Ga direct naar de content

‘Beleidspraktijk leunt te veel op macro-economische modellen’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 23 2024

“Ik ken weinig mensen met wie je het zo goed oneens kan zijn als met Lex”, zegt Dirk ­Bezemer, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG), in een persoonlijke column ter gelegenheid van het afscheidssymposium van Lex Hoogduin als hoogleraar in Groningen. “Lex omarmt pluralisme, luistert naar argumenten, meestal gevolgd door repliek.”

Naast zijn academische carrière (voornamelijk in Groningen en tijdelijk aan de UvA), was Hoogduin in het verleden hoofdeconoom bij Robeco, directielid bij De Nederlandsche Bank en adviseur van Wim Duisenberg, de eerste president van de Europese Centrale Bank.

Centraal thema van het symposium was ‘De maakbaarheid van samenleving en economie’. Daarbij kwamen ook de macro-economische modellen aan bod, waar ­Hoogduin vooral de beperkingen van ziet.

Amusementspark

Elmer Sterken, hoogleraar aan de RuG, introduceert het thema. Volgens hem dicht men de overheid tegenwoordig weer een grotere rol toe. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de roep om industriepolitiek en om een langetermijnvisie. “We zijn nog net niet aanbeland in de wereld van optimal control”, aldus Sterken. Hij vervolgt: “Als Groningse universiteit omarmen we bijvoorbeeld nu ook het missiegestuurde beleid van de Europese Commissie en geven we zelfs een eredoctoraat aan Mariana Mazzucato.”

Toch is de samenleving maar beperkt maakbaar. Dat illustreert Sterken aan de hand van een artikel van vooraanstaand macro-econoom en Nobelprijswinnaar Robert Lucas (‘What economists do’). Lucas beschrijft een amusementspark in Pittsburgh, waarin je met munten betaalt voor de attracties en stelt zich een experiment voor: wat nu als je één dag per week een pretpark verhuurt aan een buitenstaander? En wat nu als deze buitenstaander de kassiers instrueert om voor deze ene dag slechts acht munten per dollar te geven, in plaats van de gebruikelijke tien munten per dollar. Wat gebeurt er dan in het amusementspark?

Volgens Lucas wordt de stemming in het pretpark somber omdat er niet aan de oorspronkelijke verwachtingen wordt voldaan. Sommige bezoekers zullen boos worden en direct naar huis gaan, andere zullen hetzelfde uitgeven als voorheen en een minder aantal ritjes accepteren, en weer andere zullen meer gaan uitgeven om hetzelfde aantal ritjes te behouden. Oftewel: “De maakbaarheid van een amusementspark is al ingewikkeld, laat staan van een samenleving”, zo besluit Sterken.

Visie is nodig

Karen van Oudenhoven-van der Zee, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, gelooft wel in enige vorm van maakbaarheid, al ziet ze ook de beperkingen: “Ik ben ooit opgeleid als persoonlijkheidspsycholoog. Daardoor weet ik dat we als mensen sterk gedetermineerd zijn door biologie.”

Maar juist in deze tijd van grote transities is het van belang om te weten waar we naartoe willen als samen­leving: “Visie is belangrijk om te sturen. Als je niet als land omschrijft waar je voor staat en waar je naar toe wil, dan heb je geen kompas om op te sturen. Dan blijf je hangen in kleine technocratische zaken.”

Bij het vormen van die visie is het volgens de SCP-directeur van belang om burgers eerder actief te betrekken in de besluitvorming, bijvoorbeeld door het gezamenlijk werken aan toekomstscenario’s. Zij ziet het lage vertrouwen in de politiek als een van de grote problemen van deze tijd: de relatie tussen overheid en burger staat onder druk. “We vergeten vaak dat transities over mensen gaan en vragen ons achteraf pas af wat mensen ervan vinden.” Door burgers eerder actief te betrekken in de beleidsvorming, gaan ze meer verbinding voelen met beleid.

Ook is oprechte nieuwsgierigheid naar het perspectief van de ander noodzakelijk. Ze noemt de corona-sceptici, die volgens haar het gevoel hebben gekregen uit de samenleving te zijn geduwd. “Die zijn gebombardeerd met wetenschappelijke kennis. Dat werkt averechts. Wees nieuwsgieriger naar het andere perspectief, en deel ook eerlijk de eigen twijfel.” Ze besluit: “In een democratie heb je ook gewoon tegenstellingen, dat moeten we ons realiseren. We moeten ons bewust zijn van de eigen bubbel.”

Nederland is gemaakt

Ook Paul Frissen, hoogleraar bestuurskunde in Tilburg, meent dat de samenleving wel degelijk maakbaar is. “Ik heb voorheen te vaak betoogd dat maakbaarheid onmogelijk is. Dat dingen niet gemaakt kunnen worden. Maar als je in het vliegtuig zit en je boven Nederland vliegt, dan zie je een land dat op de vierkante meter ‘gemaakt’ is.”

Volgens Frissen zit de polder en bijbehorende ingenieursmentaliteit erg in onze traditie. In combinatie met ons calvinisme leidt dat al gauw tot maakbaarheid, zo meent hij.

Die maakbaarheidsverlangens kunnen echter ook schadelijke effecten hebben op de samenleving, juist omdat ze zo effectief zijn. “Denk aan de toeslagenaffaire. Het was een buitengewoon logisch bedachte interventie om draagkracht voor sociale zekerheid te versterken door fraude te bestrijden via intelligentie opsporingsmethoden zoals algoritmes.”

Omgekeerde weg

Terwijl Frissen gaandeweg meer is gaan geloven in de maakbaarheid van de samenleving, heeft Lex Hoogduin, getuige zijn afscheidsrede, juist de omgekeerde weg afgelegd. “Ik ben economie gaan studeren, nadat ik een boekje las van Michael Stewart: Keynes en de moderne economie. Ik verslond het, omdat het antwoord gaf op iets dat ik niet begreep. In 1969 had de eerste landing van een mens op de maan plaatsgevonden. Dat voor elkaar krijgen, leek mij erg ingewikkeld. Maar het was gelukt. Hoe kon het dan zijn dat het niet lukte om iedereen aan het werk te krijgen? Dat leek mij veel simpeler dan een mens op de maan zetten. Keynes legde uit waarom hardnekkige werkloosheid kan ontstaan en hoe de overheid het kan oplossen. De keuze was toen snel gemaakt.”

In de jaren tachtig begon het geloof van Hoogduin in de maakbaarheid echter geleidelijk te wankelen toen hij aan de RuG aan zijn proefschrift werkte. “Ik had geen idee waaraan ik begon en zag al helemaal niet aankomen dat mijn keynesiaanse wereldbeeld van een maakbare samen­leving en economie in duigen zou vallen, nota bene door het diepgaand bestuderen van het werk van Keynes zelf.”

Fundamentele onzekerheid

Hoogduin legt uit dat bij Keynes het bestaan van onzekerheid centraal staat in zijn theorie. “De mens neemt zijn beslissingen noodgedwongen onder fundamentele onzekerheid, met heel weinig kennis over gevolgen op langere termijn.”

Toen Kirzner, aanhanger van de Oostenrijkse school, gasthoogleraar werd in Groningen, begon ­Hoogduin in zijn onderzoek steeds meer Oostenrijkse literatuur te betrekken, zoals Hayek, Von Mises en Lachmann. Vooral het werk van Hayek op het gebied van gespreide kennis, de werking van markten, complexiteit van de samenleving en economie en spontane orde sprak hem aan.

Hoogduin concludeerde dat de beleidspraktijk te veel leunde op macro-econometrische modellen en zag de noodzaak voor een ander beleidsparadigma dat meer rekening houdt met fundamentele onzekerheid. Met name Von Mises inspireerde hem hiertoe: die stelde dat er een andere methode nodig is dan die van de natuurwetenschappen om het menselijk handelen te bestuderen.

Om deze reden heeft Hoogduin rond 2012 ook weer afstand genomen van complexiteitswetenschap die hem sinds zijn proefschrift inspireerde: deze is te natuurwetenschappelijk ingesteld: “Neem nou onze complexere modellen over en je kunt weer doen wat je wil.”

Geen blauwdruk

Maar wat dan wel? Hoogduin meent dat het economisch denken moet uitgaan van een paar axioma’s, waaruit vervolgens verder logisch kan worden geredeneerd. Het beginsel van menselijk handelen is daarin de constante, waarbij wordt aangenomen dat mensen een wil en een intentie hebben, doelgericht zijn en streven naar het verbeteren van hun situatie. Hoogduin gaat dus uit van het methodologisch individualisme: de samenleving handelt niet, alleen individuen handelen.

Hoogduin ziet de economie als een dynamisch complex adaptief systeem: er is geen sprake van een centraal ontwerp, maar van een spontane orde. Fundamentele onzekerheid staat centraal. Het enige wat wij als mensen kunnen doen, is ons erop instellen dat er zich altijd ‘potentiële verrassingen’ zullen voordoen, zowel positief als negatief.

Verwacht van Hoogduin dus geen blauwdruk van hoe de samenleving en economie eruit moeten zien en alomvattende doelen – hij gruwelt van woorden als ‘regie’ en ‘industriepolitiek’. Nee, het gaat om een goede leercultuur die mensen in staat stelt om met een constant veranderende wereld om te gaan.

Stem blijft nodig

Zijn afscheidssymposium betekent geen vaarwel: Hoogduin zal zich blijven mengen in het publieke debat, belooft hij. En dat is maar goed ook, aldus Bezemer: “Lex gebruikt inzichten buiten de economie zoals complexiteitsanalyse, lang voordat interdisciplinariteit een speerpunt was binnen de faculteit. Bachelorstudenten krijgen 95 procent neoklassieke economie. Lex hoort bij de andere 5 procent. Die verhouding mag wel beter.”

Auteur

Plaats een reactie