Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 20 2006

statistiek

Monetaire Zaken
Europese economie raakt op stoom
Nieuwe cijfers voor de bbp-groei kunnen steevast op veel belangstelling rekenen.
Het is dan ook de belangrijkste maatstaf van economische activiteit, waarop echter door de kwartaalfrequentie lang moet worden gewacht. Tegenwoordig komen
zes weken na het verstrijken van een kwartaal de eerste officiële flashramingen
van het bbp voor de EU beschikbaar.

Inflatie en kerninflatie, VS en eurogebied,
januari 2002-augustus 2006

jul-06

jan-06

apr-06

jul-05

eu12 hicp

okt-05

jan-05

apr-05

jul-04

okt-04

jan-04

vs cpi

apr-04

jul-03

okt-03

jan-03

eu12 kern

apr-03

vs kern

5,0
4,5
4,0
3,5
3,0
2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0

jul-02

Verklaringen voor het relatief geringe inflatie-effect zijn de sinds de jaren 1970
sterk gedaalde energie-intensiteit (met circa een procent per jaar) en de zeer
geleidelijke oploop van olieprijzen (een verdrievoudiging in vier jaar). Daarnaast
wijzen de meeste analisten op de verbetering van het monetaire beleid. Ondanks
de dure energie blijven inflatieverwachtingen stevig verankerd. De blijvend lage
kerninflatie geeft aan dat in het eurogebied tweede ronde-effecten van hoge
olieprijzen in de lonen grotendeels uitblijven. In de VS lijkt het effect wat sterker.

Dat geen loon-prijsspiraal is ontstaan, is ook deels
terug te voeren op arbeidsmarkten die in de periode
van de olieprijsstijging relatief ruim waren waardoor
de opwaartse loondruk zeer beperkt was. Dat de
kerninflatie iets begint op te lopen en arbeidsmarkten krapper worden, geeft echter aan dat inflatierisico’s blijven bestaan. De goedkopere olie komt als
geroepen!

okt-02

Olieprijzen zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Kostte een vat van 159 liter
Brent begin 2002 amper twintig dollar, prijzen piekten eerder dit jaar op achtenzeventig dollar per vat. Half oktober noteert een vat olie rond zestig dollar.
Waar oliecrises in de jaren zeventig en tachtig leidden tot een sterke toename in
de inflatie, is het opvallend dat de inflatie anno nu relatief gematigd blijft (zie
figuur). In het eurogebied was de inflatie gedurende de afgelopen maanden met
2,5 procent min of meer gelijk aan begin 2002, het moment waarop olieprijzen
hun opmars begonnen. In september is de inflatie zelfs gedaald tot 1,7 procent.
Dat de kerninflatie – inflatie afgezien van de prijzen van energie en onbewerkte
voedingsmiddelen – met 1,5 procent een stuk lager is gebleven dan de totale
inflatie, geeft aan dat de onderliggende inflatiedruk gering is. Ook in de VS is
het verschil tussen totale en kerninflatie groot, maar de prijsstijging is er onder
invloed van de hogere economische groei en sterk dalende werkloosheid forser
toegenomen. Al met al is het inflatoire effect van olieprijzen tot op heden beperkt gebleven, een wereld van verschil met enkele decennia terug.

jan-02

Zwakkere schakel tussen olieprijzen en inflatie

Emile Spijkerman (Ministerie van Financiën)

apr-02

Internationaal

Ad Stokman (De Nederlandsche Bank)

Groeiraming EU-15 op basis van vertrouwen
%
6,0
5,0
4,0
3,0

Het Europese vertrouwen voorziet…
Om de periode van radiostilte te ondervangen zijn er allerhande zogenoemde
coincident indicatoren in omloop. Voorbeelden hiervan zijn de maandelijkse
enquêtes van de Europese Commissie (EC) onder consumenten en producenten
in diverse sectoren naar hun vertrouwen in de eigen economie. Vraag is of hieruit
informatie kan worden gedestilleerd voor de groei in de EU. Dit ligt wel voor de
hand. De Europese landen zijn door de gemeenschappelijke Europese markt
nauw met elkaar verbonden. Het uitgesproken vertrouwen in de eigen economie
of sector is daarom in meer of mindere mate een afgeleide van vertrouwen in
de Europese economie. In het juninummer van ESB (nr. 4488, p. 284) bleek
het geënquêteerde vertrouwen van een kleine dwarsdoorsnede van landen en
sectoren een snelle graadmeter voor groei in de EU (Duitse detailhandel, Engelse
en Franse industrie, Griekse en Portugese consument). Het vertrouwen van de
Nederlandse bouwsector kan nog aan dit bonte gezelschap worden toegevoegd.

…robuuste economische groei
De figuur laat zien dat het (gewogen) vertrouwen van deze groep ondernemers
en consumenten doorgaans een goede eerste impressie verschaft van de richting
waarin de Europese economie zich in termen van groei begeeft. De laatste is

528

ESB 20

oktober 2006

2,0
1,0
0,0
-1,0

1987

1990

1993

1996

1999

2002

2005

-2,0
groei EU (j.o.j.)

vertrouwen

gemeten als de stijging van het reële kwartaal-bbp
ten opzichte van een jaar daarvoor.
Volgens deze indicator stijgt het vertrouwen voor het
vierde achtereenvolgende kwartaal tot een niveau
van iets onder de drie procent groei in het derde
kwartaal van dit jaar. Voor een vergelijkbaar groeipercentage moeten we teruggaan tot het vierde kwartaal
van het jaar 2000. Goed nieuws voor de Europese
en de Nederlandse economie.

Financiële Markten

Frank Griffioen (FDA)

Meer renteverhogingen in het verschiet
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft de ingeslagen weg van renteverhogingen voortgezet. Op 5
oktober werd de refi-rente voor de vijfde maal in
tien maanden tijd met 0,25 procentpunt verhoogd,
waarmee de rente in totaal is opgetrokken van twee
procent tot 3,25 procent. In de bijbehorende verklaring gaf ECB-president Trichet aan dat verdere renteverhogingen noodzakelijk zouden kunnen zijn om de

Rentestructuur Eurozone
6

10 jaars overheid
3-maands interbank
refi rente

5.5
5
4.5
4
3.5
3
2.5
2
1.5

1999

2001

2003

2005

inflatoire druk te beperken. Het economische herstel in de Eurozone is krachtiger dan verwacht en de risico’s voor de groei zijn min of meer in evenwicht.
Hiertegenover staat dat de risico’s voor de inflatie nog altijd opwaarts gericht
zijn, voortvloeiend uit zowel de economische ontwikkeling als de sterke groei van
de geldhoeveelheid en de kredietverlening. Opvallend is dat de ECB de recente
forse daling van de olieprijs niet vertaalt in een afname van de inflatoire druk.
Sterker nog, de ECB ziet in de daling van de energieprijzen voornamelijk een
additionele ondersteuning voor de conjunctuur. Verdere renteverhogingen liggen
dan ook in het verschiet. Prijzen op de aandelen- en obligatiemarkten geven aan
dat er op de financiële markten rekening wordt gehouden met nog één of twee
verhogingen van vijfentwintig basispunten, waardoor het uiteindelijke renteniveau
eerder neutraal dan verkrappend zou zijn.
Voor de valutamarkten is het van belang hoe de renteverschillen met de rest
van de wereld zich ontwikkelen. Het Amerikaans-Europese rentedifferentieel ligt
voorlopig nog in het voordeel van de dollar, maar met het einde van de opwaartse rentecyclus in de VS en verhogingen in de Eurozone zal dit differentieel
echter verder afnemen, waarvan de euro zou moeten profiteren. Vergeleken met
de VS, waar het lopende-rekeningtekort in nominale termen nog altijd stijgt, zijn
de financieringsverhoudingen in de Eurozone bovendien veel evenwichtiger. Een
duidelijke appreciatie van de euro, duidend op een grotere liquiditeitstoevloeiing naar de Eurozone, zal er bovendien toe bijdragen dat de kapitaalmarktrente
laag kan blijven. Uiteindelijk zal de yieldcurve in de Eurozone een vlakker verloop
krijgen.

Arbeidsmarkt

André Corpeleijn (CBS)

Banen van werknemers wonend in Polen
x 1000
70
60
50
40
30
20
10
0
2000
Uitz e ndk r a chte n

2003
La ndbouw e n v is s e r ij

2004
A nde r s

In 2004 werkten ongeveer zeventigduizend Poolse werknemers in Nederland.
Ruim een kwart had meerdere kortdurende banen. Het totaal aantal banen van
deze Poolse werknemers bedroeg in 2004 bijna honderdduizend, drie keer zo
veel als in 2000. Een op de drie was vrouw.
De meeste tijdelijke werknemers uit Polen werken via een uitzendbureau. In
2004 waren er ruim zestigduizend van deze uitzendbanen, vier maal zoveel
als in 2000. De werving en bemiddeling gebeurde veelal door gespecialiseerde
uitzendbureaus. De gemiddelde uitzendbaan duurde drie maanden.
Twee van de drie Polen die niet als uitzendkracht werkten waren in dienst van
een landbouwbedrijf. In 2004 ging het om ruim twintigduizend banen. Deze
banen duurden gemiddeld twee maanden.

Ook meer niet-tijdelijke werknemers uit Oost-Europa
Meer tijdelijk werk door
Poolse werknemers
Sinds 2000 groeit het aantal Polen dat tijdelijk in
Nederland werkt. Het gaat om werknemers die in
Polen wonen, tijdelijk in Nederland verblijven en die
niet ingeschreven zijn bij een Nederlandse gemeente. Immigranten moeten zich bij een gemeente
laten inschrijven als zij van plan zijn langer dan vier
maanden in Nederland te verblijven. Veel tijdelijke
werknemers uit Polen werken hier korter dan vier
maanden en zijn daarom niet ingeschreven.

Naast de tijdelijke arbeidskrachten werken in Nederland ook mensen uit de
nieuwe lidstaten die zich hier gevestigd hebben. Ook deze groep groeit. In 2004
ging het om veertienduizend werknemers. Daarvan waren er tienduizend geboren
in Polen, tweeduizend in het voormalige Tsjecho-Slowakije en ongeveer zestienhonderd in Hongarije. Het aandeel vrouwen is groot: meer dan twee derde
bestond uit vrouwen.
De meeste werknemers uit Oost-Europa die voor langere tijd in ons land wonen,
werken in de dienstensector, onder meer in de gezondheidszorg, de handel en de
zakelijke dienstverlening. Van een sterke concentratie in de landbouw of een zeer
hoog aandeel uitzendkrachten is bij deze groep geen sprake.
Meer informatie staat in het artikel “Migranten en werknemers uit de OostEuropese lidstaten van de Europese Unie†in CBS, Bevolkingstrends, derde
kwartaal 2006 (www.cbs.nl).

ESB 20

oktober 2006

529

Auteurs