Ga direct naar de content

Pas op met conjunctuurindicatoren

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 10 1994

brieven

atoren
ongstleden waart gebruik van conolgens de auteur
t voor’ grafische
orzichtigheid geboen van informatie uit
deze gra e en ‘voor het zeer recente verleden, het heden of de toekomst’. Voor
het gebruik van conjuncruurindicatoren
geldt echter hetzelfde als voor het
gebruik van welk instrument of gereedschap dan ook: lees eerst de gebruiksaanwijzing. Bij juist gebruik is zo’n instrument waardevol, bij onoordeelkundig
gebruik risicovol.
Hoe ernstig is het door Kroon gesignaleerde probleem dat indicatoren met
terugwerkende kracht verschuiven en dat
het verleden niet vastligt? Mijns inziens
zijn bijstellingen aan het rechtereinde
van de conjuncruurindicator niet te vermijden. Een afwijkend cijfer, zoals bij
een omslag het geval zal zijn, wordt
namelijk in eerste instantie weggefilterd.
De indicatoren moeten immers een
‘gestroomlijnde’ vorm hebben. Zou dat
niet het geval zijn en zou een indicator
een wat bibberend verloop kennen, dan
zou de interpretatie van buigpunten zeer
veel problemen opleveren.
Stel bij voorbeeld dat na een aantal
maanden van steeds slechtere cijfers plotseling een vrij gunstig cijfer wordt
bekendgemaakt. De conjuncruurindicator zal zo’n gunstig cijfer in eerste instantie beschouwen als een verstoring en dit
wegfilteren. De indicator blijft dus dalen.
Stel dat de volgende maand opnieuw een
gunstig cijfer wordt bekend gemaakt.
Met terugwerkende kracht wordt dan
ook de vorige maand aangepast; de storingsterm is kennelijk minder groot. Zou
daarentegen het nieuwe cijfer echter
opnieuw slecht zijn en was het voorafgaande cijfer inderdaad door een toevallige omstandigheid vrij gunstig, dan zet
de daling van de indicator onveranderd
door. Zou in dat geval het voorgaande
cijfer niet zijn gefilterd, dan zou de
gebruiker van de indicator op het verkeerde been kunnen worden gezet. Er
moet dus een compromis worden gevonden russen het wegfilteren van ‘vreemde’
cijfers en het tijdig signaleren van omslagen. Inherent aan de gehanteerde
methode is dan, dat het rechter uiteinde

ESB 31 – 8 – 1994

van de indicator iets gaat ‘zwabberen’.
Onze ervaring is echter, dat dit zwabberen beperkt is en het gebruik van de indicatoren niet belemmert.
De conclusie luidt dan ook dat conjunctuurindicatoren nuttig kunnen zijn, mits
zij op de juiste manier worden gebruikt.
Meer in het algemeen kan echter worden geconstateerd, dat vooral de laatste
jaren realisatiecijfers en voorspellingen in
toenemende mate als absolute waarheden
worden beschouwd en geïnterpreteerd en
veel te weinig in perspectief worden
gezien. Dat geldt niet alleen voor de
financiële markten, maar ook voor onze
politici (die bij een raming van 100.000
extra banen de komende vier jaar niet,
maar bij 120.000 extra banen wèl tevreden zijn).
Groeiramingen op één (of zelfs twee) cijfers achter de komma zouden eigenlijk
moeten worden geïnterpreteerd als een
gemiddelde; een groei van een half procentpunt meer of minder is even zeer
mogelijk. Iets dergelijks geldt voor conjunctuurindicatoren.
In plaats van door
een telelens naar dit soort cijfers te kijken, zou de waarnemer zich juist moeten
bedienen van een groothoeklens. Veel
van de door Kroon gestelde ‘problemen’
raken dan vanzelf buiten beeld. Bovendien wordt voorkomen, dat men hijgerig
van het ene naar het andere cijfer springt
en zich het hoofd moet breken waarom
het meest recente cijfer een fractie
afwijkt van de voorlopige realisatie van
enige tijd geleden of van de ‘algemene’
verwachting.
Jos Custers
De auteur is werkzaam bij de Stajgroep
Economisch Onderzoek van &bobank
Nederland. Hij schreef deze reactie op
persoonlijke titel.

‘Mental frame’
Met buitengewoon veel interesse heb
ik kennis genomen van het artikel
‘Nederland efficiencyland’ van de hand
van M.A. Zegveld in ESB van 11 mei
jongstleden. In zijn analyse maakt hij
duidelijk dat Nederlandse bedrijven lijken te kiezen.:voor de efficiency-strategie.
Tegelijkertijd wordt duidelijk dat deze
weg niet zonder gevaren is. Zo gevaarlijk
zelfs, dat hij voorstelt om het roer drastisch om te gooien en af te koersen op
een differentiatie-strategie.

Met zijn analyse ben ik het van harte
eens, maar wat de aanbevelingen betreft
zie ik toch een aantal problemen opdoemen. Zegveld lijkt er in zijn artikel impliciet vanuit te gaan dat de BV Nederland ‘gekozen’ heeft voor de efficiencystrategie. Het is voor mij nog een open
vraag in hoeverre hier sprake is van een
vrije keuze. Ligt de zaak werkelijk zo
simpel, dat we op enig moment in het
verleden evengoed voor de differentiatiestrategie hadden kunnen kiezen? Zijn we
wel zo vrij om voor de toekomst die
keuze te maken? De vraag stellen, is haar
beantwoorden: naar mijn overtuiging
hebben we gekozen voor de weg, die het
beste bij het karakter van de Nederlander
past. De ‘mental frame of mind’ van de
Nederlander is niet ingesteld op differentiëren. Opvallend genoeg, blijft in discussies en analyses over de concurrentiekracht van Nederland, dit sociologische
aspect tot op heden buiten beeld.
De discussie over het advies van de
‘Commissie laagste segment van de
arbeidsmarkt’ (Commissie Andriessen) in
hetzelfde ESB-nummer, vond ik in dit
licht bezien bijzonder illustratief. Alle
door de Commissie bedachte maatregelen komen feitelijk neer op het verder
vervolmaken van de efficiency-strategie.
Maatregelen die de differentiatie- strategie zouden kunnen ondersteunen worden jammerlijk gemist. Van Wijnbergen
deelt daarom terecht een onvoldoende
uit aan de Commissie. Alleen wanneer
we begrijpen waarom we ons steeds verder op het efficiency-pad laten dringen,
kunnen we werken aan het verwijderen
van de blokkades die ons het differentiren belemmeren. En alleen differentiatie
garandeert een duurzame groei van de
werkgelegenheid. Ook voor het laagste
segment van de arbeidsmarkt. We zullen
het moeten hebben van maatwerk, dat
ons op het lijf geschreven is.

J.M.M. de Win
De auteur is werkzaam bij het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De reactie is
geschreven op persoonlijke titel.

De redactie verwelkomt reacties
van economische – maar ook niet
economische – aard op artikelen
die in ESBzijn verscIJenen.

11

Auteurs