Ga direct naar de content

IMF maant Duitsland

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 6 1992

ECONOMIE’

IMF maant
Duitsland
Het IMFvoorziet dit jaar internationaal een belangrijk lagere inflatie en
een hogere groei, zo blijkt uit haar
World Economic Outlook. Voor de
industriële wereld wordt een daling
van de inflatie voorzien van vorig
jaar 4,4% tot 3,3% in 1992 en volgend jaar 3,2%. De scherpste dalingen doen zich voor in Canada,
Groot-Brittannië en Italië. Met 5%
blijft de Italiaanse inflatie dit jaar
overigens het hoogste binnen de
groep G7-landen. Duitsland presteert op het gebied van inflatie momenteel eveneens niet goed en ligt
met 3,8%voor 1992 op een tweede
positie.
Wat betreft de groei rekent het IMF
dit jaar voor de industrielanden op
1,8%(0,8% in 1991) en op 3,3%voor
1993. Daarmee is de aanvankelijk uitgesproken verwachting voor dit jaar
van 2,8% economische groei in neerwaartse richting bijgesteld. Voor Europa wordt dit voor een groot deel
geweten aan het krappe monetaire
beleid van de Duitse Bundesbank.
Terwijl aanvankelijk de Duitse eenwording de Europese groei wist te
stimuleren, heeft nu de hoge rente
via het wisselkoersmechanisme van
het EMSongewenste gevolgen voor
de overige Europese landen, waar
inflatie, geldgroei, loonstijgingen en
overheidsfinanciën minder problematisch zijn. Behalve dat het IMF
Duitsland maant de binnenlandse
problemen zo snel mogelijk op te
lossen, heeft het IMF in navolging
van de G7 financiële hulp toegezegd
aan Rusland.

Positieve signalen uit de VS
Het economische nieuws uit de Verenigde Staten blijft wisselend, alhoewel de ondertoon positief is. Na een
negatieve groei van 0,4% in het laatste kwartaal van 1991 is in het eerste
kwartaal van dit jaar met een economische groei van 2% definitief afscheid genomen van de recessie.
Vooral de consumentenbestedingen
speelden een belangrijke rol bij het
economische herstel. Na een groei
van de consumptieve bestedingen

met 0,3% in maart, lag in april de index van het consumentenvertrouwen met 64,8% aanzienlijk hoger
dan de maand ervoor. De inkoopmanagers blijken daarentegen op
grond van een daling van de NAPMindex tot 51,3% iets voorzichtiger te
zijn. De Amerikaanse export liet in
februari een stijging van 6,8% zien,
met name dank zij een grotere afzet
in de EG, hetgeen bijdroeg tot een
verlaging van het handelstekort tot
$ 3,4 miljard, het laagste niveau sedert maart 1983. Het herstel van de
conjunctuur gaat overigens gepaard
met een aantrekken van de inflatie
van 1,7%in het laatste kwartaal van
1991 tot 3,1% in het eerste kwartaal
van 1992.
Wallstreet wist na de consolidatie
van de voorgaande maanden in opwaartse richting uit te breken. In een
vrijwel ononderbroken stijging
schoot de Dow Jones bijna 200 punten omhoog waarbij nieuwe hoogtepunten werden gevestigd. Daarna
werd een deel van de winst prijsgegeven. Meevallende winstcijfers, niet
in de laatste plaats van IBM,droegen
tot de vaste stemming bij.

Japan steunt op buitenland
De Japanse conjuncturele verzwakking houdt onverminderd aan, waarbij de enige groeistimulans vanuit
het buitenland lijkt te komen. De industriële produktie vertoont na een
daling van 2,8% in maart al gedurende zes maanden een negatieve
groei. Het buitenland biedt echter
nog steeds een aantrekkelijke afzetmarkt voor Japan, hoewel de spanningen op dit gebied toenemen. Zo
is over het afgelopen fiscaal jaar de
export, met name dank zij de sterke
vraag vanuit Europese en Aziatische
landen, met 8,1% toegenomen, terwijl de import als gevolg van een lagere economische groei met 4,2% is
gedaald. Dit resulteerde in een overschot op de handelsbalans van $ 88
miljard.
Het inflatiepeil blijft daarbij op een
acceptabel niveau. Evenals in februari, is ook in maart de inflatie in Japan op 2% uitgekomen. Hoewel de
Bank of Japan recentelijk het officiele disconto heeft verlaagd, anticipeert men, gegeven de groei met
slechts 1,7%van de geldhoeveelheid
in het eerste kwartaal, op een verdere daling van de rente.
De koersval op de Japanse beurs
lijkt voorlopig tot staan gebracht.
Rond het niveau van 17500 kreeg de
Nikkei-index enige steun. Terwijl
werkgevers werd verzocht de oprich-

ting van beleggingsfondsen te bevorderen, liet de overheid een rapport
samenstellen waarmee getracht
werd de slechte naam van de banken te zuiveren. De bank- en brokersaandelen behoren tot de zwaarst
getroffen sectoren op de Japanse
aandelenmarkt. Daarentegen vertonen de elektronica-waarden en andere industriële ‘blue chips’ een duidelijk betere ontwikkeling, aangezien
een aantal koers/winstverhoudingen
op Amerikaans niveau zijn beland.
Een fonds als Matsushita wordt nu
verhandeld op een koers/winstverhouding van 16.

Onrust in Duitsland
In Duitsland is momenteel zowel op
politiek gebied, met als directe aanleiding het aftreden van de minister
van buitenlandse zaken Genscher,
als op het gebied van de loononderhandelingen sprake van grote onrust. De huidige problemen zijn onlosmakelijk verbonden met de zware
lasten ten gevolge van de Duitse eenwording. De Duitse werknemers voelen zich bij de loononderhandelingen gesteund door het feit dat de
kosten per eenheid produkt in Duitsland in de periode 1986-1990slechts
met 1,3%zijn gestegen. Meer dan in
Japan (0,6%), maar minder dan het
cijfer voor de VS(3,9%) of het OESOgemiddelde van 3,2%. De werknemers zijn zich tevens bewust van de
sterke financiële positie van het Duitse bedrijfsleven, dat zijn winsten in
de jaren tachtig sterk zag stijgen.
Ten slotte schatten de vakbonden
zelf in de huidige conjuncturele fase
het voordeel van een koopkrachtimpuls hoger in dan het inflatiegevaar. Al met al dreigt de arbeidsonrust op te lopen tot het ernstigste
niveau in twintig jaar.
Voor de Duitse overheid vormt een
en ander een enorm probleem. De
kosten van de hereniging vallen veel
hoger uit dan aanvankelijk was voorgesteld. Dit zal ertoe bijdragen dat
het Duitse overheidstekort in 1994
waarschijnlijk 3,4% van het nationaal
inkomen zal bedragen in plaats van
de begrote 2,4%. Honorering van de
hoge looneisen van de overheidsvakbond leidt tot nog hogere begrotingstekorten. Tevens zal het in dat geval
nog moeilijker worden de reeds te
hoge inflatie, in april 4,5%, effectief
te bestrijden.
Deze ontwikkeling is voor de Bundesbank uiteraard een grote bron
van zorg. Deze zal bij te forse loonstijging nog meer terughoudendheid
aan de dag leggen om de rente te

DRZEWJmK

verlagen. Daar komt bij dat een geldgroei van 9,7% over maart meer dan
tweemaal zo hoog is als de gemiddelde doelstelling van de Bundesbank. Hoewel het onderzoeksinstituut IFO uiterst somber is over de
Duitse economie, vegen het Ministerie van Economische Zaken en de
Bundesbank dit pessimisme van tafel met een verwachte economische
groei in het afgelopen kwartaal van
4% op jaarbasis.

licht herstel in Nederland
De berichten uit eigen land zijn eveneens gematigd positief. Terwijl herziene CBS-cijferslaten zien dat de
economische groei in het laatste
kwartaal van vorig jaar met 1,4% lager was dan de aanvankelijk geraam-

i

FVelD Lanschot

Bankiers nv
SINDS 1737

de 1,9%, duiden recente gegevens
op een licht herstel. In het eerste
kwartaal van dit jaar is de neergaande trend in de bezettingsgraad bij de
industrie en de orderontvangst voorzichtig ombogen. Vooral bij de investeringsgoederenindustrie gaat het
weer wat beter. Daarnaast is, na een
daling met 1% in de laatste drie
maanden van vorig jaar, de industriele produktie in de eerste twee
maanden van dit jaar met 1% vooruitgegaan.
Ook president Duisenberg van de
Nederlandsche Bank drukte zich bij
de publikatie van het jaarverslag van
de Bank tamelijk positief uit, met
name over de vorig jaar gerealiseerde daling van het begrotingstekort.
Hierbij maakte hij overigens wel de
kritische kanttekening dat in plaats
van ombuigingen voorallastenverzwaringen hebben geleid tot het lagere overheidstekort. Deze verzwaringen gaan ten laste van de koopkracht van de consumenten en de
winstgevendheid van het bedrijfsleven en remmen de economische
groei, aldus de Nederlandsche Bank.
Een andere kanttekening wordt geplaatst bij de ontwikkeling van de inflatie. In tegenstelling tot het uitgangspunt van 1,7% in het regeerak-

ESB 6-5-1992

koord beloopt de inflatie momenteel
ruim 4%. Eind vorig jaar werd zelfs
bijna het 5%-niveau bereikt. Binnen
de EMS-landen is Nederland zijn uitstekende positie op het gebied van
inflatie dan ook voorlopig kwijtgeraakt.
Nadat de Nederlandse handelsbalans
vorig jaar een recordoverschot kende, blijft deze zich ook dit jaar gunstig ontwikkelen. Zowel in januari
als in februari bleef de invoerstijging
beperkt tot 1%, maar de export steeg
in deze maanden met respectievelijk
2% en 6%. Het handelsoverschot bedraagt na twee maanden reeds f 3
miljard, tegenf 1,5 miljard in dezelfde periode van 1991.
De afgelopen weken wist de Amsterdamse aandelenmarkt de recente
hoogtepunten te doorbreken. De
EOE-aandelenindex passeerde het niveau van 314, terwijl de CBS-koersindex voor aandelen op 212 een
nieuw record vestigde. Voor de EOEaandelen index komt nu het record
van 1989, dat rond 325 lag in zicht.
De koersstijgingen deden zich voor
over een breed front.

Rente en valuta’s
Vanaf halverwege april werden de
obligatiemarkten wereldwijd, met
uitzondering van de Britse markt, geconfronteerd met een stijging van de
lange rente. Hiervoor verantwoordelijk waren enerzijds een verder herstel van de Amerikaanse economie
in combinatie met een grote financieringsbehoefte bij de overheid en anderzijds de situatie in Duitsland,
waar behalve een noodzakelijk krap
monetair beleid ook nog sprake is
van onrust binnen de politiek en bij
de loononderhandelingen.
Zwakke Duitse mark
De meest opmerkelijke ontwikkeling
op de verder weinig actieve valutamarkten was de daling van de Duitse mark, niet alleen ten opzichte van
de niet-Europese valuta, maar tevens
binnen het EMS.De dollar kwam de
afgelopen weken nauwelijks van
zijn plaats en bewoog zich tussen de
f 1,85 en def 1,88. Weinig handelaren waren bereid voor het G7-overleg grote dollarposities in te nemen.
Uit dit overleg kwam alleen naar voren dat de koers van de yen te laag
was. Naar aanleiding van de daling
van het Amerikaanse handelstekort
liep de markt wel enigszins vooruit
op een grotere vraag naar dollars
buiten de VS.
De dollar kon amper profiteren van
de zwakte van de Duitse mark. Be-

langrijkste reden hiervoor was dat
de D-mark ook ten opzichte van de
andere valuta binnen het EMSterrein heeft moeten prijsgeven, niettegenstaande het feit dat de rente op
de geldmarkt een sterke stijging vertoonde. Ondanks de voor de D-mark
gunstige uitslag van de G7, bleek de
binnenlandse onrust meer gevolgen
te hebben voor de D-mark koers.
Terwijl het vertrek van Genscher
nog als een op zichzelf staand geval
kan worden gezien, worden de stakingen bij de ambtenaren steeds
meer geïnterpreteerd als een aanval
op de regering-Kohl. Een verdere escalatie van de stakingen naar andere
sectoren kan dit proces verhevigen,
waardoor de D-mark verder onder
druk kan komen.
Pond boekt winst
Het Engelse pond heeft sedert de
overwinning van de Tories ten opzichte van de D-mark bijna 11 pfennig winst geboekt, terwijl ten opzichte van de gulden de grens vanf 3,30
werd doorbroken. Naast het toegenomen vertrouwen van internationale
beleggers in premier Major, speelt
ook de verwachting dat het Britse
pond binnen enkele maanden zal
toetreden tot de smalle band van het
EMSeen rol. Terwijl het pond zich al
ruimschoots binnen de 2,25% bandbreedte bevindt, wordt verwacht dat
de werkelijke overgang zal worden
geëffectueerd op het moment dat
het Verenigd Koninkrijk in juli het
voorzitterschap van de EG overneemt van Portugal. Wel houdt men
er op de valutamarkten rekening
mee dat de Engelse regering van
elke gelegenheid gebruik zal maken
om via een verlaging van het disconto het herstel van de Britse economie te bespoedigen. De Britse minister van Financiën Lamont heeft
echter als kanttekening geplaatst dat
de Britse tarieven de positie van het
pond binnen het EMSniet in gevaar
mogen brengen.

Deze bijdrage is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie Beleggen met Van f.anschot.