H. W. lumbers
Lambers met
pensioen
Lambers heeft de studenten steeds
voorgehouden dat het verhelderend kan
werken de verschijnselen te bezien in him
historische ontwikkeling. Deze benaderingswijze pas ik gaarne toe op de leermeester zelf. Het spoor terug in de tijd
volgend, kan worden vastgesteld dat de
familie van Lambers stamt uit Lemmer.
De grootouders exploiteerden ,,De Wildeman”, een hotel dat staat in het verstilde centrum nabij de schutsluis. De
vraag is wat er kan worden afgeleid uit
deze dunne genetische lijn, die loopt van
de leermeester naar het vervaarlijk uitziende heerschap dat met een knots over
de schouder op de pui staat afgebeeld.
De moeilijkheid van de historische benadering ligt in de veranderingen die
zich in de tijd hebben voltrokken. Lambers, die vol afschuw is voor fysiek geweld, heeft niets weg van een vechtersbaas. De essentie moeten wij elders zoeken. Komt de schutsluis ervoor in aanmerking? Het lijkt mij niet. Het moet toeval zijn, dat hij ook in Rotterdam dichbij een dergelijk verkeersobstakel woont.
Opvallend is wel dat zijn familie in
Lemmer het niet bij een opschrift heeft
gelaten, maar een vent met een knots ernaast heeft laten schilderen. Immers,
Lambers kenmerkt zich door denkwerk
in beelden. Daarinkomtzijnartistiekgevoel tot uiting. Hij kan geheel bezwangerd raken van een schouwspel. Heeft hij
de avond tevoren t.v. gekeken, dan komen de volgende morgen de beelden onweerstaanbaar naar voren. Zij zijn tussen de plaatjes geraakt en worden
dwangmatig in de toverlantaarn van zijn
gesproken woord geschoven. Er blijken
dan parelende associaties te leggen met
economische vraagstukken. De toehoorders brengt hij in verrukking met zulke
theoretische stripverhalen. Hij is een van
de weinige economisten die het scheermes van Occam niet hanteert. Veeleer
zwaait hij met de bijl van Gimli tegen
duistere machten 1).
ESB 23/30-12-1981
Dit beeldende voorstellingsvermogen
heeft ten gevolge dat de denkwereld van
Lambers niet goed past bij de wijze
waarop tegenwoordig economic wordt
bedreven. Hij noemde zichzelf wel eens
een voetgangerdie vanaf de stoep het wetenschappelijk snelverkeer gadeslaat.
Met groot respect bezag hij hoe vakbekwame collega’s vlot een vraagstuk
konden oplossen door hun gedachtengang via de bestaande theoretische viaducten te leiden. Hij heeft zich niet in dit
verkeer gemengd. Als voetganger-economist heeft hij getracht in de wirwar
van samenhangen een eigen weg te banen. Het transport van ideeen ging daardoor moeizaam, mogelijk zijn er zelfs
waardevolle inzichten verloren gegaan.
Hoe het zij, hij heeft kans gezien los van
wetenschappelijke procedures een hoog
standpunt te bereiken en te handhaven.
Lambers ziet geen economisch proces
dat verloopt langs vaste banen die door
theoretische analyse zouden kunnen
worden bewegwijzerd. ,,Alles verglijdt
en verspringt”, schrijft hij, „ zoals in het
winkeltje van het Schaap, dat Alice tot
klaaglijke uiting bracht: ,,Things flow
about so here” ” 2). Zijn ideeen over wisseling van toestanden en verhoudingen
kunnen misschien worden teruggevoerd
op een ervaring uit de jaren dertig. Een
commissie van de ,,oude” NEH wees
toen zijn aanvraag voor een studiebeurs
af. De voorzitter, prof. F. de Vries,
meende dat de jonge Lambers er beter
aan zou doen klassieke talen te gaan studeren. Hij kon toen nog niet bevroeden
dat hij zijn opvolger toesprak! (Lambers
werd hoogleraar vlak na de tweede
wereldoorlog, toen De Vries naar Amsterdam vertrok.)
De centrale plaats die Lambers toekent aan veranderingen leidt er toe dat
theoretiseren niet alleen uit logische deductie kan bestaan. Denken houdt voor
hem in een vrije vlucht van intellect en
doorvoelde ervaring. De beelden die
daarbij opwellen komen uit een belevingswereld. Heel iets anders dan een
rasterwerk van theoretische constructies
dat in de studeerkamer is verworven. Hij
verzet zich dan ook tegen het overheersende mechanische wereldbeeld, een geheel van drijfstangen en zuigers. ,,Nog
herinner ik mij de plaat”, schrijft hij, ,,die
ik als jongetje op de markt aan de
Goudsesingel vele malen heb staan aangapen: het menselijk lichaam als fabriek” 3).
De aanpak van Lambers stelt de individuele mens voorop in een wereld die
rijk is geschakeerd en voortdurend in
veranderinrg is. De vloeiende bewegingen die hij ziet geven geen houvast voor
een duidelijke standpuntbepaling. Zelden ziet men hem partij kiezen. Zijn denkwerk is veel meer te vergelijken met een
schutsluis, soms een obstakel voor het
wetenschappelijk verkeer, maar een
machtig middel om mensen mee te voeren naar een hoger niveau van denken en
doen.
Het sluizende karakter van Lambers’
aanpak leent zich niet voorde boekvorm;
het ene vraagstuk vertrekt terwijl het
volgende binnen vaart. Het past ook niet,
maar dat is minder opgevallen, bij het optreden voor radio of televisie. Lambers is
op zijn sterkst in discussies, toespraken
en colleges. Hij heeft wel eens verzucht dat
dit directe contact met mensen te vergelijken is met schrijven in het zand, waarbij
steeds opnieuw de opkomende vloed de
tekens wegwist. Wie bij zijnafscheidsrede is geweest weet dat hij zich daarin
heeft vergist. In een universiteit, die zo
moeizaam reageert op het menselijke
vlak, zinderde de aula van emotie. Het
bleek opnieuw dat hij de mensen, jong
en oud, van velerlei rang en stand, heeft
geraakt in hun hart. De reactie kwam,
aanzwellend tot een donderend applaus:
Lambers, een knots van een vent!
P. H. Admiraal
1) J. R. R. Tolkien, The fellowship of the
ring, 1960.
2) H. W. Lambers, Over de institutionele
markt, De Economist, 1958.
3) H. W. Lambers, De onderneming in wijder
omtrek, opgenomen in Onderneming en omgeving; Opslellen geschreven bij het afscheid
van H. Stout, 1975.
1267