Elke econoom is, bewust of onbewust, bekend met het werk van professor Jean Tirole. In Economics for the common good neemt hij misverstanden over het vakgebied weg door te laten zien wat economen precies doen en hoe zij kunnen bijdragen aan een betere maatschappij. ESB vroeg Tirole naar zijn drijfveren.
Als ik oliebollen verkoop en in ESB lees dat mensen graag vette bollen zonder opsmuk eten, maak ik mijn oliebollen extra vet en bespaar ik op de andere ingrediënten. Daarmee maak ik als oliebollenbakker meer winst, maar krijg ik niet per se betere oliebollen.
In 2008 hebben Nederlandse universiteiten het vereiste onderwijsniveau voor wetenschappelijk personeel vastgelegd in de Basiskwalificatie Onderwijs. Welk effect heeft het dit op de onderwijsevaluaties?
Prestaties kunnen verbeteren als mensen zichzelf doelen stellen. Een veldexperiment onderzoekt of de studieprestaties van studenten ook verbeteren als hun mentor ze uitdaagt een doel te stellen of hun doel te verhogen.
Meer doen met minder geld is in veel bedrijfstakken vanzelfsprekend, maar in het onderwijs liggen de productiviteitsverbeteringen niet voor het oprapen. Dit dwingt opleidingen tot het maken van keuzes.
We weten al langer dat de ongelijkheid van primaire inkomens stijgt, maar dat de ongelijkheid van besteedbare inkomens nagenoeg onveranderd blijft. Dat kan alleen maar waar zijn als er meer herverdeeld wordt. Maar die conclusie schuurt met de ervaring die veel mensen de afgelopen jaren hebben gehad met belastingen, uitkeringen en toeslagen.
Wanneer we ervan uitgaan dat inkomensongelijkheid een belangrijk aspect is van maatschappelijke ongelijkheid, dan dringt zich vanzelfsprekend de vraag op hoe groot die inkomensongelijkheid is. Is de trend stijgend of stabiel?
Het aantal mensen dat in Nederland in financiële problemen komt, is vanaf 2003 aan het stijgen. Dit is een gevolg van de grote recessie, waarin de werkloosheid opliep, ondernemers failliet gingen, huizenprijzen daalden en de koopkracht onder druk stond.
Economische cycli hebben niet alleen duidelijke gevolgen voor de vraag naar arbeid, maar ook voor het loon van werkenden. De afruil tussen het bruto-uurloon en de arbeidsmarktparticipatie is niet voor alle opleidingsniveaus hetzelfde.