Het aandeelhouderskapitalisme ligt in toenemende mate onder vuur. Die zorgen zien we terug in de verkiezingsprogramma’s van vrijwel alle partijen voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Leidt dit nu ook tot voorstellen voor concrete maatregelen? En welke ideeën hebben in de kabinetsformatie kans van slagen?
In het kort
– Alle partijen pleiten voor een vorm van kapitalisme die mens, natuur en samenleving kan dienen.
– Er zijn slechts meerderheden voor een digitaks en het aanpakken van belastingontwijking door multinationals.
– Er is meer politieke overeenstemming en ambitie nodig om bedrijven echt maatschappelijk verantwoord te laten opereren.
Het (aandeelhouders)kapitalisme ondervindt meer en meer kritiek, niet alleen bij werknemers, maar ook bij CEO’s (zoals Paul Polman, Feike Sijbesma, Peter Bakker en de onlangs overleden Kees van Lede) en zelfs bij aandeelhouders zoals Larry Fink van ’s werelds grootste investeringsmaatschappij Blackrock. Die kritiek komt niet alleen vanuit ‘de linkse kerk’, maar ook van rechts van het politieke midden; niet alleen van maatschappelijke ngo’s, maar ook van conventionele internationale instellingen als het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie; niet alleen van gedragseconomen, maar ook van (neo)klassieke economen; niet alleen vanuit de Verenigde Staten, maar ook uit Europa; en niet alleen van jongeren, maar ook van ouderen.
Die kritiek op het aandeelhouderskapitalisme komt niet uit de lucht vallen. Inkomens- en vermogensongelijkheid nemen steeds verder toe (Alvaredo et al., 2018). De monopoliemacht van grote bedrijven – met name van big tech, big pharma, big banks – wordt steeds groter (IMF, 2019). Salarisverhoudingen van CEO’s ten opzichte van de gemiddelde werknemer nemen groteske proporties aan (Mishel en Wolfe, 2019). En de politieke macht van grote ondernemingen is groter dan die van alle burgers tezamen (Gilens en Page, 2014). Winst is voor de meeste bedrijven nog steeds leidend, niet hun maatschappelijke verantwoordelijkheid – en de meeste multinationals betalen nauwelijks belasting (Dover et al, 2015).
De klimaatcrisis is grotendeels veroorzaakt doordat de klimaat- en andere externe kosten niet in de marktprijzen zijn meegenomen, maar afgewenteld worden op de samenleving. Sterker, het afwentelen van kosten op de maatschappij leidt tot hogere winsten, en wordt op kapitaalmarkten daarom juist beloond, niet afgestraft.
Het maatschappelijk disfunctioneren van het grootbedrijf, is tijdens de coronacrisis nog eens extra zichtbaar geworden. Zo hadden de 32 meest winstgevende bedrijven van de wereld tot september 2020 94 procent van hun 195 miljard dollar winst uitgekeerd aan aandeelhouders en 0,5 procent ervan besteed aan COVID-19 (Oxfam International, 2020).
Doordat het aandeelhouderkapitalisme meer en meer ter discussie staat, zijn er veel ideëen ontstaan om het tij te keren en de markt en het bedrijfsleven op een andere leest te schoeien (kader 1). Hoe speelt de Nederlandse politiek daarop in? Welke creatieve voorstellen worden er door welke partijen op dit vlak gedaan?
Kader 1 – Hervormingsvoorstellen
De laatste jaren zijn er vele voorstellen ontwikkeld om het kapitalisme te hervormen, zoals Reforming Business for the 21st century (British Academy, 2019) of het Purpose of the Corporation Project (Veldman et al., 2016). In de VS was er het wetsvoorstel The Accountable Capitalism Act van senator Elisabeth Warren (Warren, 2018) of de vergaande voorstellen van Leo Strine, nota bene de voormalige chief justice van de Supreme Court of Delaware, waar 65 procent van de Amerikaanse beursfondsen statutair gevestigd is (Strine Jr., 2020). Prominente academici, zoals Lynn Stout (2012), Colin Mayer (2018), Rebecca Henderson (2020) en Alex Edmans (2020), schreven boeken waarin ze eveneens hervormingsvoorstellen doen.
Veel aandacht kreeg het statement van de Business Roundtable, waarmee in 2019 de Amerikaanse bedrijfselite het aandeelhouderkapitalisme inruilde voor de gelijkheid van alle stakeholders en voor “an economy that serves all Americans”. Ook zijn er internationale initiatieven ontstaan voor de standaardisatie van integrated reporting, waarmee bedrijven verslag doen van niet-financiële prestaties en externe effecten. En deze maand in eigen land werkgeversorganisatie VNO-NCW die in haar nieuwe Visie 2030 “de kloof met de maatschappij wil dichten” door een “duurzame en inclusieve samenleving te waarborgen”, onder meer door werknemers vaker te laten meedelen in de winst.
In dit artikel analyseren we voor de thema’s markt en onderneming de verkiezingsprogramma’s 2021 van de acht grootste partijen in de december-peilingen: VVD, PVV, CDA, CU, PvdA, D66, GroenLinks en SP. De PVV zult u in de rest van het artikel echter nauwelijks meer tegenkomen omdat ze in haar programma niets zegt over de onderzochte onderwerpen.
Met onze methode onderschatten we mogelijk de steun voor specifieke voorstellen. Sommige partijen hebben wellicht bepaalde, voor hen minder belangrijke, ideeën niet opgenomen in hun verkiezingsprogramma. Men mag er echter van uitgaan dat alle zaken die de partijen van belang achten in de verkiezingsprogramma’s zijn opgenomen, en omgekeerd zijn de programma’s ook bij uitstek de partijteksten waarop de kiezers hun keuze kunnen baseren.
Kapitalismeretoriek in de programma’s
Allereerst de openingsretoriek in de verkiezingsprogramma’s. Door alle partijen wordt er een sterk signaal afgegeven over de scheuren in de kapitalistische economie. Alle partijen, inclusief de VVD, pleiten nu voor een sterke(re) overheid, benadrukken dat bedrijven de samenleving moeten dienen, en zijn kritisch over de vrije markt.
De VVD vindt dat “de overheid de rafelranden van het kapitalisme actief bij [zal] moeten schaven”, en dat de balans moet worden hersteld tussen “winst maken en de samenleving dienen”. Het CDA pleit voor het Rijnlandse model, zonder dit verder te definiëren, en constateert een stille revolutie in de vorm van de “coöperatieve samenleving”; een economie die niet draait om concurrentie en eigenbelang, maar waarbij mensen initiatieven ontplooien zodra ze denken zelf iets beter te kunnen dan de overheid of de markt. De CU stelt dat “het vrijemarktkapitalisme voor een deel is losgeslagen van zijn ankers (…) en te veel en te vaak ontaard [is] in sprinkhaankapitalisme”, terwijl ze eveneens pleit voor een herwaardering van het Rijnlandse model.
GroenLinks en de PvdA willen afscheid nemen van het aandeelhouderskapitalisme. GroenLinks wil als alternatief bouwen aan een “democratische economie”, en de PvdA kiest voor “samenwerking in plaats van kille concurrentie”. D66 spreekt van ongebreidelde marktwerking die leidt tot een ongelijke welvaart, ongelijkheid in kansen en zeggenschap, en tot steeds grotere machtsconcentraties. Zij wil daarom een “nieuw progressief kapitalisme, met markten die werken voor iedereen.”
Kortom, aan mooie woorden geen gebrek, en er is bovendien sprake van een breuk met het verleden. CDA en PvdA zijn de enige partijen die ook in 2017 over deze thema’s iets opmerkten. Vrij plotseling is er nu een Kamerbrede scepsis over marktwerking en geloof in een sterke overheid. Dit is opmerkelijk, aangezien er de afgelopen vier jaren geen grote ongelukken zijn gebeurd in het economische systeem. Blijkbaar hebben al langer lopende zorgen over klimaat, ongelijkheid, machtsconcentraties en dergelijke zich opgehoopt, en resulteren ze nu in een collectieve heroverweging.
Concrete maatregelen
Maar wordt er ook boter bij de vis geleverd? We lopen de programma’s na op zes thema’s die raken aan marktmacht en bedrijfsleven.
Marktmacht en mededinging
Wat betreft het thema marktmacht pleiten VVD en D66 voor een sterkere rol voor de overheid als marktmeester, om machtsconcentraties en misbruik van klanteninformatie te voorkomen. Zo wil de VVD geen versoepeling van het Europese mededingingsrecht (“Europese kampioenen”), maar een interne markt waarin concurrentie centraal staat. Ook wil ze meer bevoegdheden voor de Autoriteit Consument & Markt om dominante marktposities te voorkomen, en komt ze met maatregelen tegen de dominantie van big tech. In het kader van verduurzaming, wil D66 wel samenwerking toestaan tussen bedrijven waar dit nodig is.
Het is opvallend dat bij de andere partijen mededinging nauwelijks aandacht krijgt. Het past natuurlijk goed bij liberale partijen om de concurrentie te bewaken, maar toch zou men ook van linkse partijen verwachten dat ze marktmacht willen bestrijden. De PvdA noemt wel het belang van een sterke marktmeester, en wil “aanpassing van de Europese aanbesteding- en mededingingsregels waarbij mensen en planeet centraal staan” maar werkt dit niet verder uit.
Bij GroenLinks, CU, CDA en SP is er zelfs nog minder aandacht voor marktmacht en mededinging. Met uitzondering van de techbedrijven, waarvoor vrijwel alle partijen wel specifieke maatregelen in gedachten hebben, variërend van ‘opbreken’ (PvdA en CDA) tot invoering van een digitaks (VVD, CDA, GroenLinks en SP).
Overheidsinvesteringen
Een belangrijke vraag wat betreft de reikwijdte van de vrije markt is de rol van de staat bij het investeren in innovatie. Onder het kopje “De ondernemende staat” ziet de VVD een rol voor de overheid bij het investeren in de uitbouw van groeiende, veelbelovende ondernemingen – met name om te voorkomen dat geavanceerde kennis in buitenlandse handen komt wanneer start-ups deels gefinancierd worden met overheidsgeld. PvdA en CU zien een rol voor de overheid bij investeringen in baanbrekend, innovatief onderzoek en doorbraaktechnologieën, want dat “kunnen we niet overlaten aan de markt” (PvdA).
Maatschappelijke verantwoordelijkheid bedrijven
Hoe vertaalt men de fraaie teksten over bedrijven die ‘de samenleving moeten dienen’ naar concrete maatregelen met betrekking tot de doelstellingen en verantwoordelijkheden van ondernemingen?
D66 zet in op één duidelijk kader voor (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen, op een zorgplicht voor bedrijven en zo nodig op een wettelijk vastleggen dat het bestuur expliciet de verantwoordelijkheid heeft om de belangen van alle stakeholders af te wegen. D66 en CU willen verder multinationals verplichten om de OESO-richtlijnen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen te implementeren als ze voor overheidssteun of aanbestedingen in aanmerking willen komen, waarbij de CU wil dat de overheid helpt om sectorcodes voor verantwoord ondernemen te ontwikkelen.
Ter linkerzijde wil GroenLinks dat bedrijven een wettelijke plicht krijgen om zich maatschappelijk verantwoord te gedragen. PvdA stelt: “sociaal en groen ondernemerschap wordt de norm”. Concrete voorstellen daarbij zijn dat dergelijke ondernemingen voorrang krijgen bij overheidsaanbestedingen, en dat alle bedrijven worden verplicht om hun maatschappelijke missie vast te leggen. “Bedrijven die winst maken ten koste van mens en planeet hebben geen bestaansrecht”, schrijft de PvdA, maar wat dat precies betekent wordt niet duidelijk.
De PvdA vindt verder dat salarisstijgingen aan de top gelijke tred moeten houden met de CAO-lonen, de CU zegt dat bedrijven inzicht dienen te geven in de productgeschiedenis, en D66 verlangt inzicht in de circulaire prestaties.
D66, en enigermate ook de CU, hebben voorstellen uitgewerkt om markten beter te laten functioneren door informatieverschaffing verplicht te stellen over (verborgen) externe kosten die schade toebrengen aan klimaat, milieu en mens. Er zou volgens D66 een Agentschap Externe Effecten moeten komen dat eerlijke prijsberekeningen kan verlangen, en daarvoor sectorbrede hervormingen initieert en begeleidt.
Tegenover deze vier partijen staan er vier andere zonder concrete voorstellen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen: de SP, het CDA, de VVD en de PVV. De VVD wil de norm op dit gebied juist verlagen: “Schrappen van normen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bij exportkredietverzekeringen als deze strenger zijn dan wat andere Oeso-landen doen. (…) Zo krijgen Nederlandse ondernemers een eerlijke kans tegenover buitenlandse bedrijven.”
Corporate governance
Doelstellingen en verantwoordelijkheden van bedrijven moeten, om effectief te zijn, vertaald worden naar de corporate governance – de rechten en plichten van de direct bij de onderneming betrokken partijen. Welke hervormingen worden er nu genoemd op het gebied van ondernemingsbestuur?
Bij de linkse partijen staan er twee thema’s centraal. Op de eerste plaats zeggenschap. De PvdA, GroenLinks en SP geven werknemers instemmingsrecht bij belangrijke bedrijfsbeslissingen, voor de PvdA is dat inclusief de maximale loonverschillen tussen de hoogst- en laagstbetaalden. Bovendien willen SP en GroenLinks beide de helft van alle commissarissen laten benoemen door werknemers. De SP gaat langeretermijn-aandeelhouderschap stimuleren door daar dubbel stemrecht aan te koppelen.
Ten tweede: winstdeling. PvdA, GroenLinks en SP willen werknemers laten meedelen in de winst. Zij willen een verplichte betaling aan werknemers koppelen aan dividenduitkering. SP voegt daaraan toe dat alle medewerkers een gelijke winstuitkering moeten ontvangen, en dat een minimale winstdeling wettelijk moet worden vastgelegd.
De verhoudingen binnen de onderneming komen bij de andere partijen nauwelijks aan bod. Het CDA wil alleen een werknemerscommissaris voor staatsdeelnemingen of deze bij noodsteun verplicht stellen (dat is al wettelijk verplicht voor structuurvennootschappen), en dan evenals de PvdA ook voorwaarden stellen aan bonussen en topsalarissen.
D66, CU en CDA stellen wel voor een reeds aangekondigde nieuwe vennootschapsvorm voor ‘sociale ondernemingen’ in te voeren: de maatschappelijke onderneming (BVm). Die is bedoeld voor maatschappelijke initiatieven zonder winstoogmerk, maar met de mogelijkheid van extern eigen vermogen. D66, CU en CDA stellen voor om die ondernemingsvorm in te voeren; door de andere partijen wordt dit niet expliciet genoemd. Vooralsnog is deze vennootschapsvorm echter geen alternatief voor reguliere, op winst gerichte ondernemingen.
Belastingen
Met fiscale maatregelen wordt gedrag niet afgedwongen, maar middels financiële prikkels in een bepaalde richting gestuurd. Alle partijen, met uitzondering van D66, maken daarvan gebruik om een eerlijkere en beter functionerende vrije markt te creëren. Zij willen de fiscale constructies tegengaan waarmee met name multinationals belastingen kunnen ontwijken. VVD, PvdA en GroenLinks willen ook minimumbelastingen in OESO- of Europees verband afspreken. De PvdA en GroenLinks vullen dat aan met een hogere winstbelasting, en de CU vindt dat bedrijven geconsolideerd minstens vijftien procent winstbelasting moeten betalen. VVD, CDA, GroenLinks en CU willen winsten belasten in landen waar de winst daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Het CDA houdt als enige partij een pleidooi voor fiscale aftrekbaarheid van eigen vermogen en wil tegelijkertijd de fiscale prikkel afbouwen om zo veel mogelijk te lenen. CU vindt als enige dat de inkoop van aandelen fiscaal hetzelfde moet worden behandeld als de uitkering van dividend, en ook dat de salarissen boven de Balkenendenorm niet langer aftrekbaar mogen zijn.
CDA en CU zijn ook de enige partijen die iets zeggen over het belang van familiebedrijven, en maken dit concreet door, in geval van bedrijfsopvolging, het lagere belastingtarief bij vermogensoverdracht te behouden respectievelijk nog verder te verlagen.
Klimaat
Wat betreft het klimaat hebben ondernemingen tegenwoordig een maatschappelijke verantwoordelijkheid, met name vanwege hun CO2-emissie. Alle partijen behalve de PVV onderkennen het klimaatprobleem, en willen meewerken aan de klimaatdoelen van Parijs en de gemaakte EU-afspraken.
De meeste partijen, met uitzondering van VVD en CDA, ondersteunen de CO2-heffing die op 1 januari jongstleden, mede door VVD en CDA, is ingevoerd. D66 wil geen gratis emissierechten meer uitdelen, en steunt het EU-voorstel voor CO2-heffing aan de EU-grenzen.
D66, PvdA en CU willen nu, in tegenstelling tot vier jaar geleden, de uitzonderingspositie van de luchtvaart aanpakken, door opheffing van de btw-vrijstelling op vliegtickets en door accijns te heffen op kerosine. Alle drie willen zij, wat betreft zowel de lucht- als de scheepvaart, klimaatschade beprijzen of daarvoor normen stellen.
Discussie
Vrijwel alle partijen vinden dat het vrijemarktkapitalisme reparatie behoeft en komen met maatregelen. Maar zijn de voorgestelde maatregelen voldoende om de economie op een pad te zetten waarbij de markten, mensen en het milieu onderling in een duurzame en eerlijke balans komen? We zien hierbij twee problemen.
Het eerste probleem is dat er, op basis van de verkiezingsprogramma’s, voor geen van de voorstellen direct een meerderheid te vinden is, met uitzondering van de digitaks en het aanpakken van belastingontwijking door multinationals. Zo is het thema marktmacht en mededinging nu alleen te vinden bij D66 en VVD. Aanzetten tot een verplichte verbreding van doelstellingen en verantwoordelijkheden van bedrijven zijn alleen te vinden bij GroenLinks, PvdA, CU en D66. Inzicht in externe effecten, afgedwongen door de overheid, wordt nu alleen bij D66, en enigermate bij de CU, concreet geagendeerd. Meer zeggenschap in de corporate governance voor stakeholders staat alleen bij GroenLinks, SP en PvdA op het menu. De introductie van de maatschappelijke onderneming wordt alleen genoemd door D66, CDA en CU, en alleen het CDA spreekt over afbouwen van renteaftrek voor vreemd vermogen.
Wat ook opvalt is het beperkte aantal concrete voorstellen van de drie grootste partijen in de peilingen: PVV, VVD en CDA (de twee laatste hebben met name fiscale voorstellen), en daarnaast ook van de SP. Dat baart zorgen voor de slagingskans van zo’n maatschappelijk en economisch urgente agenda. Een nieuwe agenda voor corporate governance en verantwoord ondernemen krijgt met name handen en voeten bij GroenLinks, PvdA, CU en D66 – waarbij D66 en ook wel CU boven de andere uitsteken wat betreft de uitwerking van de voorstellen.
Het tweede probleem is dat er – in het licht van de rapporten en de maatschappelijke problemen die we aan het begin noemden en van de eigen retoriek van de partijen zelf – een meer integrale en ambitieuze aanpak vereist is.
Voor het aanpakken van bijvoorbeeld milieu- en andere problemen in Nederland, en van kinderarbeid en slavernij in derdewereldlanden alsmede van wereldwijde monopolies, biodiversiteit en klimaat, is bijvoorbeeld het verbreden van de doelstelling van bedrijven in abstracto of het inzichtelijk maken van de maatschappelijke kosten op zichzelf niet voldoende. Er is bij dit soort problemen sprake van externe effecten die bedrijven niet vanzelf in hun kostprijzen meenemen.
Er zijn mechanismen nodig die kosteninternalisering op grote schaal kunnen afdwingen, ten behoeven van goede prijsvorming, een gelijk speelveld en daarmee mens, milieu en maatschappij. Alleen zo kan er worden voorkomen dat het ongelimiteerde winststreven van aandeelhouders en concurrentie zullen blijven leiden tot kostenexternalisering.
We denken aan vier typen mechanismen. Ten eerste het versterken van de zeggenschap van stakeholders. Alleen de linkse partijen schenken hier nu aandacht aan, en dan ook alleen wat betreft de werknemers. Er zou ook gedacht kunnen worden aan meer zeggenschap van onder andere klanten of belangengroeperingen. Als we bijvoorbeeld willen dat Facebook maatschappelijk verantwoord onderneemt, dan moeten ook (potentiële) Facebook-gebruikers een stem krijgen, en niet alleen zijn werknemers. Verdergaande voorstellen in die richting, zoals de introductie van een Maatschappelijke Raad (Loonen en Mulder, 2020), ontbreken in de programma’s.
Ten tweede kunnen we de kaarten zetten op de rol van de aandeelhouders. De politieke partijen besteden hier nauwelijks aandacht aan. Middels verplichtingen voor institutionele beleggers om te investeren op basis van ESG-criteria (environmental, social and governance), of ten minste transparant zijn over de beleggingscriteria, kunnen aandeelhouders zelf een force for the good worden.
Ten derde kan er gedacht worden aan de volledige afschaffing van de renteaftrek op schulden. Die aftrek subsidieert de enorme maatschappelijke risico’s van te hoge schuldfinanciering en er is bovendien geen enkele economische rechtvaardiging voor. Het CDA wil de renteaftrek voor bedrijven afbouwen en tegelijkertijd aftrekmogelijkheden voor eigen vermogen introduceren. Alleen een einde maken aan de renteaftrek is beter en simpeler.
Tot slot kan de overheid middels heffingen of financiële prikkels maatschappelijke risico’s beperken. De voorstellen in de partijprogramma’s blijven op dit punt vrij beperkt. Met name voorstellen die het fundamentele probleem van het onbeperkte rendementsstreven van aandeelhouders indammen ontbreken, zoals een progressieve winstbelasting (De Kam et al., 1980) of variabele beloningen voor topmanagers die gericht zijn op maatschappelijke verantwoordelijkheid en de belangen van alle stakeholders. Of een beoordeling van bedrijven door een panel van burgers of deskundigen, die leidt tot boetes of bonussen als ze slecht respectievelijk goed presteren op maatschappelijke waardecreatie (Claassen, 2021).
Conclusie
Het besef dat de ‘vrije markt’ en ons aandeelhouderkapitalisme in meer of mindere mate scheuren vertoont, is bij alle politieke partijen, uitgezonderd de PVV, doorgedrongen en wordt vertaald in meer of minder concrete maatregelen.
Voor vrijwel geen van die maatregelen zijn echter direct meerderheden te vinden, dus is het maar de vraag welke voorstellen in het volgende regeringsprogramma terecht zullen komen. Daarnaast ontbreken ideeën om het onbeperkte winststreven van aandeelhouders in te tomen en de internalisering van externe effecten nog verder af te dwingen.
De klok tikt en veel maatschappelijke kosten stijgen. Daarom geen tijd te verliezen voor Reimagining capitalism in a world on fire, zoals de titel luidt van het recente boek van Harvard-hoogleraar Rebecca Henderson.
Literatuur
Alvaredo, F., L. Chancel, T. Piketty et al. (2018) World Inequality Report 2018. Te vinden op wir2018.wid.world.
British Academy (2019) Reforming business for the 21st century: a framework for the future of the corporation. Londen: The British Acadamy.
Claassen, R. (2021) Een regelmatige ‘social audit’ dwingt tot ondernemen gebaseerd op maatschappelijke waarde. ESB, verschijnt in maart.
Dover, R., B. Ferrett, E. Jones en S. Merler (2015) Bringing transparency, coordination and convergence to corporate tax policies in the European Union. Te vinden op op.europa.eu.
Edmans, A. (2020) Grow the pie: how great companies deliver both purpose and profit. Cambridge, VK: Cambridge University Press.
Gilens, M. en B.I. Page (2014) Testing theories of American politics: elites, interest groups, and average citizens. Perspectives on Politics, 12(03), 564–581.
Henderson, R. (2020) Reimagining capitalism in a world on fire. New York: PublicAffairs.
IMF (2019) World Economic Outlook 2019. Washington, DC: IMF.
Kam, C.A. de, W.A. Vermeend en R. Goudriaan (1980) Een progressieve vennootschapsbelasting? ESB, 65(3256), 628–633.
Loonen, N. en H. Mulder (2020) Hoog tijd voor een maatschappelijke raad in bedrijfsbesturen. Artikel op www.duurzaam-ondernemen.nl, 28 januari.
Mayer, C. (2018) Prosperity: better business makes the greater good. Oxford: Oxford University Press.
Mishel, L. en J. Wolfe (2019) CEO compensation has grown 940% since 1978; typical worker compensation has risen only 12% during that time. Economic Policy Institute. Rapport te vinden op epi.org.
Oxfam International (2020) Power, profits and the pandemic: from corporate extraction for the few to an economy that works for all. Oxfam Policy Paper, 10 september.
Stout, L.A. (2012) The shareholder value myth. San Francisco: Berrett-Koehler Publishers.
Strine Jr., L.E. (2020) Toward fair and sustainable capitalism. Roosevelt Institute Working Paper, 13 augustus.
Veldman, J., F. Gregor en P. Morrow (2016) Corporate governance for a changing world: report of a Global Roundtable Series. Brussel/Londen: Frank Bold/Cass Business School. Te vinden op www.purposeofcorporation.org.
Warren, E. (2018) Accountable Capitalism Act. Te vinden op www.warren.senate.gov.
Auteurs
Categorieën