Nee, deze blog gaat niet over een overheid die ondernemer wordt door banken te nationaliseren. Dit weekend staat er in het NRC een interessant interview met de Italiaanse econome in Engelse dienst Mariana Mazzucato over haar pamflet “The Entrepreneurial State”. Na de opkomst van de ondernemende economie, de ondernemende samenleving, wordt er nu ook een pleidooi gehouden voor de ondernemende overheid.
Topsectoren
Dit pleidooi voegt zich bij het recent weer opgeleefde debat over de zin en onzin van het gericht industriebeleid in Nederland, onder het nieuwste label topsectorenbeleid. De traditionele economenkritiek op gericht industriebeleid is dat de overheid geen glazen bol heeft, en dat keuzes voor de toekomstige economische structuur dus beter aan de markt kunnen worden overgelaten, en dat als de overheid toch keuzes denkt te kunnen maken, dat deze vaak ingefluisterd zullen worden door het gevestigde bedrijfsleven, en daardoor innovatieve nieuwkomers eerder hinderen dan faciliteren. De overheid is er volgens economen vooral om marktfalen op te heffen.
Beperkt perspectief op overheid
Deze argumenten zijn valide, maar brengen ook een beperkt perspectief op de samenleving en overheid met zich mee. Het pamflet van Mazzucato opent wat dat betreft de discussie door ook naar een bredere rol van de overheid te kijken, waarbij de overheid wel keuzes over de toekomstige economische structuur moet maken. Voor zaken van publiek belang moet de overheid zelfs vaak het voortouw nemen, omdat de markt daar nog niet aan toe is. Het pamflet zorgt er ook voor dat de vaak ideologisch geladen discussie over meer of minder overheid wordt omzeild door te kijken naar de kwaliteiten van de overheid.
Visie innovatiebeleid
Mazzucato grijpt terug op Keynes om te beargumenteren dat innovatiebeleid een overheid met visie nodig heeft, zoals in de Koude Oorlog de VS de visie had om de eerste man op de maan te zetten, en zo de Russen voor te blijven. Zo zouden wij in Nederland de visie kunnen hebben om de beste deltawerken ter wereld te ontwikkelen, dat zeker nu, 60 jaar na de watersnoodramp en met dreigende zeespiegelstijging een collectieve uitdaging is waar bedrijfsleven en samenleving zich ook in kunnen vinden. Zo’n visie is meer dan een verzameling topsectoren en het oplossen van marktfalen. Zo’n visie zou groots en meeslepend moeten zijn. Het is dan vervolgens niet de vraag hoe groot of klein de overheid moet zijn, maar hoe zij het mogelijk maakt dat de benodigde competenties ontwikkeld worden om een welvarende toekomst mogelijk te maken.
Auteur
Categorieën