29 MEI 1918
AUTEURSRECHT VOORBE140UDEh
Econom1*sch–Stat1st1
*sche
Berl”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
3E JAARGANG
WOENSDAG 29
MEI 1918
No. 126
INHOUD
i3iz.
HET IN BESL.ACNEMEN DER NEDERLANDSCHE KOOPVAARDIJ-
SCHEPEN EN DE GEVOLGEN DAARVAN
door
D. Oroil
.
……
465
De regeling van den in- en uitvoer van
Nederlandsch-Indië door
J.
T.
Creincr …………………………..
466
Lnchtpostdiensten door
H.
Walaardi Sacré
en
Jhr.
0…..jl..
uiting von
Geusau
…………………………
467
Samenvoeging der Electriciteitsvoorziening
1
door
prof. F.
van
Iterson
.’
……………………………..
469
De
Goud-
en
Zilverindustrie door
v. B. W………….
472 Britsche commercieele
en
industrieele politiek
na
den oorlog
door0.
E.
II ……………………………..
.
.
474
Inde
x-cijfers
………………………………..
478
De
nieuwe
Engelsche
zegelbelasting
op
cheques
door
.
Brouwer ………………………………..
478
AANTEEKENINGEN:
Ontwikkeling Yan den eigen graanbouw
in de
neutrale
landen gedurende
den oorlog
………………..
479
Bombardement-premiën
…………………….
479
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSCEBIED
…………
479
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………480-488
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen. Goederenhandel.
I
Bankstaten. Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
W1?fliKBT,AD ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur: G. E. liv ffnagel.
Secretariaat: Pieter de Hooghweg iS, Rotterdam.
Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 14,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zooijer daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
27 MEI 1918.
De stemming op de geidmarkt bleef de geheele
week vrijwel onveranderd.
Geld was ruim aangeboden. De prolongatie-notee-
ring was 254 pOt., alleen Zaterdag kwam bij dezen
koers bovendien nog een noteering van 334 pOt.
In particulier disconto waren de omzetten gering.
De noteering was in den regel 294 k 3 pOt., maar
ook
t
254 pOt. kon zoo nu en dan prima papier
geplaatst worden.
Op de wisselmarkt overheerschte geen bepaalde
richting. Den eenen dag was de stemming flauw, den
-volgenden dag weder vast. De ri.jzing aan het einde
der vorige week werd Dinsdag gevolgd door een
daling. Twee dagen later was er echter weer over-
heerschende vraag, zoodat de koersen sterk opliepen,
de volgende dagen was er aan die vraag weer vol-
daan en liepen de koersen weder terug. De markt
blijft zeer beperkt en er is slechts weinig noodig om
de stemming te doen omslaan. Hieruit zijn tevens
de belangrijke koersschommelingen te verklaren, die
geregeld plaatsvinden.
HET IN BESLAGNEMEN DER NEDERLAND-
SCHE KOOPVAARDIJSCHEPEN
.
EN DE
GEVOLGEN DAARVAN.
• Sedert Juli 1914 zijn er ongetwijfeld dingen ge-
beurd, die op de meest flagraute wijze in strijd zijn
met hetgeen men internationaal recht pleegt te noe-
men. Het is niet de bedoeling van ondergeteekende om te trachten rechtskwestiën te bespreken, al zegt
ieders gevoel dat er groot onrecht is begaan, doch:
Vom Rechte das mii uns geboren ist
Von dem ist leider! nie die Frage.
Wie weet dus voor welke verrassingen wij komen te
staan, wanneer de oorlog gedaan is en de geassocieerde
mogendheden overbl•ven met hun afgevaren en gede-eimeerde handelsvloten. De mogelijkheid schijnt ‘niet
uitgesloten, (lat men onze schepen vreedzaam
annexccrt, of iets anders bedenkt om ze te behouden,
zij het dan ook tegen ,,vergoeding”, nog in het mid-
dcii latende dat, volgens berichten, de geheele in
beslag genomen vloot ongeveer voor één maand werk
aan de duikbooten zou geven. (Zie ,,The Economist”
10 Maart 1918, blz. 459.)
Hoc dit zij, een poging om de aldus ontstane schade
onder de oogen te zien, lijkt zeer wensolielijk, ofschoon
de rol van profeet, tegenwoordig vooral, zeer ondank-
baar is. Wellicht kunnen wij echter een indruk krijgen
wanneer wij het probleem eenigszins algemeen stellen,
b.v. hoe lang zou de Nederlandsche industrie noodig
,hebbçn om het geleden verlies te herstellen, d.i. de
tonriemaat te brengen op de hoogte van v66r de inbe-
slagneme, voor het geval de schepen niet terug moch-
ten komen. Ik zeg de Nederlandsche industrie, want
er kan wel voor zeker worden aangenomen, dat men
van het buitenland geene hulp bij het bouwen van
schepen te wachten heeft; ieder zal in de eerste plaats
zijn eigen handelsvloot op sterkte willen brengen. In
Nederland zijn wij dus aangewezen op eigen krachten voor den aanbouw, terwijl wij geheel en al aihankeljk
zijn van het buitenland voor onze grondstoffen. Het
komt mij voor, dat in de allereerste plaats gezorgd zal
moeten worden voor den aanbouw van de gewone
vrachtvaarders, om den aanvoer van buitenlandsche
voedingsmiddelen en grondstoff en mogelijk te maken.
Deze vrachtvaarders zullen niet alle van één type kun-
nen zijn, doch zullen in afmetingen vermoedelijk
varieeren van 2000 tot 10.000 ton draagvermogen of
zelfs daarboven. Wanneer wij als type, waaraan de
meest dringende behoefte bestaat, een schip aannemen
466
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
van ongeveer 10.000 ton clraagveiniogeii, dart is daar-
voor noodig aan plaat-, hoek- en stafstaai
enz.,
zijnde
het product van het walswcrk, ongeveer 3300 ton.
Het in beslag genomen draagvermogen stellende
op 700.000 ton
1)
dan beteekent dit 700.000 : 10.000 =
70 schepen van bedoeld type. In de jaren onmiddellijk
aan den oorlog voorafgaande, werd in Nederland onge-
veer 200.000 ton seheepsmateriaal per jaar ingevoerd,
men zou dus per jaar voor 200.000 : 3300 = pim. 60
schepen genoeg hebben, wanneer met deze eenvoudige
deelsomen de oplossing gevonden ware. Het probleem
i3
evenwel veel ingewikkelder. Wanneer men vandaag
no6 vrede sloot, dan acht ik een tijdsverlöop van eerL
half jaar nauwelijks voldoende om weer een geregel-deii aanvoer van grondstoffen te krijgen; daargelaten
of het wel verstandig zou zijn onmiddellijk de buiten-
landsclie waiswerken met orders te overladen en daar-
door de prijzen abnormaal op te drijven. Vervolgens
acht ik het zeer waarschijnlijk, dat van de zijde der thans oorlogvoerenden eene contra-prestatie wordt
bedongen voor de levering van materialen en wel in
desi vorm van eene voorwaarde, dat door Nederland
ook een zeker gedeelte tonnemaat gebouwd worde voor
het land, dat de grondstoffen levert. Tot zoover be-
schouwen wij alleen het meest eenvoudige type koop-
vaarder, bestemd om in de meest noodzakelijke be-
hoeften te voorzien; er zijn echter nog andere schepen
waarvan de vervanging dringend noodig is, b.v. de
mailbooten van de Maatschappij ,,Zeeland”, de Maat
schappij ,,Nedorland”, de Kon. bil. Lloyd, enz.
2).
Men vergete niet, dat de meeste werven nog voor
onvoltooide orders staan, waaronder b.v. 3 kruisers
voor dc Marine bij drie der grootere werven in bestel-
ling, waaraan buitengewoon veel arbeidsloon veiiwerkt
zal moeten worden en waardoor een groot gedeelte
van hunne capaciteit gedurende eenige jaren in beslag
genomen wordt. De bouw van een 10.000 tons koop-
vaarder als boven bedoeld, kostte voor den oorlog rond
f 1.000.000;
ik acht eene schatting van 2.000.000 voor
de remplaceering niet overdreven hoog, dit vertegen-
woordigt dus een kapitaal van
f 140
millioen, alleen
noodig voor het allergoedkoopste type en wel in de
veronderstelling, dat de vrede niet te lang op zich
laat wachten.
Dit zijn nu wel zeer pessimistische beschouwingen
en wellicht ‘zullen wij na den oorlog mat behoorlijke
vergoedingen onze vloot weder terugkrijgen; ieder
kan daaromtrent zijne eigene opvatting hebben en
kan dus eene andere redenering volgen dan de boven-
staande en zijn eigen berekeningen maken; minder
aanvechtbaar is echter, dat de schepen op eeue
sohroiuelijke wijze ,,afgevaren” zullen worden. Wan-
neer men op de reede van Southampton, gedurende
den oorlog in Zuid-Afrika, de Engelsche transport-
schepen heeft gezien, dan kan men nagaan’hoe weinig
consideratie er gebruikt zal worden met het eigendom
van een vreemde ,,kleine” natie. De verhalen, die de
zeelieden medebrengen uit Amerika betreffende de
schade, die nu reeds gemaakt is, doen van die zijde het ergste verwachten. Wanneer het nieuwe personeel niet
in staat is om dek te spoelen zonder de pijpeu stuk te
persen, wanneer onbevaren mannen aan boord gezet
worden als hoofdmachinist, of kapiteins worden aan-
gesteld (lie niet weten vat een chronometer is, (Ian
mag men een Amerikaanseh ,,record” verwachten in
verwaarloozing; positief zeker is in ieder geval, dat
er dan enorm veel te repareeren en te vernieuwen zal
zijn waarover men werkelijk niet gering behoeft te
denken.
De vraag doet zich nu voor: zal men in het eerste
geval, d.i. wanneer de schepen niet terugkomen, toe-
staan dat er een wedloop gehouden wordt in het be-
stellen van allerlei schepen, wellicht van zeer bewer-
kelij1e typen, waardoor wederom een groot deel van
de capaciteit der scheepsbouwwerven wordt vastge-legd, ten nadeele van het algemeen, of zal men alles
‘) [zie de tabellen in
No. 1211.
2)
[do.
No. 122].
in hei werk stellen om eerst in liet meest noodzake-
lijkc te voorzien, om clan allengs de zoo zeer ge-
wenschte vrijheid van handelen weer toe te laten.
Uct komt mij voor, dat inderdaad eene regeling van
ilegeeringswege in verband met voedsel en grond-stoffenaanvoer een gebiedende eisch is, terwijl het
verbod van verkoop van Nederlahdsche schepen ge-
handhaafd moet blijven, alsook het verbod om zonder toestemming van hoogerhand voor vreemde landen te bouwen. Ik ontveins mij geenszins, dat aan zoodanige
regeling moeilijkheden zijn verbonden, waar het even-
wel gaat over groote objecten, die niet al te talrijk
zijn, kan eene kleine Commissie het vraagstuk om
onze handelsvloot weer te completeeren wel overzien
en wanneer aan die Commissie het recht van veto
werd gegeven over het aangaan van nieuwe contrac-
ten en bepaald wordt, dat geen aanbouw zonder har9
toestemming mag geschieden, dan zou naar mijne
meening met de minste moeite de zoo hoog noodzake-
ljke orde gesteld kunnen worden op het inhalen van
ons verlies. Ook wanneer de schepen terugkwamen en
reparatie behoefden, zouden maatregelen genomen
moeten worden om te beletten, dat de groote lichamen
de kleinere verdringen in hunne haast om geholpen
te worden.
Ik schat, dat na de vrede minstens drié jaar noodig
zouden zijn om de schade in te halen en een eenigszins
normalen toestand te krijgen en ik ben zeer sterk van
gevoelen, dat in de eerste plaats eenvoudige vracht-
vaarders het meest noodig zullen zijn.
Elders heb ik betoogd,
1)
dat men van z.g. ,,stan-
daardschepen” geen overdreven verwachtingen moet
koesteren wat betreft het bereiken van exceptioneel
snelle levertijden, daar het denkbeeld volstrekt niet
nieuw en reeds lang in toepassing is. Toch zou het zeer verkeerd zijn niet volkomen toe te geven, dat
wanneer 10 eeders 10 verschillende schepen bestellen,
daarmede meer levertijd gemoeid zal zijn, dan wanneer
zij 10 gelijkvormige schepen laten bouwen. Het zou
zeker wenschelijk zijn een paar vaste typen te kiezen,
met een minimum van werktuigen en inventarisgoede-
ren, die uit het buitenland
moeten
komen, verder een
minimum van voorgeschreven leveranciers, die mis-
bruik kunnen maken van de wetenschap, dat hunne
leverautie verplichtend is; wenschelijk is: een samen-
werken vau reeders en scheepsbouwers om bij behoud
van gelijke kwaliteit van de letter van liet bestek te
mogen afwijken, geene verandering te verlangen ge-
durende den bouw en eindelijk spoedige beslissingen over constructie-teekeningen als anderszins, met een
minimum van correspondentie heen en weer. Wan-
neer- ook de Nederlandsche reeders in die richting
willen medewerken, kunnen zij er m.i. op rekenen,
spoedig en goed geholpen te worden.
Het wil mij voorkomen, dat liet reeds nu wenschelijk
ware voorbereidende maatregelen te nemen, die overi-
gens geene noemenswaardige onkosten met zich
brengen.
D. CROLL.
Rotterdam, 23 Mei 1918.
DE REGELING VAN DEN IN- EN UITVOER
VAN NEDERLANDSCH-INDIE.
De heer Colijn beweert in de E. S. B. van 22 Mei,
dat ik in mijn artikel van een week tevoren
hoofd-
en
nevendoel
van de besproken motie verwissel en be-
schouwt dit als een bepaalde fout, omdat uit de
notulen der vergadering zou blijken; dat het vraag-
stuk der
scheepsruimte
de geheele discussie beheerseh-
te. Ik kan ten deze niet schuld bekennen; een enkel
woord ter toelichting.
i)e uitnoodiging tot de vergadering vermeldde als
het doel er van bespreking van het in te nemen stand-
punt van een mogelijke regeling van den handel
in verband met verplichtingen aan het buitenland;
het
vraagstuk der
scheepsrui9nte
werd zelfs niet aange-
duid. In de telegrammen van den Minister van Kolo-
1)
[Scheepvaartnummer
1918 – ,,In-
en Uitvoer”.]
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
467
niën aaii den Gouverneui.Generaa], in mijn artikel
ih extenso weergegeven en aanleiding tot de vergade-
ring, wordt het
voornaamste doel van ‘s
Gouverne-
meuts bemoeienis genoemd: bescherming der Indi-
sche produQten tegen bu itenlandsche belemmering
van het verkrijgen van loonende prijzen, en tevens ze
als ruilobject te gebruiken. De motie zelve spreekt
evenmin van verdeeling der scheepsruimte.
Zij
eischt
een ,,centraal toezicht op het Indische overzeesche
handeisverkeer” en dat dit aizoo geregelde handels-
verkeer tevens bedoelde geregelde invoeren te verzeke-
ren door het stellen van ruilohjecten voor den import,
werd door den voorzitter op een gestelde vraag uit-
drukkelijk verklaard.
De samenstelling der vergadering gaf ook geen
aanleiding tot het vermoeden, dat het hoofddoei was
het nu door dcii voorzitter genoemde. Nu wat de dis-
cussie zelve betreft. In zijn inleiding stelt de voorzit-
ter voorop, dat het gaat om ,,contrôle uit te oefenen op den in- en export”. De argumenten er voor geeft hij nader aan (zeer door mij verkort):
10.
de politieke zijde; wij moeten er voor zorgen, dat Nederlandsch-Indië met zijnQ gioote voorraden
producten niet wordt het terrein voor een concurren-
tiestrijd tusschen de oorlogvoerende groepen;
2
1
. van onze exportproducten moet zoo mogelijk gebruik gemaakt worden als ruilobject voor impor-
ten, vooral na het sluiten van den vrede;
3
1
. de wenschelijkheid om de aanwezige scheeps-
ruimte op de meest economische wijze aan te wenden;
4°. deze scheepsruimte z66 aan te wenden, dat met
de belangen van alle exporteurs, zoo groote als kleine,
worde rekening gehouden;
5°. vrees voor verlegging onzer Koloniale produc-
ten op geheel kuustmatige wijze van de Nederlandsche
naar vreemde markten.
.,Al
die argumenten pleiten er naar sprekers mee-
ning voor, dat men in Indië de zaak ter hand gaat
nemen om contrôle uit te oefenen,” zoo luidt het
verder.
De volgende sprekers, zoo tegen- als voorstanders
– onder de laatsten waren er, die de denkbeelden
van den voorzitter nader toelic,htten — behandelden
niet de scheepsruimtekwestie, maar wèl ook met
kracht het dienstbaar maken van de Indische produc-
ten aan de Nederlandsche belangen. De zaak waar
het om ging werd nog eens korteljk samengevat; zij
was, dat men in Indië over het hoofd had gezien den
nationalen
kant van de zaak, en de onzekerheid, die
bij de bestendiging der tegenwoordige toestanden voor
producten en finantieele instellingen blijft bestaan.
Allengs, in het latere stadium der vergadering, kwam ook het scheepsruimte-vraagstuk ter sprake, maar dat
dit het hoofddoel van bespreking of motie was, blijkt
niet.
Ik neem aan, dat de motie telegrafisch ter. kennis
is gebracht van den Gouverneur-Generaal. In verband
ook met de door dezen bewindsman van den Minister
van Koloniën ontvangen, ons bekende, telegrammen betwijfel ik of hij, of wie ook, uit die motie zal lezen
de strekking, die de heer Colijn daarin nu legt. De
schriftelijke toelichting volgt eerst maanden daarna.
Reden temeer om te betreuren, dat deze motie geen
onderwerp van gezette overweging heeft mogen uit-
maken. Van mijne critiek kan ik dan ook geen woord
terugnemen.
Reden tot verblijding heb ik nu te ontwasen, dat
de heer Colijn ten deze niet zoo ver van mij staat als
ik meende. Hoofdzaak is voor hem nu de raritsoenee-
ring der scheepsruimte. Met wien deze kan bevorde-
ren, ook zonder een uitvoerverbod met licenties, wil
hij gaarne vrede sluiten.
Op den voorgrond stellende, dat ik niet zoo grif
aanneem de noodzakelijkheid dier rantsoeneering –
deze is hier ontworpen, in Indië is voor zoover mij
bekend, daarop niet aangedrongen – wil ik voor een
oogenblik aannemen, dat zij onvermijdelijk is. Een commissie van advies om de bereiking van dat
hoofddoel
te bevorderen moet dan niet hier zijn en
de uitvoering evenmin. Slechts de Indische Regee-
ring, gesteund door deskundigen en belanghebbenden
in Indië, kan het terrein overzien; en de belangen der
Indische bevolking, van Europeesche ondernemers,
groot of klein, van de verschillende eilanden of eilan-
dengroepen beoordeelen.
Wil men nu werkelijk en krachtig dat
hoofddoel
nastreven, en is het noodig, clan aanvaarde men het
aanbod van 6 Maart van .den Gouverneur-Generaal,
in mijn vorig artikel reeds vermeld: ,,Indien om mij
onbekende redenen centralisatie onvermijdelijk moet
zijn, zou het noodzakelijk zijn,’ dat alle tonnage te mij-
ner beschikking werd gesteld en verdeeld door het
Gouvernement.”
Bij die tonnage zij dan echter uitgesloten, om rede-
nen i.n mijn vorig artikel aangegeven, de tonziage in
den vreemde gecharterd voor het afhalen van be-
paalde producten. Ten slotte: als er strijd mocht
noodig zijn tegen hen, die van hieruit de belangen
van Indië ondergeschikt wenschen te maken aan
‘allerlei nevenbedoelingen, koester ik de hoop, na zijne
nadere verklaring, den heer Colijn eens naast mij te
zullen zien. T.
T. CREMER.
Tot ons leedwezen bevat het artikel van den heer
Colijn in het vorig nummer een zeer storende zet-
fout; in stede van het in den zesden regel van onderen
cursief gedrukte woord’
niet
had aldaar
hier
behooren
te staan.
Lii CHTPOSTDIENSTEN.
Van verschillende zijden wordt in den laatsten tijd
de aandacht gevestigd op de wenschelijkheid van het
instellen vau een luchtpostverbinding tusschen Neder-land en Engeland.
Of het thans daarvoor het juiste oogenblik is? Ik
denk van niet, want het schijnt mij toe, dat de tijden
er niet naar zijn om in Engeland de nooazakelijkheid,
of zelfs de iv.enschelijkheid, te doen beseffen van het
toelaten van vreemde luchtvaartuigen, daargelaten nog
de waarschijnlijkheid, dat men ook ten onzent daar op het oogenblik wel iets tegen zou hebben. Zooals
men onlangs in de dagbladen kon lezen, heeft Enge-
land voorloopig geweigerd toestemming te geven tot
het instellen vn een Engelsch-Scandinavische lucht-
postlijn. Voorts is de zekerheid vrij groot, dat En-
gelsche en cv. Nederlandsche postvliegtuigen boven
zee door Duitsche oorlogsvliegtuigen zullen worden
lastig gevallen.
Intusschen doet dat niets af aan de wenschelijkheid
om later, wanneer weer meer normale toestanden
zullen bestaan, een vhuggere postverbinding te onder-
houden tusschen Nederland en Engeland en, verder
zien de, ook met andere landen en het kan zijn nut
hebben, om eens na te gaan in hoeverre dat mogelijk is
of zal worden.
De vraag die dan gesteld moet worden is’ of het
onderhouden van’ een
geregelde
postverbinding met
vliegtuigen technisch mogelijk is en het antwoord
daarop kan, met enkele restricties, onomwonden be-
vestigend luiden. De vliegtuigen toch zijn in den
heerschenden oorlog z66 op den voorgrond getreden en
zijn dientengevolge, nu niet op geld gezien wordt, zôô
geperfectionneerd geworden, dat met vertrouwen kan
worden aangenomen dat zij, eenige jaren eerder dan
zich v66r den oorlog liet aanzien, hun plaats veroverd
hebben en behouden zullen onder de bruikbare midde-
Jen voor snelvervoer. Een vlucht van Nederlaiid naar
Engeland, voor een paar jaar nog als een ‘waagstuk
beschouwd, beteekent voor de hedendaagsche vliegtui-
gen niets. Zulke vluchten worden dagelijks gedaan en
slechts hoogst zelden doen zich daarbij ongevallen
voor. De meeste tegenwoordige vliegtuigmotors zijn
z(C betrouwbaar, dat zij slechts zelden den vhiegenier
in den steek laten en tevens z66 robuust dat zij, bij
behoorlijk onderhoud, lang mede kunnen. Uit_dit oog-
punt is er dus tegen’ het inrichten van een luohtpost-
468
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
dienst al even weinig bezwaar als tegen het inrichten
van b.v. een postdienst met automobielen.
Alvorens echter, tot het inrichten vn de luchtpost
over te gaan, moeten een paar punten goed onder de
oogen worden gezien en wel moet er in de eerste plaats
rekening mede gehouden worden, dat er weersomstan-
digheden kunnen voorkomen, waarbij vliegen practisch
onmogelijk is. Er zullen dagen zijn, waarop de lucht-
post niet krn werken, b.v. bij stormweer, mist, con-stanten zwaren regen, enz. Gelukkig zijn die dagen
verré in de minderheid, terwijl bovendien, naarmate
de vliegtuigen beter worden, de weersomstandigheden
minder invloed zullen krijgen. In de tweede plaats hebben de vliegtuigen een be-
perkt draagvermogen, waarvan nog een gedeelte in
beslag genomen wordt door het gewicht van don vlie-
genier en van de bedrijfsstoffen van den motor. Wei
zijn er tegenwoordig zeer groote vliegtuigen, die een paar duizend kilo’s nuttigen last kunnen medevoeren,
doch de vraag rijst daarbij of dat meerdere mede te
nemen gewicht aan post opweegt tegen de aanzienlijk
hc.ogere aa,nschaffings-, bedrijfs- en onderhoudskosten
die’: vliegtuigen. Bij de normale hedendaagsche vlieg-
tuigen moet men rekening houden met een mede te
nemen nuttig gewicht van pim. 300 K.G. en zal men
zich dus moeten bepalen tot uitsluitend die stukken,
waarvoor groote spoed gewenscht is.
En in de derde plaats zullen op de plaatsen van
vertrek en aankomst behoorlijke landingsterreino,
onderkomens en. werkplaatsen moeten zijn, benevens
peisoneel voor bediening en onderhoud.
Dit zijn de drie voornaamste bezwaren. Bij het
eerste zal men. zich dienen neer te leggen; aan de
weersomstandigheden is nu eenmaal niets te veran-
deren, terwijl bovendien de invloed daarvan op de
vliegmogelijkheid gaandeweg minder zal worden en
een goed ingerichte meteorologische dienst dien in-
vloed tot een min imum kan beperken.
Het derde bezwaar, de landingstcrreinen c. a., is er
geen, want het is eenvoudig een quaestie van geld;
terwijl ten slotte het beperkte draagvermogen alleen
in zooverre een bezwaar is, dat daardoor het tarief
bepaald wordt, dat geheven moet worden, om de reke-
ning te laten sluiten op de wijze als de postactministra-
tio noodig zal oordeelen.
})e bezwaren zijn dus relatief onbelangrijk en de
mogelijkheid van zoo’n dienst dus aannemeride, is de
tweede vraag of de voordeelen daarvan groot genoeg
zijn oni de inrichting wenscheljk to maken. Het eerste
wat de interessenten zullen willen weten is ,,wat win-
nen wij er mede?” en het antwoord daarop is ,,tijd”
Of die winst aan tijd zal opwegen tegen de meerdere
kosten, kunnen alleen zij zelf beoordeelen en daartoe
moeten zij dus weten hoe groot die tijdwinst zijn kan.
Hoe groter de afstand, hoe grooter natuurlijk dc
winst aan tijd; in het algemeen zullen dus
lange
ver-
bindingen, altijd binnen zekere grenzen, uit een tijd-
winstoogpunt rendabeler zijn dan korte. Om een voort
beeld te nemen, zien wij, dat de postverbinding tus-
sohen Amsterdam en Londen, per trein en boot en
tussehen Amsterdam en Berlijn per trein onder nor-
male omstandigheden in beide richtingen 11 k 12 uur duurt. Per normaal vliegtuig, d.w.z. con vliegtuig, dat
een eigen snelheid heeft van pim. 1.50 K.M. per uur,
kunnen die afstanden afgelegd worden in resp. 2%
en 4 uur. Ik zeg opzettelijk ,,kunneu”, omdat die tijden
berekend zijn naar windstil weer, wat in de practijk
nooit voorkomt. Is er b.v. Oostenwind van 30 K.M.
pef uur, dan zal de afstand Amsterdam—Londen afge-
legcl worden in 2% uur; de afstand Amsterdam-
Berlijn in 5 uur; is er daarentegen Westenwind
van 30 K.M. per uur, dan vliegt men Amsterdam-
Londen in 3Y
3
uur en Amsterdam—Berlijn in 3% uur.
Men ziet, welk een invloed de windsterkte hebben kan,
maar tevens blijkt dat, i’tls er gevlogen kan worden,
de tijdwinst altijd vrij aanzieniijk zal zijn en grooter
zal worden, als men nog snellere vliegtuigen kan ge-
bruiken, hoewel ik daarmede, om de zaak niet te flat-
toeren, op het oogenblik nog geen rekening wil
houden.
Of zoo’n verbinding uit een kostenoogpunt rendabel
-te maken is, hangt er nu uiteraard geheel van af
hoe men de zaak opzet en wat men er voor over heeft.
In sommige bladen is, toen over deze quaestie ge-
schreven werd, gevraagd waarom hiero’er door den
Directeur-Generaal der Posterijen overleg moest wor-
den gehouden met den militairen luchtvaartdienst, en
of die militairen nu wel de aangewezen personen wa-
ren om over de rentabiliteit van zoo’n onderneming van advies te dienen. De vraag werd m.i. in dit ver-
band onjuist, en ten onrechte, gesteld. In de eerste plaats toch ging dat overleg niet over de rentabili-
teit, maar over de vraag of het technisch uitvoerbaar
is. Ik neem zelfs aan, dat de rentabiliteit een betrek-
kelijk ondergeschikte rol speelt en dat men, waar het
hier geldt een zaak van algemeen belang, er niet tegen
op zou zien om haar in te richten, ook al zou blijken,
dat zonder winst of met verlies moest worden ge-
werkt. Maar eenig begrip van wat er aan vast zit,
zoowel technisch als financieel, moet mcii toch heb-
ben en daarom schijnt het mij zeer juist gezien, dat
men, om dat begrip te krijgen, zijn licht ging opste-
ken bij het eenige lichaam, dat hier te lande op dit
gebied op het oogenbiik ervaring bezit.
Afgezien daarvan is er echter nog een zaak, die in
di.t verband mi. de overweging zeer waard is. Een
bedrijf met vliegtuigen is duur, en niet alleen duur,
maar zêér duur. Wanneer men bedenkt, dat een voor
het doel bruikbaar vliegtuig, met een motor van 180-
220 P.K., f
30.000
t
f
40.000 kost en dat men er
meerdere noodig heeft, en wanneer men dan verder
becijfert wat er bovendien noodig is aan onkosten
vom terreinen, onderkomens, bediening, onderhoud,
bedrijf en afschrjving, dan zal men versteld staan.
Meestal wordt over die kosten luchtig heengegleden,
maar dat is fout en moet op den duur leiden tot groote
teleurstellingen. Nu bestaat er reeds een lichaam, n.l.
de militaire luclitvaartdienst, dat dergelijke vliegtui-
gen – voor andere doeleinden – tôcli hebben moet;
dat de terreinen, onderkomens, bediening, enz. tôch, en
in de perfectie hebben moet; dat zijn personeel moet
oefenen en dus de kosten voor onderhoud, bedrijf
en afschrjving tôch nioet dragen, en. . . . dat niet
beter vraagt dan zich in vredestijd ook te algemeenen
bate nuttig te maken. Wat is dan logischer, dan dat
men hij dtt lichaam te biecht gaat om te trachten in
gemeenschappelijk overleg tot een oplossing te komen,
waarbij aller belangen worden gediend; waarbij breede
kringen van de maatschappij in vredestijd zullen
kunnen profiteeren van het geld, dat uitgegeven moet worden voor raken, waarmede zij in oorlogstijd moe-
ten worden verdedigd en waarbij men liet zeldzame ge-
val zal kunnen krijgen, dat van feitelijk oorlogsma-
terieel niet gesproken zal worden als van een nood-
zakelijk kwaad, maar als van een noodzakelijk goed.
De vraag stellen is haar mi. tevens beantwoorden.
De conclusie mag dus luiden, dat vervoer van post
per vliegtuig technisch mogelijk is en dat daarvoor
i.n vredestijd ook hier te lande de hulpmiddelen wel beschikbaar gesteld zullen worden om uit een finan-
cieel oogpunt de zaak mogelijk te maken.
Of dat vervoer overigens noodig of wenschelijk is,
ligt buiten mijn beoordeelingssfeer, dat zal beoordeeld
moeten worden door de belanghebbenden en door de
Directie der Posterijen. In het buitenland is men
allerwegen doende om dergelijke verbindingen voor te
bereiden en te beproeven. Duitsch]and heeft om.
reeds een geregelde – voorloopig alleen militaire –
luchtpostliju tusschen Keulen en Berlijn, die, naar het schijnt, goed functioneert. In Oostenrijk bestaat sinds kort zoo’n verbinding .tusschen Weenen en Lemberg.
Amerika opende dezer dagen de eerste luehtpostlijn
tusschen New York en Washington. Een Engelsch-
Fransche commissie onderzoekt op het oogenblik, hoe
de verbinding tusschen die beide Rijken later het
best zal worden geregeld en ook in Spanje, Italië en
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
469
in de Scandinavische Rijken is men diligent. Het is
dus zaak, dat ook wij tijdig medegaan, willen wij niet op een gegeven oogenblik blijken geïsoleerd te zitten
en om nu reeds een en ander, ook betreffende de inter-
nationale regeling, zoo volledig mogelijk voor te be-
reiden. Is men dus van oordeel, dat luchtpostdiensten
noodig zijn, en daaraan kan m.i. niet worden getwij-
feld, dan ook niet langer gedraaid, maar dadeljk het
onderwerp in studie genomen om op tijd gereed te
zijn.
H.
WALAARDT SACRf.
De heer Walaardt Sacr6 was zoo vriendelijk mij van
bovenstaand artikel inzage te geven, alvorens het ter
plaatsing aan te bieden. Ik meen dat het van groot
nut zou zijn, zoowel voor den militairen vliegdienst
als voor het postvervoer, indien wij de handen ineen
konden slaan op de wijze, zooals de schrijver zich dit
heeft gedacht.
Intusschen geloof ik; dat van een samengaan met
den militairen vliegdienst alleen iets te wachten is
voor den binnenlandschen postdienst. Vervoer van
post naar Londen,
Berlijn
en Parijs, wellicht nog
verder, zal ook in vredestijd niet kunnen worden op-
gedragen aan een militair korps. Voorshands komt
het
mij
voor, dat die dienst het best zal kunnen wor-den uitgevoerd door eene particuliere onderneming,
die ter zake met den Staat een contract afsluit, in
denzelfden geest als zulks met andere vervoermiddelen
geschiedt.
Is voor den binnenlandschen postdienst inderdaad iets te verwachten van het vliegwezen? Ik meen van
wel. Handel, nijverheid en particulieren hebben in
hooge mate behoefte aan een zoo snel mogelijke post-
verbinding. Vooral voor den handel kan een uur
winst van groot belang zijn. Echter is een niet minder
klemmende eisch voor het postvervoer, dat men op de
uren van vertrek en van aankomst kan rekenen. Er
zal evengoed op tijd moeten worden gevlogen, als de
trein op tijd rijdt, al zal men ook op eenige speel-
ruimte moeten rekenen. Hieromtrent schijnt men nog
betrekkelijk weinig ondervinding te hebben en nu
geloof ik, dat de militaire vliegdienst zijne oefeningen
al dadeljk dienstbaar zou kunnen maken aaoa het ver-
zamelei van gegevens op dit punt. Men zou gedurende
bv. 3 maanden elken dag een vlieger kunnen laten
opstijgen precies om 9 uur v.m. en hem opdragen om,
een vast traject vliegende, uiterlijk 10% uur terug te
zijn. Voor de regeling van het postvervoer zal het van
groot belang zijn te weten op hoeveel dagen aan dezen
eisch niet werd voldaan.
Ik wil hier nog wijzen op een punt, voor den post-
dienst van belang, n.l. dat de landingsplaatsen niet te
ver verwijderd zijn van de steden, die men met elkan-
der in verbinding brengt.
WTanneer
men Post wil ver-
voeren, b.v. van Groningen naar Amsterdam, dan
moet er niet te veel tijd verloren gaan met het bren-
gen van de postzakken naar de afvaartplaats bij Gro-niûgen en met het distribueeren van de post vanaf de
landingsplaats te Amsterdam.
1)
Vooral bij de betrekkelijk korte afstanden, waar-
over de dienst in ons land zal loopen, is dit een factor
van groote beteekenis; immers de tijdwinst van het
vliegtuig zou wel eens kunnen worden geneutrali-
seerd door het tijdverlies der verdere behandeling.
Hieruit volgt uit een postaal oogpunt, dat de geheele
behandeling der vliegpost het karakter zal moeten
dragen van een expresse-post. Afzonderlijke buslich-
tingen en afzonderlijke bestellingen, in één woord,
een geheel afzonderlijke behandeling. Dit zal mede-
brengen, dat op de landingsplaatsen een bijkantoor
moet worden opgericht en dat voor die afzonderlijke
behandeling veel personeel zal worden vereischt. Het
• 1)
[aar den lezer uit de dagbladen bekend is, heeft de directeur-generaal der posterijen en telegraf ie, de heer
jhr.
A.
v. G., Woensdag j.l. te Groningen, Donderdag te
Amsterdam, met commissies uit de plaatselijke Kamer van Koophandel reeds besprekipgen gehouden over de hier ge-
noemde verbinding – Red.]
zal voor een ieder duidelijk
zijn,
dat de vliegpost een
duur beestje zal worden, dat alléén in het leven te
houden is door bijzondere tarieven. Hoe hoog die moe-
ten zijn, kan thans nog moeilijk worden uitgemaakt.
Een vliegtuig kan, naar mij werd medegedeeld,
250 l 300 K.G. nuttigen last vervoeren.
Aangezien aanvankelijk zeker geen sprake zal zijn
van vervoer van postpakketten en drukwerken. per
vliegpost, meen ik, dat in bovengenoemd gewicht al een groot deel van het postvervoer Groningen-Am-sterdam kan zijn begrepen; dit moet echter nog eens
zorgvuldig worden iaagegaan.We zullen dunkt mij, met
vereende krachten moeten uitrekenen hoeveel het ver-
voer kost van 1 K.G. post over 100 K.M., om daar-
naar onze tarieven te berekenen. Binnenslands zal
men natuurlijk tot een eenheidstarief moeten komen
en niet tot een kildmetertarief; dat is voor postver-
voer al lang een overwonnen standpunt. –
Ik denk, dat aanvankelijk het grootste bezwaar zal
zijn gelegen in het vinden van goede landingsterrei-
nen. Toch heb ik goede hoop, dat ik binnen niet te
langen tijd te Amsterdam een vliegtuig zal zien aan-
komen, voerende een nationale vlag, met het inschrift
,,Post” in de witte baan.
ALTING voN
GEUSAU.
SAMENVOEGING DER ELECTRICITEITS-
VOORZIENING.
I.
De besturende staatsman heeft meer dan op eenig
ander maatschappelijk verschijnsel, op de ontwikke-
ling der techniek te letten. Regeeren is vooruitzien,
de ontwikkeling van verkeerswezen en voortbrengings-
middelen verstaan. Wie meent, dat hier de ingenieur
zich te veel op den voorgrond plaatst, zij het volgende
indachtig.
In het midden der 18de eeuw beschikte de mensch.
heid in West-Europa aan door dieren, water en wind
bewogen machines, over minder mechanische kracht
dan ze zelve aan menschelijke arbeidskracht kon ont-wikkelen. Thans staat de sterk toegenomen bevolking
minstens 15 maal haar eigen kracht aan machine-
vermogen ten dienste. Michel Ohevalier berekende
reeds in 1855, dat één man
bij
de meelbereiding zoo-
veel opbracht als 144 man in den
tijd
van Homerus; in de ijzerbereiding was de voortbrenging per werk-
man in drie eeuwen in de verhouding 1 : 30, in de
katoenindustrie in de jaren 1769 tot 1855 als 1 : 700
toegenomen en sindsdien is de tëchniek in deze be-
drijven nog veel meer vooruitgegaan. De grootste
triomf behaalde de machine in het verkeerswezen.
V66r 150 jaar kostte het transport van een ton ge-
wicht over 1 kilometer 15 tot 50 cent, thans
1/20
tot
1 Y2
cent.
Zelfs in den handel, het bankwezen, de aciministra-
tie wordt, als de bonen stijgen, eenvoudig werk, zooals
geldtellen, kaarten opbergen, afwegen, afmeten van
vloeistoffen, rekenen, verkoopen, enz. hoe langer hoe
meer door automaten verricht. De graanopbrengst is
door toepassing van kunstmest verdubbeld.
Dat niet de beoefening der bespiegelende wijsbe-
geerte, godsdienstwetenschappen, letterkunde, schoone
kunsten of rechtsgeleerdheid, doch wel industrie,
goedkoope beweegkracht, ingenieurswerken, een land
in het bijzonder tot stoffelijken welstand brengen is
aan de economische ontwikkeling der ons omringende
landen te zien.
Engeland was in de 18de eeuw een landboiiwstaat.
Door de toepassing van de steenkool is in het westen
en de Midlands de fabrieksnijverheid ontstaan, fa-
briekssteden verrezen, waarvan de bevolidng in een eeuw vertien-, verhonderdvoudigde. Engelands we-
reldmarkt is op zijn kolenrijkdom en de daarmede
samenhangende industrie en stoomvaart, opgebouwd.
DEr bloeitjd van de Duitsche industrie ving later
aan, doch nam een nooit geëvenaarde vlucht. Tech-
nisch-wetenschappelijk beter onderlegd, ondernemend,
470
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
begon dit land in de laatste jaren v66r den oorlog
Engeland van de wereldmarkt te verdringen. In 1914
heeft Duitschland met zijn steenkool- en bruinkool-
productie Engeland ingehaald. Het werd het rijkste
industrieland van Europa en streeft naar de hege-
monie. In Duitschland was ook reeds waar te nemen,
dat bij stoffelijke welvaart ook geestelijke belangen
behartiging vinden. Voor de ontwikkeling van breede
lagen der bevolking werd veel gedaan. Voor de bevor-
dering van wetenschap en kunsten waren geen uit-
gaven te hoog. –
België werd door zijn industrie een van de welge-
steldste landen van Europa. Wie van industrie
spreekt, noemt ook steenkool, want inderdaad is voor
de nijverheid in ons tijdvak steenkool hoofdzaak.
Frankrijk gaat, niettegenstaande zijn ijzerrijkdom,
door zijn tekort aan steenkool economisch in vergelij-
king met de drie genoemde landen achteruit.
En wat zijn de economische vooruitzichten van ons
vaderland? Voor zijn:beweegkracht is ons land van
het buitenland afhankelijk. In 1913 werden hier
17.900.000 ton Duitsche kolen ingevoerd, waarvan
echter weer meer dan de helft naar andere landen
uitgevoerd werd. Engeland leverde toen 1.950.000e
ton, de eigen productie bedroeg 1.900.000 ton, waar-
van 1.200.000 ton werd uitgevoerd en slechts
700.000 ton aan de Nederlandsche industrie ten goede
kwam. In 1917 was de productie opgevoerd tot
3.500.000 ton, welke hoeveelheid thans geheel in eigen
.land verbruikt wordt. De bruinkool en turf verhoo-
gen, naar de verbrandingswarmte gerekend, de in
eigen land gewonnen brandstof met ongeveer een
vijfde. Er is dus vooruitgang, doch daar staat een
hoogst bezwarende omstandigheid tegenover. In 1916 werden 5.600.000 ton kolen ingevoerd.
In het laatste halfjaar moest voor de Duitsche
steenkool
f
45 per ton betaald worden en
f
21 aan crediet worden voorgeschoten. De Engelsche steen-kool kostte met inbegrip van de vracht en assurantié
f
70 per ton.
Dooi een dergelijken cijns aan het buitenland,
f
174.000.000 meer per jaar voor de kolen en
daarenboven
1
63.000.000 crediet, moet de industrie
te gronde gaan. Ook in ons land was de ongekende
vlucht, welke scheepvaart, nijverheid en handel voor
den oorlog namen, aan de lage brandstofprijzen toe
te schrijven. Wel was het in de eerste oorlogsjaren mogelijk de verhoogde brandstofkosten op de ver-
bruikers af te wentelen, het blijft een aardrijkskundig-
economisch vraagstuk van den eersten rang om de
beWekenis van de beweegkracht op de vestiging en
ontwikkeling van de industrie na te gaan.
Was niet de opkomst van houtzagerjen, maal- en pelderijen in de Zaanstreek door de windkracht, de
bloei van stroocarton-, aardappelmeel- en andere f a-
brieken in de Veenkoloniën door de goedkoope turf,
de textiel- en andere nijverheid in Twente en Noord-
brabant grootendeels door den lagen prijs van Duit-
sche steenkool, te verklaren?
Inderdaad was in de jaren v66r den oorlog bij de
snelle opkomst der inheemsche industrie de steenkool
in ons land goedkoop. De oprichting van het Staats-
mijnbedrijf heeft haar doel niet gemist. Wel werd de
gedolven steenkool voor het grootste deel uitgevoerd, doch dat kwam doordat het overvloedig aanbod tegen
lagen prijs van Duitsche kolen de Nederlandsche prij-.
zen drukte, zoodat in Duitschland, België en Frank-
rijk voor de Limburgsche kolen betere prijzen te be-
dingen waren dan in ons eigen land.
Zullen dergelijke toestanden na den oorlog weder..
keeren? In Duitschland
zijn
in de huishouding van den Staat ingrijpende wijzigingen onvermijdelijk.
Onder bedreiging met een ,,Zwangsyndikat” zijn de
Rijniandsche en Westfaalsche mijnondernemingen
bijeengedreven. De geheele steenkoolhandel en -distri-
butie is in handen van regeeringsorganen gelegd.
-,,Regierungskommissare” beschikken uitsluitend over
het recht van kolentoewijzing. Met ijzeren hand wordt
in de rechten der mijnbezitters ingegrepen. De Staat
zoekt inkomsten bij de bron van allen rijkdom. De
,,Kohlensteuer” van 20 pOt. der waarde is niet vol-
doende. De regeering stelt voor het buitenland de
prijzen vast en bepaalt wat daarvan aan de
mijnen
zal
worden uitbetaald, deze klagen hierover bitter. Niet
tevreden met dezen invloed tracht de Pruisische Staat
zich een steeds grooter aandeel in het mijnbezit te
verwerven. Behalve in het Saargebied, waar de steen-koolmijnbouw reeds vroeger in hoofdzaak van staats-
wege werd beoefend, is door den aankoop van de aan-
deelen der Hibernia-Bergwerkgesellschaft ook in
Westfalen de ,,Bergfiskus” de sterkste onderneming
geworden, nadat de mijnen Gladbeck, Zweckel, Schol-ven, Bergmannsglück en Westerholt reeds vroeger aan
den Staat getrokken waren.
Voorheen, toen de particulieren er over te beslissen hadden, werd ijzerwaar en steenkool tegen lagen prijs
naar het buitenland geleverd, nadat tegen hoogeren
prijs in de binnenlandsche behoefte was voorzien. Dat
de Pruisische Staat zijn zeggingschap zal gebruiken
om de Nederlandsche
fabrieksnijverheid
en scheeps-
bouw groot te maken door levering van steenkool te-gen lagen prijs, is, nq het besef van deze zaken bij de
hestierders zoo ontwikkeld is, op zijn minst genomen,
zeer onzeker.
Zal men uit Engeland de steenkool tegen lagen
prijs na den oorlog kunnen aanvoeren? Bij sterk ver-
minderde scheepsruimte zeker niet. In Engeland, eer-
tijds het land der individueele vrijheid, is het staats-
socialisme het verste voortgeschreden. Na de spoor-
wegen heeft de Staat er de geheele steenkoolwinning
onder zijne leiding genomen. Het recht van staking
is in dit bedrijf afgeschaft; wat de arbeiders betreft,
zijn de bonen van rijkswege vastgesteld en wat de aan-
deelhouders betreft, aan hen zijn de nadeelige risico’s..
gelaten, doch hunne baten zijn beperkt tot
Y2
pOt. bo-
ven hetgeen voor den oorlog door hen werd genoten,
hoe hoog de steenkoolprijs door den ,,Oontroller of
Ooal Mines” ook wordt opgeschroefd. Voor de leve-
ringen aan neutralen zijn hooge
prijzen
vastgesteld.
Evenals Duitschland is Engeland voornemens om als
het nog iets uitvoert, door bijzondere prijsverhooging
geld voor zijn schatkist af te tappen. Zal, zoolang het
land zelf aan economische bloedarmoede lijdt, de lust
tot aderlating der neutralen worden opgegeven?
Het is onwaarschijnlijk, dat bij den buitenlandschen
handel de staatsbemoeiing weer wordt uitgeschakeld. De woorden, op 2 Augustus 1916 door Asquith op de
economische conferentie te Parijs gesproken, zijn in
dat opzicht niet bemoedigend: ,,the Allies are undet
a bounden duty to take every practical measure to
secure for their own use the supplies which are
.produced in their own territories”.
De opzegging van alle handelsverdragen, welke de
clausule van meestbegunstigde natie bevatte, door Engeland en Frankrijk is een begin van uitvoering
der genomen besluiten. Met Engelands vrijhandel is
het na den oorlog vermoedelijk gedaan. Was het in
1913 nog verwonderlijk bij gelegenheid van een excur-
sie met Delftsche studenten den Lord-Mayor van
Engelauds derde koopstad Manchester in een tafel:
rede
tegen den vrijen handel te hooren pleiten, thans,
nu de strooming voor ,,tariff-reform” zoo gewassen
is, is dat een gewone klank.
Met het bovenstaande zij volstaan om te bewijzen,
dat de toekomst onzer industrie reden tot zorg geeft.
Met terzijdestelling van politiek heeft men zich te
beraden omtrent al hetgeen de economische weerbaar-heid kan verhoogen.
Men kan voör zichelve de leuze hoog houden, dat
de Staat zich moet onthouden van in het bedrijfs-
leven in te grijpen. Nu eenmaal de samenvoeging van.
den steenkoolhandel door staatsbemoeienis is voltrok-
ken, is dit standpunt van onthouding niet te hand-
haven. De Regeering stelt zich voor, dat haar ingrij-
pen tijdelijk is, doch zal tot het inzicht moeten
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
471
komen, dat wanneer zij zich terugtrekt misstanden
zullen ontstaan. Waar bovendien de Nederlandsche
Staat in het bezit is van het overgroote deel van onzen
kolenrijkdom, is het geoorloofd van de Regeering tc
verwachten, dat zij zich met de verschaffing van diijf-
kracht voor de industrie bemoeien zal.
Men meene niet staatszorg is ten deze overbodig,
met het sluiten van den vrede komen de goede tijden
van weleer terug. Zelfs bij de krachtsinspanning, voor
de krijgsvoering vereischt, is men zich in de ons om-ringende landen van de noodzakelijkheid bewust, dat
de overheid, die zoo verwoestend in de samenleving
ingreep, weer iets zal hebben goed te maken. Kennis-
neming van de drukwerken, uitgegeven door ,,The
Ministry of Reconstruction”
i),
een bezoek aan het
,,Kriegsministerium” te Berlijn, Abteilung ,,Ueber-
gangs- und Friedenswirtschaft”, lezing van de eco-
nomische verslagen der Ned. diplomatieke en consu-
laire ambtenaren over de beraamde maatregelen vooi
,,après guerre”
2),
leeren, dat men bij ons besehamend
zorgeloos is. Hierin moet verandering komen. Voor
het beramen van de juiste maatregelen is het noodig
den vooruitgang in het opwekken en overbrengen van
mechanische beweegkracht waar te nemen en op te
merken hoe de verdere ontwikkeling zich duidelijk
begint af te teekenen. Ingenieurs zullen bij de behan-deling van deze vraagstukken der toekomst d leiding
nemen.,
De oorlog heeft, evenals zoovele maatschappelijke
verhoudingen, ook vele werkwijzen, in de techniek blij-
vend gewijzigd. In het verbruik der brandstof hebben
zich groote veranderingen voltrokken. Met uitzon-
dering van de overwegend chemische bedrijven, distel-
leerderijen, brouwerijen, suikerfabrieken, welke veel
stoom voor verwarming en weinig voor beweegkracht
noodig hebben, zal na den oorlog alles electrisch aan-
gedreven worden.
Waar in een electrische centrale voortdurend en op groote schaal de brandstof wordt verbrand en de vrij-
komende energie in beweegkracht wordt omgezet, is
het brandstofverbruik geringer dan in tal van ver-
spreide kleine ketelhuizen zou mogelijk zijn. Als bij-
komstig voordeel van de centrale electriciteitsopwek-
king kan gelden, dat door de uitvinding van de met
argon gevulde metaaldraadlampen ook de electrische.
verlichting de goedkoopste is en, dat voor tractie
poldergemalen, waterleidingen, los- en laadinrichtin-
gen, ‘ beweging van sluisdeuren en bruggen geen
andere drijfkracht zoovele voordeelen vereenigt. Naar-
mate de aangesloten verbruikers meer verscheidenheid
vertoonen, wordt de belasting van de centrales gelijk-
matiger en worden de electriciteitsopwekkingskosten
lager.
Dat gedurende den oorlog vele bedrijven tot electri-
sche beweegkracht overgingen, niettegenstaande de
prijs van transformatoren en electromotoren het drie-
vijfvoudige was van vroeger, is voor een groot deel
daaraan toe te schrijven, dat kon bewezen worden, dat
een belangrijke brandstofbesparing werd bereikt. Niet-tegenstaande de schier onoverwinnelijké moeilijkheden
in het rnaken der aansluitingen, het gebrek aan grond-
stoffen der fabrieken en de steeds voortschrijdende
rantsoeneering van de electriciteitsverbruikers, als
gevolg van den kolennood, vertoonde de stroomlevering
der gezamenlijke openbare electriciteitsbedrijven in
de laatste jaren het volgende verloop, in millioen
K.W.U.:
1913
1914
1915
1916
135
161
196
260
De Staatscommissie voor de Electriciteitsvoorzie-
ning van 1911 raamde het verbruik, met inbegrip
der papierfabrieken in de naaste toekomst op ca.
321 millioen K.W.U. per jaar. Thans wordt die raming
1)
Coal Conversation Sub-Conirnittee Interim Report en
Electric Power
Supply
in Great Britain.
‘) lie Jaargang
No. 7
verslag over Frankrijk door Dr. 0.
D. C. Bunge. Beteekenis der ,,Houille Blanche” bij de te
wachten kolenschaarschte.
als veel te laag beschouwd. De Vereeniging van Direc-
teuren van Electriciteitsbedrijven meent, dat het niet
land zal duren, voor een beschikbaar vermogen van
300.000 K.W. gevraagd zal worden, hetgeen overeen-
komt met een verbruik van minstens èen miljard
K.W.U. Andere schattingen loopen in de milliarden.
De toenemende vraag naar electriciteit op de wereld
is algemeen, waar kolen- en materiaaltekort minder
nijpend zijn, is de toeneming in de oorlogsjaren onge-
evenaard. Zoo leest men: ,,Sheffield is at present
hugely expanding its electricity system to meet the great industrial demand. Since the war the demand
made upon the electrical supply department of the
city is ten times greater than in pre-war days and
all indications point to that progress being mail-
tained after the cessation of hostilities.”
Voor ons land zijn het electriciteits- en het kolen-
vraagstuk één. Aankoop van de mijnen door de elec-
trische centrales zou slechts een gedeeltelijke oplos-
sing zijn, omdat zoolang de Maaskataalisatie niet is
voltooid, de vervoercapaciteit, thans door onze spoor-
wegmaatschappijen geboden, niet toereikend is. Daar-
bij komt, dat ook andere moeilijkheden moeten worden
opgelost. Vele electrische centrales, o.a. die te Am-sterdam, Rotterdam, Den Haag, Delft, Utrecht, zul-
len spoedig aan de grens van uitbreidingsmogelijk-
heid gekomen zijn. De gemeenten, die deze centrales bezitten, zullen naar ruime, gunstig gelegen terreinen
voor nieuwe centrales moeten omzien. In de eerste
25 jaar zullen enkele honderden millioenen met nieu-
we werken voor de electriciteitsvoorziening zijn ge-
moeid. Worden de centrales niet onderling verbon-
den, worden naast de bestaande centrales naar goed-dunken van Gemeenten en Provincies er nieuwe bij-
gebouwd, dan wordt reeds bij den aanleg dezer inrich-
tingen het nationaal vermogen sterk verspild, en zal
ook tot in verre toekomst brandstof worden verkwist.
Evenals voorheen
bij
de Gemeenten de naasting der
bedrijven als politiek-economisch vraagstuk van den
eersten rang de openbare belangstelling eischte, zal
na den oorlog in de huishouding van den Staat de
strijd om de Organisatie der electriciteitsvoorziening
ontbranden. Het vuur ligt thans te smeulen en hoe
eerder de brand wordt bestreden, des te geringer zal
de schade zijn. Getracht zal worden den brandhaard te
ontdekken.
Nog slechts luttele jaren geleden ging de strijd er
om of de electriciteitsvoorziening van ons land het
best door particulieren, of door de overheid kan be-
hartigd worden. Enkele Twentsche industrieelen,
Gebr. Stork & Co., Hofstede Cruil, gesteund door de
Twentsche Bank, namen door oprichting of overne-
ming van electriciteitsbedrijven, Kennemer Electrici-
teits-Mij., Hollandsche Electriciteitsmaatsehappij
(Gooistreek), Twentsch Centraal Station (groot deel van Overijssel), Stroomverkoopmaatschappij (zuid-Limburg), de stroomvoorziening van belangrijke ge-
bieden van ons land in handen en gaven zich naar
vermogen moeite om het publiek goed te bedienen.
De heer Hofstede Cruil, die wellicht meer dan iemand
anders in den lande de ontwikkeling der electrotech-
niek voorziet, vroeg concessie aan voor den aanleg
van een hoogspanningsleiding van uit het Mijngebied
naar Twente.
Thans is het vraagpunt: particulier of overheids-
bedrijf in den zin van dit laatste woord beslist. De
aangevraagde concessie werd den heer Hofstede Oruil
tot heden niet verleend. De Twentsche heeren hebben
hunne aandeelen onder goedkeuring van de publieke
meening grootendeels (behalve die van het Twentsclt
Centraalstation) aan de besturen der Provincies, waar
hunne ondernemingen werkzaam waren, verkocht.
Wellicht heeft tot dien gang van zaken medegewerkt,
dat twee opvolgende ministers van Waterstaat aan
het gebruik van Rijkswegen voor kabellegging de
voorwaarde verbonden, dat een concessie werd aan-
472
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
vaard, welke aan de Regeering veel medezeggingschap
in den gang van zaken toekende en naasting van het
electriciteitsbedrijf door het Rijk voorbereidde.
Hiermede heeft ingrijpende Staatsbemoeiing met
de elctriciteitsvoorziening ‘haar intrede in Neder-
land gedaan en het is van belang thans na te gaan,
hoe die zich verder heeft doen gelden.
Bij de bespreking over artikel 8 (electriciteitsvoor-
ziening) van de begrooting van Waterstaat op Don-
derdag 25 Januari 1917, werd door drie leden van de
Tweede Kamer over hoogspanningsleidingen en
stroomleveren door de Staatsmijnen het woord ge-
voerd, allen waren het eens over den gunstigen invloed
van dit ingenieurswerk op de welvaart van ons volk
en de minister, Dr. Ii. Lely, deelde mede:
,,Ook de voorbereiding van den aanleg van een transport-
lijn van Heerlen uit, heeft de minister ter hand genomen
door twee technische adviseurs (prof. Van Swaay en den
heer Van Dam), daarover te raadplegen.”
,,Vooraf wil de minister er zich van overtuigen of de
proinciën ervan gebruik zullen maken. De minister dacht
zich een soort van naamlooze vennootschap, waarin Rijk en
Provincies zitting hadden, maar hij heeft niet veel sympathie
van de provinciën daarvoor ôndervonden.” – – – –
,,Uijlhecht niet absoluut aan de medewerking der provin-
cies, maar in elk geval mag’ deze zaak niet in handen van
particulieren komen.”
Aan het einde van 1917 is het Rapport inzake de
Eleetriciteitsvoorziening van Nederland bij de Lands-
drukkerij verschenen en ôngeveer terzeifder tijd ver-
scheen een geschrift, uitgegeven door de Tereeniging
van Directeuren van Electriciteitsbedrijven in Neder-
land, getiteld: ,,Electriciteitsvoorziening”? ,,Een
Hoogspanningsnet voor Nederland, iste gedeelte”.
Ofschoon de zeer lezenswaardige beschouwingen van de beide Regeeringsadviseurs zouden doen ver-
wachten, dat de aan het buitenland ontleende voor-
beelden tot voorstellen omtrent ingrijpende Regee-ringsbemoeiing zouden leiden, komt na verwijzing
naar evenvermeld geschrift de slotsom:
,,Of, en zon ja, welke verbindingslijnen, voorkomende in
bovenbedoeld project, hetzij dan door de provinciale eleetri-
citeitsbedrijven, hetzij door de gemeentelijke ôndernemingen,
hetzij door samenwerking van beide, al dan niet met steun
der Regeering, geleidelijk waren tot stand te brengen, daarop
dient geen pressie te worden uitgeoefend, doch kan worden
overgelaten aan de natuurlijke ontwikkeling van de electri-
citeitsvoorziening.”
Met dezen vagen raad, die de Regeering geen stap
verder brengt, schijnt niemand in het land, behalve
de centrale-directeuren, het eens te zijn. Toch schonk
een bezoek aan hun vertrekken, op de 2de Jaarbeurs,
den indruk, dat met de bestudeering van de samen-
koppeling hunner bedrijven met stroombetrekking uit
Zuid-Limburg, de centrale-directeuren nuttig werk
verrichtten.
Over de technische zijden van het vraagstuk, welke
stroomspanning gekozen moet worden, hoe de ultra-
hoogspanningsleidingen moeten loopen, welke cen-
trales moeten worden opgeheven, zal na de waarde-volle berekeningen der centrale-directeuren gemak-
kelijk eenstemmigheid worden bereikt.
De samenvatting van het onderzoek, de gevolgtrek-
kingen en vooral de verwezenlijking van noodzakelijk
blijkende hervormingen en uit te voeren werken,
mogen in geen geval aan de belanghebbenden zelf
worden overgelaten, doch de Regeering dragQ dit werk
op aan geheel onafhankelijke, uitsluitend in haren
dienst te nemen personen.
Reeds sedert jaren is gebleken, dat inzake eleetri-
citeitsvoorziening van vrije samenwerking niets
terecht komt, omdat het eigen belang het niet ver-
eischt. Hier toekent bovendien zich af, dat over twee
punten heftige strijd zal worden gevoerd. Het groote
strijdpunt zal zeker zijn: Staats- of samenwerkende
provinciale-oyerheidszorg, en het kleinere strijdpunt
gaat om den vorm der bedrijfsorganisatie n.l. het
zuivere overheidsbedrijf, dan wel de naamlooze ven-
nootschap met de meerderheid der aandeelen in het
bezit der overheid. De strijd zal worden gevoerd tus-
schen hen die opkomen voor het publiek, de electrici-
teitsverbruikers, bela sting plichtigen, die vooralsnog
weinig belang in de zaak stellen, niet op de hoogte
zijn en weinig hebben in te brengen, en de centrale-directeuren, over wie het tegendeel kan worden op-
gemerkt. De strijd wordt bovendien met ongelijke mid-
delen gevoerd, de belastingbetalers, electriciteitsver-
bruikers zijn niet ‘georganiseerd, terwijl de centrale-
directeuren voor het opmaken der plannen over
ruime geldmiddelen en kundige medewerkers be-
schikken.
Het is over het kleine strijdpunt, den bedrijfsvorm, dat in een economisch tijdschrift eene bespreking bij
uitstek op haar plaats is. Wij willen ons in het vol-
gend nummer dan ook daarmede bezig houden.
Daarna zullen aan het groote punt: staats- of provin-
ciaal bedrijf, eenige woorden worden gewijd, waarna
met eenige conclusies besloten mag worden.
F. VA?4 ITERSON.
DE GOUD- EN ZILVERINDUSTRIE.
De goud- en zilveriudustrie ondervond als luxe-
industrie in 1914 den terugslag van denoorlog en de in dat jaar bereikte resultaten zullen dan ook weinig
bevredigend geweest zijn. In 1915 begon de afzet zich
te verlevendigen door de grootere vraag, welke voort-
sproot uit de betrekkelijk abnormaal vermeerderde
koopkracht van verschillende standen der bevolking.
Sedert dien nam de vraag naar gouden en zilveren
voorwerpen steeds toe, zelfs nadat in den economi-
schen toestand van ons land ontegenzeggelijk een
keer gekomen was. In het algemeen gesproken mag
men dan ook wel aannemen, dat de productie zich
sedert 1914 meer dan verdubbeld heeft.
Evenals van de meeste andere artikelen is ook de
vraag naar gouden en zilveren voorwerpen van
eenigszins duisteren aard geworden. Aangenomen
kan worden, dat deze vraag aanvankelijk teweegge-
bracht werd door een tengevolge van den oorlôg ver-
hoogde welvaart. Langzamerhand kwamen daarbij
echter andere motieven, welke ten slotte de overheer-
schende werden.
In de landen der Centrale Mogendheden begon het
goud steeds honger agio te doen. In deze landen
wordt geen goud geproduceerd en zijn sedert het be-
gin van den oorlog
belangrijke
bedragen door de cir-
culatiebanken naar de neutrale landen uitgevoerd. In
Duitschland begon zich bovendien de invloed te laten
gelden van den drang welke zoowel van officieele
zijde als doQr de dagbladen op alle staatsburgers was
uitgeoefend, om gouden muntstukken en gouden siera-
den aan de Rijksbank te verkoopen. Hierdoor ver-
dween het goud hoe langer hoe meer uit het verkeer
en de eenige instelling,, welke in staat was belang-
rijke bedragen aan goudaf te geven was de Rijksbank.
Deze heeft in den loop van 1917, nadat de industrie
van gouden werken haar bedrijf voor de vervaardiging
van oorlogsartikelen had ingericht, besloten, geen
goud meer voor de productie van gouden voor-
werpen, met inbegrip van trouwringen, voor het bin-nenland af te geven. Ook het afgeven van goud voor
de vervaardiging van doubl6 voorwerpen en vergulde
artikelen, welke reeds eerder tot een klein percen-
tage van het verbruik in vredestijd was verlaagd,
werd nogmaals voor de verschillende bedrijven met
ten minste 50 pOt. verminderd, terwijl de verstrekking
van goud voor tandheelkundige doeleinden, voor zoo-
ver niet noodig voor de behandeling van in den oorlog
verminkten, eveneens met 25 pCt. werd verminderd.
Te verwonderen is het dan ook niet, dat zich een
levendige smokkelhandel heeft ontwikkeld naar
Duitschland van gouden voor’werpen, waarbij in den
regel de zwaarte boven de fraaiheid van afwerking
gesteld wordt. Of deze gouden sieraden in de Duitsche
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
473
behoefte aan dat metaal voorzien, dan wel, zooals 10
April 1918 in dit tijdschrift vermeld, al dan niet
nader vérwerkt voor de Balkanlanden en Turkije be-
stemd zijn, is voor ons van minder belang.
Uit dit oogpunt bezien is het wel een merkwaardig
bewijs van activiteit van de Duitsche handelspolitiek,
dat zij om de Nederlandsche concurrentie een tijdens
den oorlog zoo gering mogelijken voorsprong te geven,
voor uitvoer van gouden voorwerpen naar Nederland
een, zij het dan ook geringe hoeveelheid metaal be-
schikbaar stelt tegen den guldenskoers
)
en op voor-
waarde, dat de verwerkingskosten een bepaald percen-
tage van de goudwaarde der sieraden uitmaken.
2)
De. vraag naar goud voor ons eigen land is eveneens
zeer belangrijk, deels door het ontbreken van buiten-
landsche concurrentie, deels door de onverklaarbare
vraag boven het normale, welke op alle artikelen haar
invloed doet gelden. Gegevens om deze stille kracht
te meten, kunnen êvenmin als op ander gebied hier
verkregen worden.
Ook in de goud- en zilverindustrie doet zich sedert
eenigen tijd het bezwaar gevoelen, dat de edele metalen
op de markt niet meer tegen normale koersen gekocht
kunnen worden, en oud goud eveneens weinig meer
wordt aangeboden..
De uitvoer van goud werd bij het uitbreken van
den oorlog in bijna alle landen verboden. Geruimen
tijd bleef deze uitvoer echter practisch nog mogelijk en werden ook uit Duitschland tegen de lagere Mar-
kenkoersen, groote bedragen aan goud beneden den
volgens ons muntstelsel geldenden koers gekocht. –
Tot de laatste maanden van het vorige jaar waren
de bedragen, welke De Nederlandsche Bank aan goud
afgaf tegen den prijs van f1663’voor tusschenper-
sonen en-
f
1672 voor industrieelen, onder voorwaarde
dat dit goud, hoe ook verwerkt, niet naar, een oorlog-
voerenden Staat zou worden uitgevoerd, dan ook be-
trekkelijk gering. Daarna nam’ de vraag naar goud
ten behoeve van de industrie sterk toe. Goud tegen
normalen prijs was ïn ons land op de markt niet meer te koop, hetgeen moest worden toegeschreven aan de
groote vraag naar goudgeld en naar verwerkte gouden
voorwerpen voor uifvoer naar Duitschland en daar-
achter liggende Rijken.
De Nederlandsche Bank meende, ten einde tegen
te gaan, .dat het door haar afgegeven goud eveneens,
over de grenzen zou worden gesmokkeld, scherpere
voorwaarden bij de afgifte van goud te moeten stellen.
Aan de banken en commissionnairs werd alleen nog
goud afgegeven, indien deze een contract teekenden,
waarbij zij zich op straffe van een bonte verbonden- er
voor in te staan, dat het goud niet zou worden uitge-
voerd. Van de zijde der industrie werden – naar De
Nederlandsche Bank mededeelde – deze voorwaarden
te bezwarend geacht, in het bizonder de bepaling van
het contract, dat de gouden voorwerpen, ook wanneer
zij aan het publiek verkocht waren, niet zouden mo-
gen worden uitgevoerd. Het valt dan ook niet te ont-
kennen, dat deze bepaling aan de fabrikanten eene
verplichting oplegde, waarvan de naleving bij. verkoop
der sieraden moeilijk kon worden verzekerd.
Aan de wenschen der industrie kwam de Bank
tegemoet, door te bepalen, dat de fabrikanten zich
alleen behoefden te verbinden het goud in eigen
bedrijf te zullen verwerken, en zonder toestem-
ming van De Nederlandsche Bank, Nederland niet
uit te voeren of te doen uitvoeren. Hierdoor werd
tevens de uitvoer naar Nederlandsch-Indië en naar
de neutrale landen mogelijk gemaakt. .Alvorens echter
op de aanvragen te beslissen, werd door de Bank
sedert dien het advies ingewonnen van eene Com-
missie uit de industrie; het bleek echter niet wogelijk
de afgifte van goud te beperken tot de hoeveelheid,
welke voor binnenlandsch verbruik benoodigd is. Ter
Voor
1
gram
14
karaatsgoud wordt -berekend
f
1.
Dit percentage bedraagt
35
pCt. voör de voorwerpen
welke minder dan 30 gram wegen.
ke’ering van de ontstane misbruiken is daarom in den
loop van Februari 1918 door die instelling besloten,
den prijs van- het
–
goud te verhoogen tot
f
1800 per
K.G. fijn en tevens dat goud uitsluitend in versmolten
of geplette)1 vorm, te verkoopen. Tevens liet De Ne-
derlandsche Bank het bestaande verkoopcontract ver-
vallen en bepaalde, dat de fabrikanten in den ver-
volge alleen een verklaring behoefden af te geven, dat
het door hen van De Nederlandsche Bank gekochte
goud in eigen bedrijf zou worden verwerkt. Het doel
van dezen maatregel is in de eerste plaats geweest on-
mogelijk te maken, dat de van deze instelling gekochte
munten als zoodanig uitgevoerd zouden worden. Zelfs
het -doorknijlpen schijnt niet voldoende geweest te
zijn om een hoogere noteering voor dit goud te voor-komen., Eerst door het goud uitsluitend in-niet gang-baren vorm tegen den’ prijs van
f
1800 per K.G. fijn
verkrijgbaar te stellen, heeft de Bank vermoedelijk
bereikt, dat het goud, althans niet in dien vorm,
welke geen waarborg geeft voor een bepaald gehalte,
wordt uitgevoerd.
Evenmin als zulks bij de fabrikatie van zilveren
voorwerpen het geval was, zal vermoedelijk voor de
goudindustrie deze prijsverhooging leiden tot inkrim-
ping van de productie, terwijl de frauduleuze uitvoer
daardoor veel van haar aantrekkelijkheid zal ver-
liezen. De handel in baar goud op de markt is betrek-
kelijk gering vergeleken bij den handel in munten en
hierin ligt al een aanleiding om te vermoeden, dat
uitvoer van baar-goud tot dusverre nog weinig plaats
vindt..
De Zwitsersche Nationale Bank, welke door de
roote goudindustrieën en de ligging van Zwitserland
een veel grootere vraag naar goud heeft gekregen dan
De Nederlandsche Bank, gaf ook uitsluitend baar-goud
af en heeft reeds geruimen tijd geleden den prijs van
het goud tot
f
1.750,— per K.G. fijn verhoogd. Sedert
korten tijd
‘geeft zij volgens bericht van de Frank-
furter Zeitung voor de industrie geen goud meer af.
De redenen, welke deze instelling tot dat besluit ge-
leid hebben, zijn ons niet bekend.
Voor de zilver-industrie zijn de moeilijkheden om
grondstoffen te krijgen gedurende den laatsten tijd
zeer groot door het uitvoerverbod, hetwelk Engeland
voor zilver uitgevaardigd heeft.’ Aan de daardoor in
de binnenlandsche markt ontstane vraag kon De, Ne-
derlandsche Bank niet voldoen. Wel behoort de aan-
en verkoop van zilver eveneens tot haar taak, doch
na Februari 1873, toen het tijdperk van regelmatigen âankoop van zilver door de Bank, dat gedurende een
reeks van jaren had voortgeduurd, werd afgesloten,
zijn door haar alleen in 1914 nog baren gekocht ten
behoeve van de Rijksmunt, voor de aanmunting van
zilveren muntstukken.
– Eenigszins belangrijke hoeveelheden van dit metaal
waren in ons land alleen in het bezit van de Munt en
deze heeft dan ook geruimen tijd de industrie gehol-
pen door haar zilver in verbruikleen te geven van door
haar in Engeland gekochte voorraden. Het gevaar be-
staat dan ook, dat, nu de Munt bij gebrek aan voor-
raad daarmede niet langer kan doorgaan, het zilver
uit het verkeer zal worden getrokken.. Ter voorkoming’
hiervan is het smelten van zilver strafbaar gesteld bij
de wet en tevens om een agio van zilveren munt te
voorkomen, den maximum zilverprjs bepaald op
f
109,75 per kilogram fijn
1),
terwijl door de Regeering
tevens middelen worden overwogen, om althans in’de
meest dringende behoefte van de industrie te voor-
zien.
Voor de zilverindustrie is alzoo vermoedelijk de tijd van groei reeds voorbij; voor de goudindustrie
waarschijnlijk nog niet, hoewel ook in dien tak van
bedrijf na het sluiten van den vrede een terugslag zal
moeten volgen.
–
.
v.B.W.
1)
Bij smelting van grove zilveren munt kost een Kilo-
gram
fijn
zilver
Gid. 106,-.
–
474
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– 29 Mei 1918
BRITSCHE COMMERCIEELE EN
INDUSTRIEELE POLiTIEK NA DEN OORLOG.
De welbekende Parijsche conferentie heeft in de
onderscheidene landen, die daarbij betrokken waren,
studiecommissies tengevolge gehad, die de noodzake-lijke uitwerking zullen geven voor het land in quaestie
van de Parijsche beginselen. ,,Veel, zoo niet alles, zal
afhangen van het standpunt, dat Engeland tegenover
het vraagstuk zal innemen,” werd in ons nummer van
28 Juni 1916, waarin het resultaat der conferentie
medegedeeld werd, geschreven en begrijpelijkerwijs is
dan ook het rapport van de commissie, die in Enge-
land voor het nader onderzoek gevormd werd, met be-
langstelling tegemoet gezien.
In Juli 1916 had Asquith, destijds minister-presi-
dent, de commissie benoemd, met Lord Balfour of Bur-
leigh als voorzitter. In de notulen van, oprichting
werd gezegd, dat bedoeld was de handels- en indu-
strieele politiek van na den oorlog te overwegen,
speciaal gebaseerd op de conclusies van de Panische
Juni-conferentie, terwijl voorts in oogenschouw ge-
nomen zou worden, welke industrieën voor de toe-
komstige veiligheid van het land essentieel te achten zijn, welke stappen aanbevelenswaardig zijn om den
in den oorlog verloren handel te herwinnen, resp.
nieuwe markten te verkrijgen, in welke mate de voort-
brenging der economische goederen, die het Britsche
rijk kan bieden, mogelijkerwijs in de hand ware te
werken en ten slotte met welke middelen voorkomen
kan worden, dat de bronnen van voortbrenging onder
buitenlandsche contrôle komen.
In de commissie namen of verkregen sedert zitting
een aanzienlijk aantal leden, wier namen wij hier niet alle kunnen vermelden, velen der vooraanstaande lei-
ders op economisch gebied vindt men er onder ver-
tegenwoordigd, waarbij ook de voorzitters van de
commissies van den Board of Trade, die reeds bepaalde
onderwerpen in het belang van handel, industrie en
verkeer in studie genomen hadden. Een aantal leden
moest tijdens de werking van de commissie vervangen
worden door benoeming in het huidige kabinet en
tot andere functies.
Ten slotte werd de commissie gevormd door de navol-
gende heeren: Lord Balfour of Burleigh (voorzitter),
A. Balfour, Sir Henry Birchenough, Sir Alfred
Booth, Lord Colwyn, Lord Faningdon, H. Gosling, R.
Hazieton, Sir 0. S. Henry, Sir Olarendon Hyde, Sir
W. S. Mc0ormick, Sir A. McDowell, Sir G. A.
Muntz, A. Nimxno, J. O’Neill, Sir 0. A. Parsons, Sir
W. Pearce, A. F. Pease, Sir W. Priestley, J. A. Rox-burgh, G. Scoby Smith en Sir A. Williamson.
Het op 3 December 1917 gedateerde eindverslag –
voorloopige nota’s hadden reeds het licht gezien –
der resultaten, waartoe de commissie bij hare onder-
zoekingen kwam, is 27 April j.l. gepubliceerd [0d.
9,035 9d. – 81 pag.J.
De leden J. O’Neill en Sir A. Williamson maakten
bezwaar het rapport te onderteekenen. De heer Hazle-
ton heeft de laatste vergaderingen niet kunnen bij-
wonen, terwijl door een aantal leden, die wel getee-
kend hebben, een aantal reserves werd gemaakt;
waarop wij nog terugkomen. Een excursie door het verslag biedt de gelegenheid
het belangrijkste daaruit, zooveel mogelijk in de woor-
den van het rapport, weer te geven. In de inleiding
vindt men gezegd, dat, gelet op het reeds verrichte werk
van de Board of Trade-commissies, besloten werd
hoofdzakelijk het onderzoek op documentair materiaal
op te bouwen en slechts personen te zullen hooren voor punten, die daarin nog niet voldoende belicht
zijn. Ook memories van kamers van koophandel enz.,
de gouvernementen van eenige kroon-koloniën en pro-
tectoraten, waarom gevraagd werd, hebben der com-
missie gediend, een aantal exporteurs in den handel
met overzeesche gewesten werd gehoord aangaande algemeene beginselen van commercieele politiek. In herinnering wordt gebracht hoe speciaal in het leven
geroepen om de Pari.jsche conclusies te verwerken tot
concrete voorstellen aan het parlement, op 9 Novem-
ber 1916 aan minister Asquith werd aangeboden een
rapport betreffende invoer van goederen uit de een-
trale landen in de overgangsperiode en op 14 Decem-
ber d.a.v. betreffende het regime voor de uitvoeren
van het V. K. en de overzeesche bezittingen, alsmede
het beheer der economische bronnen van het Bnitsche
iijk in deze periode. Sedert werd nog tweemaal een
intenimair rapport gegeven, 2 Februari 1917 over
,,imperial preference” en 16 Maart d.a.v. een rapport,
bevattende enkele beginselen betreffende een aantal
belangrijke industrieën.
Het thans verschenen rapport compnimeert het
geheel. Van gedetailleerde uitwerking der aanbevolen
beginselen is afgezien uit de overweging, dat hiertoe de omstandigheden ten tijde van de latere toepassing
beslissend zijn; voor de onderwerpen: eventueele ver-
plichte invoering van het metrieke stelsel van maten en gewichten en een decimaal muntstelsel, behoefde
deze overweging niet te gelden en wordt door de com-
missie een positief voorstel gedaan (hoofdstuk X en
XI), waarover later meer.
Hoofdstuk II schetst als uitgangspunt den toestand
van den Britschen handel en industrie in 1913. Het
tiental jaren, den oorlog voorafgaande, had voor de ge-
vestigde firma’s groote levensvatbaarheid te zien ge-
geven, de ijzer- en staalbranche was eene uitzonde-
ring, daarentegen toonde Engeland in moderne be-
drijven zich minder actief. Bepaalde bedrijfstakken die
van uitermate groot gewicht zijn als basis voor andere
inçlustrieën, waren geheel of gedeeltelijk onder Duit-
sche contrôle gekomen, terwijl daarnaast
bij
vele
secundaire artikelen de vreemde concurrentie aan-
merkelijk hare positie versterkt had. De scherpe mede-
dinging in den overzeeschen handel was gedeeltelijk
het gevolg van organisatie-methoden, die bij den Brit-
schen handel niet toegepast werden. De oorlog heeft
de bekwaamheid der industrie reeds veel vergroot,
met name voor staal en chemische stoffen.
Voor de overgangsperiode na de beëindiging van
den oorlog doet het rapport nu allereerst de volgende
voorstellen. Voor een tijdruimte van ten minste 12
maanden, of zooveel langer als wenschelijk zou blijken
na dit einde, moet de invoer van goederen van thans
vijandelijke origine verboden blijven, bij uitzondering
kunnen invoervergunningen verleend worden. Maatre-
gelen moeten genomen worden om het Britsche Rijk en
zijn bondgenooten voorkeur te geven voor de vervulling
hunner behoeften aan grondstoffen, in hoofdzaak uit
hunner behoeften aan grondstoffen, in hoofdzaak uit de eigen landen verkregen. Voor Engeland ware dit begin-
sel na te leven door het leggen van uitvoerverboden,
met de overige Britsche gewesten en de Geallieerden
ware thans reeds in onderhandeling te treden voor
het scheppen van gezamenlijke regelingen. Aanbevo-
len wordt na den oorlog een lichaam als de ,,Oommis-
sion Internationale de Ravitaillement” in het leven
te roepen. De commissie ontveinst zich niet, dat door
deze maatregelen noodzakelijk zal zijn zekeren tijd na
den oorlog den overheidsinvloed in den handel gedeel-
telijk te behouden, doch beveelt aan de beperkende
maatregelen binnen zoo eng mogelijke grenzen te doen
blijven en voor zoover de gelegenheid hiertoe bestaat
den handel zelf – onder gezag van de regeering – de
contrôle te laten uitvoeren. Niettemin is de commissie
van opinie, dat staatscontrôle en -beperking van het
bedrijf onder normale omstandigheden schadelijk is en
derhalve zoo spoedig mogelijk behoort te verdwijnen.
De oorlog heeft aangetoond, dat Engeland en de overige Britsche gebieden afhankelijk zijn van het
buitenland voor een groot aantal grondstoffen, welke binnen deze landen in het geheel niet, of niet in vol-
doende mate, gewonnen worden. Het imperium ,,self-
supporting” te maken acht de commissie wenschelijk
noch mogelijk, echter ware een onderzoek in te stel.
len naar het aanwezige en de waarde en beschikkings-
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
475
mogelijkheid daarvan, ook in tijd van oorlog. Betwij-
feld wordt of het voorstel van de ,,Dominions Royal
Oommission [Od. 84621 aanbeveling verdient een al-
gemeene ,,Development Board” in te stellen. De com-
missie wenscht zich een ,,Intelligence and Advisory
Bureau”, dat zich met de behoefte Aan en aanwezig.
heid vn mineralen, resp. metalen, zal hebben bezig
te houden, naast een algemeen onderzoek aangaande
mogelijke samenvoeging en uitbreiding van reeds on-
dernomen nasporingen. Waar blijken zou, dat het
particulier initiatief niet overgaat tot de exploitatie
van lagen, welke in het militair of economisch belang
wenschelijk zou zijn, heeft het voorgestelde bureau te overwegen of het gouvernement door het verlee-
nen van steun deze tot stand moet brengen. De Board
of Trade heeft voor• katoen reeds een soortgelijk
lichaam opgericht. Het doel, dat men voor oogen moet
hebben is, dat het Britsche rijk in geval van nood
onafhankelijk zou kunnen zijn voor de bevoorrading met ieder onmisbaar product van eenig vreemd land,
of denkbare associatie van vreemde landen. Hierbij
ware na te gaan in hoeverre voor dit onderzoek van
het ,,Imperial Institute” gebruik gemaakt kan worden.
Afgezien van wenschelijke uitzondering, acht de com-
missie niet aanbevelenswaardig principieel buiten-
landsch – niet-vijandeljk in den huidigen oorlog –
kapitaal uit te sluiten van deelneming in de ontwikke-
ling det materieele bronnen van het Britsche rijk.
Evenwel wordt aanbevolen, door bekendmaking van
het buitenlandsch bezit, te voorkomen dat bezittingen
aan vreemde corporaties komen met het oogmerk de
aan de markt gebrachte hoeveelheden te beperken en
dat in het algemeen voor artikelen voor het Britsche Rijk van levensbelang zeker toezicht van overheids-
wege zal worden uitgeoefend. Alles ware te belicha-
men in wettelijke regelingen, die zooveel mogelijk
uniforme toepassing door de onderscheidene gouver-nementen moeten vinden.
Verwezen wordt in een volgend hoofdstuk naar het
tusschentijdsche rapport aangaande de ,,hoeksteen”
industrieën, de ,,key” of ,,pivotal” industrieën, zooals
de Engelsche benaming is, zijnde enkele bedrijven,
die niet de beteekenis van de groote marktproducten –
hebben, maar onontbeerlijk zijn voor de gevestigde
industrieën en derhalve van bijzonderen invloed zijn.
Met name betreft het de navolgende artikelen: syn-
thetische kleurstoffen, spelter (ongezuiverd zink),
wolfram, electro-magneten, optisch en chemisch glas-
werk, tricotage-naalden, thorium nitraat, bariet, preci-
sie meetinstrumenten, drogerjen. Het voorloopig rap-Port merkte reeds op, dat een blijvende en algemeene
richtlijn voor saatsbemoeiing ten deze niet gegeven
kan worden, zoomin als een exposé van ifldustrieën,
waarvoor te eeniger tijd bijzondere zorg en behande-
ling van noode kan zijn, en beval ten slotte uit deze
overwegingen de oprichting van een ,,Special Indu-
stries Board” aan.
Daarna komt de gedragslijn te volgen ten aanzien
t
van vreemdelingen, voor zooveel zij een commercieel
of industrieel bedrijf in het Ver. Koninkrijk beoefe-
nen, aan de orde. Niet wenschelijk acht de commissie
speciale beperking hiervoor in het algemeen te bepa-len. In een beperkt aantal gevallen, waar voorbehoud geboden is, kunnen bijzondere maatregelen volstaan.
Overweging verdient of vreemde handelsreizigers niet
waren te registreeren en aan rechten onderhevige
vergunningen moeten bezitten, deze eventueel in ge-
val van wederkeerigheid te restitueeren. Alle eigen-
dom behoort te worden ingeschreven waarbij de natio-
naliteit van den gerechtigde vermeld wordt, hierdoor
is der regeering gelegenheid geboden te beslissen of in eenig geval vreemd belang uitgesloten moet wor-
den. Niet ondersteunt de commissie het denkbeeld
van iedere vennootschap te verlangen in haar jaar-
lijksche wettelijke verklaringen mededeeling te doen
van het bedrag aan aandeelen, eigendom van vreem-
delingen, maar wel wil men den Board of Trade met
de macht bekleed zien een enquête in te st4llen in
gevallen waar
prima facie
vermoeden is, dat buiten-
landsche contrôle bestaat en het landsbelang hierdoor
geschaad kan worden. Onverstandig noemt de com-
missie het indien besloten wordt de vestiging of het
voortbestaan van filialen van vreemde banken en ver-
zekeringsmaatschappijen te verbieden, maar in de toe-
komst ware van hen te verlangen jaarlijks eene ver-
gunning aan te vragen, waarvoor eene geringe beta-
ling verschuldigd is, terwijl de commissie voorts aan-
beveelt, dat van vreemde verzekeringsmaatschappijen
een depôt gevergd wordt evenredig aan de afgesloten
zaken en in het algemeen nauwkeurig zorg gedragen
wordt, dat vreemde banken zich niet aan de betaling
van inkomstenbelasting onttrekken.
Voor de onderdanen van de nu vijandige landen
worden voor een niet genoemde periode bijzondere be-
perkingen -aanbevolen, toe te passen door mindei’e
vrijgevigheid van vergunningen en door politiemaat-
regelen, evenwel wordt door de commissie niet nood-
zakelijk en doorvoerbaar geacht hierin nog verder te
gaan, – een korte periode en bijzondere gevallen
daargelaten – door den thans vijandigen onderdanen
volstrekt te verbieden zaken te vestigen. Inzonderheid
wordt niet aangeraden restrcties te scheppen voor
het gebruik van de Londensche krediet- en herverze-
keringsmarkt.
Gewezen wordt op de wenschelijkheid de Organi-
satie van handel en industrie te herzien, gelet op de
combinatie, die in het buitenland meer en meer tus-
schen productie en distributie heeft plaats gegrepen,
eene beweging, die tot op heden in Engeland weinig na.
volging vond. In een aantal gevallen meent de commis-
sie, dat het continentale voorbeeld zal moeten worden
gevolgd.
1
) Vooral ook wordt van belang geacht, dat voor
alle bedrijfstakken goedgeorganiseerde ondernemers-beroepsvereenigingen bestaan, die de gevolmachtigde
woordvoerders zijn der betrokken industrieën. Het vor-
men van ondernemerscombjnaties voor de verkrijging
van grondstoffen moet door de regeering op alle wijzen
aangemoedigd worden, indien wenschelijk is, dat con-
trôle verkregen wordt over erts-bekkens in den
vreemde zal hiertoe steun te geven zijn. De daden
zullen door de betrokken industrieën zelf verricht
moeten worden, het ,,Department of Scientific and
Industrial Research” kan een steun zijn bij de ont-
wikkeling. Rechtsbevoegdheid wordt gevraagd voor
het verkrijgen van terreinen, het leggen van wegen,
w.âr, voor de economische vergrooting en exploitatie
van fabrieken, mijnen enz., behoefte aan speciale erven
bestaat. De commissie ontveinst zich niet, dat vor-
ming van verkooporganisaties voor de overzeesche
markten in de hand werkt ook den binnenlandschen
verkoop te gaan karteleeren, toch acht zij aan deze
moderne usantie niet te ontkomen en meent, dat de
gevoelens in deze van Staat en publiek zich zÛllen
hebben te wijzigen. Bovendien gelooft zij dat onder-
nemerverbonden, in stede van het belang van den
werkman te schaden, hem beter loon en vaster emplooi
verzekeren. De commissie verwerpt de gedachte, dat het gouvernement op eenige wijze trachten zou posi-
tieve contrôle te verkrijgen over dergelijke combinaties
in Engeland, maar dat maatregelen aanbeveling ver-
dienen om de regeering op de hoogte te houden van de
ondernemersconcentratie, we]ke plaats heeft en haar
voor bijzondere gevallen bevoegdheid verleent een
nauwkeurig onderzoek te verrichten.
Resumeerende besluit het hoofdstuk der organisatie
met de volgende desiderata. Wettelijk ware te verlan-
gen, dat alle internationale overeenkomsten over prijs-
regeling, marktbepaling enz., waarbij Britsche firma’s
partij zijn bij den Board of Trade moeten geregistreerd
worden door de betrokken Britsche firma’s met ver-
melding der namen van al]e betrokkenen bij de onder-
werpeljke overeenkomsten en van verdere bijzonder-
t)
[Inmiddels heeft de regeering nog een speciale commissie
in het ]even geroepen tot bestudeering van het vraagstuk:
combinaties en amalgamaties in het bedrijfswezen.]
476
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
heden. Een zelfde niet verplichte inschrijving van
prijs-, productie- of verkoop-overeenkomsten door
Britsche firma’s voor binnen- of buitenland aange-
gaan, verleent voor partijen kracht van gewijsde.
Voorts ware den Board of – Trade bevoegdheid te
geven, teneinde van de werking van dergelijke com-
binaties op de hoogte te
blijven,
de vertrouwelijke
voorlichting, die het lichaam wenschelijk acht, dien-
aangaande te vragen.
Het volgende hoofdstuk draagt tot titel: financiën
en industrie. Gewezen wordt op de reeds gevestigde
,,British Trade Corporation”, waaraan in ons tijd-
schrift al de noodige aandacht geschonken is. De
commissie beveelt niet aan het latere project der
,,Imperial Bank of Industry”; zij acht het financieele
belang der industrie beter verzorgd bij de particuliere
banken.
1)
In het algemeen schijnt het der commissie
niet gewenscht toe, dat de Staat zelf tracht kapitaal
te verschaffen voor industriëele doeleinden. De regee-
ring zorge tijdig besprekingen te arrangeeren om de
vertegenwoordigers van handel- en bankwereld te
hooren over wat wenschelijk is ten aanzien van belas-
ting, circulatie en steun der wisselkoersen, in ver-
band met de positie van de kapitaalmarkt na den
oorlog. De beperkende bepalingen op de emissie moe-
ten ten spoedigste gemakkelijker gemaakt worden.
Kapitaalbesparing na den oorlog zal onder meer te be-
werken zijn door hooge belastingen op luxe uitgaven.
Het aangewezen fiscale middel is evenwel de inkom-
stenbelasting. ‘Gewezen wordt op de reeds gemaakte
opmerkingen betreffende onvoldoende toegefelijkheid
voor reserves thans toegestaan voor afschrijvingen. De
commissie wil, dat het departement van financiën
onmiddellijk stappen doet om tot een regeling te ko-
men, waarbij voor ieder ‘afzonderlijk geval een billijk
aandeel van het inkomen voor afschrijving, van be-
lasting vrijgelaten wordt. Gelet op de ernstige conse-
quenties van de tegenwoordige werking van de inkom-
stenbelasting wordt met aandrang een herziening ver-
langd, waarbij men zich tevens met de successierech-
ten zou kunnen bezighouden.
Hierna volgt het zeer belangwekkende gedeelte
over de te volgen handelspolitiek in haar engere con-ceptie: de tariefwetgeving. Na uitvoerige overwegin-
gen komt het verslag tot de conclusies, welke hier
in
.
woordelijke vertaling volgen:
1
0
. De producenten van dit land kunnen verlangen
van het gouvernement, dat zij behooren beschermd te
worden op de binnenlandsche markt tegen ,,dum-
ping”
2)
en tegen den invoer van ,,sweated” goederen,
waaronder wij verstaan goederen gefabriceerd tegen
bonen beneden ,,Trade Union’.. rata. Wij bevelen aan
de maatregelen tegen ,,dumping” te nemen volgens de
beginselen in Canada gevolgd [dat is door het heffen
van een recht gelijk aan het verschil tusschen den
prijs waartegen aan4en importeur geleverd wordt en
den normalen binnenlandschen marktprijs; hoe tegen
den invoer .van ,,sweated” goederen ware op te treden
vermeldt het verslag niet].
2°. De industrieën, die wij eerder ,,key” of ,,pivotal”
noemden, behooren in dit land in stand gehouden te
worden, welke ook tegenspoeden of kosten moge zijn
[als middelen daartoe worden genoemd: leeningen,
subsidiën, het tarief, regeeringsopdrachten, staats-
exploitatie).
3° Wat andere industrieën betreft, zoo zal be-
scherming door douaerechten of regeeringsbijstand in
anderen vorm, slechts toegestaan mogen worden voor
met zorg uitgekozen takken van industrie, welke zijn in
stand te houden, hetzij om reden van nationale veilig-
heid [zijn deze dan niet reeds ,,pivotal” –
H.],
of op
[Inmiddels
is
het perspectief voor de banken weer nader
beschouwd in het zoo juist verschenen Lord Colwyn’s Bank
Amalgamations Committee Report [Cd.
9052].
het verslag verstaat hieronder: verkoop van goederen
op een [vreemde? – H.] markt tegen lagere prijzen dan
waartegen de goederen gemeenlijk aangeboden worden in
het land, waar zij gemaakt zijn.
grond van het algemeen beginsel,dat het niet wensche-
lijk is, dat eenige industrie van werkelijk belang voor
onze economische kracht en welzijn, mag vergund wor-
den verzwakt te worden door buitenlandsche concur-
rentie, of in ernstige mate gebracht wordt onder
vreemde dominatie of contrôle.
4°. Preferentieele behandeling moet toegestaan
worden aan de Britsche overzeesche dominions en
bezittingen ten aanzien van alle douanerechten thans
of hierna in het Vereenigd Koninkrijk te heffen en
in overweging zijn te nemen andere vormen van ,,Im-
perial Preference” [waarmede met nadruk bedoeld
is iets anders dan differentieele rechten].
5
0
. Wat betreft onze commercieele betrekkingen
met onze huidige bondgenooten en de neutralen, is
de opzegging (denunciation) van bestaande handels-
verdragen niet van noode en onraadzaam (inexpe-
dient), maar de gelegenheid van het oogenblik moet
gebruikt worden om te trachten onzen handel met
onze bondgenooten te bevorderen, en ware de moge-
lijkheid in overweging te nemen, voor onderhande-
lingsdoeleinden met hen en cle neutralen ‘van thans,
de rechten te benutten [any duties – de Economiste
Européen vertaalt ,,n’ importe quel droits”(?)], die
uit hoofde van het hier voorafgaande kunnen toege-
past worden.
Rekening houdend met de kans, dat de aanvaar-
ding van het protectie-beginsel leven zal geven aan de wijdverspreide vraag naar dergelijken steun, ge-
paard met moeilijk te keeren politieken druk, beveelt
de commissie de vestiging van een krachtig, onafhan-
kelijk gestatueerd lichaam aan, dat alle aanvragen
om Staatssteun heeft te onderzoeken om daarop gede-
tailleerd advies uit te brengen. Alvorens tariefpro-
tectie voor te staan, zal het college overwegen of er niet andere vormen van steun toepasbaar zijn en het
belang van consument en werknemer zal bij hem
steeds voor oogen moeten staan en uiting vinden in
voorwaarden daartoe te stellen.
Nog volgen de h.pofdstukken, die het gevoelen van
de commissie weergeven aangaande eventueele ver-
plichte invoering van het metriek stelsel en een deci-
male muntverdeeling. Betreffende deze technische
quaesties mogen wij kort zijn. De commissie kan de
invoering van het metrisch systeem niet aanbevelen
en bepaalt zich tot het aanmoedigen van decimale
onderverdeebing der gewichtseenheden en de vervan-
ging van het hundredweight en de ton door het ,,cental” van 100 pounds en de ,,short ton” van
2000 lb. Ook wijziging van het bestaand muntstelsel
kon de meerderheid der commissie niet wenschelijk
vinden. Het grootste bezwaar was het prijsgeven van
de sovereign als standaard en rekeneenheid in het
internationale visselverkeer. Iedere wijziging in deze,
zelfs van den naam alleen, acht de commissie verbon-
den met risico’s, die het naar haar meening onver-
standig zou zijn te risqueeren. Ook het denkbeeld, mede
ondersteund door het ,,Institute of Bankers” en de
,,Associated Chambers of Commerce” – zie de aan-
teekening op pag. 605 van den vorigen jaargang –
hbeft de instemming van de commissie niet kunnen
vinden.
Ook de reserves die – zooals reeds aangestipt is –
verschillende leden
bij
de onderteekening van het
eindverslag maakten, zijn belangrijk om kennis van
te nemen. in het algemeen waren de bezwaren ge-
richt tegen het belangrijke hoofdstuk IX ,,Piscal
Policy”.
Lord Faringdon, Sir 0. Henry, Sir G. Muntz,
Sir 0. Parsons en de heer G. Scoby Smith teekenden
aan, dat op grond van de Parijsche conclusies zij een
algemeen
ad val orem
tarief van 10 pOt. op fabricaten
wenschen. Door reducties kan hiermede een ‘prefe-
rente behandeling gegeven worden aan Britsche domi-
nions, over verdragen onderhandeld worden met bond-
genooten en neutralen.
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
477
Sir Aifred Booth [de president van Ounard]
wenscht de industrie volstrekt vrij te laten en maakt
bezwaar tegen de regeling van den uitvoer en verdee-ling van grondstoffen in de overgangsperiode (hoofd-
stuk III). –
Alleen de heer Pease verklaarde zich een- voorstan:
der voor invoering zoo spoedig mogelijk na den oor-
log, van het decimale muntstelsel, o.a. voorgestaan
door het ,,Institute of Bankers”.
Hiermede is het resumé ten einde; het rapport
vestigt den indruk, dat de commissie met ernst gewerkt
heeft en geeft blijk van een open oog voor feiten, die de economische positie van Engeland beïnvloeden of
beïnvloed hebben.
Het rapport bevat nog geen mededeelingen ten
aanzien van de politiek, die voor het herstel van de
koopvaardijvloot en de scheepvaart in het algemeen,
kan worden aangeprezen. De sub-commissie met dit
vraagstuk belast was nog niet gereed gekomen met
hare werkzaamheden.
1)
Wellicht is ook het onderwerp
te précair om er reeds thans meer licht op te werpen.
Het eind-verslag zegt in algemeene woorden, dat: ge-
let de vermindering van den wereldtonnage, schoon
wenschelijk kan zijn voor een beperkte periode na den
oorlog eenige restricties te verordonneeren in het ge-
bruik van Britsche havens voor schepen toebehooreude
aan den vijand van dit oogenblik, zoodanige politiek
in het algemeen op vreemde schepen toegepast, onge-
wenscht zal zijn.
De commissie mocht zich ontslagen rekenen van
•de plicht een wenschelijke organisatie van de econo-mische voorlichtingsdienst uit te stippelen, aangezien
de recente reformatie van den ,,Board of Trade” – zie
No. 111, pag. 132 v. – reeds de werkzaamheid inge-leid heeft, die moderne activiteit van zaken de hand kan reiken. Daarentegen mist men in het verslag
dat de vorming van ondernemersberoepsvereenigingen
aanbeveelt – dene uiteenzetting van den invloed der
vakbeweging aan de zijde der arbeiders, een onder-
werp, dat zeker behoort tot de elementen, die het be-drijfsleven in Engeland beïnvloedden en waaraan dan
ook elders in Engeland – ook in ons tijdschrift –
veel aandacht geschonken werd. The Statist maakt dezelfde opmerking en zegt: The great question of
all is, how are we to bring about a
bona-fide
under-
standing betweexi employers and employed to which
both sides will live up. Overigens waar gewezen wordt op achterlijkheid van bepaalde takken van
nijverheid trekt het de aandacht, dat in het rapport
geen aandacht wordt gewijd aan de reeds zoo dikwijls
urgent geoordeelde verbetering van het Engelsche
technisch onderwijs.
De engelsche ,,Economist”, die met het deviés: ,,for
goodness sake leave us alone” tegenwoordig in de
contramine is bij alle na-oorlogsche voorbereiding, ver-
wijt het rapport ,,chiefly an academie interest” te
hebben, het bezwaar dat ook gehoord werd toen onze
regeering met een ontwerp voor een consulairen dienst
verscheen voorbereid op de eischen van den vredes-
strijd. Maar toch zal het nuttig zijn reeds een werk-
plan te projecteeren, dat de basis legt voor iedere of-
en defensieve daad, die voor het economisch behoud na
den oorlog noodig blijkt en kan het rapport van het
Balfour of Burleigh college met andere gevoelens be-
studeerd worden dan door ,,Economist” en een aantal andere Engelsche weekbladen is gedaan.
2)
Het ver-
slag zegt zelf in het algemeen in practische adviezen
niet te kunnen treden en is zich dus bewust van de
betrekkelijke positiviteit der conclusies.
Maar nu wat het rapport aanbeveelt voor Engeland.
De vijanden van het oogenblik zullen na den oorlog
i) In dit verband zij herinnerd aan het rapport van de
commissie ingesteld door de ,,Chamber of Shipping of the
United Kingdom” besproken in No.
95, pag. 787.
!) De Statist zegt- …and like all similar reports, it will
in all reasonable probability be reviewed in a certain num-
ber of newspapers and thea forgotten.”
voor den
tijd
van één jaar of langer geboycot moeten
worden, met name hun goederen. Daarna zullen zij –
ook in hunne onderneming binnen de Britsche gren-
zen – weer geduld zijn. Gaarne hadden wij in dit
verslag gevonden wat het belang en de doelmatig-
heid is van deze tijdelijke maatregel. Men voelt het
belang voor de omzetting van oorlogs- in vredes-
industrieën, maar – daargelaten, dat ook de Centra-
len in aanienlijke mate omvorming van fabrieken zul-
len moeten uitvoeren alvorens massa’s producten op
de markt te kunnen werpen, is het de vraag of dit uit-stel van concurrentie, die men dus blijkbaar niet voor
goed wil supprimeeren, aan den anderen kant niet
opkomst vergunt aan zwakke bedrijven, die het later
toch niet zullen kunnen bolwerken.
Wat uit het rapport het meest naar voren komt is,
dat het geheel staat in het teeken van commissies –
volgens het denkbeeld van het Balfour of Burleigh-
comité de met nieuwe macht bekleede ,,Board of Trade”,
een nieuw lichaam te modelleeren naar het voorbeeld
van de ,,Commission Internationale de Ravitaille-
ment”, e.a. – waaraan uitgebreide bevoegdheden zul-
len worden verleend, ten einde de ontwikkeling van
het economische leven, indien gewenscht, in een be-
.paalde richting te leiden.
Ofschoon het verslag de allures aanneemt, overi-
gens met de historische beginselen van vrijhandel niet
te breken, behoeft het na kennisneming daarvan geen
betoog, dat de gedachten, die aan het rapport ten
grondslag liggen, afwijken van de beginselen, waarop
de Engelsche vrjhandels-aera van voor den oorlog op-
gebouwd was.
1)
Inmiddels heeft de minister van financiën Bonar
Law op een vraag van Sir Edward Carson op 13 dezer
in het Lagerhuis: of de Fransche ministerraad – zoo-als hier reeds bekend is geworden – alle handelsver-
dragen met de algemeene meest-begunstigingsclau-
sule, heeft opgezegd en of de Engelsche regeering dit
voorbeeld dacht te volgen, gezegd, dat het antwoord
voor alle deelen der vraag bevestigend is. (,,The an-
swer to all the parts of this question is in the affir-
mative”). Reuter heeft zich beroepende op de ,,Times” hieraan onmiddellijk verbreiding gegeven (zie Neder-
landsche dagbladen van 14 dezer). Door deze maat-
regel is eerst gelegenheid geboden den weg op te gaan
aan Britsche overzeesche landen en aan de bondgenoo-
ten op het stuk van douanerechten een effectieve pre-
ferentie te geven. De Balfour of Burleigh-éommissie
had, zooals men zich uit het bovenstaande herinnert,
tegen de opheffing der bestaande verdragen geadvi-
seerd, schoon zij andere vormen van ,,Imperial Prefe-
rence” aanbeval. Voor Nederland zijn door deze ver-
klaring gemoeid het verdrag van 27 October 1837
(Stbl. 1837, No. 64) art. 1; het verdrag van 15 Augus-
tus 1889 (Stbl. 1891, No. 105) en waarschijnlijk ook
het verdrag van 27 Maart 1851 (Stbl. 1851, No. 22). Zij bevatten alle drie, resp. art.
7,
2 en 4 een opzeg-
gingstermijn van 12 maanden.
Toen de Parjsche conferentie gehouden werd, wa-
ren de V. S. nog niet in het kamp der Entente, zij
hebben ook sedert niet hun fiat aan de Parjsche reso-
luties gehecht. Bonar Law heeft in het dèbat nbg ge-
zegd, dat een algemeene mededeeling aangaande het stadium van verdere uitvoering onder de bondgenoo-
ten der Parjsche beginselen in het zicht is, thet ver-
luidt, dat- vermoedelijk een studiecommissie als die onder voorzitterschap van Lord Balfour of Burleigh
nu voor de gezamenlijke geassocieerden te wachten is.
G.
E.
H.
‘) The Nation eindigt het aan dit verslag gewijd artilçel –
dat wel eens anders ioterpreteert dan nauwkeurige beschou-
wing van het rapport te verstaan geeft – ,,The real object
and the sure result, if this policy goes forward, is to establish
powerful manufacturing, commercial, and fiiiancial combines
in this country, fed with public subsidies, protected against
effective outside competition, and endowed with indefinitely
wide control over prices and profits”. –
478
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
INDEX-CIJFERS.
Ofschoon in de afgeloopen maand verschillende op-en nederwaartsche prijsveranderingen zich voordeden,
was het eindresultaat wederom aanzienlijke stijging,
zoodat de maand sloot op
5941,
zijnde
74
punten meer
dan het totaal der groepen ultimo Maart. Het rela-
tieve cijfer is nu tot
270
gevorderd, tegenover
116,6
aan den vooravond van den oorlog. Hier volgt de
gebruikelijke tabel, waaruit blijkt, dat April het
hoogste peil aanwijst, ofschoon
4
groepen reeds vaster
waren dan in de afgeloopen maand het geval was.
Data
ranen
en
oleesch
Andere
00e.
ding,-
en
ge-
notm.
Wee!-
stoffen
Dolf-
toflen
Diver-
son:
ol1n,
hout,
,ubber, cox.
Totaal
Alge.
meen
Index.
cijfer
Basis (gemidd.
1901-5)
. –
500
300
500
400
500
2200
100,0
1 Januari1914
563
355 642 491
572
2623
119,2
1 April
560
3504
6264
493
567
2597
118,0
1 Juli
5654
345 616
4714
551
2549
115,9
1 October
,,
646
405
6114
4724
645
2780
126,4
1Januari1915
714
4144
509
476
6864
2800
T27,3
1 April
840 427
597
644
797
3305
150,2
1 Juli
818
428
601 624 779
3250
147,7
1 October
8094
4704
667
6194
7694
3336
151,6
1 Januari 1916
897
446
731
7114
8484 3634
165,1
1 Aprfl
9494
503
7964
851
913
4013
182,4
1 Juli
,,
989 520
794 895
1015
4213
191,5
1 October
1018 5364
937
8584
1073
4423
201,0
1Januari1917
1294
553
11244 8244
1112
4908
223,0
Einde Jan. ,,
1310
561 1137 8254 11194
4953
22.5,1
Febr.,,
13124
5814
1189
8294 11594
5072
230,5
Mrt.
,,
1346
6104
1226
8344
1283
5300
240,9
April,,
1362 642 1240 842
1293
5379
244,5
Mei
13764
648
12614
839412864
5412 246,0
Juni
14324
6524
1441
8414 12784
5646
256,6
Juli
13334
607
1512
840 12964
5589
254,4
Aug.
1342
670
15044
830
13114 5658
257,1
Sept.
12214
726
15094
8224
13544 5634
256,1
Oct.
12264
724
15754
824 1351
5701 259,1
Nov.
12364
679
16604
848
1344
5768
262,2
Dec.
,,
12864
686
16844 8394
13484
5845
265,7
Jan.1918
12214
686
1719i
829
1329 5785
262,9
Febr.,,
1235
693
1733
838
1319
5818
264,4
Mrt.
1238
697
1777
836
1319
5867
266,6
April,,
1244 7444
1760
850
13424
5941.
,
270,0
In de eerste groep deed zich bij tarwe stijging voor.
Aardappelen waren iets duurder en gerst wat goed
kooper, terwijl Britsche haver meer dan
3
sh. viel.
De belangrijkste beweging gaf echter suiker te zien
met een stijging van 11 sh. als gevolg van de voor-
gestelde vermeerdering van het recht op dit product.
Belangrijk was het verloop in de achter ons liggende
maand op de katoenmarkt, waar gemakkelijker prijzen
een aanvang namen. Amerikaan sche Middling noteerde
lager dan sedert October is voorgekomen. Egyptische
varieteiten waren minder geneigd in het volgen der
dalende richting voor het ruwe product. Garen en
doek in plaats van bij deze beweging aan te sluiten, geven nog wat vaster noteeringen te zien.
Van de metalen is niet veel te berichten, behalve
de sterk geprononceerde stijgibg voor tin. Standaard-
tin liep tot £
350
per ton op en blijft nog stijgende.
Bij de diversen vertoonde ook talk aanzienlijke prijs-
vermeerdering, terwijl de rubbernoteering zich nog
een weinig verbeterde.
Kleinhandeisprijzen.
De verhoudingscijfers van
verbruiksartikelen, in den handel gebracht door de
Coöperatieve Winkelvereeniging van ,,Eigen Hulp”
te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Utrecht, Leeuwar-den en ‘s-Gravenliage (voorheen E. H.), welke – zoo-
als de lezer weet, thans nog slechts voor dezulke, waar-
omtrent in de verslagmaand en de daaraan vooraf-
gaande door dezelfde coöperaties prijsopgaven werden
verstrekt – door het Centraal Bureau voor
d e
S
t a t i s t i e k gepubliceerd worden, zijn de navol-
gende.
Artikelen
1913
1914
1915
1916
1917
38
91
100
118
171
176
Koffie ………….94
127 99
102 110 122 132 133
97
130 149
232
336
394
Stroop…………
103
107
130
157
320
–
593
Margarine
………
Stijfsel …………
100 100
125
161
179
189
189
Olie
(boter)
…….94
Suiker (basterd)
89
91
105 115 116
116
118
,,
(melis)
….
85
.
89 98
102 103 103 103
Zout …………..
.80
80 90 90
110
190
190
De prijzen voor het jaar
1893
werden gelijk 100
gesteld.
DE NIEUWE ENGELSCHE ZEGELBELA STING
OP CHEQUES.
Waar wij enkele weken geleden (zie
No. 122)
in
dit orgaan enkele der nieuwe Duitsche belasting-ont-werpen bespraken, in de eerste plaats die, welke ver-
moedelijk den meesten invloed zullen oefenen op de
financieel-economische verhoudingen bij onze Ooster-
buren, daar is het van belang, en volledigheidshalve
ook noodzakelijk, dat wij thans het oog naar het Wes-
ten richten, nu in engeland een complex van wetten tot stand is gekomen, dat zeer zeker versterking der
schatkist ten gevolge zal hebben, doch dat t?vens de
tendens heeft, de tot nu toe gevolgde banen van het
financieel verkeer te verleggen.
De nieuwe belastingen worden getaxeerd per jaar
een bedrag van £ 114 millioen meer te zullen opbren-
gen. Een groot gedeelte hiervan wordt gevonden uit
indirecte heffingen; zoo worden de belastingen op
spiritualiën, bier, tabak, lucifers en suiker sterk op-
gevoerd. Daarnaast vormt bijna iedere directe hef-
fing een object, dat voor verhooging van het percen-
tage in aanmerking komt (uitgezonderd zijn de oor-
logswinstbelasting en de successie-rechten), terwijl als nieuwe heffing wordt ingevoerd de belasting op
weelde-artikelen ten bedrage van
2
pence per shilling,
]iooger derhalve dan de in den aanvang van dit jaar
in Frankrijk doorgevoerde belasting van geljken aard,
die slechts 10 pOt. bedraagt.
Van de belastingen, die overigens voor verhooging
in aanmerking zijn gekomen, noemen wij hier: het
posttarief, de inkomstenbelasting en het chèque-
zegel. Het is wel teekenend, dat laatstgenoemde hef-fing de meeste beroering in de financieele en econo-
mische wereld heeft teweeggebracht; teekeneud voor
de richfing, waarin zich het Engelsche financi-ewezen
in de laatste decenniën heeft ontwikkeld. Het is n.l.
niet de omvang der belasting (de verhoogde opbrengst
wordt slechts geraamd
op £ 750.000
per jaar en dit
niettegenstaande een verdubbeling van de heffing tot
2
d. per chèque), doch het principe, dat tot zoo vele
protesten aanleiding heeft gegeven. Tot goed begrip
hiervan behoeft men slechts de plaats te beschouwen,
die de chèque in de Engelsche samenleving langzamer-
hand is gaan innemen. Het is een bekend feit, dat
niet alleen zakenmenschen, doch vrijwel alle partidu-
]ieren een rekening bij hunnen bankier hebben, een
credit-saldo, waartegen zij te allen tijde kunnen trek-
ken door middel van de chèque. Hierdoor is lang-
zamerhand een onderling verkeer ontstaan, dat bijna
geen behoefte heeft aan gereed geld, doch dat de
credit-saldi bij de banken ontzaglijk heeft doen aan-zwellen. Tot staving van dit betoog veroorloven wij
ons een klein citaat uit het overzicht der Effecten-
beurzen in
No. 120
van dit orgaan. Hierin wordt
medegedeeld, zij het in een ander verband, dat het
bedrag aan deposito’s der Joint Stook Bauks in
1890
nog slechts £
368.663.000
beliep, terwijl dit thans niet
minder dan £
1.365.297.000
heeft bereikt. Ongetwijfeld
hebben de oorlogsjaren een meer dan gewone toename
aan deposito’s teweeggebracht, doch ook in de jaren
v66r
1914
was een zeer aanzienlijk aceres te bespeu-
ren. Het staat vast, dat het chèque.gebruik deze toe-
name van den banken toevertrouwde vreemde gelden,
geweldig in de hand heeft gewerkt.
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
479
De laatste jaren nu hebben ook op bankgebied in
Engeland groote hervormingen te voorschijn geroe-pen. Meer en meer werd het Duitsche voorbeeld ter
navolging genomen; fusies werden tot stand ge-
barcht,directe deelneming aan en financiering van han-
del en industrie, zoowel binnenslands als voor de over-
zeesche betrekkingen, werd een doel, dat als naast-be-
reikbaar voor oogen werd gesteld. De mogelijkheid
hiertoe was te vinden in de geweldige sommen, die
vanuit het gansche land naar de tot slechts enkele
groepen zich concentreerende banken vloeiden. Niet
alleen als een privaat belang, doch veeleer nog als een
landsbelang werd deze koersverandering beschouwd,
als een conditio sine qua non, waar het zou gelden
de economische heerschappij nk den oorlog te behou-
den, althans in die landen, waar dit v66r 1914 het
geval is geweest.
Het ligt dan ook voor de hand, dat in de eerste
plaats uit bank- en bankierskringen oppositie tegen de
verhooging van het chèque-zegel is gerezen. Men is
bevreesd voor een sterke vermindering van het chèque-
verkeer en voor een daarmede samengaand streven
van het publiek om zelf zooveel mogelijk kasmiddelen
voorradig te hebben, teneinde het dure chèque-trek-
ken te vermijden. Naast inflatie wordt een erustige
afname der deposito’s als gevolg hiervan waarschijn-
lijk geacht, waardoor ongetwijfeld het hierbov,enge-
noemde streven der banken sterk zou wordeux bemoei-
lijkt, zooal niet onmogelijk gemaakt. Wellicht worden
de bezwaren thans wel iet of wat te groot gezien, doch
wij zeiden in den aanvang van deze beschouwing,
dat de nieuwe voorschriften de
strekking hebben de
banen van het financieele verkeer te verleggen; deze
strekking kan in geen geval worden ontkend, al zal
de practijk moeten leeren, of de gevolgen zoo nadeelig
zullen zijn.
Dat de regeering overigens ernstige gevolgen van
een vermindering van het chèque-verkeer wel inziet,
bewijst de mededeeling van den heer Bonar Law, den
Ohancellor of the Exchequer, dat hij niet zou aarzelen
de wet in te trekken, indien hem zou blijken, dat een
belangrijke afname van het chèque-gebruik zou zijn
te constateeren. Hij voegde er echter dadeljk bij, dat
hij niet van dat gevoelen was.
Wij hebben het nuttig geoordeeld de in Engeland
zelve geopperde bezwaren tegen een oogenschijnlijk
zoo geringe belastingverhooging hier uiteen te zetten.
Allerwegen, ook ten onzent, moeten de regeeringen om-
zien naar uitbreiding van de inkomsten der schatkist.
Ongetwijfeld een absolute noodzakelijkheid. Hoofd-
zaak hierbij moet echter zijn, het ontwijken van iedere
toepassing, die het historisch gegroeide en uit nood-
zakelijkheid opgebouwde, aantast en vervormt. De
directe voordeelen van hoogere opbrengst staan dan in
geen verhouding tot de latere nadeelen.
BROUWER.
AANTEEKENINGEN.
Ontwikkeling van den eigen graanbouw
in de neutrale landen gedurende den oor-
log.
– Een bijdrage van Sir R. Henry Rew in het
Januari-nummer van het tijdschrift der Royal Sta-
tistical Society bevat belangwekkende cijfers omtrent
de ontwikkeling, die de eigen graan- en aardappel-
bouw in de verschillende neutrale landen van Europa
genomen heeft.
Beteelde oppervlakte in
1000
acres
Nederland
Denemarken
Zweden
gem.
gem.
1911-13 1917 1911-13 1917 11-13 1917
Tarwe .. ..
142
123122 . 131
255
329
Gerst ….
67
52
590
594
441
437
Haver ….
343
371
1.037
981
1.951
1.927
Rogge ….
561
463
632
436
988
813
Aardapp.
..
419
419
145
143
377
366
Met leedwezen moet geconstateerd worden, dat bij
vergelijking dezer cijfers, die slechts voor Nederland
aan een nadere contrôle konden worden onderworpen,
ons land een verre van gunstig figuur maakt.
Noorwegen
Zwitserland
Spanje
gem.
gem.
1
1911-13
1
gem.
1
1911-13
1917
1917
1911-13
1917
Tarwe
12
14
104
139
9.654
10.219
Gerst
..
89 97
13 19
3.577
4.085
Haver
..
263
307
81 70
1.299
1.424
Rogge
37
48
60
55
1.949
1.940
Aardapp.
.
102
114 137
140
632 760
Maïs
–
–
3 5
1.132
1.102
Naast deze cijfers kan het van belang z
i
ijn, enkele
cijfers te geven nopens Engeland, waaruit de invloed
blijkt van de in begin 191.6 door Lloyd George ge-
troffen maatregelen.
Beteelde oppervlakte in 1000 acres
in het Vereenigd Koninkrijk
1914
1917
Tarwe
………………
1.906 2.104
Gerst ………………..
1.873
1.797
Haver
………………
3.899
4.762
Aardappelen
…………
1.209
1.365
Rogge wordt, als men weet, in Engeland niet of
vrijwel niet verbouwd.
Bon’tbardensent-premiën. –
De ,,Economiste
Européen” bericht, dat de verzekering tegen de ge-
varen van bombardement 1 April j.l. afhankelijk was
gesteld van eene vergunning van den staat deze trans-
acties te beoefenen. Een verordening van den minister
,,du Travail et de la Prévoyance sociale” bepaalt
sedert maximum-premiën voor Frankrijk en Algiers
voor deze soort verzekering. Voor Parijs en het depar-
tement van de Seine gelden de volgende maxima.
Voor immobielen inclusief huisraad van particulieren,
3
0
100
voor luchtaanvallen en 2
°/oo
voor beschieting
uit een kanon, gecombineerd 4,25
0
/
00
. Andere ge-
bouwen (fabrieken enz.) 6 voor het eerste, 3
0
/00
het tweede en 7,50
O/
gecombineerd. De premies
zijn gelimiteerd voor een kapitaal van 10.000 frs. tot
20 fis. voor luchtaanvallen, 10 frs. voor beschieting
uit een kanon en 25 frs. voor alle risico’s gecom-
bineerd.
Abusievelijk staat in het vorig nummer vermeld,
datliet rendement van. de 3 mnd. schatkistpromessen
29 is; dit moet zijn 234 pOt.
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.
T h e e. In het tijdvak van 15 3uni tot 15 Augustus
zal op de oude theekaart een hoeveelheid van IY2 ons thee beschikbaar kunnen worden gesteld. De prijs be-draagt thans voor den kleinhandel
f
1,45 per pond. In
het genoemde tijdvak zal ook de verkoop van thee in
café’s, hotels, societeiten, enz. zijn vrijgelaten.
Vroege aardappelen. Met ingang van
27 Mei is het vervoerverbod voor vroege aardappelen
weder inwerking getreden.
K a a
S.
Met ingang van 26 Mei is verboden de
verkoop, de aflevering en het vervoer van kaas.
Voor kaas zal een rantsoeneering worden ingevoerd,
234 ons per persoon per twee weken.
Z e e p regeling. Het verbod tot vervoer en af-
levering van harde zeep en zeeppoeder is niet van toe-
passing op schuurmiddelen en dergelijke, mits het vet-
zuurgehalte 3 pOt. niet overschrijdt.
B e n z i n e. Het vervoer van hoeveelheden ben-
zine tot en met 10 liter behoeft niet meer door een
vervoerbewijs gedekt te zijn. Het vervoer in het reser-
voir van een motorrij-, motorvoer- of motorvaartuig
blijft echter verboden.
R ii w i ei b a n d e n. Voor herstelde weder bruik-
bare rjwielbuitenbanden gemerkt X is een maximum-
tusschenhandelsprijs vastgesteld van
f
2,25.
EIø]
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
25 Mal 1918
20 Juli 1914
–
Disc.Wissels.
4/2 sedert 1 Juli ’15
3’/asedert23 M.t. ’14
e .Bel.Bin’n.Eff. N d tVrsch.
in
4
1
/2
1
’15
,
4
23
’14
B.C.
5
2
/2
,,
19Aug.’14
5
,,
23
,,
’14
Bank van Engeland
5
,,
7 Apr.’17
3
,,
29Jan.’14
Duitsehe Rijksbank
5
,,
23 Dec.’14
4
5 Febr.’14
Bank van Frankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
1
,,
29Jan. ’14
Oostenr. Hong. Bk.
S
,,
12 Apr.’15
4.
,,
12 Mrt. ’14
Nat. Bank v.Denem.
5
,,
9
,,
’15
5
,,
6 Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7
,,
20Mrt.’18
4
1
/2
,,
6
,,
’14
Bank v. Noorwegen
6
,,
14Dec.’17
4
1
/2
,,
11
,,
’14
ZwitserscheNat.Bk.
4
1
/2
,,
31
,,
’14
3
1
/2
,,
19
,,
’14
Bank van Spanje..
4
,,
22Mrt.’17
4’/
–
Bank van Italië..
5
,,
10 Jan.’18
5
,,
9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4
–
–
–
Javasche Bank,
. . .
3
1
/2
,,
1Aug.’09
3
1
/2
,,
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cali.
Part.
Prolon-
disconto
gatle
disconto disconto
disc.
moncu
25
Mei ’18
2
2
12_
0
/4
1)
2 ‘/2
–
3
1
12
3
17
152
4_8/
–
5_8/
4
2)
2025 .,
’18
2
1
/23
2’/-3’12
3H-44
4_0/
–
4
1
/o-5/
1318 ,,
’18
2 ‘/2-3
1/
2 ‘/a-3
‘/2
3’/o2
4_5/
–
6-11
’18
3-‘/4
3V2
3171oo
45/
–
3-6
21-26Mei’17
2-‘/
2-1/
4281
4_5/
–
2-3’/4
22-271iei’t6
1 /
4
-2/4
13
1
/s-
1
ha
2
11
4
_2/
4
40/
4 1/4»/8
–
2-‘/i
20-24Ju1.14
1
2
h/
4
_0/
4
2’/4-/4
2’/s-’12
204
1/4-/2
1)
Noteering van 24 Mei.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Vaste en flauwe stemmingen wisselden elkaar deze week
onophoudelijk af. Een bepaalde richting was er niet te
bemerken. Na een flauwe opening op Dinsdag, waardoor
Londen weder op 9.42’1, Berlijn op 38.80 en Parijs op
34.90 kwam, was er de volgende dagen-meer vraag, zoodat
Donderdag b.v. weder 9.65 voor Londen werd betaald en
Marken 9. 39.40 verhandeld werden. Den volgenden dag
was er voor Londen overwegend aanbod, maar bleven Mar-
ken nog gevraagd. Zaterdag waren echter alle wissels
weder aangeboden. In dezelfde richting bewogen zich ook
de koersen voor de overige landen, ook de neutrale, niet
uitzondering voor Spanje, dat vrijwel de geheele week
gezocht was.
KOERSEN IN NEDERLAND
ata
Londen
S)
Parijs
•>
Berlijn
Weenen
S)
St.Pe.
61
e
,;
3
😉
New
York’)
20 Mei 1918
. .
–
–
– –
– –
21
1918
..
9.42k
34.82/
7
38.80
23.87k
–
1.98
22
,,
1918
..
9.44
34.80 38.90
23.90
–
1.98
1
/4
23
,,
1918
. .
9.61
35.50
39.30
24.20
–
2.02
24
1918
. .
9.50
1
35:15
39.40 24.30
–
2.-
25
,,
1918
. .
9.461
34.95 38.95 24.10
–
1.98/
Laagste d.
w. 1)
9.40
34.70
38.60 23.50
–
1.97
Hoogste
,,
,,
‘)
9.65
35.50
39.80
24.45
–
2.02
–
18 Mei
1918
..
9.41e
34.80
2
38.502 23.302
–
2.-
11
,,
1918
..
9.71k
35.85
39.80 24.95
–
2.030/
4
Muntpariteit
..
12.10
48.-
59.26
5041
1.28
2.482/
4
5) Noteering te Amsterdam.
i)
Particuliere opgave.
2)
Noteering van 17 Mei 1918.,
D
00
Stock-
helm
8
)
Kopen-
hagen
8
)
Chris.
tionta’)
Z
w
itser.
land)
Spanje
1)
Batavio
1)
telegrafisch
20Mei
1918
–
–
–
–
–
–
21
,,
1918
68.05 62.20 62.30
48.90
57.-
991
-10
0
22
,,
1918
68.-
62.20
62.40
49.-
57.-
99-100
23
,,
1918
68.50
62.50
63.10
49.35
56.75
99-100
24
,,
1918
68.60 62.80
63.50
49.40
57.40
99-100
25
,,
1918
68.20 62.40 63.20
49.20
57.50
991
–
100.
L’ste d.
w.’)
67.75 61.80
62.-
48.80
56.-
990/4
H’ste
,,
,,
‘)
68.75
63.-
63.55
49.55
58.-
100’12
18 Mei
1918
68.150
61.752
62.50
49.702
58.-
99I-100
11
,,
1918
69.05
63.90
64.-
49.40
58.-
99I
-100
Muntpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-
100
8)
Noteer,ng te Amsterdam. 2) Particuliere opgave 2) Noteering van 17 Mei.
KOERSEN TE NEW YORK.
CoMe
Zicht Zicht
Zicht
D a
0
Londen
(In
$
Parlj
(In frs. Berlijn
–
(In cents
Amsterd.
(In cents
pet
£)
P. 3)
p.
4 Rm.)
pet gid.)
25 Mei
1918
4.76.45
5.71’/t
lom.
49
Laagste d.week..
4.76.45
5.711/8
–
480/
4
Hoogste,,
,,
..
4.76.45
5.72
–
50
18 Mei
1918
4.76.45
5.71’/8
lom.
50’/2
11
1918
,,
4.76.45
5.71e/8
nom.
48’/8
Muntpariteit
….
4.86.67
5.18’/4
–
95
1
/
40
0
/it
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.
Plaatsen en
Landen
–
Notcertngs..
eenheden
1
5
April
1918
7Mei
1918
T(jdperk 8-21 8M’el
191
Laagste
I
Hoogste
21 Met
1918
Alexandrië..
Piast.
P. £
977/,
977/
1e
9771
1e
977/
je
,
977/
1
B.
Aires….
d.p.gd.pes.
502/
4
50/4
51
531/4 510/4
Calcutta
. . ..
sh/d.p.rup.
1/5
1
/so
116
1
/si
1/6 1/6
1
/is
1/6’182
Hongkong
..
id.
p. $
3/08/
4
3/12/
8
3/1
0
/s
311’/2
3/1’/2
Lissabon….
d.p.escudo
282/
8
29e/8
29
31
1
/2
31
Madrid
….
Peset.
p. £
18.28 17.13 16.90 17.13 16.93
Montevideo..
d.p.peso
63
1
/
65
64 66
64/4
Montreal..
..
$
per
£
4.8401
4
4.82
1
/2
4.80’/2
4.84
4.82
Petrograd
..
R.
p. £ 10
nom.
nom.
non,.
nom. nom.
R.d.Janeiro’)
d.p.mulr.
13
8
/is
13’132
13’/,o
13’/4
13’/1
Lires
p. £
41.90
42.76
42.76 43.28
43.15
Shanghai
..
sh/d.p.tael
414
4158/
4/52/4
4/6
4/52/4
Rome
…….
Singapore
id.
p. $
2/38/
4
2141i2
2/3
0
102
2/4/i2
21410
Valparaiso
‘)
d.p.pap.p.
15
10
120
16
10
/s2
16/,6
17V4
1627/
2
Yokohama
..
sh/d.p.yen
2/2
1
/,o
212
7
/82
212
1
/io
212/ia
2/2
5
/is
1)
Noteeringen op
90 dagen.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen.
te New York
25 Mei
1918 ……..
482/
s
99
1
/2
18
1918 ……..
48v/s
1)
99
1
/2
11
,,
1918
……..
49
i
/
99.’/i
4
,,
1918
……..
49’/s
99’12
27 April
1918
……..
491/4
990/8
26 Mei
1917 ……..3V/s
748/t
27 Mei
1916 …….. 342/
je
71
2
/s
20′ Juli
1914……..24’/it
54
2) Noteering van 17 Mei.
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
U
.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 25 Mei 1918.
–
Activa.
Binnenl, Wis- ( H.-bk. t 31.341.695,49
sels, Prom., B.-bk. ,, 1.250.713,51
enz.in
disc.IAg.sch. ,, 17.503.974,41
f
50.096.383,41
Papier o. h. Buiteni. in
disconto ……………………..
–
Idem eigen portef..
f
7.477.686,20
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.,,
7.477.686,20
xse1eningen
in. vrsch.
H.-bk.
f
74.244.191,98
1
/j
in rek.-crt.
{
B.-bk.
6.963.103,47’/2
op onderp.
Ag.sch.
50.535.725,84’/2
f131.743.021,30
1
/i
Op Effecten
……f128.925.521,30’/
ar, S ec
o ei
7 NO
–
,,
131.743.021,30ij2
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,
–
Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……
f
84.956.570,-
Muntmat., Goud ..
,,636.481.957,56’/
f721.438.527,56
1
/2
Munt, Zilver, enz..
7.799.002,10
Muntxnat., Zilver
..
–
7 29.237.529,66
1
1
2
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..
f
5.220.093,82
id.van ‘/5v.h,kapit. ,,
3.990.268,30’1
9.210.362,12’1
Geb.enMeub. der Bank …………….
,,
1.465.000,-
Diverse rekeningen ……. ………..
.,
93.612.069,45’1
f1.022.842.052,16
Passiva.
Kapitaal
……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds
…………………..
,
5.234.534,18 ‘/2
Bankbiljetten in omloop ………….
,,
919.162.465,-
Bankassignatiën in omloop ……….
2.342.335,08’/
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk……
f
5.850.798,70
Van anderen ……
,,65.007.891,38’/
11
70.858.690,08
1
/2
Diverse rekeningen
………………
..5.244.027,80’/
f1.022.842.052,16
Beschikbaar metaalsaldo ……
.
…….
f
529.986.500,13
1
/2
op
de basis van
2
/2
nsetaaldekkiny ……
331.513.802,10’/a
Minder bedrag aan bankbiljettenin omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
..
,,
2.649.932.500,-
Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s
4.921.213,20
Buitenlandsche wissels
540.677,-
Beleeningen
3.550.091,26
Goud
………………..2.198.229,03 Zilver …………… . ….
42.624,69
Bankbiljetten
14.822.930,-
Part. Rek.Crt. saldo’s
..
9.620.797,43
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Goud
Zilver
s
”
t .etien
Andere
opei3chbare
scflulaen
25
Mei
1918
721.439
7.799
919.162
73.201
18
,,
1918
..
719.240
7.756
933.985
62.857
11
1918
721.771 7.493
952.425
60.656
4
1918
….
721.833
7.331
971.986 64.449
27 April 1918
….
725.771
7.274
936.472
71.764
20
1918
..
729.446
7.158
895.117
75.776
13
1918
730.152
7.135
894.911
75.711
6
1918
. . .
721.397
7.154
893.899
64.320
30 Maart 1918
722.184
7.285
889.692
59.943
23
1918
.
723.051
7.337
864.373 66.509
16
.
1918
.
723.807
7.323 858.394 58.834
9
,,
1918
722.096
7.225
859.317
65.835
2
1918
.
723.746
7.240
870.334 71.288
26
Mei
1917
.. ..
596.273
7.393
750.550 68.471
27
Mei
1916
….
540.030 4.486 636.983
57.970
25 Juli
1914
..
. .
162.114 8.228 310.437
6.198
D
Disconto’s
Edee-
Beschik- baar
–
Dek.
king,.
Hien,an
Totaal
Schatkist.
ningen
Metaal-
percen-
prome_,sen
saldo
lage
rechtstreeks
25 Mei 1918
50.096
18.000
131.743
529.987
73
18
,,
1918
55.018 18.000 135.293
527.115
73
11
1918
58.395 18.000
150.486
525.715
72 4
,,
1918
61.871 18.000
170.593 520.938
70
27Apr. 1918
46.520
18.000
153.925
530.839
73
20
1918
36.547
18.000
115.576
541.717
76 13
1918
36.597
–
111.694 542.401
76
6
,,
1918
29.243
10.000
115.118
536.216
76
30Mrt. 1918
19.165
–
115.737
538.809
77
23
1918
20.822
–
108.980 543.478
78
16
,,
1918
21.714
–
103.580 546.945
80
9
,,
1918 24.064
–
111.170 543.537
79
2
,,
1918
26.363
–
124.022 541.907
78
26 Mei 1917
69.561
55.000
85.307
438.32
74
27 Mei 1916
27.694 6.300 69.185
404.748
78
25 Juli 1914
64.947
14.300
61.686
43.521
1
)
54
‘)
Op de basis van
2/5
metaaldekking,
Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:
–
25Mei1918
18Mei1918
Aan schatkistpromessen..
f
112.880.000,-
f
49.445.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst ,, 18.000.000,-
18.000.000,-
Aan schatkistbiljetten ..,, 49.445.000,- ,, 112.880.000,-
Aan zilverbons ………..33.604.579,50
33.057.331,50
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Naast de per mail ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van lateredata oneenomen.
Data
Goud
Zilver
k
.
ijetien
Andere
opeischb.
schulden
18 Mei
1918
253.900
11
,,
1918
254.400
16 Febr.
86.643
20.241
170.100
62.581
9
,,
86.469 20.400
169.774 64.384
2
86.061 19.848
168.540
66.611
19 Mei
1918 ……. 1918 …….
72.297
22.244 156.571
34.428
20Mei
1918 …….
1917 ……..
53.920 31.892
144.314
35.424
25 Juli
1916 …….
1914
.
22.057 31.907 110.172
12.634
Data
conto’s
Wissels.
huilen
N.-Ind.
betaalbaar
Belec.
ningen
Diverse
rcke
ningen
1)
Be.,chik-
baar
metaal.
saldo
t
1
kings.
percen-
1
lage
18Mei 1918
129:300
*
63.700
***
11
,,
1918
127.700
***
63.100
***
16Feb. 1918
23.524 60.584
46
732
1
35.183
I.33
9
,,
1918
9.140
1
35.482
1
64.975
23.816
60.316
46
2
,,
1918
8.335
1
35.342
1
66.337
25.228 59.155
45
19 Mei 1917
6.508
36.852 50.149
8.553
56.783
49
20 Mei1916
6.512
40.425
1
44.286
6.363 50.394
47
25Juli 1914
7.259
1
6.395
147.934 2.228 4.8422)
44
1) Sluitpost der activa.
2) Op de basis van
2f
metaaldekking.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Circulalie
Anderel
opeischb.
schulden
–
Disconto’s
I
Div. reke.
ningen
i)
23Maart1918
..
547
1.256
901
1.075 626
16
1918
..
548
1.256 869 1.088
572
9
1918
..
546
1.291
–
884
1.095-
748
2
,,
1918
..
584
1.308 759 1.093
553
24Maart1917
..
762
1.043 1.104 939 360
25Maart1916
..
970 895
835
928 560
25 Juli
1914
..
645
1.100
560
735
396
t
)
Stuitpost der activa.
482
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden francs.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
1
Waarvan
Te goed
Buit.gew.
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
Data
Goud
In het
1
Zilver
in het
voo,sch.
Buitenland
1
Buitenland
old. Staat
BANK VAN ENGELAND.
23 Mei ’18
5.381.736
2.037.108
255.487 1.407.374
16.450.000
16
,,
’18 5.380.980 2.037.108
256.245
1.357.968 16.250.000
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
9
,,
’18
5.380.407
2.037.108 255.825
1.300.270 16.150.000
in duizenden p. st.
2
,,
’18
24 Mei ’17
5.379.657
5.269.156
2.037.108
2.033.740
256.116
257.493
1.303.893 15.950.000
660.437 10.400.000 Currenci, Notes.
1
Data
Metaal
Circulatte
25 Mei ’16
4.731,513
–
352.436 758.970
7.500.000
Bedrag
Goudd.
I
Goo.Sec.
23 Juli’14
4.104.390
–
639.620
–
–
22 Mei
1918
62.633 50.246
.
1
Uitge-
Belee-
Bankbil.
Rek. Cr1.
Rek.
15
1918
,,
61.708
49.977
”
8
–
,,
1918
61.366 49.683
241.004 28.500
216.836
Wissels
1
stelde
Wissels
ning
jetten
Parti-
culleren.
Crt.
Slaat
1
,,
1918
61.361
49.439
238.058 28.500
213.836
,
1.078.817 1.087.861
937.675 27.073.138 3.162.143
65.497
23 Mei
1917
55.076 38.696
157.045 28.500
125.878
‘
1.091.394 1.090.083
992.029 20.064.028 3.017.958
89.560
24 Mei
1916
60.032
34.743
117.526
28.500 83.775
..
1.177.399 1.091.821
999.006 27.011.836 3.052.300
46.969
1.316.081 1.095.412 1.004.032 26.733.186 3.135.363
40.165
22 Juli
1914
40.164
29.317
0
462.395 1.231.625 1.128.453 19.394.509 2.628.814
81.205
421.811 1.532.093 1.211.840 15.434.971 2.109.144 105.706
Dek
–
Goo.
Other
Public
Other
Re-
kings-
1.541.080
–
769.400
5.911.910
942.570 400.590
Dat
Sec.
Sec.
Depos. Depos.
……………………..
seroe
percen
tagei)
ÉT
SOCIÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.
1)
22 Mei ’18
55.581
97.304
38.434
127.600
30.837
18,57
Voornaamste_posten in duizenden franes.
15
,,
’18
57.317
105.522
41.457
133.820
30.182
17,22
Melaal
Beleen.
Beleen.
Binn.
8
,,
’18
55.872
97.410
37.573
128.130
30.133
18,13
Data
mcl.
van
van
u,isse.ls
I
Circu- Rek.
Cr1.
1
’18
56.460
102.862
34.373
137.652
30.372
17,65
,,
buiten!,
bulten!,
prom.
d.
en
latte
saldi
saldi
vorder.
prooinc.
bdeen.
23Mei
’18 887.882
98.905 480.000 109.847 1.310.235 256.746
23 Mei ’17
45.044
117.611
47.120
131.604
34.830
19,50
24 Mei ’16
33.187
76.445
81.405
54.251
43.739
32’/4
8
,,
’18 808.733
98.808 480.000 122.005 1.266.338 232.480
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52/
2
.,
’18 805.970
98.776 480.000 125.395 1.265.172 234.550
25 April ’18 805.086
98.503 480.000 128.349 1.266.533 235.024
t)
Verhouding
tusachen Reserve en Deposits.
24 Mei
’17 381.754
87.543 480.000
73.042
913.401
99.173
23Mei
‘161246.6031 61.3661480.0001 61.9101
700.075 148.207
t)
Sedert
einde
1914 met
de
functie van
circulariebank
belast.
DUITSCHE RIJKSBANK. VEREENIGDE STATEN VAN NOORD.AMERIKA.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darleheus.
FEDERAL RESERVE BANKS.
kassenscheine, in duizenden Mark.
Voornaamste_posten in duizenden dollars.
Data
Goud
1
Waarvan
1
voor dekking
van in
het bul-
Ziloer
dc.
Notes in
circu-
Daarvan
1
Kas,en.
Circu-
kings-
Data
Metaal
Goud
scheine
latie
percen-
F. R. Notes
tenland
latie
lo
g
e
22Maart’18
1.802.814
899.919
52.500 59.558
1.429.509
23 Mei
1918 2.465.889 2.345.524 1.516.618 11.700.247
15
1918 2.465.819 2.345.393 1.555.846 11.803.870
34
,,
15
,,
’18
1.793.243
890.714 52.500 58.950 1.406.228
7
1918 2.464.955 2.345.192 1.550.545 11.802.332
34
,,
8
,,
’18
1.788.108
916.069
52.500 50.685 1.383.990
30 April 1918 2.464.796 2.344.999 1.543.195 11.820.793
34
1
’18
1.777.329 905.915
52.500 60.444 1.351.091
23 Maart’17
912.055
352.038
–
10.665
844.603
23 Mei
1917 2.561.582 2.533.168
522.360
8.132.076
38
Waar-
t Algem.
1
Dek.
Percent.
Goud-
23 Mei
1916 2.503.032 2.463.392
527.547
6.443.316
47
23 Juli
1914 1.691.398 1.356.857
65.479
1.890.895
93
Data
Wissels
Totaal
Depositds
van
Kdpiiaal
1
ktns.
t
percen.
dekking
circu-
1)
Dekking
der circulatie door metaal en
Kasoenscheine.
.
1
lage
t)
latie
22Maart’18
871.999
‘
1.882.396
74.011
59,6
63,-
15
’18
840.732
1.833.275
73.886
61,6
63,3
Darlehenskassenschemne
8
,,
’18
838.292
1.815.835
73.624
59,2
66,3
Totaal
uitge-
de
In kas bij
Reicho-
Data
Wissels
Rek. Crt.
1
,,
’18
801.738
1.820.954
73-.401
60,5
66,6
____________ __________ __________
geven
bank
23 Maart’17
106.271
844.603
56.057
80,5
101,5
t)
Verhouding tuoschen: den
totalen goudvoorraad, zilver etc., en de
23 Mei
1918 14.000.447
7.333.316
***
15
1918 14.546.209
7.751.370
8.613.300
1.541.600
opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito’s met inbegrip van
7
,,
1918
13.577.588
6.857.044
8.613.400
1.536.800
het kapitaal.
–
30 April 1918 13.887.788
7.055.105
8.587.300
1.529.700
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.
23 Mei
1917
9.220.050
4.640.678
4.573.700
504.500
Voornaamste posten in duizenden dollars.
23 Mei
1916
5.266.386
1.775.453
1.716.700
483.100
1
Aantal
1
uiigezette
Totaal
1
1
Reserve
Toiaal
Waarvan
23
Juli
1914
750.892
943.964
………………..
Data
banken t
gelden
en bij
F. R.
nks
1
deposito’s
time
depostt,
beleggingen
‘
15 Mrt. ’18
681
11.439.631 1.152.208
11.029.244 1.392.492
8
’18
,,
682
11.438.568
1.164.890
11.190.614
1.395.667
RUSSISCHE STAATSBANK.
…
1
,,
’18
676
11.375.469
1.089.152
11.119.448 1.375.066
21 Febr.’18
686
11.463.952
1.170.737
11.243.053 1.404.882
15
.,
’18
679
11.527.276
1.139.386 11.089.879 1.381.799
Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen.
8
,,
’18
670
11.443.117 1.208.992
10.937.616
1.358.737
1
,,
’18
675
11.523.854
1.203.956
10.896.831
1.359.956
25 Jan. ’18
671
11.541.418 1.199.201
10.777.154
1.399.748
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
483
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 27 Mei 1918.
Bij een beschouwing van de internationale elf ectenmarkten
treft het in de eerste plaats, dat er een op het oog onver-
klaarbare tegenspraak bestaat tusschen de geweldige moei-
lijkheden, die zoowel de regeeringen, als de groote’ meerder-
heid der burgerij in financieel opzicht hebben te doorstaan en het gemak, waarmede aan de beurzen kapitalen worden
gewaagd in toomelooze en ondoordachte speculaties. Toch
is deze tegenspraak slechts schijn en vormt zij veeleer de
keerzijde van de medaille, die aan den anderen kant de
oorlogslasten als beeldenaar draagt, Allerwegen toch zijn de
kosten van levensonderhoud op een ontza.glijke wijze
opgevoerd, zoodat het groote publiek veel sneller in de
verleiding wordt gebracht aanvulling van inkomsten te
trachten te verkrijgen door een speculatie aan de beurs te
ondernemen. Dat liet hiermede een tijdlang wel succes kan
hebben, verandert echter niets aan de onontkoombare
logica, dat per saldo die handelwijze tot een heftige deceptie
moet voeren. Deze wetenschap, die bij de leidende krinen
op financieel en economisch gebied ongeschokt is gebleven,
doet de tegenwoordige tendens op enkele der internationale
beurzen dan ook door serieuze kringen met de uiterste zorg
beschouwen. –
Het sterkst is dit op het oogenblik wel het geval met de
beurs te W e e ii en. De hausse over de geheele linie, waar-
van wij vroeger reeds hier ter plaatse melding hebben ge
maakt, heeft in de juist achter ons liggende weken verdere
ee groote vorderingen gemaakt. Wij willen eerst enkele
voorbeelden noemen, die deze mededeeling nader illustreeren.
Oesterreichische Credit-A nstaltaandeelen zijn gestegen van
Kr. 822Y
2
tot Kr. 922, ondanks den aftrek voor de coupon-
betaling, die inmiddels plaats heeft gehad. Aandeelen
Ungarische Credit monteerden van Kr. 1175 tot Kr. 1300,
waarbij dan rekening moet worden gehouden, dat een claim
werd verailverd. Ungarische Eskompte kwam van Kr. 078
op Kr. 820, Atistro-Americana, niettegenstaande de tegen-
spraak omtrent het uitkeeren van een dividend, van Kr. 1370
op Kr. 1626. Dit ljste zou nog met ettelijke voorbeelden
zijn aan te vullen, doch de hier gegeven koersen zijn vol-
doende om de tendens aan de beurs te Weenen in het juiste
daglicht te stellen.
Voor een deel hebben de onderhandelingen, die te Berlijn
hebben plaats gehad in verband met een mogelijken uitbouw
van liet bondgenootschap tusschen de Dubbele Monarchie en
Duitseltiand, do aanleiding tot de hernieuwde hausse ge-
vormd, doch voor het overige en verreweg het grootste
gedeelte, moeten hiervoor andere oorzaken worden aange-
wezen. Wij noemden hiervoren reeds het verlangen van het
publiek, om zijn inkomsten door beursoperaties aan te vul-
len, doch verder moet speciaal voor Weenen worden gewezen
op den invloed, die vanuit Budapest wordt geoefend. Er
bestaat n.l. een geweldige tegenstelling tusschen de beide
samenstellende deelen van den Oostenrijksch-Hongaarschea
Staat. Oostenrijk draagt aan de oorlogslasten het grootste
gedeelte bij, n.l. 63,6 pCt. tegen Hongarije slechts 36,4 pCt.,
terwijl hiertegenover staat, dat Oostenrijk, als overwegend industrieel land, zeer groote moeilijkheden ondervindt met
het instandhouden van de verschillende bedrijven, natuurlijk
door dezelfde oorzaken, die ook in andere landen den grond
voor de industrieele malaise vormen, n.l. gebrek aan mate-
riaal en arbeidskrachten en een zeer gebrekkig vervoer.
Hongarije daarentegen is een overwegend agrarische staat,
die de vruchten plukt van de duurte van alle landbouw-
artikelen. J
–
Iierdoor wordt Hongarije ook niet in de nood-
zakelijkheid gesteld de geweldige bedragen vragende sociale
maatregelen te nemen, die in Oostenrijk eisch van gebie-
dende noodwendigheid zijn geworden en kan het land een surplus aan kapitaal bereiken, dat voor het moment geheel
anngewend kan worden tot besparing of tot operaties ter
beurze. Men behoeft dan ook slechts een blik te slaan op de
balanscijfers der Hongaarsche Banken om dadelijk tot de
conclusie te komen, dat de toename van vreemde gelden
(deposito’s en crediteuren) buitengewoon groot is geweest.
Het bankkapitaal heeft hiervan gebruik gemaakt om tot
uitbreiding van eigen kapitaal over te gaan, deel te nemen
aan nieuwe industrieele ondernemingen, filialen in de pro-
vincie te vestigen, enz. enz., doch de geldruimte is desniet-
tegeustaande zoo groot, dat zij de speculatie op de meest
ruime wijze in de hand werkt. Ongetwijfeld werkt de van
nature speculatiel aangele
g
de gezindheid van den Hongaar
hiertoe sterk mede, als hoofdoorzaak moet echter de hier
weergegeven gang van zaken worden aangeduid.
De geidruimte, die ook in Oostenrijk, zij het in niet zoo
sterke mate bestaat, zal vermoedelijk in zooverre een meer
gunstige uitwerking hebben, waar zij het slagen van de
thans door te voeren achtste Oostenrijksehe oorlogsieening
wellicht zal bevorderen. Wederom zullen worden geëmitteerd
40-jonge 534 pCt. amortiseerbare obligaties, coupon verval-
lende Maart—September, tot den koers van 9234 pCt., waar-
van een half procent vergoeding wordt afgetrokken, bene-
vens een kleine rente-bonificatie, naast 534 pCt. schatkist-
obligaties op korten termijn, die op den isten September
1924 aflosbaar worden gesteld. Aan den anderen kant echter
worden de vooruitzichten op een welslagen aanmerkelijk
verminderd door de gespannen verhoudingen op het gebied
der binnenlandsche politiek Terwijl vroeger slechts de
Slavische bevolking blijken gaf zich niet gemakkelijk in h
e
rt
Staatsverband te kunnen schikken, hebben dezelfde sympto-
men zich in den laatsten tijd ook onder de Duitsche inwo-
ners voorgedaan. Men – heeft echter inmiddels pogingen
aangewend teneinde aan de bezwaren der Duitsche bevol-
king eeuigszins tegemoet te komen; het is wel buiten twijfel,
dat bij de samenkomst der Keizers in het Duitsche hoof d-
kwartier de ontstemming der Duitsche bevolkingsgroep een
onderwerp van ernstige onderhandeling heeft uitgemaakt.
Een speciale moeilijkheid voor Oostenrijk, wat het succes
der oorlogsleening betreft, is voorts nog te vinden in de
buitengewone wijze, waarop de banken ,,in Anspruch” zijn
genomen voor zoover het betreft de financiering van het
toch reeds kleinere Hongaarsche deel der oorlogslasten. Zoo
lieet
r
–
longarije onlangs Mk. 600 millioen schatkistwissel
op korten termijn geëmitteerd, waarvan Oostenrijksche
Banken 50 pCt. voor haar rekening hebben genomen. Deze
schatkistwissels mogen eerst in omloop worden gebracht,
nadat de achtste liongaarsche oorlogsleening zal zijn uit-
gegeven, zoodat een aanmerkelijk deel van het beschikbare
kapitaal
A
priori reeds geïmmobiliseerd is. Te ernstiger is
dit feit, waar de Hongaarsche Regeering voorloopig niet
genoodzaakt is tot de doorvoering der achtste Hongaarsehe
leening over te gaan, daar zij er geen behoefte aan heeft,
zich nieuw geld op deze wijze te verschaffen. In ingewijde
kringen wordt het te bereiken totëal der inschrijvingen op
de Oostenrjksche leening niet al te hoog beoordeeld.
Ter heurze van B er 1 ij n viert mede de ongebreidelde
speculatie hoogtij. Ook hier kan édn enkel voorbeeld meer
zeggen dan lange tabellen met koersvergelijkingen. Zoo zijn
te Berlijn, zoowel als te Frankfurt a/M., van ouds nog
bekend de aandeelen van de West-Deutsche Eisenbahn
A. G. Hiervan zijn slechts Mk. 900.000 in omloop. In rang
v66r deze aandeelen komen de resteerende obligaties, saldo
eener obligatieleening ad Nk. 10.000.000, dat bij de plaats
gehad hebbende reorganisatie niet in obligaties der oorlogs-
leeningen ingewisseld is, benevens Mk. 9,46 millioen prefe-rente aandeelen. Daareiboven toont de balans voor 1918 een
verliessaldo aan van Mk. 8,12 millinen, zooda.t ongeveer het
tienvoudige van liet gewone aandeelenkapitaal als verloren
mag worden beschouwd. Desniettegenstaande heeft de zucht
naar speculatie deze aandeelen in den kring der belangstel-
ling getrokken; einde 1916 was de koers 3 pCt. Onlangs
heeft men 10 pCt.. voor deze vaardelooze papieren betaald
en than. is de koers zelfs tot 20 pOt. gestegen.
Ook aandeelen Bemberg, welker koersverloop wij in deze
kolommen reeds releveerden, konden hun stijging verder
voortzetten. Ongetwijfeld liggen hieraan toekomstverwach-
tingen ten grondslag, al zal de ontwikkeling der verhou-
dingen nog moeten leeren, in hoeverre deze verwachtingen
een reëele basis bezitten. Men, mag zonder overdrijving wel
aannemen, dat deze thans, zelfs al mochten de meest gun-
stige veronderstellingen worden bewaarheid, veel te hoog
worden aangeslagen, waar het fonds actueel 200 pCt. boven
de noteering van 14 dagen geleden wordt verhandeld.
Van de meer courante fondsen zijn montaanwaarden te Bérlijn sterk gevraagd; klaarblijkelijk worden zij gekocht
in ruil voor aandeelen in industrieele ondernemingen, nu
mei van deze laatste teleurstellende dividend-uitkeeringen
– vêrwacht. Zeer vast waren voorts aandeelen in electriciteits-ondernemingen, onder leiding van aandeelen A. E. G., waar-
van verluidt, dat zij bij de te verwachten oprichting der
nieuwe maatschappij, die het Duitsche ,,de Wendel”-bezit
zal overnemen, een overwegenden invloed zullen verkrijgen.
Te P u r ij s is de stemming ter beurze nog steeds mat
gebleven, voornamelijk onder invloed van de zeer groote
eischen, die aan cle Bank van Frankrijk worden gesteld. Deze
eischen zijn zoo veelomvattend geworden, dat in de Fra.nsche
pers reeds stemmen zijn opgegaan voor het emitteeren van
een inter nationale leening der gezamenlijke gealliëerden,
eenigszins volgens het plan, dat een jaar geleden ongeveer
van Russische zijde is geopperd. Van week tot week stijgt
de bankbiljettenomloop en de Banque de Frauce bevindt
zich daarom in de noodzakelijkheid voortdurend vergunning
tot uitbreiding van dezen omloop aan te vragen. Nadat op
11 Februari j.l. toestemming tot uitbreiding der bankbiljet-tencirculatie tot 27 milliard francs was verkregen, werd én
484
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICI-iTEN
29 Mei 1918
dezer dagen overgegaan tot verlegging der grens tot Fr. 30
milliard. Vci)r den oorlog bedroeg de circulatie niet meer
dan Fr. 6,8 milliard. De voorschotten aan de regeering zijn
thans gestegen tot Fr. 16,45 milliard, zoodat ook hier de
grelis ad Fr. 18 milliard ongeveer bereikt is.
Te N e
w
Y o r k is de tendens onafhankelijk van die der
overige gcalliëerde landen gebleven. Daar was de stemming
over het geheel zeer vast te noemen, ondanks het feit, dat
de verwachte verhooging van den koperprjs van 2336 op
2436
of 25 dollarcents per pond niet tot stand is gekomen.
Daar de oude prijs echter slechts is vastgesteld voor een
termijn van 75 dagen, wettigt dit het vermoeden, dat toch
nog onder den invloed der groote belanghebbenden tot een wijziging ten gunste der producenten zal worden besloten.
Nu de der’le oorlogsleening een volkomen succes is geworden,
is overigens de fin.ancieele horizon opgeklaard, zoodat meer
aandacht kan worden geschonken aan de resultaten der
industreele ondernemingen afzonderlijk. Zoo vormden o.a.
preferente aandeelen ilide & Leather op sommige dagen een
centrum van belangstelling in verband met de groote win-
sten, die door deze maatschappij thans worden gerealiseerd.
Ook aandeelen Steel werden voortdurend uit de markt geno-
men, hoewel hier in verband met de onlangs plaats gehad
hebbende koersverbetering wel eenige winstuemingen te
constateeren vielen.
De spoorwegmarkt is kalm doch in vaste tendens geble-
ven. Naar• het schijnt wordt alles in het werk gesteld om
de finaacieele positie der spoorwegen in zoo goeden staat
te houden, dat na den oorlog de aandeelhouders zonder ver-
lies of achteruitgang weder in het bezit der ondernemingen gesteld kunnen worden. T e o n z e n t heeft de staatsfondsenmarkt weinig aanlei-
ding tot bijzondere opmerkingen gegeven. In verband met
de ruime geldmarkt waren de koersen vast, zonder dat
nochtans van groote vraag kon worden gesproken. Met
name beweegt de Staatsleening 1917 zich nog steeds op een
sterk verlaagd koerspeil; het geschokte vertrouwen brengt
het publiek er niet toe, belang bij dit fonds te nemen, ook
niet, indien het rendementspeil in verhouding tot andere
heleggingswaarden hiertoe wel aanleiding zou geven.
21 Mei.
24 Jei.
27 Mei.
Rijzingof
5
0/
Ned. W. Schuld
..
. .
94
94
94
1
/
+
1o/,
4
1/
0
/0
1916
94
1
/2
94
”ho
94
.4
0/
,,
,,
,,
1916
87
0
/16
8611
4
870/8
+
1116
3I1
0/,
,,
,,
,…..
78
0
/4
781/4
770/4
–
1
3
0
/0
,,
69′
3
/1
69I4
6912/32
–
1
2
1
/2
0
/0
Cert. N. W. S …….
59’/lo
592/4
59
1
/8
+
8/je
5
0
10
Oost-Indië 1915
..
.
97
1
/s
973/ 971/2
–
1/8
4
0
/0
Hongarije Goud
.
431/4
43
I
/
43’/s
–
1
/8
4
0
10
Oostenr.Kronenreute
39
39
1
/,,
38/
–
‘1e
5
0/
Rusland 1906 ……
25
24’/2
24112
–
1
/2
4
1
12
0/
Iwangorod Dombr.
.
23
1
/o
22V 22
–
Pl8
4
0/
RuslandCons. 1880..
21
1
/8
21
1
/2
21ij2
–
4
/o Rusl. bij Hope
&
Co..
23
“ho
23
22
–
1″I16
41/2
0
/0
China Goud 1898
54
54
54
5
o/o
Brazilië
1895
……
59’/g
56
3
/
57
–
21/
Van de locale markten trokken suikerwaarden wederom
groote belangstelling. Naar aanleiding van berichten uit
Nederlandsch-Indië, dat enkele verschepingen van suiker
hebben plaats gehad, konden de toonaangevende soorten op
sommige dagen een flink koersherstel bereiken. Toen echter
bekend werd, dat de prijzen, tot welke was verkocht, nauwe-
lijks de productiekosten dekten, bleef een reactie niet uit,
zoodat op het einde der beriehtsperiode een herstel van
eenige beteekenis niet te constateeren was. Ook de uitingen
van protest, op de jongste vergadering der Cultuur-Maat-
schappij der Vorstenlanden naar voren gebracht, hadden
geen gunstige uitwerking op het koerspeil. Men vreesde
bovendien, dat ook andere ondernem{ngen, als de Handels-
vereeniging ,,Amsterdam”, ondanks de krachtige financieele
l)ositie, er wellicht toe zullen moeten besluiten hun liquide middelen uit te breiden, hetzij door uitgifte van aandeelen,
hetzij door het opnemen van een obligatieleening. In dit
geval zou dan wel profijt getrokken kunnen worden van de
jongste voorvallen bij de Cultuur-Maatschappij der Vorsten-
landen, doch niet te ontgaan zou zijn de omstandigheid, dat
de aandeelen een, zij het wellicht tijdelijke depreciatie zou-
den hebben te ondergaan. Tot de lustelooze houding, speciaal
voor aandeelen Handelsvereeniging ,,Amsterdam” heeft ook
nog medegewerkt de vrees, dat het in uitzicht gestelde slot-
dividend dezer maatschappij ad 10 pCt. niet zou worden uit-
gekeerd.
In de
tubaksafdeelin.q
heeft na de jongste heftige daling
een herstel van beteekenis plaats gevonden, vooral onder den
invloed van de mededeelingen in de verslagen der Deli-
Batavia Maatschappij en der Holland-Sumatra-Mij., waaruit
is gebleken, dat de vraag naar dit Indische product zon
groot blijft, dat koopers zich gaarne vele en groote risico’s
getroosten. Tot de krachtige koersverheffing in sommige
soorten, met na.me in aandeelen Senembah, heeft ook nog medegewerkt de omstandigheid, dat een krachtige contra-
minepartij was ontstaan, die tot ddkkingsaankoopen is over-
gegaan.
Hieraan moet ook de koersverheffing op de
roobberrnarkt
worden toegeschreven, vooral voor aandeelen der Rubber-
Cultuur Maatschappij ,,Amsterdam”. De berichten toch van
de rubbermarkt zijn niet zoo geruststellend: vele onder-
nemingen zijn reeds overgegaan tot inkrimping van haar
productie, terwijl de opbrengstprjen zeer verre onder de
taxaties van eenige maanden geleden blijven. Slechts een
spoedig herstel van het scheepvaartverkeer kan, volgens de
opinie van deskundigen op dit gebied, een groot verlies voor
de rubberproducenten voorkomen.
De
petrolenmafdecling
was voornamelijk optimistisch ge-
stemd voor aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij.
Men sprak hier van plannen tot het doorvoeren van een
nieuwe emissie benevens van het uitkeeren van een slot-
dividend ad 17 pOt. Ongetwijfeld heeft tot de zeer geani-
meerde stemming ook medegewerkt de sterke koersstijgirig
te Londen in aandeelen Shell.
T
oor
t
s
waren aandeelen Orion Petroleum Maatschappij
sterk gevraagd in verband met geruchten, dat een Oosten-
rijksch concern reeds stappen zou hebben ondernomen om
te geraken tot overname der maatschappij. Spoedig echter
na het circuleeren van deze geruchten werd er geen geloof meer aan geslagen, zoodat de koersverbetering niet geheel
behouden kon blijven.
Ook aandeelen Perlak waren gezocht in -verband met de
verhooging van de dividend-uitkeering van 436 tot 536 pCt.
21 Mei. 24 Mei. 27 VIei.
Rijzingof
Amsterdamsche Bank …. 192/o 187
1
, 186* –
Ned. Handel-Mij. cert. v. aand. 169
1
/i, 171
1
/
169
1
/
+
1
/
16
Rotterd. Bankvereeniging .. 134
1
, 134’/2 134
–
2
/2
Amst. Superfosfaatfabriek.. 164
1
/4 162
163
+ P/4
Van Berkel’s Patent ……158
159’/4 158’/4 + 6/4
Insulinde Oliefabriek……199
2142/
4
217
+ 18
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand. 104
103’/2 104
1
/4 + 3/4
Ned. Scheepsbouw-Mij. …. 152
149
152
Philips’ Gloeilampenfabriek 334 ‘/
337
1
/ 340
+ 51/2
R. S. Stokvis & Zonen …. 645
1
!2 645
645
– 1/
Vereenigde Blikfabrieken. • 125
121
123
—2
Compania Mercartil Argent. 218
1
/4 217
1
1 219
1
/ + l’la
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 115
114
6
h, 1141/e
–
‘Ie
Handelsver. Amsterdam. … 292
288 ‘/
284
1
/2 – 7
1
/2
Roll. Transatl. Handelsver. 151
1
/
2
152
—
+ 1/
Linde Teves & Stokvis .. . . 229
1
11 229
1
/4 229
1
/2
Van Nierop &Co’s Handel-Mij 189
188
187
– 2
Tels & Co’s Handel-Mij .. . . 179 182 180’/ + 1V
Gecons. Roll. Petroleum-Mij 186
1
/& 189/4 187
0
/4 + 1/8
Kon. Petroleum-Mij…….521 540’/2 5353/4 + 14’/4
Orion Petroleum-Mij…….82
83/4
81’/4 – 1/
4
Steaua Romana Petr.-Mij. . 195
0
/4 193
7
/
190’/ – 51/
4
Amsterdam-Rubber-Mij…..154
158’/4 159
+ 5
Nederl.-Rubber-Mij . …… 94
96
95’/
+ 1’/
Oost-Java-Rubber-Mij . ….. 184
196’/4 200
+ 6
Deli-Maatschappij ……..429’/, 426
434
+ 4/2
Medan-Tabak-Maatschappj.. 182
1
/2 181
1
/ 185
1
/2 + 3
Senembah-Maatschappij …. 527’/2 532’/2 538 –
+ 10′!2
* ex dividend.
De
scheepvaartafdee/ing
kon in de afgeloopen berichts-
periode niet veel interesse trekken. Zelfs het tamelijk teleur-
stellende bericht, dat de Rotterdamsche Lloyd slechts een
dividend van 15 pCt. zal uitkeeren, had slechts geringe
uitwerking; als tegenhanger fungeerden de berichten uit
Indië en Amerika, dat de vaart tusschen deze landen weder
eenigszins zal worden hersteld. 1)e koersen tonnen per saldo
slechts geringe variaties aan.
21 Mei. 24 Mei.
27 Mei.
Riizingof
dalin
Holland-Amerika-Lijn
.. :.
367’/2
365V2
368
+ V
gem.eig.
348
343
346’/
–
1’14
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij
..
251
252 255
+
4
Holi. Alg. Atl. Stoomv.-Mij.
167’/
163
1
/4
163
1
14
–
4’/
Hollandsche Stoomboot-Mij..
201
19914
195
–
6
Java-China-Japan-Lijn
….
255
/3
253 253
–
2
1
/3
Kon. Hollandsche Lloyd
..
165
164!2
161V2
–
31/
2
Kon. Ned. Stoomboot-Mij…
230
1
/4
229’14
229/
4
– 1
Kon. Paketvaart-Mij …….
250V
246
1
/
245’/,
–
5
Maatschappij Zeevaart
….
297’/e
295 295
–
2
1
b8
Nederl. Scheepvaart-Unie
..
243
245’/4
244/4
+
1’14
Nievelt Goudriaan
……..
1140 1140
1140
Rotterdamsche Lloyd ……
257’/e
257′!,
253
–
4/e
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
485
21 Mei. 24 Mei. 27 Ivlej.
Rijzing o
daling.
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg” 340
340
340
,,Nederland” ..
248V2
2441/4
242 – – 6’/2
,.Noordee” . 217
2131/
4
206
– 11
,,Oostzee” .. ..
318
3
/4
324
324
+
5V4
De
Anrerikaansche markt
was Vrij levendig van toon. Nu
er zoo geringe ,,features”
01)
de locale afdeeliugen
zijn,
wordt de aandacht van het publiek wat meer tot de Amen-
k
–
aansche fondsen getrokken, zoodat Vrij groote afdoeningen
tot stand konden komen. Het meest wel in aandeelen Steel;
voorts waren aandeelen Hide & Leather gevraagd in ver-
band niet de koersverheffing te New York.
21 Mei. 24 Mei. 27 Mei.
Rz
i?
V
f
Anierican Car & Foundry .
72/i
72
’14
72/io
Anaconda Copper ……..136/io 134/e 130V2 –
5
0
I16
Un. States Steel Corp ….. 91/8
92V8
90/12
__
11/11
Atehison Topeka ……….82V
82!,
l
83bi + Pl8
Southern Pacific ……….
83’/a
81l8
81/
–
13l
Union Pacifie …………. l2lVs 119/4 120
– 1’/2
Int. Merc.Marine afgest…..31
1
/2
30’/16 30/32 –
prefs 104’/2
104
103/1 – 1
1
l1
De
getdinarkt
bleef gedurende de gansche berichtsperiode
ruim; prolongatie noteerde regelmatig 23 pOt. Alleen aan
het slot viel een zekere stroefheid op te merken, waardoor
de prolongatievoet tot 3 pOt. werd opgevoerd.
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
27 Mei 1918.
Sedert het bericht in dit blad van 15 Mei is geene vcra,.L-dering van beteekeitis inget.reden in de hooggespannen ver-
wachtingen van de te velde staaiide graanoogsten. iii de
West-Europeesche landen heeft het koele weder van einde
April en begin Mei den suelleit gloei van de plant wel
eenigszins beleniinerct, doch van werkelijk schadelijke ge-
volgen is geen sprake: Fran.krjk verwacht een veel grooteren
oogst dan in liet vorige seizoen, toen die dan ook buitenge-
woon klein
was.
Groo.t-Britannië en Ierland hebben eene zeer
veel grootere met graan bezaaide oppervlakte, terwijl voor aardappelen 25 pCt. meer land in gebruik is dan het vorige
jaar. Gemeld wordt zelfs, dat de geheele achteruitgang van
de oppervlakte van het bouwland, die sedert 1810 liet
Vereenigd Koninkrijk heeft gemaakt tot het grootste der
graan-invoerencle landen en geleid heelt tot een sterke uit-
Noteeringen.
*)
Chicago
I
Buenos Ayres
Dato
To,u,c
Mars
Haver
Tarwe
MaTs
Lljnzaad
Mei
I
Juni
I
Mci
I
Juli
I
Juni
I
Juni
breiding der in dezea oorlog zoo tiadeelig gebleken afban-
kelijkheid van het buitenland, grootendeels weer is inge-
haald. Ook uit de overige West-Europeesche landen luiden
iie oogstberichten gunstig. Hetzelfde mag gelukkig nog steeds worden gezegd vaii de
overzeesehe graan-uitvoerende landen. In de Vereenigile
Staten van Amerika is weliswaar het percentage der ,,win-
ter-killecl” tarwe tegengevallen, dat volgens de berekening
van het Departement van Landbouw te Washington
13,7 1iCt. bedraagt, tegen ccii gemiddelde van 9,6. pCt.,
maar dit verlies wordt goedgemaakt door den zeer goedea stand van het gewas, die eene veel grootere opbrengst dan
liet vorige jaar waarborgt. Tezamen met cciie uitbreiding
van 20 pOt. van den uitzaai van zoincrtarwe, meent men
door dezea gunstigea stand der vintertarse te mogen reke-
nen op een oogst van 800 tot 900 millioen bushels tarwe.
Weliswaar zal daarmede niet de hoop op een oogst van een
milliard bushels, zooals in 1915, vervuld zijn, doch ook de
nu verwachte opbrengst beteekent voor Europa, dat, zo.olang
de schaarschte aan seheepsruimte niet nog nijpender wordt
(cii van gealliëerde zijde wordt imniers beweerd, dat het
cluikbootgevaar af neemt) in het volgende seizoen de tarwe-
schaarschte van het tegenwoordige zich niet zal herhalen.
Vooral zal dat het geval zijn, als ook Canada de groote
verwachtingen, clie men ook van dat land koestert, niet zal
teleurstellen. Ook daar wordt namelijk onder zeer gunstige
omstandigheden meer tarwe uitgezaaid dan in. 1917.
Bij al deze berekeningen dienen wij echter in aanmerking
te nemen, dat het tijdstip voor eene berekening der op-
brengst van Noord-Amerikaansche zomertarw’e eigenlijk nog
lang niet is aangebroken en ongunstig weder nog groote
teleurstellingen kan brengen. Vast staat echter, dat Argen-
tinië nog steeds groote voorraden heel t en ook Britseli-
Indië dit jaar een groot overschot voor uitvoer beschikbaar
zai hebben. De enornie voorraden in Australië laten wij
buiten beschouwing, omdat in de laatste twee jaren vel
gebléken is, hoe weinig mogelijkheid er bestaat, die naar
Europa te vervoeren. 5 t 6 millioen ton tarwe, overeen-
korjiende niet vier goede Australische oogsten van voor den
oorlog, liggen in Australië op uitvoer te wachten ten Irooi
aan regeii, muizen en klander en zonder voldoende opslag-ruimte. Meer en meen schijnt het dan ook vast te staan, dat
in Australië dit jaar veel minder tarsve zal worden uitge-
zauid clan in 1917 cii in plaats daarvan grootere uitbreiding
zal worden gegeven aan de veeteelt.
De maïsoogst in Argentinië geeft ook al eene zeer groote
opbrengst en steeds gnooter wordt de vrees, dat niet vol-
doende vraag voor export zal bestaan. De kwaliteit heet vrij
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Soorten
1 27
Mei
1
20 Mej 1 27 Mei
1918
1
1918
1917
1
Tarwe ………………
1
572,50′)
572,50
1
)
1
588,O
25Mei ’18I20
8)11371/2
1
1
12,20
1
5,00
1
23,95
Rogge (No. 2 Western)
.
.1
– –
noni.
18
,,
‘181220
3
)11272/4 4)1
76
‘/4
12,65
5,25
1
23,95
1
–
345,1)
25 Mei ’17;217
1
/n
0
)l152
0)1
60’/4
18,00
)i 12,05
26,00
1
Gerst
(46 lb. feeding). .
.
.1
–
1
—
345,O
25Mei
‘1611085/8
1
70/
)I
42’/d
1
7,00
5
)
4,05
1
10,70
MaIs
(La Plata)
………-
Haver (38 lb.whiteclipped)I
–
21,-‘)
20,_1)
25 Mei ‘151155
1
/,
1
75’/4)I
53
1
12
l
13,40)I
5,10
1
11,90
j
Lijukoeken
(Noord-Ame-
1
20Juli
‘141
82
‘)I
56/8
t)j
36/2
01
9,40
)1
5,38 2)1
13,70e)
rika van La Plata-zaad)1-
–
1
200,-t)
‘)
per Dec.
2)
per Sept.
3)
offic.
vastgest. locopnijs
4)
per Mei
1
Lijnzaad (La Plata)
……
1
–
1
–
now.
5)
per Juni
0)
per Juli
J
1)
Regeeringsprijs.
De noteeningen van Buenos Ayres zijn van 24 en 18
Mei 1918, 24 Mei 1917, 24 Mei 1916 en 25 Mei 1915.
AANVOEREN in tons van
1000
K.G. •ijoor. verbruik in Nederland.
Rotterdam
II
Amsterdam
II
Totaal
Artikelen.
II
1
19-25 Mei
1
Sedert
1
Overeenk.
II
19.25 Mei
1
Sedert
t
Overeenk.
1918
1917 1918
1 1
Jan. 1918
1
llja’vak 1917
II
1918
1 1
Jan. 1918
1
tijdvak 1917
II
Tarwe ……………..
–
–
159.188
–
–
21.300
–
180.488
Rogge
…………….
–
–
8.465
–
.
–
–
–
8.465
–
..
–
2.314
–
–
–
–
2.314
–
–
77.641.
–
–
54.349
—
131.990
–
.
– –
22.949
–
–
9.563
–
32.512
Boekeit
………….
–
–
10.025
–
–
15.042
– .
25.067
Maïs
……………..
Gerst
……………..
–
–
8.322
–
7.560
–
15.882
Haver
……………..
Lijnzaad
……………
Lijnkoek ……………
–
–
19.432
–
-.
20.576
–
40.008
Tarwemeel
………….
–
..
–
7.503
– –
t
450
–
7.953
AANVOEREN
in
tous
van
1000
K.G.
voor België.
13.621
109.937 113.032
–
–
–
109.937
113.032
13.930
52.660
7.479
.-
–
–
52.660
7.479
Tarwe
……………..
5.174
– –
–
–
5.174
Maïs
……………..
Rogge
……………..-
– –
–
–
–
–
–
T
arwemeel
………….-
Gerst
……………..
3 .700
9.874
144
–
–
–
9.874
144
486
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
goed te zijn, doch reeds is in Argentinië sprake van het
gebruik van mais als brandstof en uitbreiding der alcohol-
fabricage. De maïsprijs is in den laatsten tijd aan de Arge’i-
tijnsche markten weinig veranderd. Na eene stijging in de
derde week van Mei is de prijs intusscheu weder tot. onge-
veer 5 pesos per 100 K.G. gedaald.
In de Vereenigde Staten verwacht men wegens het. gebrek
aan zaainiaïs eene geringe afname van de bezaaide opper-
vlakte.
Daartegenover staat echter een nog grootere haverver.
bouw dan in 1917, terwijl ook voor gerst, die tegenwoordig als broodgraan hooge prijzen opbrengt, meer land wordt iii
gebruik genomen dan gewoonlijk.
De aanvoeren van mais aan de Amerikaansche markteii
zijn wel ‘iets afgenomen, doch nog steeds blijven zij van
1 linken omvang en de kwaliteit is veel beter dan in den
aanvang van het seizoen. De pogingen tot redding der
vochtige mais gedurende den winter schijnen dus wel tot
een gunstig resultaat te hebben geleid. De afname van het
maïsvervoer heeft de gelegenheid geopend tot den aanvoer
van haver, die nu in grootere hoeveelheden de markten be
reikt en daar gemakkelijk koopers vindt, vooral ook voor
uitvoer naar de gealliëerde landen.
De tarweaanvoeren blijven nog steeds zeer klein. Als ver-
klaring van deze geringe aanvoeren, die gemakkelijk zouden
leiden tot de gevolgtrekking, dat in 1917 de tarweoogst der
Vereenigde Staten is overschat, wordt nu aangevoerd, dat
veel meer tarwe dan gewoonlijk zonder de groote markten
te bereiken gebruikt is door de molens der kleinere plaatsen.
Ook schijnen de pogingen van een gedeelte der volksver-
tegenwoordiging om den tarweprijs, dien de Regeering aan
de landbouwers betaalt, te doen verhoogen, tot achterhou-
ding van nog niet ter markt gebrachte voorraden te hebben
geleid. De prijsverhooging heeft niet plaats gehad en mis-
schien zullen nu de aanvoeren nog toenemen. Groot lijkt ons
de kans daarop echter niet, ook niet als gevolg van de
nieuwe strenge maatregelen van den foocl-administratDr
Efoover om de boeren te dwingen, hunne tarwe af te staaa.
Lijnzaad blijft in de Vereenigde Staten nog steeds zeer
schaarsch, vooral nu sedert eenigen tijd de aanvoeren uit Argentinië hebben opgehouden om plaats te maken voor
artikelen, die de Regeering belangrijker vindt dan lijnzaad.
De prijzen in Argentinië blijven ondanks het staken der
verschepingen naar Noord-Amerika nog steeds even hoog.
Ons onlangs uitgesproken vermoeden, dat verkoopen naar
Engeland daarvan de oorzaak zouden zijn, blijkt juist te
zijn. Niet slechts zijn einde April eenige voor Noord-Amerika
bestemde ladingen ten slotte naar Engeland gezonden, doch
ook directe aankoopen hebben voor Engelsche rekening
plaats gehad.
De Noordelijke Europeesche neutralen ontvangen nog
steeds bijster weinig graan van overzee. Slechts Noorwegen,
dat eene overeenkomst aangaande aanvoer van vele artikelen met de gealliëerde rijken heeft afgesloten, heeft toestemming
kunnen verkrijgen, een gedeelte zijner behoeften te dekkefl. De andere hebben het echter zoo ver nog niet gebracht. Zoo
schijnt het ook voor ons land nog steeds zeer twijfelachtig
te zijn, of wij de enkele graanladingen, die, naar in ons
laatste bericht werd gemeld, spoedig naar hier zouden ver-
trekken, binnen afzienbaren tijd hier zullen zien. Van eenige beteekenis voor de voorziening in onzen nood zouden zij op
zich zelve echter, gezien de geringe hoeveelheid, toch niet
zijn geweest. Slechts zouden zij van belang zijn als aanwij-
zing, dat nu misschien weder op bescheiden voet van tijd
tot tijd graanaanvoer naar Nederland zou kunnen plaats-
vinden.
SUIKER.
De berichten over de bietvelden in de verschillende landen
vermelden ten opzichte van den groei een aanmerkelijken
voorsprong boven verleden jaar.
Aan de J a v a markt was meer kooplust te bespeuren tot weliswaar opnieuw lagere prijzen. Waar de tegenwoordige
prijzen nauwelijks meer de kosten der fabrieken dekken en voor vele zelfs beneden kostprijs zijn, mag men aan-
nemen, dat daardoor van zelf de daling tot stilstand zal
komen. De meeste verkoopers toch zullen de voorkeur geven
aan opslag der. suikers boven een verkoop met verlies en
zoodra de koopers dit beseffen, zullen zij ook wel den vraag-
prijs betalen voor dat kwantum, waarvoor scheepsruimre
verkrijgbaar is. In den laatsten tijd vonden weder bespre-
kingen tusschen de directies van de verschillende suiker-
cultuurbanken plaats, teneinde te trachten tot overeenstem-
ming te komen tea opzichte van het vaststellen der prijzen.
en de te verkoopen hoeveelheden, doch feitelijk is het goede
moment daarvoor reeds verstreken. Dat had moeten gebeu-
ren, toen de prijzen nog hooger waren en door krachtige
aaneensluiting eene vercl ro dal ing tegengehouden had kun-
nen worden. Thans zal het zeer moeilijk zijn zonder dat er
vrede in zicht is de Javapi
–
ijzen weder naar boven te werken,
terwijl voor eene nog grootere daling om hierboven ver
melde reden van zelf geen ruimte meer is. Wat den aanplant voor 1919 betreft., zoo gaan onder den
drang der omstandigheden hoe langer hoe meer fabrieken er
toe over dezen in te krimpen, terwijl enkele der kleinere
fabrieken in 1919 geheel gesloten zullen woi
–
den. Men mag
dus eene niet onaanzienlijke vermindering van den aanplant
verwachten, hetgeen aan de verkoopprijzen later tea goede
zal komen.
In A m e r i k a is de noteering voel- Spot Centrifugals
onveranderd 5,92 c.
o
u b a-statistiek:
1918
1917
1916
Ontv. der week 4 Mei ..
115.949
93.099* 94.914
tous
Totaal sedert 1 Dec. 1917 2.283.871 1.611.927 2.238.931
Wrkende fabrieken ….
171
123
Export der week 30 Maart 63.925
101.122 toits
Totaal sedert 1 Dec. 1917 800.249
1.018.442
Totaal voorraad 1 April. 862.446
752.753
*
6 havens.
De Amerikaansche bietsuikeroogst heeft opgebracht
682.867 tolis tegen 734.577 en 779.756 tons in de beide voor-
gaande jaren. Aangezien de ra.ming van den laatsten oogst
ongeveer 900.000 tons bedroeg, is het eindresultaat zeer, teleurstellend. Men zegt thans reeds, dat verkoopers van
bietsuiker en Louisiana-rietsuiker voor hunne volgende
oogsten aanmerkelijk hoogere prijzen zullen vragen wegens
den sterk gestegen kostprijs.
De zichtbare voorraden bedroegen volgens F.O. Licht:
1918
1917
1916
400.000′ 250.000* 515.000’tons
250.000* 305.000′ 4 78.000*
39.012
58.525
141.454
96.530
131.139
45.893
114.548
106.251
71.358
259.929
135.699
195.267
1.160.019
986.614
1.476.972
tons
41.558
287.317
102.043
785.656
408.6318)
6113.326
1.987.231 1.682.562 2.272.341 tons
*
Raming.
1)
1917/16/15.
2)
1916.15/14.
8)
6 hoofdhavens.
In Groot-Britannie bedroegen op 11 Mei de voor-
raden in de 3 voornaamste havens’:
1918
1917
1916
London …………..63.536
23.157
19.137
tons
Liverpool …………52.170
18.937
12.418
Clyde …………….29.199
4.664
4.570
Totaal 144.905
46.758
36.125
tons
NOTEERINGEN.
DaIa
Am3ierdam
per
Londen
New York
96%
T0Ve3
Whiie
AmcrI.
Ganu-
Mei
Cube3
boos
lated
Cenirifu go!,.
No. 1
fob.
fo b.
24
Mei
1918..
.
f
–
6419
– –
5,92
, –
6419
–
–
.
5,92
22v/s
47111/
2
–
–
5,25 il 6,02
17
,,
1918……
24Mei
1917. ……
24 Mei
1916..
. .
,,
31
1
/
47/1ij2
2116 3116
6,40
21 Juli
1914.
. . .
,,
11
18
/82
18/-
–
.
3,26
RUBBER.
De markt was in de afgeloopen week flauw gestemd,
tengevolge van de verwachte beperking van invoer in de
Vereenigde Staten. Het schijnt nog niet vast te staan, welke
maatregelen het Amerikaansche Gouvernement zal nemen
om den invoer zooveel mogelijk te beperken.
De noteeriugen aan het einde der week luiden:
PrimaHeveaCrêpeloco/Juni2/3
einde vor. week loco 213
Juli/Sept. …….. 2/4
Juni …………2/3
1
/4
Oct./Dec.
…….. 2/4’/
Juli/Dec. …….. 24
1
/2
smoked Sheets 1 d. minder
smoked Sheets 1 d. minder.
Hard cure line Para …. 3/-
Para …………3!-
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons, –
Manchester, dd. 4 April 1918.
De Amerikaansche katoenmarkten zijn de laatste dagen
weer verder gestegen en ook de Liverpool-markt gaat geregeld
Duitschland’,
1 Sept.
0
Hamburg
j
Oostenrijk
1
,,
1)
Frankrijk
1
,,
2)
Nederland
1 Mei België
1 Febr. Engeland
1 Nov.
1)
Totaal Europa
V. S. v. N. A.
21 Maart
Cubahavens
25
Totaal
29 Mei 1918
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
487
hooger, terwijl het gebrek aan goede spinbare soorten steeds
grooter wordt. In Amerika is cle stijging veroorzaakt door
groote kooporders van verschillende landen en daarop gevolgde
dekkingen van blanco-verkoopen. De prijzen in Liverpool
hebben thans weer een nieuw hoogte-record bereikt. De
berichten over den nieuwen oogst zijn wel gunstig, doch hebben
weinig invloed op de markt, daar de steeds grooter wordende
transportmoeilijkheclen veel meer gewicht in de schaal leggen.
Egyptische katoen blijft goed gevraagd en prijzen zijn on-
veranderd.
Prijzen van Amerikaansche garens zijn veel meer gestegen
dan die van ruwe katoen, terwijl deze prijzen minder bezwaar
voor nieuwe orders schijnen op te leveren door de steeds
meer uitgestelcie leveringen. Dinsdag na Paschen was de
markt weer kalm en wilde men niet offreeren, alvorens de
opening der Liverpool-markt af te wachten. Ook gisteren
was de omzet slechts klein, terwijl vooral het kleine aanbod
zaken tegenhield; nummers als 30er en 46er inslag zijn bijna
niet te krijgen. De exportvraag lijdt zeer door de export-
moeilijkheden, hoewel men gaarne de vraagprjzen van de
vorige week wil betalen. Verschillende spinnerijen, die tot nu
toe alleen Amerikaansche garens hebben gemaakt, beginnen
zich thans toe te leggen op het spinnen van Egyptische katoen.
De doekmarkt wordt hooger en prijzen zijn zeer vast,
hoewel de vraag van Indië en China vrijwel afwezig is en
alleen kleine goeclkoopere partijen nog eenige belangstelling
ondervinden. ])e Zuicl-Amerikaansche en Afrikaansche mark-
ten zijn wel beter, doch koopers daar kunnen ook de vlugge
prijsstijgingen niet volgen. Voorraden ondervinden veel be-
langstelling en kunnen grif verkocht worden,als de prijzen
nog eenigszins redelijk zijn. Er zijn ook weer Regeerings-orders aan de markt en de binnenlandsche vraag blijft zeer
voldoende.
Manchester, cl.cl. 11 April 1918.
Amerikaansche katoen is tot het begin van de week ge-
kegeld blijven stijgen, doch de vrees voor maximum-prijzen
heeft toen een sterke reactie veroorzaakt, zoodat tenslotte
de geheele stijging weer verloren is gegaan. Er schijnt een
groot verschil van opinie te bestaan omtrent deze maximum-
prijzen en vele rnenschen zijn hierover erg sceptisch gestemd,
doch het valt niet te ontkennen, dat de waarschijnlijkheid
op een flink overschot van dezen oogst grooter wordt, terwijl
met de steeds grooter wordende verschepingsmoeilijkheden
het aanbod in het Zuiden ten slotte ook vel zal moeten
toenemen. De Liverpoolmarkt heeft de Amerikaansche fluc-
tuaties gevolgd, niettegenstaande de kleine voorraden en de
zeer beperkte invoeren. Er is een goede vraag naar Egyp-
tisehe katoen en prijzen zijn weer hooger.
Wij hooren niet veel van zaken in Amerikaansche garens,
voornamelijk omdat spinners zoo weinig te verkoopén hebben.
De nieuwe Recruteeringswet ondervindt veel belargstelling,
omdat deze van zooveel invloed op de industrie kan zijn. Fabrikanten klagen er over, dat zij hun verkoopen niet in
garens kunnen dekken, terwijl spinners beweren daarvoor evenmin katoen te kunnen koopen. De werkliedenkwestie
is natuurlijk voor beide partijen zeer moeilijk en over het
algemeen geeft men er de voorkeur aan niet te veel te ver-
koopen en eerst de markt nog eens af te wachten. Prijzen
zijn over het algemeen zeer hoog, terwijl men met alle leve-
ringen ten achter is. De grootere productie van Egyptische
garens heeft invloed op enkele soorten van Amerikaansche
garens, die nu niet meer de concurrentie tegen deze Egyptische
garens kunnen volhouden. De exporthandel ondervindt den
invloed van de nieuwe eischen van scheepsruimte voor mili-
taire doeleinden, hoewel er voldoende belangstelling is. De
doekmarkt blijft vast en er zijn meer aanvragen van Indië dan sedert eenigen tijd het geval is geweest. Er zijn nogal
zaken gedaan in dhooties en lichte gebleekte goederen, waar
de fabrikanten nog goedkoopere gareos hadden, daar zaken
op de huidige basis vrijwel onmogelijk zijn. Vele fabrikanten
verkoopen voorloopig liever niet, omdat ze met hunne leve-
ringen toch reeds zooveel ten achter zijn. Het binnenland
en de kleinere markten blijven op kleine schaal geregeld doorkoopen, maar de meèste firma’s krimpen hun zaken
liever in bij de tegenwoordig enorm hooge prijzen.
Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).
127 Mei’18120 ,’i4’ei’18 I13Mei’18 129
Meil7I27 Mei16
New York voor
Middling . . 29,05e 26,25e 28,20e 21,85e 12,90e
New Orleans
vdorMiddling 28,75e 29,25e 29,25e 21,00 c 12,63e
Liverpool Good
Midd. Americ. 21,70 d 22,07 di) 22
3
23 d 14,10
d2)
8,44 d
8)
‘) 17 Mei. °) Middling
Ontvangsten in, en uitvoeren van
‘
Amerikaansche havens.
–
(In duizendtallen balen.)
1
Aug. 17
Ooereenkomsltge perioden
tot
24 Mei ’18
1916-17
1
1915-I6
Ontvangsten Gulf-Havens..
5846
6722
6940
11
Atlant. Havens
Uitvoer naar Gr. Brittannië
2351
2280
‘t Vasteland.
3750
2011
2157
Japan etc…
–
453
–
Voorraden in duizendtalten
24 Mci ’18 24 Met ’17
24 Mei ’16
Amerik. havens ………..1270
899
1123
Binnenland ……………
.953
776
651
New York …………..
–
.
76
222
New Orleans
248
291
Liverpool ……………322 0
541
701
t)
17 Mei.
WOL.
25 Mei 1918.
De markt ,te Buenos-Ayres heeft een kalm verloop; de
operaties blijven vrijwel beperkt tot aankoopen door het
Comité der Gealliëerclen.
Te Montevideo zijn de zaken weer bedrjviger en de
Italiaansche en Spaansche koopers hebben tamelijk vlug hun
zaken afgedaan, wat een hausse in de prijzen ten gevolge had.
PETROLEUM.
(Ontleend aan den ,,Petroleum Review” van
27 Maart, 5 en 12 April 1918.)
Londen. Er is geen verandering gekomen in de prijzen
van geraffineerde petroleum.
Water.White …. 7
1
/ d. per gallon.
Standard Whitè.. 6
1
/2 d.
De prijzen voor smeerolie waren als volgt:
22-30 1Iaart
5-12 April
American pale…. van £33 tot £39 lOs. van £36 tot £41
American red . . .
£35 ;, £40 10
5.
,, £36
£42
Ameriean filt. cyl…
£41
£48 10 s. ,, £42 ,, £58
Ameriean dark eyl.,, £35
£40
,, £38
£43
Er is geen verandering gekomen in de benzine-noteeringen.
No. 2 …………3s. 5
1
/,d.
No. 3 …………3s.
4
1
/2d.
B’eicle merken zijn in Schotland en Ierland 1 d. per gallon
duurder.
Terpentijn wordt in kleine hoeveelheden verkocht aan
conenthouders tegen 124 s. 3 d., d. i. 9 d. beneden den vast-
gestelden maximum-prijs.
Stookolie en vethoudende oliën worden niet officieel ge-
noteerd.
De prijzen voor paraffine wisselden af naar verhouding
vatf het smeitpunt.
–
Op 22 Maart van 9 d. tot ll’/i d. per lb.
27 Maart
91/,
d.
111/
2
d.
5 April
,, 10
d. ,, 11
‘/2
d.,,,,
12 April
,
9
8
/4
d. ,, ii
d.
L i ver pool. Petroleum-producten vinden vasten verkoop.
Amerikaansch wordt met 1 s. 5 d.-1 s. 6 d. per gallon be-
taald. Er is geen Russisehe olie aan de markt. Benzine gaat tegen 3 s. 3 d. per gallon.
Bakoe, 2 April. Er is een voortdurend vaste vraag naar
ruwe olie tegen de door het Gouvernement vastgestelde
prijzen. Deze is voor de soorten Grosny en Bakoe 96 kopeken.
New York.
–
Geraffineerd in kisten … 16,75 c. per gallon
Standard White in vaten 12,70
Credit Balances ……..4,00
Pennsylvanian Crude.. $ 4,- per vat.
P h i 1 adel p h ja.
Standard White 12,70 c. per gallon.
METALEN.
Loco-Noteerinen te Londen:
I
1 Koper
Tin
1
Lood
Zink
Data
Clee.
Standard
1
27 Mei
1918..
nom.
110.-/- 355.-/-
30.10/-
52.-/-
17
,,
1918..
nom.
110.-!-
363-1-
30.10/-
52.-/–
25 Mei 1917..
nom.
130.-!-
253.17/6
30.10/-
–
26 Mei 1916..
95/- 121.-!- 193.-!-
1145.15/-
31.101-
98.-1-
20 Juli 1914..
51.41-
61.-!- 19.-!-
21.101-
488
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Mei 1918
BANKA-TIN.
In Nederlandsch-Indië zijn in April 1918 verkocht
872 pikols ouvernements-Bankatin. De opbrengst daarvan
bedroeg ongeveer f182.000,—. (St.ct.)
VERKEERS WEZEN.
SCHEEPVAART.
(IRAAN.
Data
Petra.
grad
Londeni
Rdam
Odessa
Rotter-
dam
All. Kust
Ver. Stalen
San Lorenzo
Rotter-
Bri,fol
Rotte?-
Enge-
dam
Kanaal
dam
land
20125
Mei 1918
–
–
–
501—
–
2251-
13/18
,,
1918
–
–
–
501-
–
2001-
21/26
Mei 1917
–
f
7,—
40/-
f52,25
142/6
22/27
Mei
1916
–
–
,,18,25
1316
,,110,-
17216
Juli
1914
ii d.
713
1/11
‘/4
1/111/
4
12/- 12/-
KOLEN
Cardif
Oastk. Engeland
Data
Bar-
deaux
I
G enua
Port
Said
La
Plato
Rolter- 1
dom
1
GoiLen.
burg Rioter
20/25 Mei 1918
691-
101/3
200/- 120/-
–
Kr.165
13118
,,
1918
691-
10113
–
120/-
–
,, 165
21128 iilei 1917
69/-
101/3
1401-
100/-
–
200
22/27 Mei 1916 fr 59,—
871-
105/-
–
f 6,50
,,
32
Juli 1914 ,,
7,—
71-
713
1416
3/2
41-
27 Mei 1918.
Trachtell
voor de houtvaart
bleven stijgen.
Naar de Oostkust van Engeland werd betaald van de lagere
ADVERI
distrikte,, Kr. 320,— per standaard, van West Zweedsehe
havens ca. Kr. 200,—.
T)e schéepvaart van Nederland op Skandinavië werd nog
niet hervat. Naar verluidt, is deze kwestie een punt van
bespreking bij de economische onderhandelingen met Duitsch-
land, waarvan spoedig een oplossing verwacht wordt.
DIVERSEN.
B,mbay
Birma
–
Vladivo-
Chili
D ata
West
Europa
West
Europe
stack West West
Europa
(d. w.) (rijst)
Europa
(salpeter)
275/-
500/-
–
1851-
13118
,
…… ……
275/-
5001-
–
20/25
Mei
1918 …….
350/-
4001-
–
160/-
21/26
Mei
1917 …….
125/-
.
–
–
–
22/27
Mei
1916 …….
Juli
1914 ……
14/6
1613
25/-
22/3
RIJN VAART.
Week van 20 tot 27 Mei 1918.
De toestand op den Bovenrijn is in de afgeloopen week
geheel dezelfde gebleven als de vorige week; de toevoeren
en verladingen hadden op dezelfde wijze plaats, terwijl de
vrachten op hetzelfde niveau bleven. De waterstand was
gunstig, alleen trad in de laatste dagen dèr vorige week
weder eenige val in, hetgeen echter nog geen invloed op het
afladen der schepen heeft. De vrachten werden onveranderd
met Mk. 2,50 per ton naar Mannheim genoteerd, terwijl voor
sleeploon 16 Pl. werd betaald.
Van Rotterdam naar de Ruhrhavens overtrof tle vraag
naar sleepwerk verre het aanbod, zooclat de prijzen wederom
varieerden tussehen 25/10 cents boven het 50 cents tarief.
Er werd geen enkel schip bevracht.
ENTIËN
De N.V. Nederlandsche’Huistelefoon-Maatschappli
ROTTERDAM
– ‘s-GRAVENHAGE
GRONINGEN
Telefoon 3600
Telefoon H 280, 300
Telefoon 1555
levert uit voorraad TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES, etc.,
in huur en koop.
Herstelt en onderhoudt on d er g a r anti e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.
PROSPÉCTUS GRATIS.
NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK
KONINKLIJKE
HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM
tegen
HOLLANDSCHE
pCt. Obligatiën
5
Gecertificeerd do6r de Centrale Trust-Compagnie
L LOYD
Verkrijgbaar in stukken van
f
2500,—,
f
1000,—,
f
500,— en
f 100,-
op
elk goed effectenkantoor
AMSTERDAM
Geregelde
Passagiers-
en
Vrachtdienst
GE B R 0 E D E R S CH A B 0 T
ROTTERDAM
met nieuwe, moderne
•
S
post-stoomschepen
–
KASSIERS en MAKELAARS in ASSURANTIËN
TUSSCHEN
Deposito’s.
–
Rekening-Courant.
–
Franco Chèque-Rekening.
A M S T E R D A M
Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland.
–
Aan- en Ver-
EN
koop van Fondsen.
–
Bewaarneming en Administratie van Effecten. ZUID-AMERIKA
VIA
Oorlogs-, Transport-, Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen
NEVI YORK
van eiken aard.
t