Naschrift Economische wetenschap: onder de maat
Aute ur(s ):
Damme, E.E.C. van (auteur)
Groot, H.L.F. de (auteur)
Hagen, G.H.A. van (auteur)
Herings, P.J.J. (auteur)
Leers, T. (auteur)
Nahuis, R.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4123, pagina 766, 8 oktober 1997 (datum)
Rubrie k :
Naschrift
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening
In de ESB van 27 augustus stelden wij ons de vraag hoe goed de krant haar rol vervult als intermediair dat economische nieuwsfeiten
op een juiste, volledige en begrijpelijke manier aan de man dient te brengen. Om een beter begrip van de economie te bewerkstelligen
is het essentieel dat economisch nieuws geïnterpreteerd en in een relevant kader geplaatst wordt. Wij kwamen tot de conclusie dat de
krant wel degelijk iets te bieden heeft voor de econoom: een actueel overzicht van recente politieke en bedrijfseconomische
gebeurtenissen, en uitgebreide beursgegevens. Tevens noemen wij de krant een bron van inspiratie en spreken wij onze bewondering
uit over de enorme hoeveelheid actuele informatie die de kranten iedere dag weer verstrekken met relatief beperkte middelen.
Maar er is ook reden tot zorg. De feitenweergave is vaak onvolledig en onzorgvuldig. Daarnaast ontbreken analyses,
achtergrondartikelen en bredere verbanden grotendeels. De krant levert nauwelijks een bijdrage aan het beter begrijpen van economische
processen.
In onze reactie op het commentaar van Michiel Langman zullen we ons beperken tot de twee hoofdpunten van zijn kritiek. Ten eerste
betoogt hij dat wij ons te weinig bewust zijn van het verschil tussen wetenschap en journalistiek. Ten tweede plaatst hij kanttekeningen
bij de kwaliteit van enkele onderdelen van ons onderzoek, met name bij onze bespreking van de wetgeving omtrent het minimumloon in
het FD.
Wetenschap versus journalistiek
Volgens Langman meten wij de kwaliteit van economische verslaggeving te veel af aan ‘Droogstoppel-criteria’, namelijk juistheid en
volledigheid, daarmee voorbijgaand aan vorm en actualiteit. Wat betreft actualiteit hebben we geconcludeerd dat er geringe
systematische verschillen zijn tussen de kranten. Bovendien spelen primeurs in het merendeel van de economische verslaggeving
nauwelijks een rol. Vandaar dat we aan dit aspect van de verslaggeving relatief weinig aandacht hebben besteed. We zijn het overigens
met Langman eens dat journalisten een belangrijke rol te vervullen hebben in het publieke debat. Zoals Frank Kalshoven het heeft
genoemd, zijn ze inderdaad deels de poortwachters van dit debat 1. Primeurdrang moet de journalist echter niet te sterk te pakken krijgen,
en mag in onze ogen zeker niet ten koste gaan van duiding van het nieuws en plaatsing van de primeur in zijn context.
Ook zouden wij te weinig aandacht hebben besteed aan de vorm van de berichtgeving. Natuurlijk zou een journalist die elke bijdrage
begint met het omgooien van zijn overvolle archiefkast verzanden in saaiheid. Wij verlangen zeker niet dat kranten telkens weer alle
feiten, criteria en afwegingen weergeven. We hebben de nadruk gelegd op relevante criteria en geconcludeerd dat kranten slechts zeer
beperkt in staat zijn de lezer de grote lijn van het nieuws te laten zien. Kranten geven informatie die niet van belang is, en laten cruciale
informatie achterwege. Afwezigheid van (goede) analyses en het leggen van bredere verbanden was ons tweede belangrijke kritiekpunt.
Kranten komen met andere woorden niet veel verder dan een weergave van feiten. Dit leidt er overigens toe dat de meeste berichten op
het punt van aantrekkelijke vorm waarschijnlijk ook niet al te best zullen scoren. Een goede beoordeling van de literaire kwaliteiten van de
kranten laten we verder graag over aan deskundigen op dat terrein.
Een volgende opmerking van Langman is dat onze onderwerpen toevallig zouden zijn gekozen. Dit is niet juist. Gegeven de beperkte
ruimte die we hadden, hebben we keuzen moeten maken. Na het uitgebreid doornemen van alle relevante pagina’s hebben we een aantal
onderwerpen geselecteerd. Het betreft hier onderwerpen die in de onderzochte periode uitvoerig in het nieuws zijn geweest, en zo weinig
mogelijk buiten de periode. Uiteraard hebben we bij de selectie rekening gehouden met de spreiding van onderwerpen over de
verschillende aandachtsgebieden binnen de economie. Van de gevolgde onderwerpen (een stuk of tien) is er slechts een aantal in ESB
besproken. De niet uitgebreid besproken onderwerpen zijn natuurlijk wel meegenomen in ons eindoordeel over de kwaliteit van de
kranten. De gevoeligheid van de resultaten voor de keuze van de onderzoeksperiode lijkt ons niet groot. Het met bovengemiddelde
aandacht blijven lezen van de kranten heeft ons dan ook tot op heden geen aanleiding gegeven de conclusies van ons onderzoek te
herzien.
Kwaliteit van ons onderzoek
Langman gaat uitgebreid in op ons specifieke onderzoek naar de verslaggeving over het minimumloonplan in het FD 2. Alle kranten
leggen in hun verslaggeving over het minimumloon de nadruk op de politieke overwegingen. Uiteindelijk zijn het ook politieke
overwegingen geweest die de doorslag hebben gegeven. In tegenstelling tot wat Langman beweert hebben we dit wel degelijk erkend.
We stellen: ‘Omdat de VVD had laten weten het wetsvoorstel te zien als een eerste stap op weg naar afschaffing van het minimumloon,
werd D66 bang dat dit voorstel voor hen veel electoraal verlies op zou leveren. D66 vreesde dat ze zou worden ingedeeld in het kamp dat
het minimumloon wil afschaffen. Daarom diende D66 onder het motto van rechtsongelijkheid een amendement in om de verplichting
geheel uit het wetsvoorstel te schrappen…’ Met de nadruk op het politieke element in de verslaggeving hebben wij dan ook geen
problemen.
De economische achtergronden omtrent het minimumloon worden door Langman prima verwoord, maar helaas komen de kranten
nauwelijks hieraan toe. Bovendien geeft geen enkele krant de cruciale elementen van het wetsvoorstel goed weer. Als kranten al enige
analyse plegen blijft het bij argumenten voor en tegen die zwak zijn omdat ze niet nader ondersteund worden. In het bijzonder
getalsmatige analyse ontbreekt (bijvoorbeeld het aantal mensen dat daadwerkelijk met deze regeling van doen zou kunnen krijgen). De
kranten schieten hier in onze ogen tekort. Volgens ons wil de lezer weten wat de argumenten voor en tegen het wetsvoorstel over
minimumloon zijn om vervolgens een oordeel te kunnen vellen over de opstelling van de politieke partijen in dit politieke debat.
Aangezien de effecten van verandering van het minimumloon verre van eenduidig zijn heeft de krant hier een belangrijke rol te vervullen
als ‘poortwachter’ van het publieke debat. Dat het FD reeds in een zeer vroeg stadium op basis van (deels eigen) onderzoek heeft
geconcludeerd dat de effecten van verlaging van het minimumloon verwaarloosbaar zijn valt te prijzen. Het door Langman aangehaalde
stuk uit januari 1997, dat buiten onze onderzoeksperiode valt, is inderdaad een voorbeeld van een fraai stukje journalistiek. Gegeven het
korte termijn geheugen van de lezer (zoals Langman zelf stelt) vinden we het jammer dat op het moment dat alle economisch relevante
argumenten in het politieke debat weer in het nieuws zouden moeten zijn, de lezer zich het FD van januari nog moet herinneren om te
weten waar het werkelijk om gaat. Het politieke spel is in deze zaak immers alleen interessant vanwege de mogelijke economische
consequenties!
Uiteindelijk concludeert Langman dat er vraagtekens bij de juistheid en volledigheid van de door ons gepresenteerde feiten kunnen
worden geplaatst. Vraagtekens kunnen overal bij geplaatst worden, maar Langman geeft geen concrete voorbeelden. Echter, het lijkt ons
inderdaad onwaarschijnlijk dat we geen enkel berichtje in ruim 800 krantenpagina’s hebben gemist. Deze eis hebben we niet aan ons zelf
opgelegd, en een dergelijke eis hebben we ook zeker niet aan journalisten opgelegd.
Ter afsluiting
Met betrekking tot de juistheid en de volledigheid in de presentatie van het feitenmateriaal laten alle kranten ernstige steken vallen. Als
een krant reeds op dit elementaire niveau te kort schiet, kan men op het gebied van de interpretatie en analyse weinig verwachten en
inderdaad hebben de meeste kranten hier weinig te bieden. Dat een krant als het FD, die door ons als een van de beste beoordeeld werd,
volgens Langman in een heel jaar tijd twee artikelen met een goede economische analyse over het minimumloon weet te plaatsen,
bevestigt onze conclusies. Het gebrek aan evenwichtige interpretatie en analyse is volgens ons ernstig, omdat geïsoleerde economische
gebeurtenissen weinig belang hebben. Juist door het laten zien van de samenhang krijgen ze betekenis. Dat wij als economisch
wetenschapper hebben gelezen klopt, maar impliceert niet dat wij economisch wetenschappelijke eisen aan de kranten opleggen. Wel
menen wij in staat te zijn geweest door onze achtergrond als econoom de economische berichtgeving op zijn merites te beoordelen.
Gegeven de complexiteit van economie is dit voor de gemiddelde krantenlezer moeilijker. De door ons aangelegde criteria (het weergeven
van de relevante feiten, analyse en interpretatie die de lezer in staat moet stellen het nieuwsfeit in perspectief te plaatsen en een oordeel
te vormen) lijken ons vanuit de lezer bezien relevante criteria. Dat we moeten concluderen dat journalisten in veel gevallen, om wat voor
reden dan ook, niet aan deze criteria kunnen voldoen baart ons zorgen.
Deze zorgen worden nog eens versterkt doordat we menen dat economie een ingewikkeld spel is, veel ingewikkelder dan voetbal. Iedere
Nederlander meent van beide spelletjes verstand te hebben. Vanwege het belang besteden kranten er terecht veel aandacht aan. De
ingewikkeldheid van het economische spel (en de schaarste van echte economie-deskundigen) maken het voor een leek echter moeilijk te
beoordelen of datgene wat een journalist schrijft hout snijdt. De economische theorie voorspelt dan dat de kwaliteit van economische
verslaggeving lager is dan de kwaliteit van sportjournalistiek. Ons onderzoek lijkt deze voorspelling helaas te bevestigen
1 F. Kalshoven, Poortwachters van het publiek debat, ESB, 27 augustus 1997, blz. 642-644.
2 Voor de goede orde vermelden wij hier nogmaals onze (lovende) conclusie over de verslaggeving in het FD die luidt dat de
verslaggeving vrij volledig en correct is en gestructureerd wordt aangeboden.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)