Nederland kan niet vol genoeg!
Aute ur(s ):
Leers, Th. (auteur)
Verb onden aam aan de Katholieke Universiteit Brab ant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4239, pagina 55, 21 januari 2000 (datum)
Rubrie k :
Uit de Vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
vergrijzing
De stroom van laag opgeleide migranten naar ontwikkelde landen met een uitgebreid sociale zekerheidsstelsel, inclusief een ruime
oudedagsvoorziening, heeft de afgelopen jaren tot veel discussie geleid. Daar deze migranten vooral werkzaam zijn in de onderste
regionen van het loongebouw en de welvaartsstaat gekenmerkt wordt door herverdeling van rijk naar arm, zullen zij per saldo
financieel voordeel ondervinden van dit stelsel. Op basis hiervan mag men verwachten dat de oorspronkelijke inwoners van het land
van bestemming zich vrijwel unaniem zullen verzetten tegen de instroom van deze migranten. Met betrekking tot pensioenen zijn de
voor- en nadelen echter niet zo eenduidig.
Migratie wordt geacht belangrijke implicaties te hebben voor het financiële draagvlak van de publieke pensioenvoorzieningen, die veelal
gebaseerd zijn op het zogeheten omslagstelsel, waarbij huidige werkenden zorg dragen voor de huidige ouderen. Als gevolg van
vergrijzing moeten steeds minder werkenden de last dragen van de oudedagsvoorziening van een toenemend aantal ouderen. Het ligt
voor de hand dat jonge immigranten de lasten van de werkenden kunnen verlichten, aangezien zij de premiegrondslag verbreden. Maar
als deze migranten zelf de pensioengerechtigde leeftijd bereiken zullen zij tot last worden, mede omdat zij vanwege hun positie aan de
onderkant van de arbeidsmarkt tijdens hun werkzame leven per saldo meer ontvangen dan zij in het verleden hebben bijgedragen.
Deze argumentatie zou wellicht hout snijden in een volledig statische wereld. Assaf Razin en Efraim Sadka tonen echter aan dat in een
dynamische omgeving, zelfs gegeven het feit dat migranten laag opgeleid zijn en per saldo een overdracht in het kader van het sociale
zekerheidsstelsel ontvangen, alle inkomensgroepen en alle leeftijdscategorieën, aanwezig op het moment van immigratie, profiteren van
de instroom van migranten 1. Bovendien laten zij zien dat deze instroom van laag opgeleiden ook in de toekomst geen nadelige
economische effecten teweeg zal brengen.
De auteurs maken gebruik van een model met twee elkaar overlappende generaties. Individuen leven twee perioden, waarbij elke periode
dertig jaar duurt. In de eerste periode zijn zij actief op de arbeidsmarkt. Ze kunnen zowel laag als hoog opgeleid zijn. Het loon dat laag
opgeleiden ontvangen is een vast gedeelte van het loon van de hoog opgeleiden. Het arbeidsaanbod is inelastisch en er is geen
werkloosheid. Een vast percentage van het looninkomen wordt door de overheid gebruikt om de pensioenen van de huidige ouderen te
financieren. In de tweede levensperiode is men gepensioneerd en ontvangt men een uitkering. De hoogte daarvan is onafhankelijk van
de opleidingsgraad en dus van de eerder afgedragen premies.
Vervolgens laten de auteurs een groep migranten instromen in deze economie. Zij zijn allen laag opgeleid en zullen dus emplooi vinden
aan de onderzijde van de arbeidsmarkt. Er wordt aangenomen dat het geboortecijfer van de migranten gelijk is of wordt aan het cijfer in
het land van bestemming. Bovendien hebben de nakomelingen van de migranten dezelfde scholingskansen als de autochtone populatie.
Zodoende resulteert in de volgende generatie een zelfde percentage laag- en hoog opgeleiden als voor de instroom.
Onder deze veronderstellingen zorgt de instroom van migranten initieel slechts voor een verbreding van de premiegrondslag en dus voor
een hogere pensioenuitkering voor de dan levende ouderen.
Wanneer de eerste generatie migranten oud is, zal hun pensioen volledig gefinancierd worden door hun nakomelingen. De
pensioenuitkering van de autochtone inwoners zal derhalve gelijk zijn aan de uitkering die zij zonder immigratie zouden hebben genoten.
In deze constellatie leidt immigratie dus tot welvaartswinst voor zowel de huidige als alle toekomstige generaties, als men ervan uit gaat
dat de welvaartswinst van de initiële ouderen verdeeld kan worden. Als aan het opvoeden van kinderen geen kosten verbonden zouden
zijn, is een eenmalige instroom van migranten equivalent aan een toename van het geboortencijfer, hetgeen een positieve externaliteit
herbergt via de financiering van toekomstige pensioenverplichtingen. Maar omdat opvoeden kosten met zich meebrengt, is het
voordeliger reeds opgegroeide jonge migranten binnen te halen. In het eenvoudige model van Razin en Sadka leidt een steeds groter
aantal migranten tot steeds meer welvaartswinst. Iedereen zou dus een ongelimiteerd aantal migranten willen binnenhalen. Dit kan
worden tegengegaan door aan te nemen dat migratie een neerwaarts effect heeft op met name de lonen van de laag opgeleiden.
Uiteindelijk zullen zij dan de nadelen gaan ondervinden van een zeer grote instroom.
Uit de bijdrage van Razin en Sadka kan men concluderen dat een statische benadering van de economische gevolgen van migratie voor
de welvaartsstaat niet alle consequenties op een juiste wijze belicht. Immigratie uit lagelonenlanden zou wel eens een, zo niet de,
oplossing kunnen zijn voor de toenemende vergrijzingsproblematiek in de westerse wereld
1 A. Razin en E. Sadka, Migration and pension with international capital mobility, Journal of Public Economics , 1999, blz. 141-150.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)