Aan de klimaattafels zijn een aantal sectoren aangemerkt waarin verandering cruciaal is om de energietransitie te laten slagen. De lonen in deze ‘klimaatsectoren’ zijn echter lager dan in andere sectoren. Dat kan bijdragen aan de personeelskrapte in deze sectoren en de transitie hinderen.
De figuur toont dat de uurlonen van werknemers in de klimaatsectoren gemiddeld twee procent lager liggen dan bij vergelijkbare werknemers in andere sectoren. In sommige sectoren, zoals de productie en mobiliteit, zijn de uurlonen wel iets hoger (zes en drie procent), maar in andere, zoals technisch ontwerp en schone energie, blijven de lonen vier tot vijf procent achter.
De relatief lage lonen in klimaatsectoren maakt ze financieel onaantrekkelijk voor werknemers. Vooral praktisch geschoolde beroepen hebben te maken met grote loonachterstanden. Dat terwijl het huidige aanbod van praktisch geschoolde arbeidskrachten in klimaatsectoren tekort schiet om de klimaattransitie vorm te geven.
Daarentegen zijn de lonen in de fossiele sector – bestaande uit economische activiteiten als olie- en gaswinning, productie van elektriciteit en warmte uit fossiele brandstoffen, en aardolieraffinaderijen – gemiddeld acht procent hoger dan in sectoren met vergelijkbare werknemers. Deze loonpremie maakt het financieel aantrekkelijker om in fossiele sectoren te werken, terwijl deze juist zouden moeten krimpen om de klimaattransitie te doen slagen.
Om de instroom in klimaatsectoren te vergroten, moeten de lonen voor bepaalde beroepsgroepen aanzienlijk worden verhoogd. Hier kunnen sociale partners aandacht voor vragen bij cao-onderhandelingen.
Daarnaast kan de overheid milieu- en klimaatschade belasten waardoor de winsten binnen fossiele bedrijven afnemen en de kosten toenemen. Via een doorrekening in productprijzen vertaalt zich dat uiteindelijk in een lagere markvraag en daarmee een lagere loongroei.
Auteurs
Categorieën