mening
Italië en het luctor et emergo
van Romano Prodi
H
et is weer eens zover. De stabiliteit van de EMU staat
opnieuw ter discussie. Zij die het verwensen van de
euro tot een levensroeping maken, zullen zich deze
dagen in hun handen wrijven. In een hoofdredactioneel commentaar heeft nu ook NRC Handelsblad (20 oktober
2006) zich geschaard bij de onheilsbodes die de eerste wolken
boven het Italiaanse lidmaatschap van de Europese muntunie
zien drijven. Directe aanleiding is de bekendmaking van de
kredietbeoordelaars van Standard & Poor’s en Fitch dat zij hun
oordeel over de kredietwaardigheid van de Italiaanse staat verder hebben verlaagd. De vraag die daardoor wederom op tafel
ligt is: moeten we ons nu werkelijk zorgen maken? Brengt Italië
de stabiliteit van onze muntunie in gevaar?
Voor de nieuwe Italiaanse regering kwam het oordeel van Fitch
en S&P eigenlijk niet echt als een verrassing. Premier Prodi
wist immers al bij zijn aantreden dat hij een zware ambtstermijn
tegemoet ging. De erfenis van de uitgaande regering-Berlusconi
laat zich moeilijk misverstaan. Terwijl Europa structurele hervormingen verlangde, voerde Italië in de afgelopen vijf jaar een
beleid van lastenverlichtingen en oplopende uitgaven. De effecten van dit beleid werden nog versterkt door een tanende inning
van belastingen. Niet alleen het overheidstekort is fors opgelopen; vorig jaar steeg ook de overheidsschuld als percentage van
het bbp weer, voor het eerst in tien jaar tijd. Het vertrouwen
van internationale investeerders in de bestuurlijke en juridische
instituties is onder de vorige regering bovendien behoorlijk
verzwakt. De noodzaak van een structurele ommekeer wordt
steeds duidelijker: het land is inmiddels afgezakt naar de 42ste
plaats op de ranglijst van meest concurrerende landen van het
World Economic Forum (WEF). Het verlies aan concurrentiekracht hangt – afgezien van de overheidsfinanciën – samen met
een aantal grote tekortkomingen. Om de ongerustheid van de
kredietbeoordelaars enigszins te kunnen duiden, is het dan ook
goed om de belangrijkste op een rijtje te zetten.
gedecentraliseerd loononderhandelingsysteem, soepeler ontslagrecht en adequatere werkloosheidsvoorzieningen zijn dringend
geboden om de angst “to hire, fire and get fired“ te verminderen
en de loonkosten te drukken.
Arbeidskosten
Naast de inflexibele arbeidsmarkt en de uitgeholde concurrentiekracht van het bedrijfsleven, is er nog dat andere overbekende probleem: de vergrijzing van de Italiaanse bevolking. Het
land kent de laagste vruchtbaarheidscijfers van Europa. Toch
moeten de financieel-economische consequenties van de vergrijzing niet worden opgeblazen. Veel meer dan bijvoorbeeld in
Duitsland het geval is, hebben opeenvolgende kabinetten sinds
1992 het staatspensioensysteem hervormd. Zo is in de financieringsmethodiek in de laatste tien jaar het nodige veranderd.
De staatspensioenen worden tegenwoordig grotendeels gefinancierd op basis van defined contribution, in plaats van de voorheen gebruikelijke financiering op basis van een defined benefit.
De additionele druk van de vergrijzing op de overheidsbegroting
zal mede daardoor in vergelijking tot veel andere Europese
landen relatief beperkt zijn. Dit neemt echter niet weg dat er
ook ten aanzien van het pensioenvraagstuk nog wel degelijk
vooruitgang is te boeken. Zo mist Italië een tweede, aanvullende
In de eerste plaats kampt Italië met grote problemen op de
arbeidsmarkt. De arbeidskosten zijn de laatste jaren fors gestegen. Het land kent misschien wel de meest gereguleerde
en inflexibele arbeidsmarkt van Europa. Ondernemers zuchten
onder hoge administratieve lasten en zeer strikte ontslagregels. Een ieder die wel eens bezuiden Napels is geweest, kan
zich bovendien voorstellen waarom het systeem van collectieve
nationale loononderhandelingen voor problemen zorgt. De
interregionale verschillen in productiviteit en arbeidsmarktcondities zijn in Italië namelijk aanzienlijk en juist met dat
soort verschillen houdt het gecentraliseerde loononderhandelingssysteem geen rekening. Bovendien bestaat er nauwelijks een coherent systeem van werkloosheidsvoorzieningen.
Werkloosheidsuitkeringen zijn afhankelijk van het al dan niet
bestaan van afspraken daaromtrent tussen sociale partners. De
meeste worden verstrekt op een case by case basis. Een meer
636
ESB 1
december 2006
Kleinschalige bedragen
In de tweede plaats weet het Italiaanse bedrijfsleven zich de
laatste jaren geconfronteerd met fors verslechterende uitvoerprestaties. Toch zijn er nog steeds veel exporteurs uit traditionele sectoren die er wel degelijk in slagen om winst te boeken
in hun exportmarkten. Terwijl het exportvolume in enkele traditionele sectoren (textiel, keramiek, meubels) tamelijk constant
is, neemt de waarde per eenheid product juist toe. Die constatering logenstraft de veronderstelling dat de slechte uitvoerprestaties een direct gevolg zijn van de Italiaanse productmix,
waarin veel van die producten vertegenwoordigd zijn. Juist in
deze sectoren bewegen ondernemers zich richting de hoogwaardiger segmenten van de markt. Maar er zijn genoeg pijnpunten
die de verslechterende uitvoerprestaties wèl verklaren. Zo
ziet iedere onderneming die de grens van twintig werknemers
overschrijdt, zijn premie- en lastendruk aanzienlijk stijgen. Dat
verklaart mede de kleinschaligheid van veel Italiaanse bedrijven.
Als gevolg van schaalbeperkingen missen veel bedrijven de voor
onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten en innovatie benodigde
middelen. In bijna geen land in de oude EU-15 liggen de uitgaven voor onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten zo laag als in
Italië. Het mag dan ook geen verrassing heten dat de bedrijfsinvesteringen in de laatste jaren zijn teruggelopen en de productiviteitsgroei is afgevlakt. Waar de Italiaanse schoen vooral
wringt, is dus niet zozeer een ongunstige productmix, als wel de
belemmeringen die het bedrijfsleven ondervindt bij de omschakeling naar de geavanceerde, hoogkwalitatieve segmenten van
de markten waarop men actief is.
Vergrijzing
pensioenpijler. De deelnamegraad van Italiaanse werknemers
aan (vrijwillige) bedrijfspensioenfondsen ligt nog onder de tien
procent. Daarnaast kan de financieringsbasis van het pensioenstelsel nog aanzienlijk worden verbreed door de participatie te
verhogen.
Hervormingsagenda
Als we al deze structurele problemen zo op een rijtje zetten en
de beroerde staat van ’s lands financiën in ogenschouw nemen,
dan is het in zwang raken van doemscenario’s best te begrijpen.
Maar de doemdenkers laten vooralsnog vaak onvermeld wat de
nieuwe regering ertegenover stelt. Een compleet vertoog over
het hele regeeraccoord en de eerste begroting van de centrumlinkse Unione voert natuurlijk wat te ver, maar een aantal
ingrediënten van de voorgestelde hervormingsÂagenda verdient
wel degelijk meer aandacht.
Vlak na zijn aantreden kondigde minister van Financiën PadoaSchioppa direct bezuinigingen af. Nog dit jaar wordt acht
miljard euro bespaard, vooral ten koste van spoor- en autowegbedrijven. In de begroting voor 2007 heeft Padoa-Schioppa
een nieuwe ombuigingsoperatie ingezet ten bedrage van bijna
35 miljard euro; een bedrag dat ongeveer overeenkomt met
twee procent van het Italiaanse bbp. Dit zal onder meer worden
gerealiseerd via een hervorming van de inkomstenbelasting
(enerzijds een verhoging van de toptarieven en verlaging van de
inkomensnorm van die toptarieven, anderzijds een verlaging van
de tarieven voor lagere en middeninkomens), een verhoging van
de belasting op kapitaalwinsten (van twaalf procent naar twintig
procent) en het beperken van de bevoegdheden van decentrale overheden over de gezondheidszorg. De regering maakt
ook – in tegenstelling tot de voorgaande – écht werk van het
terugdringen van belastingontduiking en fiscale privileges: met
verscherpte inspecties ter opsporing van belastingontduiking
werd in vergelijking tot 2005 in 2006 al meer dan het dubbele
opgehaald. Verder wil het kabinet de arbeidsmarktsituatie en de
concurrentiepositie verbeteren door de werkgeversbijdragen aan
de sociale zekerheid (de cuneo fiscale) met vijf procent te verlagen. Als de net genoemde ombuigingen van twee procent van
het bbp worden gecorrigeerd voor deze gerichte lastenverlichtingen, dan bedragen de nettobesparingen in 2007 nog altijd ruim
één procent van het BBP. Daarmee komt de drie procentnorm
van Maastricht eindelijk weer binnen handbereik.
reguleerde dienstensectoren. Ze brengt meer concurrentie in tot
nu toe strikt afgeschermde dienstverlenende beroepen (zoals
taxichauffeurs, juristen en apothekers). Hierdoor kunnen de
kosten van diensten worden verlaagd en het ondernemingsklimaat verbeterd.
Wat al met al beklijft, is enerzijds een beeld van een land
dat met structurele economische problemen kampt. De kreÂ
dietbeoordelaars van Fitch en S&P hebben dan ook gelijk als zij
de urgentie van die problemen willen benadrukken. Maar wat
anderzijds beklijft, is een beeld van een land met een premier
die het adagium luctor et emergo tot het zijne lijkt te willen
maken. Hoewel het Italiaanse politieke bedrijf het voor een
klein meerderheidskabinet beslist niet eenvoudig maakt om de
erfenis van de voorgaande jaren ineens weg te poetsen, werpt
Prodi nu toch de eerste steen. Zijn regering kan alle steun
gebruiken om haar hervormingen door het parlement aanvaard
te krijgen. Het getuigt dan ook van een ongelukkig gevoel voor
timing dat NRC Handelsblad net op dit moment weer eens de
noodklok luidt. Juist het willen waarborgen van de stabiliteit
van de muntunie brengt de Italianen er nu eindelijk toe om de
lethargie van het dolce far niente te doorbreken. Zij verdienen
dus geen storm van kritiek, maar het voordeel van de twijfel.
De eerste steen
Natuurlijk zal Italië er met deze maatregelen nog lang niet zijn.
Er vindt immers vooral veel bijstelling plaats aan de inkomstenkant van de begroting. Dat is dan ook het – op zichzelf terechte
– commentaar van de kredietbeoordelaars, die hadden gehoopt
op meer snoeiwerk in de uitgaven. Hoewel daar veel voor te
zeggen valt, voert het mijns inziens beslist te ver om op die
grond te concluderen dat dit kabinet zijn hervormingsopdracht
verwaarloost. Los van de tekortreducerende maatregelen voert
de regering namelijk nog enkele andere hervormingen door. Zo
werkt men aan een coherenter stelsel van werkloosheidsvoorzieningen en een nieuw ‘cao’-systeem. Toegegeven, dergelijke
maatregelen zullen een nieuwe uitgavenpost van de overheid
doen ontstaan, maar in combinatie met een soepeler ontslagrecht bevorderen ze wel degelijk de hoognodige flexibilisering
op de arbeidsmarkt. Een ander punt dat onderbelicht blijft, is
dat deze regering is begonnen met de liberalisering van overge-
Literatuur
ABN AMRO (2006) Italy Economic Outlook. ABN AMRO Bank N.V.,
Amsterdam.
Ministero dell’ Economia e delle Finanze (2006) Documento di
Programmazione Economica e Finanziaria per gli anni 2007-2011, 7 juli
2006. Ministero dell’ Economia e delle Finanze, Rome. Â
Ministero dell’ Economia e delle Finanze (2006) Disegno di Legge
Finanziaria per il 2007 (A.C. 1746-bis), 29 september 2006. Ministero dell’
Economia e delle Finanze, Rome.
NRC Handelsblad (2006) Italië en de euro. NRC Handelsblad, 20 oktober
Wouter van Aggelen
Werkzaam als Italie-specialist binnen het Economisch Bureau van ABN
AMRO.
ESB 1
december 2006
637