Ga direct naar de content

Jrg. 3, editie 125

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 22 1918

22 MEI l9b

A UTEUISP.ËCHT VÖÔRBEF!OUDEN

Ec

onomisch,-Stati
‘stische

Ben”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VCOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

3E
JAARGANG

WOENSDAG 22
MEI 1918

No. 125

INHOUD
BIz.

EENHEID VAN CRISISBELEID
door
Mr. G. 1V. J. Bruin8 ….
441
De regeling van den in- en uitvoer van

Nederlandsch-
Indië door
II.

Coljn
.
……………………….
443
Het wetsontwerp tot wijziging der 0. W. belastingwet
1916
444
Werkloosheid en Voedselproductie door
K.
Dilling ……
445
Uitbreiding der Nederlandsche handelsbetrekkingen met de
Vest en omgevinglil door
W. R.
]llenhnlan

……..
448
De vermindering van onzen veestapel

…………….
449
Vreemdelingenpolitie door
J. Krabbe ………………
450
Binnenvaart

………………………………..
450
De Fransch-Nederlandsche handel

………………..
452
AANTEEKENINGEN:
Spoorwegen in de Boven-Kongo………………..
453
De handel van de V.S. in
1917 ………………..
453
Het afzetcontingent voor Kali in
1918 …………..
453
Amerik. lezing van de inbeslagneming onzer schepen.
454
BOEKAANKONDIGING
0.
m.:
Mr. J. H. W. Swellengrebel: De Spaarbank te Rotterdam
454
Mr. P. J.

M. Aalberse e. a.:

Sociaal Jaarboek voor
Nederland.

1918

1

……………………….
454
INGEZONDEN STIJKKEN:
Wetsontwerp ter wering van buitenlandsche fondsen..
455
REGEERINGSMAATREGELEN
OP
HANDELSGRBIED

…………
455
MAANDCUFERS: Ontvangsten van Spoor- en Tramwegmaatschappijen..
456
STATISTIEKEN
EN
OVERZICHTEN

………………457-463
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
.
Goederenhandel. Bankstaten.
Verkeerswezen.

21
MEI
1918.

Ook deze berichtsweek was de geldmarkt weder

ruim. Tot de medio bleven de noteeringen onveranderd

en was er iets minder aanbod van geld, vooral van

cailgeld, maar daarna nam de geidruimte sterk toe,

zoodat de prolongatierente op 2Y2 pOt. terugliep. Ook

particulier disconto was lager. De stemming was

hier echter meer verdeeld, omdat het vooruitzicht

van de uitgifte van schatkistpapier, de nemers van

disconto eenigszins terughoudend maakte. De notee-

ringen wisselden tusschen 2% en 3Ys pOt., terwijl een

enkelen dag eenige kleine posten prima papier

t
2Y2 pOt. plaatsing vonden.
*

*
*

De inschrijving op het schatkistpapier had een gun-

stig verloop. Ingeschreven werd voor
f
57.078.000,—.

Toegewezen werden
f
7.940.000,— driemaan dspromes-

sen
. f
993,38;
f
14.870.000,— zesmaandspromessen

it
f
986,01 en
f
11,680.000,— jaarbiljetten
t
f
f.009,25;

gevende een netto rendement van iesp. 2/8, 21
4
en

31
‘/16
percent.

De wisselmarkt was zeer opgewonden. Het grootste

gedeelte der week overheerschte een buitengewoon

flauwe stemming en was er voor verschillende wissels

slechts met moeite plaatsing to vinden. Vooral de

Ententewissels waren sterk aangeboden en bereikten

nieuwe laagte4tanden. Londen noteerde 9.20, New

York 1.94, Parijs 34.—. Maar ook Berlijn en Weenen

waren zeer flauw ca. 37.80 en 22.90. Vrijdag was de

stemming echter plotseling gekeerd. Een duidelijke

aanleiding was er niet. Over het algemeen meende

men een meer vredelievende gezin dheid te ontdekken

in verschillende in het Engelsche lagerhuis gehouden

redevoerinen. Een verdere aanleiding was een gelijke

beweging in de koersen in Zwitserland. Evenals hier

gaf de economische toestand er aanleiding tot een

sterke daling van de buitenlandsche wisselkoersen.

Het moeilijke verloop van de onderhandelingen over

een handelsovereenkomst, zoowel met Duitschian d

als met de Entente
j
deed een gespannen toestand

ontstaan. Donderdagmiddag meende men, dat de

onderhandelingen beter begonnen te vlotten, waarna

daar een krachtig herstel in de wisselkoersen intrad.

Door de aanhoudende daling der laatste weken was

men te onzent bij uitzondering tamelijk veel in

blanco in Londen, zoodat ook hier een sterke reactie

intrad, te sterker daar de markt door de feestdagen

zeer beperkt was. Slot circa 9.60, 2.—, 35.50 en 40.—.

Die Tweede Kamer heeft het wetsontwerp tot ver-

lenging en wijziging van het octrooi der Nederland-

sche Bank
1)
aanvaard, nadat een amendement aan-

genomen was de nieuwe bepaling, dat zou kunnen
bepaald worden dat de Bank zich niet zal belasten

met het te gelde maken van coupons en dividend-

bewijzen van in bewaring genomen effecten, te doen

vervallen.

t
) besproken op pag.
226
v.v. No.
115.

EENHEID VAN CRISISBELEID.

De uiterst ernstige omstandigheden, waarin ons
land ten opzichte van de voorziening in de behoefte aan voedsel en grondstoffen is komen te verkeeren,
omstandigheden, die, zooals de zaken thans staan, alle
kans hebben in den tijd, die voor ons ligt, in plaats
van beter nog steeds slechter te worden, maken hct
voor de Regeering tot een eersten plicht te doen wat
ter verlichting van den nood in haar vermogen ligt.
i)rieërlei staat hierbij op den voorgrond: vermeerde-
iing der eigen productie, een buitonlandsche ruil,
welke zich ten nauwste aan de eigen productie aartL
past en een zoo juist mogelijke verdeeling onder de
bevolking.
Van het belang dezer drie vraagstukken toont de
Rôgeering zich blijkens de in den laatsten tijd inge-
diende wetsontwerpen doordrongen. Een wijziging
der Distributiewet is ingediend, waarbij de macht tot
ingrijpen van den Minister van Landbouw, Nijverheid

442

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

en Handel ter vermeerdering en ter juiste leiding
onzer productie, voortaan zoowel op nijverheids- als
op agrarisch gebied, belangrijk wordt uitgebreid; een
dezer dagen gepubliceerd stel maatregelen zal, in aan-
sluiting o.a. aan een wettelijke regeling nopens het
scheuren van grasland, een zoo verstandig mogelijk
gebruik van den Nederlandschen bodem – helaas
eerst voor den oogst-1919 – in de hand werken; een
wetsontwerp nopens den burgerlijken dienstplicht is
ingediend. Een zich bij de productie aanpassende
regeling van den buitenlandschen ruil zal verkregen
worden door naast den uitvoer ook den invoer onder
het bereik der N. U. M. te brengen, terwijl ter bevor-
dering van cen zoo juist mogelijke distributie den
Minister in het Distributieontwerp bevoegdheden
worden toegekend, die, met de reeds genoemde, dozen
bewindsman een dictatoriale positie tegenover het
economische leven hier te lande zullen geven, welker
wederga misschien alleen te vinden is in het reeds
gedurende eenige maanden in de Vereenigde Staten
aanhangige wetsontwerp, waarbij, op voetspoor van
wat in Lincoin’s dagen geschiedde, de oorlogsbevoegd-
heden van den President worden afgebakend, of juis-ter, niet afgebakend.

Alhoewel over verschillende wetsontwerpen ver-
deeld, behoeft het wel geen betoog, dat deze drie pun-
ten: een zoo groot
mogelijke
productie, een aan deze
productie zich volstrekt aanpassende buitenlandsche
ruil en een zoo richtig mogelijke distributie, niet
anders zijn dan kanten van één en dezelfde zaak. Voor-
al de beide eerstgenoemde: eigen productie en buiten-
landsche ruil behooren zoo nauw mogelijk in elkaiader
te grijpen en vormen feitelijk een organisch geheel.
Ten slotte wordt, naarmate mét de afneming van
onzen uitvoer zoowel onze betalingsbalans als onze
positie
bij
de buitenlandsche onderhandelingen ver-
zwakt, ook de credietverleening aan het buitenland en
mitsdien het eveneens bij wetsontwerp voorgesteld toe-
zicht op de particuliere credietverleening meer en
meer een integreerend deel van het geheel dezer
politiek.
Eenheid van leiding is
bij
dit alles dus eerste ver-eischte. Is deze eenheid thans voldoende verzekerd?

Gaat men na, aan wie het geheel van maatregelen,
hierboven genoemd, in handen wordt gegeven, dan
vindt men drie, of, laat men het in de laatste plaats
genoemd toezicht op de buitenlandsche credietveilee-
ning buiten rekening, twee leiders: de Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel voor het geheel van productie en distributie en daarnevens binnen de door
de Regeering getrokken grenzen de N.U.M. voor den buitenlandschen ruil.
Historisch is deze splitsing van beleid begrijpelijk.
De N.U.M. is opgericht in een periode, thans nauwe-
lijks een jaar geleden, toen ons land er nog geheel anders voorstond en moeilijk te beseffen viel, wat
het intrcden der Vereenigde Staten in den oorlog voor
ons, zou gaan beteekenen. De bedoeling was eenheid te
brengen in den uitvoer naar het buitenland, niet als
onderdeel eener systematische ruilpolitiek, voor ons
levensonderhoud van het grootste belang, maar om,
wat tot op dat oogeublik door verschillende vereeni-
gingen en corporaties geschiedde, in één hand te bren-gen, een goede verdeeling over de afzetlanden te waar-
borgen en ten slotte, voor zooveel billijk en mogelijk,
den uitvoer tegelijk aan de schatkist ten goede te doen
komen. Niet alleen oordeelde men deze taak tot zekere
hoogte los van het algemeene regeeringsbeleid, maar
bovendien slechts ten halve overheidstaak. Mede hierom
werd de vorm eener naamlooze vennootschap gekozen,
waarbij een krachtig regeeringstoezicht en een alge-
meen vetorecht voldoende werden geacht om het
noodige verband te leggen met de algemeene crisis-
politiek der Regeering.
Is evenwel, nu de taak der N.U.M. straks den gan-
schen buitenlandschen ruil zal omvatten en daarmede
tot een integreerend hoofddeel wordt van het gansche
crisisbeleid, door de bestaande regeling de onmisbare

eenheid van beleid voldoende gewaarborgd? Men mag,
naar een woord van den heer Colijn, de verhouding
tusschen Regeering en N.U.M. in dier voege teekenen,
dat het zeggenschap en de aansprakelijkheid der Re-
geering zich er toe beperken de grenzen te trekken,
welke de gestie der N.U.M. afbakenen. Binnen deze
grenzen blijft de N.U.M. uit eigen gezag en onder
eigen verantwoordelijkheid werkzaam, voert zij haar eigen beleid. Nu kunnen deze grenzen uiteraard nau-wer worden aangehaald en uit het ontwerp
blijkt,
dat

dit, wat den invoer betreft, ook inderdaad de bedoe-
ling is. Immers zullen de verbodsbepalingen en in het
algemeen de hij de invoerpolitiek te volgen richt-
snoeren door de Regeering, d.w.z. door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel in overleg met
zijn ambtgenooten van Buitenlandsche Zaken, Finan-
ciën en Oorlog, worden vastgesteld. Of evenwel ook

aldus de thans noodzakelijke eenheid van beleid
voldoende gewaarborgd is, schijnt minstgenomen
twijfelachtig. Maar al te dikwijls heeft de erva-
ring dezer jaren reeds aan het licht gebracht, hoe
weinig ten slotte de gestelde algemeene regel vermag en
hoeveel onder de telkens wisselende omstandigheden
noodwendigerwijs aan het uitvoerend gezag moet wor-
den overgelaten. Ernstig mag dus worden gehoopt,
dat dc scheidende Kamer, die zich thans voor de wei-nig benijdenswaardige taak ziet gesteld nog in allerijl
een reeks grootendeels zeer belangrijke wetsontwerpen
af te doen, zich niet er toe zal beperken de voorge-
stelde bevoegdheidsverruimingen als zoodanig onder
de oogen te zien, doch zich tevens zal afvragen of onder de crnstige omstandigheden van thans en in het licht dezer voorstellen de huidige arbeidsorga-
nisatie wel kan worden gehandhaafd.

Trouwens niet alleen uit een oogpunt van eenheid
van beleid heeft deze vraag reden van bestaan. Im-
mers ook los hiervan is het aan ernstigen twijfel
onderhevig of aan een semi-officieel en in ieder geval
parlementair niet verantwoordelijk lichaam van een
zoo belangrijk deel van het huidig crisisbeleid, als de
zorg voor den buiteulandschen ruil, practisch een
groot stuk in handen mag worden gelegd. Bij de ten
vorigen jare over de N.U.M. gehouden debatten zijn in
de beide Kamers der Staten-Generaal reeds stemmen
opgegaan, die de toenmaals voorgestelde taak onder de
toenmalige omstandigheden feitelijk reeds een deel
der overheidstaak achtten. Thans is dit, ook al wordt
de bevoegdheid der N.U.M. binnen enge grenzen
teruggebradht, voor het voornaamste deel harer taak
stellig niet meer voor betwisting vatbaar ).

Is deze voorstelling juist, dan is er echter alle
reden om niet verder op dezen weg voort te gaan,
doch, zich spiegelend aan het gebeurde met de Com-
missie van Bijstand, reeds thans terug te keeren tot
den normalen bestuursvorm, waarbij alles wat op het
terrein der overheid ligt, gebracht wordt onder leiding
en volle parlementaire verantwoordelijkheid van den Minister van Landbouw, den Crisisminiser of hoe hij
heeten moge. Ook bij de Commissie van Bijstand ging
het om een organisatie, die van de normale afweek
en feitelijk viel buiten de parlementaire verantwoor-delijkheid. Toen ook hier het voortschrjdend Regee-
ringsingrjpen in toenemende mate een vitaat deel van

1)
Reeds op zichzelf brengt trouwens de centralisatie van
den invoer ongelijk grooter zeggenschap mede dan de een-
tralisatie van den uitvoer. De invoer toch betreft de aan-
vulling onzer voornaamste levensmiddelen en grondstoffen,
vooral aan den invper zijn thans de groote buitenlandsche
credieten gebonden, het is de ceritralisatie van den invoer,
die tevens virtueel cle goudpolitiek der Nederlandsche Bank
in handen legt van de N.U.M. Ook het verband tusschen
Ned. Bank en N.U.M. op grond van de nieuwe laatste zin-
snede van art.
1
geeft aanleiding tot enkele vragen, die
thans te ver zouden voeren, doch die aan beteekenis winnen
door het ook hier uit de winstverdeeling der Bank voort-
vloeiend en na
31
April
1919 nog toenemend financieel be-
lang, dat voor den staat aan credietverleening door de Bank
boven financiering door uitgifte van openbare schuldbrieven
verbonden is.

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

443

het regeeringsbeleid in handen der OQmmissie kwam
leggen, kon het niet anders of dit moest, wanneer
althans het parlementair stelsel hier te lande nog
eenige levenskracht bezat, op een goeden dag breken,
hetgeen dan ook, en o.i. terecht, geschied is. Het is
thans niet de plaats op deze ongelukkige episode in onze crisisgeschiedenis, dubbel betreurenswaardig,
omdat de correctie van de aanvankelijk gemaakte fout

het land kwam te staan op de medewerking van een
man, wiens organisatievermogen en kennis van bui-
tenlandsche verhoudingen in deze tijden niet aan den
dienst van het land had onttrokken mogen worden,
nader in te gaan. Zij strekke echter in soortgelijke ge-vallen tot waarschuwing.

Wellicht zal men tegenwerpen, dat de vergelijking
in zooverre niet opgaat, dat er ten opzichte van de
N. U. M. nog een bijzondere reden bestaat, die tot den
gekozen vorm leidde, de wensch n.l., dat, waar het
hier een optreden tegenover het buitenland betrof, de
Regeering. als zoodanig in beginsel oj den achtergrond
zou blijven. Inderdaad is dit argument bij de debatten
meer dan eens naar voren gebracht. En tot zekere
hoogte zal men de, juistheid hebben te aanvaarden. Opdracht aan een afzonderlijke organisatie van een belangrijk deel van het crisisbeleid buiten de parle-
mentaire verantwoordelijkheid, is er echter niet mede
gemotiveerd. Zelfs bij volledige invoeging in de be-
taande departementale organisatie zou zonder veel
moeite in de gevallen, waarin zulks wenscheliik is. de
beoogde tusschenschakel te vinden zijn, terwijl aan den
anderen kant, nu het buitenlandsch verkeer meer en
meer door algemeene, het geheele terrein bestrijken-
de overeenkomsten wordt beheerscht,’ het argument
sterk in beteekenis verliezen moet.

Ook deze redeneeringen voeren ons dus tot het
reeds in den aanvang gewonnen resultaat: geen split-
sing in het organisch samenhangend crisisbeleid,
maar opdracht van het geheel aan een in den parle-
mentairen bestuursvorm passenden . bewindsman of
instantie, die niet alleen de hoofdlijnen van het te
voeren beleid vaststelt, maar onder wiens verantwoor-
delijkheid ook over de geheele linie de uitvoering

plaats vindt
1)
en in wiens handen men in dat geval
gerust ruime bevoegdheden leggen kan. Niet tegen
een krachtig uitvoerend gezag verzet zich het parle-
mentaire stelsel, vel echter tegen opdracht van een
deel der regeeringstaak aan lichamen of personen
zonder parlementaire verantwoordelijkheid. B.

DE REGELING VAN DEN IN- EN UiTVOER

VAN NEDERLANDSCH-INDIE.

Telkens blijkt opnieuw hoeveel misverstand er be-
staat in zake het vraagstuk van de regeling van den
in- en uitvoer van Nederlandsch-Indië. Laatsteljk
levert het artikel van den heer Cremer in de E. S. B.
van 15 Mei daarvoor weder een bewijs. Al dadeljk
volgt deze slotsom uit het feit, dat de schrijver, gelijk
v65r hem anderen,
hoofd-
en
nevendoel
van de in de
bekende motie uitgesproken wensehelijkheid verwis-selt, wat als een bepaalde fout is te beschouwen, om-
dat uit de uitvoerige notulen van het ter vergadering
gesprokene zonneklaar blijkt, dat het vraagstuk der
scheepsruirnle
de geheele discussie beheerschte.

Het is duidelijk, lat de te onzer beschikking geble-
ven tonnage onvoldoende moet worden geacht het
totaal der exportproducten uit Nederlandsch-Indië af
te voeren. Daaruit vloeide voort, dat maatregelen ge-
nomen dienden to worden om ter zake van de versche-
pingen zooveel mogelijk alle belanghebbenden over
déne kam te scheren; om te trachten, dat ieder produ-
cent (c.q. exporteur) zijn billijk deel in de beschikbare
scheepsruimte verkrijgen kon.
Niet alle producenten, niet alle exporteurs beschik-

1)
Dat ook in dit stelsel voor speciale onderdeelen als de financiering der verleende credieten e.d. de tusschenkomst van een speciaal lichaam als de huidige N. IJ. M. mogelijk
blijft, zal geen nader betoog behoeven.

ken over zoodanigen invloed en zoodanige relaties, dat
zij, in de tegenwoordige omstandigheden,
in staat zijn
om inzake verkoop en versc.heping te bereiken wat in
gewone tijden geen bijzondere zorg baart.
De noodzakelijkheid van een z.g. rantsoeneering van
scheepsruimte werd algemeen ingezien.
Algemeefl,

omdat ook in de Amsterdamsche vergadering van
5
April eene noodzakelijke verdeeling van de beschik-
bare tonnenmaat niet werd bestreden. Feitelijk blijft
dus alleen de vraag langs welken weg dit doel kan
worden bereikt. De Haagsche vergadering was van
oordeel, dat het meest werkzame middel gelegen was
in een algemeen uitvoerverbod verbonden met een
licentiasysteem.

13ij herhaling heeft de Voorzitter der Haagsche
vergadering betoogd, dat dit iets geheel anders was
dan de ‘.N
Lederlandsche Export-Centrale, die zelf over
den uitvoer van goederen met het buitenland onder-
handelt.
Rier
werd niet anders beoogd dan vereeni-
ging der verschillende producenten van dezelfde soort
in één groei); welke groepsvereenigingen, de belangen
harer leden ropresenteerende, in directe verbinding
zouden staan met het Regeeringsbureau, dat – in
verband met den beschikbaren. tonneninhoud – de
vergunningen tot
versciveping zou
verleenen. Z66,
aldus was het oordeel van de meerderheid der Haag-
sche vergadering, zou er zooveel mogelijk gelijke
behandeling voor allen zijn.

Nu kan men’ natuurlijk van oordeel zijn, dat er
andere, misschien zelfs betere middelen zijn aan te
wijzen om tot een billijke rantsoeneering der scheeps-
rnirnte te geraken. Dat men die dan aanwijze! Tot

heden werd dit ng steeds
niet
gedaan. Maar in geen
geval is er aanleiding de voorstanders der Haagsehe motie te betichten van zooveel gemis aan doorzicht,
dat zij iets zouden hebben gewenscht als belemmering
van den uitvoer uit Indië. Ook zij willen uitvoeren!
Zooveel als mogelijk is en zoo snel als maar denkbaar
is. Maar zij wenschen, dat daarbij de belangen van

allen
tot hun recht zullen komen.

T
ernioe
d
e
lijk is het misverstand – want ik neem

aan, dat er van niets anders sprake is – een gevolg
van het feit, dat in de Haagsehe motie de venscheljk-
heid wordt uitgesproken, dat
,,00lc
rekening worde
,,gehouden met de algemeene belangen van de door
,,Nederland en zijn Koloniën gevormde Staatkuiidige ,,eenheid en dat zij
bijdrage
tot bevordering van den
,,invoer.” Reeds uit de woordkeuze blijkt, dat dit niet

hoofddoel,
maar neven.doel is. Door nu dit nevendoel
tot hoofdzaak te maken en het eigenlijke doel op den achtergrond te schuiven, contrueerde men voor zich-
zelf een schrikbeeld, dat – gelijk immer – met de
werkelijkheid niets heeft uit te staan.

Het is niet noodig in den breede uiteen te zetten
waarom ook acht geslagen dient te worden op hetgeen
in den staart der motie werd uitgedrukt. Wie een
geopend oog heeft voor de
mogelijlche’id
van groote
economische tegenstellingen ook na de sluiting van den
vrede, zal beseffen, dat bijzondere voorzichtigheid hij
den uitvoer van onze tropische grondstoffen geboden
zal zijn. Werd niet reeds onlangs in een voornaam
Engelsch blad de stelling bepleit, (lat Nederland niet het recht had
1
6m,
na den vrede,
b.v. aan Duitschiand
koloniale producten te leveren, indien Engeland tot
eeri economischen oorlog mocht besluiten? En nu weet
ik wel, dat zulk een betoog onze gedragslijn kan noch
nag bepalen, maar wel zijn zulke uitlatingen eene
aanwijzing, dat cle Regeering goed zal doen om bij
onzen uitvoer een oog in het zeil te houden. Un homme
averti en vaut deux!
Voorts is het m.i. volkomen geoorloofd er voor te
zorgen, dat, bij de volstrekte afhankelijkheid van het
inoederland van het buitenland, na de vredessluiting
de koloniale producten er toe bijdragen onze ruil-
objecten tegenover hetgeen wij van elders behoeven,
te vermeerderen.

En eindelijk, indien het mogelijk bleek den invoer

444

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

in Indië te bevorderen door aan den uitvoer van
sorn’niege
artikelen voorwaarden te verbinden, waarom
zou zulks dan ongewensc.ht
zijn? Indië heeft een
tekort van velerlei zaken. Het buitenland heeft som-
mige indische producten zeer noodig. Ik denk b.v.
aan
tin.
Zou men dan niet mogen trachten in ruil voor
den uil:voer van tin den invoer te bedingen van zaken,
die Indië op zijn beurt niet missen kan?
Maar nog eens: dit alles was
nevcn.doel.
De hoof d-
zaak was rantsoeneering van de scheepsruimte. En
wanneer iemand een ander even werkzaam middel als
een iiitvoerverbod met licensies weet aan te wijzen om
daartoe te geraken, dan bahoeft de vredessluiting tus-
schen voor- en tegenstanders der Haagsche motie geen
minuut langer te worden uitgesteld.

Ik zou niet gaarne den indruk vestigen alsof ik met
niets in ‘s Heeren Cremers artikel accoord kon gaap.
integendeel sluit ik mij van harte aan bij veel van
hetgeen in de laatste anderhalve kolom voörkomt.
De onmogelijkheid, dat men in Indië zelf zou kun-
nen onderhandelen over contraprestaties is evident.
Wil men dat ten aanzien van sommige artikelen doen,
dan moet het
niet
geschieden. Indië mist daarvoor
het orgaan en men overziet er de algemeene toestan-
den niet.
En wat het varen onzer nog overgebleven schepen
betreft, dat moet gewaagd ondanks alle bedenkingen.
En om den wille van Nederland èn om dien van Indië!

H.
COLIJN.

HET WETSONTWERP TOT WIJZIGING DER

O.W.-BELASTINGWET 1916.

Is er vaak geklaagd over liet langzaam werlcen der Nedenlandsche wetgevende machine, sinds Juli 1914
hebben wij ettelijke malen te constateeren, dat de
machine – in stede van te langzaam te werken –
somtijds plotseling aan het door-slaan geraakt op een
wijze, die alweer evenzeer tot bedenking aanleiding
geeft. Vermoedelijk is het de vrees geweest, dat ten
aanzien van het thans aanhangig gemaakt ontwerp
zich een geval van ,,door-slaau” zou voordoen. – die er toe leidde, reeds v66r publicatie van het ontwerp,
belanghebbenden te doen samenlöopen tot protest.
Hetgeen natuurlijkerwijze anderzijds met meesmuilen
werd beantwoord. Wellicht ware het beter geweest,
als beide partijen hadden afgewacht, wat het Ontwerp
zou brengen.
Het wetsontwerp ligt thans voor ons en het schijnt
zoo, dat de protesteerenden voor een goed deel zullen
moeten in-binden. Hèt argument tegen verhooging der O.W..helasting – de wetgever doodt de energie
onzer nijveraars en kooplieden, hij belet kapitaalvor-
ming – blijkt door den ontwerper ernstig te zijn
overwogen en heeft geleid tot eenige bepalingen, be-
doelende het aangeduid bezwaar te ondervangen. Ook
de Minister blijkt overtuigd, om het gemeenzaam uit
te drukken, dat ,,pot-vormen” nuttiger is dan ,,pot-
verdeelen”, laat staan ,,pot-verteren”.
Jammer daarnaast, dat uit technisch oogpunt het
ontwerp zoo weinig aan redelijke eischen voldoet.
De voorgestelde wetswijzigingen komen op het vol-
gende neer:

verhooging van het belastingprcentage;
maatregelen ter voorkoming dat kapitaalvor
ming te zeer zal worden tegengehouden;
invoering van ,,voorloopige” aanslagen;
uitbreiding der compensatie-mogelijkheid van
oonlogsverlies met oorlogswinst;
wijziging van art. 100 der wet, betreffende het
tijdstip waarop de O.W.-belasting zal worden afge-
schaft.
Over elk dezer onderdeelen een enkel woord. Tijd
en bestek laten niet toe een uitvoerige behandeling,
als het ontwerp anders zou verdienen.
1 Over de verhooging van het heffingspercentage
laat zich ten slotte weinig zeggen. De hoofdvraag –

hoever de wetgever ten deze kan gaan – is er een van
psychologie. Op welk punt zal men de grens hebben
bereikt, waarop de industnicelen, kooplieden, reeders
er ,,het bijltje
bij
zullen neerleggen”, om liever te gaan
rentenieren dan te blijven arbeiden? Er op te vertrou-
ven, dat men met ,,buigerlijken dienstplicht” den
baloorige toch wel tot arbeid zal kunnen dwingen, zou
gevaarlijk zijn. Nog een waarschuwing moge hieraan
worden vastgeknoopt: behalve door hooge heffing,
make men het slachtoffer niet nôg balooriger door
technische onvoidoendheid der i’egeling, door groote
onzekerheid, door bepalingen, die willekeur mogelijk
laten. Eerste eisch moet zijn, dat men wéte, waar men
aan tce is.

2) Ter bevordering van kapitaalvorming wordt
tweeërlei concessie voorgesteld: a. niet als winst zul-
len worden beschouwd uitkeeringen wegens teloorge-
gane of verkochte waarden voor het bedrag waarmede
de uitkeering de balanswaarde der betreffende zaken
te boven gaat;
b.
bij reservevorming zal over het be-
drag, dat niet onder rechthebbenden op de winst wordt verdeeld, de belasting tot de helft worden
teruggebracht.

Allereerst valt op, dat de tweede concessie geldt
enkel voor belastingplichtigen ,,bedoeld bij art. 3 sub
1
0
, 2° of 3°” der wet – kort gezegd de corporaties –
terwijl de eerste concessie algemeen schijnt te gelden,
66k voor particuliere ondernemers. Intusschen, het
wetsontwerp lijdt hier aan teèhnische malaise. De
slotwoorden van het voorgesteld art. lObis, waarin
de eersthedoelde concessie is vervat, behelzen, dat de
bepaling alleen geldt, als ,,ten genoegen van den Minis-
ter van Financiën wordt gewaarborgd, dat (de) uit-
keeringen niet onmiddellijk of middellijk in eenig
jaar geheel of gedeeltelijk onder rcchthebbenden op de
winst zullen worden verdeeld.” Deze uitdrukkingen
zijn alleen van toepassing op corporaties, ten aanzien
van particuliere ondernemers hebben zij geen zin.

Is er reden hier te onderscheiden tusschen particu-
lieren en corporaties? De laatsten worden ditmaal in
gunstiger positie gebracht. Is het ter goedmaking van
hetgeen bij Registratiewet, Dividend en Tantième-
helastingwet aan haar werd misdaan? Krijgt men
deernis met het zwarte schaap, de naamlooze vennoot-
schap, te vaak voor een extra-seheer-beurt uitverko-ren? Hebben wij de helastingmethode: extra-heffing
wegens een bepaalden bedrjfsvor?n meermalen bestre-
den, zoo voegt het ook hier bezwaar te maken, als
ondernemingen in den corporatieven
vorm
gedreven,
tegenover anderen, ditmaal, worden bevoordeeld.

• De fout van het Ontwerp hangt o.i. samen daar-mede, dat de gedeeltelijke vrijstelling afhankelijk
wordt gesteld van het niet tot uitdeeling brengen van
een winstdeel. Niet het niet-uitdeelen had criterium
moeten zijn, m6ér het houden van het winstdeel
in het
bedrijf,
ter instandhouding of uitbreiding van feite-
lijke bedrijfsmiddelen, werktuigen, grondstoffen, sche-
pen, enz. Zoo is liet ook in de Ministerieele Resolutie
betr. de Reederijen, welke blijkens de Memorie van
Toelichting, tot voorbeeld strekte bij de voorgestelde
regeling. Aan de R’eederijen werd een gunstige wets-toepassing toegestaan (niet zonder wettelijken onder-
grond, naar de Minister in de Mernorie van Toelich-
ting zich vergist),
niet
onder het beding alleen dat
zij geen dividend zouden uitkeeren,
?naar
onder oor-
waarde dat zij nieuwe schepen zouden erwcrven, zich
van nieuwe bednijfsmiddelen voorzien.
Wij geven het aanstonds toe: liet zal moeilijk zijn
een juiste omschrijl.’ing te vinden voor het winstdeel, dat van vrijstelling of lagere heffing zal mogen profi-
teeren. Het criterium: ,,niet-uitkeering” achten wij in
elk geval bedenkelijk; elke regeling tot uitvoering zal
op groote practische bezwaren vastloopen. Er mag
geen uitdecling geschicdn ,,eenig jaar” – hoe lang
niet? – ,,middellijk noch onmiddellijk” – maar als
het winstdeel wordt aangewend tot afsehrijving op
nieuw verkregen hedrijfsmiddelen en met die bedrijfs-
middelen weer nieuwe winst wordt gemaakt, waarbij

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

445

van de afschrijving wordt geprofiteerd, w5uir zal dan
de grens te trekken zijn bij de beoordeeling of ,,mid-
dellijke” uitkeering plaats grijpt? Ik herhaal mijn
waarschuwing. Eerste eisch zij, dat de belastingplich-
tige wete, waar hij aan toe is. Onzekerheid is erger
dan hooge belasting.
De inspecteurs der belasting hebben het te druk.
Als remedie wordt voorgesteld. . . . hen met nog meer werk te belasten, immers heh behalve de gewone aan-
slagen ook ,,voorloopige aanslagen” te laten vaststel-
len. ,,Voorloopige aanslagen”, die onzeker zullen blij-
ven – hoe lang? ik word eentonig, lezer – maar één-
maal nog moge het worden herhaald: éérste eisch is,
dat de fiscus de inenschen niet in onzekerheid late.
Volgens de geldende wet mag oorlogsverlies met
oorlogswinst worden gecompenseerd – met beperking
der teruggave van belasting tot die over de twee
veorafgaande jaren betaald. De wijze waarop dit inder-
tijd werd gemotiveerd, doet ons thans eenigsains nkïef
aan. Zoo lezen wij: ,,Ook wordt bij den belastingplich-tige het gevoel van een billijkheidsaanspraak op terug-
betaling na verloop van tijd minder”, enz. Verder
argument was, dat ,,anders de Regeering zeer lang in
onzekerheid zou verkeeren” omtrent het bedrag als
Rijks-O.W. te boeken. Ook dit argument is door den
tijd achterhaald. Staat het thans reeds vast hoeveel
de O.W.-belasting over 1915 definitief heeft op-
gebracht?
Voorgesteld wordt thans de beperking der terug-
gaaf van belasting tot die over twee jaar te doen ver-
vallen. Alle O.V. zal niet alle O.W. mogen worden
gecompenseerd. Hiermee wordt weer een stap gedaan
in de richting eener billijke regeling. Wie ten slotte
van den oorlog zal hebben geprofiteerd – zal zich
eerst
ult
den oorlog laten beoordeelen. Maar ook hier weer
rijzen
technische vragen: Heeft
men zich voldoende rekenschap gegeven van de moei-
lijkheden, die de toepassing zal opleveren, gezien de
tusschentijdsche verspringing van het heffingsper-
centage?

De wijziging van art. 100 der wet (betreffende
het tijdstip, waarop de heffing zal eindigen) kan ons
niet bizonder belang inboezemen. De wet behelsde in
dit opzicht een voorschrift, gericht niet tot het pu-
bliek – mâdr tot den Wetgever zelf: binnen een jaar,
nadat de oorlogstoestaud is geëindigd zou afschaffing
der wet aan de orde moeten komen. Minister Treub
stelt véér, daarvoor in de plaats te stellen, dat ,,de
heffing geschiedt voor het laatst over het jaar waarin
de vrcde zal tot stand komen.” Maar wie waarborgt,
dat de wetgever van straks niet voor de verleiding zal
be’.wijken de extra-belasting nog maar een tijdje te
continueeren. Leert niet de ondervinding, dat de wet-
gever ‘zèlf vaak zeer ongehoorzaam is, als het geldt een
wutgcversvoorschrift – tegen bepaalden tijd een
nieuwe regeling te treffen – na te komen?
Maar ook hier weder: de bedéeling moge geappre-
cieerd worden: laat de wetgever er toch voor zorgen,
dat wij niet na de O.W.-belasting een Vredesbelasting
krijgen, die Handel, Landbouw, Nijverheid en Scheep-
vaart op bedenkelijke wijze zou beletten zich te ont-
plooien, zooals dan noodig zal zijn.

*

Trekken wij onze conclusie, zoo kan onze critiek
worden samengevat in enkele woorden: goede bedoe-
ling, onvoldoendb uitwerking. Zal de Tweede Kamer
in extremis zich bevoegd achten en in staat blijken de
technische euvelen te overwinnen?

Ten slotte nog één aanteekening Van het feit, dat
verhooging der belasting noodig is, zegt de Minister,
heeft hij gebruik willen maken ,,eenige leemten aan
te vullen, die
bij
de toepassing der wet bleken te be-
staan”. Laten wij de vraag of met ,,eenige leemten”
voldoende wordt aangeduid wat aan de O.W.-wet 1916
hapert, maar niet te zeer uitwerken. Wil men werkelijk van deze gelegenheid gebruik
maken enkel de ergste onbilljkheden der Wet 1916
te verhelpen – ik vrees, dat wij naast artikelen ,,bis”

en ,,ter” faldra artikelen ,,septies-decies” etc. te bewon-deren zouden krijgen. De geheele basis der wet: verge-
lijking van verdienste met die van 5, zegge vijf of
meer jaren geleden gemaakt; de onderscheiding, als
grondslag aangenomen, tusschen vermeerdering van
inkomen en vermeerdering van vermogen (bij corpo-
raties later door den fiscus verworpen); de vrijstel-
ling van speculatiewinst op effecten; de niet-onder-
scheiding op welke wijze de vermeerdering van inko-
men is verkregen (door arbeid of door toeval), – ten
aanzien van al deze punten, en vele meer, zou er waar-
lijk wel reden zijn voor den wetgever van 1916 zijn
gedachtén van toen nog eens opnieuw weer-over-te-
denken ……. Maar laat ik niet verder van huis
raken.
SCH.

Nog een paar technische opmerkingen: Vallen onder
,,Uitkeeringen, wegens verkochte waarden” (art. 10bis) niet
alle verkoopprijzen van verkochte zaken? Ad art. 24ter: een corporatie kan toch ook anders ophouden te bestaan dan krachtens besluit tot ontbinding. In de tabel van art.
26bis moet inplaats van ,,meer dan
f
1000,—
minder dan
f
2000,—
…..meer dan
f
2000,—”
gelezen worden ,,meer
dan
f
1000,—
en niet meer dan
f
2000,—
…. meer dan
f 2000,—”. Verzuimd is de bij een tabel als deze nood-
zakelijke correctie, ter voorkoming, dat wie
f
2100,—
be-
lastbare winst maakte slechter af is, dan wie
f
2000,-
maakte. Laatstgenoemde houdt na betaling der belasting
f1500,—
over, eerstgenoemde
f
1470,—. Enzoovoorts. Waar-
lijk, het Departement van Financiën – men denke ook aan
de Registratie- en Zegelwetten – moet eens omzien naar
een commies-juridieken-schoolmeester. S.

WERKLOOSHEID EN VOEDSELPRODUCTIE.

Gedurende den wereldoorlog treedt in neutrale
zoowel als in oorlogvoerende landen de beteekenis
van productie door middel van den bodem steeds meer
op den voorgrond. Terwijl v66r den oorlog de stede-
lijke bëvolking in het algemeen weinig begrip had
van de waarde der vaderlandsche bodemproductie
voor ons eigen land, is door den nëod der tijden
daarin een gunstige verandering gekomen. Thans is
er bijna niemand meer te vinden, die er niet naar
hunkert te beschikken over een plekje van ons aller
Voedster, Moeder Aarde. Overal zijn met meer of
minder goeden uitslag nijvere handen in de weer om
den onuitputtelijken grond zijn gaven te ontwoekeren.
Alles wat geschiedt draagt in zich een belofte voor een betere toekomst met grootere waardeering van
den vaderlandschen bodem en gelukkig ook van het
groote deel onzer bevolking, dat zich naarstig op zijn
bebouwing toelegt. Het gemeenschapsgevoel van ste-
de]ijke en plattelandsbewoners zal er door worden ver-
sterkt tot heil van het gansche volk. De verzekering
van ons bestaan zal in de toekomst niet het minst
afhangen van gemeenschapszin: één voor allen, allen
voor één.
Tot de groote massa was het, toen de oorlog uitbrak,
slechts weinig doorgedrongen, welk een enorm gebied
binnen onze grenzen woon- noch werkplaats biedt en
geen voedsel voortbrengt; hoe groot een ander deel is,
dat door Öngunstige ligging tea opzichte van verkeer of door onvoldoende ontwatering, door ondoelmatige perceelsindeeling of bebouwink maar een heel gering
percentage voortbrengt van wat het zou kunnen op-brengen. Thans gaan van duizenden oogen en ooren
open voor voorstellen en pogingen tot ontsluiting van
de sluimerende krachten van onzen rijken bodem. Het
woord ruilverkaveling is op weg een gemeenplaats te
worden, evenals ontwatering. Zou de drooglegging

der Zuiderzee door onze volksvertegenwoordiging zijn
aangenomen, als de nood van dezen tijd de gemoederen
niet had wakker geschud? En hoeveel tijd zou er nog
moeten verloopen, alvorens men algemeen inziet, dat
van de faeciliën onzer groots steden niets verloren
mag gaan en men overtuigd is, dat deze zaak van ver
strekkenden invloed is voor de voedselproductie?

In 1916 lag in ons land nog bijna 34 millioen
hectaren woest, ingedeeld als volgt:

446

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

onvergraven hoogveen ……32.500 H.A
vergraven

,,

23.000
heide ………………….390.000

zandverstuiving

……….13.000
duinen ………………..37.000

Sinds 1900 zijn ongeveer 80.000 H.A. woesten grond
in weiden, akkers en hosschen herschapen. Ware dit
niet geschied, dan was er thans voor pim. 300.000
menschen minder voedsel geweest. Met de ervaring,
die de Nederlandsche Heidemaatschappij in haar
bijna 30-jarigen strijd tegen de onvruchtbaarheid van
den bodem opdeed, tot maatstaf, mag men aannemen,
dat circa 300.000 H.A. van onzen woesten grond in

akker- en weiland kan worden herschapen.
Men houde hierbij in het oog, dat de hulpmiddelen
steeds uitgebrèider en volmaakter worden. Met het
graan, voornamelijk rogge, de aardappels, het vleesch,
de melk, boter, kaas en eieren, van die 300.000 H.A.

te winnen, kunnen minstens
1
millioen menschen wor-

den gevoed.
Ieder goed staatsburger zal het als een
voorrecht beschouwen aan het in cultuur brengen
dezer gronden krachtig mede te werken. Immers het
bevordert rechtstreeks de verzekering van ons onaf-
hankelijk bestaan. Het geeft gelegenheid tot belegging
onzer spaarpenningen vlak bij huis en gemakkelijk
controleerbaar. Wij vergrooten daardoor ons nationaal
vermogen en onzer’ invloed als exporteerend land.
Met de ontginning ging het ten onzent véér den
oorlog vrij vlot. Kapitaal en ondernemingsgeest werk-
ten steeds meer samen, in het groot en in het klein.
Het is echter duidelijk, dat er nog veel meer ware ge-
dè.an en er thans minder zorg zou zijn geweest, als
Regeering en volk zich meer bewust waren geweest van de noodzakelijkheid der uitbreiding, zij het ook
ten koste van tientallen millioenen, die niet op staan-
den voet hoogc dividenden opleveren. De oorlog is
voor ons de reveille tot onverpoosde, krachtige werk-
zaamheid tot uitbreiding van de productieve opper-
vlakte.

Tal van industrieën ondervinden in steeds grootere
mate de gevolgen van den oorlog in den onvoldoenden
aanvoer van grondstoffen. Textielfabrieken vooral,
verder machine-, sigaren- en vleeschconservenfabrie-
ken, olieslagerjen enz. en in den allerlaatsten tijd
vooral de scheepvaartmaatschappijen, zien zich voor
het feit geplaatst, het werk geheel of gedeeltelijk stil
te moeten leggen, waardoor een onrustbarende werk-
Iposheid ontstaat. Het is een algemeen belang, de ar-
beiders aan ‘t werk te, kunnen houden en wel zoo
dicht mogelijk bij den huiselijker’ haard. Zooals be-
kend, treft men de textielindustrie voornamelijk in
Twente en den Achterhoek aan. Bij overweging van
de vraag in hoeverre het mogelijk is de werklooze
fabrieksarbeiders aan ander werk te helpen komt een
omstandigheid te hulp. In genoemdé streken toch
liggen uitgestrekte woeste gronden, meerendeels van
nature geschikt voor aanleg tot bouw- en grasland.
Toen zich dan ook in 1915 de eerste verschijnselen
van werkloosheid vertoonden, doordat Nederlandsche
arbeiders tijdelijk gedaan werk kregen in Duitsche
textielfabrieken even over de grens (Gronau, Ahaus
euz.) werden deze door samenwerking van het Steun-
comité met den Nederlandschen Werkloosheidsraad,
door heideoutginning aan werk geholpen: Het werk
stond onder deskundige leiding van personeel der
Heidemaatschappij.
Inmiddels is het getal werkloozen steeds stijgende.
Hun aantal loopt thans in dc duizenden. Het is reeds
duidelijk bewezen, dat het mogelijk is zelfs totaal on-
geoefende arbeiders met goeden uitslag landbouw-,
ontginnings- en grondverbeteringswerk te doen ver-
richten. De meesten doen het werk zelfs met genoe-
gen. De Kunstmest-commissie toonde een goed inzicht
te hebben in de maatschappelijke waarde van het
werk, door de toezegging te doen, dat voor den met
werkloozen bewcrkten grond voldoende kunstmest be-
schikbaar wordt gesteld. Gemeenten, fabrikanten,
steuncomité en werkloosheidsraad vinden steeds een

oplossing omtrent de wijze waarop, en de plaats waar,
de werkloozen zullen gaan werken. Hieraan dient on-
middellijk te worden toegevoegd, dat groote en kleine
grondeigenaren in de meeste gevallen er toe mede-
werken, door beschikbaarstelling hunner gronden do
nieuwe organisatie snel te – doen funetionneeren.

De eigenaar van den grond betaalt voor de bewer-
king enz. eenzelfde bedrag, als hij kwijt zou zijn, als de ontginning met geschoolde krachten wordt uitge-
voerd. Het hangt van verschillende factoren af, hoe-
veel het werk duurder wordt, nl.:

van de
geoefendheid
der arbeiders.
Deze houdt
voornamelijk verband met de streek, vanwaar zij
komen. Vele textielarbeiders, eigenlijk de meesten,
komen oorspronkelijk uit den landbouw. De meesten
hunner hebben zelf een grooter of kleiner stuk grond,
zoodat zij gewend zijn de spade te hanteeren. Zoo ste-
ken de uitkomsten van het werk met werkloozen uit
Wierden, Rij ssen, Hellendoorn, Neede, Enschede,
Winterswijk gunstig af bij die, verkregen met werk-
lieden uit Deventer of Rotterdam. In laatstgenoemde
plaatsen hebben de meesten geen slag van het werk.
Deze factor beïnvloedt zoowel hoeveelheid als kwali-
teit van het geleverde werk. Gaandeweg krijgen de
werkloozen meer routine. Terwijl in den eersten tijd
niet meer dan 30-50 pOt. van de gewone norm
wordt verricht, stijgt de prestatie vrij snel tot boven
50 pOt. en brengen de meesten het tot 80 pOt., som-
migen tot 100 pOt. van die norm. Wegens zwakte, ziekte of ongeschiktheid, vallen in het begin velen
uit, soms 10 pOt. van het aantal.

van dan aard van den grond.
Een geoefend ar-
beider kan met minder inspanning een taaien en
stuggen grond bewerken dan de onervaren collega.

de ligging van het werk ten opzichte der woon-
plaats en het weder,
hebben invloed door het tijdver-lies, dat zij veroorzaken. In de meeste gevallen wordt
de tijd van het heen en weer gaan op den arbeidstijd
in mindering gebracht en betaald tegen standaard-
loon, evenals door regen; vorst e.a. weersinvloeden,
verloren tijd. Deze regeling heeft het gunstig gevolg,
dat de menschen er niet tegen opzien, zelfs over vrij
groote afstanden werk te nemen en geeft bovendien
het voordeel, dat het bouwen van kostbare inrichtin-
gen voor overnachten enz. onnoodig wordt.

van het toezicht en de leiding.
Dit dient niet
alleen in handen van vakkundige, doch vooral van
tactvolle personen te zijn.
Zooals reeds is gezegd wordt een loon betaald, dat
evenredig is aan het standaardloon voor grondwerkers
in de betreffende streek, uiteenloopend van 20-28 ct.
per uur. Zoo spoedig
mogelijk
wordt het werk in
accoord verricht en b.v. per are omgespitten grond

f
1,50 tot
f
2,— betaald, bij een diepte van ongeveer
1 steek = 30 eM. Wanneer grond moet worden ,,op-
gespit”, d.w.z. uit hoogten, ten einde het terrein te
egaliseeren, wordt per M
3
. 10 ct. betaald. Hoewel
eenerzijds accoordwerk gerieflijker is, geeft het ander-
zijds vaak aanleiding tot oneenigheid in
dezelfde
ploeg tusschen meer en minder bekwame krachten.
Kwalitatief wordt op moeilijke b.v. taaie en oneff en
terreinen minder werk geleverd.
l)e gemeente Deventer heeft hare werkloozen werk-
zaam gesteld bij de verbetering van een stuk rivier-
kleigrond op 20 min, afstand van de stad gelegen. De
grond was als grasland in gebruik. Door de zeer on-
eff en ligging verkreeg men van groote gedeelten ten
gevolge van water-overlast een slechter’ en kleiner’
oogst. Het grondwerk heeft ten doel alle gedeelten
een voldoende ontwatering te geven. Ten einde aan de
voedselschaarschte tegemoet te komen, zullen voor.
loopig voedingsgewassen als: boonen, aardappels en haver worden verbouwd. Ook is de grond uitstekend
geschikt voor tarweteelt. De oppervlakte is ongeveer
30 H.A. Er werken circa 200-250 arbeiders.
Van de textielfabriek te Rijssen werker’ de geschik-
ste krachten (de meeste kennen het grondwerk) te
Coimschate, Diepenveen, (,,De Bannink”), Holten

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

447

(Espelo), Lochem, Wierden (Enterveen), Holterberg
en Hellendoorn op ontginnings- en grondverbeterings-
werken, waarvan de leiding in handen is van de Ne-
derlandsche Heidemaatschappij. Het aantal werkloo-
zen loopt ujteen van 100-200 en houdt verband met
(le aankomst van voorraden bij de fabriek. Er wordt
8-10 uur per dag gewerkt. Al naar de streek is het
loon 19-30 cent, gemiddeld 25 cent per uur. Daar
deze arbeiders over het algemeen tegen geschoolde
krachten opwerken, is weinig bijslag noodig. De fa-
brikant betaalt spoorkosten en verloren tijd door
regendagen. Aangenomen kan worden, dat een arbei-
der bij een werktijd van 8 uur â gemiddeld
.
25 cent
per uur,
f
12 per week verdient. Het meeste werk
geschiedt in accoord, naar den maatstaf van 25 cent
per uur. Velen verdienen zelfs meer. Wat sommigen
tekort mochten komen door mindere geoefendheid of
tegenvallers in het werk, wordt door den fabrikant bij-
betaald. De kwaliteit van het geleverde werk, meest
spitwerk, is uitstekend. De hier genoemde regeling
nadert min of meer den ideaaltoestand: goede ver-
diensten met weinig financieele offers voor openbare
en particuliere kassen.

Te Nijverdal en Almelo werken textielarbeiders uit
alle fabrieken, resp. 400-500 en 200-300, gemiddeld
8-9 uur per dag. Te Nijverdal wordt het werk in
accoord verricht tegen normale loonprijzen. De fabri-
kant geeft
f
6 toeslag op het loon per week en ver-
strekt gratis voedsel uit op het terrein gestationneerde
keukenwagens, wat uitstekend voldoet. Gemiddeld
wordt 40-60 pOt. van normale prestatie verricht.
De Almelosche arbeiders werken onder ,Fleringen, ten
oosten, ten westen en ten noorden van Almelo op to-taal ongeveer 200 H.A., meerendeels woesten grond.
Het werk wordt gemiddeld tweemaal duurder dan de
normale prijs. Op het terrein te Fleringen werd het
werk eenigen tijd gestaakt wegens hoogere loon-
eischen. Overigens komen stakingen en onwil tot wer-
ken weinig voor.

In de gemeente Neede werken gemiddeld 200 arbei-
ders uit de textielfabrieken op ongeveer 50 H.A.
broek- en heidegrond van die gemeente. Per dag wordt
10 uur gewerkt. De uitvoering kost circa 2-234 maal
zooveel als normaal, wat veel te duur is. Het ontgin-nings- en verbeteringswerk zou niet kunnen rendee-
ren, indien alles ten laste kwam van den grond-
eigenaar.

Te Wierden wordt op een terrein hoogveen met
werkloozen turf gegraven en gedroogd. Behalve de
vaste uitkeering der fabrieken werd hier een gemid-
deld loon van
f
2 per dag verdiend, berekend naar den
prijs van
f 1
per 1000 gestoken turven. Vrouwelijke
werkloozen en huipwevers helpen bij het wegdragen en
drogen. Deze werkloozen ontvangen eveneens een
vaste uitkeering en een uurloon, dat varieert van
4-12 ct. Door dit werk wordt een welkome bijdrage
in den brandstoffennood verkregen.

Onder Misten bij Winterswijk werken reeds sedert
het begin van 1916 werkloozen uit de katoenspinne-
rijen te Winterswijk. Het getal is al naar den voorraad
grondstoffen 20-30 man. Ongehuwden verdienen per
dag
f
1,40, gehuwden
f
1,80 en 10 cent toeslag voor
elk kind beneden 16 jaar. Er wordt 10 uur per dag
gewerkt. De kosten van uitvoering zijn 134-2 maal
zoo hoog als normaal. De gemeente Winterswijk be-
taalt 10, het steuncomité 40 en de fabrikanten 50 pOt.
van den loontoeslag.

De Directie der Holland-Amerikalijn te Rotterdam
geeft ongeveer 10
Q
0 man van lwaar personeel werk
door het omspitten en bebouwen van circa 1.00 H.A.
gras- en bouwland. De dirctie betaalt een loon, dat overeenkomt met het vroeger verdiende. De maat-
schappij zorgt voor het vervoer; ‘s morgens zijn de
arbeiders niet v66r 7 uur op het werk, ‘s avonds niet
na 6 uur thuis. Er zullen aardappels en peulvruchten
worden verbouwd. Voor de technische leiding is te
Rotterdam een ambtenaar der Heidemaatschappij ge-stationneerd, terwijl het toezicht op de ploegen wordt

uitgeoefend door personeel van de Holland-Amerika-
lijn.

Terwijl eeuerzijds de werkloosheid in de industrie
hand over hand toeneemt, is op het platteland in land-
en tuinbouw gebrek aan personeel. . Dit zal zich nog
veel meer doen gevoelen, naarmate de voedselnood
nijpender wordt en daardoor steeds meer moet wor-
den overgegaan tot het scheuren van grasland en de teelt van granen en peulvruchtan. Men behoeft zich
dus niet lang af te vragen, wat de werkloozen zouden
kunnen doen. De hand dient aan ploeg en spa gesla-
gen om het dreigende hongerspook op de vlucht te
jagen. Een moeilijkheid voor grootere steden is
eenigszins, hoe aan grond te komen, niet al te ver
van huis gelegen. Deze materie nadert echter meer en meer haar oplossing, nu eigenaren van grasland
rond die steden inzien, dat onder de huidige omtan-
digheden een groot deel ervan als akkerland veel
betere diensten bewijzen kan. Daardoor kunnen de
arbeiders dicht bij huis blijven, wordt het gezin niet uit
elkaar gerukt en behoeven geen groote uitgaven voor
den bouw van loodsen enz. te worden gedaan, waar-
mede dus ook geen tijd verloren gaat.

Overigens stellen de arbeiders natuurlijk hunne
eischen omtrent comfort en verzorging, daar zij den
ganschen dag op het terrein blijven. Zeer practisch
zijn om. de keukenwagens, waarin het middagmaal.
gemakkelijk, goedkoop en smakelijk kan worden be-
reid op de wijze der centrale keukens. Er behoeft dus
niet een onzer valide landgenooten zonder nuttigen
arbeid te zijn en de nuttigste van allen arbeid in dezeu
zorgljken tijd is: bebouwing der aarde voor voedsel-
productie,
waarbij de verborgen schatten uit haar rij-
ken schoot worden ‘gedolven en ons behouden voor
den honger of althans physieken achteruitgang. Met
eenigen goeden wil kunnen honderden hectaren goe-
den grond, die nu doelloos liggen, vruchten afwer-
pen. Met de meeste der hier beschreven terreinen was
zulks het geval. De voornaamste oorzaak hunner im-
productiviteit is
wateroverlast.

Door het graven van flinke waterleidingen in vol-doend aantal kan daarin voorloopig althans voor het
tijdelijke doel wel zoodanige verbetering worden ge-
bracht, dat voldoende productiviteit mogelijk wordt.
Want de gronden bezitten een natuurlijke vruchtbaar-
heid, soms in zeer hoogen graad. Dit is vooral het ge-
val met onze laagveen en broekgronden, die in de
oostelijke en zuidelijke provinciën zooveel voorkomen.
Op hun groote beteekenis voor onze volksvoeding en
-welvaart en op de slechte en kleine oogsten, welke zij
in tegenstelling hiermede opleveren, is een schei licht
geworpen door het verslag -der Directie van den Land-
bouw
).
Het zijn juist deze gronden, die van nature
een voldoende hoeveelheid opneembare stikstof bevat-
ten om maximale oogsten aan graan en peulvruchten
te kunnen leveren. Juist de duurste plantenvoedings-
stof en waarvan de voorraad ten onzent het, kleinst
is, wordt van
tienduizenden
hectaren niet aangespro-
ken, omdat het water dit belet en tot nog toe van
overheidswege niet krachtig is ingegrepen om dit
euvel te bestrijden.

,,Er zal geen honger worden geleden,” was het
woord van Minister Treub in 1914 bij de oprichting
van het Koninklijk Nationaal Steuncornité. Velen
twijfelen thans aan de juistheid van deze uitspraak,
althans het geloof daarin is een oogenb]ik aan ‘t wan-
kelen gebracht. Zijne Excellentie heeft echter volko-
men gelijk, dat geen honger
zal
worden geleden, als
wij slechts begrijpen, dat de mogelijkheden tot grootere
productie zéévele zijn, dat bij aanwending daarvan
geen honger
behoeft
te worden geleden.
Ten slotte moge met een enkel woord worden geme-
moreerd, dat het groote belang van het bestaan der
Nederlandsche Heidemaatschappij bij de beteugeling

1)
De invloed van den waterafvoer op het-Nedcrlandsch
Landbouwbedrijf.

448

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

der werkloosheid door ontginning c.a. duidelijk naar
voren treedt. Het is aan liet vertrouwen, dat zij zich
zoowel van den kant der overheid, als van fabrikanten
en grondeigenaren heeft verworven, mede te danken,
dat er steeds voldoende grond beschikbaar is en met
bekwamen spoed kan worden aangevangen en doorge-
werkt. Van den kant der arbeiders wordt veelal ver-
trouwen en tegemoetkoming ondervonden. Van em-
stige conflicten is dan ook nergens sprake.

Arnhem, Mei 1918.

K. DILLIG.

UITBREIDING DER NEDERLANDSCHE

HANDELSBETREKKINGEN MET DE WEST EN

OMGEVING.
1)

III.

Opslaggelegenheid op Curaçao.
Een eigenaardigheid van Curaçao is, dat de stoom-
vaartlijnen geen werven of pakhuizen exploiteeren,
noch ie’der voor zich, noch zooals op Trinidad voor
gezamenlijke rekening, terwijl de douane-pakhuizen
slechts een zeer geringe opslagruimte bieden. Alle
terreinen langs de haven geschikt als aanlegpiaatsen
voor schepen zijn in handen van particulieren, die
deze terreinen en de daarop staande gebouwen, voor
zoover niet gebruikt voor den steenkolenhandel,
exploiteeren door aanleggeld te heffen van de schepen
en magazijnhuur voor de opgeslagen koopmansgoe-
deren.
Een nieuwe onderneming derhalve, die voor opslag
van eigen goederen, aanlegplaats voor eigen schepen etc. niet afhankelijk zou willen zijn van de bestaande
exploitanten, die tevens kooplieden zijn, of tevens
scheepsagenten of eigenaars van zeilschepen, zou ner-
gens een geschikt gelegen terrein kunnen bekomen.
Hierbij komt, dat de bestaande inrichtingen over het
algemeen primitief zijn en de werkkrachten weinig
geschoold. Feitelijk zouden in een haven als Curaçao
de kaden en pakhuizen eigendom behooren te zijn
van een onafhankelijke onderneming, welke zich uit-
sluitend met de exploitatie daarvan bezig hield. De
terreinen en gebouwen zouden echter niet dan tegen
exhorbitante prijzen te koop zijn en er zou nog heel
wat geld bovendien moeten worden ten koste gelegd aan verbeteringen om een wezenlijk ,,up to date” ge-

heel te verkrijgen.
Vroegere projecten tot het aanleggen van haven-
werken buiten de St. Anna-baai en wel in het Schotte-gat hebben aangetoond, dat ook daarmede zeer groote
sommen gemoeid zouden zijn.
De beide in de nabijheid van Curaçao gelegen
kleinere eilanden Aruba en Bonaire kwamen tot nu toe als havens weinig of niet in aanmerking, zij het
dan ook, dat beide wel als stapelpiaats werden ge-
bruikt voor divi-divi van Columbia en Venezuela en
af en toe transatlantische stoomschepen er wel eens
direct gingen laden. Beide eilanden hebben radio-
telegrafische verbinding met Curaçao en leveren ook
voor grootere stoomschepen geen bizondere moeilijk-
heden op.
Tot het op slechts 40 mijl van Curaçao gelegen
Bonaire behoort ook Klein Bonaire, een thans vrijwel
ongebruikt eilandje van ongeveer 680 H.A. opper-
vlakte, geheel vlak terrein. Dit eilandje is particulier
eigendom, het ligt tegenover Kralendijk, onder den
lijwal van Bonaire, tevens den eenigen toegankeljken
kant van het eiland. Klein Bonaire zou wel geschikt
zijn voor het vestigen van inrichtingen, welke nood-
zakelijk aan diep water moeten gelegen zijn en waar-
voor in de St. Anna-baai of het Schottegat op Curaçao
geen plaats te vinden is. Ook met het oog op de lig-
ging in de zoo onmiddellijke
nabijheid
van de kust van
Venezuela, een land waar nog zulke enorme mogelijk-
heden bestaan, is het jammer, dat goede terreinen op
onze Benedenwindsche eilanden daar liggen, gemak-
kelijk verkrijgbaar voor buitenlandsche belanghebben-
den of speculanten.

i) Voortzetting van pag.
422.

Centraal – Amerika.
De thans voor den Nederlandschen handel meest
belangrijke der Ceiitraal-Amerikaansche republieken
is Guatemala en dat wel in verband met de door dit
land geproduceerde koffie, het voornaamste uitvoer-
product. Waar in de uitvoerstatistiek van 1910 van
verschepingen naar Nederland nog geen sprake was,
nam ons land in 1916 met een bedrag van één millioen
dollars de tweede plaats in alsafnemer der Guatemala-
koff ie (de Vereenigde Staten waren No. 1), een be-
wijs van wat er kan worden bereikt, wanneer men de
beschikking heeft over een koffiemarkt als de Amster-
damsche en geldmiddelen als die van de bij deze zaken
betrokken Nederiandsche onderneming, vooral onder de
door den oorlog te voorschijn geroepen abnormale
omstandigheden.
Guatemala heeft het groote voordeel van een goede
haven aan den Atlantischen Oceaan (Puerto Barrios)
en in deze haven werden de laatste jaren herhaalde-
lijk Nederlandsche stoomschepen met koffie voor Am-
sterdamsche rekening beladen. Dat de koffie-versche-
pingen af en toe over Curaçao gingen moet als een
gevolg van de eigenaardige scheepvaart-moeilijkheden
gedurende den oorlogstijd worden aangemerkt. In het
algemeen ligt Curaçao ten opzichte van Centraal-
Amerika uit een handels- en scheepvaart-oogpunt niet
gunstig.
Na Guatemala komt ongetwijfeld Salvador het eerst
in aanmerking om door den Nederlandschen handel
met wat meer aandacht te worden gadegeslagen. Ook
dit land is een groote koffie-producent, met véér den
oorlog Duitshland als grootste afnemer. Nederland-
sche firma’s zijn er niet gevestigd en zaken van eenige
beteekenis zijn er met Nederland tot – nu toe niet ge-
daan. De republiek Salvador is de eenige der Centraal-
Amerikaansche staten die geheel aan den Pacifischen
Oceaan is gelegen en alle verkeer met Europa moet
dus plaats hebben via de Landengte van Panama of
via Tehuantepec.
Aangenomen mag worden, dat de verbinding met
Nederlandsche havens, zoowel van Colén als van
Puerto Mexico, na den oorlog weder als voorheen door
Nederlandsche Stoomvaartlijnen zal worden onder-
houden.

Andere voor den Nederlandschen
handel belangrijke productielanden.
Onder de belangrijke Zuid-Amerikaansche productie-
landen, welke in meerdere mate de aandacht van den
Nederlandschen handel verdienen, mogen genoemd
worden: Trinidad aan de Atlantische en Ecuador aan

de Pacifische zijde.
Het Britsche eiland Trinidad heeft reeds eenige
tientallen jaren een geregelde stoomvaartverbinding
met Nederland gehad, wat wel geleid heeft tot han-
delsrelaties van meerderen of minderen omvang, maar
wat b.v. niet de vestiging van een Nederlandsch han-
delshuis aldaar tot gevolg heeft gehad. Trinidad-
cacao werd véér den oorlog voor een grooter deel met
de Nederlandsche
lijn
naar Europa vervoerd, dan met
eenige andere Europeesche lijn; toch had de Neder-
landsche handel lang niet het grootste aandeel in dat
vervoer.
Dat na den vrede wederom als voorheen ook Duit-
sche schepën Trinidad zullen aanloopen en Duitsche
firma’s op dat eiland zullen werken, ook in cacao-
zaken, is moeilijk denkbaar. De vraag doet zich der-
halve voor of er in de toekomst niet een mogelijk-
heid voor den Nederlandschen handel zal ontstaan om, met gebruikmaking van de Nederlandsche stoomvaart-
verbinding en begunstigd door de gewijzigde toe-
standen, zich
bij
het handelsverkeer tusschen Trinidad
en het Vasteland van Europa meer dan voorheen te interesseeren. Ook de tijdens den oorlog belangrijk
toegenomen invoeren van Trinidad-cederhout in Ne-
derland (in een latere periode weder gestaakt ten
gevolge van een uitvoerverbod) kunnen een basis op-
leveren voor latere heropening der relaties.
Een ander belangrijk land voor de toekomst is

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

449

Ecuador, aan de Westkust van Zuid-Amerika. De ook
in Nederland zoo bekende Guayaquil-cacao werd steeds
in veel grootere hoeveelheid via Straat Magelhaen
naar Europa vervoerd dan via de Landengte en de
Duitsche scheepvaart, had in dat vervoer een belang-
rijk aandeel.
Nu het Panama-kanaal geopend is en de Nederland-
sche k
oo
p
vaar
dij slechts op den vrede wacht om van
dien weg weer gebruik te maken voor de vaart op de
Westkust, komt van zelf de vraag naar voren waarom
Guayaquil-cacao niet in Néderland ter markt zou
kunnen worden gebracht en of althans de Nederland-
sche cacao-fabrieken zich niet liever hier te lande, zou-
den voorzien, dan zelf relaties met Ecuador te onder-
houden, of hun aankoopen op een andere Europeesche
markt te doen. Een Nederlandsch handeishuis is, er
tot nu toe niet in Ecuador gevestigd.

Waar deze nog al uitvoerige verhandeling, gelet het
bestek van dit tijdschrift, over eenige nummers moest
verdeeld, worden, bestaat aanleiding te besluiten met
een kort r é su m é.
Alle vorenstaande beschouwingen leiden tot de
conclusie, dat de Nederlandsche handelsrelaties met
Centraal en Zuid-Amerika en West-Indië, voor veel
uitbreiding vatbaar zijn en dat Curaçao daarbij een
belangrijke rol kan spelen, als hoofdvestigingsplaats
in de Caraïbische Zee ioor Nederlandsche handels-
ondernemingen, als stapeiplaats van producten, als cen-
traal punt voor de financieele affaires en als ,,home–
port van Nederlandsch-West-Indische kustvaartui-
gen. In het algemeen als commercieel ,,bruggehoofd”
voor onze, betrekkingen met, de landen der Caraïbische
Zee.
Verder, dat inkoop van producten voor de Euro-
peesche markt hoofdzaak zou moeten zijn en dat in
de allereerste plaats het oog moet worden gewend
naar die landen, welke stoomvaartverbinding met
Nederland hebben of zullen bekomen, onder Nationale
vlag.

W.
R. MENKM

AN.
Amsterdam, April 1918.

DE VERMINDERING VAN ONZEN VEESTAPEL

Een medewerker schrijft ons:

Dezer dagen werd in de Staatscourant het verslag
gepubliceerd van eene in een 45-tal gemeenten in de
maanden Februari’ en Maart gehouden veetelling.
Deze telling onderscheidde zich van eene te zelfder
tijd in alle gemeenten plaats gehad hebbende spoedop-
neming van het rundvee boven één jaar hierdoor, dat
zij met zeer veel zorg plaats had en voorts, behalve het
rundvee, ook de schapen en varkens omvatte.
Vergeleken met de uitkomsten van eene in Maart-
April 1917 gehouden algemeene telling, komt men
voor de betrokken gemeenten tot het volgende
resultaat:
Vermindering
Maart!

Febr./
April1917 Maart 1918 stuks

in
°Io
Sp.ringstieren

.. ..
2539′
1637
902
36
Melk- en kalikoeien
100046
88993 11053
11
Mestkoeien en -ossen
2611 1433
1178 45
Mestkalveren

.. ..
719 189
530
74
In het voorjaar
geboren kalveren
25786
.8108
17678
69
Jong vee geboren
in vorige jaar ..
37763
30154 7609
20
Jong vee geboren
vÔSr vorige jaar..
16615
14257 2358
14

Totaal rundvee
186079
144771
41308
22

Fokzeugenen-beeren
10475
5716 4759
45
Biggen – 6 weken.
21697
2541
19156
88
‘Loop- en mestvarkens.

50 K.G. slachtgew.
36706
9584.
21122
74
Mestvarkens+50K.G.
19900
2567
17033
86

Totaal varkens..
88778 20708
68070
77

Heidesehapen

….
5890 5689
201 3,4
Andereschapen….
43301
33643
9658
22,3

Afgaande op deze cijfers kan worden aangenomen,
dat op het tijdstip der telling voor het geheele land
de rundveestapel sedert het voorjaar 1917 was geslon-
ken van 2101.532 stuks tot 1.795.195 stuks en de
varkensstapel van 1.185.438 stuks tot plm. 273.000
stuks.

Nu wordt in het verslag opgemerkt, dat de toestand
waarschijnlijk iets gunstiger is dan uit de cijfers
blijkt, doordien in 1918 de telling eene maand vroeger
plaats had dan in 1917 en zoodoende in eerstgenoemd
jaar een minder groot aantal in het voorjaar geboren
kalveren en biggen zijn xnedegeteld. Hier staat onge-twijfeld echter tegenover, dat na de telling de inkrim-
ping van den veestapel door de plaats gehad hebbende
vorderingen nog verder is gegaan.

Alles wel beschouwd, bLijft de achteruitgang be-
langrijk genoeg om de vraag onder de oogen te zien,
welken invloed hij vermoedelijk zal hebben op de le-
vensmiddelenvoorziening ‘in de verdere oorlogsmaan-
d’en. Ten vorigen jare is er herhaaldelijk op gewezen,
dat wij te veel vee hadden en. deze groote veestapel een
gevaar opleverde voor de volksvoeding, aangezien de
scheuring van grasland er door werd tegengehouden
en van de opbrengst van het ‘bouwland een belangrijk
deel zou verdwijnen in de magen van het vee. Deze
redeneering berust ongetwijfeld op goede gronden.
Alleen hoede men er zich voor er de conclusie uit te
trekken: hoe minder vee, ‘hoe beter! Ongetwijfeld zijn
wij in enkele maanden op een punt aangekomen,
waarbij ernstig de vraag onder de oogen moet worden
gezien, of de vermindering van den veestapel ook te
groote propoties heeft aangenomen. De veestapel
moet ons leveren
eiwit
in den vorm van vleesch en
kaas,
vet
en
mest,
om van de huiden voor de leerbe-
reiding en van de wol nu maar niet te spreken.

Ging het alleen om het eiwit, wij zouden ons over
den achtergang niet bezorgd behoeven te maken.
l)ierlijk eiwit is voor de men’schelijke voeding niet
beslist noodig en waar wij moeite hebben om ons op
eigen bodem te voeden, moet ht als eene verkwisting
worden beschouwd, de plantaardige stoffen, die de
bodem voortbrengt, niet als zoodanig te gebruiken,
naar ter wille van de vleesclivoeding eerst om te zet-
ten in dierlijke producten. De helft van de voedings-
waarde dezer plantaardige producten gaat zoodoende
op’ zijn allerminst verloren. Het gaat echter niet alleen
om het eiwit, maar ook om het vet. Dit kunnen wij
niet missen en voldoende plantaa’i-dig vet, om het
dierlijke vet te vervangen, is, niet beschikbaar. Met
liet oog hierop is van verschillende zijden dan ook
gewezen op de weuschelijkheid, dit voorjaar niet of zon
weinig mogelijk runderen te slachten. Daar het vee in
slechten voedingstoestand verkeert, krijgt men door
dit slachten wel vleesch, dat wij niet beslist noodig
hebben, doch men verliest het zon hoog noodige vet,
dat dezeLfde dieren, nadat zij eenige maanden in de
weide hebben geloopen, zullen kunnen leveren. Dat
voorts ten behoeve van de vetvoorziening gezorgd moet
worden. voor het op behoorlijk peil houden van den
meikveestapel, behoeft zeker allerminst nader te wor-
den betoogd, vooral wanneer men het oog richt op de
schrikbarend’e vermindering van het aantal varkens,
welke uit de cijfers blijkt. Dit laatste is inderdaad een
zeer bedenkelijk verschijnsel.
Ten ei’nde de varkensmesterj aan te moedigen, zal
dan ook in een twaalftal fabrieken worden overge-
gaan tot het bereiden van zoogenaamd varkensmeel uit huishoudelijk afval als aardappelschillen, groen-
tenafval, enz., volgens het systeem van Prof. Van
Calcar. De Regeering zal dit meel voor varkensmesters
beschikbaar stellen en verwacht, dat binnen enkele
maanden daardoor het gebrek aan varkensvleesch,
spek en vet althans ten deele zal worden verholpen.
Zal in dezen een voldoend resultaat worden bereikt,
zon is het volstrekt noodig, dat de stedelijke bevolking

krachtig medewerkt en van dèn bedoel’den afval niets
verloren gaat.

Niet uit het’ oog’ verloren mag ten slotte worden

450

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

de rol, die de veestapel vervult ten aanzien van de
mestvoorziening. Wanneer in onze vruchtbare klei- en
weidestreken de veestapel vermindert, komt er gras-
land beschikbaar om te scheuren voor den verbouw
van menschelijk voedsel en is van het verbouwde graan
minder noodig voor het vee. Wanneer de achteruit-
gang maar niet zoo ver gaat, dat de vetvoorziening in
gevaar komt, brengt hij hier voor de voedselvoorzie-
ning slechts winst. Geheel anders is het echter in de
zandstreken. Naast het daareven genoemde voordeel
staat een nog grooter nadeel, nJ. dat teruggang van
den veestapel leidt tot vermindering van mest en dien-
tengevolge tot kleinere oogsten. Van onze zandgronden
– en ook van de veengronden – kan zonder behoor-
lijke bemesting geen voldoende oogst worden verkre-
gen. Kunstmest is in de laatste jaren reeds te weinig
aangevoerd en aan stonds in het geheel niet meer te
krijgen. Van de plantenvoedende stoffen, die van uit
deze streken in den vorm van levensmiddelen naar de
groote steden gaan, ontvangt men door de nieuwe
methodes in zake vuilopruiming weinig meer terug.
De in den grond aanwezige oude kracht raakt meer
en meer uitgeput. Vermindert nu door den achter-
uitgang van den veestapel ook nog de stalmestpro-
ductie, dan ligt het voor de hand, dat weldra de
schraalste gronden in genoemde streken onbebouwd
moeten blijven en de betere gronden slechts halve
oogsten kunnen opbrengen. Op het gevaar, dat hier
door de vermindering van den veestapel ontstaat, kan
ongetwijfeld niet sterk genoeg de aandacht worden
gevestigd.
De vraag rijst of mét dit gevaar, zoowel bij de vee-
vordering als bij de verdeeling van het beschikbare
veevoeder wel voldoende rekening wordt gehouden en
de thans geldende regeling, welke tot gevolg heeft,
dat de kleiboer ruimer van krachtvoer is voorzien
dan de zandboer, geen wijziging behoeft in dien zin, dat den eerstgeiioemden minder wordt gelaten en dit
ten goede komt aan den zandboer.

VREEMDELINGENPOLITIE.

Door den grooten toeyloed van vreemdelingen,
waaronder ettelijke ongewenschte elementen, is de
rechtstoestand van vreemdelingen hier te lande een
acuut vraagstuk geworden.
Bij Koninklijke boodschap van 27 April j.l. is in-
gediend een wetsontwerp tot regeling van het toe-
zicht op de in de tegenwoordige buitengewone om-
standigheden in Nederland vertoevende vreemdelin-
gen. Deze wetsvoordracht bepaalt zich tot het vragen
van een volmacht aan den wetgever om het toezicht op de vreemdelingen bij algemeenen maatregel van
bestuur te regelen. In afwachting van de afkondiging
van dien maatregel van bestuur, welke de contrôle op
de vreemdelingen zal verscherpen, schijnt mij een
kort overzicht van het thans hier te lande vigeerendc
vreemdelingenrecht niet van belang ontbloot.
Basis van onze vreemdelingenwetgeving is de wet
van 13 Augustus 1849 (S. no. 39), die in art. 1 als
hoofdvoorwaarde voor de toelating van den vreem-
deling stelt voldoende middelen van bestaan hebben,
of door werkzaamheid kunnen verkrijgen. Verder
moet de vreemdeling aan een der drie volgende voor-
waarden voldoen:
in het bezit zijn van een buitenlandsch paspoort
(art. 2),
voorzien zijn van andere geleibiieven (art. 3), zich in persoon aanmelden bij de politie (art. 4).
De toelating op vertoon van een buitenlandsch
paspoort, in de wet als regel gedacht, is in de practijk
geheel uitgeschakeld. Minister Olivier heeft met in-
gang van 1 Mei 1862 voor alle vreemdelingen zonder
onderscheid het verplichte vertoon van buitenland-
sche paspoorten afgeschaft, zij worden toegelaten op

den voet van de artt. 3 en 4. De toelating op bloote
aanmelding van den persoon (art. 4) is zeker het
meest voorkomende geval.
De toelating geschiedt door het hoofd van politie

der grensgemeente of ter plaatse van eerste aankomst.
Onder ,,hoofd van politie” moet hier volgens eene
ministeriëele circulaire worden verstaan de commis-
saris van politie en in gemeenten, waar geen commis-
saris is, de burgemeester.

Formeel geschiedt de toelating door de uitreiking
van een reis- en verblijfpas. Het is echter allengs ge-
woonte geworden geen reis- en verblijfpassen uit te
reiken en alle vreemdelingen te beschouwen als niet toegelaten en dat alles gebeurt om de politie de vrije
hand te laten bij de uitzetting en haar niet te binden
aan de rechterlijke of Koninklijke tusschenkomst, die
art. 10 voorschrijft voor de uitzetting van toegelaten

vreemdelingen, d. w. z. vreemdelingen, voorzien van
een reis- en verblijfpas.

Niet alleen, dat de politie practisch de vrije hand
heeft bij de uitzetting van den vreemdeling, zij kan
hem ook naar vrij goedvinden interneeren. Wil de
vreemdeling zich niet onderwerpen aan de internee-
ring, dan wordt hij eenvoudig naar zijn land terug-
gezonden. Ben ik wel ingelicht, dan is onlangs de
Staat der Nederlanden door een geïnterneerden
vreemdeling voor den burgerljken rechter geroepen
tot vergoeding van schade wegens onrechtmatige
interneering. Met belangstelling mag de afloop van

dit geding worden tegemoet gezien.

In de practijk kan de positie van den vreemdeling
hier te lande aldus worden samengevat, dat hij altijd
ter beschikking van het politiegezag staat.

De conclusie, waartoe ik hierboven gekomen ben,
wordt niet gewijzigd door kennisneming van het Ne-
derlandsch-Duitsche vestigingsverdrag (Staatsblad
van 1906 no. 279). Wel geeft dit verdrag een recht van
vestiging, maar eene wezenlijke beperking van de vrije

bevoegdheid tot uitzetting bestaat niet. Art. 2 is
zoo ruim gesteld, dat zich niet licht een geval zal
voordoen, dat niet te motiveeren is met een van de
gronden, in dit artikel opgenoemd.

De contrôle op de in Nederland
verblijvende
vreem-
delingen wordt tot dusver sledhts met gebrekkige mid-
delen uitgeoefend. Een wettelijk voorschrift in het
belang dier contrôle bevat art. 438 van het Wetboek
van Strafrecht, dat aan logementhouders de verplich-
tinig oplegt de personen, die bij hen overnachten, in
een register in te schrijven. Daar in zeer vele ge-
meenten niet de hand werd gehouden aan het bijhou-

den dier registers, heeft Minister Ortbij zijn circulaire
van 3 April j.l. op handhaving van dit voorschrift
aangedrongen. Niettegenstaande deze circulaire wor-
den bedoelde registers nog niet overal bijgehouden.

Meer doeltreffend dan dit wettelijk voorschrift is de
bijv. te Amsterdam getroffen maatregel, dat de aldaar
zich vestigende vreemdelingen niet aan het bevol-
kingsbureau worden ingeschreven, voordat vanwege
de politie daartoe machtiging is verleend. De omstan-

digheid, dat de vreemdelingen geen broodkaarten enz.
bekomen, alvorens te zijn ingeschreven, werkt er toe
mede, dat zij zich, op eene enkele uitzondering na,
vrijwillig melden bij de vreemdelingenpolitie aldaar.

J. KRABBE.

BINNENVAART.

Een medewerker schrijft:

Het binnenlandsche goederentransport hier te lande
is sedert eenigen tijd van streek. In normale tijden
wordt het bewerkstelligd langs de spoor- en tramwe-
gen voor een betrekkelijk klein gedeelte, voor het
leeuwendeel langs den waterweg, en wel wat het stuk-
goederenvervoer betreft door de tallooze heurtvaart-
diensten, en wat het massaal vervoer aangaat door de
binnenvaartreederijen en de particuliere schippers, de
eigenlijke zoogenaamde binnenschipperij.

Scherpe concurrentie tusschen spoor- resp. tram-
weg en waterweg, alsmede tusschen de binnenvaarders
onderling waarborgde lage vrachtprijzen en coulante behandeling, terwijl daarenboven de spoor- en tram-
wegen gebonden waren aan een Regeeringstoezicht,

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

451

dat zich steeds ten doel gesteld heeft de tarieven zoo
laag mogelijk te houden. Sedert ongeveer de helft van
het vorig jaar zijn deze bordjes grootendeels verhangen.

De spoorweg is als concurrent vrijwel uitgescha-
keld; de spoorwegtarieven zijn door afschaffing van alle
speciale tarieven, door een toeslag van 50 pOt.
0
1
)
liet
normale tarief en meer andere maatregelen aanzien-lijk verhoogd, terwijl tallooze artikelen niet meer ten
vervoer per spoorweg worden aangenomen en het
goederenvervoer per spoorweg tusschen stations, gele-
gen in of nabij plaatsen waartusschen het vervoer te
water per geregelden beurtdieifst kan geschieden zelfs geheel stilstaat.
De t.ramwegen hebben hale goederentarieveu even-eens aanmerkelijk opgeschroefd ten einde
hij
de exor-.
bitante kolenprijzen en de duurte-toeslagen aan haar
vrij talrijk personeel het hoofd boven water te kunnen
houden; tot eene topzetting van het goederenver-
voer, bijvoorbeeld tusschen zoogenaamde ;,natte” plaat-
sen zijn de tramwegmaatschappijen, die niet, als de
spoorwegmaatschappijen, door den Staat voor divi-dend-uitkeering zijn gegarandeerd, nog niet overge-gaan. Wellicht echter zil1en ook zij daartoe eerlang,
hetzij indirect door den kolendistributieschroef of
direct – waartoe de aanhangige ook op dit gebied
zeer vèrstrekkende wijzigingen der Distributiewet ge-
Jegenheid geven – worden genoopt.

Ook de vroeger zoo scherpe onderlinge concurrentie
op de waterwegen, is vrijwel opgeheven, eenerzijds
door vrijwillige of gedwongen samenwerking, ander-
zijds tengevolge, van de bevrachting over de beurt-
lijst, waarover straks nader.

Ook de scheepvaart werkt thans met vaste tarie-
ven, welke voor een dergelijk uiterst genuanceerd en
onder zoo verschillende omstandigheden werkend be-
drijf te veel generaliseeren en dientengevolge over liet
algemeen zeer hoog zijn.

Oorzaak van dit alles is: 1°. de kolenschaarschte;
2
1
. de hooge eiichen, welke de distributie van levens-
middelen enz. aan het vervoer stelt.
Dat bij den huidigen kolennood de kolenverslin-
clende spoorweg zooveel mogelijk wordt uitgeschakeld
waartoe wij, danic zij onze groote, thans niet genoeg
te waardeereii watervervoercapaciteit, op zoo ruime
schaal in staat zijn, valt slechts toe te juichen even-
als ook cle concentratie, die om alle verspilling van
kolen en vervoersvermogen te vermijden, in de beurt-
vaart is gebracht.
Alleen ware bij deze monopolisatie het stellen van
maximum-vrachtprijzen voor de beurtvaartdiensten
niet overbodig geweest. Thans zal dit eindelijk ge-
schieden, blijkens de op de beurtvaart betrekking heb-
bende beschikking van 15 Maart 1918 (Staatscourant
No. 63); welke deze maxima zullen zijn, schijnt nog
niet bekend te zijn; zij zullen volgens die beschikking
worden gepubliceerd ,,op of na 15 April” (een koste-
lijke termijn!).
Intusschen al zijn de tarieven der beurtvaart thans
hoog, hooer vermoedelijk dan noodig is, – de hooge
kolenprijzen, bonen enz. worden toch eenigermate ge-
compenseerd door eene meer economische exploitatie,
dank zij cle concentratie en den grooten toevloed van
goederen – het is niet zoozeer daarover, dat door den
handel wordt geklaagd, dan wel over de vervoersvoor-
waarden en de weinige coulance.
Die vervoersvoorwaarden, de Algemeene Vervoer-
conditiën van de R(otterdamsche) B(eurtvaart)
V(ereeniging), volgens welke op grond van de boven-
genoemde Ministerieele beschikking, alle beurtdienst-
vervoer, zoo niet uitdrukkelijk anders is overeenge-
komen, zal geschieden, zijn inderdaad zeer onereus;
van nagenoeg allé aansprakelijkheid, zelfs voor fouten
.in de navigatie, ontslaat de vervoerder zich daarbij, terwijl bij eventueele schadevergoeding het’ aan het spoorwegvervoercontract ontieende beruchte maxi-
mum van
f
0,60 per K.G., geldt.

Ooulance, die vroeger de scherpte van deze en der-
gelijke bepalingen ‘vermoedelijk verzachtte zal thans
wel zijn afgeschaft, op het voorbeeld der spoorweg-
maatschappijèn, die dit in het najaar openlijk aankon-
digden. Dat aan dergelijke vervoersconditiën door dan
Minister van L., N. en H. zijn zegel werd gehecht, is
o.i. een fout.

Veel ingrjpendor en oorzaak van ernstiger strub-
beliug is de regeeringsbemoeiing met het massale ver-
voer te water. Beu rtbevrachting op Rijksschippers-
beurzen, onder toezicht van Rijksinspecteurs voor de binnenschipperij en vaste tarieven, van welke zonder
Ministerieele. goedkeuring noch door de schippers,
noch door de bevrachters mag worden afgeweken, zijn
in de plaats getreden van cle vrije vrachtenmarkt.

Het bestek van dit weekblad laat niet toé nader in
te gaan op de détails dier beurtlijstregeling, met al
den aankleve’ van dien (als bevrachtingszegels, het
vooi’ elke inschrijving op de beurtiijst van de schip-
pers gevorderde recht enz.), welke is te vinden in
Staatscourant No. 76 van dit jaar. Men zou het, om
een beeld aan het tegenwoordig dagelijksch leven te
ontieenen, een schippersqueue kunnen noemen, waar-
bij elke schipper op zijn beurt voor bevrachting wordt;
aangewezen, maar dan ook verplicht is de toegewezen
lading volgens de vastgestelde voorwaarden te ver-
voeren. Daaruit blijkt tevens het eigenaardige van deze distributie van scheepsruimte, die niet als cle
distributieregelingen voor andere artikelen haar oo r-zaak vindt in schaai’schte, maar in overvloed van het
betrokken artikel..

Reeds sedert lang wordt uit schipperskiingen op
het doorvoeren dezer beui’tbevrachting aangestuurd.
De vakorganisatie, die in dit ,,wilde” bedrijf bijna
steeds een kwijnend bestaan voert, doch nu zij een
bepaald doel in het oog kon vatten, krachtig is opge-
leefd, heeft zich er, door bekwame hand geleid en
met, naar men zich herinnert, niet kieskeurige mid-delen, véor gespannen. Dat zij voor dit alle energie
en concurrentie doodende instituut in steeds meer-
dere mate dèn steun der Regeering heeft weten te
winnen, heeft zij blijkbaar te danken aan de uitzon-
deringspositie, waarin het schippersbedrijf thans ver-
keert, eenerzijds tengevolge van de uiterst zware en
verantwoordelijke Regeeringszorg voor de distributie
van leveusmiddelën, die Haai’ niets zoozeer doet vree-
zen als stagnatie in het transportwezen, anderzijds
door den kolennood en de daarmee gepaard gaande be-
perking van andere transportmiddelen, alsmede door
de moeilijke vervarigbaarheid van den met de velerlei
– ook kleinere – waterwegen enz. hij uitstek ver-
trouwden schipper.

Dat echter handel en industrie van dit monopolie en
van de zeer opgedreven vrachten groot nadeel onder-
vinden, vooral door handhaving der voorschriften en
dbr reeds hooge vrachtprjzen bij het zoo moeilijk te
controleeren schippersbedrjf, nog veel te wenschen
schijnt over te laten, ligt voor de hand, al schijnt die ernst van de beweging, die thans van uit die kringen
voortkomt, door den Minister niet hoog te worden ge-
schat, blijkens een passus uit de Memorie van Toe-lichting op het wetsontwerp tot wijziging der Ditri-
butiewet, in welk ontwerp de regelingen .op dit gebied,
zooals zij sedert October 1917
zijn
getroffen, worden
gefundeerd en van nog krachtdadiger sanctie voorzien.

Met belangstelling mag men dan ook de verdere
behandeling tegemoet zien van genoemd wetsontwerp
en van het ontwerp tot wijziging van de wet van
3Augustus 1914 (Stbl. 344), blijkens weiks Voorboopig
Verslag de klachten van handel en industrie te deze ook bij de Kamer weerklank hebben gevonden. Het
verdient toch nog wel eens gezette overweging of met deze uitschakeling van alle concurrentie en opdrijving
van vrachtprjzen de juiste weg is ingeslagen, ook
voor de schatkist zelve,’ die verreweg het grootste deel
der vrachtopdrijving te dragen heeft.

452

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

DE FRANSCH-NEDERLANDSOHE HANDEL

De Nederlandsche Kamer van Koophandel te
Parijs, Voorzitter de heer
L.
Sanson, Secretaris

Mr.
M. C. M.
Voorbeytel, publiceerde een verslag voor
de jaren 1916 en 1917. Aan de belangrijke mede-
deelingen daarin gedaan wordt het volgende verkort

ontleend.

De wijze waarop zich de oorlog tusschen de beide groepen
van combattanten in West-Europa heeft ontwikkeld is, zooals
te verwachten was, buitengewoon noodlottig geworden voor
de Fransch-Nederlandsehe handels-transacties. Eenige zeld-
zame uitzonderingen ter zijde gelaten, die op zichzelf
bewondering wekken voor de volhardende energie van onze
Nederlandsche industriéelen en voor de onverschrokkenheid
van onze Nederlandsche zeelieden, kan gezegd worden dat
practisch de handel van Nederland op Frankrijk stilstaat’).
Onder deze omstandigheden moet de werkzaamheid van
de Kamer zich op het oogeoblik wel bepalen tot het steunen
van de pogingen, door verschillende ondernemende firma’s
in Holland en in onze Koloniën gedaan om zich reeds
thans voor na den oorlog een afzetgebied voor hun producten
in Frankrijk te verzekeren. De Kamer zal dergelijke pogin-
gen steeds zooveel mogelijk aanmoedigen; zij ontvangt met
vreugde alle aanvragen betrekking hebbende op dezen voor-
bereidin gsarbeid.
Al ligt de toekomst nog in het duister, toch zou de
Kamer met het oog op die toekomst een overtuiging willen
uitspreken, die naar zij meent gegrond is op de
historische
ervaring. Het is deze: dat het, aannemende dat dit door een van de groepen der belligerenten van thans gewild
werd, op den duur onmogelijk zal blijken door kunstmatige bepalingen, ‘door wetten en conventies,
duurzarnen
invloed
uit te oefenen op de natuurlijke ontwikkeling der handels-
relaties tussehen de verschillende landen. Alle dammen die
mochten worden opgeworpen tegen bepaalde economische
stroomingen zulleu, zoo meent zij, onmachtig blijken om
die stroomingen op den duur te wijzigen of tegen te gaan.
Daarom is het ook dat naar hare meening Nederland behoort
trou.w te blijven aan het vrijhandelstelsel dat onzen handel
en onze industrie heeft groot gemaakt, zelfs wanneer alle
groote apogendheden die ‘het omringen den weg van bescher-
ming mochten gaan inslaan. Ook in dat geval zou ons land
de rol van tusschenpersoon in den wereidhandel, van alge-
meene stapelplaats en vrijhaven waarvoor zijn ligging het
heeft voorbestemd, het best kunnen vervullen wanneer het weigert mede te doen aan het drijven der protectionnisten.
De Kamer meent dus dat
op den duur
een voortzetting
van den ,,economischen oorlog” na het sluiten van den
vrede niet mogelijk zal zijn. klaar dat neemt niet weg dat
in de thans oorlogvoerende landen, met name in Frankrijk,
nog geruimen tijd rekening gehouden zal moeten worden
met de stemming door den oorlog gewekt, in zooverre als
producten uit de Duitsch-Oostenrijksche landen door het
publiek geboycot zullen worden. Zonder te verwachten dat
deze boycot bijzonder algemeen of langdurig zijn zal meent
zij toch van de zijde der Hollandsche industrieelen het
noodige gedaan zal moeten worden om eenerzijds partij te
trekken van deze stemming in het belang van onze nijverheid,
anderzijds te zorgen dat omtrent den zuiver-Nederlandschen
oorsprong hunner producten geen twijfel mogelijk is.
Voor zoover het eerste punt betreft verwijst zij naar de
lijst van te voren door Duitschland en Oostenrijk-Hongarije
in Frankrijk ingevoerde goederen die als bijvoegsel bij het
verslag is opgenomen.
Wat het tweede punt aangaat wil zij den nadruk leggen
op de noodzakelijkheid van een algemeen Nederlandsch merk
dat, ten gevolge van de waarborgen waarmede de vergunning
het te voeren omringd wordt, den kooper van een artikel
waarop het voorkomt de absolute zekerheid geeft met een
Nederlandscit
product te doen te hebben. In het algemeen
heeft een dergelijk contrôlemerk ter authentificeering van
een product waarde ook als verdedigingsmiddel tegen de
binnenlandsche – niet altijd even loyale – concurrentie
in het land waar wordt ingevoerd Maar bovendien kan
het worden dienstbaar gemaakt aan het doel dat beoogd
wordt doordat het in casu den Franschen kooper de zeker-
heid geven kan dat het artikel dat hem wordt aangeboden
geen Duitsch of Oostenrijksch artikel is, dat zich ten
onrechte met een neutralen naam heeft getooid:
Naar de overtuiging der Kamer zal echter slechts een

‘) [Gedoeld wordt op het decreet van 3 October 1917
waarbij een embargo op alle voor Nederland bestemde
goederen gelegd werd; zooals de lezer weet kan een zeker
aantal artikelen nu weer naar Nederland uitgevoerd
worden. – Red.]

afdoende bescherming van onze Nederlandsche producten
verkregen kunnen worden door de instelling in Nederland. van een openbaar, voor ieder toegankelijk
Randelsregistea

.
Eerst waineer er in Holland zulk een Handelsregister
bestaat zal de kooper van Nederlandsche artikelen in het
buitenland zich ook omtrent de nationaliteit van den
fabrikant
volledig en uit officieele gegevens kunnen
inlichten.’)

In het verslag wordt nog ‘melding gemaakt van de
Jaarmarkten
(Foires)
die tijdens den oorlog in Frankrijk
gesticht zijn en die bestemd schijnen om ook in de toekomst
te blijven voortbestaan; Van dergelijke Jaarmarkten bestaan
er in Frankrijk op het oogenblik drie:
Foire de Lyon,
de
Foire de Bordeaaen
en de
Foire de Paris,
die etk haar
bijzonder karakter dragen. De vraag of het niet beter ware
geweest zich tot ddu enkele wereld-jaarbeurs te beperken
blijft onbesproken. Slechts wil het verslag opmerken dat hij
een enquêtte in September 1918 in handelskringen gehouden
door de revue ,,La France Universelle”, naar aanleiding
van een rondschrjvea van de Chambre de Commerce de Lyon,
de groote meerderheid der geraadpieegde personen en in-
stellingen zich heeft uitgesproken voor de ,,Foire Unique”,
en het venschelijk bleek te achten dat het monopolie van
de grooté Fransche Jaarmarkt blijven zou aan Lyon, de
stad, die na het uitbreken van den oorlog het initiatief tot
een dergelijke manifestatie heeft genomen.
Het karakter van de
Lyonsche Jaarmarkt,
die voor de
eerste maal gehouden is van 1 tot 15 Maart 1916, en sinds-
dien geregeld wordt voortgezet, is dat van een algemeene
wereldmarkt voor producten van den meest uiteenloopenden
aard, bestemd om een tegenwicht te vormeif tegen de Jaar-
mis te Leipzig. Ze is open voor alle producenten in de met
Frankrijk verbonden en neutrale landen, en eenige Neder-
landsche inzenders hebben dan ook aan de beide tot dusver
gehouden Lyonsche Jaarmarkten deelgenomen.
Het verslag ontleent o. m. aan een circulaire, door den
heer J. Pierson, Officieel Gedelegeerde voor Nederland en
Koloniën van de Lyonsche Jaarmarkt, verzonden:
,,De voorgaande Jaarmarkten zijn volkomen geslaagd en
mogen een waar succes genoemd worden. Het aantal inschrijvers
steeg van 1342, in 1916, tot 2614 in 1917. Een tiental
Nederlandsche firma’s hadden voor 1917 hare inschrijvingen
tot deelneming gezonden. Enkele daarvan exposeerden
werkelijk op de Jaarmarkt daar zij alhier gevestigde agénten
ter waarneming harer belangen en tevens voorraad of
monsters hadden.
Het vredesuur nadèrt; (le catalogus van de Foire de Lyon
wordt overal gevraagd, niet alleen in Europa doch ook
daarbuiten. TJwe firma daarin geplaatst is dus aan Uw huis
eene uitgebreide bekendheid geven bij eventueele koopers van tJwe producten.’
Aangaande de resultaten van de Lyonsche Jaarmarkt van 1917
wordt in het
Bulletin of ficiel de la Foire de Lyon
(2e Jaargang,
no. 6) vermeld dat de verdeeling der inzenders naar hunne
nationaliteit als volgt was: Franschen 2,073, Zwitsers 128,
Algerijnen 119, Italianen 99, Portugeezen 60, Tunisiërs 43,
Amerikanen 33,Engelschen 29, Spanjaarden 14, Hollanders 6,
Japanners en Russen elk 2, Argentijnen, Belgen, Cana
deezen, Egyptenaren, Mexicanen en Zweden elk één inzender.
De
Foia-e de Bordeauz is
voor de eerste maal gehouden van
1-15 September 1916, en is in 1917 op denzelfden datum
herhaald
2).
De bedoeling bij het instellen van deze Jaar-
markt was te Bordeauv te scheppen een markt meer in het
bijzonder bestemd voor de producten van landbouw en
nijverheid in Zuid-West Frankrijk.
,,Bordeaux – aldus een artikel in de
Pelite République
van 1 September 1917 – eischt zijn plaats op voor wijnen
en conserven, voor de harsproducten uit de Landes, voor het
Limousijnsche porselein en meer in het bijzonder voor de
koloniale waren”.
Onder de tegenwoordige omstandigheden is deelneming
en bezoek van uit Nederland aan de Bordeauxsche Foire
feitelijk niet mogelijk.
De derde groote Fransche Jaarmarkt die de oorlogs-
toestand tot ontwikkeling heeft gebracht is de
Foire de
Paris,
onderneming die sinds een tiental jaren bestaat,
maar eerst in 1917 een grooten omvang heeft aangenomen.
Haar bijzonder kenmerk is dat ze een Jaarmarkt is voor
louter
Fransche
producten; buitenlandsche inzendingen
worden er niet toegelaten. De inrichting van de Foire de Paris, die thans op de Esplanade des Invalides gehouden

1)
[Het wetsontwerp ter zake is naar de lezer weet
Vrijdag ji. door de Tweede Kamer aangenomen. – Red].
‘) [Het H. B. bericht, dat de mis van September 1918
tot Mei 1919 uitgesteld is. – Red.]

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

453
wordt, wijkt in zooverre af van die van de beide andere
groote Jaarbeurzen dat behalve de afzonderlijke bureautjes
ook groote hall’s aanwezig zijn, waarin een groep van
inzendingen uit eenzeifden tak van industrie zijn bijeen-
gebracht. De resultaten van de 10e Foire de Paris, die van
15
tot
31 Mei 1917
plaats had, en waaraan door
1850
inzenders werd deelgenomen, zijn van dien aard geweest
dat in een vergadering van het Comité begin December j.l.
gehouden besloten is ze in het vervolg geregeld voort te
zetten. In een artikel van de hand van den Voorzitter van
het Comité, de heer Roger, in
L’Ecnportateur Frangais,
van
13
December 1.1. schreef deze o.m.:
,,In
1918
zal de Foire de Paris nog een vedi grooteren
omvang aannemen. Het aantal deelnemers die zich tot
dusver reeds hebben laten inschrijven is
z66
groot dat wij
een bijna dubbel zoo groot aantal barakken hebben moeten
bestellen als het vorig jaar”.

Wij hebben – aldus het verslag – de Franiche ,,Foires”
die aan den oorlog haar oprichting of ontwikkeling- te
danken hebben wat uitvoeriger besproken, omdat ze naar
onze meening een van de beste middelen vormen om de
Nederlandsche en Nederlandsch-Indische producten• op de
Fransche markt bekend te maken. Op deze wijze zal waarschijnhij)e met minder kosten en met meer succes bereikt kunnen worden wat reeds vroeger gewild werd door degenen die moeite gedaan hebben voor
het oprichten van een ,,Hollandsch Huis” te Parijs, waaraan
dan een monsterkamer en misschien ook attracties van
verschillenden aard verbonden zouden zijn.

AANTEEKENINGEN.

Spoorwegen in de Boven-Kongo. –
In
een recent nummer der Europidsche Staats- und Wirt-
schaftszeitung vertelt de bekende specialiteit voor
Afrikaansche spoorwegen Baitzer welke uitbreiding
de spoor gedurende dec oorlog in dit wereiddeel ge-
vonden heeft. Wij willen even stil staan bij zijne
berichten over die wegen welke eene verbinding zullen
bieden aan het Katanga gebied, dat door zijn econo-
mische beteekenis (koper enz.) en politieke positie,
in het centrum der belangstelling staat. Voor Katanga
zou vervoer kunnen plaats vinden volgens noordelijke
richting (Kongo-rivier naar Boma), zuidelijke of
zuid-oostelijke richting (Rhodesia-spoorweg) en veste-
lijke richting (Benguela-baan). De laatste richting
zal de beste zijn. Vervoer langs de Kongo is nadeelig
door de noodzakelijkheid van herhaald overladen van
rivier op spoor bij niet-bevaarbare gedeelten. Het
trein-transport naar Kaapstad is te lang van duur
en ook indien het vervoer op Beira (oostkust) gedi-
rigeerd wordt verlengt men de route naar Europa.
Aangewezen zal dus zijn verscheping in Beuguela
(portugeesch) –
Baitzer vermeldt, dat de lijn Kambove-Boekama in
Mei 1917 is gereed gekomen. Boekama ligt aan het
bevaarbare boven-stroomnet van de Kongo-rivier en
tot Kambove (in Katanga) was in Juni 191.3 het
zuidelijk deel van de Kaap-Kairo spoorweg opgerukt.
Van. Kaapstad tot Boekama bestaat nu 4211 K.M. ori-
onderbroken, spoor van Kaap-type (1,067 M.). Katanga
heeft dus nu naast de zuidelijke transportroute be-
schikking over den weg in no6rdelijk6 richting. Dit
transport beslaat, van Boekania tot Boma, 3567 K.M. Aan de Benguela-baan in Angola, waarvan Engeland
de meeste aandeelen in handen heeft, werd. in den
oorlog voortgebouwd schoon met aanmerkelijke vei

traging. Het grondwerk is voltooid tot Bihê 631 K.M.
van de kust, maar de geheele lengte der verbinding
tot aan de kongoleesche grens is 1270 K.M. waarbij
nog wat te voegen zal zijn voor aansluiting aan het
traject Kambove–Boekama.
Baltzer noemt ook nog de voltooiing van de Loekoega-
baan (Maart 1.915) welke zuidelijk van. Kongolo, aan
de Kongo, in de richting der Loekoega-rivier naar
het Tanganjika-meer loopt, zuidelijk van Albertville.
Met den veroverden spoorweg in Duitsch Oost-Afrika
van Dar es Salem naar Oedsjidsji is, in verbinding
met de water-en-spoor-weg naar Boma, de ,,Trans-
congolais” geschapen. De afstand tusschen. het belgi-

sche en duitsche Tanganjika-meer station is 150 K.M.
(8 vaarturen). Op de oevers van de Loekoega vindt
men steenkolenlagen. Het ligt niet voor de hand,
dat in deze oostelijke richting een transport gevonden
zou zijn, dat voor Katanga nog meer in aanmerking
komt. Tegenover een gunstiger breedte-ligging staat
vooj Dar es Salam het kostbaarder vervoer door het
Suezkanaal.

De handel van de V. S. in 1917. –
Voorloo-
pige gegevens van den in- en uitvoer der V. S. in
1917 waren h.t.l. reeds bekend geworden, de officieele
cijfers van het Department of Commerce te Washington
staan nu tea dienste. De in- en uitvoer van koop-
mansgoederen heeft-bedragen in $:

1915

1916

1917

Invoer
…………
1.778.596.695

2.391.635.335

2.952.467.955

Uitvoer
…………
3.554.670.847

5.482.641.101

6.231.244.976
Uilvoersaldo . .. –

1.776.074.152

3.091.005.766

3.278.777.021

Onderscheiden naar de

Enteute-landen en naar Ne-
derland waren de
cijfers
in de jaren 1916 en 1917:

Invoer
Uitvoer
1916
1917 1916
1917
Frankrijk
……….
108.893.111
98.639.653
860.821.006
940.810.070
Italië

……………
60.235.172 36.480.807 303.530.476
419.995.473
Ver. Koninkr
…….
305.466 952
280.080.175

1.887.380.665
2.001.031.104
Europ. Rusland
4.478.990
12.350.179
399.806.581
314.629.528
Aziat
4 139.705
2.164.252
160.701.673 109.169.243
Japan
…………..
182.090.737 253.669.709 109.156.490
186.347.941
Nederland

……..
43.634.258
22.712.609
113.718.214
90.543.252

Vergelijkt men de destinatie, respectievelijk oorsprong
van de goederen, van- den buitenlandschen handel in
het jaar v66r den oorlog en het laatst voltooide jaar,
dan vertoont zich merkwaardig de verzwakkende
invloed van den militairen strijd op de economische
bedrijvigheid van Europa; de schade van een aan-
zienlijk verminderden uitvoer naar Amerika wordt
vermenigvuldigd door een bijna verdrievoudigden
import uit dat land, niettegenstaande het feit dat
een aanzienlijk deel van ons werelddeel als afnemer
niet meer in aanmerking komt.

Invoer

Uitvoer
1913

1917

1913

1917
Europa
…………
864666.103 551.144.599 1.499.573.363 4.054.362.029
N..Amerika
……..
389.814.744 871.992.524

601.176.159 1.264688.666
Z.-Amerika
……..
198.259.005 598.818.532

146.514.635

312.420.985
Aziê en Austr.
….
316.126.868 857.458.361

207.825 327

548.308.512
‘Afrika
…………
23.729.760

73.063.939

28.928.808

51.464.784

De goudbeweging, bij het bovenstaande niet begrepen,
geeft het volgende beeld: invoer $ 685.990.234 (1916)
en $ 552.454.374 (191.7); uitvoer $ 155.792.927 (1916)
en $ 371.883.884 (1917).

Het afzetcontingenl voor Kali in 1918.
– Het verdeelkantoor voor de kali-industrie, inge-
volge art. 7 van de wet aangaande den afzet van
kalizonten d.d. 25 Mei 1910, heeft de quoten voor
de bezitters van kaliwerken in 1918 vastgesteld. De
hierna volgende tabel, uitgedrukt in Doppelzentners,
overgenomen uit de ,,Frkf. Ztg.”, waarin naast de nieuwe cijfers die van 1913 en 1915 gesteld zijn,
plaatst duidelijk in-het licht, dat het begrijpelijker-
wijs sedert den oorlog sterk verminderde buiteulandsch
quantum. aan een voortgaande aanzienlijke beperking
onderworpen is.
kalizout

1913

1915

1918
(K
2
0 in pCt.)

binnen). buitenl. binnenl. buiteni. binnenl. buitenl.
karnalliet(+
8-12
)

72100

700

48000

300 -39000


ruwzout (12— 15) 3232000 1350200 2666000 822000 3360000 216000
landbouwz.(20-22)

22300 470000

23000 334000 1191000 635000
(20-32)

38000 172800

46000

15000 197000

20000
(40-42) 2010000 635000 2700000 687000 2551000 365000
mcl.
kalimests. (38) 662000 1741000 545000′ 1383000 1498000

69000
chloorkalium

17000 574500

12000 376000 272000

13000
kaliumsulfaat(+42)

1900 151200

2700 225000

78000

54000
kaliuni-magnesium-
sulfaat
……….
6055300 5095400 6042700 3842300 9186000 1375000

De cijfers voorspellen weinig goeds voor de voor-
ziening in de dringende behoeften van onzen land-
bouw en voor het verkrijgen van kaliumproducten
voor andere doeleinden.
Het zoo juist verschenen verslag over 1917 van de
,,Disconto-Gesellschaft” merkt op, dat de verkeers-
moeilijkheden ook voor den kalibergbouw zeer storend
geweest zijxi. Niettemin kon aan den Duitschen land-

454

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.22 Mei 1918

bouw meer afgezet worden; tegenover 1913 met
5,3 millioen Doppelzentner, staan 1916 en 1917 resp.
met 6,8 miii. en 8 miii. Deze vermeerdering en de verwachtingen van den afzet na den oorlog bracht
veel vraag naar aandeelen van kalimijnen te weeg,
hetgeen oorzaak werd van een koersre(ctie die, vol-
gens het verslag, de perken te buiten is gegaan. De
kali industrie zou bedrijfsaaneensluiting van noode
hebben.

A merikaansche lezing van de inbeslag-
neming onzer schepen.
– Het moge vergund
zijn – ofschoon dit weekblad niet bij voorkeur aan
feiten als het navolgende aandacht bedoelt te schen-
ken — hier over te ne”men hoe. ,,The Commercial
and Financial Chronicle”, naar men weet het meest
getelde en bekende financieele blad van Amerika,
zijn lezers inlicht over de inbeslagneming van de
Nederlandsche schepen. In het met de laatste mail
ontvangen nummer van 23 Maart a. c. op blz. 1167
leest men na eene inleiding over het recht van
angarie het hier volgende: ,,But why select the Dutch
ships primarily? Here too, the answer is obvious.
Since the early months of last year, Holland has
not kept her ships in commission on the ocean lines.
Partly because of our restrictions on exports to neutral
countries in touch with. the enemy, but ‘chief ly
because of the ruthless destruction of .ne’utral as
well as enemy ships in Germacy’s “war zones”, and
because it is impossible for vessels to leave Holland
for England oi America vithout traversing •those
war zones, her ships have for the most part remained
idle in our own and the French and English harbors.
Many have been in the Hudson River for seven or
eight months.
,,Meantime Holland was reduced to straits for lack
of necessary supplies. Her Government opened nego-
tiations, and last January proposed on its own behalf
that the Dutch vessels now anchored in our harbors
should be chartered for short terms by the United
States. To this, with the accompanying stipulations regarding the nature of the use to be made of them,
the United States agreed. But the Government at
Amsterdam delayed execution of the arrangements
from time to time, and it became well known that
it was following that policy because of the open
threats of Germany. For this reason it has proved
impossible to come to terms, even on the Amsterdam
Government’s own proposal. Our own Government
has, therefore, asserted its right of seizure with
compensation.”

BOEKAANKONDIGING.

De Spaarban1 te Rot,erdam geduren-
de een eeuw. 1818-6 Mei-1918.
Door
Mr. J. H. W. Swellengrehel. Rotterdam,
1918, VIII en 177 blz.

Geboren enkele maanden na hare Haarlemsche
zuster, heeft thans ook de Rotterdamsche Spaarbank
haar honderd-jarig bestaan gevierd. Het bestuur heeft
hierin aanleiding gevonden een gedenkboek het licht
te doen zien, waarin de directeur in groote trekken
de geschiedenis der instelling verhaalt en dat, uitne-
mend uitgevoerd en van een reeks photographieëu
voorzien, een blijvend monument zal vormen voor wat
deze nuttige instelling in de eerste eeuw van haar
bestaan voor het sparend Rotterdam is geweest.
Voortgekomen uit de Spaarbankbeweging in 1817,
welke in het verslag wordt geschetst, en opgericht
door de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, is de
instelling langen tijd, ook toen haar bedrijf zich reeds
belangrijk had uitgebreid, in haar organisatievorm
van andere instellingen van deze soort blijven afwij-
ken. Een commissie van een groot aantal leden uit
het Departement had de leiding, slechts enkele beamb-
ten waren vast bezoldigd. Weliswaar werd reeds in

1864 door Mr. M. Mees, wiens borstbeeld niet ten
onrechte het spaarbankgebouw siert, de eerste stoot
tot bruikbaarder Organisatie gegeven, doch het zou
nog tot 1899 duren, eer de nieuwe Organisatie door
de benoeming van Mr. G. H. M. Delprat tot bezoldigd
secretaris, sedert 1904 directeur, voltooid werd. Van
toen dateert een nieuwe ontwikkelingsperiode in het

leven der Rotterdamsche spaarbank en verkrijgt deze
in het Nederlandsche spaarbankwezen de positie, waar-
op zij terecht trotsch mag gaan. Ondertusschen was
in 1892 door een dading de band met het Departement
der Mij, tot Nut van ‘t Algemeen verbroken.

De spaarbank, aan welker bedrijfsorganisatie verder
een belangrijk deel van het gedenkboek gewijd is,
heeft meer dan eens bewogen dagen gekend. De oorlog
van 1830 en de effectendaling dier dagen, die ten-
gevolge hebben gehad, dat van 1829 op 1831 het in-leggerskapitaal van 644.000 op 439.000 daalde en in
plaats van een reservefonds een tekort op de balans
aanwezig was, mag gesteld worden naast de even acute
als spoedig opgeheven vlaag van wantrouwen in het
eind van October 1907, toen in 3 dagen ruim 1,5 mil-
lioen aan de intusschen heel wat steviger gefundeerde
instelling werd onttrokken.

Ook het begin van den wereldoorlog bracht een
ernstige inkrimping. Het saldo tegoed daalde van
30 April 1914-30 April 1915 van ruim 14 miflioen
op 9,7 millioen. Sedert is evenwel weder een geie-
gelde
stijging
te constateeren, zoodat in het gedenk

boek kan worden medegedeeld, dat de daling van het
iiileggers-kapitaal vermoedelijk 30 April as. weder
zal zijn ingehaald.

De waarde van instellingen als deze kan beter
gemeten worden naar de wijze, waarop zij moeilijk-
heden het hoofd weet te bieden, dan naar den rustigen
gang van tijden van voorspoed. De Rotterdamsche
spaarbank heeft ook in dit opzicht getoond uitnemend
voor haar taak berekend te zijn.
Een aantal bijlagen, lijsten van bestuurders en
cijfers, besluiten het gedenkboek.

B.

Sociaal Jaarboek
VOo?’
Nederland.
Onder redactie van Prof. Mr. P. J. Al.
Aalberse, Ir. J. W. Albarda, Mej. Dr.
J. van Anrooy, Prof. Mr. P. A. Diepn-
horst, Prof. Dr. D. van Embden, H. Oh.
G. J. van der Mandere. 1918 1; A. W. Sijthoff’s Uitgevers-Mij. Leiden, XIV
en 386 blz.

Blijkens het voorwoord is de uitgave bestemd voor
allen, die in socialen arbeid belang stellen en zich
snel en gemakkelijk wenschen te oriënteeren in de ge-
bieden, waarover die arbeid zich uitstrekt, of wen-
schen te weten door welke instellingen en personen
deze arbeid wordt verricht. Van het veelomvattend
gebied, dat de uitgave omvat, wordt in de 368 blad-
zijden van dit eerste stuk de eene helft slechts behan-
deld. Nog in den loop van het jaar zal een tweede
stuk verschijnen, dat het ontbrekend brengt.

Men mag de redactie dankbaar zijn, dat zij, ge-
steund door een reeks van medewerkers, dezen arbeid
ondernomen heeft. De twintig groepen, die het bij-
zonder gedeelte vormen, omvatten het sociale leven op
economisch en geestelijk gebied in zijn vollen omvang,
waaromtrent een schat van gegevens is bijeenge-
bracht.
Vooraf gaat een algemeen gedeelte, waarin in de
eerste plaats Mr. Dr.
H.
Goeman Borgesius, Dr. D.
Bos en Ds. A. S. Talma herdacht worden. Vervolgens
geeft Mr. H. J. Tasman een overzicht van de perio-
dieke sociale literatuur in Nederland en behandelt
Mr. H. J. Nieboer in een reeds in Mei 1917 afgesloten
artikel het vraagstuk van de Volkshuisvesting tijdens
de oorlogscrisis. Het algemeen gedeelte geeft verder
o.a. een overzicht van het sociaal gedeelte van de
programma’s der bestaande politieke partijen.

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

455

Een tweëde druk zag het licht van de 1 m p o r ter’s
Directory of the Netherlands East Indies,
de in de engelsche taal gestelde adreslijst van impor-
teurs en staten van handelaren die zich met den im-
port van de onderscheidene artikelen, die vermeld
worden, bezighouden, uitgegeven door de afdeeling
Nijverheid en Handel van het Departement
van Landbouw, Nijverheid ‘en Handel te
Buitenzorg.

INGEZONDEN STUKKEN.

WETSOTWERP TER WERING VAN BUITEN

LANDSOHE FONDSEN.

Met belangstelling heb ik geJezen hetgeen in de aflevering van 15 dezer is gescJireven ten aanzien
van het ingediende, bovengenoemde wetsontwerp. Dit
wetsontwerp geeft mij echtei aanleiding tot enkele
andere opmerkingen.

Het ontwerp toch gaat m.i. euvel aan de fout van
zoo niet alle wetsontwerpen, welke wij in ver-
band met de heerschende omstandigheden hebben zien
ingediend, nl. aan de fout van beperkende bepalingen
en strafbepalingen te geven zonder voldoende, zoo niet
afdoende maatregelen om overtredingen te voorkomen
of tegen te gaan.

Hoe verkeerd werkend dusdanige wetten werken,
daarvan geeft de memorie van toelichting op boven-
bedoeld wetsontwerp in den aanhef zelf een sprekend
bewijs. Ondanks het Ministerieel Besluit van 30 De-
cember 1914, waarbij buitenlandsche fondsen, na
1 Januari 1915 Nederlandsch gezegeld, niet leverbaar
verdeji verklaard, een maatregel, welke ten doel had
afvloeiing van Nederlandsch kapitaal naar het bui-
tenland te voorkomen, ondanks dien maatregel zijn
voor 200
t
250 millioen gulden, volgens opgave van
den Minister, buitenlandsche fondsen in ons land ge-
durende den oorlog ingevoerd. Bij dit cijfer dient
opgemerkt te worden, dat er niet bij vermeld wordt
of er ook onder begrepen
zijn
de bedragen aan buiten-landsehe fondsen, waarop als onderpand door banken
en bankiers hier te lande voor groote bedragen aan
credieten aan het buitenland onder pressie van de
regeering zijn verstrekt; mochten deze wel onder het
door den Minister aangegeven cijfer begrepen zijn, dan is het gevaar voor een verkeerden indruk, door
dat cijfer gewekt, niet denkbeeldig.

In de memorie van toelichting wordt gezegd, dat
het de bedoeling is het Nederlandsch kapitaal in Ne-
derland te houden en belegging in het buitenland
tegen te gaan. Wil men dit eenigszins afdoende tegen-
gaan – – beter dan bovenaangehaald Ministerieel Be-
sluit – dan zijn er m.i. heel wat meer bepalingen
noodig, dan het nu ingediende wetsontwerp bevat.
Zelfs schending van het bij de Grondwet gewaarborg-
de brievengeheim is niet voldoende; het verleenen van
credieten aan en in het buitenland, het koopen van
fondsen in het buitenland, het koopen van bedragen
tegoed in het buitenland, het remitteeren naar liet
buitenland dient onder strenge contrôle te staan, het
buitenlandscli wisselverkeer geconcentreerd bij en ge-
controleerd door een ,,devisen-centrale”. De ervaring
toL nog toe met concentratie bij en contrôle van door
de regeering ingestelde commissies lokt echter niet uit
tot verdere dergelijke experimenten – integendeel.

Terloops zij hier opgemerkt het contrast tusschen
het tegengaan van het afvloeien van Nederlandsch
kapitaal naar den vreemde en de uitbreiding in het
nieuw octrooi aan de Nederlandsche Bank gegeven ten
opzichte van hare buitenlandsche wisselportefeuille.

De minister stelt niet voor, het zegelen van buiten-
landsche fondsen stop te zetten, ook wel een aanbevo-
len middel ter bereiking van het door den Minister
beoogde doel. Zonde het kunnen zijn, rijst hierbij de
vraag, dat het verleenen van verdere credieten aan het
buitenland b.v. op ouderpand van Duitsche Kriegs-
anleihe door het stopzetten van ‘t zegelen niet on-

mogelijk gemaakt moet worden. Dat het nu ingediende wetsontwerp voor den effectenharidel uit den booze is,
springt terstond in het oog: de fondsen-arbitrage
wordt vrijwel onmogelijk gemaakt, en mochten de
buitenlandsche Staten als vergelding tot maatregelen
overgaan om den invoer van fondsen uit den. vreemde
te weren, dan is een groot afzetgëbied van uitheem-
sche fondsen, hier te lande gehouden in tijden van
nood of crisis, gesloten; de ervaring, in den eersten tijd
nn het uitbreken van den oorlog opgedaan, is daar om
het groote nut te bepleiten van een afzetgebied in
den vreemde.

Doodend zouden clusdan ige repressaillemaatregelen
werken voor onze effectenbeurs, in plaats van op te
heffen onze Amsterdamsche Ef:Eectenbeurs tot een
centrum van den internationalen handel in fondsen.
Doch niet alleen hoogst ongewenscht voor den effec-tenhandel hier te lande, doch ook gevaarlijk voor den
goederenhandel komen mij dergelijke maatregelen
voor. Door dergelijke maatregelen toch wordt een
middel om zich een tegoed in het buitenland te schep-
pen belet, een middel om zich remises naar het bui-
tenland te verschaffen ontnomen, wat belemmerend
voor het internationaal verkeer kan werken; welke
gevolgen een belemmerd financieel verkeer met het
buitenland met zich kan brengen, heeft het verkeer
met de .Scandinavische rijken ons geleerd.
De Minister wil maatregelen nemen om kapitaal,
belegging zoekend, beschikbaar te hebben en houden
voor de leeningseischen, welke onze eigen schatkist
zal hebben te stellen. Doch de Minister zal toch moei-
lijk iedereen kunnen dwingen zijn gehcele fortuin
verder in Nederlandsche staatsschuld te beleggen, slechts een percentage kan hij daartoe noodzaken.
Sluit de Minister ‘nu onze grenzen voor Nederlandsch
kapitaal, dan zal het overgroote deel van het beleg-
ging zoekend kapitaal aangewezen zijn op uitzetting
ter geldmarkt of inschrijving op nieuwe uitgiften.
Een sterk verruimde geldmarkt lokt tot excessen,
speculaties op de fondsenmarkt uit, welke groot gevaar
voor verliezen met zich brengen.
Wanneer het belegging zoekend kapitaal aaiige-
wezen is uitsluitend op nieuwe binnenlandsche emis-
sies, dan rijst het gevaar van emissies, welke beter niet
waren gehouden.
– V.
L.

REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.

Verbod van uitvoer van ruwe tabak.
Bij Kon. besluit is ingetrokken de tijdelijke opheffing
van het verbod van uitvoer van
ruwe tabak.
Uitvoer van groenten. Ingetrokken is de
ministerieele beschikking vân 9 Mei 1917, houdende
vaststelling van algemeene regelen omtrent den
uit-
voer van. groenten.
Inzameling

ten plattenlande. Het
B.M.V. meldt, hoe in de laatste dagen, met medewer-
king van het Departement van Oorlog maatregelen
genomen zijn om de hand te leggen op voorraden, die
door verschillende boeren nog niet zijn ingeleverd.
Vroege aardappelen. De thans gelçlende
mtximiimprijzen voor aardappelen zijn niet van toe-passing op vroege aardappelen, welke v66r 1 Juni in
den handel worden gebrac,ht; voor dergèijke partijen
geldt ook het vervoerverbod niet.
Aardappelen, rijst èn peulvruchten.
Voör de periode van 22 Mei tot 19 – Juni is het rant-
socn aardappelen bepaald op 8 K.G. ‘per hoofd, bene,
vens, ter aanvulling van het ontbrekende aardappel-
rantsoen, 0,9 K.G. rijst en
1/
K.G. peulvruohten.
Regeeringsbloem en -meel. Met ingang
van 27 Mei wordt de samenstelling van regeerings-
bloem en -meel wederom gewijzigd.
In verband met het betrekkelijk hooge vochtgehalte
van inlandsche tarwe en’rogge kan het voorkomen, dat

regeeriugsmeel en -bloem spoediger tot bederf over-
gaat.

456

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

Levensmiddelen voor militaire ver-
1 o, f g a
11
ge r s. Het rantsoen aardappelen en brood,
dat per dag kan worden verstrekt aan verlofgangers,
is. thans gelijk gesteld met dat der burgerbevolking.

e t – d i s t r i b u t i e. Dë rantsoeneering van vet-
ten (zie no. 121) zal op 3 Juni a.s. in werking treden.

Voedsel voor maaiers èn hooiers.
Gedurende de maand Juni zal voor maaiers en
hooiers een extra rantsoen levensmiddelen beschik-
baar worden gesteld van 3 K.G. peulvruchten en 1

K.G. boekweitmeel per vier weken.
i)istributie van varkensmeel. Door de
Toewijzingscommissie voor veevoeder zal nog in deze
maand een aanvang worden gemaakt met de distri-
butie van varkensmeel, bereid volgens het systeem van
Prof. Van Calcar. Over de maand Mei komt eene
hoveeiheid van 850.000 kilo ter verdeeling. De prijs

voor het meel is bepaald op
f
24 per 100 K.G., inclu-
sief zak, boord- of spoorvrij plaats van afzending.

Bevordering varkensmester’ij. Aan

mesters van één varken voor eigen gebruik zal onthef-
fing van het slachtverbod kunnen worden verleend.
Wil iemand meer varkens voor eigen gebruik mesten,
dan zal hij voor het tweede varken één en voor het
derde twee varkens enz. voor de distributie beschik-
baar moeten stellen.
De reuzels van de huissiachtingen afkomstig, moe-
ten worden ingeleverd.

Oacaopoeder. De Minister van Landbouw
heeft een inventarisatie gelast van de aanwezige hoe-
veelheden cacaopoeder grooter dan 25 K.G.

o
Ii o c o 1 a d e. Het ligt in het voornemen aan de
gemeenten chocolade in den vorm van reepen of
tabletten te doen leveren, welke deze moeten doen
verkoopen tegen 124 cent.
T
1 a k g 1 a s. Verboden is het vervoer en de af leve-
ring van alle soorten vlakglas.

V a s e 1 i n e. Ieder, die partijen vaseline onder zich
heeft, moet daarvan opgave doen aan het Rijks-
Distributiekantoor voor geneesmiddelen, enz.

MAANDCIJFERS.

ONTVANGSTEN VAN SPOOR- EN TRAMWEGMAATSCHAPPIJEN JANUARI 1918.

(Ontleend aan de ,,Ingenieur”.)

Namen der Maatschappijen.
Personenvervoer.
Goederenvervoer.
Totale ontvangsten.

Jan.
1918.
Jan.
1917.

Maatsch. tot Exploitatie van Staatsspoorwegen
f 1.932.350,—
f 2.761.837,—
f4.894.202,—
f4.278.112,—
)
oll. IJzeren Spoorwegmaatschappij

……..
,, 1.270.917,— ,, 3.413.054,—
,, 3.064.280,-
Ned. Centraal Spoorwegmaatsehappij ……..
89.512,—
,,

193.336,—
,,

385.263,—
,,

370.058,-
1
)
Noord-Brab.—Duit8che Spoorweg-maatschappij
,,

24.415,—
82.469,—
,,

111.578,—
56.259,-
Hollandsche Buurtspoorwegen

…………..
,,

9.099,83
,,

14.624,07
,,

24.364,09
,,

14.863,95
Dedemsvaartsche Stoomtraniwegmaatschappij
,,

11.543,83
,,

23.645,44
36.536,43’1
,,

28.997,03
Tramw.mij. ,,de Meijerij”: lijn Veghel—Eind-
hoven—Belg. grens en St.Oedenrode—’sBosch,


,,

27.079,—
,,

18.066,85
lijn Eindhovei—Helmond—Âsten en


,,

‘7.892,96V,
,,

6.300,59V,

….,,
1.975.450,—

17.807,45V,.
,,

14.412,98/
,,

33.482,09’1
,,

27.355,44

….

,,

50.205,50
,,

62.272,80
,,

115.477,05
,,

84.950,28’/2
Rotterdamsche Tramwegmaatschappij


128.250,36V,
,,

105.440,36
Westiandsche Stoomtramwegmaatschappij ….
6.302,44
31.240,3211
2

,,

24.638,17
,,

588.157,96

588.157,96
,,

491.377,05

Nederlandsche Tramwegmaatschappij

…………

Haagsehe Tramwegmaatschappij

…………
,,

281.660,03V,,

,,

282.775,02
,,

255.740,72
Gemeentetram te Amsterdam………………..

Rotterdamsche Electr. Tramwegmaatschappij

………

253.132,34

,,

253.132,34
,,

236.567,18
Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatscixappij

………24.384,23
1
/,

lijn Samarang—Vorstenlanden—Willem 1..


426.000,—
,,

379.877,-

Geld.rop..—lleeze ………………………………..
Zuid-Nederl.. Stoomtramweg-xnaatschappij……………

Oost-Java Stoonatramwegmaatschappij
-‘

,,

15.900,
,,

12.000,
lijn Soerabaija—Krian ………………..

.


,,

59.600,—
,,

53.600,-
Semarang—Cheribon Stoomtramwegmaatsch…
.

– –
,,

288.500,—
,,

254.300,-
Saviar.—Joana .Stoomtramwegmaatschappij ..


,,

241.400,—
,,

217.500,-

lijn Modjokerto—Ngoro
;
……………………

Serajoedal Stoomtramwegmaatschappij



,,

38.000,—
,,

40.200,-
lijn Bandjarnegara—Wonosobo ………….
– –
,,

7.900,—

lijn Maos—Bandjarnegara ……………….


..

,,

49.400,—
,,

38.234,— Kediri Stoomtramwegrnaatschappij
. .
……….
Malang Stoomtramwegmaatschappij
.
……….
..-

43.100,—
,,

37.403,-
Deli Spoorwegmaatschappij……………….

,,

438.000,—
,,

393.948,-
1)
Definitieve opgave.
De
ontvangsten der groote maatschappijen, die in de ,,lngenieur” ontbreken, zijn aan het ,,Maandschrift Centr. Bureau Statistiek” ontleend..

Nagekomen over Noveniber
,
1917.

Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij
lijn Samarang—Vorstenlanden—Willem 1


f

406.000,—
f

402.563,-
Oost-Java Stoomtramweg-Maatschappij


,,

15.000,—
,,

18.100,—
SQerabaija

Krian

………..
………


,,

55.000,—
,,

47.000,—
Semarang—Cheribon Stoomtsamwegmaatsch..,

,,

269.700,—
,,

221.900,—

lijn Modjokerto—Ngoro ………………….

Semar.—Joana Stoomtramwegmaatschappij


,,

273.700,—
,,

212.700,—
Serajoedal Stoom tram wegm aatschappij’

..



,,

61.000,—
,,

46.000,—
lijn Maos—Bandjarnegara ………………
lijn Bandjarnegara—Wonosobo……………


,,

8.900,—

Nagekomen over December
,
1917
Oost-Java Stoomtramwegmaatschappij


,,

20.000,—
,,

10.100,—
lijn

Soerabaija—Krian

…………………


,,

68.800,—
.

55.000,

Semarang—Cheribon Stoomtramwegmaatsch


,,

304.500,—
226.400,—

lijn Modjokerto—Ngoro ……………………

Samar.-Joana Stoomtramwegmaatschappij


,,

267.700,—
236.400,-
Serajoedal Stoomtramwegmaatschap
.
ij


,,

54.800
1

,,

45.400,-
ljsi IlLaos—Baadjarnegara ………………
lijn Bandjarnegara—Wonosobo………….

.
11

11.500,—

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

457

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. •

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKO ERSEN.

BANKDISCONTO’S.

20 Juli 1914

N d (Disc.Wissels.
e
4
1
/2 sedert 1Juli’15
3
1
I8sedert23 Mrt. ’14
Bel.Binn.Eff.
BankVrschjflRC.
4′!!

1

,,

’15
4

23

’14
5′!2

,,

19Aug.’14
’14
5

,,

23
Bank van Engeland
5

,,

5 Apr.’17
3

,,

29Jan.’14
Duitsche Rijksbank
5

,,

23 Dec.’14
4

5 Febr.’14
Bankvan Frankrijk
5

,,

21Aug.’14
3
1
/s

29Ja.’14
Oostenr. Hong. Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14
Russische Staatsbk.
6

,,

27Juli ’14
5

,,

1 Apr.’14
Nat.Bankv.Denem.
5

,,

9

,,

’15
5

,,

6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
I2

,,

6

,,

’14
ZwitserscheNat.Bk.
4/2

,,

31 Dec.’14
31/
2

,,

19

,,

’14
Bank van Italië..
5

,,

10 Jan.’18
5

9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
34-4k


.


Javasche Bank….
3/8

,,

1Aug.’09
3
1
I2

,,

1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berl(n
Part.
I
ParU.
l

Part.
N. York
Calb
Part.
Prolon.
disconto
I

gatle
disconto disconto
disc.
moneu

18

Mei ’18
2’/4_3
1
)
21/
2
1)
3
27
/82
1)
4_5/

51I2
t)

13-18 ,,

’18
2
1
/2_3
1
18
2
1
/,_3
1
/2
3
17
/22
4_5/

35
h
/
611,,

’18
3’/
3’I
31152
4_8/

3-6
29A.-4M.’18
3
1
/24
I/
3t/_5I/
30/it
4…5/
a

3’/-6

14-19Meï’17
2-
1
I
21!4
428/2_
4_8/

2-3
15-20Mei’16
2_8/
4

3-

/t 41ia


181
4
_2
’14

20-24Jul.1.4
13’/8-‘/t6

2’/,-/4
2’/,14
2Vs-‘/a
2/g
1I,-2’12

2)
Noteering van 17 Mei.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.
Gedurende de afgeloopen berichtsweek verkeerde de wissel-
markt in een zenuwachtige stemming. Aanvankelijk was de
markt zeer flaüw. Bij tamelijk groot aanbod was er slechts
zeer geringe vraag, zoodat de koersen sterk terugliepen.
Londen daalde tot 9.20, Parijs tot 34.-, New York tot 1.94,
Berlijn tot 37.80 en Weenea tot 23.10, terwijl algemeen nog
lagere koersen, vooral voor de Entente-wissels, verwacht
werden. Donderdagmiddag begon echter een iets betere
stemming bemerkbaar te worden, doordat vooral in Londen
tamelijk omvangrijke dekkingsaankoopen ‘gedaan werden.
Vrijdag was aanvankelijk de stemming weder flauw. Al
spoedig trad echter een sterke reactie in, hoofdzakelijk door-
dat uit Zwitserland belangrijk hoogere koersen afkwamen,
en daar door de feestdagen de markt zeer beperkt was,
liepen de koersen weder sterk op.
Spanje en Zwitserland bleven de geheele week tamelijk
onveranderd. Daarentegen was Skandinavië in overeenstem-
ming met de overige markt zeer flauw. Kopenhagen kwam
een oogenblik op 61.70, Christiania op 62.20. Stockholm
meldde een koers voor Holland, die weder normaal was;
150 of 66.66 Hollandsche pariteit. Hier bleef de koers nog
iets boven het goudpunt ca. 67.50.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D
0
t
0
Stock.
holm’)
1
Kopen-
hagen’)
Chrls-

I
tiania’)
Zwitser-
land’)
Spanje
1)
Batavta
1)
telegrafisch

13 Mei

1918
69.05 63.70
64.-
49.37
,
1
1


-100,9
1

14

,,

1918
68.60
63.10
63.15
49.35
57.50
991-100
15

,,

1918
68.15
62.65
62.65
49.30
57.75
99-100
16

,,

1918
67.50
62.-
62.20
49.40
57.50
99-100i
17

,,

1918
68.15
61.75
62.40
49.70
57.-
99i-100
18

,,

1918
– –
62.50

58.-
9-1004
L’ste d.
W.i)

67.-
61.25
61.70
49.-
56.-
99′!4
H’ste
,,

,,

‘)
69.10
63.95 64.25
49.75
58.50
100
1
!2
11 Mei

1918
69.05
63.90
64.-
49.40
58.-
99-1004
4

,,

1918
69.75
64.60
64.75 49.57
1
1
58.-
99-100
Muntpariteit
66.67 66.67
66.67
48.-
48.-
100
5)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave

KOERSEN TE NEW YORK.

CoMe
Zicht
Zicht
Zicht

ata
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(In
(In frs.
(In cent,
(in cent,
per £)
P.
$) p. 4 Rm.)
per gld.)

18 Mei

1918
4.76.45
5.71
1
/8
nom.
488/
4
1)

Laagste d.week..
4.76.45
5.702/2

48114

Hoogste,,

,,

..
4.76.45
5.71/8

488/
4

11
Mei

1918
4.76.45
5.711a
noxn.
48
1
/8

4

,,

1918
4.76.45
5.71e/s
oom.
48
Muntpariteit….
4.86.67
5.18’14
95
1
I4
40Iit

1)
Noteering van 15 Mei.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
2Apr11
1918
5April
1918

Tijdperk
6 Ar
1
i
j8
7 Mei

Laagste

Hoogste

7Mei
1918

Alexandrië..
Piast.
p. £
97/io
97
7
/,i
97/1
97
7
/i6
97
7
/16
B.

Airés
….
d.p.gd.pes.
51

50
3
/
50
52
50’14
Calcutta
….
sh/d.p.rup.
1/5142

115’/3
1/5
1/6
1
/it
1/6
1
/,,
Hongkong
..
id.
p. $
3/0
7
!,
3/0
8
/a
3/0’Ia
3/1
5
18
3/1
5
/s
Lissabon….
d.p.escudo
28
1
14
28e/8
28
29
8
/4
29e18
Madrid

….
Peset.
p. £
18.52
18.28
15.95 18.38 17.13
Montevideo..
d.p.peso
63
63′!2
63
658/
4

65
Montreal….
$
per
£
4.83’/4
4.84
31
4.82
1
/
4.86
1
/2
4.821!,
Petrograd
..
R.
p. £ 10
ibm.
nom. oom. nom. oom.
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
13
11
/s2
138/
it

13
1
/,2
13
9
158
13’/s, Lires
p. £
41.78
41.90 41.92 42.93 42.76
Shanghai

..
sh/d.p.tael
414
8
4
4/4
4131/
4/53/
4

4/53/
4

Rome

…….

Singapore
id.
p. $
213
8
/4
2/38/
4

2/31/
2

2/41/s

2/48/,
2

Valparaiso
‘)
d.p.pap.p.
l5′!,o
1525/
st

1518/,,
1
6
15
1
,
8
16”!,,
Yokohama
..
sh/d.p.yen
212
1
/16
212
1
/,6
211
18
/16
2/28/
s

2/2
7
1s2

1) Noteeringen op
90 dagen.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

Data
Londen
S)

I

Parijs
5)
Berlijn
S
)
Weenen
S)

St.
Pc-

burg”)
New
York
1)

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen.

te New York
13 Mei

1918

. .
9.62
35.60
39.62+
24.85

2.02
14

1918

..
9.50+
35.15 39.15
24.12+

2.-
15

,,

1918

..
9.39
34.50
38.75
23.82+

1.97
18 Mei

1918 ……..48′!,
‘)

99
1
12
16

,,

1918

– .
9.21
34.-
38.05
23.10

1.94
11

1918 ……..49’/s

991/3

17

,,

1918

.
9.41
34.80 38.50 23.30

1.97
1
/3
4

1918 ……..

49’/s

991/2
18

,,

1918

. .





2.-
27 April

1918 ……..491/g

995/8

Ltagste d.
w. ‘)
9.0
33.90 37.80 22.90

1.93
20

1918 ……..

8’/

975/4

Hoogste
,,

,,

)
9.71+
36.-
40.25
24.95

2.038/
4

11
Mei

1918

. .
9.71+
35.85 39.80 24.95

2.034
19 Mei

1917 ……..37’/s

745/t

4

,,

1918

..
9.86k
36.37+
40.30
25.67+

2.06
1
/
20 Mei

1916……..36
Muatpariteit
.. .
12.10
48.-
59.26
50.41
1.28
2.488/
4

20
Juli

1914 ……..24
18
/it

54
1
/s

‘)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.
1)
Noteering van 17 Mei.

458

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 18 Mei 1918.

Activa.

Binnenl,Wis-(H.-bk.

f 34.589.046,09’/
sels, Prom.,< B.-bk.

1.523.168,37
enz. in disc.!. Ag.sch. ,, 18.905.382,14112 f
55.017.596,61
Papier o,ch. Buiteni. in disconto

……………………..

Idem eigen portef.. f

8.018.363,20
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
8.018.363,20
Beleeningen

IH.-bk.

f 75.468.827,00’/ mcl. vrsch,,
B.-bk.

8.353.511,88′!2
in rek..crt.
L
Ag.sch.

,
51.470.773,67’l
op onderp.

f 135.293.112,66
1
/2

Op Effecten

……f132.477.612,56’/i
Op Goederen en Spee.,,

2.815.500,-
135.293.112,56I2
Voorschotten a. h. Rijk
…………….,,

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……f 82.956.570,-
Muntmat., Goud ..

,,636.283.728,53’12

f719.240.298,53
1
I2
Munt, Zilver, enz..

7.756.377,41
Muntmat., Zilver

726.996.675,94′!,
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..

f

5.220.093,82
id. van ‘/,v.h.kapit. ,,

3.990.268,301/2
9.210.362,12′!2
Geb.enMeub. der Bank
…………….

..
1.465.000,-
Diverse

rekeningen

……………….,

f1.027.216.695,44

Paosiva.
Kapitaal

……………………..f
20.000.000,-
Reservefonds

………………….

..
5.234.534,18′!,
Bankbiljetten in omloop …………
in omloop ……….
3.597.446,5 7′!,
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk …..
.f

3.872.545,59/2
Van anderen ……55.387.093,95
1
/
59.259.639,55
Diverse rekeningen

………………

..
5.139.680,13

[1.027.216.695,44

Beschikbaar metaalsaldo …………..f
527.114.948,78 ‘/2
Op de basis van

/, metaaldekking
.. .. ,,
327.746.452,56
Minder bedragaan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
.. ,,
2.635.574.740,-

Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s

……………..
3.377.002,14
Buitenlandsche wissels
66.652,80
Beleeningen
15.193.306,48′!1
Goud

………………..
2.530.417,63
Zilver ………………..263.219,88
Bankbiljetten

…………

..
18.439.165,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….

3.140.996,58
1
/2

Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Data
Goi,d
Zilver
B
?”
k-
ijetlen
Andere
opeischbare
schulden

719.240
7.756
933.985
62.857
11

1918

,.
721.771 7.493
952.425
60.656
18

Mei

1918……

4

.

1918
721.833
7.331
971.986
64.449
27 April 1918

. . .
725.771
7.274
936.472
71.764
20

1918

..
. –
729.446
7.158
895.117 75.776
13

1918
730.152
7.135
894.911
75.711
6

118

….
721.397
7.154
893.899
64.320
30 Maart1918
722.184
7.285
889692
59.943
23

1918
723.051
7.337,
864.373
66.509
16

1918

. . .
723.807
7.323
858.394
58.834
9

,,

1918
722.096
7.225
859.317
65.835
2

,,

.1918
723.746
7.240
870.334
71.288
23 Febr.

1918

….
714.679
7.295
845.856
83.485

19

Mei

1917

.. ..
596.180
7.129
757.339
59.484
20

Mei

1916

.
.
..
538.286
2.304
635.156
54.470

25 Juli

1914

..
. .
162.114 8.228
310.437
6.198

Data

Di3conto’s

Bdee-
Beschik.
baar Dek-
kings.
Hiervan
otaa
Schatkist.
ningen
Metaal-
percen-
promessen
saldo
tage rechtstreeks

18 Mei 1918
55.018 18.000
135.293
527.115
73
11

,,

1918
58395
18.000
150.486
525.715
72
4

,,

1918
61.871 18.000
170.593 520.938
70
27Apr. 1918
46.520
18.000
153.925
530.839
73
20

1918
36.547 18.000
115.576 541.717
76
13

,,

1918
36.597

111.694
542.401
76
6

,,

1918
29.243 10.000 115.118
536.216
76
30ISlrt. 1918
19.165

115.737
538.809
77
23

,,

1918
20.822

108.980 543.478
78
16

,,

1918
21.714

103.580
546.945
80
9

,,

1918
24.064

111.170 543.537
79
2

,,

1918
26.363

124.022 541.907
78
23 Febr.1918
30.574

116.030 535.386
78

19 Mei 191.7
68.712 54.000
86.567
439.016
74
20 Mei 1916
29.644 7.300
70.584
401.893
78

25 Juli 1914
64.947 14.300
61.686
43.521
1
)
54
1)
Op
de
basis van
2/5
metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op: –

18Mei1916

1

II
Mei 1918

Aan schatkistpromessen.. f
49.445.000,-
f 112.880.000,-
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst

18.000.000,-

,, 18.000.000,-

Aan schatkistbiljetten ..

112.880.000,-

49.492.000,-
Aan zilverbons ………..33.057.331,50 ,, 32.495.522,-

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens worden detelegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der dbligo’s en uitzettingen en
het beschikbaar rnetaalsaldo van latere data opgenomen.

Data
Goud

j
Ztloer
B
bilja
k
,,
te

Andere
Ci5Chb•
schulden

11 Mei
1918
254.400.
4

,,
.
‘”
251.400

19 Jan.
86.439
19.270
171.743 60.908
12

,,
86.745
18.877
169.249
64.522
5

1918 …….

86.761 18.831 171.511
65.236
29 Dec.

1918
……….

18.548
168.026 66.280

12 Mei

1918 ……..
1918 ……..

72.825 22.463
157.741
34.906
13 Mei

1917 …….86.824

1917 ……..
45.464
32.017 144.617 30.021

25 Juli

1916 ……..

1914
22.057
31.907
110,172.
12.634

Data
Di3-
conto’s

Wissels.
buiten
N.-Ind.
beiaalbaar

B elee.
ningen
Diverse

reke
ningen
1)

Beschik-
1

baar
1

metaal-
saldo

5I
kings.
percen-
tage

11 Mei 1918
-=

=1
127.700
1
63.100
***

4

,,

1918
124.900
61.400

19Jan. 198
i.850
1

33.667

1
7.343′
24.469
59.179 45
12

1918
7.633
1
.33.891
69.204 23.877
58.867
45
5

,,

1918 7.851
1

33.332

1
71.996
24.459
58.243
44
29Dec.1917
7.523
1

33.789

1
70.762 23.028
58.511.
45

12 Mei1917
6.534
36.225 149.605
9.504
57.211 49
13 Mei1916
6.4691
34.397 147.435
12.502
43.079
44

25 Juli 1914
7.2591
6.395
47.934
2.228
1

4.8422)
44
1) Sluitpost der
activa.

2) Op
de basis van
/,
metaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere

I
opeischb.
schulden

1
1
Disconto’s
Div. reke.

I
ningen
t)

9Maart1918 ..
546
1.291
884
1.095
748
2

,,

1918

..
584
1.308
759 1.093
553
23 Febr. 1918

..
608
1.238
860
1.084
509
16

,,

1918

..
605 1.237 855
1.086
500
9

,,

1918

..
609 1.250
923 1.094 505

10Maart1917
..
737
1.083 1.002
940 265
11Maart1916
..
914
936
753 927
555

25 Juli ‘1914

..
645
1.100
560
735
396
‘)
Sluitpost der activa.

22 Mei 1918

0
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

459

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden p. st.

Data
Metaal
Circulatie
Cur,ency Notes.

Bedrag
Goudd.
Gov. Sec.

15 Mei

1918
61.708
49.977
***
*** ***

8

,,

1918
61.366
49.683
1

,,

1918
61.361
49.439
238.058 28.500
213.836
24 April 1918
61.006
48.409
235.191
28.500 210.836

16 Mei

1917
54.841 38.514
155.948
28.500
124.168
17 Mei

1916
60.094
34.671
117.182
28.500
83.775

22 Juli

1914
40.164
29.317

Data
Cao.
Sec.
Othcr
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Re-
serve

Dek-
kings-percen.
lage
1)

15 Mei ’18
57.317
105.522 41.457 133.820
30.182 17,22
8

,,

’18
55.872
97.410 37.573 128.130
30.133
18,18
1

,,

’18 56.460
102.862 34.373 137.652 30.372
17,65
24 Apr.’18
56.724 104.843
34.831 140.154 31.047
17,74

16 Mei ’17
44.963
108.231
52.996
108.231
34.776 20,43
17 Mei ’16
33.187 79.879
60.645
78.583
43.873
31,50

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
8
/8

1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darleheus- kasseuscheine, in duizenden Mark.

Data

Metaal

Daarvan

Kassen-

Circu-

king,-

lage
‘)
Goud

scl,eine

lalie

percen.

Dek-

15 Mei

1918 2.465.819 2.345.393 1.555.846 11.803.870

34
7

,,

1918 2.464.955 2.345.192 1.550.545 11.802.332

34
30 April 1918 2.464.796 2.344.999 1.543.195 11.820.793

34
23

,,

1918

2.464.725 2.344.806 1.472.703 11.564.031

34

15 Mei

1917 2.554.842 2.533.093

458.962

8.206.299

37
15 Mei

1916 2.502.216 2.462.791

683.630

6.536.244

49

23 Juli

1914 1.691.398 1.356.857

65.479

1.890.895

93

t)
Dekking der circulatie door metaal
en
Kassenscheine.

Dor!ehenskas.,enschetne

Data

Wissels

Rek. Cr1.

Totaal

I

in kas bi)
uit ge-

de Reichs-
_____________

geven

bonk

15 Mei

1913 14.546.209

7.751.370

8.613.300

1.541.600
7

,,

1918 13.577.588

6.857.044

8.613.400

1.536.800
30 April 1918

13.887.788

7.055.105

8.587.300

1.529.700
23

1918

12.698.699

6.298.883

8.289.800

1.457.700

15 Mei

1917

9.277.793

4.592.682

4.512.900

444.300
15 Mei

1916

5.046.962

1.510.915

1.892.700

642.700

23 Juli

1914

750.892

943.964

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden francs

Data

Goud

in het

Zilver

in het

000rsch.
Waarvan
Te goed

Buit .gew.

Buitenland

Buitenland

af d. Staat

16 Mei ’18 5.380.980 2.037.108

256.245 1.357.98 16.250.000
9

,,

’18 5.380.407 2.037.108

255.825 1.300.270 16.150.000
2

’18 5.379.657 2.037.108

256.116 1.303.893 15.950.000
25 Apr.’18 5.378.863 2.037.108

256.071 1.286.682 15.650.000

17 Mei ’17 5.264.420 1.948.706

257.232

760.437 10.300.000
18 Mei ’16 4.722.895

354.269

806.130

7.400.000

23 Juli ’14 4.104.390

639.620

Wissels
Uitge-
stelde
Wissels
Bdec-
ning
I

Bankbil-
jetten
1

Rek. Crt.
Pont-
culieren.

Rek.
Cr1.
Staat

1.091.394
1.090.083
992.929f
29.064.028
3.017.958 89.560 1.177.399
1.091.821
999.006 27.011.836
3.052.300
46.969
.
1.316.081
1.095.412
1.004.032
26.733.186 3.135.363 40.165 1.397.329
1.097.244
1.043.782 26.395.251 3.313.253
55.764
0
483.356
1.234,245
1.129.851
19.344.045
2.511.567 67.839
422.418 1.543.909 1.218.552 15.445.556 1.995.536
106.035
1.541.080

769.400
5.911.910 942.570
400.590

SOCIETIR GÉNÉRALE DE BELGIQUE.t)

Voornaamste posten in duizenden franes.

7i

Beleen.
Binn.
Dato

buitenl.

bulten!,

prom. d. t

en

Folie

lat
mcl.

Van

Von

toisstl,

Circu-

Rek.
saldi

oorder.

provinc. t

beleen.
Cr1.

8Mei

’18 808.733

98.808 480.000 122.005 1.266.338 232.480
2

.,

’18 805.970

98.776 480.000 125.395 1.265.172 234.550
25 April ’18 805.086

98.503 480.000 128.349 1.266.533 235.024
18

,,

’18 806.161

98.446 480.000 130.285 1.227.362 233.173

11 Mei

’17 380.244

87.057 480.000

76.497

916.205

97.891 11 Mei

‘16124:6.1701 62.8141480.0001 62.0231

690.277 156.200
1)
Sedert einde 1914 met de functie van circulatiebank belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Dato

Goud

voor dekking hei bui-

etc.

circu-
Waarvan

Waar.

FR.

F. R. Notes

tenlano’

I

Folie

van in

Zilver

Notes in

22 Maart’18

1.802.814

899.919

52.500

59.558

1.429.509
15

,,

’18

1.793.243

890.714

52.500

58.950

1.406.228
8

,,

’18

1.788.198

916.069

52.500

59.685

1.383.990
1

,,

’18

1.777.329

905.915

52.500

60.444

1.351.091
21 Febr. ’18

1.772.395

897.114

52.500

60.129

1.314.581
15

,,

’18

1.758.542

872.698

52.500

60.194

1.281.045
8

,,

’18

1.754.668

858.219

52.500

58.426

1.261.219
1

,,

’18

1.717.022

801.139

52.500

58.435

1.236.101

23 MxLart’17

912.055

352.038

10.665

844.603

Data

Wissels

Deposlio’s

von

1

kings-

dekking
Totaal

Waar-

1

Dek-

Goud-
1

Percent.

Kapitaal

t
percen-

circu.
lage
1)

‘Folie

22 Maart’18

871.999

1.882.396

74.011

59,6

63,-
15

’18

840.732

1.833.275

73.886

61,6

63,3
8

,,

’18

838.292

1.815.835

73.624

59,2

66,3
1

,,

’18

801.738

1.820.954

73.401

60,5

66,6
21 Febr. ’18

805.704

1.773.492

73.305

60,-

67,5
15

,,

’18

789.179

1.777.961

73.229

63,1

68,1
8

,,

’18

805.826

1.787.817

72.829

59,6

68,0
1

’18

896.583

1.854.486

72.621

61,5

64,8

23 Maart’17

106.271

844.603

56.057

80,5

101,5

t)
Verhouding tusvchen: den totalen goudvoorraad, zilver etc.. en de
opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto depositoo met inbegrip van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data

Aantal

ujigezeite
Totaal

Reserve

Waarvan
bij de

Totaal
time
banken

gelden en

F. R. bank,
1

deposilo’s

dposlts
beleggingen

15 Mrt. ’18

681

11.439.631

1.15.208 11.029.244

1.392.492
8

,,

’18

682

11.438.568

1.164.890 11.190.614

1.395.667
1

’18

676

11.375.469

1.089.152 11.119.448

1.375.066
21 Febr.’18

686

11.463.952

1.170.737 11.243.053

1.404.882
25 Jan. ’18

671

11.527.048

1.199.261 10.777.154

1.399.748

460

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 21 Mei 1918
Nu het offensief aan het Westfront voorloopig tot stil.
stand is gekomen en het vooruitzicht op de Piukstervacantie
den lust tot het entameeren van nieuwe zaken eenigszins
heeft geremd, hebben sommige factoren op de internationale
beurzen grootere waarde verkregen, dan in meer bewogen
tijden het geval zou zijn geweest. Zoo werkt b.v. op de beurs
te B e rI ij n de vrede met Roemenië nog steeds na, hoewel
de voornaamste bepalingen daarvan reeds lang haar invloed
op het koerspeil hebben doen gelden. Over het algemeen was
deze van zeer gunstigen aard, ondanks het feit, dat voor de
petroleuuioiidernerningen in het bizonder een betere regeling
was verwacht. Doch de algemeen-economische overeenkomst
heeft in Duitschlaud de volledige goedkeuring kunnen weg-
dragen, hetgeen inderdaad niet ten ourechte geschiedde. Voor
de eerste twee jaren toch heeft dit land zich het absolute
overwicht in Roemenië verzekerd, vooral wat de voorzie-
ning van granen betreft, terwijl voor de eerste zeven jaren,
te begiunen met 1920, een contract met de Roemeensche
regeering is gesloten, waarbij weliswaar op basis van weder-
zijdsch overleg bepalingen voor den in- en uitvoer worden
getroffen, doch waarbij vooruit is vastgesteld, dat Duitsch-
land en voor een deel ook Oostenrijk-Hongarije, op den
voet van meest begunstigde natie wordt behandeld.
Te zamen met overwegingen, uit dezen stand van zaken voortvloeiend, heeft de geldruimte te Berlijn stimuleerend gewerkt. Het gevolg hiervan is echter, dat vele waarden in
de sfeer der belangstelling worden getrokken, die voorheen
vrijwel een vergeten bestaan hebben gevoerd en die voor
het grootste gedeelte steeds in het bezit waren van een
kleine groep van ingewijde aandeelhouders. De oorlog echter
heeft op deze objecten speciaal de aandacht doen vallen, w’aardoor wilde koersverbeffingen en een ware jacht op
deze soort fondsen zich hebben ingezet. Een goed voorbeeld
van deze houding der markt heeft in de achter ons liggende
berichtsperiode de koersbeweging in aandeelen Th. Gold-
schmidt gegeven. Omtrent deze onderneming verluidde, dat
de patenten der maatschappij, n.l. die betreffende het betrek-
ken van olie uit steenkool, tot zeer hoogen prijs verkocht
waren aan een nieuw op te richten vennootschap. De meer-
derheid der aandeelen bevindt zich echter in familiebezit;
op de beirs zijn slechts uiterst weinig stukken in omloop,
zoodat de groote vraag naar het papier een sensationeele
koersverheffing niet zich bracht.
Ook aaudeelen in industrieele- en auto-ondernemingen,
bv. Daiinler, werden tot sterk verhoogde koersen uit de
markt genomen, ondanks het feit, dat de vooruitzichten op
de balanscijfers geenszins als zeer gunstig zijn aan te
nemen. hoe langer de oorlog echter voortduurt en hoe min-der gelegenheid er bestaat het verdiende kapitaal in nieuwe
ondernemingen productief te maken, des te meer aandacht
wordt er geschonken aan de reeds bestaande vennoot-
schappen, die Of hun rentabiliteit reeds bewezen hebben, öf op grond van verschillende veranderingen in den alge-
uleenen of specifieken toestand met reden doen verwachten,
dat l’et hieraan bestede kapitaal meer vruchten zal opbren-
gen, dan een eenvoudig bankdeposito in staat zou zijn te
doen.
Aan den anderen kant oefenen de vooruitzichten op de
nieuwe beursbelastingen af eu toe een zeer drukkenden
invloed uit. Zoo worden thans b.v. reeds vergelijkingen ge-
maakt tusschen de beurzen te Londen en die te Bérlijn,
juist wat betreft de belasting op den omzet. Iemand, die te
Londen b.v. een bedrag aandeelen ter beurze koopt ten be-
loopa van £ 2000 betaalt hiervoor aan Contract-Stamp
4 shilling, in totaal derhalve 8 sh. voor den aan- en verkoop.
Te Berlijn echter zou een dergelijke transactie, volgens de
thans ingediende (en in dit orgaan reeds besproken’). ont-
werpen, niet minder dan 260 Mark vereisehen, of het
32-voudige van de Engelsche belasting. Men vreest, dat deze
buitengewone heffing den effectenhandel naar de buiten-
landsche beurzen zal drijven. Hoewel de discussies in het Parlement omtrent deze aangelegenheid nog moeten aan-
.vsngen, is men toch niet optimistisch gestemd voor zoover
betreft een ingrijpende wijziging ten gunste van de Ber-
lijnsehe beurs.
Te L o n d e n is de geldmarkt nog steeds ruim gebleven.
Het systeem, voor vreemde gelden 1 4 pCt. meer te vergoe-
den dan voor inheemsche, heeft
zich
ingeburgerd; bovendien
wordt thans overwogen de rentevergoeding voor gelden van
laatstgenoemde origine nog sterker te verlagen, om den
verkoop van schatkist-obligaties met langeren looptijd in de
hand te werken. Het vooruitzic}.it op dezen maatregel is
dan ook thans reeds niet zonder invloed gebleven, in zoo-
verre in de laatste weken een aanmerkelijke toename in den
afzet van schatkistpapier te onderscheiden valt. Ongetwijfeld

heeft het tegenhouden van het Duitsche offensief hiertoe
ook in niet geringe mate medegewerkt.
Ter beurze zijn de omzetten van geringen omvang ge-
bleven; de stemming echter was gedecideerd vast te noemen.
Vooral de 5 pCt. oorlogsleening mocht zich in zoo groote
belangstelling verheugen, dat het percentagé van cle ge-
détaclieerde coupon binnen enkele dagen weder reeds zoo
goed als geheel in den koers werd opgenomen. De ver-
hooging der inkomstenbelasting heeft den prijs van de
4 pCt. belastingvrije schatkist-obligaties tot 101
Y
pCt. op-
gevoerd. Ook Fransche oorlogsieeningen waren sterk ge-vraagd, waardoor de koers zich met volle 2 pCt. kon ver-
heffen. De overige buitenlandsche staatsfondsen monteerden
alle, met uitzondering van Mexicaansche; men is in Enge-
land een igszins ontevreden met de neutrale houding van dit
land. In tegenstelling tot de vaste stemming voor Engelsche
spoorwegaaicdeeleu, stond de apathische tendens voor Cana-
deesche gelijksoortige waarden; .e voortdurende verhooging
der exploitatiekosten (men beweert, dat die bij de Grand Trnnk b.v. reeds meer dan 100 pCt. der ontvangsten uit-
hinken) heeft hieraan wel alie schuld. Eenige verbetering
wnrdt echter verwacht van de verhooging der tarieven,
waarvoor thans’ een felle agitatie wordt gevoerd. Rubber-
waarden bleven zonder belangstelling. Van petroleum-
waarden waren aandeelen Shell gevraagd, in verband
met geruchten, dat tot een kapitaalsuitbreiding zou worden
overgegaan, waarbij aandeelhouders een aanmerkelijke
,.honus” zouden ontvangen. Interessant is het, dat, ondanks
het ongunstige verslag van de directie der Rio Tinto, de
aandeelen dezer maatschappij toch een sterke koersverhef-
bog konden hoeken; men spreekt ni. van de introductie
van dit fonds op de Spaansche beurzen in samenhang met
het feit, dat de aandeelen als onderpand zouden worden
aangewezen voor een Engelsch-Spaansche overeenkomst te
stabiliseering van de Erigelsche valuta. In hoeverre Spanje hiertoe in staat is, kan worden gecon-
cludeerd uit verschillende publicaties, die ons uit dit land
bereiken. Zoo heeft zich bv. de goudvoorraad van de
Spaansche Bank gedurende den oorlog ongeveer verviervou-
digd (deze goudvoorraad bedraagt thans rond 2 milliard
Peseta’s) – Reeds zijn aan Frankrijk en aan de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika leeningen verstrekt tot een ge-
zai.oenhijk bedrag van 50 millioen Peseta’s; deze crediet-
trrnsactie is eveneens afgesloten op basis van gedeponeerd
onderpand. Voor Engeland is het thans van bijzonder be-
lang, een dergelijke overeenkomst af te sluiten, daar het Engelsche Pond Sterling te Madrid op het oogenblik ge
daald is tot 17 I’eseta’s tegenover een muntpariteit van
25 Peseta’s.
Te N e
w
Y o r k is de stemming in de achter ons liggende
week uiterst vast gebleven. Onder aanvoering van Steels,
voor welk fonds, naar men beweert, een z.g.
,,00l”
gevoi

md
i, werden nagenoeg alle aan de beurs te Wallstreet geno-
test-de fôndsen hooger uit de markt genomen. Voorloopig gold dit slechts voor industrieele waarden, doch later heb-
ben zich ook spoorwegwaarden hierbij kunnen voegen. De
oorraken voor de zeer geanimeerde houding voor industrieele
aandeelen hebben w

ij reeds eerder in deze kolommen uiteen-
gezet. Voor spoorwegshares gold thans als motief, dat de
regeering hoogstwaarschijnlijk zal overgaan tot verhoogiug
der vrachttarieven met 25 pCt. Hooewel dit voor de aller-
naaste toekomst niet van overwegend belang is (immers
garandeert de regeering de gemiddelde inkomsten van de
laatste drie jaren) voor de tijden, die na den oorlog zullen aanbreken, is het brengen van de ontvangsten in overeen-
stemming met de exploitatiekosten van zeer groot nut. Dan
toch zullen hoogstwaarschijnlijk de Spoorwegen in vrijen
eigendom aan de aandeelhouders worden teruggegeven en zal
dc- exploitatie dus weder geheel op eigen verantwoording moeten geschieden, waarbij dan natuurlijk de kwestie van
cao voldoende winstmarge van overwegend belang zal zijn.
De markt t e o n z e n t heeft onder het vooruitzicht yan
de Pinkstervacantie slechts geringe levendigheid aan den
dag gelegd. De afdeeling voor
Btaats fondsen
was voor de
inheemsehe soorten vast gestemd, in verband met de ruime
gelzlmarkt, terwijl buitenlandsche obligaties slechts met
eenige reserve werden gekocht. Voor een deel kan dit laatste
in verband worden gebracht met de voorstellen tot ,,wering
van buitenlandsche fondsen”; men is zich nog niet goed de
consequenties bewust, die uit het tot stand komen van deze
wet kunnen voortvloeien en geeft er dientengevolge de voor-
keur aan een afwachtende houding aan te nemen. Over het
algemeen echter wordt het ontwerp ter beurze gunstig be-
oorleeld. kien is zich natuurlijk wel de nadeelen bewust, die
voor den arbitragehandel in het bijzonder uit de nieuwe
voorschriften kunnen ontstaan, men ontveinst zich verder
geenszins de moeilijke positie, waarin sommige firma’s met
uitgebreide buitenlandsche relaties, die vOör den oorlog

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

461

voornamelijk hun bedrijf vonden in het emitteeren van
vreemde waarden aan onze beurs, geplaatst kunnen worden,
doch men is er van overtuigd, dat de in te voeren voor-schriften over het geheel in een lang gevoelde behoefte
voorzien. Overigens wendt men thans reeds pogingen aan,
ow zooveel mogelijk te trachten de particuliere belangen
(waarvan wij hierboven reeds enkele releveerden) te sauvee-
ren; o.a. is men doende een petitionnement van de belang-
hebbende ai’bitrageanten saam- te stellen en te doen onder-tekeneu waarbij der Kamer en den Minister eenige wenken
uit de practijk van het beursleven zullen worden verstrekt.
L-Eirdoor zullen wellicht nog enkele wijzigingen in den thans
aainrenomen opzet van het ontwerp gebracht kunnen wor-
den, zonder dat nochtans het doel, het aanwenden van het
Nederlandscli kapitaal zooveel mogelijk ten bate van Neder-
latidsehe belangen, uit het oog behoeft te worden verloren.

14 Mei.
16 Mei
17 3iei. R5f
dalin

5

0
10
Ned. W. Schuld -.
94/
93/16
94
3
/16
4I/

0/

,,

,,

,,

1916
95
94
1
11
94′!2
‘/2
4

°
/o

,,

1916
87

1/16

87
87/io

Is
31/

0
/0

,,

,,

,,
78
1/
4

770/
4



1
/1
3

0
/0

•,,

,,
69
681,
68

21/,
0
16

Cert. N. W. S …….
58Ie
58’/io
58’/8

5

0
/0
Oost-Indië 1915
971/
t

97313
97/
+
1/4

4

0
10
Hongarije Goud
45
4.5
4

0/3
Oostenr.Kronenrente
38
373/4
38’/2
+
1
/2
5

0
/0
Rusland 1906 ……
26
2
/4
26
25

4
1
/2 0/

Iwangorod Dombr.
23
1
/o
23
1
/4
22V4

194
4

0/

Rusland Cons. 1880
22’/,o
22


‘/10
4

0
/0
Itusi. bij Hope
&
Co
23
1
Ijo
23
1
I16
23’/

/io
412
0/

ChinaGoud 1898
54 54

5

0/

Brazilië 1895 ……
59*14
591/

Van de locale afdeelingen hebben
cultanrwaarden
en van
deze weder voornamelijk suikerwaarden, de aandacht getrok-
ken. Na het sluiten van de emissie op de aandeelen der
Cultuur-Maatschappij der Vorstenlanden trad aanvankelijk
ee’i lichte verbetering voor dit fonds in, welke echter al
spoedig werd gevolgd door een hernieuwde inzinking. De
berichten, die uit indië omtrent de opbrengstprijzen van
suiker zoovel van inuscovados als van No. 16 en Superieur,
ontvangen worden, luiden dan ook nog verre van bemoedi-
gend. Ook heeft tot de weder ingetreden bomen tendens
medegewerkt de bekendmaking van de gedachtenwisseling tussehen ouzen Minister van Koloniën en den Gouverneur-
Generaal, waaruit is gebleken, dat de oprichting van een
exportcentrale voor Nederlandsch-Indië niet tot de onmo-
gelijkheden behoort, hoewel vele der naaste belanghebbenden
en deskundigen het vrijwel er over eens zijn, dat een derge-
lijk instituut niet in het belang van Indië of van de in Indië
;ei-kende ondernemingen geacht zou mogen worden. Boven-
dien heeft de gestie van het bestuur der Cultuur-Maatschappij
der Vorstenlauden, behalve veel critiek, ook de vrees naar
voren gebracht, dat de overige guikernutatschappijen tot
gelijksoortige handelingen zullen overgaan, hetgeen onge-
tvi
j
feld een blijvende depreciatie van de betrokken aandee-
leo, althans voor de eerste tijden, zou beteekenen. In dit
verhnd w-aren ook aandeelen Handeisvereeniging ,,Amster-
dam”, niet betrekking waartoe echter in het hier genoemde
opzicht zeer optimistisch wordt geoordeeld, op vrij groote
schaal aangeboden. 1-lierbij moet echter niet uit het oog
worden verlojen, dat ter beurze zich een krachtige contra-mine-partij heeft ontwikkeld, die telkens gereed staat, haar
aanvallen te heinieuwen. Aan

den anderen kant vormt deze
omstandigheid ongetwijfeld een grooten steun voor de markt,
waaruit dan ook het spoedig herstel na het binnenkomen
van een ook slechts onbeteekenend gunstig bericht te ver-
klaren valt.
In aansluiting aan de suikerwaarden, waren ook de
ovcrige cultuurfondsea ongeanimeerd.
Rubberaandeelen
wer-
den beïnvloed door de mededeeling, dat reeds sommige onder-
nemingen zijn overgegaan tot het inkrimpen van de produc-
tie, terwijl gelijktijdig hiermede de prijs zoodanig gedaald
is, dat slechts een uiterst geringe winstmarge overblijft.
Roewel deze omstandigheden natuurlijk slechts drukken op
de resultaten van het loopende jaar, is men algemeen van
ueening, dat de directies niet een en ander terdege rekening
zullen houden, zoodat bij de nog op te maken eindcijfers
over het jaar 1917 het houden van zoo groot mogeljken
kasvoorraad zal worden overwogen en ook overigens alles in
het werk zal worden gesteld, om de 1 inancieele positie zoo
krachtig mogelijk te doen zijn. Op groote dividend-uitkee-
ringen wordt dan ook ter beurze niet gerekend; zelfs ver-
woedt men, dat verschillende ondernemingen het voorbeeld
van de Cultuur-Maatschappij der Vorstenlanden zullen moe-
tea volgen, teneinde eenigszins onafhankelijk te kunnen

staan met betrekking tot het financieren van de niet-ver-
scheephare productie.
Voor de
tabaksrnai-kt
hebben vi-ijvel dezelfde motieven
gogoldcu, hoewel het verschijnen van de verslagen der Deli-
Batavia en der Arendsburg Maatschappijen hier toch een
beteren indruk hebben gewekt. Ook stemde hier eenigszias rustiger de overweging, dat thans nog niet besloten behoeft
te worden tot iiikrimnping van den aanplant voor oogst 1919;
men koestert nog de hoop, dat tegen den tijd, dat het besluit
dknaangaande genomen moet worden, nl. in Augustus as.
de omstandigheden van dien aard zullen zijn, dat redelijker-
wijze het vooruitzicht op betere tijden mag w’orden aange-
noiieu.
De
ncti

oleiomafdeeling is
zeer vast gestemd gebleven voor
caudeelen Koninklijke Petroleum -Maatschappij ; het betaalde
dividend is thans reeds weder bijna geheel bij den koers
gevoegd. Men sprak hier ook van een nieuwe emissie, evenals
te Londen met betrekking tot de SheIl-Company, waarbij ook
een ,,bonus” in het vooruitzicht werd gesteld. De overige en
met name de Roemeensche soorten, konden zich in aanslui-
ting aan de houding voor deze fondsen iii het buitenland
niet in groote belangstelling verheugen. Wel bleef de stem-
niidg vrij vast, doch de omzetten waren van zeer geringe
beteekenis.

14 Mei.
16 Mei.

17 Mei.

Amsterdanosehe Bank

….
192/4
1921/

+
1
/8
Ned. Handel-Mijcert. v. aand.
165/4
1 66’/4
168/4
+
2/3
Rotterd. Baukvereenigiog ..
134’h
135
134′!1
+
‘/
Amst. Superfosfaatfabriek..
168
164

—4
Van Berkel’s Patent ……
158 158

Insulinde Oliefabriek……
191’/4
195 198
+
6/4
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand.
104
1
/8
104
1
/4
104
– ‘/s


Ned. Scheepsbouw-Mij. . . ..
154
151


3
Philips’ Gloeilampenfabriek
330 325
326
—4
R.
S.
Stokvis.& Zonen
….
629
634
639
+ 10
Vereenigde Blikfabrieken.

127
‘1,
126 125

21,
Compauia Mercantil Argent.
215 214
‘/
214/4

‘/4
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
115
113’/8
112’/2

2′!2
Handeisver. Amsterdam….
277
284′!2
287′!,
+ 10’/,
Holl. Transatl. Handelsver.
151
150

— 1
Linde Teves &.Stokvis
…..
225 228
228
+
3
Van Nierop &Co’s Handel-Mij
185’/2
184
183

2’/
Tels
& Co’s
Handel-Mij
….
175’/
179

+
3’/
Gecons.
bIl.
Petroleum-Mij
1895/
8

188’/
189/8
Kon. Petroleum-Mij …….
490’/2
498
511’/3
+
21
Orion Petroleum-Mij …….
82’/,
81
82
– ‘/
Steaua Itomana Petr.-Mij.
.
197
1
/3
191/2
193
1
!2
—4
Amsterdam-Rubber-Mij…..
150’/4
154V2
153’/4
+
2′!2
Nederl.-Rubber-Mij.

……
92’/4
92′!2
94
+
1’14
Oost-Java-Rubber-Mij…..
185’/2
184
1
/
184
– 1’/
Deli.Maatschappij

……..
403’/2
416
420
+
16′!2
Medan-Tabak-Maatsehappij..
175 180
184
+
9
Senembah-Maatschappij ….
466t/2
479
490
-+
23’/2

Meer handel vond plaats in de
scheepvaaa

tafdeeling,
waar vooral de Indische lijnen gefavoriseerd werden in ver-
band mct de wederopenstelling van de vaart tussehen Indië
en Amerika. De ondergang van de ,,Zaanla.nd” van den Kon.
Holi. Lloyd had slechts weinig invloed op de algemeen
gunctige tendens; zelfs berekende men reeds, dat de
maatschappij een niet onaardige winst door de vergoeding
a1 $ 250 per ton zoû kunnen roaliseeren, al ontveinsde men
zich niet, dat, van nu af aan, geen inkomsten meer met de
exploitatie, resp. de verhuring van het schip gemaakt kun-
ken worden.

14 Mei. 16 Mei.
17 Mei.

Holland-Amerika-Lijn

….
367
1
/2
372
1
i2
376′!2
+
9
,,

,,
gem.eig.
337
3491I2

+
12’/2
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij ..
272
250


22
HolI. Alg. Atl. Stoomv.-Mj.
167/2
167
1
!2

Hollandsehe Stoomboot-Mij..
198
206’/4
203
+
5
Java-China-Japan-Lijn
….
248′!2
254/4
256′!2
+
8
Kon. Hollandsche Lloyd
.. 162/2
165’/4
163
3
/4
+
1’/4
Kon. Ned. Stoomboot-Mij…
228
1
/8
230’14
231’/4
+
2’/8
Kon. Paketvaart-Mij …….
242/i
249/
4

249/
+
6’/s
Maatschappij Zeevaart
.. ..
305
299′!3

– 5’/
Nederl. Scheepvaart-Unie
..
240
3
/
245
1
/
244
7
/8
+
4’/o
Nievelt Goudriaan
……..
1140
1140 1140
Rotterdamsche Lloyd……
254 257
1
!2
258
1
I4
+
42/4
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”

335
340
+
5
,Nederland”
..
262
1
!2
269
249’/2

13
,.Noordzee”

..
210
1
!,
215
215’/
+
5
,,Oostzee”

.. . .
313 316
317
+
4
*
ex dividend.

De
A-merikawischo markt
was opgewekt van toon. Loven-

*

462

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

dige handel vond plaats in aandeelen Steel Corporation,
waarin vooral groote premie-affaires werden afgesloten.
Later werd de aandacht ook getrokken tot aandeelen
Southern Rail, die steeds wel een geliefd object voor de
Rollandsche speculatie zijn geweest en die dan ook thans
bij de rijzing der lichtere spoorwegaandeelen vooraan ston-
(ten. Weliswaar konden ook aandeelen Missouri in deze
gunst deden, doch de beweging was hier veel minder ,,ge-
zond” dan bij eerstgenoemd fonds en kon zich dan ook in
de laatste dagen der berichtsperiode niet handhaven.

14 Mei. 16 Mei. 17 Mei.

American Car & Foundry . . 74/8

748/4

72’I,

2
1
/1,
Anaconda Copper ……..137’/2 136
1
ii, 136’/

– 1
Un. States Steel Corp …..

9518/,s 95
1
1,6
95’12

5
/16
Atchison Topeka ……….85’/i

85

– 1/

Southeru Pacific ……….
83/8

82v/8

– 1
Union Pacific …………. l2O’/ 120
1
/4 1191/4 –
Int.Merc.Marineafgest…..
29
8
/s

28/8

29

,,

,,

,,

,,
prefs 10111/is 998/
s
1001/4 – 1
7
/ia

* ex dividend.

De
geldinarkt
is ruim gebleven; prolongatie noteerde
2 pCt.

GOEDERENHANDEL.

SUIKER.

NOTEERINGEN.

Londen
Amsterdam

New York
1 Americ.
Data

per

Tate.,
1
White Granu-

96% Mei

Culse.,
1
Javas

ltd Centrifugals.
No.l
1
fo1.
1 r.j.

17Mei 1918…
f

64/9

5,92
10 ,, 1918 ……, –

53/9

5,92
17 Mei 1917

23
1
/

47/1’/

3016

6,02
17 Mei 1916 …….3l
18
/is 47/1′!, 21/-

31/9

6,52
21 Juli 1914 . . . – ,, 11/2 181-

3,26

Volgens F. 0. Licht bedraagt de vermindering van den
bietaanplantin Duitschland in doorsnee 8 ‘/o. De velden
zien er overal – ook in ons land – zeer gunstig uit.
Op Java kwamen nog eenige afloeningen tot stand tot
f 6,-
voor No. 12/14 en tot
f 7 /, voor Superieur. Ook naar
Britsch-Indië mogen thans weer Hollandsche schepen uit-
varen, waarvan er eenige met suiker beladen te Sabang

Noteeringen.
*)

Chicago

1

Buenos Are.,

Data-

1

1

1
Tarwe 1 Maî., 1 Haver
1
Tarwe 1 Mars

LiJnzaad
Mei
1

Mei
1

Mei
t

Juli
1
Juni
I
Juni

lagen, doch voor deze destinatie zal waarschijnlijk minder ruimte disponibel zijn dan tot dusver. Van de overige suikermarkten kwamen geen nieuwe be-
richten binnen.

KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, dd. 28 Maart 1918.

Niettegenstaande den onzekeren politieken toestand gaan
prijzen van Amerikaansche katoen nog geregeld hooger,
hoofdzakelijk door de goede vraag uit de industrie. Zoover
als men zulks kan beoordeeleu, zal er dit jaar geen schaarschte
zijn, tenminste niet in Amerika, maar de voorraden in
Liverpool worden steeds kleiner en men vreest, dat de ver-schepingen over April weer zullen tegenvallen. Egyptische
katoen is weer duurder, terwijl ook de overige soorten nogal
belangstelling ondervinden. De voorbereidingen voor den
nieusvenAmerikaanschen katoenoogst schieten flink op, terwijl
de vooruitzichten in de verschillende staten nogal varieeren.
Deberichten uit Texas zijn minder gunstig in verband met
de weinige regens, doch zulks kan spoedig veranderen, ter-
wijl men ook niet verwacht, dat de oogst daar nu voor het
vierde jaar weer slecht zal worden.
De garenmarkt blijft zeer vast en nu de vraag grooter
is dan het aanbod, kunnen spinners zeer mooie prijzen be-
dingen, van welke gelegenheid zij een dankbaar gebruik
maken. Er komen steeds meer spinnerijen, die absoluut niet
willen noteeren en dit werkt natuurlijk zeer gunstig op de
prijzen van andere spinners, die misschien minder aandacht
aan hun oude contracten wijden. Men legt zich ook meer
toe op het verspinnen van de slechtere kwaliteiten Amen-
kaansche katoen en van Egyptische katoen, omdat men dan
langer mag werken. De meeste vraag isvoor het binnen-
land, maar de exporthuizen koopen ook groote hoeveelheden
enkele en getwijnde garens. Zonder de tegenwoordige ver-
schepingsmoeilijkheden zouden deze aankoopen nog grooter
zijn en men mag zeker geen lagere prijzen verwachten,
zoo lang de vraag zoo levendig blijft.
De doekmarkt is zeer vast en hoewel de meeste koopers
de hooge prijzen niet willen betalen, zijn er nog steeds vele,
die hunne voorraden moeten aanvullen, terwijl verder ver-
schillende weverjen geen nieuwe orders aannemen, totdat
zij hunne loopende contracten flink zullen hebben vermin-
derd. Van Indië komen ook weer meer orders binnen en in
mull dhooties en lichte gebleekte shirtings zijn verschillende
zaken tot stand gekomen.
Zie den staat der noteeringen hierneven.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.

21 Mei 1 13 Mei 1 20 Mei
1918

1

1918

1

1917

18 Mei ’18
220

8)
12714 76’/4
12,65 5,25 23,95
11

,,

’18
220

8)
127
8
/8
72’/
12,90)
5,25 24,30
18 Mei ’17
228

8)
1521/
4
2)
66Vs
5
)
17,55′)
12,-
26,-
18 Mei ’16
122’/4
748/4
45/8
7,354)
4,25
10,75
18 Mei ’15
153/4
738/s
51
8
/s
13,15
1
)
5,40
6)

11,806)
20Juli ’14
82

‘)
566/8
1)
361/2
l)

9,402)
5,38
2)

13,70 ‘)
1)
per Dec.
2)
per Sept.

8)
of
lie. vastgest. locoprijs

4)
per Juni
5)
per Juli

6)
per Mei

Tarwe ……………….572,50′)

572,50′)
Rogge (No. 2 Western)

. –

nom.
Maïs (La Plata) ………-


Gerst (46 lb. feeding)..

-.
Haver (38 1h. white clipped)

Lijnkoeken (Noord-Ame-
rika van La Plata-zaad)


Lijnzaad (La Plata)

nom.

0
Regeeringsprijs.

588,-‘)
nom.
345,-s)
345,_
l
)
20,-t)

200,1)
nom.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam

Amsterdam
Totaal

Artikelen.
12 Mei-

Sedert

Overeenk.
12 Mei-

Sedert

Overeen8.
18

1917
18 Mei

1918

1 Jan. 1918

tijdvak 1917
18 Mei

1918

1 Jan. 1918

tijdvak 1917

Tarwe ……………..


134.950
– –
8.903

143.853


8.465




8.465


2.314




2.314
Rogge

……………..

.


77.641


54.331

131.972


22.949


9.563

32.512

Boekweit

………….



10.025


15.043

25.067

MaIs

……………..
Gerst

……………..



8.322


7.560

15.882
Haver

……………..
Lijnzaad ……………
Lijnkoek ……………


19.432


20.576

40.008
Tarwemeel ……..

.

6.243
– – –

6.243

AANVOEREN
in tons van
1000 K.G.
voor België.

96.316 113.032



96.316 113.032
Mais

………..
…..

38.730
7.479



38.730
7.479
Tarwe ………..
……


5.174




5.174

Rogge

……………..

.




-.

– –
Tarwemeel ………….
Gerst

……………..

6.174
144

– –
6.174
144

*) Door de feestdagen wordt het overzicht der granen deze week niet gegeven.

22 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

463

Noteeringen voor Loco-Katoen

(Middling Uplands).

1
20Mei ’18
113 Mei 18
1
6Mei’18
21 Mci ‘171
20Mei’16

New York voor
Middling

..
26,25e
28,20e
27,20e 21,15e
13,20 c
New Orleans
voor Middling
29,25 c
29,25 c
28,50e
20,13 c 13,00 c
Liverpool Good
Midd. Americ.
22,07 d’)
22,23 cl
21,70d
13,44
d2)

8,74 cl 2)

‘) 17 Mei.
2)
Middling.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizeridtallen balen.)

t
Aug.
’17
O0ereeekomsitge perioden
tot
17Mei ’18 1916-17

1

1915-16

Ontvangsten Gulf-Havens..
,,

Atlant. Havens,
5776
6674
6841

Uitvoer naar Gr. Brittannië
1
2321
2236
‘t Vasteland.
‘-

3670
1977
2108
Japan etc…
J
453

Voorraden in duizendtallen
1
17 Mci

I8
1
17 Mei

17
1

17 Mei

I6

1314
926
1167
Binnenland …………..
991
813
704
Amerik. havens ………..


68
229
New York

……………

.

2611
288
New Orleaus ………….
Liverpool

……………
322 575
728

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Ijze,
Cle,,.
N0._3
Koper
Standard
Tin
Lood
Zink

17 Mei

1918..
nom.
110.-1-
363-1-
30.101-
52.-1-
13

,,

1918..
Dom.
110-/-
375.-/-
30.10/-
52.-/-
18 Mei

1917..
nom.
130-/-
250.716
30.10/-

19

IvIei

1916..
82/6
138.-!-
197.5/- 31.15/-
9
5

/

20 Juli 1914..
51.4/-
61.-!-
145.15/-
19.-/-
21.101-

WOL

De markt te Boston is willig voor die soorten, waarop
door de Amerikaansche regeering geen beslag gelegd is.
Aanvoer van uit het buitenland heeft langzaam plaats. De
totale markttoevoer bedroeg:
1 Jan.-31 Mrt. 1 Jan.-31 I’,.trt.
1918

1917

uit het binnenland…. 110.000 bu.

164.000 bn.

uit het buitenland . . . . 115.000
,,

119.000

225.000 bn.

283.000 bu.
Volgens de gegevens van het United States Department
of Agriculture is het totaal aantal schapen in de Vereenigde
Staten ten vorigen jare met 1.284.00cL stuks toegenomen.

HLJIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.:
De laatste veertien dagen waren voor de huiclen-branche,
vat ons land betreft, van geene beteekenis en er is feitelijk
van een h u i den m a r k t geen sprake meer. Clubs zoowel als
huidenhancielaren leveren geregeld af van den ouden voorraad
en de weinige huiden, die er vallen, door het slachtverbocl,
zijn meest van inferieure qualiteit, die door gebrek aan
beter toch opgenomen worden. Er zullen dus, vOOr de slachtin.
gen weder normaal worden, geen huiden meer aanwezig zijn.
Wat exo-tische huiden betreft, zijn buitenlandsche
markten willig gestemd en er zijn nog massa’s huiden van
Nederlandsche importeurs in het buitenland, doch er is, door
gebrek aan scheepsgelegenheid, geen sprake van die hier aan
de markt te brengen. Van de weinige exotische huiden, die hier aan de markt
waren, werden afgedaan: 1764 drooggezouten en 190 droge Kaaphuiden; en blijven er nog: 1160 drooggezouten Kaap-huiden 1 en 920 drooggezouten Kaaphuiden II, die ook heel
spoedig zullen opgeruimd worden, aangezien er zekerheid
bestaat, dat er geen nieuwe partijen aangevoerd zullen wor-
den. De toestand is in ‘t algemeen ernstig, zonder het minste
uitzicht op verbetering.
Kalf s vellen blijven veronachtzaamd, doordien afdeeling
,,Crisiszakan” weigeren blijft uitvoer toe te staan voor
groote partijen, die uit de ,,Maasdijk” en ,,Poeldijk” gelost
werden en waarvoor feitelijk reeds van het buitenland ruil
heeft plaats gehad. Wel worden enkele kleine partijen door de binnenlandsche looierij opgenomen, doch dit heeft geen
merkbaren invloed op den voorraad.
Rotterdam, 18 Mei 1918.

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

21 Mei 1918. De in het vorige overzicht uitgesproken
verwachting, dat de nieuwe Duitsche prjzenverordening de
Nederlandsche scheepvaart zou schaden, is maar al te spoe-
dig gegrond gebleken; eenige Nederlandsche schepen werden
naar Swinemünde opgebracht. Waar een der schepen zonder
eenige lading was – en dus geen contrabande vervoerde –
waardoor elk motief voor prjsmaking afwezig was, zou
aangenomen moeten worden, dat de omstandigheden in tegen-
spraak waren met de opvatting, dat het schip ten dienste
van de vijandelijke oorlogvoering gebruikt werd. De schepen
waren door de Nederlandsche regeering gevorderd om in
Zweden hout te laden voor Nederland, hetgeen aan de Duit-
sche autoriteiten bekend was. Als argument voor opbren-
ging werd dan ook iets nieuws gevonden, n.l. dat de schepen
zonder ,,Geleitschein” voeren, hetgeen inderdaad juist is,
omdat de Duitsehe autoriteiten weigerden dergelijke doku-
menten af te geven. Het is hier niet de aangewezen plaats
om de weigering ,,Geleitscheine” af te geven en tegelijkertijd
te eischen dat dergelijke dokumenten aan boord moeten zijn,
te kwalificeeren; verwacht wordt echter, dat de regeering
onverwijlde vrijlating der schepen en volledige schade-
vergoeding voor het oponthoud zal eischen.
Inmiddels heeft de overheid alle Nederlandsche schepen
verboden naar het buitenland te vertrekken. Of maatregelen
overwogen worden om de vaart op Skandinavië te onder-
houden door konvooi van oorlogsehepen?

GRAAN.

Data

Petra
LO
0
/
en/

R’dam

Odesso
Rotte,.
dam

All. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo

Rotte,-
Bris tol
Rotte,-

I

Enge.
dom
Kanaal
dam
land

13/18

Mei 1918



501-

200/-
6/11

,,

1918


50/-

200/-
14/19

Mei 1917


f
7,—
401-
f52,25
14216
15/20

Mei

1916


f18,—
141-
f110,-
1731-
juli

1914
lid.
7/3
1/11
1
/4
1/11
1
/
4

12/- 12/-

KOLEN.

Cardif

1
Oostk. Engeland

Rotte,- 1 C,on-
Data

I

1

La
1
Bor-

Genua

Plata

dam
1
stadt
dcaux

Rivier
1

13/18 Mei 1918 69/-
101/3

1201-


6/11

,,

1918
69/-
101/3
– –
120/-


14/19 i1ei 1917
69/-
101/3
140/-
100/-


15120 Mei 1916
fr
66,—
95/-
112/6
60/-
f
6,50

Juli 1914
,,
7,—
7/-
7/3
14/6
312
51-

DIVERSEN.
Bombaij
Birma

Vladivo-
Chtlt
13ata
West
I

West
stoel

I

West
I

Europa
Ew-opti
West
Europa
(d. w)
(rijst)
Europa (salpeter)

275/-
5001-

1851-
275/-
500/-

185/-
13118

Tcfei

1918 …….

375/-
400/-

160/-
6/11

,,

1918 …….
14/19

Mei

1917 …….
15/20

Mei

1916 ……
133/9
140/-

150/-
Juli

1914 ……
14/6
.
1613
251-
22/3

RIJN VAART.

Week van 13 tot 30 Mei 1918.
Door cle gestadige toevoeren naar de laadhavens liepen
de verladingen naar den Bovenrijn vlot van stapel. De water-
stand bleef gunstig, zoodat de schepen op 2,30 Meter konden
afladen. Bij voldoend aanbod van schepen en evenredige vraag
bleven de vrachteu op hetzelfde peil en werd lik. 2,25 tot
fdk. 2,50 per ton betaald naar Manuheim.
De sleeploonen ondergingen wederom eenige stijging; het
hoogste cijfer bedroeg 16 pf. per centner.
Van Rotterdam naar de Ruhrhavens was de toestand
onveranderd. Bevrachtingen hadden nietplaats. De sleep-
bonen varieerden tusscben 20/10 cents boven het 50 cents
tarief.

464

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Mei 1918

II

De N.V. N

H

ROTTERDAM

‘S-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon
H
280, 300

Telefoon 1555

levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in hutfr en koop.

-.

Herstelt en onderhoudt o n d er g a r anti e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS
GRATIS.

NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK
KONINKLIJKE
HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM

tegen
HOLLANDSCHE
pCt. Obligatiën (Grondbrieven)
Beurskoers

Gecertificeerd door de Centrale Trust.Compagnie
5
LLOYD

Verkrijgbaar in stukken van
f
2500,—,
f
1000,—,
f
500,— en
f
100,-
op elk goed effectenkantoor

:
AMSTERDAM

Geregelde

Passagiers-

en

Vrachtdienst
G RON IN GSCH E C REDIET.

EN HANDELSBANK

met nieuwe, moderne

post-stoomschepen

GRONINGEN, APELDOORN, APPINGEDAM, ASSEN EN VEENDAM
1
TUSSCHEN

Kapitaal
/
5.000.000,—
A M S T E R D A M
Geplaatst en volgestort f2.000.000,—

Reserves ruim
…… f

387.000,—
EN

:1

VERSCHAFT BEDRIJFSKAPITAAL AAN
ZUID-AMERIKA

LANDBOUW, HANDEJ. EN NIJVERHEID VIA

INCASSO

DEPOSITO

SÂFE DEPOSI1
NEW YORK

Jnternationale Bank”

voor Zakelijken Waarborg

TE GRONINGEN

Geeft
5
%
PANDBRIEVEN
uit in stukken van

f 1000 en f500
tegen den koers van
97
%

DE SPAARNE-BANK
_

gthooisteenbouw’

HAARLEM

Gestort Kapitaal
en
Reservesf
1.184.000,-

REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERINGEN, ASSURANTIEN,

WISSELS, EFFECTEN,

COUPONS, PROLONOATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.

BANKVEREENIGING

f

HAARLEMSCHE

HAARLEM, AALSMEER, BEVERWIJK, BLOEMENDAAL, EDAM, RILLEGOM,

HOOFDDORP, LEIDEN, LISSE, PURMEREND, IJMUIDEN, ZANDVOORT.

gestor’t Kapitaal /3.050.000,—

Reserve
/
721.500—)

Auteur