.
240 Jaargang 98 (4658) 19 april 2013
ESB Statistiek
-8
-6
-4
-2
0 2
4
6
8
10
12
14
16
-600
-400
-200
0
200
400
600
800
1000
1200
Berlijn
Bremen
Mecklenb.-Vorpom.
Thüringen
Saksen-Anhalt
Saksen
Brandenburg
Saarland
Rijnland-Palts
Sleeswijk-Holstein
Nedersaksen
Noordrijn-Westfalen
Hamburg
Baden Württemberg
Beieren
Hessen
Länderfinanzausgleich in 2012 (linkeras) Werkloosheid per februari 2013 (rechteras)
In euro per inwoner In procenten
0
2
4
6
8
10
12
14
‘91 ‘92 ‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11
In procenten
Levensverzekeringspremies Nederland
Schadeverzekeringspremies Nederland
Levensverzekeringspremies Denemarken
Levensverzekeringspremies Verenigd Koninkrijk
Eurozone gemiddelde totale verzekeringspremies
Van buitenaf wordt Duitsland als economische eenheid gezien.
Het bestaat echter uit een federale regering en zestien onafhankelijke
deelstaten met eigen rechten en verplichtingen. Om te
voldoen aan de verplichtingen zoals gesteld door de Duitse grondwet,
moeten de deelstaten wel voldoende financiële middelen hebben. Hiervoor
worden eerst de federale belastinginkomsten verdeeld tussen de
federale regering en de deelstaten. Vervolgens dragen ‘rijkere’ deelstaten
inkomsten af aan de ‘armere’ deelstaten, de zogenaamde Länderfinanzausgleich.
Ten slotte worden middelen herverdeeld via overdrachten
van het federale budget naar de armere deelstaten. Hieronder valt bijvoorbeeld
de solidariteitstoeslag, waarmee de oostelijke deelstaten de
mogelijkheid wordt gegeven om te convergeren naar het West-Duitse
welvaartsniveau.
Länderfinanzausgleich is een goede indicator van regionale verschillen
binnen Duitsland (figuur). Deelstaten die minder belastingen ontvangen
dan dat ze aan financiering behoeven, worden door de andere deelstaten
gecompenseerd. Deze financieringsbehoefte wordt voor elke deelstaat
berekend aan de hand van het aantal inwoners. Daarnaast wordt gecorrigeerd
voor stadstaten (Berlijn, Bremen en Hamburg) en dunbevolkte
deelstaten, die een hoger bedrag per inwoner ontvangen. Hierdoor zijn
de stadstaten Berlijn en Bremen de grootste ontvangers, terwijl Hamburg
als een van de rijkste deelstaten ook nog net een netto-ontvanger
blijft. De totale bruto-overdracht is bijna acht miljard euro, waarvan Berlijn
ruim veertig procent ontvangt. De betalende deelstaten zijn Hessen,
Beieren en Baden-Württemberg. De regionale verschillen tonen zich ook
in het werkloosheidspercentage (figuur). In voormalig Oost-Duitsland
(inclusief Berlijn) ligt dit op 11,3 procent van de beroepsbevolking (een
daling van 2,4 procentpunt in tien jaar tijd), terwijl dit in voormalig
West-Duitsland op 6,3 procent ligt (een daling van 5,2 procentpunt in
tien jaar tijd). Kortom, zelfs bijna 25 jaar na hereniging blijven de economische
verschillen tussen de deelstaten aanwezig en blijven inkomensoverdrachten
noodzakelijk. ■ Marcel Weernink (Rabobank)
Regionale verschillen in Duitsland
Economische verschillen tussen Duitse deelstaten
Bron: Bundesfinanzministerium; Reuters Ecowin
internationaal
Verzekeringspremies in relatie tot bbp
Verzekeringspremies als percentage van het bbp
Bron: The World Bank; Swiss Re
monetair & financieel
De levensverzekeringspremies in Nederland laten al een paar
jaar op rij een dalende trend zien. De turbulentie op de financiële
markten zorgde in 2008 al voor een daling in de verkoop
van levensverzekeringsproducten. Het substitutiegedrag van de consument
naar fiscaal aantrekkelijke bankspaarproducten versterkt en prolongeert
dit effect.
De figuur toont de verzekeringspremies in verhouding tot het bbp in
procenten voor Nederland. Deze indicator, die positief is gecorreleerd
met het nationaal inkomensniveau, meet marktpenetratie van de betreffende
verzekeringsmarkt. In 2011 was het totale premievolume (leven,
schade en zorg) 13 procent van het bbp, een toename van 5,2 procentpunt
sinds 1991. Zichtbaar is de daling in het volume van levensverzekeringspremies
sinds begin 2001, van 6 procent van het bbp in 2001 naar
3,6 procent in 2011. Het volume van niet-levensverzekeringspremies is
vanaf 1991 relatief constant met een premievolume rond de 4 procent
van het bbp. In 2007 is dit echter verdubbeld, als resultaat van de privatisering
van de zorgverzekeringsmarkt. Nederland is na deze stijging een
van de landen waar relatief het meeste aan verzekeringspremies wordt
betaald, namelijk rond de 13 procent van het bbp. Ter vergelijking is in
de figuur het gemiddelde totale premievolume van de eurozone opgenomen.
Het verschil met Nederland is over tijd groter geworden, van 2,1
procentpunt in 1991 tot 5,4 procentpunt in 2011.
De daling in individuele levensverzekeringproducten is ook terug te
zien in andere West-Europese landen, zoals België. Opvallend is echter
dat in Denemarken levensverzekeringspremies relatief tot het bbp sinds
1991 een stijgende trend laten zien. In het Verenigd Koninkrijk wordt
momenteel relatief het meeste geld gespendeerd aan levensverzekeringspremies,
namelijk 8,6 procent van het bbp, maar ook hier is vanaf 2008
een sterke daling door de afschaffing van het fiscale voordeel te zien.
In Europa bestaan dus verschillen in de marktpenetratie van verzekeringsproducten
tussen landen. Fiscale voordelen spelen hierbij een rol.
■ mark pooters (AFM)
Jaargang 98 (4658) 19 april 2013 241
Statistiek ESB
0
5
10
15
20
0
10
20
30
40
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
In procenten In uren
Aandeel werknemers dat regelmatig overwerkt (linkeras)
Gemiddeld aantal uren overwerk per week (rechteras)
-150
-100
-50
0
50
100
150
200
Nationaal Internationaal Nationaal Internationaal
Werkloos Werkzaam
Maal duizend
Werknemers werken minder vaak over arbeidsmarkt
In 2012 gaf 35 procent van de werknemers in Nederland aan regelmatig
over te werken. Zij blijven regelmatig langer op het werk of
nemen werk mee naar huis. Tussen 2005 en 2009 lag dit aandeel
telkens rond de 38 procent. Sindsdien zijn werknemers iets minder vaak
gaan overwerken (figuur). De werknemers die regelmatig overwerken
doen dat gemiddeld 6 uur per week. Het gemiddeld aantal uren overwerk
is al jaren redelijk stabiel.
Mannen werken vaker en ook meer over dan vrouwen. In 2012 zei 39
procent van de mannelijke werknemers regelmatig over te werken, tegen
31 procent van de vrouwen. Overwerkende mannen maakten gemiddeld
bijna 7 uur extra per week, vrouwen ruim 4,5. Het verschil tussen mannen
en vrouwen heeft onder andere te maken met het feit dat vrouwen
vaker in deeltijd werken. Voltijders werken namelijk anderhalf keer zo
vaak over als deeltijders en maken dan ook ruim anderhalf keer zo veel
overuren. De bedrijfstakken waarin het vaakst wordt overgewerkt zijn
de informatie- en communicatiesector, de financiële dienstverlening en
overheid en zorg. Werknemers in de bouw en de handel in onroerend
goed werken het minst vaak over.
Ongeveer twee op de drie werknemers die regelmatig overwerken worden
daarvoor gecompenseerd in geld of tijd. In 2012 kreeg 36 procent
de extra uren uitbetaald, 27 procent werd alleen gecompenseerd in tijd.
Degenen die veel overuren maken, worden minder vaak gecompenseerd
dan degenen die minder overuren maken. Van de werknemers die in
2012 meer dan 5 uur per week extra werkten, werd ruim de helft gecompenseerd.
Van de werknemers die 5 uur of minder per week overwerkten
was dat ruim 60 procent. Dit verschil zit vooral in de compensatie in
tijd. Compensatie in geld komt juist vaker voor naarmate men meer uren
overwerkt. ■ Marian Driessen (CBS)
Ontwikkelingen in overwerken
Bron: CBS Enquête Beroepsbevolking
arbeidsmarkt
In het afgelopen jaar is de werkloosheid volgens de nationale definitie
met 33.000 personen meer gestegen dan volgens de internationale
definitie. Het belangrijkste onderscheid tussen beide definities
vormt de twaalfurengrens; iemand die minder dan 12 uur per
week werkt is werkzaam volgens de internationale definitie en werkloos
volgens de nationale definitie. Wat vertelt de sterkere oploop van de nationale
definitie ons?
De hardere stijging van de nationale definitie kan op een aantal effecten
wijzen. Allereerst is mogelijk een deel van de werknemers minder dan
12 uur gaan werken, terwijl ze wel meer uren willen werken en hier ook
actief naar op zoek zijn. Hiermee zijn ze nog altijd werkzaam volgens de
internationale definitie, maar door de nationale definitie worden zij als
werkloos beschouwd. Ten tweede heeft mogelijk een deel van de toetreders
op de arbeidsmarkt een kleine baan gevonden, terwijl ze meer uren
willen werken. De nationale definitie bestempelt deze werknemers als
werkloos en de internationale definitie als werkzaam.
Beide ontwikkelingen lijken te worden bevestigd door de twee staven
in de rechterhelft van de figuur. Zij laten zien dat de werkzame beroepsbevolking
volgens de nationale definitie scherper is gedaald. Een derde
verklaring voor het verschil in de oploop van de werkloosheid is dat meer
mensen vanuit een kleine baan op zoek zijn gegaan naar een baan met
meer uren zonder deze te vinden. Vanuit de internationale definitie bezien
blijven zij werkzaam, terwijl zij volgens de nationale definitie wisselen
van niet-participerend naar werkloos. Samengevat wijst een hardere
stijging van de nationale definitie van de werkloosheid op een onderbenutting
van het aantal uren dat werknemers willen werken. ■ Eric van
loon (CPB)
Verandering beroepsbevolking volgens de
nationale en internationale definitie
Bron: CBS
Nationale definitie werkloosheid loopt harder op