Krimp als groeistrategie
Aute ur(s ):
Joop Hartog (auteur)
Hoogleraar Algemene Economie aan de Universiteit van Amsterdam. j.hartog@uva.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4463, pagina 267, 17 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Rinkel de cimbalen! Beuk de pauken! Schop uw klompen uit en dans met mij een verlate meidans! Gekrompen! De Nederlandse bevolking
is eindelijk gekrompen. In april telde ons land 41 inwoners minder dan in maart. Een daling van de bevolking is niet waargenomen sinds
het CBS in 1899 met tellen begon. Als babyboomer ben ik meegesurft op een vloedgolf die mijn leven lang al expansie bracht. Behalve op
de bewaarschool (o, prachtig woord) heb ik in elke fase van mijn scholing een nieuw gebouw betrokken, van de door de watersnood van
1953 vertraagde nieuwe lagere school, tot een nieuw lyceum, tot de verhuizing van de ouwe NEH naar de kolos van Erasmus langs de
snelweg. Dorpen zwelden aan tot voorsteden, wegen verdikten als zich opblazende gifslangen. Als je de tijdas inkort en er een
animatiefilm van maakt, zie je in razend tempo bebouwing en bevolking uitvloeien over het land. Die film zou ik nu best willen omdraaien,
maar geanimeerd en niet als treurscenario; als krimp naar kwaliteit.
Mondiaal zal bevolkingsdaling onze hoogste prioriteit moeten zijn. Als iedereen wil leven zoals wij wordt de aarde een uitgewoonde
vuilnisbelt. Europa met het opgeheven wijsvingertje (“red het regenwoud!”) kan daarom niet anders doen dan het voorbeeld geven. En
dat geldt des te klemmender voor Nederland. Je kunt niet bij het vooruitzicht van dalende bevolking meteen gaan roepen dat we
immigranten nodig hebben en een actief geboortebeleid moeten voeren, om luttel materieel gewin terwijl we stikken in de welvaart. De
grote demografische transitie zal pas echt zijn voltooid als de wereld terug is op bevolkingsniveaus die golden voor de drastische daling
van de sterftecijfers.
Laten we de handschoen eens echt opnemen en serieus nadenken over de uitdagingen van een dalende bevolkingsomvang. Nu hebben
we alleen maar angstscenario’s, angst voor een amechtige rollatorbrigade, angst om gebrek aan dynamiek, allemaal onbewezen vrezen.
Als je vervroegde pensionering subsidieert, en mensen voortdurend voorrekent hoe dom ze zijn om door te werken, moet je niet
verwachten dat ze hun arbeidselan handhaven tot in de late dagen van hun carrière. Dat proces moet je dus omdraaien. Als economen
geloven we in prikkels en sommige processen sturen zichzelf. Er zit meer souplesse in de economie dan menigeen denkt. Men leze er de
mooie oratie van Jules Theeuwes (1998) nog maar eens op na.
De voordelen van een kleinere bevolking, met minder bevolkingsdruk, zijn evident. Bij productie onder constante schaalopbrengsten
hebben we geen grote bevolking nodig om veel te produceren. De enige serieuze studie op dit gebied laat zien dat verdubbeling van de
bevolkingsdichtheid 6% hogere arbeidsproductiviteit geeft (Hall & Ciccone, 1996). Draai het om en je ziet dat halvering van de
bevolkingsomvang niks kost: niet meer dan een paar jaar groei. In een nieuw evenwicht op een lager bevolkingsniveau zullen we beter af
zijn. Meer ruimte per inwoner voor werken, wonen en recreëren. Meer ruimte voor het natuurlijk milieu en een hogere milieukwaliteit.
Minder files, minder lawaai, minder vervuiling. Minder ambtenaren voor ruimtelijke ordening. Minder verkeersslachtoffers. Lagere
grondprijzen en lagere huizenprijzen. Allemaal reële baten die makkelijk opwegen tegen die paar procent arbeidsproductiviteit die we
volgens Hall en Ciccone zouden kunnen verliezen.
Denk aan de verschuivingen die mogelijk worden in de bestedingen. Nu is een kwart van de bevolking jonger dan twintig jaar. Stel dat
die verhouding halveert. Dan kun je bij dezelfde lastendruk het onderwijsbudget verdubbelen. Met verdubbeling van het budget per
leerling moet de kwaliteit aardig op te krikken zijn. Hoogopgeleide, goedbetaalde leerkrachten, geavanceerde laboratoria, faciliteiten op
topniveau, persoonlijke aandacht van de leerkrachten, mooie gebouwen, ruime campussen. Studeren wordt een feest voor de begaafde
bovenlaag die we zo graag willen uitdagen. En geld genoeg om ook de minder begaafden goed op te leiden.
En als we dan die hoogopgeleide elite de ruimte geven, liggen er genoeg uitdagingen om hun creativiteit en lust tot innoveren uit te
leven. Denk alleen al aan de verbeteringen in gezondheidszorg en levenskwaliteit waar al die oudjes, als hoopvolle schildpadden, met
glitterende oogjes naar uit zitten te kijken. Dat is het gebied waar de wetenschap een spannende koers volgt en waar in deze eeuw grote
doorbraken zijn te verwachten.
Over gebrek aan afzetmarkten maak ik me geen zorgen. Onze binnenlandse markt is altijd relatief klein geweest en de ware groei moet op
de wereldmarkt worden verdiend. Zuiver binnenlandse sectoren als de bouw kunnen hun inspanningen op kwaliteit richten, in plaats van
op volume. Ruim baan voor architecten met fantasie en lef. We kunnen alle lelijks weg gaan bikken, als plaque op een verwaarloosd
gebit, en het hele land weer stralend maken.
De ware uitdaging zit in de transitiefase. Een laag en stabiel bevolkingsniveau heeft bij krappe ruimte alleen maar voordelen. De vraag is
wat de kosten zijn als we daar naar toe krimpen. We weten, uit ons eigen verleden en uit Rusland, dat armoe de bevolkingsgroei kan
remmen. Maar ik geloof er niet in dat een krimpende bevolking noodzakelijkerwijs verarming meebrengt. Alsof we daarmee, als het
arrogante Vrouwtje van Stavoren, onze gouden ring zouden weggooien en onvermijdelijk de verzanding zouden oproepen. Als we maar
niet als lamme hazen in het dovend koplicht gaan zitten staren. Gewoon de uitdaging oppakken en naar hogere kwaliteit toekrimpen.
Literatuur
Ciccone, A. & R.E. Hall (1996) Productivity and the density of economic activity. American Economic Review, 86(1), 54-70.
Theeuwes, J.J.M. (1998) De economie van het eendjes voeren. Inaugurele rede, Amsterdam: Vossiuspers AUP.
Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)