Sterke stijging van de koopkracht
Aute ur(s ):
Bos, W. (auteur)
Hof, J., van den (auteur)
Dit artikel wordt gecoordineerd door de sector nationele rekeningen van het CBS
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4252, pagina 343, 21 april 2000 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
economie, samenleving
In de periode 1994-1998 is de koopkracht van de totale bevolking van jaar op jaar steeds sterker toegenomen. In 1994 was nog sprake
van een stilstand. In de daarop volgende jaren nam de koopkracht toe met één procent in 1995 tot 1,5 procent in 1997. De grootste
stijging, 2,7 procent, deed zich voor in 1998.
In vrijwel alle jaren was de koopkrachtontwikkeling van werknemers gunstiger dan die van pensioen- en uitkeringsontvangers. Ook in
1998 gingen werknemers er het meest op vooruit. De inkomensontwikkeling van pensioenontvangers bleef in de jaren 1994 tot en met
1997 het sterkst achter bij die van werknemers. In deze periode lag dit verschil steeds ruim boven één procentpunt. In 1998 bleef het
verschil beperkt. In dat jaar zagen pensioenontvangers hun koopkracht sterker verbeteren dan in de voorafgaande jaren. Dit is in
belangrijke mate het gevolg van een belastingverlichting in de vorm van een verhoging van de (aanvullende) ouderenaftrek.
Forse koopkrachtmutatie door verandering arbeidsmarktpositie
De hiervoor gepresenteerde koopkrachtveranderingen zijn een gemiddelde voor alle personen die in een voorgaand jaar tot een
huishouden met een bepaalde voornaamste inkomensbron behoorden (zie ook tabel 1). De situatie in volgende jaren was uiteraard voor
lang niet iedereen gelijk aan die van het jaar daarvoor: sommigen zullen hun arbeidsmarktpositie verbeterd hebben, anderen zijn met
pensioen of in de VUT gegaan, enzovoort. Zo bedroeg de gecumuleerde koopkrachtmutatie 1993-1997 voor de gehele groep die in 1993
een uitkering ontving, 6,2 procent. Binnen deze groep personen was echter sprake van een grote spreiding van de koopkrachtmutatie. Zo
was de voornaamste inkomensbron voor eenderde van hen vier jaar later niet langer een uitkering maar loon. Voor deze mensen steeg de
koopkracht gemiddeld met ruim 32 procent. Degenen die in 1997 nog steeds op een uitkering waren aangewezen, zagen daarentegen hun
koopkracht met slechts 0,9 procent stijgen. tabel 2 kon alleen op basis van definitieve cijfers samengesteld worden. Daarom is 1998
hierin niet verwerkt.
Tabel 1. Koopkrachtontwikkeling naar inkomensbron, procentuele verandering t.o.v het voorafgaand jaar
1994
winst
loon
pensioenen
overige uitkering
overig inkomen
totaal
1995
1996
1997
1998
-0,4
1,4
-1,3
-1,1
0,7
0,0
0,8
2,0
0,3
1,2
2,1
1,0
-0,2
1,8
0,7
1,5
1,0
1,3
2,0
2,2
0,8
2,3
-0,8
1,5
3,1
2,8
2,7
2,7
bron: CBS, Inkomensstatistiek.
Tabel 2. Koopkrachtverandering bij wijziging inkomensbron, 1993-1997, gecumuleerd.
winst
situatie 1993
winst
loon
pensioen
overige uitk.
overig ink.
totaal
65
2
1
3
6
6
loon
19
85
5
34
28
60
situatie 1997
pensioenen
overige
overig
totaal
uitk.
ink.
aantal (%)
6
5
6
93
1
13
49
7
10
21
11
6
4
2
1
2
48
3
100
100
100
100
100
100
winst
loon
pensioen
overige uitk.
overig ink.
totaal
9,2
26,5
42,1
43,9
25,7
14,6
mediaan koopkrachtverandering(%)
-14,7
-19,6
-23,1
7,1
-11,6
-18,9
7,7
0,5
-10,9
32,4
3,9
0,9
-2,6
2,6
-15,0
7,6
-0,1
-3,0
-24,5
2,7
16,7
34,7
3,7
3,4
1,9
5,4
0,6
6,2
3,0
3,5
bron: CBS, Inkomensstatistiek
Een analyse van het verloop van de koopkrachtontwikkeling van werknemers en uitkeringsontvangers voor de afzonderlijke jaren laat
het volgende beeld zien (zie figuur 1). De koopkrachtverandering van de groep die in 1993 loon ontving, was in 1994 aanzienlijk gunstiger
dan die van de uitkeringsontvangers. In de hierop volgende jaren nam dit verschil tussen beide groepen af, mede doordat een deel van
de uitkeringsontvangers er in slaagde zijn koopkracht te verhogen door het vinden van werk. Deze trend zette zich ook in de jaren 1997
en 1998 voort, waardoor de koopkrachtontwikkeling van uitkeringsontvangers over de gehele periode 1993-1998 ruim boven die van
werknemers kwam te liggen. Een geheel ander beeld toont de vergelijking van het verloop van de koopkrachtontwikkeling van
werknemers en uitkeringsontvangers die niet van arbeidsmarktpositie veranderd zijn. De koopkracht van personen die zowel in 1993 als
in 1998 een uitkering hadden, is tussen deze beide jaren met 3,3 procent gestegen. Personen die zowel in 1993 als in 1998 loon ontvingen,
zagen kun koopkracht daarentegen in totaal met 9,7 procent stijgen.
Figuur 1. Koopkrachtontwikkeling van werknemers en uitkeringsontvangers, 1993-1998
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)