benschop zich zou
hebben verheugd.

Aan het nemen van een proef met portverlaging is een risico verbonden. Men moet het aandurven,
en niet onmiddellijk het resultaat verwachten van
toeneming van het postverkeer. Die zal eerst lang-
zamerhand volgen. Doch
zij
zal alleen zeker volgen,

indien de verlaging radicaal is. Van voorzichtige
proeven met kleine verlaging is geen resultaat te
verwachten.
Ten slotte wil ik Mr. Benschop een genoegen doen.

Het komt
mij
voor, dat het tekort op den Postchèque
en Girodienst zijn oorzaak ten deele vindt in de te
lage vergoeding, van de aangeslotenen geheven.
Hier schijnt mij voor eenige verhooging plaats, niet
alleen omdat de bewezen diensten het waard zijn,
doch ook omdat aan andere takken van dienst daar-
door inkomsten zijn onttrokken.
MARCHANT.

Scheveningen, 20 Februari 1923.

AANTEEKENINGEN.

Werkloosheid in Zweden.
‘)-Dewerkloos-
heid bereikte in Zweden haar maximum op het einde

van Januari 1922, toen 163.000,personen ingeschre-

– 1)
Een overzicht van de methoden in Zweden, gevolgd
ten aanzien van het werklnosheidsvraagstuk en eenige
gedetailleerde cijfers vindt men op pgs.
919
en
1012
van
den vorigen jaargang.

ven waren als geheel werkloos. Op dit
tijdstip
ont-
vingen 61.000 personen werkloosheidsuitkeering, terwijl

37.200 te werk gesteld waren bij diverse soorten
van werkverschaffing.

Wegens de algemeene verbetering van den indus-
trieelen toestand en voor een groot deel ook door

de zeer beperkende politiek der Zweedsche Werkloos-

heidscommissie zijn de werkloosheid en het aantal
ondersteunde personen sterk afgenomen. Einde Sep-

tember waren er slechts 35.100 werkloozen, waarvan

2.340 ondersteuning trokken en 23.800 bij de werk-
verschaffing waren aangesteld.

De laatste cijfers zijn:

1922
Einde van:

Geschat
aantal
werkloozen

antal
werkloos-
heids-
uitkeering
geniete

en
ndverschaffing

Aantal
te werk-
gestelden
bij de
Staatrwerk-

A
antal

te werk-
gestelden
bij de
Gemeente.
lijke werk’
verschaffing

37.300 2.300
20.200
3.000
October …………
In de steden

•,,
(16.400
(1.770
(1.450
Ophetpiatteland
20.900
<

530
k1.550
November
43.500
3.800
16.500
2.600
In de steden
(20.000
(2.800
f1.350
Op het platteland
23.500
1.000
11.250
December
45.900
6.200 13.800
3.300
In de steden

,,
(21.400
(4.300 (2.067
Op het platteland
24.500
1.900
11.259

De stijging der
werkloosheid
gedurende
de
laatste
paar maanden draagt hoofdzaeljk een seizoen-
karakter. Thans kan men zeggen, dat de werkloosheid
alleen in de ijzer-, metaal- en machine-industrie nog

abnormaal is. De Werkloosheidscommjssie zal daar-

om waarschijnlijk de werkloosheidszorg (uitkeering

en werkverschaffing) beperken tot de arbeiders in

deze industrieën. Ongetrouwde arbeiders zullen slechts
den tweeden vorm van ondersteuning genieten en
dit ‘alleen in zooverre er bij de verschillende onder-

handen genomen werken, ten aanzien van welke men

thans echter ook een bezuinigings- en inperkings-
politiek volgt, vacatures bestaan.

Ter bestrijding van de werkloosheid werd voor het
jaar 1922 niet minder dan 88 millioen kronen ter
beschikking van de Werkloosheidscommissie gesteld,
een groot bedrag vergeleken
bij
de 32,9 en 34,9
millioen, die door den staat voor dit doel werden

uitgegeven, resp. in de jaren 1914-1920 te zamen
genomen en 1921.
Van dit bedrag is 71,3 millioen uitgegeven, zoodat er. 16,7 millioen beschikbaar is gebleven voor 1923.
De volksvertegenwoordiging heeft het vorige jaar
reeds 5 millioen kronen gevoteerd voor het eerste
halfjaar van 1923 en volgens raming van de Werk-
loosheidscommissie zullen de verschillende gemeen-
ten binnenkort 15,2- millioen kronen terugbetalen

als hun aandeel in de kosten der werkverschaffing.
Dit maakt te zamen een bedrag van 36,9 millioen
kronen.

Aannemende, dat de kosten voor den staat 7,5
kronen per dag voor eiken
bij
de werkverschaffing
aangestelden arbeider en 1,5 kroon voor ieder uit-
keering genietend persoon bedragen, is de volgende

berekening door de Werkloosheidscommissie opgesteld:

Rij de werk.P
1
verschafling
te werk-
gestelden
Kronen
i
1

Werkloos-
heids-
uitkeering
genietenden

Kronen

1923
1
Januari_1 Mei.
14.000
10.500.000
10.000
1.500.000
1
Mei_1 Septemb.
12.000
9.000.000
2.000
300.000
1
Sept._1 Dec. ..,
6.000
4.500.000
2.000
300.000
1924
1 Januari_1 Mei.
4.000
3.000.000
2.000
300.000

27.000.000
2.400.000

Kr.
29.400.000

De meerderheid der Commissie verwacht, dat alle
buitengewone steunmaatregelen voor werkloozen met
Juni 1924 zullen kunnen ophouden en heeft daarom

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

193

de regeering medegedeeld, dat zij het onnoodig acht

verdere credieten voor dit doel te vragen. De socia-

listische leden daarentegen varen te dezen aanzien
minder optimistisch gestemd en hebben erop aan-

gedrongen 10 millioen voor het hegrootingsjaar
1923/

1924
ter beschikking te stellen. De regeering heeft

zoo juist den middenweg gekozen en veiligheidshalve

een crediet van 5 millioen kronen aangevraagd.
Gelijk in het eerste artikel over werkloosheid in

Zweden is opgemerkt heeft de Commissie voor sociale

verzekering gedurende eenige jaren de vraag onder-
zocht, of een stelsel van permanente werkloosheids-

zorg van overheidswege aanbeveling verdient en
zoo

ja, hoe dit in te richten ware. De voorstellen der

Commissie zijn thans gepubliceerd, en zullen binnen-

kort nader onder het oog worden gezien.

ONTVANGEN:

Dr. M. van Haaften,
Foutiave Methoden van Renta-

biliteitsberelcening bij het Middelbaar Handels-

onderwijs; P.
Noordhoff, Groningen,
1923.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

The American Journal of Intcrnati-
o
11
al L a w. – Washington, Juli
1922.

Oh. E. Hughes,
Some aspects of the work of the
Department of State;
Oh. E. 1-lughes,
Some observat-

ions on the conduct of our foreign relations;
M. 0.
Hudson,
Seizures in land and naval warfare disting-
uished;
J. 0.. Wise,
The rights of visit and search,
capture, angary and requisition;
G. E. Sherman,
Or-

ders in council and the law of the sea.

1
d e m. – Washington, October 1922.

T. H. Bliss,
The armistices;
Oh. Oh. Hyde,
The
negotiation of external baas with foreign govern-

meuts;
W.
Mettgenberg,
The extradition of the assas-
sins of the Spanish premier Dato by the German Reich
(Fort extraditiou case);
G. E. Sherman,
Orders in
council and the law of the sea II;
E. R. James,
Juris-
diction over foreigners in Siam.

MAANDCIJFERS.

RESUME UIT HET MONTBLY BULLETIN
OF STATISTIOS
(VOLKENBOND).

Maandelijks gemiddeld
13
)
.

1922

1913
1920

1

1921
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.

Productie van
Engeland ………
5,617
4477
3,200
4,867
4,140
4,729
4,843 5,220 6,525

5,446
steenkool
9,946
11,267
8,823
4,034′ 4,639′ 3,667′ 5,166′
9,845
11,129

11,109
(1000tons)
786
667
774 753
780
829
805 874 876


1)
Duitschland
8)

….
3,887
2,527 2,607
2,651
2,063
2,263 2,233
2,397
2,454

2,387

Productie van
869 678
221
415 375
406
418 437 489

502
ruw ijzer
2,623
3,084
1,400
2,344 2,399
2,438
1,845
2,067
2,680

2,895
(1000
tons)
434 276
280 442 416
428
447
462
503

514

Ver.

Staten ………..
Frankrijk
1
)

………..

207
93
73
119
115 127
154 163 175

172

Schepen

op
1,957
3,709 2,640
K



1,920
) (
1 617

stapel eind
148
1,310
216 j
taals-
137
t

Kwartaale-
1
101
t

Kwartaals-
t
der maand

België ……………..

229
398
353
243
opgave
I
197
opgave
(1000 tons)

Engeland ………….

125
364
394
o

ave
pg
286
fi
.
210
.1

Import(voor
Engeland 1000
£
54,931
142,861
81,748
79,850
75,578
73,467
75,157
70,562
76,737

86,452
binneni.
Ver. Stat. 1000
$
147,224
425,389 213,055
245076
256,725 244,305 275,880 228,7955
14)

verbruik)
Frankrijk l000Frs.’
1

701,778 4158,748
1962,373 1810,125 1851,184
1995,746
1954,729
1893,121
2108,872 2343,245
Italië

1000 Lire.
303,803

…..

2235,135
1241.75810

1,245,0598

1,612.2068



Export (bin-

Engeland …………..

Engeland 1000
£
43,771
111 297
96,631
58,045 52,146 60,419
60,032
62,511
60,399

66,491
nenlandsche

Ver. Staten ………..

Ver.Stat. 1000
$
204,025
673,373
708,531
301.989
327,198
26,651
296,272
307,458
366,177 383,000e
producten)

Frankrijk’)

………..

Ver.

Staten ………….

Frankrijk I000FrF.”
573,351
2241,249
1660,896 1866,964
12)
1433,142
12

1676,314 1741,062
1937,467 1706,499

Frankrijk …………..

Italië

1000 Lire
209,303
981,177
652,135
10

591,9708 860,8408



Scheepsbew.:

Italië’)

…………….

Engeland

(geladen)
4,089
3,043 3,098
4,101
3,822 4,042
3,995
3,704 4,125

3,769
Binnenkom.
Ver. Staten
schepen
(gel. en ballast)..
4,440
5,344
5,182
5,471
5.548
6,622
6,540
6,016
6,287


(1000 tona)
Frankrijk (geladen)
2,876
2,399
2,275
3,161
3.159
3,329 3,022
3,034
3,109

Index-cijfers:
Engeland
Groothand.-
(Board of Trade).
100
307.3
197.2
160.4
159.7
159.9
155.8
153.9
154.8

157.1
prijzen
Ver. Staten (Bureau
of Labour Statist.)
100
226
147
148
150
155
155
153
154

156
Frankrijk (off.cijfer)
100
510.3
345.2
317.3
325.6
325.6
331.8 329.9
338.0

352.7e
Italië (Prof. Bachi)
100
624.4 577.5 523.5
537.4
557.5 571.3
581.7
600.8

596.2

Wisselkoer-
NewYork op Londen
100
75.23 79.10 91.36
91.47
91.38 91.74
91.51
91.17

91.90
oen: (jaarl. of
NewYork op Parijs.
100
35.54 38.65 47.26
45.55
42.64
41.52
39.72
38.41

35.44
waand.gem.)°
1

NewYork op Rome. .
100
25.67
22.26 27.24 25.82
23.68
23.49
22.20 21.70

23.06

Wekelijksche productie, berekend op grond der maandelijksche productie.
Inclusief bruinkool (75.000 ton in Januari 1921). Vanaf 1919
mci.
Elzas Lotharingen. Vanaf 1920 inclusief Elza2
Lotharingen en het Saargebied.
8)
Vanaf 1919 zonder Elzas Lotharingen. Vanaf 1920 zonder Elzas Lotharingen, het Saargebied en de Pfalz. Vanaf
Juli 1922 zonder Poolsch Opper-Silezië.
‘) Vanaf 1919 inclusief Elzas Lotharingen.
6)
Voorloopig cijfer. ‘) Vanaf 1919 inclusief Triëst.
7)
Vermindering tengevolge van de mijowerkersstaking.
8)
Nieuwe schatting op grond der gedeclareerde waarden.
) Waarde der genoteerde geldaoorten in percenten der pariteit. Jaarlijksch of maandelijkoch gemiddelde.
Voorloopig jaarljksch gemiddelde.
fl)
De waardeering van den invoer (evenals van den uitvoer) geschiedde in 1920 en 1921 resp. op grond van de officieeLe waardecijfers van 1920 en 1919; vanaf Januari 1922 worden voor den invoer de opgaven van de importfturs als grond-
slag genomen, terwijl voor de waardeering van den

uitvoer gedurende de eerste 5 maanden van 1922 de officieele
waardecijfers van 1919 als grondslag zijn genomen. Te beginnen met Juli 1922 waardeert men den uitvoer volgens
de of ficieele waardecijfers van 1921.
Volgens de waardecijfers van 1921 bedraagt de uitvoer gedurende het eerste halfjaar 1922: 9.368 millioen franco
en gedurende het eerste halfjaar 1921 : 10.069 millioeu franco; voor de maand Juli 1921 bedroeg de uitvoer volgens
deze waardeering 1.485 millioen franes. 25)
Uitgezonderd voor de steenkoolproductie (zie noot 1).
14)
Tengevolge van het in werking treden van het nieuwe tarief is de publicatie van de cijfers voor den import vertraagd.

194

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N
d
(Disc.Wis.el.. 4
18Juli ’22
Zwseds.R.ksbk S
lOMrt. ’22
Bk ‘Bel.Binn.Eff.
4
18Juli
’22
Bk.v.Noorw..
5
17Aug.’22
I,Vrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
Zwits. Nat. Bk. 34
2Mrt. ’22
Bk. van Engeland 3
13Juli ’22
Belg. Nat. Bk. 54
22Jan.’23
Duitsche Rijksbk.
12
18 Jan. ’23
Bank v. Spanje 54
18Mei ’22
Bk. van Frankrijk
5
4
22
Feb. ’23
Bank v. Itali6
20Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk. 8
2Sept.’22
F. Res.
Bk. N.Y. 44
23Feb. ’23
Nat. Bk. v. Denem. 5
25Apr.’21
Javasche Bank
34
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
P
at.
N. York
Ccli-
Part,
Prolon-
disconto
gaile
disconto
disconto disc.
monels

24
Febr. ’23
334
3%
2818
451

6-6%
1)

19-24
F. ’23
3/8-/6
334-34
2
8
/
s
-34
4
1
/

434-634
12-17

’23
3%-18
234-334
234
4-18

4-634
5-10

‘23334-34

234-3%
251
4_61

4_5

20-25 F. ’22
41_51
334-434 3ij8-34
4-18

434-6 21-26 F. ’21
4-34
3% –
6%
4-/

6-7

20-24Ju1i’14
3’1-/

234-34
234-34
2
1
1-34
2%
59734
1)
Noteering von
23
Februari.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen was over het algemeen vast gestemd en liep ca.
2 cent omhoog. Francs en Marken schommelden alleen
Maandag en Dinsdag nog flink, maar bleven de volgende
dagen steeds op hetzelfde punt. De handel werd veel kleiner
en men kon duidelijk bemerken, dat beide wissels sterk
gesteund en op een bepaald koerspunt gehouden werden.
Dollars bijna zonder verandering. Skandinavië flauwer.
Voor Stockholm en Christiania daarentegen belangrijk
vaster. Voor Kopenhagen en Zwitserland iets flauwer. Buenos Aires onveranderd. Indië iets vaster 98-98.
27 Februari 1923.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Dal,,
Londen
6)

Parijs
)
Berlijn
)
Weenen
6)

Brussel
)
New
York’)

19 Febr.
1923
11.864
15.25
0.0122
0.0035*

13.34 2.52%
20

,,

1923..
11.87*
15.37*0.0105
0.0035*
13.51
2.5211
8

21

,,

1923..
11.894
15.55
0.0111*0.0035113.67*
2.52k
22

,,

1923..
11.894
152740.011240.0035.13.45
2.52%
23

,,

1923..
11.88*
15.32k
0.01121
0.00351
13.47*
2.52k
24

,,

1923..
11.88*

15.25
0.0111
0.00351


Laagsted.w.
1)
11.85*
14.85
0.0098 0.0035
13.-
2.51%
Hoogste
,,

,,

)
11.91 15.57*
0.0116
0.0038
13.70
2.53%
17
Febr. 1923..
11.86 15.074
0.0131
0.0036
13.49

2
2.53k
10

,,

1923..
11.85
15.70
0.0081
0.0036
13.88
8
253
8

Muutpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48

)
Noteering te Amoterdam.

)
Noteering te Rotterdam.
‘)Particuliere opgave.
2)
Noteering van 16 Februari.
6)
Idem van
9
Februari.

D t a
Stock-
holm)
Kopen- hagen
6
l
Chrls.
tlanla)
Zwlt3e,.
!and
Spanje
1)
Batavia
6)
telegrafisch

19 Febr.
1923
67.40
48.40
47,20
47.61
39.50
98-98%
20

1923
67.20 48.75 46.95
47.75
39.50
98.9834
21

1923
67.30 48.80 46.80
47.60
39.50
98-98%
22

1923
67.20
49.-
47.-
47.50
39.55
98-98%
23

1923
67.20 49.25
46.70
47.474
39.40
98-98%
24

1923
67.25 49.25
46.75 47.45
39.45
98-98%
L’ste d. w.
1)

67.-
48.20
46.70 47.40
39.35
98
H’ste,, ,,

)
67.40
49.30
47.30 47.80
39.65
98%
17 Febr. 1923
67.30
48.20
47.20
47.50
39.474
9734
10

,,

1923
67.35 47.55
46.90
47.70
39.574
9734
Muntpariteit
66.67 66.67
66.67
48.-
48.-
100

)
Noteering te Arneterda.
1)
Particuliere
opgva.

KOERSEN TE NEW YORK.

i
°
Cable Lond.
(In
,
pert)
Zicht Parijs
(In ci,.
p.frs.)

Zicht Berlijn (In cl. p. Mik.)
Zicht Amsterd,
(In
ci,.
P.
gid.)

24Februari1923
4.70.50
6.06
0.00
4#
/lQo
39.65
Laagste d. week
4.70.12
6.05
°’°°”/iirn
39.57
Hoogste ,,

,,
4.72.-
6.10
0.00
39.69
17Februarj1923
4.69.37 5.70 0.00
1
1,
39.55
10

1923 4.68.62
6.21
00851.100
39.53
Muntpariteit ..
4.86.67
19.30 23.81%
1

40/16

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAÂTSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Notserings.
eenheden
10 Febr.
1923
1
17 Febr.
1923
19124 Februarl’23
Laagste
1
Hoogste 24 Febr.
1923

Alexandrië..
Piast. p. £
977186
9716/ 9715/
9715/
*B

Aires’)..
d. p.
$
4334
43
11
42
81
1
82

43116
43815
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
11481
8

1141
1/4
114j
52

114
3
/,
Hongkong ..
id. p. $
212
1
116
2/315/
1n

212%
2/334
213
1
1
18

Lissabon ….
d. per Mii.
2116
2
8
/is
2
8
/
8s
2%
21
Madrid

….
Peset.p.0
29.90
30.01
29.97
30.21
30.14
*Montevideol
d. per
$
4234 42
6
18
42e19
4334
43%
Montreal….
$ per £
4.73%
4.74
Tgi

4.74%
4.80%
4.79
*R.d.Janeiro .
d. per Mii.
571
t

5291
39

5181
59

5151,
5251

Lires p. £
9634
971
97
98 34
972/ 39

Shanghai….
Sh. p. tael
31088/16
3/34
310
31I
5
18
3I
0
/16

Rome

…….

Singapore

..
id. p. $.
2/4
8
/16
214
8
116
21411
s
214182
2/4
8
/86
6
Valparaiso..
peso p. £
39.70 39.40
37.80
39.50 37.80
Yokohama ..
Sh. p. yen
210
15
1
2/0%
210
7
/
in

2

1
21018
Koersen der voorafgaande dagen.
t)
Telegrafisch transfert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te

Noteering te
Londen N. York

Londen N,York
24 Febr. 1923.. 31

64
7
1
s
25 Febr.
1922
.
32
8
/
6

6334
17 ,,

1923 . 30″/,8 63
7
1

26 Febr.
1921.. 32

54%
10 ,,

1923.. 30″f

63% 20 Juli
1914.. 24
16
116 54’/

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 26 Februari 1923.
Activa.
Binneni. Wis-t
H.-bk.’
f
65.983.478,81
sels, Prom.,’
B.-bk.

35.245.267,37
enz. in disc.!,
Ag.sch. ,, 58.889.579,99
f

160.118.326,17
Papier o. h. Buitenl. in disconto

Idem eigen portef..
f
79.663.707,-
Af: Verkocht maar voor
debk. nog niet
afgel.

Beleeningen
79.663-707,-

mci. vrsch.
H.-bk.

18.098.349,30

in rek.-crt.
B.-bk.

,,

7.295 926,18

{
op onderp.
Ag.sch.

79.944.903,59

f105.339.179.17

Op Effecten

……
f104.581.779,07
Op Goederen en Spee.

757.400,-
,,

105.339.179,17
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,

11.569.370,81
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.239.410,-
Muntmat., Goud
..,,525.550.137,9l

f581.789.547,91
Munt, Zilver, enz..

7.447.695,86
Muntmat., Zilver ..

Effecten
589.237.243,77

Bel.v.h.Res.fonds.. /

5.659.646,93
id. van
i/
v.h.kapit. ,,

3.983.513,50
9.643.160,43
Geb. en Meub. der Bank …………….
,,

4.522.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,54.369.162,51

f1.014.462.149,76

Passiva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Re3ervefonds ……………………

..
5.660.599,75
Bijzondere reserve ………………..

,,
1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………..

.,
939.834.160,-
Bankassignatiën in omloop

……….,,
1.197.156,62
Rek.-Cour.

Het Rijk
/


saldo’s:

J Anderen ,,
29.797.165,10
29.797.165,10
Diverse

rekeningen

………………

..
16.297.486,96

f1.014.462.149,76

Beschikbaar metaalsaldo…………..f 394.375.960,14
Op de basis van
2
11 ,netaaldekking …. ..200.210,263,80
Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is.. ,,1.97 1.879.800.-

1

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

195

NED. BANK 26 Februari 1923
(vervolg).

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Bank

1
Andere
Data

Goud

Zilver

biljettc.’n

opeischbare
1
schulden

26 Febr. 1923 ……
581.790
7.448
939.834 30.994
19

1923 ……
581.790
8.360 941.885
31.651
12

1923 ……
581.790
7.001
953.107
33.042
581.790
7.361
967.825 34.645
29 Jan.

1923 ……
581.790
8.039
947.422
26.444
5

,,

1923……

27 l”ebr, 1922 …..
605.969 7.127
987.389 30.812
636.141
20.392
1.053.417
41.432
28 Febr. 1921 …….

25 Juli

1914
162.114

1
8.228
1

310.4371
6.198

Totaal
Beschik.

Data
bedrag
Schatkist- Belee.

1

baar

1

kings-

disconto’s
promessen
ningen
Metaal.
percen-
rechtstreeks
saldo
tage

26 Febr. 1923
160.118
22.000
105.339
394.376
60
19

1923
186.125
48.000
105.774
394.747
60
12

1923
195.008
55.000
104.197
390.865
60
5

1923
227.126 83.000
106.151
387.961
59
29 Jan.

1923
182.667
34.000
116.981
394.360
60

27 Febr. 1922
192.367
40.00C 155.711
408.716
60
28 Febr. 1921
180.086
46.000
227.776
436.767
60

25 Juli

19141
67.947
14.300
61.686
43,5211)
54
‘) Op de basis van li
g
metaaldekking.

Uit de beken.dimaking van den M
i
n
i
s t e
r v a n F
i n a n-
c i
ë n blijkt, dat uitstonden

p:

19 Febr. 1923
1
26 Febr. 1923

Aan schatkistpromesaen.
1
f458.740.000,-
f430.940.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk.,,
48.000.000,-
,, 22.000.000,-
Aan schatkistbiljetten ..
,,178.399.000,-
1
,,178.269.000,- Aan zilverbons

………..
28 500.092,-
,, 28.736.209,50

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
1
,,346.154.000,-
,,328.046.000,-
Voorschot aan Gemeenten’
31 Dec. 1922
31 Jan. 1923
voor door Rijk voor
,
hen
.
97.769.073,47 97.836.024,80
te heffen Ink. belasting)
19 Febr. 1923
26 Febr. 1923
Tegoed v.d. Postch.
&
G.dstj,,_98.045.096,90
98.046.822.66

JAVASCHE
BANK.
Voorinaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

B

k-
Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
,an
,e en
opetschb.
metaal.
IGflUUCfl

30(00

17Feb.1923

21i.500

261.000 108.000 144.700
10

1923

218.000

263.500 104.500 144.500
3

1923

218.000

259.000 108.500 142.500

20Jan.1923 155.957

57.519′ 261.801 103.666 141.049
13

1923 157.157

57.226 267.087 103.102 140.990
6

1923 156.613

56.967 266.025 106.211 139.809

18 Feb. 19221 146.763

34.783 271.723

76.065 112.670
19 Feb. 19211 224.897

10.617

341.583 135.012 140.414

25 Juli 19141 22.057
1
31.907

110.172

12.634

4.842e
Wiosds, 1

Vos,.

,.,,

Dek-
D ata
Dis.
conto’s
buiten
N..Jnd. betaalbaar

Belee-
ningen
schotten
aan het
ouv.nem.
“•7”
‘e
0′
ningen
t)
kings.
percen.
lage

17Feb.1923
16170
12.800
**°
59
10

1923
164.030
12100
***
59
3

1923
163.340
14.200
60

20Jan.1923 36.040
30156

78.84
11.680
23.542
58
13

1923 36.400
30.611

82.704
10.815
23.559
58
6

1923 35.386
29.2071

84.722
11.474
23.879
57

18Feb.1922 36.591
15.144 102.362

28.031
52
19Feb.1921 35.001
30.754

122.011
33.872 34.963
49

25 Juli1914

7.259
6.3951

47.934
6.446 2.228
44
1)
Sluitpost activa.
1)
Basis
3
/5
metaaldekking.
‘) Craaitealdo.

DE
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Ci,culaiie
Andere
opeischb.
schulden
Discontos
1 Div. reke-
ningen’)

13Jan.1923….
1.221
1.759
1

1.034
1.226
379
6

,,

1923….
1.221
1.823
1

675
1.223
396
30Dec. ‘1922….
1.233 1.884
1

616
1.241
534

14Jan. 1922….
1.477
2.169
1

831
1.171
1.130

25Juli

1914….
645
1.100
560
735 396
‘) Sluitpost der activa.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Data
Gov.
Sec.
1

Other
Sec.
1

Public
Depos.
1

Other
Depos.
Reserve
Dek.
kings.
perc.
t)

21 Febr.’23
47.317
74.435 22.036
106.792 25.207
19,36
14

’23
48.507
70.623
19.715
106.727
25.224
19,98
7

’23
49.067
65.812
17.895
103.345
24.460
20,17
31 Jan. ’23
49.420
65.608
14.601
106.324
23.927
19,78

22Febr.’22
48.546 81.639
27.808
109.947
25.666
18,62

22Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
1
/s
‘) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoegin.g der Darlehens-

kassenscheine, in millioenen Mark.

Dato
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
scheine
Circulatie
Dek.
1
1 kings.
per
c
.

15 Febr.’23
1.074
1.005
593.632 2.703.795
22
7

,,

’23
1.074 1.005
379.180
2.252.963
17
31 Jan. ’23
1.074
1.005
380.902
1.984.496
19
23

,,

’23
1.074 1.005
372.683
1.654.574
23

15 Febr.’22
1.009
.

996
4;415
115.756
5

23 Juli

’14
1.691
1.357
65
1.891
93
11
Lseklclng der circulatle door metaal en Kassenschelne.

14’issels

Handels. Schatkist. Rek. Cr1.
Totaal

wissels

pa pier

3.646.191 1345.143 2.301.048 1165.180
W
2.825.527 901.133 1.924.394 883.927
2.306.297 697.216 1.609.081 762.264
1.918.579 556.580 1.361.999 611.050

133.774 1.819 131.955 29.410

7511

7511

944

BANK VAN FRANKRIJK. Voornaamste posten in duizenden trance.

Waarvan Te goed
Buit.gew.
1
Data
Goud
in het
Zilver
in het
voorsch.
Buitenland Buitenland
a/d. Staal

22 Feb.’23
5.535.764
1.864.345 290.569
598.779
23.200.000
15

’23
5.535.734
1.864.345 290.392
598.658 23.300.000
8

’23
5.535.581 1.864.345
290.324
598.827
23.400.000

23 Feb.’22
5.525.251 1.948.367
280.980
630.057
22.500.000

23 Juli ’14
4.104.390

639.620

Wissels
Uitge.
stelde
Belee-
Bankbil-
Rek. C,t.
Pont.
Rek.
Cr1.
Wissels
ning
jetten
culicren
Staal

E.
2.683.819
25.811
2.091.059
37.055.354
2.204.149 75.103
W

2.760.216
25.872
2.079.725
37.176.064 2.169.320
46.992
2.650.629 26.083
2.121.501
37.409.366
2.292.046
57.537

2.726.320
51.415
2.247.003 36.150.809 2.371.532
57.494

1.541.980

769.400
5.911.910
942.570 400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden
1
raincs.

fil
Jn.
Beleen.
Binn.
Rek.
Data
mcl.
van
buiteni.
van
prom. d.

J
wissels
en
Cr1.

Circu.
latie

J

vorder.
provinc.
heleen.
partic.

22 Feb.’23
349.072
84.653
480.000 833.566
6.870.616
185.601
15

’23
345.916
84.653
480.000 756.922
6.902.371 118.693
8

’23

23 Feb . ‘221327.255

344.920
84.653
480.000 773.203
6.894.3511
148.152

84.653 480.000
646.430
6.259.1321
157.516

Data
Metaal
Circulotie Currency Notes.

Bedrag
1

Goudd.
1
Gov. Sec.

21 Febr. 1923
127.499
122.042
279.383
27.000 234.696
.14

,,

1923
127.493 120.719
279.991
27.000
236.575
7

,,

1923
127.491
121.481
200.887
27.000
237.768
31 Jan.

1923
127.492
122.018
280.273 27.000
236.868

22 Febr. 1922
128.762 121.546
298.276
28.500
260.516

22 Juli

1914
40.164 29.317
1

– – –

kassenscheine

Totaal

In kas bij de
uitgegeven
1
Rijks bank

606.800 593.600
392.500 379.200
394.400 380.900 385.900 372.700

12.358

4.304

196

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoor,aad
..i.c
.

Data
____________
Zilver

1

Notes in
l’ojaa/
Dekking
17iï
1

dc.
circu-
___________-
bedrag
F. R. Notes
buitenl.
laSte

7 Febr.’23
3.076.076
2.199.231

143.288 2.217.817
31 Jan. ’23
3
075.10
2.221.743

151.333 2.203.701
24

,,

’23
3.080.137
2.225288

141.844 2.225.231

8 Febr.’22)
2.291.352
2.024.824

141.277 2.166.179

1
Goud-
lAl
Dato
Wissel,
Totaal
Gestort
t

Dek-
1

Dek. Deposito’,
Kapitaal
kings
1

&ings.
perc.

2
iserc.
0)

7 Febr. ‘231 754.254 1 1.964.4411 107.810 ‘ 73,5

77,0
31 Jan. ‘231 785.817

1 991 062
1
107.703

73,3
1
769
24 ,,

‘231 774.282

1.990.826

107.648

70,6
1
76,4

8 Febr.’221 917.714 1.858.496

103.233

72,5 76,1
0)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiBchbare
schulden:
F. R.
Notea en netto depoeito. ) Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal
1
Reserve

Waarvan
Aantal uitgezette

bij de

Totaal
time
Data

banken gelden en
F.
R. bank., deposiio’s

deposi
beleggingen

31 Jan. ’23

780 11.424.667 1.444 013
1
15.415.296 3.728.502
24 ,, ’23

780 11.387.557 1 442 854 15.41 4.724 3.714.607
17

’23

781 11 495.696 1.433.712 15.633.325 3.735.272

1 Feb.
‘221
806
10.878.0431 1.285.175 13.627.883 2.979.403
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankataten,

EFFECTENBEURZEN.

De aanpassings-mogelijkheid van de internationale beurzen
is wellicht nog nooit zoo sterk tot uiting gekomen, als in
de achter ons liggende week. Terwijl tusschen Frankrijk
en Duitschiand een titanenstrjd wordt gevoerd, die mis-
schien zal kunnen leiden tot beider uitputting (al is hiervan
door de camouflage der ,,00rlogsberichten” thans nog weinig
te bemerken) zijn de gevolgen hiervan, die toch ook voor
de rest der wereld zeer ernstig kunnen zijn, zoo goed als
niet tot de niet-direct betrokken markten doorgedrongen.
London,
New
York, zoowel als Amsterdam hebben zich
bezig gehouden, hetzij met interne aangelegenheden, hetzij
met factoren, die rechtreekschen invloed op het aan die
beurzen verhandelde fondsen.materjaal konden uitoefenen.
Berlijn en Parijs daartegen werden, het behoeft feitelijk
geen nader betoog, zeer sterk beïnvloed door de berichten
omtrent den stand van zaken in den strijd tusschen
Duitschland en Parijs.
Want een strijd, een oorlog, moet ook het tegenwoordig
conflict worden genoemd. Een oorlog echter, waarin eco-
nomische wapenen op den voorgrond treden. Voor Duitscli-
land is één van die wapenen het handhaven der eigen
valuta en, zon mogelijk het opvoeren hiervan. Tot op zekere
hoogte is de B,eichsbank er tot nu toe in geslaagd de Mirk
te stabiliseeren, voornamelijk door het stop zetteh van
crediet-faciliteiten. Het schijnt, dat te dien aanzien gedu-
rende de achter ons liggende week nieuwe instructies voor
de provinciale kantoren zijn gegeven ; teekenend is toch
het feit, dot de grootste aandrang tot verkoopen van de-
viezen uit de provincie is gekomen en dat Berlijn in dit
opzicht het tweede plan heeft ingenomen. Naast deze nieuwe
en vermoedelijk zeer strenge instructies is overigens de
nadering van de maand-wisseling oorzaak geweest, dat de overgroote meerderheid der middelen liquide is gehouden
en niet voor vobrschotten op deviezen-aankoopen kon worden
aangewend. Er is hierdoor wel wat materiaal aan buiten-
landsche betaalmiddelen vrij gekomen en men hoopt dit
nog te vermeerderen door het uitschrijven van een 6 pCt.
leening groot 50 mill. dol!., aflosbaar in drie jaren. Hierop
zal ingeschreven kunnen worden door ieder, die in het bezit is
van vreemde deviezen (niet uitsluitend dol!.) en de obliga-
ties der leening zullen beleenbaar worden gemaakt. Men
stelt zich in Berlijn gouden bergen van deze ,,wertbestiindige
Anleihe” voor; zelfs zijn sommige overigens zeer ernstige
kringen overgegaan tot het beschrijven van deze emissie als een
eerste poging om terug te keeren tot den gouden standaard.

Itiertegenover werd door anderen gesteld, dat er hoogstens
sprake kan zijn van een ,,dollar”-standaard en dat het be-
drag der leening toch ook niet van dien aard was, om een zoo grootsche poging in de uitgifte te kunnen ontdekken.
Dat het betrekkelijk geringe bedrag volteekend zal worden,
is echter wel waarschijnlijk, vooral nu de bankinstellingen
reeds 25 millioen dollar hebben overgenomen. En zeer stellig
heeft de Reichsbank voorloopig haar doel: opvoering en
daarna stabilisatie van de eigen valuta, bereikt. Dat het
toch heel wat flnanciering-wijsheid zal vorderen om op den
ingeslagen weg voort te gaan, bewijst inmiddels wel de ge-
weldige toename van bankbiljetten-circulatie, die in zich-
zelve natuurlijk de tendens tot neerdrukkingvan het marken-
peil heeft. In de tweede week van Februari is de biljetten.
omloop met niet minder dan
450 milliarcf Mark
toegenomen,
zoodat een totaal van 2703 milliai-d Mark werd bereikt.
Ook hier is echter weder gebleken, dat het niveau van een
valuta voor een zeer groot deel van vertrouwen afhankelijk
is. Het vertrouwen is in Duftschland thans weder iets
teruggekeerd en hoewel de som der activa, tegenover de
biljetten-massa staande, zeer zeker niet zichtbaar is toe-
genomen (eerder is door het bevredigen van de deviezen-
vraag het tegendeel het geval) kon de Mark zich op het
verhoogde peil vrij goed handhaven. En ofschoon verder
buitengewoon groote verwachtingen van een gestadige rijzing
tot nu toe niet in vervulling zijn gegaan, heeft de fondsen.
markt te Berlijn toch den terugslag van de aanvankelijke
verheffing van het Marken-niveau ondervonden in den vorm
van een scherpe daling en een inkrimping der omzetten.
Ook hier hebben natuurlijk de crediet-moeilijkheden bij het
aankoopen van effecten remmend gewerkt, doch ook heeft
de vrees, dat de Duitsche industrie eerlang gedwongen zal zijn de buitenlandsche concurrentie op te geven, den stoot
aan de omvangrijke realisaties gegeven.
Te P a r ij s heeft de beurs een ander beeld vertoond,
doch ook hier was het de koers van het eigen betaal-
middel, dat leiding heeft gegeven. Doordat de tendens van
de Fransche Franc niet bij voortduring den richting heeft
gevolgd, was het aanzien der Parjsche beurs ook ongelijk.
liet beeld der Fransche financiën is zelfs voor ingewijde
kringen nog niet zoo klaar, dat de Fransche :I?ranc op
iedere gunstige of ongunstige factor kan reageeren. Ware
het tegenovergestelde het geval, zooals b.v. in Duitsehlnd,
dan zou het bekend worden van de cijfers van den buiten-
landschen handel over de maand Januari vermoedelijk een
scherper druk op den Franc-koers hebben uitgeoefend. De
zeer slechte indruk

, die door bedoelde cijfers is gemaakt,
werd echter niet in den deviezenkoers verdisconteerd, omdat
ook andere factoren bij het bepalen van dien koers een
rol van beteekenis spelen. Zoo is het b.v. niet uitgesloten,
dat Fransche sch atkistvissels in eenigszins beteekenen den omvang in het buitenland geplaatst zullen worden, afgezien
nog van het feit, dat de inheemsche bankinstellingen nog steeds bereid blijken te zijn, den staat bij zijn financieele
behoeften te hulp te komen. Door den en ander is het dan
ook te verklaren, dat de Pransche politiek van inflatie
niet zoo duidelijk aan liet licht treedt en dat er perioden
voorkomen, waarin, ondanks de toch over het algemeen
niet zeer gunstige berichten uit het Ruhrgebied, de Franc
nog zelfs een stijging te aanschouwen kan geven. Ook ge-
durende de achter ons liggende week was dit op enkele
dagen het geval; de beurs te Parijs heeft zich aan de ups-
and-downs nauwkeurig aangesloten.
Te London is de stemming eveneens verdeeld gebleven,
hoewel over het algemeen de tendens vast was te noemen.
In ieder geval was hier geen sprake van eenigen neer-
drukkenden invloed door den stand van het betaalmiddel
uitgeoefend. Ook de geldmarkt is ruim gebleven, waarvan
o.a. gebruik werd gemaakt tot doorvoering van een emissie van £ 1.800.000 denjarige Oostenrijksche schatkistwissels,
onder aftrek van een disconto van
7o1.
Deze emissie maakt
deel uit van een totaai van £ 3)4 millioen, welk bedrag
Oostenrijk thans verkrjgt als internationale hulp. Het
spreekt vanzelf, dat de ruimte op de geldmarkt, gevoegd bij
den meer gunstigen toestand van de Engelsche industrie, een
stimuleerenden invloed op de fondsenmarkt uitoefent. Toch
is er op enkele gebieden groote terughouding te consta-
teeren geweest. Oa. was dit voor de afgeloopen week het
geval voor rubberwaarden; het product viel plotseling in
prijs en dit had een evenredige uitwerking op de betrokken
afdeeling.

In verband met de hierboven gerele.veerde emissie van Oostenrijksche schatkistwissels is de aandacht weer eens
op de beurs van Weenen gevallen. Het nieuwe Oostenrijk
bevindt zich wel in een zeer eigenaardigen toestand. Ge-
favoriseerd door de voormalige vijanden, nadat het een
periode van, bitter lijden heeft doorgemaakt, zal het thans

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

197

worden geholpen met een voorschot van £ 3% millioen,
waarin Engeland deelneemt voor £ 1,8 millioen, Frankrijk
voor £ 0,8 millioen, België voor £ 0,4 millioen en Neder-
land, Zwitserland, Denemarken, Noorwegen en Zweden
tezamen voor £ 0,5 millioen. Het tijdperk, waarin Oostenrijk
op buitenlandsche hulp zal mogen rekenen, loopt echter
einde 1924 af en inmiddels zal het kleine land orde op
zaken gesteld moeten hebben. Diep ingrijpende maatregelen
zijn reeds genomen door het massa-ontslag van staats-
ambtenaren en de Regeering stelt zich voor in deze rich-
ting verder te gaan, waarbij zij wellicht zal worden geholpen
door den beteren toestand, waarin de industrie zich lang-
zamerhand gaat bevinden. De stabilisatie van de Kroon
heeft calculaties voor de nijverheid weder mogelijk gemaakt
en dit valt samen met een tijd, waarin wellicht de Duitsche
industrie tijdelijk en voor een bepaald gedeelte voor levering
aan het buitenland niet in aanmerking kan komen. De
stabiele houding van de Kroon heeft tevens bewerkt, dat de geidmarkt via de spaarbanken en bank-deposito’s iets
beter kan worden voorzien; de rentevoet bedroeg dienten-
gevolge in de laatste dagen nog ,,slechts” 1 pCt. per week tegen 5 pCt. per week korten tijd geleden.
Ten onzent was de afdeeling voor staatsfondsen vast
gestemd, zoowel voor binnenlandsche als voor buitenlandsche
soorten. Van de laatste trokken Braziliaansche obligaties
de aandacht. De beleggingsmarkt werd niet geaffecteerd
door het vooruitzicht, dat ook aan onze markt een deel
der Oostenrijksche steun-leening, ten bedrage van
f
6.000.000,
zal worden doorgevoerd; de geldmarkt is ruim genoeg, om
dit betrekkelijk geringe bedrag zeer gemakkelijk te absor-
beeren.

19 Feb. 23 Feb. 26 Feb.
Rij:ingo

6

ol
o
Nederland 1922 …… 9991
16
1001/
16
100’/

:f_
16
116
5

0
/0

,,

1918 ……89’/,

88
7
1

89’11
4t
2
0
/0

1916 ……88K

88’1

88’/,o

81,
6

4

0
/0

1916 ……82

81 /8

82’/, + Vie
3’1
2
0/0

,,

73’1

73
1
1

73’11

1
/16
3
0
/0

,,

63

63
1
4
63% + K
211
2
0
/0
Cert. N. W. S. ……… 53i/,

53
l
1

53
1
I16
7 ol
o
Oost-Indië 1921 ……102K 10234
102
1
1
1

7
1
1
16
6

0/
o

,,

1919 ……96K

96
1ie 961

+ ‘ho
5

o,’,,

,,

1915 …… 93Y
4

93
1
1

93’/8 —
4 ol
o
Oostenr. Kronenrente

71

1

+
1
1
5
ol.
Rusland 1906 ………3

3%

319
+
8
18
4
0/
t
, Rus!. bij Hope & Co

4
1
1

3
1
/s

318 —
4
0/
Japan 1899 …………67K


5

O/
Brazilië 1895 ………52

55,%

55
7
19 -+- 3/8
8 o/ San Paulo 1921 …… 95
71

98%

97% + 16/,
6
0/
Amsterdam 1920……101K —


7 ol
o
Rotterdam 1920 …… 102’/,, —

102% + /
je

De aandeelenmarkt daarentegen heeft over het algemeen
een zwak verloop gehad. Het aspect was in bijna alle af-
deelingen bom en hoewel de verkoopdrang niet buiten-
gewoon omvangrijk was, was zij toch dringend genoeg
om ieder herstel in den weg te staan en ongunstige factoren
nog sterker in hun uitwerking te doen zijn. Vooral kwam
dit op de Cultuur-markt tot uiting, hoewel hier, merk-
waardig genoeg, de berichten eer van opwekkenden aard
zijn geweest. De markt schijnt echter door de snelle stijging
van de achter ons liggende weken eenigszins topzwaar te
zijn geworden, mede door het ontbreken van een krachtige
baisse-partij. Zoo was het dan ook verklaarbaar, dat suiker-waarden den voortdurenden stimulans van de Cuba-notee-
ringen noodig hadden en zoodra deze ook slechts even
reageerden, weerspiegelde zich die omstandigheid in ver-
koopdrang aan onze beurs, ondanks het feit, dat de V.J.S.P.-
verkoopen mooie perspectieven voor de ondernemingen in
het vooruitzicht stelden.
De Rubbermarkt was uit den aard der zaak verlaten,
nu de markt voor het ruwe product eenige neiging tot
reactie te aanschouwen heeft gegeven. Als verklaring voor
die reactie is het staken van Amerikaansche koop-orders
gegeven. De Tabaksmarkt heeft zich bij de houding van
rubber-aandeelen volkomen aangesloten.
Ook de Petroleum-markt was gedecideerd flauw gestemd.
Het hoofdfonds is zoo sterk internationaal geworden, dat
de meest uiteenloopende factoren invloed op het koerspeil
kunnen uitoefenen. Gedurende de afgeloopen week resul-
teerde de eindwerking in een neergaande tendens, waardoor
een vrij gevoelige reactie is ontstaan.

19 Feb. 23 Feb. 26 Feb.
Rijziag of
daling.
Amsterdamsche Bank ……121% 121K 121%
Incasso Bank ………………93%

93%

93K —
Koloniale Bank …………….l71

173
1
18 166% — 4%
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand. 145
5
1, 1441

142% —
2
1
1

19 Feb. 23 Feb. 26 Feb.
Rijzing of
daling.
Rotterd. Bankvereeniging
91K
92
92%
+ %
Amst. Superfosfaatfabriek
39

38

1
Van Berkel’s Patent ………
35
36K
36
+
1
Gouda Kaarsen

……………
107%
108
107%.
Holl.Draad- enKabelfabriek
87
91
11
88
+
1
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
5I/
52 54
+
2
1
1
pr. aand
64
15
/
1

64Y
4
64

Leerdam Glasfabrieken ……
35%
37%
37
+
1%
Philips’ Gloeilampenfabriek
239%
233%
236%

3
Vereenigde Blikfabrieken
89
87
88%

Vereen.Chemische Fabrieken
37


Compania Mercantil Argent.
17
7
1,
15
13%
01
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
181%
183
174%
—7
Handelsver. Amsterdam……
471
477%
4599
1
,

11%
Handeisverg. Reis
&
Co…….
30
30% 30%
+ %
Int. Crediet- en Handel everg.
Rotterdam

………………
175
179
175
Linde Teves
&
Stokvis ……
78
78%
77K

K
Tels
&
Co’s Handel-Mij…….
7
6
,
1
4

6’1
– 718
Redjang Lebong Mijnb.-Mij
100
101
100%
+ %
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
125
1199
119%

5%
‘Kon.
Petroleum-Mij. ……… 424/
412%
399%

25
1
18

Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand
30
29’%
29%

Amsterdam-Rubber-Mij ……
153%
147%
146%
—7
Nederl.-Rubber-Mij .

………
74
71%
689

6%
Oost-Java-Rubber-Mij. ……
220%
222
222K
+
2%
Deli-Batavia Tabak Mij.


3521/
8

349 342%

9’1
Deli-Maatschappij …………
320%
31781
6

308%

12%
Senembah-Maatschappij
3809
375
368

12%
Daarentegen

was

de

Scheepvaart-af deeling
vrij

vast; hoewel eenige fluctuaties ook hier te constateeren
zijn ge-
weest, was de grondtoon vooral
gedurende
de laatste dagen
der berichtsweek zeer opgewekt te
noemen.

19

,..
e.
.)Feb.

,,

Feb.

Rijzing
of
d
a
ti
ng

Holland-Amerika-Lijn

……
125 126
124

,,

,,

,,gem.eig
109%
III
109

Hollandsche Stoomboot-Mij
34
36%
369
+
2%
Java-China-Japan-Lijn ……
87
91%
89
+
2
Kon. Hollandsche Lloyd
10%
1110
11
10%
—%
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …….
76%
76
74

234
Konink.Paketvaart-IIij.


102%
106%
106618
+
415
Maatschappij Zeevaart ……
65%

64%

Nederl. Scheepvaart-Unie 1119
114%
113%
+
2
NieveltGoudriaan …………
110%
113%
112%
+2%
Rotterdamsche Lloyd ………
129%
129%
129

Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
144%
144’18
144’1

11
8

,,Noordzee”
45 45
44%

De Amerikaansche markt bleef
zonder
groote
belang-
stelling; over het algemeen waren spoorwegwaarden
gezocht
in aansluiting aand e betere ontvangstcijfers
van de
meeste
systemen.

19Feb.
23 Feb.
26 Feb.
R,j:ingof
deling-
Americ. Smelting
&
Refining
65%
65
11
/,
64
11
/1

Jie
Anaconda Copper

…………
103
15
/ie

1059
104
+
‘hee
Studebaker Corp.

…………
126%
1251
123%

2%
Un. States Steel Corp . ……
10 9%
109’/,
108
9
/,

Atchison Topeka ……………
107
7
/, 105K
108
18
/1,
+
l’/s
Ene

…………………………
13%
13
1
1e
13%
+ %
Soutbern Pacific ……………
96’/
96%
961511e
+
‘/is
Union Pacific ………………
145%
146
1
1
146
7
1
+
l/
Int. Merc. l’1arine orig. gew.
1171
8

II ”/i
11

/i

11
/16
preI.
46
1
1

43%

218
De

geidmarkt

bleef

ruim;

de
prolongatie-koers

was
meestal stabiel en bewoog zich om
3% pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
Zeer kort nadat ons vorig weekbericht geschreven werd,
begon eindelijk de vaste stemming in de uitvoerlanden, die,
ondanks de slechte vraag in Europa en ondanks het wan-
trouwen, dat men daar in de tegenwoordige prijzen vooral
van broodgraan toonde, zoo lang had stand gehouden, te
verdwijnen. Van 20 Februari daalden, soms met flinke
sprongen, dagelijks de prijzen voor tarwe, zoowel in Noord-
Amerika als aan de Argentijnsche markten en op 26 Februari
sloot Chicago voor den Mei-termijn 3, voor den Juli-termijn
2% Dollarcent per 60 lbs. lager dan op den 19den, terwijl
Winnipeg ongeveer dezelfde verlaging onderging. In Argen-
tinië daalde de tarweprjs 25 á 45 centavos. Nieuwe oor-
zaken voor deze flauwere markten vallen eigenlijk niet aan
te wijzen. Blijkbaar hebben de redenen, die wij bij herhaling

198

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923

hebben aangevoerd voor de mogelijkheid van prijsdaling in
de naaste toekomst, eindelijk zoo zwaar gewogen, dat hand-
having der prijzen niet langer mogelijk was. Nog altijd is
de’ Europeesche vraag voor tarwe slecht en ofschoon door verdere vermindering der Noord-Amerikaansche versche-
pingen, het totaal deze week slechts klein was, was ver-betering dier vraag daarvan niet het gevolg. In Engeland blijft het aanbod van stoomende Manitoba tarwe zelfs te
groot voor de behoefte, terwijl ook Plata en Britsch-
Indische tarwe dringend aangeboden blijven. Het Euro-
peesche vasteland toonde niet genoeg belangstelling om de
Engelsche markt te ontlasten. Portugal kocht twee stoo-
mende ladingen Platatarwe, Zweden eene lading Manitoba,
die aan de Engelsche kust was aangekomen en eene lading
Australische tarwe werd verkocht naar Italië. De enkele
ladingen, die verder nog werden verkocht, gingen naar
Britsche havens. Daarheen bestond een enkelen dag iets
betere vraag voor parcels en in Platatarwe werd speciaal
Vrijdag een goede omzet bereikt. Dit was echter eene uit-
zondering. Duitschland kocht zoo goed als geene tarwe,
Nederland voorzag in zijn weder matige vraag door in-
koopen van Manitoba’s te Antwerpen en van Plata en
Noord-Amerikaansche tarwe op Rotterdam, alles uit loco
of stoomende partijen. België kocht vooral Platatarwe,
doch toonde daarbij eveneens weinig kooplust. De prijzen
in Europa daalden in overeenstemming met de overzeesche
markten en de prijzen blijven hier dus voor de meeste
soorten nog altijd beneden de pariteit der prijzen in de
uitvoerianden. De afname in de verschepingen heeft daarin
nog geen verbetering kunnen brengen, daar zich overigens
geen aanwijzingen vertoonen, dat het zaak wordt, tot de
tegenwoordige prijzen, al zijn die dan ook enkele percenten
gedaald, het tempo der inkoopen te verhaasten, waarbij
dan nog de geringe koopkracht van eenige der invoerlanden
in aanmerking moet worden genomen. Ongunstige voor-
spellingen over de wintertarwe in de Vereenigde Staten
hebben hier weinig invloed, nu de berichten over over-
matige koude . en onvoldoende sneeuwbedekking zelfs niet
in Amerika zelf de Vrij aanmerkelijke prijsverlaging dezer
week hebben kunnen voorkomen. Wel bestaat er kans, dat
in sommige gedeelten der Vereenigde Staten het percen-
tage der tarwe, dat den winter niet doorkomt, vrij hoog
zal zijn, doch verontrustend is dat vooruitzicht blijkbaar
niet. J)e juiste schade zal eerst aan het licht komen als
in het voorjaar de tarwe haar ontwikkeling voortzet.
Evenmin als, in Noord-Amerika de misschien niet geheel bevredigende stand van de nieuwe tarwe, heeft in Argen-
tinië de verminderde regeeringsschatting der opbrengst
van den juist binnengehaalden oogst veel indruk gemaakt.
i)ie schatting bedraagt nu 24.3 millioen quarters, terwijl
de opbrengst in het einde van 1922 voorloopig aangenomen
was op 27 millioen. Algemeen wordt het nieuwe cijfer
echter als te pessimistisch beschouwd. De voorraad van
tarwe in de Argentijnsclie havens nam toe met 30.000 ton,

Noteeringen.

Chicago

Buenos Ayres

Data

Tarwe

Mais

Haver

Tarwe

Mci, Lljnzaad
Mei

Mei

Mei

Maart

Maart

Maart
24Feb.’23 117

7418

44’/,

11,70

8,90

19,60
17 ,, ’23 120

75
5
/

46X

12,05

9,45

19,60
24Feb.’22 144K

68
1
1
8

41K

14,-
1)
8,25
2)
21,65 ‘)
24Feb.’21 171K

69K

451/
8

17,10

10,35

15,-
8)

24Feb.’20 265

134
1
/
8

80
1
/

15,95

6,90

25,80
20Juli’14 82
1
)

568/1)
36
1)
9,408) 5,382) 13,702)

‘) per April. ‘) per Mei.
8)
per Februari.

terwijl de verschepingen onveranderd ruim waren. De
Noord-Amerikaansche zichtbare voorraden bleven onver-‘ anderd, doch zijn grooter dan in voorafgaande jarén. Zelfs
is slechts een enkel jaar, en wel 1919, aan te wijzen,
waarin de gezamenlijke hoeveelheid van 1 Februari 1923
in de Vereenigde Staten en Canada ooit is overtroffen.
Factoren, die wijzen op prijsverhooging voor tarwe
zijn dus zeer schaarsch, doch eene reactie op de reeks
flauwe markten der afgeloopen week is natuurlijk
niet uitgesloten. Men dient niet te vergeten, dat in
verschillende uitvoerlanden geklaagd wordt over de
onvoldoende prijzen, die de producent voor zijn graan ont-
vangt. Pools, soms voorgeschreven door regeeringen van
provincie of staat, in andere streken vrijwillig, zijn aan
de orde van den dag. Zij bedoelen vooral den afzet gelei-
delijk over het seizoen te verdeelen en daarmee plotseling
groot aanbod met als gevolg ongewenschten druk op de prijzen, te voorkomen. Zelfs hoort men van plannen om den prijs van zomertarwe in Noord-Amerika te fixeeren
op een minimum van $ 1.15 per bushel, wat wel erg hoog
schijnt, nu Mei-tarwe te Chicago op 1 .17k staat en wat zeker
nauwelijks bereikbaar zal zijn als niet vele andere factoren
hun hulp verleenen. Daarbij schijnt er weinig kans te
bestaan, dat het congres te Washington de zeer groote
kapitalen toestaat, die noodig zouden zijn. Toch zou Orga-
nisatie van de producenten wel eens tot prijsverhooging
of tenminste tot handhaving der prijzen kunnen leiden.
Rogge was te Chicago eveneens zeer flauw en daalde van
10 tot 26 Februari 3k., en 251, cent per 56 lbs. Daar
Duitschland nauwelijks als kooper aan de markt was,
Nederland zich eveneens afzijdig hield en Scandinavië slechts
weinig kocht, kan die verlaging geen verbazing wekken.
Wel waren de verschepingen van Noord-Amerika zeer groot,
doch de zichtbare voorraad nam nog weder toe en is nu
bijna tweemaal zoo groot als een jaar geleden. De flinke
hoeveelheden, die elke week naar Nederland worden ver-scheept, zijn voornamelijk voor Duitschland bestemd. De
verzendingen van hier naar het Roergebied gaan steeds
ongestoord haar gang.
Maïs was deze week al evenzeer flauw, waarbij de Argen-
tijnsche markten den toon aangaven wegens den daar ge-
vallen regen, die aan den te velde staanden oogst veel goed
heeft gedaan. Wel wordt beweerd, dat een groot gedeelte
daarvan definitief is verloren gegaan, doch dit voorkwam
niet, dat de markten te Buenos Aires en Rosario zeer
belangrijke prijsverlagingen vertoonen. Van 19 tot 26
Februari viel de maïsprijs voor ouden oogst te Rosario 25,
doch te Buenos Aires niet minder dan 70 centavos per 100
K.G. Voor den Mei-termijn waren de prijsverlagingen 25
en 30 centavos. J)e verschepingen waren echter weder’zeer
klein en beliepen slechts 92000 qrs., evenals de aanvoeren
in de havens, daar de voorraden daar onveranderd ble
4
ien.
In verband daarmede bleven aanvankelijk in Europa de
prijzen zich vrij goed handhaven en Donderdag vond eene

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

s
oorten
25 Februari
1923
19 Februari
1923
27 Februari
1920

Tarwe*

…………..
1
)
13,-
13,25
16,75
Rogge (No. 2 Western)
1)
11,20
11,40
14,-
Male
(La Plata)

……’)
199,-
201,-
230,-
Gerst (48 lb. malting) ..’)
178,-
178.-
235,-
Haver (38 lb. whitecl.)
.

1) 10,35
10,40
12,75
Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)
1
)
13.50
13,80
18,15
Lijuzaad (La Plata) ….
)
412.-
410,-
470,-

1
)p.
100 K.G.

‘) p. 2000 K.G.

3
1 per
1960 K.G.
•) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.

AANVOEREN in tons
van
1000 K.G.

Rotterdam

,
Amlerdam
Totaal

Artikelen.
18124 Februari
Sedert
Overeenk. 18124 Februari
1

Sedert
Overeen4.
192
1922
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922

Tarwe ……………..
20.496
139.170
76.326

6.262
1

325
145.432
76.651
7.039
93.610
4.467


1

93.610
4.467
Rogge

………………
Boekweit …………..
637
1.975
4.038



1.975
4.038
Male

…………….
….
129.525 157.475

19.101
28.448
148.626 185.923
4.705 26.343
16.551 176
3.536
920
29.879
17.471
2.557
13.597
5.353

228

13.825
5.35

16.
.344

5.841
21.607
27.377
4.858
13.212
22.006
34.819
49.383

Gerst

……………..
Haver

……………..

32.606
1

27.178


470
32.606
27.648
Lijnzaad ……………
Lijnkoek ……………1.750
Tarwemeel ………..
12.211
6.254

2.617

1.827
14.828
8.081
Andere meelsoorten ….
2
..137
35
239
1.512


860
239
2.372

28 Februari 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

lading Februari/Maart nog plaatsing in Engeland voor 3713,
wat slechts weinig lager is dan in de vorige week. De
vraag was echter slecht en aan de parcelmarkt was de
meeste dagen bij dalenden prijs de omzet slecht. Dit geldt
zoowel voor Engeland als voor het vasteland, waar zich
te Antwerpen groote voorraden bevinden, deze week ver-
meerderd met een onverkocht naar die haven gedirigeerde
lading; waarvoor in Engeland geen kooprs te vinden waren.
In de laatste dagen der week werd bij de teleurstellende
vraag ondanks de geringe verschepingen ook in Europa de
Argentijnsche prijsdaling meer gevolgd, doch vermeerdering
van den omzet was daarvan niet het gevolg, behalve hier
en daar op aflading van den nieuwen oogst. Ook voor
Noord-Amerikaansche rnaïs bestond nergens in Europa
levendige vraag, behalve nu en dan in Duitschland, dat
naar Hamburg en Bremen geregeld kocht. De prijs te Chicago
hield zich aanvankelijk goed, doch onder den indruk van
de verbetering van het weder in Argentinië, lagere varkens-
prijzen en vermeerdering der voorraden, volgden vanaf 23
Februari flauwe dagen, die de markt te Chicago op den
26sten deden sluiten op
l—y
4
cent per 56 lbs. lager dan

eene week tevoren.
Gerst werd ook deze week van den Donau weder ruim
verscheept, doch de vraag blijft klein, ondanks de lage
prijzen. Hamburg kocht tot relatief hoogen prijs een kleine te Falmouth liggende lading ])onaugerst en twee ladingen,
stoomend en ladend werden tot een veel lager cijfer naar
Engeland verkocht. Te Antwerpen was wat meer belang-
stelling, zoow’el voor België als voor Nederland, doch de
voorraden blijven daar nog groot, zoowel van Donau- als
van Noord-Amerikaansche gerst.
Haver is bij voortduring stil met flinke veischepingen,
die trouwens van Argntinië deze week eene aanmerkelijke
afname vertoonden. Noord-Amerika liet zich echer ditmaal
sterker gelden. Prijzen in Engeland blijven vrijwel onver-
anderd. De Engelsche markt schijnt vrijwel de eenige in
Europa, waar een geregelde omzet van eenige beteekenis
in haver bereikt wordt.
N e d e r 1 and. – Tarwe werd weder in bescheiden hoe-
veelheden gekocht tot dalende prijzen en voornamelijk in
zeer spoedige posities. De inkoopen betroffen vooral Plata-
en Noord-Amerikaansche tarwe op Rotterdam en Manitoba’s
te Antwerpen. In maïs blijft de omzet onbevredigend. Of-
schoon van de aankomende partijen mixed maïs een groot
gedeelte wordt opgenomen, zij het dan tot dalende prijzen, en veelal beneden Amerikaansche pariteit, zoo kon de nog
steeds zeer groote voorraad, die te Rotterdam ligt opge-
slagen, geen vermindering ondergaan. Plata-maïs is ook slechts langzaam te plaatsen, daar dat deel van ons land,
waar Plata-maïs bij voorkeur wordt gekocht, veelal direct
van Antwerpen koopt. Gerst werd weder nu en dan van
Antwerpen gekocht uit de daar liggende voorraden Donau-
gerst, doch ook daarvoor is de vraag teleurstellend. Haver
stil met weinig omzet.
Rotterdam, 27 Februari 1923.

SUIKER.
Gedurende de afgeloopen week volgden de suikermark-
ten opnieuw de opwaartsche richting, totdat Zaterdag in
Amerika eene lichte reactie intrad. De prijs voor Spot
Centrifugals steeg van $c. 7.03 tot $c. 7.40 om op $c. 7.28
te sluiten, terwijl de termijnnoteeringen de volgende be-
wegingen te zien gaven:

Maart

$c. 5.1315.54 sloot op $c. 5.32
Mei

,, 5.3115.73

,,

,, ,,
5.51

Juli

,, 5.4415.83

,,

,, ,,
5.59 en

September

5.57/5.94

,,

,, ,,
5.70

De Cubahouders namen een gereserveerde houding aan,
anders zouden de afdoeningen nog belangrijk grooter ge-
weest zijn. Van de Philippijnen werden 50.000 tons naar
Amerika verkocht tot $c. 7.40 landed terms.
De laatste C u ba statistiek luidt als volgt:
1923

1922

1921
Tons Tons Tons
Weekontvangsten N.O. 17 Febr. ’23 189.703 123.331 170.338
Tot. sedert 1 Dec. ’22-17 Febr. ’23 1.002.906 504.045 642.251
Aantal werkende fabrieken 178 168 184
Weekexport 17 Febr. ’23

138.626 42.140 79.139 Totale export 1 Jan.-17 Febr. ’23 615.905 195.579 238.747
Totale voorraad 17 Febr. ’23

387.000 900.120 517.558

De totale aanvoeren zijn dus reeds 500.000 tons grooter
dan verleden jaar en dient onder deze omstandigheden de
jongste verlaging der oogstraming van Guma met eenige
resérve opgenomen te worden.
In Engel and kochten Raffinadeurs verschillende la.
dingen Cubasuiker tot Sh. 261- c.i.f. De binnenlandsche

verkoopprijs werd wederom eenige malen met Sh. 1/- resp.
6 d. verhoogd.
In 1? r a n k rij k, bleef belangstelling bestaan voor spoedig
leverbare witte suiker en werden eenige partijen Java-
suiker daarheen verkocht, doch het aanbod is niet groot.
Voor verwijderden termijn bestaat minder belangstelling.
Op Java fluctueerde de markt eenigszins, doch de grond-
toon bleef vast. De Trust verkocht verdere leveringen
op

basis van
f
17 voor Superieur. Partijen uit de tweede
hand werden eveneens druk verhandeld. Voor Superieur
uit den ouden oogst werd
f
19 betaald. De afschepingen
van Java bedroegen gedurende Januari totaal 165.000 tons,
tegen 100.000 tons gedurende dezelfde maand verleden jaar. In N ede r 1 a n d was de stemming der markt afwisselend. April levering opende op
f
33( en liep na eenige fluctuaties

op tot ongeveer
f
35, voor Augustus werden prijzen tusschen

f
31y
2
en
f
33 betaald. De weekomzet op de termijnmarkt

beliep 4700 tons. –
NOTEERINGEN.

Londen
New York

Tales
1

WhlIeJava
f.ô.b. per
Amer. Gra-
nulaled c.i.f. Dato
Amjter-
dom per
96pCt.
Centri-
Fbr./Mri.
fugali
Cube3
No.
/
Feb./MrIj
Mei/Juni
Fehr./Maart

ISh.
Sh.
Sh.
Sh.
$
ets.

21Feb.’23
1

f35
1
18
64!9
26/–
2516
301–
7,03

15

,,

’23
,,32
63/3
251–
2416 281–
6,53

22Febr.’22
,,21%
5113
271–
1719
1819
3,73

22Febr.’21

721–
421– 3416
3716
5,64

4Juli
’14
,,I 1 ‘sl
et

181–



3,26

1)
22 Febr. Am. Feestdag.

KATOEN.

Markt/bericht van de Heeren Sir Jacob Bebrens & Sons,

Manchester, d.d. 21 Februari 1923.

Prijzen van Amerikaansche katoen zijn gedurende de
afgeloopen week geleidelijk gestegen, niettegenstaande winst-
nemingen van verschillende zijden. De vraag uit de industrie
blijft bevredigend en in verband met de onvoldoende voor

ziening blijft dit zeker een hausse factor, zoodat prijzen
ten slotte 30 punten hooger zijn. Indien de politieke toe-
stand weer zou verbeteren mag men waarschijnlijk een
verdere verhooging verwachten. Prijzen voor nieuwen oogst
zijn zeer belangrijk lager dan clie voor oude oogstkatoen,
doch zijn ook de laatste dagen wat gestegen. Prijzen van
Egyptische katoen zijn vast maar niettegenstaande de
goede vraag zijn deze toch weinig hooger, ook al in ver-
band met de ruimere aan’oeren.
De vraag naar Amerikaansche garens is gedurende deze
week verminderd en de prijzen, die men zoowel voor binnen-
landsch gebruik als voor export biedt zijn voor Spinners zeer ongunstig. De RingYarn Association heeft gisteren
een besluit aangenomen, waarbij zij haar leden aanbeveelt
gedurende Maart veertien dagen stop te zetten, terwijl
ook de Mule Spinners overleg plegen, op welke wijze zij
de productie kunnen verminderen. Spinners van Egyptische
garens zijn beter bezet dan die van Amerikaansche en
daar de lagere nummers in verhouding goedkooper zijn,
is daarin nog al wat te doen. De vooruitzichten zijn voor
Spinners zeker niet gunstig, voornamelijk ten gevolge van de hoogere prijzen van ruwe katoen.
In man.ufacturen is deze week nog slechts weinig gedaan
en men merkt er nog niet veel van, dat het vertrouwen
op de overzeesche markten is toegenomen. Het is wel
merkwaardig, dat wat stapels voor Indië betreft de bie-dingen deze week inplaats van hooger eerder lager zijn
geworden, zoodat op het oogenbiik ook geen zaken gedaan
kunnen wOrden. Dit kan wel in verband staan met de
daling van den rupeekoers of anders met de vrees, dat de
nieuwe Indische begrooting hoogere invoerrechten voor
katoenen goederen zal brengen. Verkoopen in Indië zelf
zijn echter wel bevredigend, terwijl ook de mailberichten
uit China beter zijn en men daar hoopt, nu voorraden
zoo verminderen, dat na het Chineesche Nieuwjaar de
vraag voor manufacturen weer zal opkomen. In fancy
goederen is nogal wat gedaan, doch over het algemeen
geen groote hoeveelheden. Prijzen in Manchester blijven
echter zeer vast en zijn over het algemeen iets hooger.
Men schijnt niet geneigd te zijn verder tot zoo verlies-gevende prijzen te verkoopen en indien er geen veran-
dering in katoenprijzen komt, zal er waarschijnlijk de
eerste weken niet veel gedaan worden.

14 Febr.
21 Febr.

Oost. koersen. 13
Febr.
20 Febr.
Liverpoolnoteeringen.

T.T.opIndi….
114k
1131,
1
1

F.G.F.Sakellaridis 17,50 17,50 T.T.op Shanghai
310%

1)

GS.No.1 Oomra 10,05 10,05 T.T.opHongkong212% 2/2%

200

ECONOMISCH..STATISTISCHE BERICHTEN

28 Februari 1923
Noteering voor Loco-Katoen.

(Middling Upisnds.

24 Febr. ‘
23
1
1
7
Febr.
231 to
Feb, ‘23124 Feb, ‘22124
Feb ’21

New York Voor
Middling

..
29,75c
28,50e 28,—c
18,50e
12,55c
New Orleans
voor Middling
29,75 c
28,63 c 28,50 c
17,13e
12.25 c
Liverpool voor
Fy Middling
16,44 d’
16,03 d
2

15,840
1060 d
8,33 d
) z
j
Jiebr,

) 16 Febr.
8)
9 Febr.

Ontvangsten in- en uitvoeren van Ainerikaaasnhe havens.

(In du1züdta1j

balen)

1
Aug. ’22
Overeenkomst
ig
e
perioden
lot
1

1921.22
1

1920-21
24Feb,’, ’23

Ontvangsten Gulf-Havens..
3979 3090 3510
11

Atlant.Havens
902
1153
990
Uitvoer naar Gr. Brittannië
1131
998
1163
‘t Vasteland.
2490
2694
2140
Japan etc…

Voorraden
jet
duizendtajlen
24 Febr, ’23
24 Feb,. ’22
25 Febr. ’21

Amerik. havens ……….

773
1113
1449
Binnenland …………..

933
1372 1636
New York

…………..

..

73
123
.

..

284
424
New Orleans ………….-
Liverpool

………….

879
1024 1035

KOFFIE.

(MededeelilIg van de Makelaars G. Duariag
&
Zoon, KolIf
&
Witkamp, Leonard Jacobson
&
Zonen en
G.
Bijdendijk).
Noteeringen en voorraden.

Data
Rio
Santos
i
Wisselkoers
Voorraad
No.7
1

Voorraad
i
1

No.i
Prijs

24
Febr. 1923
1)

1.290 . 000

1)
1)
1
1)
17

1923
22.050
2119
.
000
1
23.800
531182

8
10

,,

1923
1.323.000
1
21.800
2.067.000 1
23,600
5811
24

1922
‘)
1

1)
1)

J
1)
1)

Ontvangsten.

Rio

Santo,
Data

Afgeloopen

Afgeloopen
1
Sedert
week

1
Juli

week

1

1
Juli

’24 Febr. 1923,,..

39.000 1 2.181.000158.000 5.303.000
24 Febr. 1922 . ..

71.000 2.939.000 151.000 5.886.000 ‘) Feestda
g
.

RUBBER.

In het begin der afgeloopen week bleven de prijzen,
ofschoon de stemming tamelijk flauw was, vrijwel onver-
anderd. In de tweede helft vond echter een plotselinge
daling plaats, veroorzaakt door geruchten omtrent gedeelte-
ljke ontheffing der Engelsche beperking. Dit veroorzaakte
eerst aanbod, doch daar bevestiging van de geruchten uit-
bleef herstelde de markt zich weder.

Het slot is vaster op de volgende noteeringen:

einde voorafgaande week

Prima Cr6pe Februari .. 96X et.

……….984 ct.
11

Febr./Mrt.

96

……….98
pp

April/Juni 97

99

Smoked Sheets Februari 98

……. ..
98

Febr./Mrt, 98

,,

………99

April/Juni 100

……….100h
26 Februari 1923

COPRA.

De markt voor Copra bleef deze week kalm gestemd. De
vraag voor stoomend op Holland en Hamburg blijft voort-
durend groot, en het aanbod van stoomend goed is zeer
gering.

Termijnen worden van speculatieve zijde ruim aangeboden.
De prijzen in Indië bewegen zich op een veel hooger niveau
dan de prijzen hier. De markt sluit met koopers voor:
Java f.m.s. stooinend …………..
f
32,75
Java f.m.s. Januari/Maart ……….. ,, 32,50
Java f.m.s. Maart/Mei …………..,, 32,25
26 Februari 1923.

VERKEERS WEZEN.

GRAAN.

Data
Peiro grad
Londen!1
R’a’am

i
Odessa
Rolter-
dam

All. Kust
Ver. Stalen
San Lorenzo
Rotte,.
1
Bristol
Rotier.
1
Enge.
dom
Kanaal
dam
land

19-24 Febr. 1923

171- 2
11

c’
2141
2016 2016
12-17

,,

1923

171_2
11

c’
214k
2113 2113
20-25 Febr. 1922


18c
1

416
3216 3216
21-26 Febr. 1921
– – –

3716
37,6
Juli

1914
11
d.
713
l/11’J
1/1 l’/
4

121-
121-

IiULEN.

Cardljj

Oostk. Engeland
Data

La
Bo7deaux Genua

Plato rtoller-otnen-
“later

dom

ourg

19-24 Febr. ’23

713

11/-.

121- 151-

71-

.6110
12-17 ,,

’23

619

1l/_

11110 1519

519

6110
20-25 Febr, ’22

71-

141_

1516 141-

616

913
21-26 Febr. ’21

9/-

191-

181- 2113

121_

Juli 1914 fr. 7,— 71-

713 1416

312

41-
1) Amer, cents p. 100 lbs.
3) 1513 per ton d.w. vrij laden en stuwen.

RIJN VAART.

Week van 18-24 Februari 1923.
De aanvoeren van zeezijde waren middelmatig. Scheepsruimte, vooral groot kaliber, schaarscher.
Waterstand gunstig.

Ertsvrachten naar de Ruhrhavens vooi groote schepen
f —,55 met y
4
lostijd
—,65 ,, 3.
In lastvracht naar den Bovenrijn werd niets gecharterd.
Daghuur naar de Rijnstations 1% á 2 cents per ton. Het sleeploon, dat 18 dezer 70 cts. bedroeg, liep terug
tot 60 cts.

ADVERTENTIËN.

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAp

Wilton’s MachinefabriekenSchéepswerf

ROTTERDAM

.

Scheepsbouw en Machinefabriek

Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang

Vier droogdokken met lichtvermogen tot 46000 ton

Dwarshelling

Drijvende kranen met lichtvermogen tot 120 ton

Telefoon: 7303 en 7304

.

Telegramadres:
»
WILTON” Rotterdam

Auteur