In het artikel “Egonomics, or the art of self-management” uit 1978 beschrijft de latere Nobelprijswinnaar Thomas Schelling de vele manieren waarop wij onszelf bestrijden. Droogjes noteert hij dat “[we] spend a lot of time trying to get ourselves to do what we already decided to do.”
Het artikel bestaat voornamelijk uit voorbeelden van zulk zelf-management: de wekker die buiten ons bereik staat zodat we ’s ochtends uit bed komen, de barricades op onze spaarrekening zodat we onszelf niet beroven, en het bietsen in plaats van kopen van sigaretten als rem op het rookgedrag. “In these examples’’, schrijft Schelling, “everybody behaves like two people, one who wants clean lungs and a long life, and another who adores tobacco or one who wants a lean body and another who wants desert.”
Terugkijkend illustreert het artikel prachtig de vooruitgang in de gedragseconomie. Schelling’s anekdotische voorbeelden zijn ondertussen vervangen door gecontroleerde experimenten, van systematisch uitstelgedrag tot het feit dat mensen bereid zijn te betalen voor barrières op het opnemen van spaargeld. Schellings’ intuïties over de meerdere zelven die in ons huizen zijn nu in wiskundig uitgewerkte modellen gevat, zoals Laibson’s beta-delta model, en het planner-doer model, en leiden tot nieuwe, testbare hypothesen.
Terwijl Schelling zich nog verwonderde over commerciële hulpprogramma’s bij het stoppen met roken (“a recent innovation”), zijn nicotinepleisters ondertussen gemeengoed, net als de wegrennende wekker en software die je internet uitschakelt. Tegelijkertijd probeert de overheid met slimme “keuzearchitectuur” en “nudges” de burger te helpen om de strijd met zichzelf te winnen. Bijna 40 jaar na Schelling’s artikel heeft de integratie van psychologische inzichten in de economie dus tot vele academische en praktische inzichten geleid.
Toch is egonomie als vakgebied verre van compleet, want de spanning tussen de korte en lange termijn is slechts één van onze dualiteiten. Eén ander voorbeeld is van ethische aard: een deel van ons wil alle taart, een ander deel weet dat we ook iets aan anderen horen te geven. Ook die dualiteit leidt tot zelf-management, zoals bijvoorbeeld de cognitieve zoektocht naar excuses voor zelfzuchtig gedrag, waar ik in recente columns over schreef.
Weer een andere dualiteit gaat over zelfoverschatting: één deel van ons denkt dat we alles beter weten, terwijl we tegelijk weten dat de ander soms ook gelijk heeft. En ook hier sturen we ons zelfbeeld strategisch afhankelijk van wat ons het meest oplevert, zoals een recent onderzoek van mijn eigen hand laat zien (hopelijk binnenkort meer daarover).
De gevechten met onszelf zullen we nooit definitief winnen. Het succes van Schelling’s egonomie geeft echter hoop dat we onszelf steeds vaker een helpende hand kunnen toesteken.
Auteur
Categorieën