Ga direct naar de content

Economische wetenschap: onder de maat

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 10 1997

Economische wetenschap: onder de maat
Aute ur(s ):
Langman, M.A. (auteur)
De auteur is consultant b ij KPMG Bureau voor Economische Argumentatie en oud-redacteur van ESB en Het Financieele Dagblad.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4123, pagina 764, 8 oktober 1997 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening

Onlangs publiceerde ESB een themanummer waarin een onderzoekgroep van Tilburgse economen de kwaliteit van de economische
journalistiek beoordeelde. In onderstaande reactie vecht Michiel Langman de benadering van de Tilburgers aan. De onderzoekers
gebruiken ‘Droogstoppel-criteria’.
Ik heb nog nooit een trainer gezien die vond dat sportjournalisten verstand hadden van voetbal, en ik heb nog nooit een kunstenaar
gesproken die vond dat recensenten begrepen waarmee hij bezig was. En nu beginnen economen ook nog te klagen dat de economische
journalistiek niet deugt. Wie haalt het tegenwoordig nog in zijn hoofd om Æ’ 400 per jaar neer te tellen voor een abonnement op de
krant?
De onderzoeksgroep ‘Economie in de krant’ heeft een onderzoek gedaan naar de economische bericht- geving in Nederlandse kranten in
de periode van 15 april tot 13 mei. Het verslag van dat onderzoek is gepubliceerd in ESB van 27 augustus jl. Scherper kan het contrast
tussen economische wetenschap en journalistiek niet in beeld worden gebracht: journalisten hebben soms maar een uur tussen nieuws
en deadline.
De conclusies liegen er niet om: ‘Goede berichtgeving blijkt moeilijk te zijn voor de kranten. Een helder en compleet overzicht van de
relevante feiten ontbreekt vaak … Journalisten hebben duidelijk moeite met het schetsen van een consistent totaalbeeld.’ Kortom: de
kritiek die ook voetbaltrainers en kunstenaars hebben. Maar is het daarmee slechte journalistiek?
In dit artikel ga ik in op het verschil tussen wetenschappers en journalisten, en plaats ik kanttekeningen bij de kwaliteit van het verrichte
onderzoek. Ik ben niet met zijn zessen, zoals de onderzoeksgroep, en ik zal me dus beperken tot twee onderwerpen, te weten het
minimumloon en de Tweede Maasvlakte, en één krant, Het Financieele Dagblad (FD). De keuze voor het FD is ingegeven door de
omstandigheid dat ik van die krant op het Intranet van KPMG de databank kan inkijken, en van de andere kranten niet.
Ik heb de berichtgeving in Het Financieele Dagblad bekeken over de periode mei 1996 tot mei 1997. Het is een wat langere periode dan de
onderzoekers hebben genomen. Een gouden regel in de journalistiek is weliswaar dat de lezer geen geheugen heeft, maar je kan ook niet
van een journalist verlangen dat hij dagelijks zijn hele archief in de krant leegt. Dat zou een beetje zijn alsof economen elk
wetenschappelijk artikel bij Adam Smith zouden moeten beginnen.
Droogstoppel en Havelaar
Wetenschap en journalistiek zijn twee nogal uiteenlopende bezigheden. Vorig jaar heb ik, op een conferentie, Europese statistici twee
citaten voorgelegd uit de Max Havelaar van Multatuli. Het eerste citaat is van Batavus Droogstoppel:
”Als ik in mijn vak – ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht no. 37 – aan een principaal – een principaal is iemand die koffie
verkoopt – een opgave deed, waarin maar een klein gedeelte der onwaarheden voorkwam, die in gedichten en romans de hoofdzaak
uitmaken, zou hij terstond Busselinck en Waterman nemen. Dat zijn ook makelaars in koffie, doch hun adres behoeft ge niet te weten. Ik
pas er dus wel op, dat ik geen romans schrijf, of andere valse opgaven doe … Ik zeg: waarheid en gezond verstand, en daar blijf ik bij.
Voor de Schrift maak ik natuurlijk een uitzondering.”
Het tweede is van Max Havelaar, of Multatuli zelf, waar hij aan het eind van het verhaal over Saïdjah en Adinda bekent dat hij het hele
verhaal zelf heeft verzonnen. Maar:
”Ik weet, en ik kan het bewijzen, dat er vele Adinda’s waren en vele Saïdjah’s, en dat, wat verdichtsel is in het bijzonder, waarheid wordt in
‘t algemeen … Het is mijn doel niet, in dit werk mededelingen te geven, als voegen zouden voor een vierschaar die uitspraak te doen had
over de wijze waarop het Nederlands gezag in Indie wordt uitgeoefend, mededelingen die slechts kracht van bewijs zouden hebben voor
wie het geduld had die met aandacht en belangstelling door te lezen, zoals niet verwacht kan worden van een publiek dat verstrooiing
zoekt in zijn lektuur.”
Wat opvalt aan de twee citaten (behalve de verhoudingen op de koffiemarkt in de tweede helft van de negentiende eeuw) is dat
Droogstoppel meent dat de inhoud voor de kwaliteit van communicatie alles bepalend is, ook als dat ten koste gaat van de vorm, terwijl

Havelaar de vorm op de eerste plaats stelt, ook als dat ten koste gaat van de juistheid en volledigheid van de inhoud.
Fouten
Het verschil tussen wetenschappers en journalisten is in essentie het verschil tussen Droogstoppel en Havelaar. De onderzoeksgroep
‘Economie in de krant’ meet de kwaliteit van de economische journalistiek ten onrechte alleen af aan Droogstoppel-criteria: de juistheid en
volledigheid in de presentatie van feitenmateriaal en argumenten. In het journalistieke vak is daarnaast echter een belangrijke plaats
weggelegd voor de vorm van de boodschap en de actualiteit ervan. Het gaat erom de lezer te boeien door nieuws te brengen en door dat
op een aantrekkelijke manier te doen. Daar ligt een spanningsveld. Je boeit je lezer niet door juist en volledig te zijn, maar juist door
scherp te kiezen. Je boeit de lezer niet met een 100% afgewogen betoog, maar met een prikkelende stellingname. Het is voortdurend
balanceren op de smalle rand tussen onzin aan de ene en saaiheid aan de andere kant.
De onderzoeksgroep meet de kwaliteit van de berichtgeving daarnaast af aan de aandacht die is besteed aan toevallig gekozen
onderwerpen. Dat is niet juist. Het kan een heel bewuste keuze zijn om weinig aandacht aan een bepaald onderwerp te besteden. Zo zou
ik als journalist niet zo veel aandacht besteden aan de waarschuwing van DNB tegen oververhitting. Ik zie dan de medewerkers van DNB
al voor me: zwetend op het Jaarverslag. Ze moeten ergens voor waarschuwen, want dat hoort, maar waarvoor? Oververhitting dan
maar … Moet dat op de voorpagina? Moet dat het onderwerp zijn van vlijmscherpe analyses en commentaren? Voor mij hoeft het niet.
De wetenschappers doen wat meesmuilend over het belang dat journalisten hechten aan de actualiteit van hun berichtgeving. Ik ben het
met ze eens dat journalisten het belang van een ‘scoop’ soms wat overdrijven. Maar ik denk wel dat het maatschappelijk belang gediend
is met de primeurjacht van journalisten. Als er geen harde concurrentie zou zijn tussen kranten om het nieuws als eerste te hebben, zou er
nooit meer een onthulling worden gedaan. En juist die onthullingen zijn een belangrijk onderdeel van de democratische taak van de pers.
Katten worden in het donker geknepen, en het is dus de taak van de media om met hun schijnwerpers te zorgen voor een goede
verlichting.
Kranten staan vol fouten. De meeste lezers lezen er overheen, maar voor de redacties zelf zijn ze de hele dag onvergeeflijk. Een deel van
die fouten is onnodig, maar veel fouten in de krant hangen samen met de aard van het medium: snel en oppervlakkig. Wie nieuws wil
brengen, moet scherp varen. Wie alles doodcheckt, heeft nooit wat te vertellen. Een journalist moet spannende verhalen maken op basis
van beperkte informatie en onder tijdsdruk. Dat is wat anders dan het schrijven van afgewogen wetenschappelijke artikelen, en dat moet
je dan ook op basis van andere criteria beoordelen.
Het Financieele Dagblad
Uit het ESB-artikel over de berichtgeving over het minimumloon blijkt niet duidelijk welke aspecten van de discussie de onderzoeksgroep
graag in de krant had willen lezen. Naar mijn idee draait deze discussie om de vraag hoe het komt dat we in Nederland zo’n hoge
werkloosheid onder lager opgeleiden hebben. Schiet de vraag naar arbeid te kort omdat de productiviteit van deze mensen achterblijft bij
het minimumloon? Of schiet het aanbod te kort doordat het verschil tussen minimumloon en uitkeringen te klein is? 1 In het eerste geval
is dat een argument voor de dispensatieregeling, in het tweede geval tegen.
Mocht het zo zijn dat een dispensatieregeling extra banen oplevert, dan komt er nog een aantal andere argumenten om de hoek kijken, die
betrekking hebben op de (sociale) kosten van die banen. De baten van de regeling moeten tegen die kosten worden afgewogen, waarbij
bovendien van belang is om te zien of er andere manieren zijn waarop hetzelfde doel tegen lagere kosten kan worden bereikt.
Tenslotte is er een politiek argument dat de onderzoekers over het hoofd zien, maar dat uiteindelijk in het debat de doorslag heeft
gegeven. Dat is de precedentwerking van de dispensatieregeling: als je nu een gat slaat in het minimumloon, wordt het gemakkelijker om
later de hele regeling te slopen.
Ten aanzien van Het Financieele Dagblad concluderen de onderzoekers dat de timing van de berichtgeving slecht is (de krant zou pas op
25 april met nieuws over het minimumloon zijn gekomen), en dat in het FD wel erg weinig analyse wordt gepleegd. Is dat nou zo? Uit mijn
eigen onderzoek blijkt dat het FD al ver voor de aanvang van de periode die de onderzoeksgroep onder de loep heeft genomen de
regeling adequaat heeft beschreven, de relevante argumenten in beeld heeft gebracht en bovendien is ingegaan op een aantal
alternatieve maatregelen om de werkloosheid aan de onderkant te verminderen. Bovendien heeft de krant al in januari de effectiviteit van
de maatregel onderzocht op basis van gegevens van CBS en CPB en op basis van eigen onderzoek onder ondernemers. Precies hoe ik
economische journalistiek het liefste zie: in goed evenwicht tussen Droogstoppel en Havelaar.
Drie maanden voor de start van het economen-onderzoek, waren dus alle economische aspecten uit en te na behandeld in Het
Financieele Dagblad. Op basis daarvan heeft de krant geconcludeerd dat de maatregel weinig effect zal sorteren. En dat is, heel
consistent, dan ook het enige argument dat de onderzoekers in april nog aantreffen in de kolommen van Het Financieele Dagblad: het
levert niks op, dus waarom zou je moeilijk doen? 2
Het accent dat het FD in de onderzoeksperiode legt op de politieke overwegingen in plaats van economische analyses, is terecht.
Uiteindelijk was het een politiek argument dat de dispensatieregeling de das om heeft gedaan: de precedentwerking die ervan dreigde uit
te gaan op het wettelijke minimumloon. Dat argument gebruikte D66 om zijn politieke draai te rechtvaardigen. Economische argumenten
speelden op dat moment in de discussie een ondergeschikte rol, en journalisten zouden hun vak dan ook niet goed hebben gedaan als ze
op dat moment de economische discussie opnieuw zouden hebben uitgekauwd.
Ook over de Tweede Maasvlakte, heeft Het Financieele Dagblad een actuele en goede berichtgeving verzorgd. De economische
aspecten zijn aan de orde geweest op het moment dat die actueel waren (in januari en februari, vóór en ten tijde van de publicatie van het
CPB-rapport over dit onderwerp), en met de rel tussen Bomhoff en het CPB heb ik me bijzonder vermaakt. Ik ben blij dat die niet is
verzand in een inhoudelijke discussie.
Conclusie

Het Financieele Dagblad heeft uitstekend bericht over de dispensatieregeling minimumloon en over de Tweede Maasvlakte, zowel op
grond van de criteria die de onderzoeksgroep aanlegt als op grond van journalistieke criteria. Op het moment dat economische
overwegingen in de discussie de hoofdrol speelden, zijn deze argumenten correct en afdoende aan de orde geweest. En op het moment
dat de politieke afweging c.q. de lekkere rel de hoofdrol speelde, is die correct in beeld gebracht.
De onderzoeksgroep ‘Economie in de krant’ heeft daarentegen slecht werk geleverd. Er kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de
juistheid en volledigheid van de feiten die ze heeft gepresenteerd. Bovendien heeft ze de berichtgeving beoordeeld op de verkeerde
criteria en heeft ze bij het trekken van haar conclusies onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen van het onderzoek (de
conclusies blijken zeer gevoelig voor de keuze van de onderzoeksperiode). Een stukje hoor en wederhoor alvorens tot publicatie over te
gaan had hier wonderen kunnen doen.
Ik ben het wel eens met de stelling van de onderzoeksgroep dat de kwaliteit van de economische journalistiek verder omhoog moet.
Zolang wetenschappelijke economen vanuit hun ivoren toren oordelen over de kwaliteit van economisch beleid en economische
journalistiek zonder echt aan de discussie mee te doen, is het aan de economisch journalisten om de agenda van het publieke debat te
bepalen, en om in dat debat een vooraanstaande rol te spelen.
De discussie die de onderzoeksgroep heeft aangezwengeld is dus van belang, maar een voorwaarde voor de vruchtbaarheid van die
discussie is dat die wordt gevoerd met respect voor de journalistiek als vak. De onderzoeksgroep mag van economisch journalisten
verwachten dat ze zich op de een of andere manier verdiepen in de economie. Is het dan te veel gevraagd aan de onderzoeksgroep dat ze
zich verdiept in de journalistiek?
Zie ook het artikel Economie in de krant en het naschrift, beide van de onderzoeksgroep ‘economie in de krant

1 Zie bijvoorbeeld H.A. Keuzenkamp, Het irrelevante minimumloon, ESB, 19 februari 1997, blz. 141. Ik denk niet dat de beschrijving van
de dispensatieregeling in dit artikel aan de maatstaven van de onderzoekers voldoet, maar dat oordeel laat ik graag aan hen. Een saillant
detail is dat het werk van Card en Krueger, dat volgens de onderzoeksgroep op het nachtkastje van elke journalist moet liggen, volgens
Keuzenkamp omstreden en waarschijnlijk voor Nederland niet relevant is. Tenslotte vraag ik me af waarom de onderzoeksgroep het
belangrijk vindt dat de kranten veel aandacht besteden aan een (uit economisch perspectief) ‘irrelevant’ onderwerp.
2 De conclusie die het FD trekt, is dus dezelfde als die van Keuzenkamp, drie weken later in ESB.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur