Ga direct naar de content

Paarse ambities vragen om dialoog

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 10 1994

column

thema

Paarse ambities vragen om dialoog
De inkt van het regeerakkoord is droog. Maar daarmee is het
‘waagstuk’ (De Korte) pas begonnen. Het kabinet zal zijn
sporen moeten verdienen, zijn eigen draagvlak moeten
maken: politiek in de Kamer, bestuurlijk en maatschappelijk
in de verhouding met de sociale partners en de burgers. Want
maatschappelijke steun zal ook het nieuwe kabinet hard nodig
hebben. Het nieuwe kabinet zal ook op zoek moeten naar zijn
eigen verhouding met het maatschappelijke middenveld: het
‘binnenwerk van de samenleving’ (Van MierIo). Dat dat ‘binnenwerk van de samenleving’ in het regeerakkoord nauwelijks
aan bod komt, is daarom opmerkelijk te noemen.
Als ik de commentaren mag geloven gaat de paarse coalitie in
1996 een spannend jaar tegemoet. Tegen die tijd staan ons als de tekenen ons niet bedriegen – opnieuw ingrijpende
beslissingen te wachten, bij voorbeeld op het gebied van de
sociale zekerheid. Binnenhof-watchers menen daarom dat het
regeerakkoord geschreven is voor een periode van twee jaar.
Zij vrezen mogelijke spanningen tussen de rode en de blauwe
componenten van de coalitie, niet in de laatste plaats op het
gebied van de sociale zekerheid, inkomen, volksgezondheid en
overheidsfinanciën.
Om zijn ambitieuze bezuinigingsprogramma te realiseren,
hanteert formateur Kok in het regeerakkoord enkele uitgangspunten waarvoor afstemming met de sociale partners nodig is.
Ik denk hierbij aan de wenselijkheid van een gematigde loonontwikkeling, het scheppen van nieuwe banen in het loongebied tussen het minimumloon en de laagste cao-lonen en het
creëren van additionele arbeid ter bestrijding van maatschappelijke tekorten in de zorgsector en bij het openbare toezicht.
Opvallend is ook de wens van Kok en de zijnen om met de
sociale partners een ‘sociale norm’ overeen te komen, een
streef percentage voor het terugdringen van de langdurige
werkloosheid.
Het zijn stuk voor stuk uitgangspunten waarvoor brede maatschappelijke steun nodig is. Hoewel ik bij het lezen van het
regeerakkoord hier en daar enkele SER-aanbevelingen herkende – zoals het advies inzake de uitvoering van de werknemersverzekeringen – moet ik helaas vaststellen dat het
akkoord vrijwel geen expliciete aandacht schenkt aan het
scheppen van een goed sociaal-economisch klimaat in een
(hernieuwde) verhouding tot de sociale partners. Dat klimaat
is noodzakelijk om de werkgelegenheidsdoelstellingen te realiseren. De herijking van de sociale zekerheid en de veronderstelde loonmatiging vragen om een dialoog: geen pretentieus
sociaal contract maar uitwisseling van inzichten en afstemming van de mogelijkheden voor beleid. In het regeerakkoord
ontbreekt ook de aandacht voor een aantal zaken die van
belang zijn voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie en onze concurrentiepositie. Ik denk daarbij aan de versrerking van de industriële basis, investeren in fYsieke infrastructuur, extra aandacht voor technologierelevante opleidingen
en investeren in kennis.

ESB

31-8 – 1994

De belangrijkste bouwstenen van het
regeerakkoord zijn meer marktwerking en
een helder primaat van de politiek. De historie van de Nederlandse politiek laat echter ook zien dat het meer dan verstandig is
draagvlak te ontwikkelen voor politieke
besluitvorming. Zeker, overleggen met de
belangrijkste bespelers van de Nederlandse
economie kost tijd. Toch ben ik er van
overtuigd dat het wel meevalt met het
tijdsbeslag dat met sociaal-economisch
overleg gemoeid is. En, hoewel het regeerakkoord in formele zin geen al te grote
zelfstandige betekenis heeft toegekend aan het maatschappelijk middenveld, ga ik ervan uit dat het volgende kabinet wel
degelijk doordrongen zal zijn van het nut van regelmatig overleg met de sociale partners en dat het open staat voor advies.
Uitgangspunt zou daarbij niet moeten zijn dat we – koste wat
het kost – zoeken naar sociale akkoorden op centraal niveau.
In de loop der jaren hebben we kunnen constateren dat de
invloed van Brussel in de Nederlandse verhoudingen duidelijk
beperkingen oplegt aan wat we op nationaal niveau kunnen
afspreken. Daarnaast zijn de onderhandelingen over de
arbeidsvoorwaarden zich op een decentraal niveau gaan afspelen. Het is daarom zelfs denkbaar dat te veel accent op centraaloverleg tot wrevel en onverschilligheid kan leiden bij de
onderhandelaars in de bedrijfstakken.

Th. Quené

Overheid en sociale partners moeten dus wel hun positie kennen. Toch is regelmatig centraal overleg met de partners van
groot belang. In de veranderende arbeidsverhoudingen moet
de winst van centraal overleg vooral gezocht worden in klimaatbeïnvloeding. Daarin schuilt in de eerste plaats de mogelijkheid een draagvlak te creëren. Het is daarom van groot
belang dat het nieuwe kabinet regelmatig overlegt met de
sociale partners over hoe het er voor staat met de Nederlandse
economie, en hoe het verder moet. Als dan de inzichten leiden tot gemeenschappelijke actie met uitzicht op praktische
resultaten, dan is er wat mij betreft sprake van tastbare winst.
Maar het succes van het overleg hoeft niet per se daarin
gezocht te worden.
Ook het nieuwe kabinet is gebaat bij evenwicht in zijn verhouding tot de sociale partners. Immers, het papier waarop
het regeerakkoord staat is geduldig. Het welslagen van voornemens is voor een belangrijk deel afhankelijk van de handen
en voeten die aan die voornemens daadwerkelijk gegeven
kunnen worden. Het woord is aan de politiek om de dialoog
te openen. En laat het geen dialoog tussen doven zijn! Het is
te hopen dat de Tweede Kamer – anders dan in het verleden
vaak gebeurde – zich minder bindt aan afspraken in het
‘torentje’ en haar dualistische rol beter waarmaakt. Ook dat
komt de meningsvorming en de kwaliteit van de besluitvorming ten goede. Laat het kennen van de eigen rol zich ook
uitstrekken over regering en parlement.

11

Auteur