Ga direct naar de content

Verzorgingsstaat

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 6 1992

Verzorgingsstaat
Het kabinet-Lubbers/Kok is de afgelopen week net
niet gestruikeld over de inkomensverdeling van
1993- Of dat meer is dan uitstel van executie, of het
niet alsnog tot een breuk komt op het moment dat
de knopen uiteindelijk toch moeten worden doorgehakt, is een kwestie van gissen; daar begin ik niet
aan. En of we zo’n breuk moeten willen of juist niet,
is een kwestie van politieke smaak; daar wil ik het
ook niet over hebben. Nee, wat me hoog zit is iets
anders: ik begrijp niet waarover het gaat. En zeg nu
eens eerlijk, u wel?
Een kabinetscrisis over de vraag of we naar minder
of juist naar meer ongelijkheid in de samenleving
zouden moeten streven, dat zou ik kunnen begrijpen. Ik zou dan niet aarzelen om partij te kiezen, namelijk voor minder ongelijkheid. Maar een crisis
over de koopkrachtplaatjes van 1993? Wat zeggen
die plaatjes over de vraag of we structured op weg
zijn naar meer of minder ongelijkheid? Of om het anders te zeggen, wat leren die plaatjes ons over de
ontwikkeling van de verzorgingsstaat? Zal die in
1993 aan kwaliteit winnen of verliezen? Dat is een
vraag die ik aan de hand van de koopkrachtplaatjes
van dat jaar niet kan beantwoorden. Niet alleen omdat die plaatjes weinig zeggen over de feitelijke inkomensontwikkeling van mensen van vices en
bloed. Daarin spelen allerlei factoren een rol die
zich aan invloed van de regering onttrekken (verandering in de samenstelling van huishoudens, verandering van baan, een partner die een baan vindt dan
wel er een verliest, en dergelijke) en die we dus
maar moeten afwachten. En ook niet alleen omdat
de inkomensontwikkeling van een jaar weinig zegt
over de ontwikkeling van de inkomensverdeling op
langere termijn. Maar vooral omdat het in een verzorgingsstaat om meer gaat dan alleen maar om herverdeling van inkomens, hoe onmisbaar die ook is.
Een grotere gelijkheid van inkomens zou minder op
herverdeling moeten zijn gebaseerd en meer op een
grotere gelijkheid van de toegang tot inkomensbronnen als betaalde arbeid. Daaraan mankeert nog wel
iets. Om dat te veranderen zijn in de eerste plaats
meer banen nodig, een kwestie vooral van beheersing van loonkosten en van de kosten van herverdeling. Nodig is ook dat de kwaliteit van en de toegang tot onderwijs voldoende aandacht krijgen.
Daarnaast zouden de verschillen in kwaliteit van de
arbeid niet al te groot moeten zijn. Ook daaraan
mankeert nog wel iets. De risico’s op ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid zijn knap ongelijk
verdeeld, evenals trouwens de mogelijkheden om
zich tegen die risico’s te verzekeren. Ik zou voorts
niet graag het aantal leden van de Tweede Kamer
de kost geven dat in het debat over de herziening
van het stelsel van gezondheidszorg niet verder
heeft gekeken dan naar de effecten van de premieheffing op de inkomensverdeling. Toch komt het
me voor dat de kwaliteit van de zorg zelf en de
vraag of de toegang daartoe voor iedereen is verzekerd minstens zo belangrijk zijn.

ESB 6-5-1992

Binnen het beperkte overheidsbudget concurreert de herverdeling op
korte termijn met de uitgaven die
voor vermindering van ongelijkheid op langere termijn noodzakelijk zijn. Dat moeten we niet willen
wegpoetsen. Tenminste als de verzorgingsstaat ons echt ter harte
gaat.
En om het toch nog even over de
inkomenspolitiek te hebben: de
automatische koppeling en de automatische prijscompensatie bestaan
niet meer, inkomenspolitiek is een
kwestie geworden van moeizaam
passen en meten. Zo hoort het ook
te zijn. Maar waarom dan nog wel
een automatische inflatiecorrectie?
Het sterkste argument om die te handhaven komt
ongeveer hierop neer: de kat (volgens het VNO is
dat de overheid) moet niet op het spek worden gebonden; wie inflatie kan veroorzaken mag zich niet
tegen de gevolgen daarvan indekken door een automatisme van hogere belastingontvangsten. Maar als
we die kat nu eens geen overheid maar VNO zouden noemen? Dan keert dat argument zich tegen de
inflatiecorrectie. De openbare controle op de inflatoire handel en wandel van de overheid mag niet
volmaakt zijn, de cao-onderhandelaars, waaronder
de leden van het VNO, heeft niemand in de hand.
Van mij mag die inflatiecorrectie dus weg, althans
als automatisme. Net als die andere automatismen.
De Haagse discussie is overigens kenmerkend voor
de huidige ontwikkeling van de verzorgingsstaat. En
het kabinet-Lubbers/Kok is een typische vertegenwoordiger van het soort kabinetten dat de verzorgingsstaat voortbrengt en door die staat wordt voorgebracht. Zet er een ander kabinet neer en we
krijgen in een andere personele bezetting dezelfde
discussie terug. De verzorgingsstaat is geen planeconomie maar een ‘adhocracy’. En dan niet een van de
doortastende soort. Moeizaam zoeken en tasten,
hier eens wat gas geven en daar weer eens wat terugnemen, dat is het ‘verplichte’ regeerpatroon van
de verzorgingsstaat. Hedendaagse regeerders mogen al blij zijn als ze tenminste zo nu en dan eens
zelf een feit scheppen in plaats van er alleen maar
op te reageren. Er is maar een gevaar, namelijk dat
het ze gaat vervelen en dat ze op zoek gaan naar
het grootse electorate gebaar. Dan kan een koopkrachtplaatje met een tikkeltje (de-)nivellering worden gebruikt om elkaar te betichten van een politieke keuze voor het grote (de-)nivelleren. Dan heeft
men een ‘issue’ voor de verkiezingen. Maar zaagt
men wel aan de poten van de verzorgingsstaat.

PJ. Vos

435

Auteur