Ga direct naar de content

Platteland zonder landbouw

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 20 2005

Platteland zonder landbouw
Aute ur(s ):
Peter Nijkamp (auteur)
De auteur is hoogleraar regionale economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze column is geb aseerd op de Sicco Mansholt Lezing 2005.
pnijkamp@feweb .vu.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4460, pagina 219, 20 mei 2005 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De rustige landweg dicht bij mijn ouderlijk huis is thans een snelweg waarover het verkeer richting Duitsland dendert. Op de plaats waar
ik als kind op die weg met vriendjes zat te knikkeren, staat thans een flitspaal. En op de weilanden waar ik destijds ging vliegeren of
eieren zoeken, wordt nu een industriegebied aangelegd. Het platteland is onherkenbaar veranderd. Het buitenstedelijk gebied was in
vroeger tijden ongeveer identiek aan de landbouw. Maar de ‘moderne tijd’ heeft ook hier toegeslagen. Traditionele dorpen zijn in een
tijdbestek van enige tientallen jaren omgebouwd tot moderne woonsteden, waarbij de karakteristieke sfeer het heeft afgelegd tegen een
beklagenswaardige uniformiteit. Het typisch Nederlandse boerderijlandschap is omgetoverd in wanstaltige fabriekscomplexen met silo’s
en schuren, waar nog nooit een (landschaps)architect aan te pas is gekomen.
De eerlijkheid gebiedt overigens te zeggen dat de hedendaagse verstedelijking en industrialisering van het platteland in het niet vallen bij
de grootste ingreep op milieugebied in de geschiedenis van Nederland: de ruilverkaveling. Eeuwenoude heggenlandschappen,
bomenrijen, heuvelruggen en ecologisch unieke gebieden werden – met goede bedoelingen destijds – opgeofferd om het Nederlandse
gelijkheidsideaal van rechte wegen, rechte sloten en gelijk oppervlak kracht bij te zetten. Dankzij rationalisatie en technologische
vooruitgang werd in de vitale landbouwsector een geweldige productiviteitsstijging gerealiseerd, die onder meer een daling in het
Nederlandse landbouwareaal tot gevolg had. Op jaarbasis wordt nu zo’n zeven- tot tienduizend hectare landbouwgrond aan agrarische
bestemming onttrokken en sluit een paar procent van de landbouwbedrijven de poorten.
Het buitenstedelijk gebied is dan ook niet langer het exclusieve domein van de land- en tuinbouw. De economische betekenis van de
agrarische stand in het buitengebied is overvleugeld door andere economische activiteiten en belangen. De daling in agrarisch
grondgebruik leidt doorgaans tot alternatieve bestemmingen, zoals sport, natuur, landschapsparken, recreatie, wonen, bedrijven, wegen,
enzovoort. Dat is een onomkeerbaar proces, waarvan het einde nog niet in zicht is. De toekomst van deze gebieden is dan ook niet
gebaseerd op de agrarische sector, maar op wonen, kleinschalige bedrijvigheid, recreren en ecologie. Het sociaal-economisch belang van
het landelijk gebied in Nederland – gemeten in werkgelegenheid in de niet-agrarische sector – is structureel gestegen. De boer lijkt een
‘bedreigde soort’ te worden. Is er nog wel toekomst voor de landbouw op het Nederlandse platteland? Een heldere positionering van het
Nederlandse platteland en van de Nederlandse agrarische sector is geboden, vanuit het perspectief dat krachtenvelden van buitenaf een
beslissende invloed zullen uitoefenen op de toekomst van de Nederlandse landbouw en daarmee op de toekomst van het Nederlandse
landelijk gebied. Welke dominante krachten in de ‘buitenwereld’ bepalen thans de Nederlandse ‘ruraliteit’?
Het platteland zal in ruimtelijk-economisch en cultureel opzicht geen statische structuur kennen, maar meegezogen worden in de ‘vaart
der volkeren’ en grote veranderingen ondergaan. Het staat vast dat de dynamiek in de ge»ndustrialiseerde landen van onze wereld diepe
sporen zal nalaten op het platteland. Internationale concurrentie, de opkomende vrijetijdscultuur en de zorg voor natuur en milieu zullen met de verdere urbanisatie van de landelijke gebieden – zorgen voor een grote omwenteling in rurale gebieden. Het is daarom niet erg
aannemelijk dat in de toekomst de landbouwsector de dominante spil zal vormen van de ‘nieuwe ruraliteit’. Het platteland zal in steeds
sterkere mate de invloed ondervinden van de nieuwe sociaal-economische ruimtelijke dynamiek die voortspruit uit onze
innovatiesamenleving. Het platteland en de landbouw zullen dan ook in toenemende mate afscheid van elkaar gaan nemen. Het valt te
verwachten dat het platteland in de toekomst een portfolio aan gevarieerde functies zal opleveren, deels verbonden met de landbouw
(grootschalige agrarische bedrijven, hobbyboeren, ecologische boeren, enzovoort), deels behorend tot geheel andere bedrijfstakken
(dienstverlening, ICT-bedrijven, kleinschalige industrie, recreatie, natuur, enzovoort). En dat laatste compartiment neemt in belang toe.
De toekomst van het platteland ligt in de handen van niet-agrarische ontwikkelingen die vanuit doorgaande verstedelijking worden
aangestuurd. Het platteland wordt een semi-urbaan gebied. Zo’n historische transformatie van stad en platteland in Nederland zou naar
mijn stellige overtuiging ongekende mogelijkheden openen voor de realisatie van evenwichtige sociaal-economische, technologische,
innovatieve, planologische en ecologische doeleinden. Daarom is een krampachtige reactie gericht op conservering van het verleden een
verkeerd signaal. Een pro-actief beleid gericht op sociaal-economische en ecologische kansen zou daarbij zeker passen. Moet het beleid
hierbij een dominante rol spelen? Voor zover de bovengeschetste ontwikkelingen een uitvloeisel zijn van marktkrachten, is de ruimte
voor beleidsinterventie relatief gering. Als er een overschot aan landbouwgrond is, zal de prijs dalen en is er meer kans op gezonde
alternatieve ontwikkelingen in andere sectoren (bijvoorbeeld milieu, MKB). Voorzover er sprake is van externe effecten (bijvoorbeeld bij
landschapsbeleid), zal een overheid terzijde moeten staan om via fiscale en inkomensvoorzieningen en grondverwerving een ecologisch
verantwoorde ontwikkeling te bevorderen. De bovengeschetste ontwikkeling naar een Nederlands planologisch landschap met
verstedelijkingsallure zal een goed samenspel vergen van LNV en VROM, en voorzover het gaat om kleinschalige economische
activiteiten ook van EZ. In het te voeren Nederlandse ruimtelijke ontwikkelingsbeleid biedt een gebiedsgerichte benadering de meeste
kans op een uitgebalanceerde ruimtelijk-economische en ecologische ontwikkeling.

De bovengeschetste ontwikkeling zal voor het landelijk gebied zonder twijfel nog meer ingrijpend zijn dan de naoorlogse ruilverkaveling,
maar zou tevens de kans bieden te laten zien dat Nederland een voortreffelijke gidsrol kan vervullen om van de nood van de rurale
gebieden een deugd te maken. n

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur